Letterenhuis | uit Zuurvrij: de coronatijden van Hendrik Conscience

Page 1

ONDERZOEK

69


Johan Vanhecke \ Pandemieën waren in

De coronatijden van Hendrik Conscience

de 19de eeuw niet zeldzaam. Dat heeft ook in het leven van Hendrik Conscience (1812–1883) duidelijke sporen nagelaten. Tot driemaal toe. 1847 was een turbulent jaar geweest en in 1848 had Conscience dat van zich afgeschreven met de historische roman Jacob van Artevelde. Daarna had hij een zenuwinzinking gekregen, die op zijn maag geslagen was en tot gastritis had geleid. Schrijven lukte niet meer en ’s nachts had hij ijselijke nachtmerries. Als klap op de vuurpijl overleed op 27 juni 1849 zijn vader. Een paar weken op reis gaan zou hem goed doen, maar hij durfde zijn werk als griffier bij de Academie voor Schone Kunsten niet achter te laten omdat een aantal mensen naar een aanleiding zocht om hem te laten ontslaan. En hij wilde zijn vrouw en kinderen niet achterlaten. Maar Consciences echtgenote Minette wilde niets liever dan voor enige tijd de stad verlaten. De cholera-epidemie die in 1848 de wereld teisterde had in mei 1849 Antwerpen bereikt en woedde in de binnenstad. Gedurende twee maanden vielen er zo’n dertig slachtoffers per dag. De epidemie zou uiteindelijk aan 1.687 Antwerpenaren het leven kosten. Begin juli 1849 beschreef Conscience in een brief aan zijn Duitse vriend en vertaler Melchior von Diepenbrock (zoals vrijwel alle bewaard gebleven brieven en handschriften van Conscience te vinden in de collectie van het Letterenhuis) hoe de bevolking leed aan een vorm van godsdienstwaanzin: Voilà deux mois, que du matin au soir, des populations entières suivent en priant le chemin de la Croix (les stations), qui chez nous contournent la ville par les boulevards intérieurs. Les églises ne cessent d’être remplies, et l’on chante trois services du soir différents, tellement la pensée du peuple s’est élevée vers Dieu en présence du fléau. Omdat hun tweeënhalf jaar oude dochtertje Machteld ziek was, werden er voorbereidingen getroffen voor een gezinsverblijf op ‘de 90


heide’, waar Conscience zo graag vertoefde. Op 13 of 14 juli vertrokken ze met een koets naar afspanning Het Keizershof in Schilde. Daar kregen ze meteen een koude douche: het gezin met het zieke kind werd geweigerd, omdat men vreesde dat ze de cholerabesmetting zouden binnenbrengen. Ook in de volgende dorpen vonden ze nergens onderdak. Conscience besloot dan maar terug te keren naar Antwerpen. Omdat het al laat was, stopten ze opnieuw bij Het Keizershof in de hoop nog iets te kunnen eten. De dochter des huizes, die vereeuwigd zou worden als Liesje in Baes Ganzendonck, kreeg medelijden en wist haar vader te overtuigen om het gezin logies te geven. Ze zou-

Albrecht Dillens, Consciences zitkamer in zijn woning in de Onze-Lieve-Vrouwestraat te Kortrijk. Olie op doek, 1864.

den er bijna drie maanden blijven. Conscience herstelde volledig en met de inspiratie die hij in die maanden opdeed schreef hij een hele reeks van romans, zich afspelend in de Kempen. Ook de kleine Machteld knapte weer op _, maar stierf twee jaar later op 25 september 1851. In januari 1857 werd Conscience benoemd tot arrondissementscommissaris in Kortrijk. Wat weleens als sinecure beschreven is, was integendeel een serieuze functie met veel verantwoordelijkheden. Een bijzonder zwaar jaar was 91


