Letterenhuis | uit Zuurvrij: Harry Klagsbald en de pogrom in de Pelikaanstraat

Page 1

BERICHTEN UIT HET LETTERENHUIS NUMMER 32 JUNI 2017 2

Werk in uitvoering

5

Cordelia

Archief

6

Harry Klagsbald en de pogrom in de Pelikaanstraat

14

Uit de secretaire van Emiel Buskens’ Brusselse secretaresse

23

Soldaat Paul van Ostaijen schrijft Het bordeel van Ika Loch

30 Aanwinsten, een selectie 35 Een verkoelende bries. Het archief van Zefier 43 Zo onmisbaar als de vrouwen. Opstellen uit Frans-Vlaanderen

Affiche

50 Henri de Toulouse-Lautrec

Gastschrijver

62 Charlotte van den Broeck, Cupido klaagt, Cholita komt thuis Friends abroad 68 Maar wat prullen dat ge te zien krijgt! AndrĂŠ de Ridder in Amsterdam Onderzoek 76

(Digi)tael is gansch het volk. Brieven van en aan Prudens van Duyse

84 Il faut aller voir. Op onderzoek met Jef Geeraerts 91

Altijd stilte. Uit het bijzondere schrijversleven van Eriek Verpale

98 Cordelia 99 Staar door me heen. Johan Sonneville en Netsky

Bovendien

107 Activiteiten 111

Publicaties

112 Praktisch & Colofon


6

A R CH IE F

7

Harry Klagsbald en de pogrom in de PelikaanstRaat Jan Lampo \

Brief van Harry Klagsbald aan Emmanuel de Bom, 14/16 april 1941.

Het is niet voor de eerste keer dat ik een Pogrom meemaak, al heb ik nooit een met mijn oogen gezien, doch heb ik, dikwijls genoeg, zoo [e]en Pogrom geestelijk doorleeft, althans, ik dacht het zoo, ik geloofde dat het meeleefde; doch, ik ondervond, dat het niet waar was, want zoo iets moet men met eigen oogen zien […]. 14 april 1941. Aan het woord is Harry (Chaïm) Klagsbald (1898–1945), reizend vertegenwoordiger bij de importboekhandel van Angèle Manteau te Brussel en goede kennis van de schrijvers Felix Timmermans en Maurice Gilliams. Hij bevond zich die middag in de bekende joodse boekhandel Kahan in de Antwerpse Pelikaanstraat, waar de winkelruit werd ingetrapt. ’s Avonds, ‘6 uren na deze gebeurtenis’, schreef hij in zijn appartement in de Quellinstraat 4 een brief aan zijn vriend en mentor, de Vlaamse auteur en journalist Emmanuel de Bom (1868–1953). De brief bevindt zich in een gedeelte van het enorme archief van De Bom dat onlangs is geïnventariseerd. In de bioscoop Rex aan de De Keyserlei draaide in de vroege namiddag van 14 april de antisemitische propagandafilm Der Ewige Jude. Op instigatie van enkele pro-Duitse militanten zetten na afloop zo’n twee- tot vierhonderd toeschouwers koers naar het nabijgelegen ‘Jodenkwartier’ in de omgeving van het Centraal Station. Het ging om leden van Volksverwering, de Zwarte Brigade en de Vlaamsche SS, gewapend met stokken en ijzeren staven. In de Pelikaanstraat, de Lange Kievitstraat en de Provinciestraat lieten zij een spoor van vernieling achter, voorbijgangers werden gemolesteerd. Vervolgens splitste de meute zich. Een deel vernielde de synagoge aan de Van den Nestlei en stichtte er ook brand. Anderen verwoestten verderop in de Oostenstraat het huis van de rabbijn en een tweede synagoge.


6

A R CH IE F

7

Harry Klagsbald en de pogrom in de PelikaanstRaat Jan Lampo \

Brief van Harry Klagsbald aan Emmanuel de Bom, 14/16 april 1941.

