Na de pensionering van Hoynck van Papendrecht in 1929 kwam het museum onder het beheer van de directeur van museum Boymans en dat bleef zo tot 1947. Toen kreeg Petra Beydals de opdracht in het Schielandshuis het Museum van Oudheden te laten herrijzen als het Historisch Museum der Stad Rotterdam. Haar grootste interesse ging uit naar de voorwerpen van kunst en kunstnijverheid waarmee de Rotterdamse elite zich in de achttiende en negentiende eeuw omringde. Met de aanstelling van Dolf Meyerman in 1971 kreeg het museum nieuwe impulsen. Onder zijn leiding kwam museum De Dubbelde Palmboom tot stand, herkreeg het Schielandshuis zijn zeventiende-eeuwse uiterlijk en kwam er een geklimatiseerd depot. Bij de formulering van het acquisitiebeleid greep Meyerman gedeeltelijk terug op Hoynck van Papendrecht, maar anders dan zijn voorganger rekende hij de Rotterdamse kunstproductie juist wel tot het verzamelterrein van het museum. Inmiddels telt de collectie meer dan honderdduizend voorwerpen. Voor ons als conservatoren was het een zelf opgelegde uitdaging daaruit honderd favorieten te kiezen. Aan de hand van deze persoonlijke keus geven wij een kijkje achter de schermen van het museum.
Honderd!
Deze publicatie is mogelijk gemaakt door de Stichting Vrienden van het Karottenfabriekje
Historisch Museum Rotterdam
Honderd!
Deze publicatie is mogelijk gemaakt door de Stichting Vrienden van het Karottenfabriekje
Historisch Museum Rotterdam
Honderd! De conservatoren van het Historisch Museum Rotterdam hebben plezier in hun werk. Bijna dagelijks hebben zij rechtstreeks contact met voorwerpen die anderen alleen maar op een foto of door het glas van een vitrine kunnen bekijken. Vaak hebben zij een persoonlijke relatie met een voorwerp, doordat ze zich inspanden voor de verwerving ervan, er onderzoek naar deden, de restauratie begeleidden, er over publiceerden of het zo voordelig mogelijk in een tentoonstelling presenteerden. Van hun betrokkenheid bij de voorwerpen getuigt dit boekje. Aanleiding om het te maken is de honderdste verjaardag van het Historisch Museum Rotterdam dat in 1905 als Museum van Oudheden zijn collectie in het Schielandshuis voor bezoekers toegankelijk stelde. De toen gedrukte catalogus telde 1500 nummers. Daarna groeide de verzameling snel. De huidige collectie is het resultaat van een verzamelbeleid waarop drie directeuren in het bijzonder hun stempel hebben gezet. De eerste directeur, A. Hoynck van Papendrecht, verwierf vooral voorwerpen uit het dagelijkse leven van gewone Rotterdammers. Ook voegde hij bodemvondsten, bouwfragmenten en interieuronderdelen aan de collectie toe. Verwerving van schilderijen en kunstvoorwerpen liet hij echter over aan museum Boymans dat toen de hoofdgebruiker van het Schielandshuis was.
Honderd! De conservatoren van het Historisch Museum Rotterdam hebben plezier in hun werk. Bijna dagelijks hebben zij rechtstreeks contact met voorwerpen die anderen alleen maar op een foto of door het glas van een vitrine kunnen bekijken. Vaak hebben zij een persoonlijke relatie met een voorwerp, doordat ze zich inspanden voor de verwerving ervan, er onderzoek naar deden, de restauratie begeleidden, er over publiceerden of het zo voordelig mogelijk in een tentoonstelling presenteerden. Van hun betrokkenheid bij de voorwerpen getuigt dit boekje. Aanleiding om het te maken is de honderdste verjaardag van het Historisch Museum Rotterdam dat in 1905 als Museum van Oudheden zijn collectie in het Schielandshuis voor bezoekers toegankelijk stelde. De toen gedrukte catalogus telde 1500 nummers. Daarna groeide de verzameling snel. De huidige collectie is het resultaat van een verzamelbeleid waarop drie directeuren in het bijzonder hun stempel hebben gezet. De eerste directeur, A. Hoynck van Papendrecht, verwierf vooral voorwerpen uit het dagelijkse leven van gewone Rotterdammers. Ook voegde hij bodemvondsten, bouwfragmenten en interieuronderdelen aan de collectie toe. Verwerving van schilderijen en kunstvoorwerpen liet hij echter over aan museum Boymans dat toen de hoofdgebruiker van het Schielandshuis was.
Na de pensionering van Hoynck van Papendrecht in 1929 kwam het museum onder het beheer van de directeur van museum Boymans en dat bleef zo tot 1947. Toen kreeg Petra Beydals de opdracht in het Schielandshuis het Museum van Oudheden te laten herrijzen als het Historisch Museum der Stad Rotterdam. Haar grootste interesse ging uit naar de voorwerpen van kunst en kunstnijverheid waarmee de Rotterdamse elite zich in de achttiende en negentiende eeuw omringde. Met de aanstelling van Dolf Meyerman in 1971 kreeg het museum nieuwe impulsen. Onder zijn leiding kwam museum De Dubbelde Palmboom tot stand, herkreeg het Schielandshuis zijn zeventiende-eeuwse uiterlijk en kwam er een geklimatiseerd depot. Bij de formulering van het acquisitiebeleid greep Meyerman gedeeltelijk terug op Hoynck van Papendrecht, maar anders dan zijn voorganger rekende hij de Rotterdamse kunstproductie juist wel tot het verzamelterrein van het museum. Inmiddels telt de collectie meer dan honderdduizend voorwerpen. Voor ons als conservatoren was het een zelf opgelegde uitdaging daaruit honderd favorieten te kiezen. Aan de hand van deze persoonlijke keus geven wij een kijkje achter de schermen van het museum.
Na de pensionering van Hoynck van Papendrecht in 1929 kwam het museum onder het beheer van de directeur van museum Boymans en dat bleef zo tot 1947. Toen kreeg Petra Beydals de opdracht in het Schielandshuis het Museum van Oudheden te laten herrijzen als het Historisch Museum der Stad Rotterdam. Haar grootste interesse ging uit naar de voorwerpen van kunst en kunstnijverheid waarmee de Rotterdamse elite zich in de achttiende en negentiende eeuw omringde. Met de aanstelling van Dolf Meyerman in 1971 kreeg het museum nieuwe impulsen. Onder zijn leiding kwam museum De Dubbelde Palmboom tot stand, herkreeg het Schielandshuis zijn zeventiende-eeuwse uiterlijk en kwam er een geklimatiseerd depot. Bij de formulering van het acquisitiebeleid greep Meyerman gedeeltelijk terug op Hoynck van Papendrecht, maar anders dan zijn voorganger rekende hij de Rotterdamse kunstproductie juist wel tot het verzamelterrein van het museum. Inmiddels telt de collectie meer dan honderdduizend voorwerpen. Voor ons als conservatoren was het een zelf opgelegde uitdaging daaruit honderd favorieten te kiezen. Aan de hand van deze persoonlijke keus geven wij een kijkje achter de schermen van het museum.
Alliantiewapen Vanwege het ‘nijpende plaatsgebrek’ in het Schielandshuis achtte directeur Hoynck van Papendrecht het noodzakelijk het omvangrijke bezit aan snij- en beeldhouwwerk van het museum te publiceren. De verzameling was namelijk te groot om in haar geheel op te stellen terwijl dat ‘voor een goed begrip van de collectie een vereischte zou wezen’. In zijn korte inleiding geeft Hoynck aan waardoor de collectie zo groot is, waar het snijwerk vandaan komt en in welke (stijl)periode het is te plaatsen. Tot slot geeft hij een chronologisch overzicht van de beeldsnijders en beeldhouwers die hij in de archieven aantrof. Een van de stukken in zijn catalogus is een wapen uit een huis in Charlois. Het is een alliantiewapen waarop de familiewapens van een man en een vrouw onder één kroon zijn verenigd ter bevestiging van hun huwelijksverbond. Aangezien iedereen zich een familiewapen kan aanmeten, is het vaak moeilijk wapens en families aan elkaar te koppelen. Van dit houtsnijwerk heeft Hoynck alleen de dubbelkoppige adelaar thuisgebracht; deze hoort bij het geslacht Barendrecht. Vooralsnog is onbekend wie de vrouwelijke wederhelft was die een bijenkorf in haar wapen voerde.
inventarisnr.
18822 periode
circa 1750 vervaardiger
materiaal
1
A. Hoynck van Papendrecht, Houtsnijwerk. Rotterdam1928
hout, verf afmetingen:
h 75 b 72,5 d 25,5 cm
Alliantiewapen Vanwege het ‘nijpende plaatsgebrek’ in het Schielandshuis achtte directeur Hoynck van Papendrecht het noodzakelijk het omvangrijke bezit aan snij- en beeldhouwwerk van het museum te publiceren. De verzameling was namelijk te groot om in haar geheel op te stellen terwijl dat ‘voor een goed begrip van de collectie een vereischte zou wezen’. In zijn korte inleiding geeft Hoynck aan waardoor de collectie zo groot is, waar het snijwerk vandaan komt en in welke (stijl)periode het is te plaatsen. Tot slot geeft hij een chronologisch overzicht van de beeldsnijders en beeldhouwers die hij in de archieven aantrof. Een van de stukken in zijn catalogus is een wapen uit een huis in Charlois. Het is een alliantiewapen waarop de familiewapens van een man en een vrouw onder één kroon zijn verenigd ter bevestiging van hun huwelijksverbond. Aangezien iedereen zich een familiewapen kan aanmeten, is het vaak moeilijk wapens en families aan elkaar te koppelen. Van dit houtsnijwerk heeft Hoynck alleen de dubbelkoppige adelaar thuisgebracht; deze hoort bij het geslacht Barendrecht. Vooralsnog is onbekend wie de vrouwelijke wederhelft was die een bijenkorf in haar wapen voerde.
inventarisnr.
18822 periode
circa 1750 vervaardiger
materiaal
1
A. Hoynck van Papendrecht, Houtsnijwerk. Rotterdam1928
hout, verf afmetingen:
h 75 b 72,5 d 25,5 cm
Bankbiljettenwagen In oktober 1999 sloot de Nederlandse Bank haar Bijbank in Rotterdam, die hier sinds 1865 was gevestigd. In de snel groeiende haven- en handelsstad voorzag de Bijbank toen in de toenemende behoefte aan liquide middelen in de vorm van papiergeld. De Bijbank heeft in de stad verschillende locaties gehad, sinds 1955 aan de Boompjes 250. Daar werd het karretje gebruikt voor intern vervoer van bankbiljetten. Achter de deurtjes zitten tien stalen schuifladen. In elke la passen tienduizend bankbiljetten. De kar kon dus het duizelingwekkende bedrag van honderd miljoen gulden bevatten – een heftig contrast met het geblutste en smoezelige uiterlijk van het voorwerp. De modernisering van het betalingsverkeer, elektronisch bankieren en de opkomst van plastic geld leidden ertoe dat particulieren en bedrijven minder contant geld nodig hebben. Het wagentje werd overbodig en aan het museum overgedragen.
inventarisnr.
77078 periode
1955-1980 vervaardiger
Ahrend
2
Cora Boele, ‘De komst van de Bijbank der Nederlandsche Bank te Rotterdam’, Rotterdams jaarboekje 1997, p. 257-279
materiaal
metaal, linoleum afmetingen
h 144 b 53 d 82 cm
Bankbiljettenwagen In oktober 1999 sloot de Nederlandse Bank haar Bijbank in Rotterdam, die hier sinds 1865 was gevestigd. In de snel groeiende haven- en handelsstad voorzag de Bijbank toen in de toenemende behoefte aan liquide middelen in de vorm van papiergeld. De Bijbank heeft in de stad verschillende locaties gehad, sinds 1955 aan de Boompjes 250. Daar werd het karretje gebruikt voor intern vervoer van bankbiljetten. Achter de deurtjes zitten tien stalen schuifladen. In elke la passen tienduizend bankbiljetten. De kar kon dus het duizelingwekkende bedrag van honderd miljoen gulden bevatten – een heftig contrast met het geblutste en smoezelige uiterlijk van het voorwerp. De modernisering van het betalingsverkeer, elektronisch bankieren en de opkomst van plastic geld leidden ertoe dat particulieren en bedrijven minder contant geld nodig hebben. Het wagentje werd overbodig en aan het museum overgedragen.
inventarisnr.
77078 periode
1955-1980 vervaardiger
Ahrend
2
Cora Boele, ‘De komst van de Bijbank der Nederlandsche Bank te Rotterdam’, Rotterdams jaarboekje 1997, p. 257-279
materiaal
metaal, linoleum afmetingen
h 144 b 53 d 82 cm
Barbie Barbie is in 1964 voor het eerst in Nederland te koop. Mooi op tijd voor Sinterklaas ligt de tienerpop met het volwassen figuur en de lange, buigzame benen in de winkels. In de Verenigde Staten is het schoolmeisje al vijf jaar een succes. Ook hier verovert Barbie razendsnel de harten van meisjes, samen met haar vrienden Midge, Ken en Allan; in 1965 verschijnen Skooter en Ricky. Essentieel zijn de los verkrijgbare kledingsets, die – net als de pop – in Japan worden gemaakt. ‘Honderd kleurige, opwindende nieuwtjes’, jubelt het boekje met de nieuwe mode bij de barbiepop in de museumcollectie. Dat mode belangrijk is voor Barbie blijkt ook uit de reclames van warenhuizen. Zo neemt De Bijenkorf de pop in 1965 als uitgangspunt voor een modeshow. Mannequins tonen de poppenmode in menselijke maat, terwijl ze het voorbeeld in hun handen hebben. v&d toont haar wel in de folder met najaarsmode, maar niet als speelgoed in de Sinterklaasfolder. Barbie beweegt zich op de grens van mode en speelgoed. Vanuit beide invalshoeken is zij voor het museum interessant. inventarisnr.
63995.B periode
1965 vervaardiger
Mattel, Japan
3
Hélène J.M. Winkelman, Hier is Barbie en de rest van de Mattel-familie (1964-2003). Veertig jaar barbiepoppen in Nederland. Amsterdam 2003, p. 7-19
materiaal
kunststof, katoen afmetingen
h 33 b 27 d 2 cm
Barbie Barbie is in 1964 voor het eerst in Nederland te koop. Mooi op tijd voor Sinterklaas ligt de tienerpop met het volwassen figuur en de lange, buigzame benen in de winkels. In de Verenigde Staten is het schoolmeisje al vijf jaar een succes. Ook hier verovert Barbie razendsnel de harten van meisjes, samen met haar vrienden Midge, Ken en Allan; in 1965 verschijnen Skooter en Ricky. Essentieel zijn de los verkrijgbare kledingsets, die – net als de pop – in Japan worden gemaakt. ‘Honderd kleurige, opwindende nieuwtjes’, jubelt het boekje met de nieuwe mode bij de barbiepop in de museumcollectie. Dat mode belangrijk is voor Barbie blijkt ook uit de reclames van warenhuizen. Zo neemt De Bijenkorf de pop in 1965 als uitgangspunt voor een modeshow. Mannequins tonen de poppenmode in menselijke maat, terwijl ze het voorbeeld in hun handen hebben. v&d toont haar wel in de folder met najaarsmode, maar niet als speelgoed in de Sinterklaasfolder. Barbie beweegt zich op de grens van mode en speelgoed. Vanuit beide invalshoeken is zij voor het museum interessant. inventarisnr.
63995.B periode
1965 vervaardiger
Mattel, Japan
3
Hélène J.M. Winkelman, Hier is Barbie en de rest van de Mattel-familie (1964-2003). Veertig jaar barbiepoppen in Nederland. Amsterdam 2003, p. 7-19
materiaal
kunststof, katoen afmetingen
h 33 b 27 d 2 cm
Bedstede Toen in 1867 in Poortugaal een hofstede, bekend als het voormalige jachtslot van de Egmonts, gedoemd was te verdwijnen, wist de toenmalige eigenaar voor een deel van het fraaie interieur een bevredigende bestemming te vinden. Uit de hofstede kochten de archivarissen Scheffer en Obreen voor Rotterdam een dubbele bedstede. Bezoekers van het archief prezen de bedstede maar nog meer de inhoud want: ‘Daar berusten, in veertig groote portefeuilles, honderden van platen, teekeningen, kaarten, platte gronden, afbeeldingen van gebouwen, stadsgezigten uit verschillende tijden, tal van historieprenten, portretten van Rotterdammers en van personen, die op Rotterdam betrekking hebben; – Rotterdams geschiedenis in beeld … die het archief ons te lezen geeft.’ Later, toen de bedstede in de collectie van het museum was opgenomen, was het niet veel anders: ontdaan van de bedgordijnen en volgehangen met tegeltableaus en andere voorwerpen had de betimmering meer weg van een vitrine dan van een bedstede. Nu denken we na over een opstelling die recht doet aan de herkomst, het snijwerk en vooral de functie van deze unieke bedstede. Alleen al door de forse afmetingen zal dat niet eenvoudig zijn.
inventarisnr.
9701 periode
1575-1625 vervaardiger
materiaal
eikenhout
4
afmetingen
h 265 b 515 d 146 cm
doorgang b 123 cm
Bedstede Toen in 1867 in Poortugaal een hofstede, bekend als het voormalige jachtslot van de Egmonts, gedoemd was te verdwijnen, wist de toenmalige eigenaar voor een deel van het fraaie interieur een bevredigende bestemming te vinden. Uit de hofstede kochten de archivarissen Scheffer en Obreen voor Rotterdam een dubbele bedstede. Bezoekers van het archief prezen de bedstede maar nog meer de inhoud want: ‘Daar berusten, in veertig groote portefeuilles, honderden van platen, teekeningen, kaarten, platte gronden, afbeeldingen van gebouwen, stadsgezigten uit verschillende tijden, tal van historieprenten, portretten van Rotterdammers en van personen, die op Rotterdam betrekking hebben; – Rotterdams geschiedenis in beeld … die het archief ons te lezen geeft.’ Later, toen de bedstede in de collectie van het museum was opgenomen, was het niet veel anders: ontdaan van de bedgordijnen en volgehangen met tegeltableaus en andere voorwerpen had de betimmering meer weg van een vitrine dan van een bedstede. Nu denken we na over een opstelling die recht doet aan de herkomst, het snijwerk en vooral de functie van deze unieke bedstede. Alleen al door de forse afmetingen zal dat niet eenvoudig zijn.
inventarisnr.
9701 periode
1575-1625 vervaardiger
materiaal
eikenhout
4
afmetingen
h 265 b 515 d 146 cm
doorgang b 123 cm
Behangselstuk ‘Bij een televisie-uitzending ... zag ik toevallig dat bij Christies een schilderij onder de hamer zou komen uit oud bezit van het Historisch Museum’, begint een brief van 13 september 1983 van directeur Dolf Meyerman aan de wethouder. In die uitzending scheerde de camera van de nos in hoog tempo langs de opgestapelde spullen van een failliet verklaarde huisjesmelker terwijl de nieuwslezer vertelde dat al de bezittingen van deze Rotterdamse krottenkoning op bevel van de belastingdienst zouden worden geveild. Natuurlijk probeerde het museum het schilderij buiten de veiling houden – daar ging die brief over. Een vermelding in het aanwinstenboek van 1905, een mededeling in het jaarverslag van 1915 en een foto uit datzelfde jaar zetten de claims kracht bij. Desondanks ging de verkoop van het stuk door. Wegens de hoge prijs heeft het museum het schilderij niet kunnen terugkopen. Wel werd op dezelfde veiling een immens schoorsteenstuk in contemporaine lijst van Dionys van Nijmegen verworven. De wat ongewone voorstelling, Mozes trapt op Farao’s kroon, komt ook op een ander Rotterdams schoorsteenstuk voor. Daarmee is het aangekochte doek een uitstekend voorbeeld van het soort behangselstukken waarmee het atelier van de familie Van Nijmegen de hele achttiende eeuw door de huizen van de Rotterdamse elite decoreerde.
inventarisnr.
61073 periode
circa 1750 vervaardiger
Dionys van Nijmegen materiaal
5
olieverf op linnen afmetingen
h 210,5 b 93 cm met lijst
Behangselstuk ‘Bij een televisie-uitzending ... zag ik toevallig dat bij Christies een schilderij onder de hamer zou komen uit oud bezit van het Historisch Museum’, begint een brief van 13 september 1983 van directeur Dolf Meyerman aan de wethouder. In die uitzending scheerde de camera van de nos in hoog tempo langs de opgestapelde spullen van een failliet verklaarde huisjesmelker terwijl de nieuwslezer vertelde dat al de bezittingen van deze Rotterdamse krottenkoning op bevel van de belastingdienst zouden worden geveild. Natuurlijk probeerde het museum het schilderij buiten de veiling houden – daar ging die brief over. Een vermelding in het aanwinstenboek van 1905, een mededeling in het jaarverslag van 1915 en een foto uit datzelfde jaar zetten de claims kracht bij. Desondanks ging de verkoop van het stuk door. Wegens de hoge prijs heeft het museum het schilderij niet kunnen terugkopen. Wel werd op dezelfde veiling een immens schoorsteenstuk in contemporaine lijst van Dionys van Nijmegen verworven. De wat ongewone voorstelling, Mozes trapt op Farao’s kroon, komt ook op een ander Rotterdams schoorsteenstuk voor. Daarmee is het aangekochte doek een uitstekend voorbeeld van het soort behangselstukken waarmee het atelier van de familie Van Nijmegen de hele achttiende eeuw door de huizen van de Rotterdamse elite decoreerde.
inventarisnr.
61073 periode
circa 1750 vervaardiger
Dionys van Nijmegen materiaal
5
olieverf op linnen afmetingen
h 210,5 b 93 cm met lijst
Beilby Het is voor een conservator altijd een bijzonder genoegen een verzameling aan een echte kenner te laten zien, zeker als de conservator zelf geen deskundige op het gebied van die collectie is. Zo’n specialistisch terrein is gegraveerd glas, waarvan het museum een prachtige verzameling bezit. Bij de beschrijving ervan kregen we hulp van Frides Laméris, tot zijn dood in 2003 de belangrijkste handelaar in antiek glas in Nederland. Bij Laméris’ eerste bezoek aan het depot viel zijn oog op een glas dat niet gegraveerd is, maar beschilderd. Hij raakte in grote opwinding. Dit was een topstuk, uiterst zeldzaam en waardevol, en hij moest zich al enorm vergissen als de schildering van de wapens van Willem v en Wilhelmina van Pruisen niet het werk was van William Beilby, een emailschilder uit Newcastle, de plaats waar het glas zo goed als zeker was geblazen. Verder onderzoek bevestigde Laméris’ toeschrijving. En dan te bedenken dat het glas een cadeautje was, een toegift ter bezegeling van de aankoop van een aantal portretten uit de familie Prins. inventarisnr.
17 periode
circa 1770 vervaardiger
William Beilby
6
N.I. Schadee, Met rad en diamant, gegraveerde glazen uit Rotterdamse collecties. Rotterdam 1989, nr. 35 J. Rush, A Beilby Odyssey. London 1987
materiaal
glas, emailleverf afmetingen
h 18,8 cm Ø 8,1 cm
Beilby Het is voor een conservator altijd een bijzonder genoegen een verzameling aan een echte kenner te laten zien, zeker als de conservator zelf geen deskundige op het gebied van die collectie is. Zo’n specialistisch terrein is gegraveerd glas, waarvan het museum een prachtige verzameling bezit. Bij de beschrijving ervan kregen we hulp van Frides Laméris, tot zijn dood in 2003 de belangrijkste handelaar in antiek glas in Nederland. Bij Laméris’ eerste bezoek aan het depot viel zijn oog op een glas dat niet gegraveerd is, maar beschilderd. Hij raakte in grote opwinding. Dit was een topstuk, uiterst zeldzaam en waardevol, en hij moest zich al enorm vergissen als de schildering van de wapens van Willem v en Wilhelmina van Pruisen niet het werk was van William Beilby, een emailschilder uit Newcastle, de plaats waar het glas zo goed als zeker was geblazen. Verder onderzoek bevestigde Laméris’ toeschrijving. En dan te bedenken dat het glas een cadeautje was, een toegift ter bezegeling van de aankoop van een aantal portretten uit de familie Prins. inventarisnr.