1866, dat voor het grootste gedeelte opging aan de strijd tegen een nieuwe cholera-epidemie die Europa teisterde en in België 43.400 slachtoffers zou eisen. De ziekte bereikte Kortrijk eind augustus 1866, en 401 van de 23.692 Kortrijkzanen lieten het leven. Al op 28 oktober 1865 had Conscience zijn gemeentebesturen aangeschreven. Er moest een gezondheidscomité worden opgericht voor het toezicht op de maatregelen ter voorkoming van hygiënische ziekten, zoals gevraagd was in de omzendbrieven van gouverneur Vrambout en minister Rogier: Een der eerste zorgen van het Komiteit en van het Gemeente-Bestuur zou zijn de gezondmaking en het witten met kalk der arme huizen te bekomen of te doen uitvoeren, bovenal in de verzamelde werkmanswoningen, en van deze de vuile goten, grachten of diepten te doen verwijderen, waarin het keukenwater staat te bederven, ofwel deze stinkende diepten te doen opvullen. Verder moesten ze voorstellen doen ‘aangaande de inrichting der geneeskundige hulp of van anderen onderstand, aan de arme bewoners te verleenen in geval van besmettelijke ziekten’. In een van de drie bewaarde korte briefjes uit dat jaar liet Conscience nog weten dat hij in zijn functie in Kortrijk moest blijven, want het verloop van de ziekte liet ‘eene ernstige ontwikkeling vreezen’. En op 18 september werd Leopold II verwacht in Kortrijk. Hij zou wel slechts twintig minuten blijven, want hij moest ook nog naar Ieper. Dochter Marie Conscience herinnerde zich later dat er thuis dagelijks soep en vleesnat in grote ketels klaarstond voor de behoeftigen. 92

In september 1868 verhuisde Conscience naar Brussel, waar hij in Elsene benoemd was tot conservator van het Wiertzmuseum. In januari 1869 klopte het noodlot daar met twee vuisten hard op de deur. Marie Conscience beschreef in haar ongepubliceerde jeugdherinneringen (eveneens bewaard in het Letterenhuis) hoe het begon: Op een achtermiddag kwam ons arm Hendrikske ziek van de school terug, zijn hoofdje brandde, zijn oogen waren diep in het hoofd gezonken, en hij klaagde van vermoeidheid


Eilaas het arme jongsken kende niemand meer

Doodsprentjes van Consciences zonen Hildevert en Hendrik.

en hoofdpijn. Men lei hem onmiddellijk te bed en liet de doctor roepen, den zelfden avond vernamen wij dat een tiental zijner schoolmakkers schielijk ziek gevallen waren. Na het eerste onderzoek schudde de doctor bedenkelijk het hoofd en mompelde iets van typhus en ijlkoorts dat wij niet goed verstonden en mijne moeder van schrik deed in tranen uitbarsten. Des anderdags stuurde men een telegram naar Dr. Tillieux te Kortrijk, en eenige uren later stond hij bij Hendriks beddeken. Eilaas het arme jongsken kende niemand meer, hij woelde als een razende met armen en beenen, zijne lippen zagen zwart en [hij] ademde met pijnlijke schokken. Mijne ouders waren radeloos! Mr. Tillieux zei dat het een zeer gevaarlijke ziekte was (fièvre muqueuse) en dat men mij en mijn oudste broeder moest verwijderen; denzelfden dag vernamen wij dat er reeds honderden kinderen in het Leopolds-kwartier overleden waren. De ziekte had zich als eene besmettende pest rondgespreit. Toen hun Brusselse dokter zelf ook aan de tyfus bezweek, besloot Conscience zijn dochter en zijn oudste zoon naar Kortrijk te sturen. Hildevert stribbelde tegen en mocht nog twee dagen thuisblijven. Marie zou haar jongste broertje emotioneel hebben omhelsd voor zij vertrok. Tegen de tijd dat ze in Kortrijk aankwam, was ook zij ziek. De koorts week evenwel na enkele dagen. Al gauw kwam er nieuws dat de kleine Hendrik iets beter was en dat Hildevert op komst was. De tyfusuitbraak ontstond begin januari 1869 plotseling, terwijl een pokkenepidemie op 93


Albrecht Dillens, In het trappenhuis van Conscience te Kortrijk, met Hendrikje Conscience (liggend op de treden) en zijn neefje Gustaaf Peinen. Olie op doek, 1864.

