Letterenhuis | uit Zuurvrij: Houden schrijvers van filmers?

Page 1

Houden ja nee ja nee ja nee schrijvers ja nee ja nee ja nee van filmers? ja nee ja nee ja nee erik Martens

Wat heeft een Vlaamse schrijver gemeen met een Vlaamse filmer? Is er communicatie tussen beide mogelijk of leven ze in verschillende werelden? In Vlaanderen lijkt het soms op dat laatste. Op de ene planeet wonen schrijvers die boeken schrijven. De andere planeet heet Hollywood aan de Schelde, bekende Vlamingen lopen er over rode lopers en poseren voor de fotograaf van dag Allemaal. De realiteit is natuurlijk genuanceerder. Langzamerhand loopt er bijvoorbeeld ook wel eens een schrijver over een rode loper, en al is het zo dat schrijvers best kunnen overleven zonder filmers, toch zijn er een paar bekende uitzonderingen van literatoren die zich ondanks alles ook met het bewegende beeld hebben ingelaten. Denk aan de beginnende auteur Ivo Michiels die samen met zijn filmvrienden Roland Verhavert en Rik Kuypers in 1955 de Vlaamse klassieker Meeuwen sterven in de haven maakte. Film en literatuur stonden toen even zij aan zij en hadden het gevoel met elkaar te kunnen praten. Tien jaar later maakte Roland Verhavert Het afscheid naar het boek van Michiels. Ook toen zag een film het licht die zich verwant voelde met een boek en er alles aan deed om er de geest en de vorm van uit te ademen. Ivo Michiels is blijven flirten met het filmmedium. Dat deed hij trouwens ook al voor hij zich aan de literatuur gaf. Als cultuurjournalist bij de Antwerpse krant Het Handelsblad volgde hij de filmactualiteit van de jaren vijftig met gretigheid, nadien gaf hij les aan een filmschool in Brussel (het Rits) en werkte hij samen met AndrĂŠ Delvaux aan een kunstfilm (Met dieric bouts, 1975) en een langspeelfilm (Vrouw tussen hond en wolf, 1979).


Michiels heeft filmers ook altijd met respect bejegend. Dat blijkt bijvoorbeeld duidelijk uit dit stukje interview uit januari 2004: De literatuur moet minder concessies maken, maar ik vind de film veel moeilijker. De film is voor mij één van de moeilijkste kunsttakken die er bestaan. Film is een bijzonder moeilijk vak omdat men een film nooit alleen kan maken. Al is er een chef die alles bereddert, je zit daar met een ploeg van gemiddeld honderd man die aan een film werkt. Dat is een ploeg en dat moet een coherent iets vormen en er moet iets uit tevoorschijn komen dat kracht heeft. En dat vind ik heel moeilijk, het is zwaar werk om dat te kunnen doen. Ik zou het fysiek zelfs niet aankunnen. Vandaar dat ik zo’n bewondering heb voor hen die er in geslaagd zijn om een hele carrière op te bouwen in die moeilijke omstandigheden. Dat vind ik enorme prestaties. Nog bekender is de uitzondering Hugo Claus, wiens romance met het bewegende beeld een heus overspel werd. Ook even vermelden dat Claus, naast de films die hij zelf schreef en regisseerde, meewerkte aan talloze scenario’s, meer dan we doorgaans vermoeden. Het was bij Claus nooit de bedoeling, althans in het begin van zijn carrière, om verheven kunstfilms te draaien. Nee, het zou goedkoop gedraaide genrecinema worden met commercieel potentieel. Met dat idee in zijn achterhoofd maakte hij zijn eerste langspeelfilm de vijanden (1965), die zich afspeelt tijdens het Ardennenoffensief en de absurditeit van de oorlog in beeld moest brengen. De ontvangst van de film viel zwaar tegen, en omdat dit probleem eigenlijk bij elke nieuwe film van Claus terugkeerde, ging zijn passie voor het filmmaken een stramien vertonen van periodieke koortsaanvallen. De schrijver was duidelijk gefascineerd door het medium, maar een te grote blootstelling eraan deed hem telkens terugdeinzen. Zelfs wanneer we nu Vrijdag en het Sacrament waarderen, blijven we Claus in de eerste plaats herinneren als man van de letteren, en in veel mindere mate van het beeld. De derde uitzondering is filmliefhebber en filmencyclopedist Johan Daisne, die met twee scenario’s voor André Delvaux internationaal scoorde. de man die zijn haar kort liet knippen en Un soir... Un train


Groepsfoto tijdens de opnames van De Witte. staand, derde van links: regisseur jan vanderheyden (1934)

zijn films die een internationale status verwierven. Daarnaast hield Daisne zich bezig met het inventariseren van literatuurverfilmingen. Voor hem was de relatie tussen film en literatuur helemaal geen problematische. De verstandhouding met ‘zijn’ cineast Delvaux was ongemeen liefdevol. Neem bijvoorbeeld zijn brief aan Delvaux van 26 september 1967: Liefste André, mijn broer, [...] Ik zal niet lang schrijven, want al je aandacht gaat nu natuurlijk naar de voor de deur staande opnamen. Ik zond je mijn jongste twee boeken. Niet danken, alleen aan je film (een beetje ‘onze’ film) denken! Ik duim aan handen en voeten: veel succes, veel succes, en m...! Ik hoor wel van je als het je past. Intussen omhels ik je stevig, en ook Denise en Cathy. Respect en zelfs liefde zijn dus mogelijk tussen schrijvers en cineasten. Toch blijft hun relatie fragiel want in de regel zijn het de schrijvers die geven en de cineasten die nemen. Hun verhouding is met andere woorden fundamenteel onevenwichtig. In de meest extreme

