5
Brief van Maxim Gorki aan Emmanuel de Bom, 22 mei 1927, geschreven door Moura Budberg.
Bert van Raemdonck ‘Van de beste uren in mijn leven, van de droom-schoonste “uren”, die soms jaren geduurd hebben, en die me gehéél hebben vervuld, zoodat ik at en dronk, sliep en opstond met de heerlijke gedachtenen verbeeldingswereld, die ze me schonken – dank ik aan de Russen’, schreef Emmanuel de Bom op 7 februari 1925 in Het Vlaamsche Nieuws. De Bom was diep in het werk van schrijvers als Tolstoi en Dostojevski gedoken, en ontdekte toen ook dat van Maxim Gorki. Die werd al gauw een van zijn grote idolen. De Boms brieven in het Letterenhuis getuigen daar onverholen van.
Vedi Gorki!
Emmanuel de Bom en de goddelijke orgie bij Maxim Gorki
De Antwerpse schrijver Emmanuel de Bom (1868-1953) was eind 19de eeuw een van de eersten om het theater van Henrik Ibsen in Vlaanderen ingang te doen vinden. Maar het was niet alleen in Noorwegen dat De Bom op zoek ging naar auteurs die de geest van zijn tijd in hun werk verbeeldden. Ook in Rusland konden enkele auteurs op De Boms aandacht en bewondering rekenen. Wat De Bom onder meer aan Maxim Gorki (1868-1936) bewonderde, was dat hij in zijn theater en romans personages in het leven riep die tot dan toe nauwelijks in de (Russische) literatuur waren verschenen. In Het Vlaamsche Nieuws legde De Bom uit over welk type het ging, en wat hij aan het werk van Gorki zo bijzonder vond: ‘den zwervenden proletaar, den barvoets-looper, den vagebond, den “outlaw”. Wat hij beschrijft heeft hij doorgaans zelf beleefd. Ook is dat alles verwonderlijk en aangrijpend echt, natuurgetrouw.’ In de Vlaamse letteren was het Cyriel Buysse – met wie De Bom en enkele anderen in 1893 het tijdschrift Van Nu en Straks had opgericht – die dat soort personages als een van de eersten had opgevoerd. Ook met Stijn Streuvels, die andere literaire vriend die De Bom bij Van Nu en Straks had betrokken, had Gorki iets gemeen: allebei kenden ze de bakkersstiel. Terwijl Streuvels als zoon van een bakker was geboren, werkte Gorki – die op zijn tiende wees werd en verder bij zijn grootmoeder opgroeide – ooit in een bakkerij. Hij deed dat naar eigen
onderzoek
‘Vedi Napoli… vedi Sorrento… vedi Gorki… e poi…? Poi vivere!’
zeggen telkens van zes uur ’s avonds tot de volgende middag, en in die tijd gingen er telkens makkelijk 400 pond brood en een heleboel pasteien door zijn handen. Maar het leven is meer dan brood bakken alleen, dachten Streuvels en Gorki, en beiden ontdekten ze dat zowel hun talenten als hun ambities toch vooral in de literatuur verscholen lagen. Veel meer dan bij Streuvels, die zijn huis het Lijsternest liefst zo weinig mogelijk verliet, zat reizen bij Emmanuel de Bom in het bloed. Echt ver of vaak heeft hij België evenwel niet verlaten, maar dat had meer met praktische redenen te maken. Wanneer er zich toch eens een gelegenheid voordeed, trok De Bom er dan ook graag op uit. In het voorjaar van 1927 besloot hij, op dat moment 58 jaar oud, dat hij en zijn vrouw samen nog eens op pad moesten. Een rondreis naar en door Italië, dat leek hem wel wat. De Bom wist natuurlijk dat zijn idool Maxim Gorki al jaren in Italië woonde. Deels om het repressieve politieke klimaat van Rusland te ontvluchten en deels om gezondheidsredenen had Gorki tussen 1906 en 1913 al op het eiland Capri verbleven, maar net voor de oorlog was hij naar zijn thuisland teruggekeerd. In 1921 wilde Gorki opnieuw in Italië gaan wonen, maar de plaatselijke autoriteiten wachtten tot 1924 om hem een verblijfsvisum te verstrekken. Omdat zijn aanwezigheid daar ‘zekere politieke hartstochten kon opwekken’, was de revolutionaire schrijver – die intussen drie jaar in Duitsland en Oostenrijk had overbrugd – op Capri niet langer welkom, maar het wondermooie Sorrento bood ruimschoots soelaas. Begin 1924 vestigde Gorki zich met zijn minnares en secretaresse, de bevallige barones Moura (of Maria von) Budberg, in villa Serito. In mei 1927 spoorde De Bom met zijn echtgenote via Nederland en Duitsland naar Italië. Nora de Bom hoopte dat de verandering van lucht haar wankele gezondheid goed zou doen, haar man hoopte vooral dat hij in Sorrento Gorki zou kunnen ontmoeten. In een verslag van zijn reis in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 4 juni 1927 schreef hij waarom: ‘Niet uit bloote nieuwsgierigheid, niet uit toeristen- of journalisten-onbescheidenheid […], wel uit piëteit, en omdat het een wensch van jaar en dag van me was, den diep-bewonderden en veelgeliefden beschrijver van de Russische barrevoetsloopers eenmaal te mogen zien van aanschijn tot aanschijn’. Vanuit Hotel Sistina in Rome durfde De Bom het aan om een brief naar Sorrento te sturen, met het verzoek om even bij het Russische genie te mogen langskomen. Kom
Maxim Gorki.