Het is niet voor de eerste keer dat ik een Pogrom meemaak, al heb ik nooit een met mijn oogen gezien, doch heb ik, dikwijls genoeg, zoo [e]en Pogrom geestelijk doorleeft, althans, ik dacht het zoo, ik geloofde dat het meeleefde; doch, ik ondervond, dat het niet waar was, want zoo iets moet men met eigen oogen zien […]. 14 april 1941. Aan het woord is Harry (Chaïm) Klagsbald (1898–1945), reizend vertegenwoordiger bij de importboekhandel van Angèle Manteau te Brussel en goede kennis van de schrijvers Felix Timmermans en Maurice Gilliams. Hij bevond zich die middag in de bekende joodse boekhandel Kahan in de Antwerpse Pelikaanstraat, waar de winkelruit werd ingetrapt. ’s Avonds, ‘6 uren na deze gebeurtenis’, schreef hij in zijn appartement in de Quellinstraat 4 een brief aan zijn vriend en mentor, de Vlaamse auteur en journalist Emmanuel de Bom (1868–1953). De brief bevindt zich in een gedeelte van het enorme archief van De Bom dat onlangs is geïnventariseerd. In de bioscoop Rex aan de De Keyserlei draaide in de vroege namiddag van 14 april de antisemitische propagandafilm Der Ewige Jude. Op instigatie van enkele pro-Duitse militanten zetten na afloop zo’n twee- tot vierhonderd toeschouwers koers naar het nabijgelegen ‘Jodenkwartier’ in de omgeving van het Centraal Station. Het ging om leden van Volksverwering, de Zwarte Brigade en de Vlaamsche SS, gewapend met stokken en ijzeren staven. In de Pelikaanstraat, de Lange Kievitstraat en de Provinciestraat lieten zij een spoor van vernieling achter, voorbijgangers werden gemolesteerd. Vervolgens splitste de meute zich. Een deel vernielde de synagoge aan de Van den Nestlei en stichtte er ook brand. Anderen verwoestten verderop in de Oostenstraat het huis van de rabbijn en een tweede synagoge.


8

9

Verhuisbericht van boekhandel Kahan.

In zijn monumentale werk Vreemdelingen in een wereldstad. Een geschiedenis van Antwerpen en zijn joodse bevolking (1880–1944) uit 2000 beschrijft historicus Lieven Saerens de feiten. Jeroen Olyslaegers baseerde er een passage op in zijn recente oorlogsroman Wil (2016) en al in 1985 bracht Hubert Lampo in De eerste sneeuw van het jaar (1985) de culminatie van de strooptocht ter sprake. Ooggetuige Klagsbald schreef verder aan De Bom: Ik stond in den winkel in de Pelikaanstr. Genoegelijk, niets vermoedende, met mijn zuster te praten, op eens hoorden wij het geronkel en geklier van 100den kilos glas die op straat vielen, gemengd met het gejuich en gebrul der Horden, aangevoerd door de Leiders, ik hoorde ze dichter en dichter komen, ik wist dat wij nu aan de beurt komen, aan vluchten heb ik zoo weinig gedacht, als een verdediging, Mijn hart beukte mijn hart beukte wel, doch stond ik daar wach- wel, doch stond ik tende innerlijk kalm met het eenige verlangen, om getuige te zijn, van wat er gebeuren gaat. daar wachtende En boems… een gelaarsde Stiefel met spijkers innerlijk kalm zat in het raam, stukken ijzer en steenen vlo- met het eenige gen langs alle kanten, en ik heb het gezien en gevoeld… Een groot en heilig werk ter bevrij- verlangen, om ding van Vlaanderen werd verricht. getuige te zijn.

Eerste bewaarde brief van Harry Klagsbald aan Emmanuel de Bom, 21 oktober 1934.

Harry Klagsbald goochelt in zijn brief met werkwoordtijden en gebruikt onverwachte woorden. Zijn spelling is vaak maar bij benadering juist (en is hier met alle fouten erin overgenomen). Waarschijnlijk had hij zijn Nederlands van Antwerpenaars geleerd. Jiddisch was zijn moederen Duits allicht zijn tweede taal. Maar de boekverkoper was vooral diep geschokt — dieper waarschijnlijk dan hij op dat moment besefte — en heel erg boos. Ook dat beïnvloedde zijn stijl. Want Klagsbald wist natuurlijk wat er gebeurde; het was zo goed als onmogelijk om niet op de hoogte te zijn van hoe Duitsers en hun maats de Joden bejegenden. Klagsbalds zuster Paula, die hij in zijn brief noemt, was getrouwd met Bernard Kahan, de zoon van de boekhandelaar. Het weinige dat tot nu toe over Harry Klagsbald zelf bekend was, staat in Kevin Absillis’ stu-


8

9

Verhuisbericht van boekhandel Kahan.