17 periode
circa 1770 vervaardiger
William Beilby
6
N.I. Schadee, Met rad en diamant, gegraveerde glazen uit Rotterdamse collecties. Rotterdam 1989, nr. 35 J. Rush, A Beilby Odyssey. London 1987
materiaal
glas, emailleverf afmetingen
h 18,8 cm Ø 8,1 cm
Bellebom Op 29 november 1944 bombardeerden acht Britse Typhoons op verzoek van het Rotterdamse verzet de Duitse Sicherheitsdienst aan de Heemraadsingel. Eén van de bommen, een 1.000 lbs Medium Capacity vliegtuigbom, boorde zich zonder te ontploffen zeven meter diep in de tuin van Bellevoysstraat 31. De blindganger bleef daar jarenlang in de bodem zitten, maar werd tijdens de sanering van de wijk Middelland opgespoord. Op 27 maart 1988 ontmantelde de Explosieven Opruimingsdienst (eod) de ‘Bellebom’. Voor
alle zekerheid waren duizenden omwonenden geëvacueerd in de grootste ontruimingsoperatie in de stad sinds de oorlog. Het museum wilde de bom graag in de collectie opnemen; een langdurig bruikleen van de eod bleek mogelijk. Op 15 november 1988 vond de overdracht plaats. Toen bleek dat de al te ijverige landmacht de aanwinst had ‘gerestaureerd’: de bom was netjes groen overgespoten en van een frisse belettering voorzien. Gelukkig droeg de verkreukelde, losse staart nog wel de originele kleuren.
inventarisnr.
65483 bom 65524 staart periode
1943-1944 vervaardiger
materiaal
7
O. Gelderblom en Jan van der Ploeg, Even terug in de tijd, 100 jaar Sonjéstraat. Rotterdam 2000
brons, ijzer afmetingen
l 140 cm Ø 43 cm h 55 b 51 d 52,5 cm
Bellebom Op 29 november 1944 bombardeerden acht Britse Typhoons op verzoek van het Rotterdamse verzet de Duitse Sicherheitsdienst aan de Heemraadsingel. Eén van de bommen, een 1.000 lbs Medium Capacity vliegtuigbom, boorde zich zonder te ontploffen zeven meter diep in de tuin van Bellevoysstraat 31. De blindganger bleef daar jarenlang in de bodem zitten, maar werd tijdens de sanering van de wijk Middelland opgespoord. Op 27 maart 1988 ontmantelde de Explosieven Opruimingsdienst (eod) de ‘Bellebom’. Voor
alle zekerheid waren duizenden omwonenden geëvacueerd in de grootste ontruimingsoperatie in de stad sinds de oorlog. Het museum wilde de bom graag in de collectie opnemen; een langdurig bruikleen van de eod bleek mogelijk. Op 15 november 1988 vond de overdracht plaats. Toen bleek dat de al te ijverige landmacht de aanwinst had ‘gerestaureerd’: de bom was netjes groen overgespoten en van een frisse belettering voorzien. Gelukkig droeg de verkreukelde, losse staart nog wel de originele kleuren.
inventarisnr.
65483 bom 65524 staart periode
1943-1944 vervaardiger
materiaal
7
O. Gelderblom en Jan van der Ploeg, Even terug in de tijd, 100 jaar Sonjéstraat. Rotterdam 2000
brons, ijzer afmetingen
l 140 cm Ø 43 cm h 55 b 51 d 52,5 cm
Bloedputje Op de telefonisch binnengekomen vraag of het museum belangstelling had voor een bloedputje moesten we in eerste instantie het antwoord schuldig blijven. We wisten niet eens wat dat was. Het had in Van Dale moeten staan tussen bloedpudding en bloedraad. Maar daar stond het niet. Onze nieuwsgierigheid was gewekt en een telefoontje met de ‘aanbieder’ bracht alvast enige helderheid. Het putje was nog ter plekke te zien in het koetshuis van een half gesloopt huis in Hillegersberg. Eenmaal bij het gemetselde ronde gat in de vloer werd het allemaal duidelijk. Hierboven werd een te slachten beest vastgezet om het vervolgens de hals door te snijden; de put ving het bloed op. Het museum wilde de put graag hebben, maar verwerving van wat eigenlijk een ‘gat’ is, riep vragen op. Hoever rondom moest er worden uitgezaagd, en hoe diep, hoe vervoer je een put? Inmiddels is het bloedputje in de verzameling opgenomen. De verwerving laat opnieuw zien dat het museum zich niet alleen met de geschiedenis en cultuur van de grote stad bezighoudt, maar ook met de gebruiken en gewoonten in de (geannexeerde) dorpen van Rotterdam.
inventarisnr.
9466 periode
circa 1820 vervaardiger
materiaal
8
baksteen, plavuis, gres afmetingen
Ø 62 h 68 b 90 cm
Bloedputje Op de telefonisch binnengekomen vraag of het museum belangstelling had voor een bloedputje moesten we in eerste instantie het antwoord schuldig blijven. We wisten niet eens wat dat was. Het had in Van Dale moeten staan tussen bloedpudding en bloedraad. Maar daar stond het niet. Onze nieuwsgierigheid was gewekt en een telefoontje met de ‘aanbieder’ bracht alvast enige helderheid. Het putje was nog ter plekke te zien in het koetshuis van een half gesloopt huis in Hillegersberg. Eenmaal bij het gemetselde ronde gat in de vloer werd het allemaal duidelijk. Hierboven werd een te slachten beest vastgezet om het vervolgens de hals door te snijden; de put ving het bloed op. Het museum wilde de put graag hebben, maar verwerving van wat eigenlijk een ‘gat’ is, riep vragen op. Hoever rondom moest er worden uitgezaagd, en hoe diep, hoe vervoer je een put? Inmiddels is het bloedputje in de verzameling opgenomen. De verwerving laat opnieuw zien dat het museum zich niet alleen met de geschiedenis en cultuur van de grote stad bezighoudt, maar ook met de gebruiken en gewoonten in de (geannexeerde) dorpen van Rotterdam.
inventarisnr.
9466 periode
circa 1820 vervaardiger
materiaal
8
baksteen, plavuis, gres afmetingen
Ø 62 h 68 b 90 cm
Bouwvak In 1979 kocht het museum een tegeltableau met een afbeelding van een huis in aanbouw. Het was niet zeker of het tableau in Rotterdam was vervaardigd maar dat deed er niet toe: het stuk werd verworven om de voorstelling. De naïeve maar levendige weergave van het bouwbedrijf heeft een hoge educatieve waarde. Alles wat er vroeger te pas kwam bij het bouwen van huis is te zien. Op de voorgrond staat een kruiwagen waarin mortel wordt gemengd en liggen bakstenen klaar die werklui in korven naar de bouwplaats brengen. Op de achtergrond legt een geknielde stratenmaker steentjes, de timmerman zet een dakconstructie in elkaar en metselaars trekken een muurtje op. Extra’s zijn de overal tegenwoordige hoeden, de wapperende vlag die aangeeft dat het hoogste punt van de bouw is bereikt, het jongetje met de hoepel en de grappige hondjes. Veel later wees onderzoek uit dat het tableau, of op z’n minst de rand, waarschijnlijk afkomstig is uit het atelier van Verwijk aan de Schiedamsedijk. Ook dat is een extra. inventarisnr.
5501 periode
circa 1830 vervaardiger
mogelijk firma Verwijk, Rotterdam
9
Jan Pluis, De Nederlandse tegel, decors en benamingen. Leiden 1997, p. 477, A14.05.04
materiaal
tweemaal gebakken klei, glazuur afmetingen
h 77 b 64 cm
Bouwvak In 1979 kocht het museum een tegeltableau met een afbeelding van een huis in aanbouw. Het was niet zeker of het tableau in Rotterdam was vervaardigd maar dat deed er niet toe: het stuk werd verworven om de voorstelling. De naïeve maar levendige weergave van het bouwbedrijf heeft een hoge educatieve waarde. Alles wat er vroeger te pas kwam bij het bouwen van huis is te zien. Op de voorgrond staat een kruiwagen waarin mortel wordt gemengd en liggen bakstenen klaar die werklui in korven naar de bouwplaats brengen. Op de achtergrond legt een geknielde stratenmaker steentjes, de timmerman zet een dakconstructie in elkaar en metselaars trekken een muurtje op. Extra’s zijn de overal tegenwoordige hoeden, de wapperende vlag die aangeeft dat het hoogste punt van de bouw is bereikt, het jongetje met de hoepel en de grappige hondjes. Veel later wees onderzoek uit dat het tableau, of op z’n minst de rand, waarschijnlijk afkomstig is uit het atelier van Verwijk aan de Schiedamsedijk. Ook dat is een extra. inventarisnr.
5501 periode
circa 1830 vervaardiger
mogelijk firma Verwijk, Rotterdam
9
Jan Pluis, De Nederlandse tegel, decors en benamingen. Leiden 1997, p. 477, A14.05.04
materiaal
tweemaal gebakken klei, glazuur afmetingen
h 77 b 64 cm
Broodoven Je hoeft niet naar de Derde Wereld of het Wereldmuseum te gaan om voorbeelden van inventief hergebruik te zien. Verschillende voorwerpen uit de collectie bewijzen hoe moeilijke omstandigheden mensen tot ingenieuze improvisaties kunnen brengen. Een goed voorbeeld zijn de maaksels van de uit Groningen afkomstige smid E.K. Mulder, machinist bij de Nederlandse Spoorwegen. Hij bracht de oorlog met zijn gezin in Rotterdam door en tijdens de hongerwinter bleken zijn vindingrijkheid en vakmanschap een zegen. Van een snoepblik van Van Melle maakte hij een broodoven door er een isolatiemantel in te bouwen en er een gaskraan op aan te sluiten; met het fietsventiel kon de vlam worden geregeld. Het geheel werd op keurige, geprofileerde pootjes vastgeklonken. Uit afvalmetaal dreef hij een bakblik. Een oud brillenglas van zijn zoon deed dienst als kijkglas, zodat het deeg in de gaten kon worden gehouden. Met dezelfde kundigheid maakte hij een bijbehorend molentje van beton en metaal waarmee graan tot meel kon worden gemalen. inventarisnr.
34741 periode
1944-1945 vervaardiger
E.K. Mulder materiaal
10
ijzer, tin, koper, asbest, glas afmetingen
h 25 b 47 d 20 cm
Broodoven Je hoeft niet naar de Derde Wereld of het Wereldmuseum te gaan om voorbeelden van inventief hergebruik te zien. Verschillende voorwerpen uit de collectie bewijzen hoe moeilijke omstandigheden mensen tot ingenieuze improvisaties kunnen brengen. Een goed voorbeeld zijn de maaksels van de uit Groningen afkomstige smid E.K. Mulder, machinist bij de Nederlandse Spoorwegen. Hij bracht de oorlog met zijn gezin in Rotterdam door en tijdens de hongerwinter bleken zijn vindingrijkheid en vakmanschap een zegen. Van een snoepblik van Van Melle maakte hij een broodoven door er een isolatiemantel in te bouwen en er een gaskraan op aan te sluiten; met het fietsventiel kon de vlam worden geregeld. Het geheel werd op keurige, geprofileerde pootjes vastgeklonken. Uit afvalmetaal dreef hij een bakblik. Een oud brillenglas van zijn zoon deed dienst als kijkglas, zodat het deeg in de gaten kon worden gehouden. Met dezelfde kundigheid maakte hij een bijbehorend molentje van beton en metaal waarmee graan tot meel kon worden gemalen. inventarisnr.
34741 periode
1944-1945 vervaardiger
E.K. Mulder materiaal
10
ijzer, tin, koper, asbest, glas afmetingen
h 25 b 47 d 20 cm
Broodtrommel De zusters Marie en Nel leefden zuinig. Lange tijd zorgde de een voor hun ouders, de ander voor het inkomen. Ze bewaarden alles wat ooit nog van pas kon komen. Toen Nel als laatste van de twee overleed, zochten haar neven een goede bestemming voor de inboedel. Het museum maakte een selectie uit huisraad en kleding, waaronder deze broodtrommel. De trommel is geschilderd in de imitatie houtstructuur die aan het einde van de negentiende eeuw populair was en
maakte vermoedelijk deel uit van de uitzet van de ouders van Marie en Nel. Een brede strook kleefpleister van recenter datum bedekt de ventilatiegaten. Op dit ogenblik kan de lijmstof worden opgelost en nog zonder schade aan de lak worden verwijderd. Toch laten we het zo. Het langdurige gebruik van de trommel en de bijbehorende gebruikssporen maken het voor het museum extra interessant. Ook al is het gissen of de pleister was bedoeld als bescherming tegen mieren.
inventarisnr.
81843 periode
circa 1900 in gebruik tot 2001 vervaardiger
materiaal
11
blik, lak, pleister afmetingen
h 23,5 b 42 d 24 cm
Broodtrommel De zusters Marie en Nel leefden zuinig. Lange tijd zorgde de een voor hun ouders, de ander voor het inkomen. Ze bewaarden alles wat ooit nog van pas kon komen. Toen Nel als laatste van de twee overleed, zochten haar neven een goede bestemming voor de inboedel. Het museum maakte een selectie uit huisraad en kleding, waaronder deze broodtrommel. De trommel is geschilderd in de imitatie houtstructuur die aan het einde van de negentiende eeuw populair was en
maakte vermoedelijk deel uit van de uitzet van de ouders van Marie en Nel. Een brede strook kleefpleister van recenter datum bedekt de ventilatiegaten. Op dit ogenblik kan de lijmstof worden opgelost en nog zonder schade aan de lak worden verwijderd. Toch laten we het zo. Het langdurige gebruik van de trommel en de bijbehorende gebruikssporen maken het voor het museum extra interessant. Ook al is het gissen of de pleister was bedoeld als bescherming tegen mieren.
inventarisnr.
81843 periode
circa 1900 in gebruik tot 2001 vervaardiger
materiaal
11
blik, lak, pleister afmetingen
h 23,5 b 42 d 24 cm
Canal à Rotterdam Jongkind schilderde zijn Canal à Rotterdam speciaal voor de Parijse salon van 1873. De jury vond het grote doek te modern en weigerde het. Een teleurgestelde Jongkind wilde daarna nooit meer in Frankrijk exposeren. Na de Eerste Wereldoorlog kwam dit schilderij in Argentinië terecht, maar omstreeks 2000 keerde het terug naar Nederland. Het museum wilde het schilderij dolgraag kopen, maar had moeite met de financiering. Een voor de handliggende subsidiegever, de Vereniging Rembrandt, weigerde steun; het bestuur achtte het werk geen werkelijke verrijking van het Nederlandse kunstbezit. Gelukkig dachten vele vrienden van het museum er anders over. Zij vonden het fraai geschilderde stadsgezicht een geweldige aanwinst voor het Historisch Museum. Dankzij hun steun kon het museum tenslotte toch tot aankoop van dit sleutelwerk uit Jongkinds oeuvre overgaan. Kort daarna vroeg het Musée d’Orsay het schilderij in bruikleen voor een grote overzichtstentoonstelling van Jongkind. Daar hing het niet ergens achteraf, maar op de beste plaats: eindelijk gerechtigheid voor deze Nederlands-Franse voorloper van het impressionisme. inventarisnr.
81100 periode
1873 vervaardiger
Johan Barthold Jongkind materiaal
12
John Sillevis e.a., Johan Barthold Jongkind. Zwolle/Den Haag 2003, p. 56, afb.48
olieverf op linnen afmetingen
h 115,5 b 84,5 cm
Canal à Rotterdam Jongkind schilderde zijn Canal à Rotterdam speciaal voor de Parijse salon van 1873. De jury vond het grote doek te modern en weigerde het. Een teleurgestelde Jongkind wilde daarna nooit meer in Frankrijk exposeren. Na de Eerste Wereldoorlog kwam dit schilderij in Argentinië terecht, maar omstreeks 2000 keerde het terug naar Nederland. Het museum wilde het schilderij dolgraag kopen, maar had moeite met de financiering. Een voor de handliggende subsidiegever, de Vereniging Rembrandt, weigerde steun; het bestuur achtte het werk geen werkelijke verrijking van het Nederlandse kunstbezit. Gelukkig dachten vele vrienden van het museum er anders over. Zij vonden het fraai geschilderde stadsgezicht een geweldige aanwinst voor het Historisch Museum. Dankzij hun steun kon het museum tenslotte toch tot aankoop van dit sleutelwerk uit Jongkinds oeuvre overgaan. Kort daarna vroeg het Musée d’Orsay het schilderij in bruikleen voor een grote overzichtstentoonstelling van Jongkind. Daar hing het niet ergens achteraf, maar op de beste plaats: eindelijk gerechtigheid voor deze Nederlands-Franse voorloper van het impressionisme. inventarisnr.
81100 periode
1873 vervaardiger
Johan Barthold Jongkind materiaal
12
John Sillevis e.a., Johan Barthold Jongkind. Zwolle/Den Haag 2003, p. 56, afb.48
olieverf op linnen afmetingen
h 115,5 b 84,5 cm
Charlestonjurk In 1992 verwierf het museum de omvangrijke verzameling kostuums van het opgeheven Historisch Kostuummuseum in Utrecht. Bij het uitpakken van de collectie in Rotterdam kwamen er bijzondere dingen te voorschijn. Een klein, ongelofelijk zwaar doosje bevatte tien japonnen uit de jaren twintig, alle met kralen bezet. Vrouwen droegen dergelijke jurken als avond- en uitgaanskleding. Ze zijn gemaakt van dunne zijde en versierd met piepkleine fraai gekleurde kraaltjes waarmee de mooiste motieven zijn geborduurd. Na jaren bewaren is de tere zijde van de jurken ernstig verzwakt. Door het rechte model van de jurken hangt het gewicht van de zware kralenborduursels aan de schoudernaden die onder deze last dreigen te bezwijken. Met als gevolg een naakte paspop en een hoopje stof op de grond. Er is maar ĂŠĂŠn manier om dergelijke japonnen te exposeren: de gehele jurk moet op een onderjurk worden genaaid. Het gewicht van de kralen komt dan aan de onderjurk te hangen. Op deze wijze kan de jurk weer in volle glorie worden getoond. inventarisnr.
79113 periode
1925-1930 vervaardiger
materiaal
13
zijde, glaskralen en pailletten afmetingen
h 97 b 57 d 2 cm
Charlestonjurk In 1992 verwierf het museum de omvangrijke verzameling kostuums van het opgeheven Historisch Kostuummuseum in Utrecht. Bij het uitpakken van de collectie in Rotterdam kwamen er bijzondere dingen te voorschijn. Een klein, ongelofelijk zwaar doosje bevatte tien japonnen uit de jaren twintig, alle met kralen bezet. Vrouwen droegen dergelijke jurken als avond- en uitgaanskleding. Ze zijn gemaakt van dunne zijde en versierd met piepkleine fraai gekleurde kraaltjes waarmee de mooiste motieven zijn geborduurd. Na jaren bewaren is de tere zijde van de jurken ernstig verzwakt. Door het rechte model van de jurken hangt het gewicht van de zware kralenborduursels aan de schoudernaden die onder deze last dreigen te bezwijken. Met als gevolg een naakte paspop en een hoopje stof op de grond. Er is maar ĂŠĂŠn manier om dergelijke japonnen te exposeren: de gehele jurk moet op een onderjurk worden genaaid. Het gewicht van de kralen komt dan aan de onderjurk te hangen. Op deze wijze kan de jurk weer in volle glorie worden getoond. inventarisnr.
79113 periode
1925-1930 vervaardiger
materiaal
13
zijde, glaskralen en pailletten afmetingen
h 97 b 57 d 2 cm
Chine de commande De Chinese porseleinschilder van deze wapenschotel heeft vast veel moeite gehad met het grote bord. De decoratie van de rand met Chinese motieven zal routinewerk zijn geweest, maar de beschildering van het midden van het bord moet hem meer inspanning hebben gekost. Zijn opdrachtgever was mogelijk de Rotterdamse Kamer van de Verenigde Oostindische Compagnie. In ieder geval werkte hij naar een tekening die een Oostindiëvaarder naar China had gebracht. Bij de uitbeelding van het Rotterdamse stadswapen vergiste de schilder zich echter of misschien permitteerde hij zich enige vrijheden. Alle leeuwen dienen namelijk een gele, heraldisch ‘or’ (goud), achtergrond te hebben, maar de schilder bracht links een zwart en rechts een rood vlak aan. Dit had bovendien tot gevolg dat de rode leeuw die rechtsboven in het schild hoort te staan van plaats wisselde met de zwarte leeuw die linksboven had moeten worden geschilderd. Bij dit soort porselein op bestelling – chine de commande – gebeurde het wel vaker dat de voorstelling afwijkt van het ontwerp. Het product werd desondanks afgenomen; recent was er een vrijwel exact gelijk exemplaar te koop op een veiling.
inventarisnr.
5071 periode
circa 1725 vervaardiger
materiaal
14
porselein afmetingen
Ø 47,5 cm
Chine de commande De Chinese porseleinschilder van deze wapenschotel heeft vast veel moeite gehad met het grote bord. De decoratie van de rand met Chinese motieven zal routinewerk zijn geweest, maar de beschildering van het midden van het bord moet hem meer inspanning hebben gekost. Zijn opdrachtgever was mogelijk de Rotterdamse Kamer van de Verenigde Oostindische Compagnie. In ieder geval werkte hij naar een tekening die een Oostindiëvaarder naar China had gebracht. Bij de uitbeelding van het Rotterdamse stadswapen vergiste de schilder zich echter of misschien permitteerde hij zich enige vrijheden. Alle leeuwen dienen namelijk een gele, heraldisch ‘or’ (goud), achtergrond te hebben, maar de schilder bracht links een zwart en rechts een rood vlak aan. Dit had bovendien tot gevolg dat de rode leeuw die rechtsboven in het schild hoort te staan van plaats wisselde met de zwarte leeuw die linksboven had moeten worden geschilderd. Bij dit soort porselein op bestelling – chine de commande – gebeurde het wel vaker dat de voorstelling afwijkt van het ontwerp. Het product werd desondanks afgenomen; recent was er een vrijwel exact gelijk exemplaar te koop op een veiling.
inventarisnr.
5071 periode
circa 1725 vervaardiger
materiaal
14
porselein afmetingen
Ø 47,5 cm
Deur Dat een deur twee zijden heeft, weet iedereen. Een kenner weet ook materiaal, grootte, constructie en versieringen te interpreteren. Onmiddellijk ziet een geoefend oog dat deze deur echt oud is. Nader onderzoek naar andere kenmerken en details bevestigen de eerste indruk. Maar hoe oud is die deur nu precies? De voorzijde heeft een banenstructuur, de achterkant een constructie van drie verticale en drie horizontale planken.
Verder een sleutelgat, een slot en een deurklink. Zo een ‘timmermansdeur’ is kenmerkend voor de zestiende en zeventiende eeuw. Dat is de wel erg ruime datering die heel gewone voorwerpen zoals deze deur vaak opleveren. De banenstructuur is te algemeen om precies te dateren. Sloten en scharnieren geven ook geen uitkomst en kunnen bovendien zijn vervangen. Werkelijk uitsluitsel zou dendrochronologisch onderzoek bieden. Hierbij wordt door vergelijkend jaarringenonderzoek de ouderdom van het hout vastgesteld. Dit kostbare onderzoek is voor deze deur niet uitgevoerd. Voorlopig nemen we met die eeuw genoegen.
inventarisnr.