Emmanuel de Bom (ca. 1929).
maar, liet Gorki via zijn barones weten, al zei hij er wel meteen bij dat zijn gezondheid te wensen overliet en dat hij eigenlijk een grote roman aan het schrijven was, die zijn aandacht sterk opeiste. De Bom aarzelde echter niet: als Maxim Gorki laat weten ‘in der Hoffnung’ te verkeren om ‘sie bald hier zu sehen’, dan pak je je koffers. Omstreeks 25 mei 1927 reisde De Bom via Napels en Castellamare naar Sorrento, volgens de reportage van De Bom in de nrc een lieflijk oord ‘van louter kleur en geur en vogelzang, waar je zoo de gouden appelen van de boomen kunt plukken!’ Nora oordeelde echter dat je voor een man als Gorki geen sinaasappelen plukt, maar bloemen. Dat bleek een voltreffer: ‘De tuil versch-geplukte veldbloemen […] werd met een lieven dankenden glimlach beloond’. Een beetje schaapachtig glimlachen en gesticuleren was overigens de enige vorm van directe communicatie die tussen De Bom en Gorki mo-
Kladbrief van Emmanuel de Bom aan Maxim Gorki (1927).
0
Foto van Maxim Gorki met opdracht aan Stijn Streuvels (1924).
gelijk was. Gorki sprak immers uitsluitend Russisch, een taal waarin De Bom slechts twee woorden kende: ‘wodka’ en ‘nitsjewo’. Er diende bijgevolg in het Duits te worden gecommuniceerd: de innemende Moura Budberg – later wel eens de Russische Mata Hari genoemd, en die naast filmscenarioschrijfster ook de minnares van onder anderen de Britse schrijver H.G. Wells zou worden – fungeerde als tolk. Het gonsde door het hoofd van De Bom: waarover praat je zoal wanneer je met je literaire idool naar de Vesuvius zit te staren? Gorki brak echter het ijs met een vraag
Maar het leven is meer dan brood bakken alleen, dachten Streuvels en Gorki
waarmee het echtpaar De Bom wel even zoet was: ‘Hij informeerde allereerst naar onze eigen indrukken van het hedendaagsche kultuurleven in Europa.’ Zo kabbelde het gesprek langs de verminderde verkoop van boeken, het werk van de schrijvers Romain Rolland, Charles de Coster, Emile Verhaeren en Georges Eekhoud, en de pijn van het zijn: ‘Waarom, vervolgde hij, zouden we altijd weer over de levenstragiek schrijven? Dat hebben we nu genoeg gehad. Thans is er behoefte aan een blijde gedachte, aan een kunst, die het leven bevestigt’, orakelde Gorki, die graag ‘eine komische Arbeit’ wilde schrijven, maar moest vaststellen dat hij daartoe niet in staat was. De Bom repliceerde met: ‘De tragiek is er, men behoeft ze niet te maken’. De Bom en Gorki waren allebei in 1868 geboren. In 1927 naderden ze dus stilaan de herfst van hun leven, en van tragiek hadden ze intussen elk hun deel al wel gehad. De Bom en zijn echtgenote kenden een troebel en kinderloos huwelijk dat door de gezondheidsproblemen van Nora de Bom en de wel zeer curieuze behandeling daarvan door een ‘waterdokter’ meermaals onder druk stond. Gorki had in een vlaag van wanhoop een paar decennia eerder zelfs eens een kogel door zijn eigen borst gejaagd, een zelfmoordpoging waaraan zijn zwakke longen hem nog elke dag herinnerden. Sinds enkele jaren leed Gorki ook aan tuberculose, een ziekte die Nora de Bom helaas veel beter kende dan ze zou willen. ‘Lijden is