In zijn monumentale werk Vreemdelingen in een wereldstad. Een geschiedenis van Antwerpen en zijn joodse bevolking (1880–1944) uit 2000 beschrijft historicus Lieven Saerens de feiten. Jeroen Olyslaegers baseerde er een passage op in zijn recente oorlogsroman Wil (2016) en al in 1985 bracht Hubert Lampo in De eerste sneeuw van het jaar (1985) de culminatie van de strooptocht ter sprake. Ooggetuige Klagsbald schreef verder aan De Bom: Ik stond in den winkel in de Pelikaanstr. Genoegelijk, niets vermoedende, met mijn zuster te praten, op eens hoorden wij het geronkel en geklier van 100den kilos glas die op straat vielen, gemengd met het gejuich en gebrul der Horden, aangevoerd door de Leiders, ik hoorde ze dichter en dichter komen, ik wist dat wij nu aan de beurt komen, aan vluchten heb ik zoo weinig gedacht, als een verdediging, Mijn hart beukte mijn hart beukte wel, doch stond ik daar wach- wel, doch stond ik tende innerlijk kalm met het eenige verlangen, om getuige te zijn, van wat er gebeuren gaat. daar wachtende En boems… een gelaarsde Stiefel met spijkers innerlijk kalm zat in het raam, stukken ijzer en steenen vlo- met het eenige gen langs alle kanten, en ik heb het gezien en gevoeld… Een groot en heilig werk ter bevrij- verlangen, om ding van Vlaanderen werd verricht. getuige te zijn.

Eerste bewaarde brief van Harry Klagsbald aan Emmanuel de Bom, 21 oktober 1934.

Harry Klagsbald goochelt in zijn brief met werkwoordtijden en gebruikt onverwachte woorden. Zijn spelling is vaak maar bij benadering juist (en is hier met alle fouten erin overgenomen). Waarschijnlijk had hij zijn Nederlands van Antwerpenaars geleerd. Jiddisch was zijn moederen Duits allicht zijn tweede taal. Maar de boekverkoper was vooral diep geschokt — dieper waarschijnlijk dan hij op dat moment besefte — en heel erg boos. Ook dat beïnvloedde zijn stijl. Want Klagsbald wist natuurlijk wat er gebeurde; het was zo goed als onmogelijk om niet op de hoogte te zijn van hoe Duitsers en hun maats de Joden bejegenden. Klagsbalds zuster Paula, die hij in zijn brief noemt, was getrouwd met Bernard Kahan, de zoon van de boekhandelaar. Het weinige dat tot nu toe over Harry Klagsbald zelf bekend was, staat in Kevin Absillis’ stu-


En werkelijk, ze kwamen, de brave feestdagsburgers, met duizenden en duizenden.

10

die Vechten tegen de bierkaai. Over het uitgevershuis van Angèle Manteau (1932–1970). Waar Klagsbald geboren werd of hoe hij met De Bom in contact kwam, weten we niet. Opgenomen in de inventaris van het Letterenhuis waren zes brieven van zijn hand en twee over hem. Vier van die zes brieven doken enkele jaren geleden op in het archief van de romancier en journalist Frans-Carolina Ridwit (Frans de Ridder, 1908–1980), eveneens een beschermeling van Emmanuel de Bom. Het archief van ‘vriend Mane’ levert thans nog eens 25 brieven en zo’n dertig briefkaarten van Klagsbald aan De Bom op. De brief- en ansichtkaarten schreef hij tijdens zijn tochten naar boekhandels in de provincie die soms meerdere dagen in beslag namen. De oudste bewaarde brief is de enige in het Duits. Klagsbald schreef hem op 21 oktober 1934. Hij zegt erin dat hij op dat ogenblik 36 jaar is. In het zonder interlinie getypte epistel van vierenhalf vel citeert of vermeldt hij Rilke, Stefan Zweig, André Gide en Martin Buber. De boekverkoper was duidelijk een belezen man. In een ander schrijven herinnert hij aan de ‘philosophische’ gesprekken die De Bom en hij voerden en de talrijke wandelingen die ze samen in Antwerpen maakten.

Ansichtkaart van Harry Klagsbald aan Emmanuel de Bom, 10 september 1936, verstuurd op een van zijn handelsreizen.