15011 periode
1550-1650 vervaardiger
materiaal
15
eikenhout, metaal afmetingen
h184 b 109 d 10 cm
Deur Dat een deur twee zijden heeft, weet iedereen. Een kenner weet ook materiaal, grootte, constructie en versieringen te interpreteren. Onmiddellijk ziet een geoefend oog dat deze deur echt oud is. Nader onderzoek naar andere kenmerken en details bevestigen de eerste indruk. Maar hoe oud is die deur nu precies? De voorzijde heeft een banenstructuur, de achterkant een constructie van drie verticale en drie horizontale planken.
Verder een sleutelgat, een slot en een deurklink. Zo een ‘timmermansdeur’ is kenmerkend voor de zestiende en zeventiende eeuw. Dat is de wel erg ruime datering die heel gewone voorwerpen zoals deze deur vaak opleveren. De banenstructuur is te algemeen om precies te dateren. Sloten en scharnieren geven ook geen uitkomst en kunnen bovendien zijn vervangen. Werkelijk uitsluitsel zou dendrochronologisch onderzoek bieden. Hierbij wordt door vergelijkend jaarringenonderzoek de ouderdom van het hout vastgesteld. Dit kostbare onderzoek is voor deze deur niet uitgevoerd. Voorlopig nemen we met die eeuw genoegen.
inventarisnr.
15011 periode
1550-1650 vervaardiger
materiaal
15
eikenhout, metaal afmetingen
h184 b 109 d 10 cm
Diana In de dagelijkse praktijk van het museum gaat er wel eens iets mis. Als zoiets gebeurt, is dat ellendig, maar een enkele keer levert een ongeluk iets extra’s op. Dat was het geval met het terracotta beeldje van Diana dat het museum in 1985 aankocht als voorbeeld van klein werk van Jan de Graef. Van deze beeldhouwer zijn verder alleen levensgrote beelden bekend, zoals die van het weeshuis aan de Goudsewagenstraat. De sculptuur stond in een vitrine waaraan voorwerpen moesten worden toegevoegd. Heel voorzichtig werd de vitrinekap omhoog getild, maar net niet hoog genoeg: bij het wegzetten van de kap werd de Diana geraakt. Het beeld viel om en de onderzijde van de tuniek brak af. Toen bleek dat Jan de Graef ook aan de onzichtbare delen van Diana aandacht had besteed. Onder de tuniek zat een welgevormde en tot in detail uitgewerkte bilpartij. Bij de restauratie is dat alles weer keurig bedekt – alleen een foto toont nog hoe bij uitstek vrouwelijk De Graef de kuise godin van de jacht heeft voorgesteld. inventarisnr.
60508 periode
1769 vervaardiger
Jan de Graef materiaal
16
gebakken klei afmetingen
h 33,3 b 17,5 d 12,5 cm
Diana In de dagelijkse praktijk van het museum gaat er wel eens iets mis. Als zoiets gebeurt, is dat ellendig, maar een enkele keer levert een ongeluk iets extra’s op. Dat was het geval met het terracotta beeldje van Diana dat het museum in 1985 aankocht als voorbeeld van klein werk van Jan de Graef. Van deze beeldhouwer zijn verder alleen levensgrote beelden bekend, zoals die van het weeshuis aan de Goudsewagenstraat. De sculptuur stond in een vitrine waaraan voorwerpen moesten worden toegevoegd. Heel voorzichtig werd de vitrinekap omhoog getild, maar net niet hoog genoeg: bij het wegzetten van de kap werd de Diana geraakt. Het beeld viel om en de onderzijde van de tuniek brak af. Toen bleek dat Jan de Graef ook aan de onzichtbare delen van Diana aandacht had besteed. Onder de tuniek zat een welgevormde en tot in detail uitgewerkte bilpartij. Bij de restauratie is dat alles weer keurig bedekt – alleen een foto toont nog hoe bij uitstek vrouwelijk De Graef de kuise godin van de jacht heeft voorgesteld. inventarisnr.
60508 periode
1769 vervaardiger
Jan de Graef materiaal
16
gebakken klei afmetingen
h 33,3 b 17,5 d 12,5 cm
Draak Presenteren en verzamelen zijn heel verschillende activiteiten. Soms versterken ze elkaar. Bij de voorbereiding van een tentoonstelling over Rotterdamse feesten bleek alleen Kerstmis in de collectie vertegenwoordigd te zijn. Enkele kerstballen en etalageversiering, meer was het overigens niet. Geen sporen van Chinees Nieuwjaar, Holi Phagua, São João en Suikerfeest, noch van de jaarlijkse herdenking van Keti Koti. Toch zijn juist deze vieringen belangrijk in multicultureel Rotterdam. Vijf tentoonstellingen waren het resultaat van vele gesprekken en even zovele koppen thee. Een selectie uit de feestartikelen werd in de collectie opgenomen. Daaronder een indrukwekkende draak van zo’n twintig meter lang, die zusterstad Shanghai aan de Chinese gemeenschap in Rotterdam had geschonken bij het 650-jarig bestaan van de stad in 1990. Het feestelijke beest zette de openingsceremonie van de pagode in Het Park luister bij en is sindsdien met Chinees Nieuwjaar meegevoerd door de straten van Rotterdam – totdat de draak in 2000 een museumstuk werd. inventarisnr.
77499 periode
1990 vervaardiger
materiaal
17
bamboe, zijde, katoen, kunststof, metaal, verf afmetingen
kop: h 220 b 90 d 170 cm totale lengte ca. 2000 cm
Draak Presenteren en verzamelen zijn heel verschillende activiteiten. Soms versterken ze elkaar. Bij de voorbereiding van een tentoonstelling over Rotterdamse feesten bleek alleen Kerstmis in de collectie vertegenwoordigd te zijn. Enkele kerstballen en etalageversiering, meer was het overigens niet. Geen sporen van Chinees Nieuwjaar, Holi Phagua, São João en Suikerfeest, noch van de jaarlijkse herdenking van Keti Koti. Toch zijn juist deze vieringen belangrijk in multicultureel Rotterdam. Vijf tentoonstellingen waren het resultaat van vele gesprekken en even zovele koppen thee. Een selectie uit de feestartikelen werd in de collectie opgenomen. Daaronder een indrukwekkende draak van zo’n twintig meter lang, die zusterstad Shanghai aan de Chinese gemeenschap in Rotterdam had geschonken bij het 650-jarig bestaan van de stad in 1990. Het feestelijke beest zette de openingsceremonie van de pagode in Het Park luister bij en is sindsdien met Chinees Nieuwjaar meegevoerd door de straten van Rotterdam – totdat de draak in 2000 een museumstuk werd. inventarisnr.
77499 periode
1990 vervaardiger
materiaal
17
bamboe, zijde, katoen, kunststof, metaal, verf afmetingen
kop: h 220 b 90 d 170 cm totale lengte ca. 2000 cm
Driepijper Stel dat een gemeentelijke reinigingsdienst aan een beroemd designer opdracht geeft een fietsveegwagen te ontwerpen. De gemeentelijke commissie die op het schoonhouden van de stad toeziet, zou ogenblikkelijk de wenkbrauwen fronsen. Te duur; met de wagen moet vooral goed te werken zijn, hij hoeft er niet speciaal goed uit te zien. Aan de twaalf bakfietsen die de Roteb in 1927 aanschafte voor het vegen van straatvuil en het legen van papierkorven is dan ook geen internationaal befaamde vormgever te pas gekomen.
De veegwagen was tot ongeveer 1975 in gebruik. De laatste driepijpers waren niet populair bij de mannen van de Roteb; ze waren zwaar en onhandig vergeleken bij modernere veegwagens. Toen ze eindelijk werden afgedankt, heeft het museum er een verworven. Een uiterst functionele fiets die door zijn uiterlijk meteen in het oog springt en iets modernistisch heeft: drie glimmende afvalcontainers ritmisch op een rij. In vele denkbare opstellingen een blikvanger van de eerste orde.
inventarisnr.
62772 periode
1927 vervaardiger
materiaal
18
Roteb, 125 jaar werken aan een schoon Rotterdam. Rotterdam 2001, p. 26-27
ijzer, verf, rubber, leer, hout, zink afmetingen
h 127 b 100 d 255 cm
190 kg
Driepijper Stel dat een gemeentelijke reinigingsdienst aan een beroemd designer opdracht geeft een fietsveegwagen te ontwerpen. De gemeentelijke commissie die op het schoonhouden van de stad toeziet, zou ogenblikkelijk de wenkbrauwen fronsen. Te duur; met de wagen moet vooral goed te werken zijn, hij hoeft er niet speciaal goed uit te zien. Aan de twaalf bakfietsen die de Roteb in 1927 aanschafte voor het vegen van straatvuil en het legen van papierkorven is dan ook geen internationaal befaamde vormgever te pas gekomen.
De veegwagen was tot ongeveer 1975 in gebruik. De laatste driepijpers waren niet populair bij de mannen van de Roteb; ze waren zwaar en onhandig vergeleken bij modernere veegwagens. Toen ze eindelijk werden afgedankt, heeft het museum er een verworven. Een uiterst functionele fiets die door zijn uiterlijk meteen in het oog springt en iets modernistisch heeft: drie glimmende afvalcontainers ritmisch op een rij. In vele denkbare opstellingen een blikvanger van de eerste orde.
inventarisnr.
62772 periode
1927 vervaardiger
materiaal
18
Roteb, 125 jaar werken aan een schoon Rotterdam. Rotterdam 2001, p. 26-27
ijzer, verf, rubber, leer, hout, zink afmetingen
h 127 b 100 d 255 cm
190 kg
Elektrisch ‘Doe het elektrisch’ zingt Louis Davids in 1932 als reclame voor een provinciale energieproducent, ‘doe het elektrisch, dat is de grootste zaligheid’. Voor het moderne koken was een elektriciteitsaansluiting vereist, net als voor de nieuwe stofzuiger. Ook het elektrische strijkijzer had een stopcontact nodig. Als noodoplossing werd tot na de Tweede Wereldoorlog in de lamp boven de tafel een ‘diefje’ gedraaid, dat de fitting van een lamp combineert met een extra stopcontact. Door de zwart bakelieten schakelaar om te draaien gaat het licht met een luide tik aan. In een cultuurhistorisch museum zuigt een stofzuiger allang geen stof meer en is het strijkijzer werkeloos. De energievoorziening is nutteloos geworden. Stekker en snoer zijn bij opname in de collectie niet altijd meer aanwezig, de schakelaar blijft achter in het huis. Om toch te kunnen laten zien hoe het apparaat functioneerde, heeft het museum zes dozen vol dobbelsteentjes, snoeren, diefjes en stekkers uit verschillende perioden. Die zien wij niet als collectie. Bij tentoonstellingen worden ze ingezet als rekwisieten – en rekwisieten krijgen geen inventarisnummer. inventarisnr.
ongenummerd periode
1920-1960 vervaardiger
materiaal
19
porselein, bakeliet, metaal, glas, e.a. afmetingen
divers doos: h 10 b 40 d 32,5 cm
Elektrisch ‘Doe het elektrisch’ zingt Louis Davids in 1932 als reclame voor een provinciale energieproducent, ‘doe het elektrisch, dat is de grootste zaligheid’. Voor het moderne koken was een elektriciteitsaansluiting vereist, net als voor de nieuwe stofzuiger. Ook het elektrische strijkijzer had een stopcontact nodig. Als noodoplossing werd tot na de Tweede Wereldoorlog in de lamp boven de tafel een ‘diefje’ gedraaid, dat de fitting van een lamp combineert met een extra stopcontact. Door de zwart bakelieten schakelaar om te draaien gaat het licht met een luide tik aan. In een cultuurhistorisch museum zuigt een stofzuiger allang geen stof meer en is het strijkijzer werkeloos. De energievoorziening is nutteloos geworden. Stekker en snoer zijn bij opname in de collectie niet altijd meer aanwezig, de schakelaar blijft achter in het huis. Om toch te kunnen laten zien hoe het apparaat functioneerde, heeft het museum zes dozen vol dobbelsteentjes, snoeren, diefjes en stekkers uit verschillende perioden. Die zien wij niet als collectie. Bij tentoonstellingen worden ze ingezet als rekwisieten – en rekwisieten krijgen geen inventarisnummer. inventarisnr.
ongenummerd periode
1920-1960 vervaardiger
materiaal
19
porselein, bakeliet, metaal, glas, e.a. afmetingen
divers doos: h 10 b 40 d 32,5 cm
Emmaüs In 1933 verwierf Dirk Hannema, directeur van museum Boymans, een echte Emmaüsmaaltijd. Het paneeltje van Hondius kostte 350 gulden en was bestemd voor het Museum van Oudheden waarvan Hannema in hetzelfde jaar directeur was geworden. Op dit tweede directoraat had hij zelf aangedrongen. Bij de moeilijk te beantwoorden vraag ‘waar de kunst ophoudt en de historie begint’ achtte hij namelijk ‘een soepel beheer’ nodig, zoals hij in zijn jaarverslag over 1933 schreef. Vijf jaar later kocht Hannema opnieuw een Emmaüsmaaltijd, ditmaal voor zijn kunstmuseum. Hij had er 540.000 gulden voor over, maar dat werk was dan ook aan Vermeer toegeschreven. Als drager voor deze ‘Vermeer’ gebruikte vervalser Han van Meegeren ironisch genoeg een doek met een jachtscène van Hondius. Tegenwoordig hangt Van Meegerens Emmaüsgangers in museum Boijmans Van Beuningen als herinnering aan een historische miskoop. In het Historisch Museum sierde de Emmaüsmaaltijd van Hondius recent de tentoonstellingen Schatten van de Stad (2002) en Meesters van Middelland (2004), beide keren als voorbeeld van schilderkunst van Rotterdamse bodem.
inventarisnr.
11004 periode
1667 vervaardiger
Abraham Hondius materiaal
20
olieverf op paneel afmetingen
h 25 b 36 cm
Emmaüs In 1933 verwierf Dirk Hannema, directeur van museum Boymans, een echte Emmaüsmaaltijd. Het paneeltje van Hondius kostte 350 gulden en was bestemd voor het Museum van Oudheden waarvan Hannema in hetzelfde jaar directeur was geworden. Op dit tweede directoraat had hij zelf aangedrongen. Bij de moeilijk te beantwoorden vraag ‘waar de kunst ophoudt en de historie begint’ achtte hij namelijk ‘een soepel beheer’ nodig, zoals hij in zijn jaarverslag over 1933 schreef. Vijf jaar later kocht Hannema opnieuw een Emmaüsmaaltijd, ditmaal voor zijn kunstmuseum. Hij had er 540.000 gulden voor over, maar dat werk was dan ook aan Vermeer toegeschreven. Als drager voor deze ‘Vermeer’ gebruikte vervalser Han van Meegeren ironisch genoeg een doek met een jachtscène van Hondius. Tegenwoordig hangt Van Meegerens Emmaüsgangers in museum Boijmans Van Beuningen als herinnering aan een historische miskoop. In het Historisch Museum sierde de Emmaüsmaaltijd van Hondius recent de tentoonstellingen Schatten van de Stad (2002) en Meesters van Middelland (2004), beide keren als voorbeeld van schilderkunst van Rotterdamse bodem.
inventarisnr.
11004 periode
1667 vervaardiger
Abraham Hondius materiaal
20
olieverf op paneel afmetingen
h 25 b 36 cm
Faam In 1994 publiceerde het museum de catalogus Rotterdamse Meesters uit de Gouden Eeuw met daarin een essay over Van der Werff als schilder van kamerdecoraties. Van der Werffs eerste proeve van bekwaamheid op dit gebied zou verloren zijn gegaan. Gedeeltelijke reconstructie was mogelijk op basis van de nogal zelfingenomen beschrijving die de schilder zelf heeft gegeven van het plafondstuk de Faam dat hij in het huis van Nicolaas Flinck op de Hoogstraat ‘tot byzonder genoegen van dien heer uytgevoert’ had. De catalogus was nog maar net verschenen of het middelste vak van het plafond dook uit het niets op. Het werd meteen aangekocht en opgesteld in de bij de catalogus horende tentoonstelling. Daarbij werd voor lief genomen dat de hoeken waren afgeschuind en dat mogelijk een deel van de wolkenlucht was weggesneden. Pas later zou over de vorm van de restauratie worden besloten: hoeken en bovenrand aanvullen, alleen hoeken bijwerken, alleen schoonmaken? Tenslotte viel de keus op aanvulling van de hoeken. Of Van der Werff zelf met deze keus en het resultaat tevreden zou zijn geweest, blijft de onbeantwoordbare vraag.
inventarisnr.
73260 periode
1692 vervaardiger
Adriaen van der Werff
21
Charles Thiels, ‘Adriaen van der Werff, schilder van kamerstukken’, in Nora Schadee (red.), Rotterdamse Meesters uit de Gouden Eeuw. Rotterdam 1994, p.154-155 en 163
materiaal
olieverf op hout afmetingen
h 193 b 161 cm
Faam In 1994 publiceerde het museum de catalogus Rotterdamse Meesters uit de Gouden Eeuw met daarin een essay over Van der Werff als schilder van kamerdecoraties. Van der Werffs eerste proeve van bekwaamheid op dit gebied zou verloren zijn gegaan. Gedeeltelijke reconstructie was mogelijk op basis van de nogal zelfingenomen beschrijving die de schilder zelf heeft gegeven van het plafondstuk de Faam dat hij in het huis van Nicolaas Flinck op de Hoogstraat ‘tot byzonder genoegen van dien heer uytgevoert’ had. De catalogus was nog maar net verschenen of het middelste vak van het plafond dook uit het niets op. Het werd meteen aangekocht en opgesteld in de bij de catalogus horende tentoonstelling. Daarbij werd voor lief genomen dat de hoeken waren afgeschuind en dat mogelijk een deel van de wolkenlucht was weggesneden. Pas later zou over de vorm van de restauratie worden besloten: hoeken en bovenrand aanvullen, alleen hoeken bijwerken, alleen schoonmaken? Tenslotte viel de keus op aanvulling van de hoeken. Of Van der Werff zelf met deze keus en het resultaat tevreden zou zijn geweest, blijft de onbeantwoordbare vraag.
inventarisnr.
73260 periode
1692 vervaardiger
Adriaen van der Werff
21
Charles Thiels, ‘Adriaen van der Werff, schilder van kamerstukken’, in Nora Schadee (red.), Rotterdamse Meesters uit de Gouden Eeuw. Rotterdam 1994, p.154-155 en 163
materiaal
olieverf op hout afmetingen
h 193 b 161 cm
Fles Miljoenen flessen moeten er in de zeventiende en achttiende eeuw in gebruik zijn geweest. Wijnflessen, schenkflessen, drinkflessen en ook gewone voorraadflessen die als karaf dienst deden als men zich geen apart tafelglaswerk kon permitteren. Na gebruik belandden de flessen geleidelijk aan bij het afval en in de grond, om eeuwen later bij opgravingen te voorschijn te komen. Hoewel ze allemaal van hetzelfde groene glas gemaakt zijn, lijken sommige exemplaren als door een toverstafje aangeraakt: die flessen vertonen zich glanzend in alle kleuren van de regenboog. Dit effect heet irisatie en ontstaat doordat het bodemwater de alkali in het glas oplost. Irisatie geeft een fles een unieke uitstraling, maar levert ook problemen op. Geïriseerd glas vormt namelijk geen organische eenheid meer met het nog niet aangetaste glas eronder. Rondom die fraai geïriseerde flessen liggen daardoor vaak glinsterende schilfers en bij elke aanraking en verplaatsing laten er meer schilfers los. Dat is geen reden de flessen niet te exposeren, maar wel om ze met uiterste voorzichtigheid te behandelen. inventarisnr.
8721 periode
1680-1740 vervaardiger
22
H.H. Henkes, Glas zonder glans. vijf eeuwen gebruiksglas uit de bodem van de Lage Landen 1300–1800. Rotterdam 1994, p. 13-16
materiaal
glas afmetingen
h 17,5 cm Ø 14,5 cm
Fles Miljoenen flessen moeten er in de zeventiende en achttiende eeuw in gebruik zijn geweest. Wijnflessen, schenkflessen, drinkflessen en ook gewone voorraadflessen die als karaf dienst deden als men zich geen apart tafelglaswerk kon permitteren. Na gebruik belandden de flessen geleidelijk aan bij het afval en in de grond, om eeuwen later bij opgravingen te voorschijn te komen. Hoewel ze allemaal van hetzelfde groene glas gemaakt zijn, lijken sommige exemplaren als door een toverstafje aangeraakt: die flessen vertonen zich glanzend in alle kleuren van de regenboog. Dit effect heet irisatie en ontstaat doordat het bodemwater de alkali in het glas oplost. Irisatie geeft een fles een unieke uitstraling, maar levert ook problemen op. Geïriseerd glas vormt namelijk geen organische eenheid meer met het nog niet aangetaste glas eronder. Rondom die fraai geïriseerde flessen liggen daardoor vaak glinsterende schilfers en bij elke aanraking en verplaatsing laten er meer schilfers los. Dat is geen reden de flessen niet te exposeren, maar wel om ze met uiterste voorzichtigheid te behandelen. inventarisnr.
8721 periode
1680-1740 vervaardiger
22
H.H. Henkes, Glas zonder glans. vijf eeuwen gebruiksglas uit de bodem van de Lage Landen 1300–1800. Rotterdam 1994, p. 13-16
materiaal
glas afmetingen
h 17,5 cm Ø 14,5 cm
Fortuyn Het Haardplatenmuseum in Klarenbeek heeft 22 haardplaten; het Historisch Museum Rotterdam bezit er 130. Het waarom van zoveel haardplaten ligt in de geschiedenis van het museum. Tot aan 1933 had het museum een aankoopbudget dat de vierhonderd gulden per jaar niet overschreed. Directeur van het Hoynck van Papendrecht concentreerde zich daarom op betaalbare voorwerpen die toen niet als kunst of begerenswaardig antiek werden beschouwd maar wél mooi of interessant zijn. Zo kwamen tegels, gereedschap, deuren, kleding, bouwfragmenten, gegoten ijzeren haardplaten, houtsnijwerk en wat niet al het museum binnen. Op basis van die rijkdom ontstond het plan het Museum van Oudheden uit te bouwen tot een nationaal museum van kunstnijverheid waar het oude ambacht in al zijn glorie te zien zou zijn. In dat museum had een fraaie reeks haardplaten de techniek van kunstgietwerk en de ontwikkeling van het ornament kunnen tonen. Kenmerkend voor de haardplaten is namelijk de rijke versiering ervan, zoals op de plaat met in het midden ‘De Fortuyn’, een vrouwenfiguur die haar huik naar de wind laat hangen. Overigens is dat nationale kunstnijverheidsmuseum er nooit gekomen.
inventarisnr.
15114 periode
1650-1700 vervaardiger
materiaal
gietijzer
23
afmetingen
h 53 b 37 d 1,5 cm
13 kg
Fortuyn Het Haardplatenmuseum in Klarenbeek heeft 22 haardplaten; het Historisch Museum Rotterdam bezit er 130. Het waarom van zoveel haardplaten ligt in de geschiedenis van het museum. Tot aan 1933 had het museum een aankoopbudget dat de vierhonderd gulden per jaar niet overschreed. Directeur van het Hoynck van Papendrecht concentreerde zich daarom op betaalbare voorwerpen die toen niet als kunst of begerenswaardig antiek werden beschouwd maar wél mooi of interessant zijn. Zo kwamen tegels, gereedschap, deuren, kleding, bouwfragmenten, gegoten ijzeren haardplaten, houtsnijwerk en wat niet al het museum binnen. Op basis van die rijkdom ontstond het plan het Museum van Oudheden uit te bouwen tot een nationaal museum van kunstnijverheid waar het oude ambacht in al zijn glorie te zien zou zijn. In dat museum had een fraaie reeks haardplaten de techniek van kunstgietwerk en de ontwikkeling van het ornament kunnen tonen. Kenmerkend voor de haardplaten is namelijk de rijke versiering ervan, zoals op de plaat met in het midden ‘De Fortuyn’, een vrouwenfiguur die haar huik naar de wind laat hangen. Overigens is dat nationale kunstnijverheidsmuseum er nooit gekomen.
inventarisnr.