een geluk’, moet Gorki toen in Dalai Lama-stijl hebben gezegd, ‘het geluk zelf echter is niet noodig’. De Bom loerde naar zijn held, en ontwaarde onder diens forse wenkbrauwen twee ‘zachtblauwe oogen […], die onuitsprekelijk schoon zijn, oogen met een uitdrukking zooals men ze bij een schuldeloos mensch alleen vindt’. De Bom loerde nog wat meer, en ontdekte toen plots dat Gorki eigenlijk best iets van die andere literaire bakker weg had: ‘een sprekend gelaat, […] de vierkante forsche kinnebak, de stevige snor, den fijnen neus, den diep-starenden en in-goede oogslag’ – ja, dat herinnerde De Bom onvermijdelijk aan Stijn Streuvels. ‘Wij zeiden het hem, en hij informeerde met blijkbare sympathie naar diens werk en levensopvatting’. De Bom vertelde vervolgens honderduit over zijn West-Vlaamse vriend en diens prachtige beschrijvingen van zwoegende boeren in de brandende zon, en Gorki ‘zàg dat, en zijn blik droomde een oogenblik, in verre peinzing’. Tijd om te gaan, zal De Bom naar zijn vrouw hebben geknikt. ‘Wij gingen, na zijn
fijne blanke hand, die zooveel heerlijks heeft geschreven, met eerbied en diepe genegenheid gedrukt te hebben’. Terug thuis in Huis ten Heuvel vertelde De Bom aan wie het maar wilde horen over zijn Italiaanse avontuur. Het zorgde zowaar voor een plaatselijke Gorki-hype, want plotseling scheen zo ongeveer iedereen wel iets van de Rus te verlangen. De Bom had per brief zelf al om een foto gevraagd, en even later schreef hij in naam van Stijn Streuvels opnieuw naar Sorrento, met de vraag of Streuvels Gorki’s novelle Malwa mocht vertalen – en of Streuvels ondertussen misschien ook een foto zou mogen ontvangen? De Bom had nog méér vragen: Willem Gijssels wilde Makar Chudra tot een libretto bewerken en vroeg daarvoor de toestemming van de auteur. De pen-club wilde dan weer dat Gorki in 1930 als eregast naar Antwerpen zou komen, en liet De Bom alvast polsen of zijn Russische vriend daar interesse voor had. En Victor van Beylen, een andere kunstenaar die met De Bom bevriend was, kon die misschien toevallig ook niet zo’n prachtige foto krijgen? Streuvels’ vertaling (uit het Duits) van Malwa verscheen in 1932 samen met een novelle van Michail Prischwin en een van Sergej Sergeev-Censkij bij uitgeverij Regenboog in Antwerpen. Van Gijssels’ voornemen is niets meer vernomen. Ook van Gorki’s aanwezigheid op de pen-bijeenkomst kwam niets terecht, en toen hij in 1932 in Nederland een anti-oorlogscongres wilde bijwonen, werd hem een visum geweigerd. En De Bom? Die hield er een mooie foto van Gorki en vooral een geweldige herinnering aan over. ‘Dat zijn goddelijke orgieën! Daar denkt ge met wellust, met innige dankbaarheid aan terug,’ schreef hij in De Vlaamsche arbeid. Deel twee van zijn leven kon beginnen. Met een knipoog naar Goethe noteerde hij: ‘Vedi Napoli… vedi Sorrento… vedi Gorki… e poi…? Poi vivere!’ Bert van Raemdonck is wetenschappelijk medewerker aan het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (kantl-ctb). In het kader van een fwo-onderzoek en i.s.m. de Universiteit Gent bereidt hij een digitale editie voor van de correspondentie rond Van Nu en Straks.
4