Ten huize van de Antwerpse museumdirecteur en hoogleraar kunstgeschiedenis Arthur-Henry Cornette (1880–1945) vond op 10 november 1938 een feestmaal plaats ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van De Bom; Klagsbald hield er een toespraak. Hij dankte zijn vriend omdat die hem vertrouwd maakte met ‘Vlaamsche middens, […] Vlaamsche kunst en letteren’. Uit de tekst van de rede, bewaard in het archief, blijkt ook dat het Klagsbald was die Angèle Manteau voorstelde om De Boms debuutroman Wrakken in 1938 opnieuw uit te geven en die aan Maurice Gilliams vroeg om de editie in te leiden. Klagsbald is thuis in ‘Vlaamsche middens’ — maar dan wel vrijzinnige, niet-katholieke milieus. Cornette behoorde tot de vrijmetselarij en De Bom was onder meer redacteur van de socialistische krant Volksgazet. Hij kan daarom tot de toentertijd niet zo zeldzame areligieuze Joodse flaminganten worden gerekend. Andere, meer bekende voorbeelden zijn de jurist Nico Gunzburg en de filosoof Leopold Flam. Harry alias Chaïm was goed op de hoogte van de ellende van de Joden in Nazi-Duitsland en het geannexeerde Oostenrijk. Al in 1938 vroeg hij De Bom om eens te praten met Fernand Toussaint van Boelare, schrijver, maar in dit verband belangrijker: directeur bij het Ministerie van Justitie. Klagsbald wilde zijn oudere broer die in Wenen woonde een visum voor België bezorgen. Hoe de zaak afliep, is niet duidelijk. Zodra de Duitsers België bezetten, meed Klagsbald het contact met zijn Vlaamse vrienden. In een brief van 8 november 1940 verontschuldigt hij zich daarvoor bij De Bom en legt hij uit dat hij ‘hen niet [wil] schaden’. Hij vervolgt: ik ga ook niet meer naar de vlaamsche kunstmanifestaties, om te vermijden, dat een of andere kennis of vriend verplicht werd, mij eventueel de hand te moeten geven. Dit is ook de reden dat ik bij den Gezelle-Gilliams middag niet was. Of het mij spijt deed? Ik kan het je niet zeggen, hoe het van binnen pijn deed; hoe [ik] daaronder leed […]. Dat ik Gilliams en Gezelle even zoo begrepen en aangevoelt had, als zoo menig aanwezige in de zaal ben ik zeker, doch was het voor mij menschelijk onmogelijk, om met hertensvreugd, te genieten.


En werkelijk, ze kwamen, de brave feestdagsburgers, met duizenden en duizenden.

10

die Vechten tegen de bierkaai. Over het uitgevershuis van Angèle Manteau (1932–1970). Waar Klagsbald geboren werd of hoe hij met De Bom in contact kwam, weten we niet. Opgenomen in de inventaris van het Letterenhuis waren zes brieven van zijn hand en twee over hem. Vier van die zes brieven doken enkele jaren geleden op in het archief van de romancier en journalist Frans-Carolina Ridwit (Frans de Ridder, 1908–1980), eveneens een beschermeling van Emmanuel de Bom. Het archief van ‘vriend Mane’ levert thans nog eens 25 brieven en zo’n dertig briefkaarten van Klagsbald aan De Bom op. De brief- en ansichtkaarten schreef hij tijdens zijn tochten naar boekhandels in de provincie die soms meerdere dagen in beslag namen. De oudste bewaarde brief is de enige in het Duits. Klagsbald schreef hem op 21 oktober 1934. Hij zegt erin dat hij op dat ogenblik 36 jaar is. In het zonder interlinie getypte epistel van vierenhalf vel citeert of vermeldt hij Rilke, Stefan Zweig, André Gide en Martin Buber. De boekverkoper was duidelijk een belezen man. In een ander schrijven herinnert hij aan de ‘philosophische’ gesprekken die De Bom en hij voerden en de talrijke wandelingen die ze samen in Antwerpen maakten.

Ansichtkaart van Harry Klagsbald aan Emmanuel de Bom, 10 september 1936, verstuurd op een van zijn handelsreizen.