15114 periode
1650-1700 vervaardiger
materiaal
gietijzer
23
afmetingen
h 53 b 37 d 1,5 cm
13 kg
Gips In het jaarverslag over 1931 staat bij de opsomming van aanwinsten: ‘De Maatschappij tot Exploitatie van onroerende goederen “Prudentia” schonk het Museum twee zandstenen beelden, welke op den zolder van het pand Leuvehaven 39 lagen en volgens overlevering als consoles in de gevel waren aangebracht. Het zijn interessante figuren, in vroeg-renaissance stijl, vermoedelijk in de zestiende eeuw vervaardigd.’ Interessante figuren is juist, evenals de datering, maar de rest van de omschrijving behoeft correctie. Bijbehorende onderdelen en het formaat maken duidelijk dat de beelden niet van een gevel afkomstig zijn, maar tot een schouw behoorden. Zulke rijk versierde schouwen kwamen alleen in zeer welgestelde milieus voor. Wat de materiaalkeuze betreft heeft de opdrachtgever echter de hand op de knip gehouden. De haardpartij is niet van zandsteen, noch van marmer of hout met verguld snijwerk, maar gegoten van ‘geduyrig pleyster’, dat wil zeggen van gewoon gips. Waaruit maar weer blijkt dat mooi niet duur hoeft te zijn. inventarisnr.
10237, 10238 periode
1575-1650 vervaardiger
materiaal
24
C.W. Fock (red.), Het Nederlandse interieur in beeld 1600-1900. Zwolle 2001, p. 31-33 en p. 55, afb. 24
gips, baksteen afmetingen
h 117 b 35 d 26 cm; 44 kg h 116 b 27 d 26,5 cm; 46 kg
Gips In het jaarverslag over 1931 staat bij de opsomming van aanwinsten: ‘De Maatschappij tot Exploitatie van onroerende goederen “Prudentia” schonk het Museum twee zandstenen beelden, welke op den zolder van het pand Leuvehaven 39 lagen en volgens overlevering als consoles in de gevel waren aangebracht. Het zijn interessante figuren, in vroeg-renaissance stijl, vermoedelijk in de zestiende eeuw vervaardigd.’ Interessante figuren is juist, evenals de datering, maar de rest van de omschrijving behoeft correctie. Bijbehorende onderdelen en het formaat maken duidelijk dat de beelden niet van een gevel afkomstig zijn, maar tot een schouw behoorden. Zulke rijk versierde schouwen kwamen alleen in zeer welgestelde milieus voor. Wat de materiaalkeuze betreft heeft de opdrachtgever echter de hand op de knip gehouden. De haardpartij is niet van zandsteen, noch van marmer of hout met verguld snijwerk, maar gegoten van ‘geduyrig pleyster’, dat wil zeggen van gewoon gips. Waaruit maar weer blijkt dat mooi niet duur hoeft te zijn. inventarisnr.
10237, 10238 periode
1575-1650 vervaardiger
materiaal
24
C.W. Fock (red.), Het Nederlandse interieur in beeld 1600-1900. Zwolle 2001, p. 31-33 en p. 55, afb. 24
gips, baksteen afmetingen
h 117 b 35 d 26 cm; 44 kg h 116 b 27 d 26,5 cm; 46 kg
Glas-in-lood Musea tonen graag hun bezit. Maar voor het behoud kunnen voorwerpen eigenlijk het beste voortdurend in het depot blijven, lekker in het donker bij precies de juiste temperatuur en luchtvochtigheid. Om schadelijk licht in een opstelling te weren, zou je een heuse ‘history-mystery tour’ kunnen maken waarbij de museumbezoeker, gewapend met zaklantaarn, zelf de voorwerpen belicht. Terwijl veel voorwerpen bij zo’n (overdreven) aanpak gebaat zouden zijn, bestaan er ook objecten die nu juist gemaakt zijn voor licht. Glas-in-lood bijvoorbeeld. Presentatie van glas-in-lood is hoe dan ook lastig. Grote ramen kunnen onder het gewicht van het glas bezwijken en de zachte loodstrippen nodigen uit tot peuteren. De oplossing ligt in een omtimmering waarin aan de achterzijde tl-verlichting is aangebracht en aan de zichtzijde een plexiglasplaat. De tllamp werkt als de zon zonder dat het lood warm wordt, het frame geeft stevigheid en de plexiglasplaat en beschermt tegelijkertijd tegen bezoekers. Op deze wijze sierden ramen uit de directiekamer van de Graan Elevator Maatschappij verschillende opstellingen in Dubbelde Palmboom en Schielandshuis.
inventarisnr.
3876.C periode
1915 vervaardiger
atelier De Prinsenhof, Delft materiaal
25
glas, lood, metaal afmetingen
h 138 b 133 d 1,5 cm
Glas-in-lood Musea tonen graag hun bezit. Maar voor het behoud kunnen voorwerpen eigenlijk het beste voortdurend in het depot blijven, lekker in het donker bij precies de juiste temperatuur en luchtvochtigheid. Om schadelijk licht in een opstelling te weren, zou je een heuse ‘history-mystery tour’ kunnen maken waarbij de museumbezoeker, gewapend met zaklantaarn, zelf de voorwerpen belicht. Terwijl veel voorwerpen bij zo’n (overdreven) aanpak gebaat zouden zijn, bestaan er ook objecten die nu juist gemaakt zijn voor licht. Glas-in-lood bijvoorbeeld. Presentatie van glas-in-lood is hoe dan ook lastig. Grote ramen kunnen onder het gewicht van het glas bezwijken en de zachte loodstrippen nodigen uit tot peuteren. De oplossing ligt in een omtimmering waarin aan de achterzijde tl-verlichting is aangebracht en aan de zichtzijde een plexiglasplaat. De tllamp werkt als de zon zonder dat het lood warm wordt, het frame geeft stevigheid en de plexiglasplaat en beschermt tegelijkertijd tegen bezoekers. Op deze wijze sierden ramen uit de directiekamer van de Graan Elevator Maatschappij verschillende opstellingen in Dubbelde Palmboom en Schielandshuis.
inventarisnr.
3876.C periode
1915 vervaardiger
atelier De Prinsenhof, Delft materiaal
25
glas, lood, metaal afmetingen
h 138 b 133 d 1,5 cm
Gouden Lam Tot de mooiste munten uit de late middeleeuwen in de Nederlanden behoort het dubbele gouden lam. In een lichtere versie werd dit soort munten met een afbeelding van het Lam Gods voor het eerst in Frankrijk onder Lodewijk de Heilige (1215-1270) geslagen. De naadloze verbinding tussen geld en godsdienst is dus geen typisch Nederlandse eigenaardigheid. De munt behoort tot de in 1973 overgedragen collectie Van Rede en werd geslagen onder Willem v, graaf van Holland van 1345 tot 1359. De vertaling van het omschrift luidt: Lam Gods, dat de zonden der wereld draagt, ontferm u onzer. De keerzijde toont een versierd kruis en het omschrift ‘xrc. vincit. xrc. regnat. xrc. imperat’: Christus overwint, Christus regeert, Christus beveelt. De bijna vijfeneenhalve gram goud van het lam was veel waard en daarom zal de munt geen dienst hebben gedaan in het gewone betalingsverkeer, maar alleen zijn gebruikt als spaargeld of bij grote financiële transacties. Vandaar dat dit exemplaar er uitziet of het de Munt te Dordrecht nog maar net heeft verlaten. inventarisnr.
54864 periode
1346-1359 vervaardiger
26
P.O. van der Chrijs, De munten van de Graafschappen Holland en Zeeland. Haarlem 1858, p. 186-187, pl. v
materiaal
goud afmetingen
Ø 3,5 cm; 5,45 gr
Gouden Lam Tot de mooiste munten uit de late middeleeuwen in de Nederlanden behoort het dubbele gouden lam. In een lichtere versie werd dit soort munten met een afbeelding van het Lam Gods voor het eerst in Frankrijk onder Lodewijk de Heilige (1215-1270) geslagen. De naadloze verbinding tussen geld en godsdienst is dus geen typisch Nederlandse eigenaardigheid. De munt behoort tot de in 1973 overgedragen collectie Van Rede en werd geslagen onder Willem v, graaf van Holland van 1345 tot 1359. De vertaling van het omschrift luidt: Lam Gods, dat de zonden der wereld draagt, ontferm u onzer. De keerzijde toont een versierd kruis en het omschrift ‘xrc. vincit. xrc. regnat. xrc. imperat’: Christus overwint, Christus regeert, Christus beveelt. De bijna vijfeneenhalve gram goud van het lam was veel waard en daarom zal de munt geen dienst hebben gedaan in het gewone betalingsverkeer, maar alleen zijn gebruikt als spaargeld of bij grote financiële transacties. Vandaar dat dit exemplaar er uitziet of het de Munt te Dordrecht nog maar net heeft verlaten. inventarisnr.
54864 periode
1346-1359 vervaardiger
26
P.O. van der Chrijs, De munten van de Graafschappen Holland en Zeeland. Haarlem 1858, p. 186-187, pl. v
materiaal
goud afmetingen
Ø 3,5 cm; 5,45 gr
Haken en ogen Kledingstukken uit de zeventiende en zestiende eeuw of van nog oudere datum komen nauwelijks in Nederlandse museumcollecties voor. Bewaard bleven eigenlijk alleen bijzondere stukken die, soms via de verkleedkisten van de elite, honderden jaren overleefden. Werd tot voor kort de kleding van de elite al vele malen vermaakt, dan gold dat al helemaal voor alledaagse kleren van minder bedeelde bevolkingsgroepen. Pas als een kledingstuk tot op de laatste draad was versleten, eindigde het als poetslap.
Kwam een kledingstuk toch in de bodem terecht, dan was het door de inwerking van bodemzuren geen lang leven beschoren. Wat overblijft zijn wollen fragmenten en metalen accessoires als knopen, gespen, haken, ogen en mantelspelden. Door het gebruik van de metaaldetector is er de laatste decennia veel van dit soort klein metaal uit de bodem gehaald. Door vergelijking met de weinige originele kledingstukken en afbeeldingen van kleding op schilderijen en prenten is, met enige moeite weliswaar, te achterhalen waar precies de knopen, haken en ogen en dergelijke hebben gezeten.
inventarisnr.
11517; 32895; 32939; 33241; 33244 periode
1300-1700 vervaardiger
27
J. Baart e.a., ‘Knopen aan het Hollandse kostuum uit de zestiende- en zeventiende eeuw’, in Publicaties Archeologische Dienst Amsterdam 1972-1989, deel 1, Amsterdam 1989, p. 17-48
materiaal
metaal afmetingen
divers, bijv. knoop Ă˜ 1,5 cm
Haken en ogen Kledingstukken uit de zeventiende en zestiende eeuw of van nog oudere datum komen nauwelijks in Nederlandse museumcollecties voor. Bewaard bleven eigenlijk alleen bijzondere stukken die, soms via de verkleedkisten van de elite, honderden jaren overleefden. Werd tot voor kort de kleding van de elite al vele malen vermaakt, dan gold dat al helemaal voor alledaagse kleren van minder bedeelde bevolkingsgroepen. Pas als een kledingstuk tot op de laatste draad was versleten, eindigde het als poetslap.
Kwam een kledingstuk toch in de bodem terecht, dan was het door de inwerking van bodemzuren geen lang leven beschoren. Wat overblijft zijn wollen fragmenten en metalen accessoires als knopen, gespen, haken, ogen en mantelspelden. Door het gebruik van de metaaldetector is er de laatste decennia veel van dit soort klein metaal uit de bodem gehaald. Door vergelijking met de weinige originele kledingstukken en afbeeldingen van kleding op schilderijen en prenten is, met enige moeite weliswaar, te achterhalen waar precies de knopen, haken en ogen en dergelijke hebben gezeten.
inventarisnr.
11517; 32895; 32939; 33241; 33244 periode
1300-1700 vervaardiger
27
J. Baart e.a., ‘Knopen aan het Hollandse kostuum uit de zestiende- en zeventiende eeuw’, in Publicaties Archeologische Dienst Amsterdam 1972-1989, deel 1, Amsterdam 1989, p. 17-48
materiaal
metaal afmetingen
divers, bijv. knoop Ă˜ 1,5 cm
Halt! Na verlaging van de uitkeringen braken in 1934 in Crooswijk hevige onlusten uit. In de Rubroekstraat werd de patrouillerende politie vanaf de daken bekogeld met stenen, dakpannen, bloempotten. Militairen sloten de wijk af. Wie er niets te zoeken had, kwam er niet in. Scherpschutters installeerden zich op de daken. Het Korps Karabiniers werd toen voor het eerst ingezet. Over en weer werden raken klappen uitgedeeld: er vielen veel gewonden en minstens één dode. Het gezag verwachtte meer onlusten en liet als reactie op de rellen in Crooswijk waarschuwingsborden maken. De soldaten poseren hier met een van de borden die later in de historische collectie van de politie terechtkwamen. De tekst op de achterzijde luidt: ‘Straat- / ontruimen! / er zal geweld / worden gebruikt’. In 2003 werd één waarschuwingsbord aan het museum overgedragen. Het is een van de weinig tastbare bewijzen van de gespannen verhoudingen tussen overheid en bevolking in crisistijd.
inventarisnr.
80919 periode
1934 vervaardiger
materiaal
28
hout, ijzer, verf afmetingen
h 100 b 160 d 4 cm
Halt! Na verlaging van de uitkeringen braken in 1934 in Crooswijk hevige onlusten uit. In de Rubroekstraat werd de patrouillerende politie vanaf de daken bekogeld met stenen, dakpannen, bloempotten. Militairen sloten de wijk af. Wie er niets te zoeken had, kwam er niet in. Scherpschutters installeerden zich op de daken. Het Korps Karabiniers werd toen voor het eerst ingezet. Over en weer werden raken klappen uitgedeeld: er vielen veel gewonden en minstens één dode. Het gezag verwachtte meer onlusten en liet als reactie op de rellen in Crooswijk waarschuwingsborden maken. De soldaten poseren hier met een van de borden die later in de historische collectie van de politie terechtkwamen. De tekst op de achterzijde luidt: ‘Straat- / ontruimen! / er zal geweld / worden gebruikt’. In 2003 werd één waarschuwingsbord aan het museum overgedragen. Het is een van de weinig tastbare bewijzen van de gespannen verhoudingen tussen overheid en bevolking in crisistijd.
inventarisnr.
80919 periode
1934 vervaardiger
materiaal
28
hout, ijzer, verf afmetingen
h 100 b 160 d 4 cm
Haringvliet en Nieuwehaven In 2001 kwamen twee aan Pieter Tiele toegeschreven schilderijen op de markt: Gezicht op het Haringvliet en Gezicht op de Nieuwehaven. De panelen geven een zeer getrouw beeld van het achttiende-eeuwse Rotterdam dat in mei 1940 onherstelbaar werd vernietigd. Het Haringvliet sprak het museum meteen aan vanwege het grijze hoge pand in het midden. Dat is het Huis met de Twee Beelden, ontworpen door Rotterdams beroemdste schilder, Adriaan van der Werff. De beide gevelbeelden waaraan het huis zijn naam dankte, bevinden zich in de collectie, zij het beschadigd door het meibombardement. Maar ook de Nieuwehaven was begerenswaardig, onder meer vanwege reclameopschrif-
ten als ‘balijnen’ en het zo karakteristieke straatbeeld van ‘ouderwetse’ zeventiende-eeuwse trapgevels in combinatie met ‘moderne’ achttiende-eeuwse lijstgevels. Het Museum wilde dus beide doeken kopen, maar kon er slechts één betalen. Toen sprong een goede vriend van het museum bij. De G.Ph. Verhagen-Stichting kocht het Haringvliet om het in langdurig bruikleen aan het museum af te staan.
inventarisnr.
80297 Haringvliet 80298 Nieuwehaven periode
circa 1760 vervaardiger
Pieter Tiele (toeschrijving)
29
materiaal
olieverf op hout afmetingen
h 41,5 b 49,5 cm
Haringvliet en Nieuwehaven In 2001 kwamen twee aan Pieter Tiele toegeschreven schilderijen op de markt: Gezicht op het Haringvliet en Gezicht op de Nieuwehaven. De panelen geven een zeer getrouw beeld van het achttiende-eeuwse Rotterdam dat in mei 1940 onherstelbaar werd vernietigd. Het Haringvliet sprak het museum meteen aan vanwege het grijze hoge pand in het midden. Dat is het Huis met de Twee Beelden, ontworpen door Rotterdams beroemdste schilder, Adriaan van der Werff. De beide gevelbeelden waaraan het huis zijn naam dankte, bevinden zich in de collectie, zij het beschadigd door het meibombardement. Maar ook de Nieuwehaven was begerenswaardig, onder meer vanwege reclameopschrif-
ten als ‘balijnen’ en het zo karakteristieke straatbeeld van ‘ouderwetse’ zeventiende-eeuwse trapgevels in combinatie met ‘moderne’ achttiende-eeuwse lijstgevels. Het Museum wilde dus beide doeken kopen, maar kon er slechts één betalen. Toen sprong een goede vriend van het museum bij. De G.Ph. Verhagen-Stichting kocht het Haringvliet om het in langdurig bruikleen aan het museum af te staan.
inventarisnr.
80297 Haringvliet 80298 Nieuwehaven periode
circa 1760 vervaardiger
Pieter Tiele (toeschrijving)
29
materiaal
olieverf op hout afmetingen
h 41,5 b 49,5 cm
Helden Brand, brand! De vlammen slaan al uit het dak. Een vrouw met lange blonde haren en in nachtjapon hangt wanhopig uit het raam. De brandweer heeft de ladders uitgeschoven en een brandweerman heeft al een kind uit de handen van de vrouw aangenomen. Ze gaan koelbloedig te werk. Zo dadelijk zullen ze ook de vrouw heldhaftig redden. Je ziet dat het wel goed zal komen. De in zijde geborduurde vaandels van de Rotterdamse brandweerverenigingen tonen vaak dappere brandweerlieden die vrouwen en kinderen uit brandende huizen redden. Dat werkte als reclame wanneer de muziekcorpsen van de brandweer de vaandels meedroegen in optochten om nieuwe vrijwilligers te werven. Het museum heeft twintig brandweervaandels in de collectie die niet allemaal meer in goede conditie waren. Onlangs zijn ze gerestaureerd en zo zijn de helden op hun beurt van een wisse dood gered.
inventarisnr.
22191 periode
1912 vervaardiger
C.M. van Diemen, Dordrecht materiaal
30
fluweel, zijde, hout, gouddraad afmetingen
h 195 b 88 cm
Helden Brand, brand! De vlammen slaan al uit het dak. Een vrouw met lange blonde haren en in nachtjapon hangt wanhopig uit het raam. De brandweer heeft de ladders uitgeschoven en een brandweerman heeft al een kind uit de handen van de vrouw aangenomen. Ze gaan koelbloedig te werk. Zo dadelijk zullen ze ook de vrouw heldhaftig redden. Je ziet dat het wel goed zal komen. De in zijde geborduurde vaandels van de Rotterdamse brandweerverenigingen tonen vaak dappere brandweerlieden die vrouwen en kinderen uit brandende huizen redden. Dat werkte als reclame wanneer de muziekcorpsen van de brandweer de vaandels meedroegen in optochten om nieuwe vrijwilligers te werven. Het museum heeft twintig brandweervaandels in de collectie die niet allemaal meer in goede conditie waren. Onlangs zijn ze gerestaureerd en zo zijn de helden op hun beurt van een wisse dood gered.
inventarisnr.
22191 periode
1912 vervaardiger
C.M. van Diemen, Dordrecht materiaal
30
fluweel, zijde, hout, gouddraad afmetingen
h 195 b 88 cm
Hondenjasje Sommige voorwerpen geven zelfs na herhaalde grondige bestudering niets van hun oorspronkelijke functie prijs. Meestal helpt het in zo’n geval om vrij te associëren. Dat deden we bij een voorwerp dat overduidelijk is gemaakt uit een ouder kledingstuk. In de loop der jaren werd er zo een hele reeks verschillende functies aan toegedicht. De meeste ideeën gingen in de richting van afdekking van een geamputeerd lichaamsdeel. De vele openingen echter en de slui-
ting op een daarvoor onlogische plaats waren daarmee in strijd. Het object inspireerde tot het tot nu toe onuitgevoerde plan voor een tentoonstelling van raadselachtige voorwerpen, met bijbehorende prijzen voor de origineelste en meest inventieve oplossingen. Daarvoor komt dit voorwerp niet meer in aanmerking, want uiteindelijk kwam een hondenliefhebber met de oplossing: het vreemde maaksel was bedoeld als hondenjasje voor waarschijnlijk een teckeltje. Plotseling vielen kop, poten en staart op hun plaats.
inventarisnr.
3912 periode
1930-1940 vervaardiger
materiaal
31
linnen, wol afmetingen
h 22 b 39 d 1,8 cm
Hondenjasje Sommige voorwerpen geven zelfs na herhaalde grondige bestudering niets van hun oorspronkelijke functie prijs. Meestal helpt het in zo’n geval om vrij te associëren. Dat deden we bij een voorwerp dat overduidelijk is gemaakt uit een ouder kledingstuk. In de loop der jaren werd er zo een hele reeks verschillende functies aan toegedicht. De meeste ideeën gingen in de richting van afdekking van een geamputeerd lichaamsdeel. De vele openingen echter en de slui-
ting op een daarvoor onlogische plaats waren daarmee in strijd. Het object inspireerde tot het tot nu toe onuitgevoerde plan voor een tentoonstelling van raadselachtige voorwerpen, met bijbehorende prijzen voor de origineelste en meest inventieve oplossingen. Daarvoor komt dit voorwerp niet meer in aanmerking, want uiteindelijk kwam een hondenliefhebber met de oplossing: het vreemde maaksel was bedoeld als hondenjasje voor waarschijnlijk een teckeltje. Plotseling vielen kop, poten en staart op hun plaats.
inventarisnr.
3912 periode
1930-1940 vervaardiger
materiaal
31
linnen, wol afmetingen
h 22 b 39 d 1,8 cm
Hoogendijk Bij de ontsluiting van de collectie hanteert het museum een systeem dat veel mogelijkheden heeft om een voorwerp via de computer te vinden. Je kunt op alle velden of op specifieke velden zoeken, je kunt steeds selectiever vragen, Boleaanse vragen stellen en nog veel meer. Het vinden van een object is echter niet alleen afhankelijk van inventief gebruik van dit systeem, maar ook van de wijze waarop de gegevens zijn ingevoerd. Als voorbeeld een horloge dat in het museum onveranderlijk wordt aangeduid als ‘het horloge van Hoogendijk’. Maar na het tikken van de naam van Steven Hoogendijk (1698-1788) op het veld ‘vervaardiger’, kwam het horloge niet op het scherm. Dat was eigenlijk wel logisch want Hoogendijk importeerde alleen maar uurwerken en maakte ze niet zelf. Toch is inmiddels de naam van Hoogendijk ingevoerd op het veld vervaardiger, met als toevoeging ‘importeur’. Tenslotte staat zijn naam als merk en winkelgarantie op het horloge en ‘het horloge van Hoogendijk’ moet dan op die naam ook op dat veld te vinden zijn. inventarisnr.