94


haar einde liep. Ze was zeer besmettelijk en tegen begin februari waren 10.000 Brusselaars aangetast. Er werden extra ziekenhuizen ingericht, omdat de bestaande ontoereikend waren. Opvallend was dat er ook bij de welgestelde burgerij, die meestal de dans ontsprong, veel zieken waren. De meeste slachtoffers waren jonge mannen en jongens. Uitzonderlijk was ook dat er, toen de ziekte naar haar einde leek te lopen, veel al herstellende zieken plotseling toch nog met honderden stierven. De chique Leopoldwijk, met daarin het Wiertzmuseum, werd uitzonderlijk hard getroffen. Conscience hield zijn dochter dagelijks per brief van de situatie op de hoogte. Op 26 januari benadrukte hij dat ze geduldig en kalm moest zijn en hopen, en in geen geval terug naar Brussel mocht komen. Als zij niet in Kortrijk wilde blijven, moest ze naar grootvader Charles Peinen in Antwerpen gaan. Ook Gentil Antheunis, met wie Marie anderhalf jaar later zou trouwen, probeerde haar te troosten en moed in te spreken, en stelde alles in het werk om haar uit Brussel weg te houden: ‘Mais ta présence ajouterait-elle aux soins dont Henri est entouré? Non, Marie, tu pourrais devenir malade à ton tour.’ Hendrikje was nog altijd erg ziek, maar er was hoop en dokter Tillieux volgde alles op de voet. Hildevert kwam terug naar Brussel maar werd onmiddellijk weer doorgestuurd. Eerst naar zijn grootvader, en vervolgens richting Veurne. Een dag later was het nieuws over de kleine Hendrik nog beter. Hij sliep veel, werd geregeld wakker om te drinken en won aan kracht.

Hier smelt het geld in mijn handen als sneeuw... De hoop dat hij het zou halen groeide, maar Conscience was realistisch genoeg om te weten dat een eenvoudige koorts alles kon ondermijnen. Hoewel hij in een brief aan Marie van 27 januari moed vatte, moest hij twee dagen later toegeven dat Hendrikje steeds zwakker werd. Een telegram van een onbekende uit Diksmuide meldde plotseling dat nu ook zoon Hildevert zwaar ziek was. Consciences komst was dringend gewenst. Hij vertrok met de wagen en haalde in Kortrijk dokter Tillieux op. In Diksmuide vonden ze Hildevert in een ijskoude kamer van de herberg Sint Jooris Hof. Ze wilden hem meenemen naar Brussel, maar Hildevert was te ziek, en stierf zaterdag 29 januari 1869 ’s avonds om kwart over zes. Een klap die niemand had zien aankomen. En waarom verbleef Hildevert in Diksmuide en niet in Kortrijk? Naar men Conscience vertelde, zou hij smoorverliefd zijn geweest op een actrice die meespeelde in een stuk van de Diksmuidense rederijkerskamer, opgevoerd ter gelegenheid van de jaarlijkse paardenmarkt. Hij zou kou hebben gevat en overleden zijn _ volgens een plaatselijke overlevering aan de ‘vliegende tering’; gezien de rondwarende epidemie wellicht toch tyfus. De herbergier zat zeer verveeld met zijn terminale gast, want terwijl hij normaal een topweekend zou beleven, werd zijn zaak nu gemeden als de pest. 95


Dixmude heb ik met begraving en verpleegkosten ongeveer 800 F te betalen, misschien Congres in Leuven, op 7 en 8 september 1869, meer. Hier smelt het geld in mijn handen als zeven maanden na het overlijden van zijn twee sneeuw... zonen. Foto Charles Bretagne. Op 2 februari werd de vijfentwintigjarige Hildevert in Diksmuide begraven. Het woord werd gevoerd door enkele plaatselijke rederijkers. Marie Conscience en een oom waren Wanhopig vroeg Conscience zijn uitgever om de enige aanwezige familieleden. Vader en financiĂŤle steun: moeder Conscience bleven in Brussel om hun Hier heb ik mijn stervend zoontje moeten twaalfjarig zoontje Hendrik bij te staan in zijn verlaten om naar Dixmude te vliegen waar laatste uren. Twee dagen later sprak de dichter ik 48 uren de doodstrijd van mijn zoon Hil- Emanuel Hiel op de begrafenis van Hendrikje. devert heb bijgewoond. Hij is daar zaterdagavond in mijn armen gestorven. Hier terug- . Johan Vanhecke is hoofd archiefverwerking in het gekeerd op dringend roepen vind ik drie Letterenhuis. Hij schreef onder meer de biografie doctors in consult over mijn ongelukkige van Johan Daisne en werkt momenteel aan de Hendrik die weinig hoop laat voeden. Te biografie van Hendrik Conscience. Een nog steeds aangeslagen Hendrik Conscience, als voorzitter van het 11de Taal- en Letterkundig

96


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.