5


vorm zijn cineasten vampiers die het bloed uit hun geliefde zuigen. Niet uit wreedheid of wellust, maar omdat ze geen keuze hebben. Zonder personages, ideeën of narratieve substantie is een films nauwelijks een film en vermits filmers in Vlaanderen geen schrijvers zijn (in tegenstelling tot mensen als Bergman, Fellini of Fassbinder), kunnen ze niet anders dan de kern van hun bedrijf stelen bij een ander. Een andere reden waarom cineasten zo gretig jagen op literatoren heeft te maken met prestige. Cinema is ontstaan in de context van populair vermaak. De eerste bioscopen waren tenten op de kermis. Het gewone volk keek naar films tussen de geur van braadworsten en het geluid van de draaimolen. Ook tegenwoordig blijven veel films die origine verraden. De zogenaamde roetsjbaanfilm, actiefilms die je het gevoel geven door de lucht te zweven als Spiderman, films die je doen schrikken als in het spookhuis, ze horen allemaal in deze biotoop thuis. Om door de medeburgers een beetje ernstig genomen te worden had de film behoefte aan cultureel prestige. Zo niet, dan zou de cineast het maatschappelijk niet ver schoppen in deze wereld. De oplossing was heel eenvoudig. Door de stof van bekende, cultureel gerespecteerde boeken over te nemen, kon de film op een eenvoudige manier aan sociale promotie doen. Dat was al zo in 1934 toen Edith Kiel en Jan Vanderheyden hun immens populaire verfilming van de witte van Ernest Claes maakten, een film die vaak als de eerste volwaardige Vlaamse film wordt beschouwd. Het speelde ook mee bij de film Mira, die de eerste ‘lokale’ naoorlogse film is geweest die in Vlaanderen mensen naar de bioscoop heeft gelokt. Er kwamen een kleine 650.000 Belgen in de zalen kijken. Het scenario van Mira (naar de teleurgang van de waterhoek van Stijn Streuvels) werd trouwens geschreven door niemand minder dan Hugo Claus. Met andere


acteurs in Het Sacrament van hugo claus

woorden een ‘modern’ schrijver die aan het culturele krediet van de ‘oude’ meester nog extra gewicht toevoegde. Met dit soort ingrepen is producent Jan van Raemdonck bekend geworden. Als geen ander wist hij de Vlaamse literaire canon te benutten voor bioscoopexploitatie. En zoals Claus heel juist observeerde: eerst lezen de kinderen het boek in de les, dan gaan ze met de klas naar de film en vervolgens nemen ze ook hun ouders nog eens mee. Van Raemdonck deed zijn eerste ervaring op in de jaren vijftig. Hij maakte toen hoofdzakelijk educatieve kunstfilms samen met zijn schoonbroer Paul Haesaerts: over de Vlaamse Primitieven, James Ensor, enzovoort. Vooral bekend is zijn portret van een op een glasplaat schilderende Picasso. Na de documentaires over het beeldende-kunstenpatrimonium legde Van Raemdonck zich vanaf


regisseur Fons rademakers met cameraploeg tijdens het filmen van Mira (1971)

de jaren zeventig toe op het literaire erfgoed. Intussen had de Belgische overheid in 1964 een Koninklijk Besluit uitgevaardigd ter ondersteuning van de Nederlandstalige culturele film. Op dat officiële verzoek om Nederlandstalige filmcultuur heeft Van Raemdonck behendig ingespeeld. Voor verfilmingen van werk van de populaire namen uit de Vlaamse canon (Claes, Streuvels, Timmermans) daagde het publiek vanzelf in groten getale op. Naast de culturele laag vernis, zorgde Van Raemdonck ook steeds voor een smeuïg actueel sausje dat telkens mooi aansloot bij de geest van de tijd, bijvoorbeeld bij de opkomende flower-powergeneratie in Mira van Fons Rademakers of Pallieter van Roland Verhavert. Zelfs het zeer esthetisch verfilmde Rolande met de bles, eveneens van Verhavert, heeft alles te maken met de toen actuele context van een seksuele moraal die aanzienlijk losser aan het worden was. Meer over Teirlincks Rolande met de bles leest u trouwens elders in dit nummer van Zuurvrij. Vaak werden filmprojecten gekoppeld aan officiële culturele evenementen: Mira ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van Streuvels, de loteling voor het Consciencejaar, de televisiereeks Rubens voor het Rubensjaar. Met die wat stijve erfgoed-context in het achterhoofd is het allesbehalve verrassend dat het verfilmen van literatuur in Vlaanderen de inzet werd van een controverse. Een jongere generatie wilde de


hechte band met de heilige literatuur definitief doorknippen. Dat lukte bij momenten en met wisselend succes. Even vaak slikte een cineast zijn afwijzing nadien weer in, denk maar aan de witte van Sichem van Robbe de Hert. Er valt nog veel te zeggen over filmers die boeken verkrachten en schrijvers die filmers belemmeren in hun vrije verbeelding, maar dan belanden we algauw in moreel vaarwater. Laat ons liever afronden met een onweerlegbare constatering: cineasten zijn fataal verslaafd aan de literatuur. Vandaar dat boeken op massale schaal blijven veranderen in films: van de Harry Potters, de Jef Geeraertsen, de Marc de Bels tot projecten als Los van Tom Nagels (regie Jan Verheyen), de monstertrilogie van Tom Lanoye (regie Hans Herbots) en de helaasheid der dingen van Dimitri Verhulst (regie Felix van Groeningen). De honger van cineasten naar literatuur is onverzadigbaar.

affiche voor de film Un Soir‌ Un Train – De trein der traagheid (1968)

actrice Dora van der Groen in Meeuwen sterven in de haven, regie roland verhavert (1955)


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.