5224 periode
1727 vervaardiger
uurwerk: onbekend kast: Augustin Heckel
32
R. Edgcumbe, The Art of the Gold Chaser in Eighteenth Century London. Oxford 2000, p. 59, nr. 3, afb. 38
materiaal
goud, staal, messing afmetingen
h 3,4 cm Ø 6 cm
Hoogendijk Bij de ontsluiting van de collectie hanteert het museum een systeem dat veel mogelijkheden heeft om een voorwerp via de computer te vinden. Je kunt op alle velden of op specifieke velden zoeken, je kunt steeds selectiever vragen, Boleaanse vragen stellen en nog veel meer. Het vinden van een object is echter niet alleen afhankelijk van inventief gebruik van dit systeem, maar ook van de wijze waarop de gegevens zijn ingevoerd. Als voorbeeld een horloge dat in het museum onveranderlijk wordt aangeduid als ‘het horloge van Hoogendijk’. Maar na het tikken van de naam van Steven Hoogendijk (1698-1788) op het veld ‘vervaardiger’, kwam het horloge niet op het scherm. Dat was eigenlijk wel logisch want Hoogendijk importeerde alleen maar uurwerken en maakte ze niet zelf. Toch is inmiddels de naam van Hoogendijk ingevoerd op het veld vervaardiger, met als toevoeging ‘importeur’. Tenslotte staat zijn naam als merk en winkelgarantie op het horloge en ‘het horloge van Hoogendijk’ moet dan op die naam ook op dat veld te vinden zijn. inventarisnr.
5224 periode
1727 vervaardiger
uurwerk: onbekend kast: Augustin Heckel
32
R. Edgcumbe, The Art of the Gold Chaser in Eighteenth Century London. Oxford 2000, p. 59, nr. 3, afb. 38
materiaal
goud, staal, messing afmetingen
h 3,4 cm Ø 6 cm
Huilend glas In 1992 gaf de collectie portretminiaturen aanleiding tot groot alarm. Een flink aantal miniaturen vertoonde een druppelvormige aanslag aan de binnenzijde van het glas dat als bescherming van de verflaag dient. Een gespecialiseerde restaurator uit Zwitserland kon de diagnose snel stellen: het glas lekte alkali. Dit verschijnsel staat bekend als ‘huilend glas’. Wanneer glas verhoudingsgewijs veel alkali bevat, kan de buitenste laag in een vochtige omgeving gemakkelijk uitlogen. Aan de condenskant (de binnenkant) vormt zich dan een afzettingsproduct dat sterk alkalisch is. In zo’n laag kan een hoge pH-waarde ontstaan, waardoor ook de verflaag wordt aangetast. Vooral de kleurstoffen indigo en pruisisch-blauw zijn hier slecht tegen bestand. Een van de miniaturen die sterk te lijden heeft gehad van huilend glas, is het portret van Hester van HogendorpClifford, echtgenote van Gijsbert Karel van Hogendorp. De schade beperkte zich niet tot het glas; ook de blauw zijden japon waarin deze modieuze vrouw is geschilderd, bleek ernstig aangetast. De restaurator retoucheerde de verflaag en verving het glasplaatje. Kans op herhaling is nu uitgesloten.
inventarisnr.
11404 periode
circa 1790 vervaardiger
materiaal
33
waterverf op ivoor, glas, hout, goud, textiel afmetingen
h 16,5 b 16,3 cm met lijst portret Ø 6,9 cm
Huilend glas In 1992 gaf de collectie portretminiaturen aanleiding tot groot alarm. Een flink aantal miniaturen vertoonde een druppelvormige aanslag aan de binnenzijde van het glas dat als bescherming van de verflaag dient. Een gespecialiseerde restaurator uit Zwitserland kon de diagnose snel stellen: het glas lekte alkali. Dit verschijnsel staat bekend als ‘huilend glas’. Wanneer glas verhoudingsgewijs veel alkali bevat, kan de buitenste laag in een vochtige omgeving gemakkelijk uitlogen. Aan de condenskant (de binnenkant) vormt zich dan een afzettingsproduct dat sterk alkalisch is. In zo’n laag kan een hoge pH-waarde ontstaan, waardoor ook de verflaag wordt aangetast. Vooral de kleurstoffen indigo en pruisisch-blauw zijn hier slecht tegen bestand. Een van de miniaturen die sterk te lijden heeft gehad van huilend glas, is het portret van Hester van HogendorpClifford, echtgenote van Gijsbert Karel van Hogendorp. De schade beperkte zich niet tot het glas; ook de blauw zijden japon waarin deze modieuze vrouw is geschilderd, bleek ernstig aangetast. De restaurator retoucheerde de verflaag en verving het glasplaatje. Kans op herhaling is nu uitgesloten.
inventarisnr.
11404 periode
circa 1790 vervaardiger
materiaal
33
waterverf op ivoor, glas, hout, goud, textiel afmetingen
h 16,5 b 16,3 cm met lijst portret Ø 6,9 cm
Huwelijkspenning Sommige symbolen blijven eeuwen dezelfde, andere zijn aan mode onderhevig. De penning die Cornelis de Haan en Petronella Swart ter gelegenheid van hun zilveren bruiloft door de zilversmid Cornelis de Haan (geen directe familie) lieten maken, toont zowel de ene als de andere soort. Het opbloeiende hart en de trouwhand op de voorzijde van de penning zijn nog steeds op huwelijksaankondigingen te vinden, de voorstelling op de keerzijde daarentegen beeldt het Rotterdamse gezin De Haan uit op een manier die in onze tijd niet meer goed denkbaar is. Verwijzend naar de familienaam is het resultaat van het huwelijk weergegeven als een kippengezinnetje van haan, hen en vier kuikens. Zoals bij meer van dit soort penningen is dit exemplaar hol, dat wil zeggen samengesteld uit twee dunne platen en een brede opstaande rand. Op de rand is gegraveerd: ‘Syt getrùw Totten dood en ik sal u geven de krone des Levens. Apoc 2 V10 Waakt ende Bid Matth. 26 vs 4’. Dit waren de teksten die de dominee aan de bruid en bruidegom meegaf bij hun huwelijk dat in de remonstrantse kerk werd gesloten. inventarisnr.
472 periode
1695 vervaardiger
Cornelis de Haan
34
A.J. Bemolt van Loghum Slaterus, Nederlandse familiepenningen tot 1813. Zutphen 1981, p. 93 nr. 533
materiaal
zilver afmetingen
Ø 8,6 cm
Huwelijkspenning Sommige symbolen blijven eeuwen dezelfde, andere zijn aan mode onderhevig. De penning die Cornelis de Haan en Petronella Swart ter gelegenheid van hun zilveren bruiloft door de zilversmid Cornelis de Haan (geen directe familie) lieten maken, toont zowel de ene als de andere soort. Het opbloeiende hart en de trouwhand op de voorzijde van de penning zijn nog steeds op huwelijksaankondigingen te vinden, de voorstelling op de keerzijde daarentegen beeldt het Rotterdamse gezin De Haan uit op een manier die in onze tijd niet meer goed denkbaar is. Verwijzend naar de familienaam is het resultaat van het huwelijk weergegeven als een kippengezinnetje van haan, hen en vier kuikens. Zoals bij meer van dit soort penningen is dit exemplaar hol, dat wil zeggen samengesteld uit twee dunne platen en een brede opstaande rand. Op de rand is gegraveerd: ‘Syt getrùw Totten dood en ik sal u geven de krone des Levens. Apoc 2 V10 Waakt ende Bid Matth. 26 vs 4’. Dit waren de teksten die de dominee aan de bruid en bruidegom meegaf bij hun huwelijk dat in de remonstrantse kerk werd gesloten. inventarisnr.
472 periode
1695 vervaardiger
Cornelis de Haan
34
A.J. Bemolt van Loghum Slaterus, Nederlandse familiepenningen tot 1813. Zutphen 1981, p. 93 nr. 533
materiaal
zilver afmetingen
Ø 8,6 cm
Imam Van de ruim vijfhonderd geschilderde portretten in de collectie is het aantal dat uit de twintigste eeuw dateert verhoudingsgewijs klein. Dat hangt onder meer samen met de opkomst van de portretfotografie sinds het midden van de negentiende eeuw. Het belang van de portretfotografie roept de vraag op of naast geschilderde portretten ook foto’s van Rotterdammers moeten worden verzameld. In principe is dit de taak van het Gemeentearchief, dat in de eerste plaats foto’s van documentaire waarde verzamelt. Daarom zou het Historisch Museum zich kunnen richten op foto’s die het vooral van hun artistieke kwaliteit moeten hebben. Hoewel de discussie over deze vraag nog niet is afgerond, gaf het museum in 2003 aan Tamar de Kemp en Lidwien van de Ven opdracht om de religieuze leiders van een groot aantal Rotterdamse geloofsgemeenschappen te fotograferen: van dominee tot imam, van priester tot rabbijn. De aangekochte foto’s geven een beeld van de religieuze diversiteit die multicultureel Rotterdam in het begin van de eenentwintigste eeuw kenmerkt. Tot die foto’s behoort ook het portret van Kadir Suzen, de Turkse imam van de Mevlana moskee.
inventarisnr.
81129.C periode
2003 vervaardiger
Lidwien van de Ven
35
M. Berendsen en A. Sour, Portretten van geloof in hedendaags Rotterdam, Tamar de Kemp / Lidwien van de Ven. Rotterdam 2003, p. 58-59
materiaal
gelatine zilverdruk op papier, aluminium afmetingen
h 100 b 80 cm
Imam Van de ruim vijfhonderd geschilderde portretten in de collectie is het aantal dat uit de twintigste eeuw dateert verhoudingsgewijs klein. Dat hangt onder meer samen met de opkomst van de portretfotografie sinds het midden van de negentiende eeuw. Het belang van de portretfotografie roept de vraag op of naast geschilderde portretten ook foto’s van Rotterdammers moeten worden verzameld. In principe is dit de taak van het Gemeentearchief, dat in de eerste plaats foto’s van documentaire waarde verzamelt. Daarom zou het Historisch Museum zich kunnen richten op foto’s die het vooral van hun artistieke kwaliteit moeten hebben. Hoewel de discussie over deze vraag nog niet is afgerond, gaf het museum in 2003 aan Tamar de Kemp en Lidwien van de Ven opdracht om de religieuze leiders van een groot aantal Rotterdamse geloofsgemeenschappen te fotograferen: van dominee tot imam, van priester tot rabbijn. De aangekochte foto’s geven een beeld van de religieuze diversiteit die multicultureel Rotterdam in het begin van de eenentwintigste eeuw kenmerkt. Tot die foto’s behoort ook het portret van Kadir Suzen, de Turkse imam van de Mevlana moskee.
inventarisnr.
81129.C periode
2003 vervaardiger
Lidwien van de Ven
35
M. Berendsen en A. Sour, Portretten van geloof in hedendaags Rotterdam, Tamar de Kemp / Lidwien van de Ven. Rotterdam 2003, p. 58-59
materiaal
gelatine zilverdruk op papier, aluminium afmetingen
h 100 b 80 cm
Inktstel Woensdag 9 februari 1870 was een bijzondere dag voor P. Voermans, directeur van de zetterij en drukkerij van de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Sinds de oprichting van het dagblad had hij bij de NRC gewerkt en nu was hij precies een kwart eeuw bij de krant in dienst. Als dank kreeg hij een inktstel versierd met kranten, een letterkast, een snelpers en een drukpers in miniatuur. Het gevaarte is van een indrukwekkende lelijkheid. Toch heeft het museum het inktstel onmiddellijk gekocht toen
het in 1990 ter veiling kwam. Hoe pompeus ook, een Rotterdamse zilversmid, van wie nog geen werk in de collectie was, maakte het voor de Rotterdamse drukker van een Rotterdams landelijk dagblad. Bovendien is de uitbeelding van de drukkerswerktuigen en -machines gedetailleerd en aantrekkelijk. Even belangrijk is dat de verwerving van dit zo Rotterdamse gelegenheidsstuk precies past in het acquisitiebeleid voor zilver dat een flink accent op de productie van de negentiende en twintigste eeuw legt.
inventarisnr.
66487 periode
1869 vervaardiger
F. de Groot
36
N.I. Schadee, Zilverschatten, drie eeuwen Rotterdams zilver. Rotterdam 1991, p. 27 en nr. 342
materiaal
zilver, glas afmetingen
h 15 b 41 d 28 cm
Inktstel Woensdag 9 februari 1870 was een bijzondere dag voor P. Voermans, directeur van de zetterij en drukkerij van de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Sinds de oprichting van het dagblad had hij bij de NRC gewerkt en nu was hij precies een kwart eeuw bij de krant in dienst. Als dank kreeg hij een inktstel versierd met kranten, een letterkast, een snelpers en een drukpers in miniatuur. Het gevaarte is van een indrukwekkende lelijkheid. Toch heeft het museum het inktstel onmiddellijk gekocht toen
het in 1990 ter veiling kwam. Hoe pompeus ook, een Rotterdamse zilversmid, van wie nog geen werk in de collectie was, maakte het voor de Rotterdamse drukker van een Rotterdams landelijk dagblad. Bovendien is de uitbeelding van de drukkerswerktuigen en -machines gedetailleerd en aantrekkelijk. Even belangrijk is dat de verwerving van dit zo Rotterdamse gelegenheidsstuk precies past in het acquisitiebeleid voor zilver dat een flink accent op de productie van de negentiende en twintigste eeuw legt.
inventarisnr.
66487 periode
1869 vervaardiger
F. de Groot
36
N.I. Schadee, Zilverschatten, drie eeuwen Rotterdams zilver. Rotterdam 1991, p. 27 en nr. 342
materiaal
zilver, glas afmetingen
h 15 b 41 d 28 cm
Jeneverkruik Aan medewerkers van een museum wordt vaak de vraag gesteld hoe het museum aan z’n voorwerpen komt. ‘Schenking, legaat, overdracht, langdurig bruikleen en aankoop’, is daarop het antwoord, maar dat is niet een antwoord dat de vragenstellers tevreden stelt. Wat ze eigenlijk willen weten is of het museum actief naar bepaalde voorwerpen zoekt en hoe we er achter komen dat er ergens iets te halen valt. Actieve verwerving is vooral een kwestie van weten waar het de collecties aan ontbreekt en wat het museum wil hebben. Naast kennis van de verzamelingen is formulering van een acquisitiebeleid dus een eerste vereiste. Dan volgt de opbouw van een netwerk dat kan helpen dit beleid te realiseren. Daarnaast loont het de moeite altijd alert te zijn. Een paar voetbalschoenen uit de jaren twintig of een art-deco sierkruik voor jenever van de Rotterdamse distilleerderij A. van Hoboken en Zonen kunnen zomaar tussen de onbruikbare troep en kitsch van de dinsdagse rommelmarkt liggen. Daar werd de kruik op 20 januari 1987 voor een zeer zacht prijsje gekocht. inventarisnr.
64036 periode
circa 1925 vervaardiger
plateelfabriek Ivora, Gouda materiaal
37
tweemaal gebakken klei, glazuur afmetingen
h 25 b 9 d 9 cm
Jeneverkruik Aan medewerkers van een museum wordt vaak de vraag gesteld hoe het museum aan z’n voorwerpen komt. ‘Schenking, legaat, overdracht, langdurig bruikleen en aankoop’, is daarop het antwoord, maar dat is niet een antwoord dat de vragenstellers tevreden stelt. Wat ze eigenlijk willen weten is of het museum actief naar bepaalde voorwerpen zoekt en hoe we er achter komen dat er ergens iets te halen valt. Actieve verwerving is vooral een kwestie van weten waar het de collecties aan ontbreekt en wat het museum wil hebben. Naast kennis van de verzamelingen is formulering van een acquisitiebeleid dus een eerste vereiste. Dan volgt de opbouw van een netwerk dat kan helpen dit beleid te realiseren. Daarnaast loont het de moeite altijd alert te zijn. Een paar voetbalschoenen uit de jaren twintig of een art-deco sierkruik voor jenever van de Rotterdamse distilleerderij A. van Hoboken en Zonen kunnen zomaar tussen de onbruikbare troep en kitsch van de dinsdagse rommelmarkt liggen. Daar werd de kruik op 20 januari 1987 voor een zeer zacht prijsje gekocht. inventarisnr.
64036 periode
circa 1925 vervaardiger
plateelfabriek Ivora, Gouda materiaal
37
tweemaal gebakken klei, glazuur afmetingen
h 25 b 9 d 9 cm
Kabinet Alsof een magiër goudstof in fijne arabesken en vogelpatronen over het ebbenhout heeft gestrooid – het kabinet uit het bezit van Elie van Rijckevorsel trekt in zijn sprookjesachtige verschijning onmiddellijk de aandacht. Om dit effect te bereiken, zijn in het ebben fineer figuren uitgegroefd die vervolgens met stukjes verzilverd koperdraad in lijm werden opgevuld. Over het geheel is transparante rode schellak aangebracht, waardoor het zilver als goud oogt en het ebben een diepe, lakachtige glans krijgt. Het museum kan dit sublieme voorbeeld van Hollandse meubelmakerkunst echter niet laten zien. Daarvoor is het kabinet in te slechte conditie: de panelen van de deuren zijn krom getrokken waardoor het ebbenhout loslaat, stukken fineer en inlegwerk ontbreken al, de achterzijde van de kast valt bijna uit elkaar en er zijn nog meer gebreken. Restauratie is dringend geboden. Het restauratieplan ligt klaar en er is ook een bekwame restaurator, maar vooralsnog laat het restauratiebudget een uitgave van meer dan tienduizend euro niet toe. inventarisnr.
8205 periode
circa 1670 vervaardiger
38
Julia Anne Kramer, Michiel de Vlam, ‘Transluzide Lackeinlegearbeit, Oberflächenveredelung an holländischen Möbeln des 17. Jahrhunderts’, Restauro 2005, 3, p. 208-216
materiaal
eiken kern, ebben fineer, verzilverd koper, schellak, olijfhout, taxus, palissander afmetingen
h 170 b 120 d 43 cm
Kabinet Alsof een magiër goudstof in fijne arabesken en vogelpatronen over het ebbenhout heeft gestrooid – het kabinet uit het bezit van Elie van Rijckevorsel trekt in zijn sprookjesachtige verschijning onmiddellijk de aandacht. Om dit effect te bereiken, zijn in het ebben fineer figuren uitgegroefd die vervolgens met stukjes verzilverd koperdraad in lijm werden opgevuld. Over het geheel is transparante rode schellak aangebracht, waardoor het zilver als goud oogt en het ebben een diepe, lakachtige glans krijgt. Het museum kan dit sublieme voorbeeld van Hollandse meubelmakerkunst echter niet laten zien. Daarvoor is het kabinet in te slechte conditie: de panelen van de deuren zijn krom getrokken waardoor het ebbenhout loslaat, stukken fineer en inlegwerk ontbreken al, de achterzijde van de kast valt bijna uit elkaar en er zijn nog meer gebreken. Restauratie is dringend geboden. Het restauratieplan ligt klaar en er is ook een bekwame restaurator, maar vooralsnog laat het restauratiebudget een uitgave van meer dan tienduizend euro niet toe. inventarisnr.
8205 periode
circa 1670 vervaardiger
38
Julia Anne Kramer, Michiel de Vlam, ‘Transluzide Lackeinlegearbeit, Oberflächenveredelung an holländischen Möbeln des 17. Jahrhunderts’, Restauro 2005, 3, p. 208-216
materiaal
eiken kern, ebben fineer, verzilverd koper, schellak, olijfhout, taxus, palissander afmetingen
h 170 b 120 d 43 cm
Kapsalon In Museum De Dubbelde Palmboom is de begane grond te zien van een woning met kapperszaak, waarbij de kapper in de voorkamer werkte en het gezin in de achterkamer leefde. Van dergelijke eenvoudige salons waren er in Rotterdam in de crisisjaren heel wat; in 1939 telde Nederland ĂŠĂŠn kapsalon per 630 inwoners. De kappers uit de jaren dertig betrokken de inrichting van hun zaak en andere benodigdheden van gespecialiseerde bedrijven die door het hele land leverden. Daarom is het geen bezwaar dat de meubels in de voorkamer uit een Haagse kapperszaak afkomstig zijn. De rest van de inrichting van het kappersdeel bestaat uit schenkingen van de brancheorganisatie anko en diverse Rotterdamse kappers. Daarbij is verzameld tot ongeveer 1960. Het leeftijdverschil tussen de kapmeubels die van voor de oorlog dateren en de andere voorwerpen die overwegend naoorlogs zijn, geeft een goed beeld: pas in de jaren zestig begonnen kapperswinkels hun vooroorlogse spullen weg te doen. De reconstructie in de Palmboom laat zo een typische jaren-vijftig kapsalon zien. inventarisnr.
periode
1925-1960 vervaardiger
materiaal
39 afmetingen
Kapsalon In Museum De Dubbelde Palmboom is de begane grond te zien van een woning met kapperszaak, waarbij de kapper in de voorkamer werkte en het gezin in de achterkamer leefde. Van dergelijke eenvoudige salons waren er in Rotterdam in de crisisjaren heel wat; in 1939 telde Nederland ĂŠĂŠn kapsalon per 630 inwoners. De kappers uit de jaren dertig betrokken de inrichting van hun zaak en andere benodigdheden van gespecialiseerde bedrijven die door het hele land leverden. Daarom is het geen bezwaar dat de meubels in de voorkamer uit een Haagse kapperszaak afkomstig zijn. De rest van de inrichting van het kappersdeel bestaat uit schenkingen van de brancheorganisatie anko en diverse Rotterdamse kappers. Daarbij is verzameld tot ongeveer 1960. Het leeftijdverschil tussen de kapmeubels die van voor de oorlog dateren en de andere voorwerpen die overwegend naoorlogs zijn, geeft een goed beeld: pas in de jaren zestig begonnen kapperswinkels hun vooroorlogse spullen weg te doen. De reconstructie in de Palmboom laat zo een typische jaren-vijftig kapsalon zien. inventarisnr.
periode
1925-1960 vervaardiger
materiaal
39 afmetingen
Kermis Ieder jaar was er tijdens de paardenmarkt op IJsselmonde ook kermis. Daar was het een dolle boel, veel te dol in de ogen van de deftige burger, die in de kermis een bedreiging van de goede zeden zag. Voor de zeilmaker Arie Taselaar deed dat er niet toe. Hij stortte zich op de kermis, dag in dag uit, jaar na jaar. Thuis wel te verstaan en in miniatuur. In 1914 was zijn eerste model af, de draaimolen. Tot 1940 maakte hij het ene na het andere model. De trotse bouwer etaleerde de pronkstukken in zijn winkel aan de Bovenstraat. Op 31 augustus 1945 was de kermis van Taselaar voor het laatst in volle glorie te zien, draaiend op elektromotortjes en feestelijk verlicht.
In 1988 schonk de familie het sprookjesachtige ensemble aan het museum. Het reuzenrad, de carrousel, de zweefmolen, de autodraaimolen, de snoepkraam, het draaiorgel, het rad van avontuur‌ alles is er, vervolmaakt door een decor van geveltjes en de kerk. Kan zoiets in een museum nog draaien? Nee, het risico op beschadiging is te groot maar het is ook niet nodig; moderne presentatietechnieken kunnen de illusie weer helemaal voortoveren.
inventarisnr.
65163, 3 periode
1930-1939 vervaardiger
Arie Taselaar materiaal
40
hout, metaal, verf, textiel, kunststof afmetingen
h 70 b 91 d 91,5 cm
Kermis Ieder jaar was er tijdens de paardenmarkt op IJsselmonde ook kermis. Daar was het een dolle boel, veel te dol in de ogen van de deftige burger, die in de kermis een bedreiging van de goede zeden zag. Voor de zeilmaker Arie Taselaar deed dat er niet toe. Hij stortte zich op de kermis, dag in dag uit, jaar na jaar. Thuis wel te verstaan en in miniatuur. In 1914 was zijn eerste model af, de draaimolen. Tot 1940 maakte hij het ene na het andere model. De trotse bouwer etaleerde de pronkstukken in zijn winkel aan de Bovenstraat. Op 31 augustus 1945 was de kermis van Taselaar voor het laatst in volle glorie te zien, draaiend op elektromotortjes en feestelijk verlicht.