Ten huize van de Antwerpse museumdirecteur en hoogleraar kunstgeschiedenis Arthur-Henry Cornette (1880–1945) vond op 10 november 1938 een feestmaal plaats ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van De Bom; Klagsbald hield er een toespraak. Hij dankte zijn vriend omdat die hem vertrouwd maakte met ‘Vlaamsche middens, […] Vlaamsche kunst en letteren’. Uit de tekst van de rede, bewaard in het archief, blijkt ook dat het Klagsbald was die Angèle Manteau voorstelde om De Boms debuutroman Wrakken in 1938 opnieuw uit te geven en die aan Maurice Gilliams vroeg om de editie in te leiden. Klagsbald is thuis in ‘Vlaamsche middens’ — maar dan wel vrijzinnige, niet-katholieke milieus. Cornette behoorde tot de vrijmetselarij en De Bom was onder meer redacteur van de socialistische krant Volksgazet. Hij kan daarom tot de toentertijd niet zo zeldzame areligieuze Joodse flaminganten worden gerekend. Andere, meer bekende voorbeelden zijn de jurist Nico Gunzburg en de filosoof Leopold Flam. Harry alias Chaïm was goed op de hoogte van de ellende van de Joden in Nazi-Duitsland en het geannexeerde Oostenrijk. Al in 1938 vroeg hij De Bom om eens te praten met Fernand Toussaint van Boelare, schrijver, maar in dit verband belangrijker: directeur bij het Ministerie van Justitie. Klagsbald wilde zijn oudere broer die in Wenen woonde een visum voor België bezorgen. Hoe de zaak afliep, is niet duidelijk. Zodra de Duitsers België bezetten, meed Klagsbald het contact met zijn Vlaamse vrienden. In een brief van 8 november 1940 verontschuldigt hij zich daarvoor bij De Bom en legt hij uit dat hij ‘hen niet [wil] schaden’. Hij vervolgt: ik ga ook niet meer naar de vlaamsche kunstmanifestaties, om te vermijden, dat een of andere kennis of vriend verplicht werd, mij eventueel de hand te moeten geven. Dit is ook de reden dat ik bij den Gezelle-Gilliams middag niet was. Of het mij spijt deed? Ik kan het je niet zeggen, hoe het van binnen pijn deed; hoe [ik] daaronder leed […]. Dat ik Gilliams en Gezelle even zoo begrepen en aangevoelt had, als zoo menig aanwezige in de zaal ben ik zeker, doch was het voor mij menschelijk onmogelijk, om met hertensvreugd, te genieten.


12

13

Klagsbald maakt zich zorgen over zijn vrienden, maar hij moet zelf doodsbang zijn geweest, nog lang vóór de zwarte meute huishield in het ‘Jodenkwartier’. Zijn verontschuldiging had overigens betrekking op een bijeenkomst van de Antwerpse Kamer van Letterkunde, waar Gilliams een lezing hield over Gezelle. In zijn ooggetuigenverslag aan De Bom van 14 april 1941 schrijft Klagsbald: Begonnen aan de Vestingstr. over de Pelikaanstr, en alle omliggende door Joden bewoonde straaten, werd alles wat hen onder handen en botten kwam stukgeslagen en verbrijzeld, met het culminatiepunt, de twee groote Synagogen in de Van Nestlei, en Oostenstr. Daar werd eerst alles van binnen, geplunderd, verwoest en verbrijzeld, en dan de Gebedboeken, en Thorarollen op straat gegoeid, en buiten een brandstappel opgericht.

Wat een onverwacht volksfeest was het doch, voor de brave antwerpsche burgers, die een weergaaloos spektakel, en voor niets, te zien kreegen, fierheid en vreugde straalde uit hun oogen, en een koppel stand daar te dansen, dit heb ik zelf’s gezien, jolijt en vreugde vulde de lucht, ik was er getuige van, ik had den moed om het te zijn, om een eerlijk bericht te kunnen geven, aan mijn vrienden, die het geluk niet hadden om aanwezig te zijn, die zich een unieke gebeurtenis in de Vlaamsche Geschiedenis lieten ontgaan: EEN POGROM IN VLAANDEREN. Om twee uur was alles gedaan, de straaten schoon geveegd, het glas door de onmiddelijk toegesnelde vuilnismannen weggevoerd. Orde en tucht moet er zijn, en het klopte, als bij den besten regieseur. En de begangenis [= begankenis: drukte, rumoer], kost [= kon] beginnen. De schaamteloze nieuwsgierigheid van de Antwerpenaars die de vernielingen goedkeurend in ogenschouw kwamen nemen, schokte Klagsbald nog het meest: En werkelijk, ze kwamen, de brave feestdagsburgers, met duizenden en duizenden kwamen ze, grootmoeder en kinderwagen meesleurend, om de heldendaden der Zonen van het nieuwe herboren Vlaanderen in oogschouw te nemen, en te bewonderen. Eere wien Eere toekomt, heil Vlaanderen. De laatste brief aan zijn oudere vriend schreef Klagsbald in juni 1941. Het jaar daarop dook hij onder. Bij uitgeverij Manteau volgde de schrijver Valère Depauw hem op als vertegenwoordiger. Tijdens een van de razzia’s die vanaf augustus 1942 in Antwerpen plaatsvonden, werd Klagsbald opgepakt. Hij stierf van uitputting in Dachau op 30 april 1945 — één dag na de bevrijding van het kamp door de Amerikanen. De Bom bewaarde de brieven van zijn protegé samen in een kaft die nu haar geheimen prijsgeeft. Ze vormen een unieke getuigenis — en zeker niet alleen van wat op die tweede Paasdag 1941 in Antwerpen gebeurde. Harry Klagsbalds brieven verschaffen informatie over het Vlaamse boekenvak en literaire netwerken in de jaren dertig. Tegelijkertijd vormen ze de neerslag van het steeds somberder wereldbeeld van een man die zichzelf als Jood en als intellectueel meer en meer een buitenstaander voelde worden en de gruwel voorzag die hem na jaren van angst, mishandeling en ontbering uiteindelijk het leven kostte.