In 1988 schonk de familie het sprookjesachtige ensemble aan het museum. Het reuzenrad, de carrousel, de zweefmolen, de autodraaimolen, de snoepkraam, het draaiorgel, het rad van avontuur‌ alles is er, vervolmaakt door een decor van geveltjes en de kerk. Kan zoiets in een museum nog draaien? Nee, het risico op beschadiging is te groot maar het is ook niet nodig; moderne presentatietechnieken kunnen de illusie weer helemaal voortoveren.
inventarisnr.
65163, 3 periode
1930-1939 vervaardiger
Arie Taselaar materiaal
40
hout, metaal, verf, textiel, kunststof afmetingen
h 70 b 91 d 91,5 cm
Kilo In 2001 viel het doek voor het Museum voor het IJkwezen in Delft. Dat museum bevatte de studiecollectie van wat eerst de ‘Dienst van het IJkwezen’ heette en later in ‘Nederlands Meetinstituut’ werd omgezet. De verzameling van het IJkwezen werd ondergebracht bij het Techniekmuseum Delft, maar vanwege financiële problemen volgde tenslotte toch opheffing. Het Instituut Collectie Nederland begeleidde dit proces. Verschillende musea maakten een keus uit de collectie; de voorwerpen waarvoor geen belangstelling was, werden geveild.
Ons museum selecteerde een aantal objecten die een relatie met Rotterdam hebben. Daartoe behoort de ‘zuivere kilogram’ uit het Rotterdamse ijkkantoor. Het gewicht gaat regelrecht terug op de eerste kilogram, die in 1798 te Parijs als internationale eenheid van massa werd vastgesteld. Ieder land ontving een kopie, die weer werd gekopieerd voor lokale kantoren. Nadat Nederland in 1816 het metrieke stelsel had ingevoerd, werd alles wat in Rotterdam werd gewogen uiteindelijk aan deze kilo geijkt.
inventarisnr.
80104 periode
1820-1908, museale toevoegingen circa 1980 vervaardiger
41
D.A. Wittop Koning en G.M.M. Houben, 2000 jaar gewichten in de Nederlanden. Lochem 1980 W. van Giersbergen, ‘De doos van Pandora’, Gewina 2000, nr. 23, p. 123-139
Becker’s Sons, Swalmen en Rotterdam materiaal
messing afmetingen
h 7 cm Ø 7 cm; 1 kg
Kilo In 2001 viel het doek voor het Museum voor het IJkwezen in Delft. Dat museum bevatte de studiecollectie van wat eerst de ‘Dienst van het IJkwezen’ heette en later in ‘Nederlands Meetinstituut’ werd omgezet. De verzameling van het IJkwezen werd ondergebracht bij het Techniekmuseum Delft, maar vanwege financiële problemen volgde tenslotte toch opheffing. Het Instituut Collectie Nederland begeleidde dit proces. Verschillende musea maakten een keus uit de collectie; de voorwerpen waarvoor geen belangstelling was, werden geveild.
Ons museum selecteerde een aantal objecten die een relatie met Rotterdam hebben. Daartoe behoort de ‘zuivere kilogram’ uit het Rotterdamse ijkkantoor. Het gewicht gaat regelrecht terug op de eerste kilogram, die in 1798 te Parijs als internationale eenheid van massa werd vastgesteld. Ieder land ontving een kopie, die weer werd gekopieerd voor lokale kantoren. Nadat Nederland in 1816 het metrieke stelsel had ingevoerd, werd alles wat in Rotterdam werd gewogen uiteindelijk aan deze kilo geijkt.
inventarisnr.
80104 periode
1820-1908, museale toevoegingen circa 1980 vervaardiger
41
D.A. Wittop Koning en G.M.M. Houben, 2000 jaar gewichten in de Nederlanden. Lochem 1980 W. van Giersbergen, ‘De doos van Pandora’, Gewina 2000, nr. 23, p. 123-139
Becker’s Sons, Swalmen en Rotterdam materiaal
messing afmetingen
h 7 cm Ø 7 cm; 1 kg
Kolbak In 1907 werd de Rotterdamse schutterij als laatste in het land opgeheven. Bij die gelegenheid werd een groot aantal voorwerpen van de schutterij aan het museum overgedragen. Een van de opvallendste aanwinsten was een kolbak van de tamboer-majoor van De Stafmuziek. De omvangrijke berenmuts verbleef sindsdien in depot omdat het museum niet over vitrines met voldoende hoogte beschikt om deze op een staande pop te laten zien. Maar in de expositie Schoppen tegen het gezag (2004) werd daarvoor een oplossing gevonden. In 1908 was aan het museum een portret van tamboer-majoor Gerrit Schuijf geschonken. Geconfronteerd met hetzelfde probleem als het
museum, had de schilder om disproporties te voorkomen de kolbak van Schuijf niet op diens hoofd maar op een tafeltje geplaatst. In de tentoonstelling diende het portret als rijmende achtergrond voor een driedimensionaal stilleven van bandelier met trommelstokken, hartsvanger, vangsnoer, tamboer-maĂŽtrestok en kolbak; de laatste uitgestald op een tafeltje, precies zoals op het schilderij te zien is.
inventarisnr.
20897 periode
1828-1870 vervaardiger
materiaal
42
haar, berenvacht, velours, leer, metaal, zilver afmetingen
h 36 b 40 d 37 cm totale omvang 115 cm
Kolbak In 1907 werd de Rotterdamse schutterij als laatste in het land opgeheven. Bij die gelegenheid werd een groot aantal voorwerpen van de schutterij aan het museum overgedragen. Een van de opvallendste aanwinsten was een kolbak van de tamboer-majoor van De Stafmuziek. De omvangrijke berenmuts verbleef sindsdien in depot omdat het museum niet over vitrines met voldoende hoogte beschikt om deze op een staande pop te laten zien. Maar in de expositie Schoppen tegen het gezag (2004) werd daarvoor een oplossing gevonden. In 1908 was aan het museum een portret van tamboer-majoor Gerrit Schuijf geschonken. Geconfronteerd met hetzelfde probleem als het
museum, had de schilder om disproporties te voorkomen de kolbak van Schuijf niet op diens hoofd maar op een tafeltje geplaatst. In de tentoonstelling diende het portret als rijmende achtergrond voor een driedimensionaal stilleven van bandelier met trommelstokken, hartsvanger, vangsnoer, tamboer-maĂŽtrestok en kolbak; de laatste uitgestald op een tafeltje, precies zoals op het schilderij te zien is.
inventarisnr.
20897 periode
1828-1870 vervaardiger
materiaal
42
haar, berenvacht, velours, leer, metaal, zilver afmetingen
h 36 b 40 d 37 cm totale omvang 115 cm
Korsetje Het piepkleine korsetje hoort hoogstwaarschijnlijk bij een roze poppenjurk van zijde. De pop ontbreekt, maar het korsetje heeft precies de juiste vorm voor deze jurk. Heeft het korsetje ooit dienst gedaan als kinderspeelgoed? Waarschijnlijk niet. In de tweede helft van de achttiende eeuw werd de nieuwste mode verbreid in de vorm van kleine modellen op poppen. Ook naaisters en kleermakers maakten gebruik van zulke modellen als proeven van hun kunnen, en jonge meisjes leerden naaien door kleding in miniatuurvorm na te maken. Het miniatuurkorsetje diende misschien als voorbeeld voor een jong meisje dat zelf ook een korset moest dragen. Een rechte houding was belangrijk als teken van goede komaf en status. Om kromgroeien tegen te gaan werden meisjes uit welgestelde milieus al heel jong in een korset geregen. Een identiek korset op ware grootte in de collectie toont ons de toekomst van de kleine meid in realiteit: een zeer smalle taille die uitloopt in een punt, een kaarsrechte rug en een platgedrukte boezem. inventarisnr.
26350 periode
1750-1800 vervaardiger
materiaal
43
zijde, linnen, metaal afmetingen
h 12 b 11 d 7 cm
Korsetje Het piepkleine korsetje hoort hoogstwaarschijnlijk bij een roze poppenjurk van zijde. De pop ontbreekt, maar het korsetje heeft precies de juiste vorm voor deze jurk. Heeft het korsetje ooit dienst gedaan als kinderspeelgoed? Waarschijnlijk niet. In de tweede helft van de achttiende eeuw werd de nieuwste mode verbreid in de vorm van kleine modellen op poppen. Ook naaisters en kleermakers maakten gebruik van zulke modellen als proeven van hun kunnen, en jonge meisjes leerden naaien door kleding in miniatuurvorm na te maken. Het miniatuurkorsetje diende misschien als voorbeeld voor een jong meisje dat zelf ook een korset moest dragen. Een rechte houding was belangrijk als teken van goede komaf en status. Om kromgroeien tegen te gaan werden meisjes uit welgestelde milieus al heel jong in een korset geregen. Een identiek korset op ware grootte in de collectie toont ons de toekomst van de kleine meid in realiteit: een zeer smalle taille die uitloopt in een punt, een kaarsrechte rug en een platgedrukte boezem. inventarisnr.
26350 periode
1750-1800 vervaardiger
materiaal
43
zijde, linnen, metaal afmetingen
h 12 b 11 d 7 cm
Laurenskerk Kort na zijn benoeming tot directeur in 1971 klopte Dolf Meyerman aan bij zijn collega van museum Boijmans Van Beuningen, Coert Ebbinge Wubben. In diens museum bevonden zich namelijk schilderijen die volgens Meyerman in het Historisch Museum thuishoorden. Hij had daarbij het oog op Rotterdamse schilderijen – vooral portretten en stadsgezichten – uit de zestiende tot en met de negentiende eeuw; bij Boijmans Van Beuningen hingen deze meestal in het depot, terwijl ze voor het Historisch Museum van wezenlijk belang waren. Meyerman verzocht Ebbinge Wubben deze stukken naar het Historisch Museum over te brengen. In een genereus gebaar honoreerde deze meer dan driekwart van het verzoek. Daarmee verwierf het Historisch Museum een kerncollectie Rotterdamse schilderkunst waarop verder kon worden gebouwd. Tot de schilderijen die naar het Historisch Museum gingen, behoorde het interieur van de Laurenskerk door Anthonie Delorme, een buitengewoon precies portret van de Laurenskerk dat niet alleen schilderkunstige maar ook documentaire waarde heeft. Samen met negentien andere schilderijen hing het in 1972 op de tentoonstelling Met Rotterdamse Verve. De titel gaf aan dat de getoonde werken zowel door Rotterdammers zijn geschilderd als dankzij Rotterdamse gulheid en praktische zin verworven.
inventarisnr.
11103 periode
1655 vervaardiger
Anthonie Delorme materiaal
44
olieverf op doek afmetingen
h 136 b 114 cm
Laurenskerk Kort na zijn benoeming tot directeur in 1971 klopte Dolf Meyerman aan bij zijn collega van museum Boijmans Van Beuningen, Coert Ebbinge Wubben. In diens museum bevonden zich namelijk schilderijen die volgens Meyerman in het Historisch Museum thuishoorden. Hij had daarbij het oog op Rotterdamse schilderijen – vooral portretten en stadsgezichten – uit de zestiende tot en met de negentiende eeuw; bij Boijmans Van Beuningen hingen deze meestal in het depot, terwijl ze voor het Historisch Museum van wezenlijk belang waren. Meyerman verzocht Ebbinge Wubben deze stukken naar het Historisch Museum over te brengen. In een genereus gebaar honoreerde deze meer dan driekwart van het verzoek. Daarmee verwierf het Historisch Museum een kerncollectie Rotterdamse schilderkunst waarop verder kon worden gebouwd. Tot de schilderijen die naar het Historisch Museum gingen, behoorde het interieur van de Laurenskerk door Anthonie Delorme, een buitengewoon precies portret van de Laurenskerk dat niet alleen schilderkunstige maar ook documentaire waarde heeft. Samen met negentien andere schilderijen hing het in 1972 op de tentoonstelling Met Rotterdamse Verve. De titel gaf aan dat de getoonde werken zowel door Rotterdammers zijn geschilderd als dankzij Rotterdamse gulheid en praktische zin verworven.
inventarisnr.
11103 periode
1655 vervaardiger
Anthonie Delorme materiaal
44
olieverf op doek afmetingen
h 136 b 114 cm
Leeuwen ‘Climmende Leeuwen Twee / Die steken ’t hooft omhoogh / D’eerste plaats hem toecompt’, aldus een zeventiendeeeuws loflied op de Rotterdamse brouwerij De Twee Witte Klimmende Leeuwen aan de Leuvehaven oostzijde. In 1782 brandde de brouwerij uit maar nog geen twee jaar later stond er op dezelfde plaats al weer een nieuw gebouw, naar ontwerp van de Italiaanse architect Giudici. Van dit grote brouwerspand resten nu niet meer dan twee paar leeuwenpoten, afkomstig uit het puin van mei 1940.
Terwijl er in Rotterdam toch ook brouwerijen waren met namen als De Witte Eenhoorn en De Oranjeboom, bezit het museum vreemd genoeg alleen maar gevelstenen of fragmenten daarvan met leeuwen erop: de witte, de zwarte, de rode en de twee klimmende leeuwen. Behalve De Rode Leeuw waren alle ‘leeuwenbrouwerijen’ eigendom van twee aan elkaar gelieerde geslachten, Pesser en Van Couwenhoven. De leeuw uit het familiewapen Pesser zou de inspiratie zijn geweest voor de namen van deze brouwerijen.
inventarisnr.
10409, 10410 a-b periode
1782-1783 vervaardiger
i.o.v. architect Giudici materiaal
45
R. Bijlsma, ‘De brouwerij de Twee klimmende leeuwen’, Rotterdams Jaarboekje 1911, p. 127-138
zandsteen afmetingen
h 24 b 46,5 d 19,5 cm; 22 kg
a: h 21 b 32 d 21 cm; 10 kg b: h 20 b 20 d 15 cm; 6 kg
Leeuwen ‘Climmende Leeuwen Twee / Die steken ’t hooft omhoogh / D’eerste plaats hem toecompt’, aldus een zeventiendeeeuws loflied op de Rotterdamse brouwerij De Twee Witte Klimmende Leeuwen aan de Leuvehaven oostzijde. In 1782 brandde de brouwerij uit maar nog geen twee jaar later stond er op dezelfde plaats al weer een nieuw gebouw, naar ontwerp van de Italiaanse architect Giudici. Van dit grote brouwerspand resten nu niet meer dan twee paar leeuwenpoten, afkomstig uit het puin van mei 1940.
Terwijl er in Rotterdam toch ook brouwerijen waren met namen als De Witte Eenhoorn en De Oranjeboom, bezit het museum vreemd genoeg alleen maar gevelstenen of fragmenten daarvan met leeuwen erop: de witte, de zwarte, de rode en de twee klimmende leeuwen. Behalve De Rode Leeuw waren alle ‘leeuwenbrouwerijen’ eigendom van twee aan elkaar gelieerde geslachten, Pesser en Van Couwenhoven. De leeuw uit het familiewapen Pesser zou de inspiratie zijn geweest voor de namen van deze brouwerijen.
inventarisnr.
10409, 10410 a-b periode
1782-1783 vervaardiger
i.o.v. architect Giudici materiaal
45
R. Bijlsma, ‘De brouwerij de Twee klimmende leeuwen’, Rotterdams Jaarboekje 1911, p. 127-138
zandsteen afmetingen
h 24 b 46,5 d 19,5 cm; 22 kg
a: h 21 b 32 d 21 cm; 10 kg b: h 20 b 20 d 15 cm; 6 kg
Lijnbaan In de catalogus van het Museum van Oudheden uit 1905 en de daarop volgende supplementen komen bij elkaar ongeveer veertig gegraveerde glazen voor. Sindsdien is de collectie met meer dan zeventig glazen uitgebreid, waarvan het merendeel sinds 1971 werd verworven. De voornaamste criteria voor acquisitie zijn de kwaliteit van het glas naar vorm en helderheid en de artistieke waarde en aard van de gegraveerde voorstelling. Naast puur Rotterdamse glazen, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een Rotterdams huwelijk, verzamelt het museum glazen betreffende het dagelijks leven en met afbeeldingen van ambachten en beroepen die in Rotterdam zijn beoefend. Tot de laatste groep behoort het glas ‘Het Wel Draien van de Wielen’ dat het museum in 1976 kocht. Uit dit glas werd gedronken op het welzijn van de touwslagers die op het glas zijn uitgebeeld, draaiend aan het grote wiel, touwen en kabels trekkend in de lijnbaan. De diepe gravering rondom de kelk en de schittering van het gefacetteerde stam komen het best tot hun recht als het glas zelf ook draait. inventarisnr.
106 periode
1720-1735 vervaardiger
46
N.I. Schadee, Met rad en diamant. Gegraveerde glazen uit Rotterdamse collecties. Rotterdam 1989, p. 16, 28, 48, nr. 41
materiaal
loodglas afmetingen
h 17,5 cm voet Ă˜ 8,0 cm
Lijnbaan In de catalogus van het Museum van Oudheden uit 1905 en de daarop volgende supplementen komen bij elkaar ongeveer veertig gegraveerde glazen voor. Sindsdien is de collectie met meer dan zeventig glazen uitgebreid, waarvan het merendeel sinds 1971 werd verworven. De voornaamste criteria voor acquisitie zijn de kwaliteit van het glas naar vorm en helderheid en de artistieke waarde en aard van de gegraveerde voorstelling. Naast puur Rotterdamse glazen, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een Rotterdams huwelijk, verzamelt het museum glazen betreffende het dagelijks leven en met afbeeldingen van ambachten en beroepen die in Rotterdam zijn beoefend. Tot de laatste groep behoort het glas ‘Het Wel Draien van de Wielen’ dat het museum in 1976 kocht. Uit dit glas werd gedronken op het welzijn van de touwslagers die op het glas zijn uitgebeeld, draaiend aan het grote wiel, touwen en kabels trekkend in de lijnbaan. De diepe gravering rondom de kelk en de schittering van het gefacetteerde stam komen het best tot hun recht als het glas zelf ook draait. inventarisnr.
106 periode
1720-1735 vervaardiger
46
N.I. Schadee, Met rad en diamant. Gegraveerde glazen uit Rotterdamse collecties. Rotterdam 1989, p. 16, 28, 48, nr. 41
materiaal
loodglas afmetingen
h 17,5 cm voet Ă˜ 8,0 cm
Maastunnel Op 14 februari 1942 vond de opening van de Maastunnel plaats. Het was geen grootse plechtigheid. De hekken werden weggehaald en de overlevering wil dat drie jongetjes uit Charlois als eersten de tunnel betraden. Toch wijdde de Vereniging van Penningkunst haar jaarpenning aan deze gebeurtenis. Op de voorzijde staat de Rotterdamse stedenmaagd met in haar linkerhand de maquette van een ventilatiegebouw. De twee vrouwen rechts van haar stellen de handel respectievelijk verkeer en scheepvaart voor. De man symboliseert het genie en doorzettingsvermogen van de ontwerpers en uitvoerders van de Maastunnel. Op de keerzijde is een plattegrond van de havens met tunnel afgebeeld, omgeven door de suggestieve dichtregel van Jan Prins: ‘Ik leid, in moeite en leed gesticht, door aarde en nacht van licht naar licht.’ Door de oorlogsomstandigheden werd de penning in een ijzerlegering geslagen. Als er echter één penning is die laat zien dat ook in ijzer prachtige penningen mogelijk zijn, dan is het wel deze oorlogsherinnering. inventarisnr.
61022 periode
1942 vervaardiger
47
Louk Tilanus, Handzame sculptuur, de geschiedenis van de Vereniging voor Penningkunst. Amsterdam 2000, p. 167-169
Koninklijke Begeer ontwerp: Marinus Kutterink materiaal
ijzerlegering afmetingen
Ø 7 cm
Maastunnel Op 14 februari 1942 vond de opening van de Maastunnel plaats. Het was geen grootse plechtigheid. De hekken werden weggehaald en de overlevering wil dat drie jongetjes uit Charlois als eersten de tunnel betraden. Toch wijdde de Vereniging van Penningkunst haar jaarpenning aan deze gebeurtenis. Op de voorzijde staat de Rotterdamse stedenmaagd met in haar linkerhand de maquette van een ventilatiegebouw. De twee vrouwen rechts van haar stellen de handel respectievelijk verkeer en scheepvaart voor. De man symboliseert het genie en doorzettingsvermogen van de ontwerpers en uitvoerders van de Maastunnel. Op de keerzijde is een plattegrond van de havens met tunnel afgebeeld, omgeven door de suggestieve dichtregel van Jan Prins: ‘Ik leid, in moeite en leed gesticht, door aarde en nacht van licht naar licht.’ Door de oorlogsomstandigheden werd de penning in een ijzerlegering geslagen. Als er echter één penning is die laat zien dat ook in ijzer prachtige penningen mogelijk zijn, dan is het wel deze oorlogsherinnering. inventarisnr.
61022 periode
1942 vervaardiger
47
Louk Tilanus, Handzame sculptuur, de geschiedenis van de Vereniging voor Penningkunst. Amsterdam 2000, p. 167-169
Koninklijke Begeer ontwerp: Marinus Kutterink materiaal
ijzerlegering afmetingen
Ø 7 cm
Mantua De oudste japon in de collectie is een zogenoemde galajapon of mantua. Het kledingstuk bestaat uit een lijf dat op de rug uitloopt in een brede ingevouwen strook. Deze strook hangt tot op de zoom van de bijpassende rok. Er is ook een losse baan van dezelfde stof als de mantua bewaard gebleven. Aan het lijfje is te zien dat de japon vermaakt is. In de voering en in de plooien aan weerszijde van de borst zijn littekens van vroegere naden zichtbaar. Ook heeft de japon oorspronkelijk een veel wijdere rok gehad. De losse baan stof is afkomstig van die rok. Ondanks al die vermaakdrift bleef de voor een mantua typerende lange ‘staart’ aan de rug van het lijfje gelukkig wel gespaard. Veel jurken in de collectie van het museum zijn vermaakt, het resultaat van de zuinigheid van de Nederlandse vrouw. Spoorzoeken langs littekens van naden – de gaatjes die in de stof achterblijven na het lostornen van de naden – levert vaak een goede indicatie op van de vroegere vorm.
inventarisnr.
20645.a-b periode
1740-1750 vervaardiger
materiaal
48
zijde afmetingen
totaal h 136 b 150 cm
Mantua De oudste japon in de collectie is een zogenoemde galajapon of mantua. Het kledingstuk bestaat uit een lijf dat op de rug uitloopt in een brede ingevouwen strook. Deze strook hangt tot op de zoom van de bijpassende rok. Er is ook een losse baan van dezelfde stof als de mantua bewaard gebleven. Aan het lijfje is te zien dat de japon vermaakt is. In de voering en in de plooien aan weerszijde van de borst zijn littekens van vroegere naden zichtbaar. Ook heeft de japon oorspronkelijk een veel wijdere rok gehad. De losse baan stof is afkomstig van die rok. Ondanks al die vermaakdrift bleef de voor een mantua typerende lange ‘staart’ aan de rug van het lijfje gelukkig wel gespaard. Veel jurken in de collectie van het museum zijn vermaakt, het resultaat van de zuinigheid van de Nederlandse vrouw. Spoorzoeken langs littekens van naden – de gaatjes die in de stof achterblijven na het lostornen van de naden – levert vaak een goede indicatie op van de vroegere vorm.
inventarisnr.