12

13

Klagsbald maakt zich zorgen over zijn vrienden, maar hij moet zelf doodsbang zijn geweest, nog lang vóór de zwarte meute huishield in het ‘Jodenkwartier’. Zijn verontschuldiging had overigens betrekking op een bijeenkomst van de Antwerpse Kamer van Letterkunde, waar Gilliams een lezing hield over Gezelle. In zijn ooggetuigenverslag aan De Bom van 14 april 1941 schrijft Klagsbald: Begonnen aan de Vestingstr. over de Pelikaanstr, en alle omliggende door Joden bewoonde straaten, werd alles wat hen onder handen en botten kwam stukgeslagen en verbrijzeld, met het culminatiepunt, de twee groote Synagogen in de Van Nestlei, en Oostenstr. Daar werd eerst alles van binnen, geplunderd, verwoest en verbrijzeld, en dan de Gebedboeken, en Thorarollen op straat gegoeid, en buiten een brandstappel opgericht.

Wat een onverwacht volksfeest was het doch, voor de brave antwerpsche burgers, die een weergaaloos spektakel, en voor niets, te zien kreegen, fierheid en vreugde straalde uit hun oogen, en een koppel stand daar te dansen, dit heb ik zelf’s gezien, jolijt en vreugde vulde de lucht, ik was er getuige van, ik had den moed om het te zijn, om een eerlijk bericht te kunnen geven, aan mijn vrienden, die het geluk niet hadden om aanwezig te zijn, die zich een unieke gebeurtenis in de Vlaamsche Geschiedenis lieten ontgaan: EEN POGROM IN VLAANDEREN. Om twee uur was alles gedaan, de straaten schoon geveegd, het glas door de onmiddelijk toegesnelde vuilnismannen weggevoerd. Orde en tucht moet er zijn, en het klopte, als bij den besten regieseur. En de begangenis [= begankenis: drukte, rumoer], kost [= kon] beginnen. De schaamteloze nieuwsgierigheid van de Antwerpenaars die de vernielingen goedkeurend in ogenschouw kwamen nemen, schokte Klagsbald nog het meest: En werkelijk, ze kwamen, de brave feestdagsburgers, met duizenden en duizenden kwamen ze, grootmoeder en kinderwagen meesleurend, om de heldendaden der Zonen van het nieuwe herboren Vlaanderen in oogschouw te nemen, en te bewonderen. Eere wien Eere toekomt, heil Vlaanderen. De laatste brief aan zijn oudere vriend schreef Klagsbald in juni 1941. Het jaar daarop dook hij onder. Bij uitgeverij Manteau volgde de schrijver Valère Depauw hem op als vertegenwoordiger. Tijdens een van de razzia’s die vanaf augustus 1942 in Antwerpen plaatsvonden, werd Klagsbald opgepakt. Hij stierf van uitputting in Dachau op 30 april 1945 — één dag na de bevrijding van het kamp door de Amerikanen. De Bom bewaarde de brieven van zijn protegé samen in een kaft die nu haar geheimen prijsgeeft. Ze vormen een unieke getuigenis — en zeker niet alleen van wat op die tweede Paasdag 1941 in Antwerpen gebeurde. Harry Klagsbalds brieven verschaffen informatie over het Vlaamse boekenvak en literaire netwerken in de jaren dertig. Tegelijkertijd vormen ze de neerslag van het steeds somberder wereldbeeld van een man die zichzelf als Jood en als intellectueel meer en meer een buitenstaander voelde worden en de gruwel voorzag die hem na jaren van angst, mishandeling en ontbering uiteindelijk het leven kostte.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.