20645.a-b periode
1740-1750 vervaardiger
materiaal
48
zijde afmetingen
totaal h 136 b 150 cm
Marie Louise De afgelopen vijftig jaar verscheen met enige regelmaat ‘de hofmantel van Marie Louise’ in opstellingen in het Schielandshuis. Droeg Marie Louise, de echtgenote van keizer Napoleon, deze robe bij haar bezoek aan het Schielandshuis in 1811 werkelijk? De eerste keer dat het kledingstuk werd opgesteld, was in 1953. Toen beschreef Petra Beydals, directrice van het Historisch Museum, de mantel in een nieuwe opstelling in het Schielandshuis als volgt: ‘De lieflijke Empire japon van ivoorkleurige satijn met violetten als bestrooid, uit Rotterdams bezit, tovert ons Marie Louise voor ogen, toen zij met Napoleon in dit paleis van 25 tot 27 October 1811 enige dagen logeerde’. In 1956 besprak J. Filz deze opstelling waarbij hij bovenstaande tekst als volgt interpreteerde: ‘De ereplaats kreeg de fraaie hofmantel, die Marie-Louise droeg bij haar bezoek aan Rotterdam in 1811’. En sindsdien heet het gewaad ‘de hofmantel van Marie Louise’. Ten onrechte, maar wel is de mantel zonder enige twijfel een modieus en duur kledingstuk uit de jaren tussen 1810 en 1815. Marie Louise zou het aangehad kunnen hebben.
inventarisnr.
21807 periode
1810-1815 vervaardiger
49
P. Beydals, Rondvlucht Historisch Museum Rotterdam. Rotterdam 1953, p. 20 J.Filz, ‘Historisch Museum der Stad Rotterdam. Openstelling van een deel der benedenverdieping’, Bulletin KNOB 1956, afl. 2, p. 107-110
materiaal
zijde afmetingen
h 190 b 140 cm
Marie Louise De afgelopen vijftig jaar verscheen met enige regelmaat ‘de hofmantel van Marie Louise’ in opstellingen in het Schielandshuis. Droeg Marie Louise, de echtgenote van keizer Napoleon, deze robe bij haar bezoek aan het Schielandshuis in 1811 werkelijk? De eerste keer dat het kledingstuk werd opgesteld, was in 1953. Toen beschreef Petra Beydals, directrice van het Historisch Museum, de mantel in een nieuwe opstelling in het Schielandshuis als volgt: ‘De lieflijke Empire japon van ivoorkleurige satijn met violetten als bestrooid, uit Rotterdams bezit, tovert ons Marie Louise voor ogen, toen zij met Napoleon in dit paleis van 25 tot 27 October 1811 enige dagen logeerde’. In 1956 besprak J. Filz deze opstelling waarbij hij bovenstaande tekst als volgt interpreteerde: ‘De ereplaats kreeg de fraaie hofmantel, die Marie-Louise droeg bij haar bezoek aan Rotterdam in 1811’. En sindsdien heet het gewaad ‘de hofmantel van Marie Louise’. Ten onrechte, maar wel is de mantel zonder enige twijfel een modieus en duur kledingstuk uit de jaren tussen 1810 en 1815. Marie Louise zou het aangehad kunnen hebben.
inventarisnr.
21807 periode
1810-1815 vervaardiger
49
P. Beydals, Rondvlucht Historisch Museum Rotterdam. Rotterdam 1953, p. 20 J.Filz, ‘Historisch Museum der Stad Rotterdam. Openstelling van een deel der benedenverdieping’, Bulletin KNOB 1956, afl. 2, p. 107-110
materiaal
zijde afmetingen
h 190 b 140 cm
Misbaksels De eerste directeur van het museum, A. Hoynck van Papendrecht, had een goed oog voor onaanzienlijke voorwerpen die toch van groot belang zijn. Zo kocht hij rond 1912 grote hoeveelheden tegels uit de afbraak van de Zandstraatbuurt. Daarbij ging hij ervan uit dat deze in Rotterdam gemaakt waren, terwijl naar de opvattingen van die tijd alleen Delft en Friesland tegelcentra waren geweest. Zijn intuïtie werd bevestigd toen in 1914 de grond voor het nieuwe stadhuis bouwrijp werd gemaakt. Uit de bodem kwam namelijk veel pottenbakkersafval tevoorschijn, zoals aan elkaar gebakken tegels, een éénmaal gebakken bord met een stuk tegel er aan vast en honderden proenen. Deze voorwerpjes plaatst de pottenbakker tussen de schotels en borden die hij in de oven op elkaar stapelt. De vondst bewees dat er in Rotterdam plateelbakkers werkzaam waren geweest. Dat was voor Hoynck aanleiding tot uitgebreid onderzoek in het archief. Wat hij daar vond, publiceerde hij in combinatie met de stadhuisvondst in zijn De Rotterdamsche plateel- en tegelbakkers, een boek dat nog steeds onmisbaar is bij de bestudering van Nederlandse majolica en tegels.
inventarisnr.
6570.1-106 periode
1590-1625 vervaardiger
Rotterdamse plateelbakkerijen
50
A. Hoynck van Papendrecht, De Rotterdamsche plateel- en tegelbakkers en hun product 1590-1851. Rotterdam 1920, p. 3-7
materiaal
gebakken klei, glazuur afmetingen
divers
Misbaksels De eerste directeur van het museum, A. Hoynck van Papendrecht, had een goed oog voor onaanzienlijke voorwerpen die toch van groot belang zijn. Zo kocht hij rond 1912 grote hoeveelheden tegels uit de afbraak van de Zandstraatbuurt. Daarbij ging hij ervan uit dat deze in Rotterdam gemaakt waren, terwijl naar de opvattingen van die tijd alleen Delft en Friesland tegelcentra waren geweest. Zijn intuïtie werd bevestigd toen in 1914 de grond voor het nieuwe stadhuis bouwrijp werd gemaakt. Uit de bodem kwam namelijk veel pottenbakkersafval tevoorschijn, zoals aan elkaar gebakken tegels, een éénmaal gebakken bord met een stuk tegel er aan vast en honderden proenen. Deze voorwerpjes plaatst de pottenbakker tussen de schotels en borden die hij in de oven op elkaar stapelt. De vondst bewees dat er in Rotterdam plateelbakkers werkzaam waren geweest. Dat was voor Hoynck aanleiding tot uitgebreid onderzoek in het archief. Wat hij daar vond, publiceerde hij in combinatie met de stadhuisvondst in zijn De Rotterdamsche plateel- en tegelbakkers, een boek dat nog steeds onmisbaar is bij de bestudering van Nederlandse majolica en tegels.
inventarisnr.
6570.1-106 periode
1590-1625 vervaardiger
Rotterdamse plateelbakkerijen
50
A. Hoynck van Papendrecht, De Rotterdamsche plateel- en tegelbakkers en hun product 1590-1851. Rotterdam 1920, p. 3-7
materiaal
gebakken klei, glazuur afmetingen
divers
Moffenkruikje Een echte dame omringde zich met een groot assortiment accessoires. Parasols, sieraden en waaiers behoorden tot haar uitrusting. Dergelijke voorwerpen zijn voor het merendeel ondergebracht in de collectie mode en textiel. Maar ook op andere afdelingen zijn persoonlijke accessoires te vinden, bijvoorbeeld in de collectie kunstnijverheid. Deze is traditiegetrouw naar materialen ingedeeld. Daar bevindt zich temidden van de tinnen maatkannen en kamerpotten een moffenkruikje dat bedoeld is om de handen van een dame te warmen. Het voorwerp ziet er nu een beetje dof uit, maar vroeger moet het hebben geglommen alleen al doordat het in de mof heen en weer schoof. Voor een goed fysiek beheer is een indeling naar materiaal vaak het meest praktisch. Dat betekent wel dat voor een tentoonstelling over een bepaald onderwerp in verschillende afdelingen naar voorwerpen moet worden gezocht. Een succesvolle zoekactie vereist dan ook een brede oriëntatie op de collectie én samenwerking met collega’s. Als extra hulp staat een digitale databank op trefwoorden ter beschikking. Zo is het vrijwel uitgesloten dat een relevant voorwerp over het hoofd wordt gezien.
inventarisnr.
61870 periode
circa 1755-1790 vervaardiger
Andreas van Duyveland materiaal
51
tin afmetingen
h 6 cm Ø 8 cm
Moffenkruikje Een echte dame omringde zich met een groot assortiment accessoires. Parasols, sieraden en waaiers behoorden tot haar uitrusting. Dergelijke voorwerpen zijn voor het merendeel ondergebracht in de collectie mode en textiel. Maar ook op andere afdelingen zijn persoonlijke accessoires te vinden, bijvoorbeeld in de collectie kunstnijverheid. Deze is traditiegetrouw naar materialen ingedeeld. Daar bevindt zich temidden van de tinnen maatkannen en kamerpotten een moffenkruikje dat bedoeld is om de handen van een dame te warmen. Het voorwerp ziet er nu een beetje dof uit, maar vroeger moet het hebben geglommen alleen al doordat het in de mof heen en weer schoof. Voor een goed fysiek beheer is een indeling naar materiaal vaak het meest praktisch. Dat betekent wel dat voor een tentoonstelling over een bepaald onderwerp in verschillende afdelingen naar voorwerpen moet worden gezocht. Een succesvolle zoekactie vereist dan ook een brede oriëntatie op de collectie én samenwerking met collega’s. Als extra hulp staat een digitale databank op trefwoorden ter beschikking. Zo is het vrijwel uitgesloten dat een relevant voorwerp over het hoofd wordt gezien.
inventarisnr.
61870 periode
circa 1755-1790 vervaardiger
Andreas van Duyveland materiaal
51
tin afmetingen
h 6 cm Ø 8 cm
Molenbeker Molenbekers behoren tot het soort zeventiende-eeuwse geestigheden waarom wij nauwelijks meer kunnen lachen. Zo’n beker ging rond bij feestelijke bijeenkomsten en diende om zo snel mogelijk dronken te worden. De drinker blies op het pijpje en zette zo de wieken in beweging; de kelk moest leeg zijn voor de wieken stilstonden en wie dat niet haalde, betaalde het volgende rondje. De molenbeker die het museum dankzij de steun van de Vereniging Rembrandt en de Familiestichting Nolst Trenité kon aankopen, geeft in dit verband aanleiding tot een aantal speculaties. De beker heeft namelijk twee jaarletters, de M voor 1614 op het molenhuis en de P voor 1617 op de kelk. Opmerkelijk zijn verder de drie geringde ornamentjes tussen de ribbels op de kelk, een vorm van decoratie die vooral bekend is van drinkglazen. Molenbekers met een zilveren molentje en een op die manier versierde glazen kelk waren in die tijd gebruikelijk. Kan het zijn dat bij een braspartij de oorspronkelijk glazen kelk in gruzelementen is gevallen en dat de eigenaar, met een kater, naar de zilversmid is gegaan voor een zo identiek mogelijke vervanging in onbreekbaar zilver van het onherstelbaar kapotte glas?
inventarisnr.
66767 periode
1614, 1617 vervaardiger
52
N.I. Schadee, Zilverschatten, drie eeuwen Rotterdamse zilver. Rotterdam 1991, p. 54, nr. 6 N.I. Schadee, ‘Een Rotterdamse molenbeker’, Vereniging Rembrandt, verslag over 1991, p. 18-19
onbekende Rotterdamse zilversmid materiaal
zilver afmetingen
h 20,5 b 8,5 cm
Molenbeker Molenbekers behoren tot het soort zeventiende-eeuwse geestigheden waarom wij nauwelijks meer kunnen lachen. Zo’n beker ging rond bij feestelijke bijeenkomsten en diende om zo snel mogelijk dronken te worden. De drinker blies op het pijpje en zette zo de wieken in beweging; de kelk moest leeg zijn voor de wieken stilstonden en wie dat niet haalde, betaalde het volgende rondje. De molenbeker die het museum dankzij de steun van de Vereniging Rembrandt en de Familiestichting Nolst Trenité kon aankopen, geeft in dit verband aanleiding tot een aantal speculaties. De beker heeft namelijk twee jaarletters, de M voor 1614 op het molenhuis en de P voor 1617 op de kelk. Opmerkelijk zijn verder de drie geringde ornamentjes tussen de ribbels op de kelk, een vorm van decoratie die vooral bekend is van drinkglazen. Molenbekers met een zilveren molentje en een op die manier versierde glazen kelk waren in die tijd gebruikelijk. Kan het zijn dat bij een braspartij de oorspronkelijk glazen kelk in gruzelementen is gevallen en dat de eigenaar, met een kater, naar de zilversmid is gegaan voor een zo identiek mogelijke vervanging in onbreekbaar zilver van het onherstelbaar kapotte glas?
inventarisnr.
66767 periode
1614, 1617 vervaardiger
52
N.I. Schadee, Zilverschatten, drie eeuwen Rotterdamse zilver. Rotterdam 1991, p. 54, nr. 6 N.I. Schadee, ‘Een Rotterdamse molenbeker’, Vereniging Rembrandt, verslag over 1991, p. 18-19
onbekende Rotterdamse zilversmid materiaal
zilver afmetingen
h 20,5 b 8,5 cm
Monsterplaatje L.J. Nooijen vestigde zich in 1858 als lakwerker in Rotterdam. In zijn winkel aan de Hoogstraat verkocht hij geïmporteerd Chinees, Japans en ‘Palembangs’ lakwerk, naast werkstukken uit eigen fabriek. Een vijfde van zijn productie exporteerde hij – zelfs naar de streken waar hij zijn voorbeelden vandaan haalde. Nooijen maakte de voorwerpen van papier-maché of blik, lakte ze met teer en kopalvernis en sierde ze met inlegwerk van parelmoer. Vooral zijn landschappen bij maanlicht waren geliefd. Op de wereldtentoonstelling in Philadelphia werd in 1876 alleen al aan theebladen met maneschijndecor voor duizenden guldens omgezet. Het museum heeft van zijn atelier diverse dienbladen en trommels, een prentenstandaard, waaier en tafelblad. Bijzonder zijn de vier monsterplaatjes. De metalen plaatjes zijn in kleuren gelakt op een zwarte of goudbruine ondergrond. Waarschijnlijk konden klanten in de winkel decor en omlijsting kiezen. Opvallend is dat slechts één plaatje ‘Chinees’ is gedecoreerd, de andere drie zijn in westerse stijl. Nooijen zelf stelde in 1864 vast dat lakwerk in Europese stijl het meest geliefd was. Hij sprak over ‘lakwerken, vervaardigd in eigenaardige steil, waar zelfs boven het Japansche de voorkeur wordt gegeven’.
inventarisnr.
11374.3 periode
1858-1880 vervaardiger
53
Reinier Baarsen (red.), De Lelijke Tijd. Amsterdam 1995, p.180-181, nr. 67 Titus M. Eliëns, ‘Nederlands lakwerk in de negentiende eeuw’, Antiek 1990-1991, nr. 25, afb. 9-9a
Lodewijk Johannes Nooijen materiaal
gelakt metaal afmetingen
h 12,3 b 17,5 cm
Monsterplaatje L.J. Nooijen vestigde zich in 1858 als lakwerker in Rotterdam. In zijn winkel aan de Hoogstraat verkocht hij geïmporteerd Chinees, Japans en ‘Palembangs’ lakwerk, naast werkstukken uit eigen fabriek. Een vijfde van zijn productie exporteerde hij – zelfs naar de streken waar hij zijn voorbeelden vandaan haalde. Nooijen maakte de voorwerpen van papier-maché of blik, lakte ze met teer en kopalvernis en sierde ze met inlegwerk van parelmoer. Vooral zijn landschappen bij maanlicht waren geliefd. Op de wereldtentoonstelling in Philadelphia werd in 1876 alleen al aan theebladen met maneschijndecor voor duizenden guldens omgezet. Het museum heeft van zijn atelier diverse dienbladen en trommels, een prentenstandaard, waaier en tafelblad. Bijzonder zijn de vier monsterplaatjes. De metalen plaatjes zijn in kleuren gelakt op een zwarte of goudbruine ondergrond. Waarschijnlijk konden klanten in de winkel decor en omlijsting kiezen. Opvallend is dat slechts één plaatje ‘Chinees’ is gedecoreerd, de andere drie zijn in westerse stijl. Nooijen zelf stelde in 1864 vast dat lakwerk in Europese stijl het meest geliefd was. Hij sprak over ‘lakwerken, vervaardigd in eigenaardige steil, waar zelfs boven het Japansche de voorkeur wordt gegeven’.
inventarisnr.
11374.3 periode
1858-1880 vervaardiger
53
Reinier Baarsen (red.), De Lelijke Tijd. Amsterdam 1995, p.180-181, nr. 67 Titus M. Eliëns, ‘Nederlands lakwerk in de negentiende eeuw’, Antiek 1990-1991, nr. 25, afb. 9-9a
Lodewijk Johannes Nooijen materiaal
gelakt metaal afmetingen
h 12,3 b 17,5 cm
Muts Tot het begin van de jaren zestig mochten hoeden in de garderobe van een fatsoenlijke vrouw niet ontbreken. Elke vrouw had minstens één hoofddeksel, maar liever nog had ze voor elke gelegenheid een gepaste hoed. Bij voorkeur kocht ze ieder seizoen een nieuwe hoed. Als dat niet haalbaar was, liet ze een modiste een oud model volgens de laatste mode opmaken. Tot ongeveer 1960 droegen ook mannen buitenshuis meestal een hoed of een pet. Daarom bewaart het museum hoeden, mutsen en petten in vele soorten en maten. Alle hoofddeksels in de collectie zijn beschreven en gefotografeerd. Onlangs is ook een start gemaakt met de verbetering van de bewaaromstandigheden van de hoeden in het depot. Elke hoed, pet of muts krijgt een speciale steun op maat, voor zowel de bol als de rand of de klep, zodat ze goed in vorm blijven. Vervolgens krijgen ze een vaste standplaats in de kast. Opgeruimd staat netjes.
inventarisnr.
77878 periode
1850-1900 vervaardiger
54
Euro.Network.Hats! dvd geproduceerd i.s.m. Hat Works The Museum of Hatting Stockport, Musée du Chapeau, Historisch Museum Rotterdam, 2002 Foekje Boersma, Op de keper beschouwd. Handboek voor het behoud van textielcollecties. Amsterdam 2000
materiaal
linnen, zijde, katoen afmetingen
h 19 b 24 d 16 cm omtrek 73 cm
Muts Tot het begin van de jaren zestig mochten hoeden in de garderobe van een fatsoenlijke vrouw niet ontbreken. Elke vrouw had minstens één hoofddeksel, maar liever nog had ze voor elke gelegenheid een gepaste hoed. Bij voorkeur kocht ze ieder seizoen een nieuwe hoed. Als dat niet haalbaar was, liet ze een modiste een oud model volgens de laatste mode opmaken. Tot ongeveer 1960 droegen ook mannen buitenshuis meestal een hoed of een pet. Daarom bewaart het museum hoeden, mutsen en petten in vele soorten en maten. Alle hoofddeksels in de collectie zijn beschreven en gefotografeerd. Onlangs is ook een start gemaakt met de verbetering van de bewaaromstandigheden van de hoeden in het depot. Elke hoed, pet of muts krijgt een speciale steun op maat, voor zowel de bol als de rand of de klep, zodat ze goed in vorm blijven. Vervolgens krijgen ze een vaste standplaats in de kast. Opgeruimd staat netjes.
inventarisnr.
77878 periode
1850-1900 vervaardiger
54
Euro.Network.Hats! dvd geproduceerd i.s.m. Hat Works The Museum of Hatting Stockport, Musée du Chapeau, Historisch Museum Rotterdam, 2002 Foekje Boersma, Op de keper beschouwd. Handboek voor het behoud van textielcollecties. Amsterdam 2000
materiaal
linnen, zijde, katoen afmetingen
h 19 b 24 d 16 cm omtrek 73 cm
Nieuwe Waterweg Giddings Nieuwe Waterweg is het grootste stadsgezicht van Rotterdam dat ooit is geschilderd. Jaap Gidding maakte het voor de wereldtentoonstelling van 1930 in Antwerpen. In het paviljoen was een verdiepte kelder van 22 bij 5 meter aangelegd, waarvan de wanden waren gedecoreerd met wazige luchten ter accentuering van de weidsheid van het haven- en zeegebied. Vanaf ongeveer drieënhalve meter hoogte keken bezoekers over een balustrade naar Rotterdams zilveren Nieuwe Waterweg. Het doek was lange tijd zoek, maar werd begin jaren negentig op de zolder van het stadhuis gevonden. Pas in 2001 werd tot een ingrijpende restauratie besloten. Het diorama kon daarna weer aan het publiek getoond worden. Tijdens de tentoonstelling Panorama Rotterdam (2001) hing het korte tijd in de Kunsthal en daarna nog bijna een jaar in het Natuurmuseum Rotterdam. In afwachting van een definitieve, vaste plaats ligt het immense doek nu in het depot in een kist van vijf bij twee meter die nauwelijks te hanteren is. Onhandig, maar zo blijft Giddings schepping in optimale conditie. inventarisnr.
78609 periode
1930 vervaardiger
Jaap Gidding
55
Piet van Dalen, ‘Het demonteren en opnieuw ophangen van het Diorama Nieuwe Waterweg’, Cr: interdisciplinair vakblad voor Conservering en Restauratie 2002, 4, p. 40-45
materiaal
olieverf op linnen afmetingen
h 480 b 1755 (9 x 195) cm
Nieuwe Waterweg Giddings Nieuwe Waterweg is het grootste stadsgezicht van Rotterdam dat ooit is geschilderd. Jaap Gidding maakte het voor de wereldtentoonstelling van 1930 in Antwerpen. In het paviljoen was een verdiepte kelder van 22 bij 5 meter aangelegd, waarvan de wanden waren gedecoreerd met wazige luchten ter accentuering van de weidsheid van het haven- en zeegebied. Vanaf ongeveer drieënhalve meter hoogte keken bezoekers over een balustrade naar Rotterdams zilveren Nieuwe Waterweg. Het doek was lange tijd zoek, maar werd begin jaren negentig op de zolder van het stadhuis gevonden. Pas in 2001 werd tot een ingrijpende restauratie besloten. Het diorama kon daarna weer aan het publiek getoond worden. Tijdens de tentoonstelling Panorama Rotterdam (2001) hing het korte tijd in de Kunsthal en daarna nog bijna een jaar in het Natuurmuseum Rotterdam. In afwachting van een definitieve, vaste plaats ligt het immense doek nu in het depot in een kist van vijf bij twee meter die nauwelijks te hanteren is. Onhandig, maar zo blijft Giddings schepping in optimale conditie. inventarisnr.
78609 periode
1930 vervaardiger
Jaap Gidding
55
Piet van Dalen, ‘Het demonteren en opnieuw ophangen van het Diorama Nieuwe Waterweg’, Cr: interdisciplinair vakblad voor Conservering en Restauratie 2002, 4, p. 40-45
materiaal
olieverf op linnen afmetingen
h 480 b 1755 (9 x 195) cm
Nieuwehaven en Haringvliet Een enkele keer verwerft het museum een ‘perfecte aanwinst’, zoals twee achterglasschilderijtjes uit de achttiende eeuw. Volgens de onderschriften stellen zij voor ‘... den Brand voorgevalle in Rotterdam 28 Februari Ao 1777 op de Zuijdzijde van de Nieuwehave / op de Noordzijde van het Haringvliet in de Mouterij en ’t Woonhuis van Mevr. de Wed. van Rijckevorsel’. Naar materiaal en techniek horen de stadsgezichtjes bij de overige achterglasschilderijen in de collectie, maar uit het onderschrift alleen al blijken vele dwarsverbanden: topografie, brandweer, bedrijf en techniek. Bovendien staat hier brouwerij De Rode Leeuw in brand; daarvan bezit het museum de gevelsteen die op het schilderijtje van het Haringvliet goed zichtbaar is. En dan is er nog het gegeven dat het museum portretten bezit van zowel de ‘weduwe van Rijckevorsel’, namelijk Charlotte Bernaigie, als haar man Huybert van Rijckevorsel. Nog mooier: de aanwinst heeft een vlekkeloze herkomst. Het museum kon de schilderijtjes uit handen van directe nakomelingen van Charlotte en Huybert kopen. inventarisnr.
66644 Nieuwehaven 66645 Haringvliet periode
1777 vervaardiger
gesigneerd: JN materiaal
56
olieverf op glas, metaalfolie afmetingen
h 30 b 33 d 2,5 cm met lijst
Nieuwehaven en Haringvliet Een enkele keer verwerft het museum een ‘perfecte aanwinst’, zoals twee achterglasschilderijtjes uit de achttiende eeuw. Volgens de onderschriften stellen zij voor ‘... den Brand voorgevalle in Rotterdam 28 Februari Ao 1777 op de Zuijdzijde van de Nieuwehave / op de Noordzijde van het Haringvliet in de Mouterij en ’t Woonhuis van Mevr. de Wed. van Rijckevorsel’. Naar materiaal en techniek horen de stadsgezichtjes bij de overige achterglasschilderijen in de collectie, maar uit het onderschrift alleen al blijken vele dwarsverbanden: topografie, brandweer, bedrijf en techniek. Bovendien staat hier brouwerij De Rode Leeuw in brand; daarvan bezit het museum de gevelsteen die op het schilderijtje van het Haringvliet goed zichtbaar is. En dan is er nog het gegeven dat het museum portretten bezit van zowel de ‘weduwe van Rijckevorsel’, namelijk Charlotte Bernaigie, als haar man Huybert van Rijckevorsel. Nog mooier: de aanwinst heeft een vlekkeloze herkomst. Het museum kon de schilderijtjes uit handen van directe nakomelingen van Charlotte en Huybert kopen. inventarisnr.
66644 Nieuwehaven 66645 Haringvliet periode
1777 vervaardiger
gesigneerd: JN materiaal
56
olieverf op glas, metaalfolie afmetingen
h 30 b 33 d 2,5 cm met lijst
Obligatietrommel Vraag aan een bezoeker wat dit voorwerp is en deze zal geneigd zijn te zeggen: een duikersklok of een ding uit Jules Vernes’ 20.000 mijlen onder zee. Het is echter een obligatietrommel. In 1868 schreef de gemeente een obligatielening van 7,2 miljoen gulden uit. Het was voor het eerst dat Rotterdam langlopende leningen opnam voor grote uitbreidingsinvesteringen die niet uit de lopende exploitatie konden worden gefinancierd. Nogal wat raadsleden verzetten zich tegen het aangaan van dergelijke grote financiÍle verplichtingen. Gemeenteraadslid Lodewijk Pincoffs trok de weifelende gemeentebestuurders over de streep. Zonder deze geldlening konden ook zijn havenplannen voor de Eerste Kop van Zuid niet worden gerealiseerd. Het geld was onder meer nodig voor financiering van de aanleg van een oeververbinding. Zoals gebruikelijk bij een obligatielening vond aflossing plaats door uitloting, waarvoor de groot uitgevallen, draaibare trommel diende. De bezitters van de uitgelote obligaties kregen hun geld terug. Wie niet op uitloting wilde wachten, kon zijn obligatie op de Rotterdamse beurs te koop aanbieden.
inventarisnr.
11367 periode
1868 vervaardiger
materiaal
57
metaal, messing, hout afmetingen
h 96 b 131 d 116,5 cm
Obligatietrommel Vraag aan een bezoeker wat dit voorwerp is en deze zal geneigd zijn te zeggen: een duikersklok of een ding uit Jules Vernes’ 20.000 mijlen onder zee. Het is echter een obligatietrommel. In 1868 schreef de gemeente een obligatielening van 7,2 miljoen gulden uit. Het was voor het eerst dat Rotterdam langlopende leningen opnam voor grote uitbreidingsinvesteringen die niet uit de lopende exploitatie konden worden gefinancierd. Nogal wat raadsleden verzetten zich tegen het aangaan van dergelijke grote financiÍle verplichtingen. Gemeenteraadslid Lodewijk Pincoffs trok de weifelende gemeentebestuurders over de streep. Zonder deze geldlening konden ook zijn havenplannen voor de Eerste Kop van Zuid niet worden gerealiseerd. Het geld was onder meer nodig voor financiering van de aanleg van een oeververbinding. Zoals gebruikelijk bij een obligatielening vond aflossing plaats door uitloting, waarvoor de groot uitgevallen, draaibare trommel diende. De bezitters van de uitgelote obligaties kregen hun geld terug. Wie niet op uitloting wilde wachten, kon zijn obligatie op de Rotterdamse beurs te koop aanbieden.
inventarisnr.
11367 periode
1868 vervaardiger
materiaal
57
metaal, messing, hout afmetingen
h 96 b 131 d 116,5 cm
Opoe Herfst In 2005 ontving het museum een schenking waarmee de collectie Rotterdamse relieken werd uitgebreid. De achterkleinzoon van Opoe Herfst uit Kralingen gaf het museum enkele van haar bezittingen. Opoe Herfst bereikte in 1941 de honderdjarige leeftijd en werd daardoor landelijk bekend. Zeventig jaar lang was ze baker geweest en ze had zelf zestien kinderen gekregen. Op de foto die in 1941 ter gelegenheid van haar honderdste verjaardag werd gemaakt kijkt Opoe Herfst helder in de lens. Ze draagt een zwart jak met een zilveren broche op de borst gespeld. Dat jak en die broche zijn nu samen met haar onafscheidelijke zwarte hoedje in de collectie van het museum opgenomen. Ze dateren uit het begin van de twintigste eeuw en waren op de foto dus al ongeveer veertig jaar oud. Het was niet ongebruikelijk dat oude mensen dergelijke oude kledingstukken droegen. Zeker als het om het goede zondagse goed ging. Kleding was kostbaar en werd daarom lang gedragen. Zo oud als Opoe Herfst werd een gezegde in Rotterdam en dat geldt zeker voor haar kledingstukken; ze zijn nu net zo oud als Opoe Herfst toen was.
inventarisnr.
82310, 82311, 82312 periode
1900-1910 vervaardiger
58
Jan Oudenaarden, De terugkeer van Opoe Herfst. Over de woordenschat van Rotterdam. Utrecht/Antwerpen 1986, p. 15-16
materiaal
zijde, katoen, zilver afmetingen
divers
Opoe Herfst In 2005 ontving het museum een schenking waarmee de collectie Rotterdamse relieken werd uitgebreid. De achterkleinzoon van Opoe Herfst uit Kralingen gaf het museum enkele van haar bezittingen. Opoe Herfst bereikte in 1941 de honderdjarige leeftijd en werd daardoor landelijk bekend. Zeventig jaar lang was ze baker geweest en ze had zelf zestien kinderen gekregen. Op de foto die in 1941 ter gelegenheid van haar honderdste verjaardag werd gemaakt kijkt Opoe Herfst helder in de lens. Ze draagt een zwart jak met een zilveren broche op de borst gespeld. Dat jak en die broche zijn nu samen met haar onafscheidelijke zwarte hoedje in de collectie van het museum opgenomen. Ze dateren uit het begin van de twintigste eeuw en waren op de foto dus al ongeveer veertig jaar oud. Het was niet ongebruikelijk dat oude mensen dergelijke oude kledingstukken droegen. Zeker als het om het goede zondagse goed ging. Kleding was kostbaar en werd daarom lang gedragen. Zo oud als Opoe Herfst werd een gezegde in Rotterdam en dat geldt zeker voor haar kledingstukken; ze zijn nu net zo oud als Opoe Herfst toen was.
inventarisnr.
82310, 82311, 82312 periode
1900-1910 vervaardiger
58
Jan Oudenaarden, De terugkeer van Opoe Herfst. Over de woordenschat van Rotterdam. Utrecht/Antwerpen 1986, p. 15-16
materiaal
zijde, katoen, zilver afmetingen
divers
Parkflat Is de Parkflat van beeldend kunstenaar Ron van der Ende een schilderij of een sculptuur? Is het een kunstwerk of toch eerder een maquette? Het is in ieder geval een bijzonder object. Van der Ende is bekend geworden door zijn reliÍfs van auto´s, vliegtuigen en gebouwen die hij van afvalhout maakt. Ook de Parkflat is geheel met oud hout vervaardigd. Van een afstand heeft het werk het meeste weg van een schilderij of grafische voorstelling. Van dichtbij brengt het oude hout de derde dimensie van het kunstwerk tot leven. De zeer realistische houtsculptuur stelt de luxueuze Parkflat (1951) voor van architect Ernst Groosmann op de hoek van Westzeedijk en Kievitslaan bij Het Park. In de wederopbouwfase gold deze flat als de optimale verwezenlijking van Goed Wonen. Het museum kocht het werk bij Galerie Delta, een van de galeries waar geregeld kunst te zien is die voor het museum interessant is en goed aansluit bij het verwervingsbeleid. Het museum wil namelijk de collectie stadsgeschiedenis versterken met kunstvoorwerpen waarin een bij voorkeur Rotterdamse kunstenaar een persoonlijke visie geeft op het moderne openbare leven in naoorlogs Rotterdam.
inventarisnr.
80779 periode
2002 vervaardiger
Ron van der Ende materiaal
59
hout, verf afmetingen
h 156 b 135 d 13 cm
Parkflat Is de Parkflat van beeldend kunstenaar Ron van der Ende een schilderij of een sculptuur? Is het een kunstwerk of toch eerder een maquette? Het is in ieder geval een bijzonder object. Van der Ende is bekend geworden door zijn reliÍfs van auto´s, vliegtuigen en gebouwen die hij van afvalhout maakt. Ook de Parkflat is geheel met oud hout vervaardigd. Van een afstand heeft het werk het meeste weg van een schilderij of grafische voorstelling. Van dichtbij brengt het oude hout de derde dimensie van het kunstwerk tot leven. De zeer realistische houtsculptuur stelt de luxueuze Parkflat (1951) voor van architect Ernst Groosmann op de hoek van Westzeedijk en Kievitslaan bij Het Park. In de wederopbouwfase gold deze flat als de optimale verwezenlijking van Goed Wonen. Het museum kocht het werk bij Galerie Delta, een van de galeries waar geregeld kunst te zien is die voor het museum interessant is en goed aansluit bij het verwervingsbeleid. Het museum wil namelijk de collectie stadsgeschiedenis versterken met kunstvoorwerpen waarin een bij voorkeur Rotterdamse kunstenaar een persoonlijke visie geeft op het moderne openbare leven in naoorlogs Rotterdam.
inventarisnr.
80779 periode
2002 vervaardiger
Ron van der Ende materiaal
59
hout, verf afmetingen
h 156 b 135 d 13 cm
Paulus de Boskabouter In 2005 vroeg de Consumentenbond de minister van Volksgezondheid om hebbedingetjes bij chips en hamburgers te verbieden. Met de gratis speeltjes wordt de jeugd verleid tot het eten van ongezonde snacks, terwijl de zwaarlijvigheid almaar toeneemt. Eerder ontstond commotie rondom flippo’s in chipszakken. In supermarkten werden de flippo’s uit de verpakking gejat en op het schoolplein bedreigden kinderen elkaar om zeldzame exemplaren te bemachtigen. Soms wordt een premium een rage. In de jaren zestig gebeurde dat eerst met speldjes, daarna met sleutelhangers. In 1968 kreeg men bij maar liefst 213 producten een sleutelhanger cadeau. Fabrikanten brachten series uit met alle figuren uit bekende tv-series en strips, zoals ‘Ja Zuster, Nee Zuster’, Pipo de Clown, Flipje en Paulus de Boskabouter. De wens compleet te zijn moest herhalingsaankopen stimuleren. Rages zijn wegwerpliefde: na korte tijd wordt de ene gekte ingeruild voor de volgende. Maar de impact is groot. Oog in oog met de voorwerpen kennen mensen tientallen jaren later nog de spelregels en precieze benamingen van de eens zo begerenswaardige dingen. Daarom vormen rages een interessant verzamelgebied.
inventarisnr.
82329.36 periode
circa 1968 vervaardiger
60
N. Herweijer, H.R. Tupan en R.A.C. van Bergen, Op de koop toe. Weggevertjes in Nederland. Zwolle 1994, p. 60-71 John Jansen van Galen, Huib Schreurs en Eric Smink, Gekte. Rages in de lage landen. Utrecht 1999, p. 9, 128
materiaal
kunststof, metaal afmetingen
h 6,1 b 3 d 2,6 cm
Paulus de Boskabouter In 2005 vroeg de Consumentenbond de minister van Volksgezondheid om hebbedingetjes bij chips en hamburgers te verbieden. Met de gratis speeltjes wordt de jeugd verleid tot het eten van ongezonde snacks, terwijl de zwaarlijvigheid almaar toeneemt. Eerder ontstond commotie rondom flippo’s in chipszakken. In supermarkten werden de flippo’s uit de verpakking gejat en op het schoolplein bedreigden kinderen elkaar om zeldzame exemplaren te bemachtigen. Soms wordt een premium een rage. In de jaren zestig gebeurde dat eerst met speldjes, daarna met sleutelhangers. In 1968 kreeg men bij maar liefst 213 producten een sleutelhanger cadeau. Fabrikanten brachten series uit met alle figuren uit bekende tv-series en strips, zoals ‘Ja Zuster, Nee Zuster’, Pipo de Clown, Flipje en Paulus de Boskabouter. De wens compleet te zijn moest herhalingsaankopen stimuleren. Rages zijn wegwerpliefde: na korte tijd wordt de ene gekte ingeruild voor de volgende. Maar de impact is groot. Oog in oog met de voorwerpen kennen mensen tientallen jaren later nog de spelregels en precieze benamingen van de eens zo begerenswaardige dingen. Daarom vormen rages een interessant verzamelgebied.
inventarisnr.
82329.36 periode
circa 1968 vervaardiger
60
N. Herweijer, H.R. Tupan en R.A.C. van Bergen, Op de koop toe. Weggevertjes in Nederland. Zwolle 1994, p. 60-71 John Jansen van Galen, Huib Schreurs en Eric Smink, Gekte. Rages in de lage landen. Utrecht 1999, p. 9, 128
materiaal
kunststof, metaal afmetingen
h 6,1 b 3 d 2,6 cm
Pedaal In 1987 verwierf het museum diverse voorwerpen van de firma Grabo-Velora die ooit de grootste hoedenfabriek van Nederland was en in 1996 werd opgeheven. In de hoogtijdagen van de jaren vijftig maakte het bedrijf duizenden hoeden per week; er waren toen 140 werknemers. Tot de aanwinsten behoort de pedaal, het soort machine dat veel hoedenfabrieken rond 1930 in gebruik namen. Het apparaat bestaat uit twee aluminium vormen die precies in elkaar passen, de vorm en contravorm. Het vilt voor de hoed werd over de onderste vorm gelegd die eerst met gas op temperatuur was gebracht. Door op de voetpedaal te drukken schuift vervolgens de onderste vorm in de contravorm. In minder dan veertig seconden wordt zo het vilt in de basisvorm van een hoed geperst. Je ziet als het ware de bol van de hoed al voor je. Voor het museum is de pedaal een bruikbaar voorwerp omdat het product – de hoed – er zo duidelijk in aanwezig is. De machine maakt het productieproces zichtbaar. Gegeven de enorme hoeveelheid hoeden in de collectie is dat een deugd. inventarisnr.
64368 periode
1930-1940 vervaardiger
Ateliers Edgar de Herdt, Brussel materiaal
61
metaal afmetingen
h 202 b 90 d 270 cm
Pedaal In 1987 verwierf het museum diverse voorwerpen van de firma Grabo-Velora die ooit de grootste hoedenfabriek van Nederland was en in 1996 werd opgeheven. In de hoogtijdagen van de jaren vijftig maakte het bedrijf duizenden hoeden per week; er waren toen 140 werknemers. Tot de aanwinsten behoort de pedaal, het soort machine dat veel hoedenfabrieken rond 1930 in gebruik namen. Het apparaat bestaat uit twee aluminium vormen die precies in elkaar passen, de vorm en contravorm. Het vilt voor de hoed werd over de onderste vorm gelegd die eerst met gas op temperatuur was gebracht. Door op de voetpedaal te drukken schuift vervolgens de onderste vorm in de contravorm. In minder dan veertig seconden wordt zo het vilt in de basisvorm van een hoed geperst. Je ziet als het ware de bol van de hoed al voor je. Voor het museum is de pedaal een bruikbaar voorwerp omdat het product – de hoed – er zo duidelijk in aanwezig is. De machine maakt het productieproces zichtbaar. Gegeven de enorme hoeveelheid hoeden in de collectie is dat een deugd. inventarisnr.
64368 periode
1930-1940 vervaardiger
Ateliers Edgar de Herdt, Brussel materiaal
61
metaal afmetingen
h 202 b 90 d 270 cm
Pesthuis Wat aids is voor de moderne tijd, was de pest in de middeleeuwen: onberekenbaar en dodelijk. Ook in de zeventiende eeuw teisterden pestepidemieĂŤn met een zekere regelmaat de stad. Verpleging vond plaats in het gast- en pesthuis aan de Hoogstraat dat al enige tijd in slechte staat verkeerde. Daarom adviseerden de burgemeesters in 1690 om het bestaande gasthuis te vergroten of een nieuw pesthuis te bouwen.
Na lang gesteggel werd er eindelijk een locatie gevonden op Feijenoord, een toen nog ongerept gebied ver buiten de stad. In 1717 was het nieuwe Pesthuis klaar. Het was een groot, vierkant gebouw met een ingangspartij bekroond door een torentje en hieronder een immens timpaan met beeldhouwwerk dat de stroomgoden van Maas en Rotte voorstelt. Het gebouw heeft echter nooit zijn eigenlijke functie vervuld, het diende als opslagplaats, logement, hospitaal, werkschool, ijzergieterij, maar nimmer als pesthuis: grote epidemieĂŤn kwamen na 1700 niet meer voor. Nu ligt het 5000 kilo wegende timpaan verdeeld over vele pallets in het depot, nog steeds indrukwekkend maar niet een voorwerp dat je gemakkelijk even tentoonstelt.
inventarisnr.
10071 periode
1717 vervaardiger
materiaal
zandsteen en verf
62
afmetingen
h 207 b 940 d 44,5 cm
circa 4980 kg
Pesthuis Wat aids is voor de moderne tijd, was de pest in de middeleeuwen: onberekenbaar en dodelijk. Ook in de zeventiende eeuw teisterden pestepidemieĂŤn met een zekere regelmaat de stad. Verpleging vond plaats in het gast- en pesthuis aan de Hoogstraat dat al enige tijd in slechte staat verkeerde. Daarom adviseerden de burgemeesters in 1690 om het bestaande gasthuis te vergroten of een nieuw pesthuis te bouwen.
Na lang gesteggel werd er eindelijk een locatie gevonden op Feijenoord, een toen nog ongerept gebied ver buiten de stad. In 1717 was het nieuwe Pesthuis klaar. Het was een groot, vierkant gebouw met een ingangspartij bekroond door een torentje en hieronder een immens timpaan met beeldhouwwerk dat de stroomgoden van Maas en Rotte voorstelt. Het gebouw heeft echter nooit zijn eigenlijke functie vervuld, het diende als opslagplaats, logement, hospitaal, werkschool, ijzergieterij, maar nimmer als pesthuis: grote epidemieĂŤn kwamen na 1700 niet meer voor. Nu ligt het 5000 kilo wegende timpaan verdeeld over vele pallets in het depot, nog steeds indrukwekkend maar niet een voorwerp dat je gemakkelijk even tentoonstelt.
inventarisnr.
10071 periode
1717 vervaardiger
materiaal
zandsteen en verf
62
afmetingen
h 207 b 940 d 44,5 cm
circa 4980 kg
Pinocchiolamp ‘De functie van de lamp is het geven van licht, dat helder, doch niet te scherp is. Helaas voldoen slechts weinig lampen aan deze elementaire eis. Meestal wordt de lamp als versiering beschouwd, waar zoveel mogelijk strikjes en randjes aan moeten zitten, terwijl ook zeer veel gebruik wordt gemaakt van namaak perkament.’ Zo begint Ik kan huishouden in 1954 de paragraaf over verlichting. De lamp die het handboek aanbeveelt, komt uit het assortiment van Hala. Functioneel, eenvoudig en betaalbaar voldoet deze aan de moderne opvattingen over een goede woninginrichting. Het model Pinocchio deed dat ook en werd het succesvolste product van Hala. De lamp is typisch jaren vijftig dus. Of toch niet helemaal? Hala maakte al sinds 1932 lampen. Eenvoud was het gevolg van de economische situatie: geld voor dure machines was er niet, het bedrijf was afhankelijk van vakmensen. Met gestandaardiseerd schakelmateriaal, ijzer, gevouwen of eenvoudig gedraaide kappen ontstond een commercieel product. Pas in de jaren vijftig kreeg de soberheid een conceptueel tintje, gepropageerd door de redactie van Goed Wonen. Veel gangbaarder dan een zuinig modernistische verlichting bleven ongetwijfeld lampen met strikjes en randjes.
inventarisnr.
34877 periode
circa 1954-1964 vervaardiger
Hala, Zeist ontwerp: H. Busquets materiaal
63
Timo de Rijk, Designers in Nederland. Amsterdam/Gent 2003, p. 169
metaal, verf, kunststof, glas afmetingen
h 30 b 19 d 25 cm
Pinocchiolamp ‘De functie van de lamp is het geven van licht, dat helder, doch niet te scherp is. Helaas voldoen slechts weinig lampen aan deze elementaire eis. Meestal wordt de lamp als versiering beschouwd, waar zoveel mogelijk strikjes en randjes aan moeten zitten, terwijl ook zeer veel gebruik wordt gemaakt van namaak perkament.’ Zo begint Ik kan huishouden in 1954 de paragraaf over verlichting. De lamp die het handboek aanbeveelt, komt uit het assortiment van Hala. Functioneel, eenvoudig en betaalbaar voldoet deze aan de moderne opvattingen over een goede woninginrichting. Het model Pinocchio deed dat ook en werd het succesvolste product van Hala. De lamp is typisch jaren vijftig dus. Of toch niet helemaal? Hala maakte al sinds 1932 lampen. Eenvoud was het gevolg van de economische situatie: geld voor dure machines was er niet, het bedrijf was afhankelijk van vakmensen. Met gestandaardiseerd schakelmateriaal, ijzer, gevouwen of eenvoudig gedraaide kappen ontstond een commercieel product. Pas in de jaren vijftig kreeg de soberheid een conceptueel tintje, gepropageerd door de redactie van Goed Wonen. Veel gangbaarder dan een zuinig modernistische verlichting bleven ongetwijfeld lampen met strikjes en randjes.
inventarisnr.
34877 periode
circa 1954-1964 vervaardiger
Hala, Zeist ontwerp: H. Busquets materiaal
63
Timo de Rijk, Designers in Nederland. Amsterdam/Gent 2003, p. 169
metaal, verf, kunststof, glas afmetingen
h 30 b 19 d 25 cm
Poppenhuis Timmerman W. Gelderman maakte in de oorlogsjaren een poppenhuis voor zijn pasgeboren dochter Jannie. Een pracht van een huis werd het: drie verdiepingen hoog, met slaapkamers, woonkamer en salon, badkamer, keuken en zolder, zelfs een studeerkamer en een winkel. Helemaal ingericht met moderne meubels uit de jaren dertig. Glazen knoopjes dienen als serviesgoed, de lampen zijn van kleurig beschilderd karton. Het poppenhuis kan in twee delen uit elkaar worden geschoven en alle wanden kunnen opzij om overal goed bij te kunnen.
Jannie heeft er weinig mee gespeeld, misschien omdat vader haar steeds tot voorzichtigheid maande. In 1973 is het poppenhuis op haar aandringen aan het museum geschonken. Elk onderdeel, hoe klein ook, is beschreven en kreeg een nummer: 1344-79, 1461-69, 1480-1509, 1520-39, 1614-29, 1650-54, 1659, 1761, 3190-91, 32742. In een tentoonstelling worden de miniatuur meubeltjes natuurlijk in hun eigen kamer geplaatst, maar in het depot zijn poppenhuis en meubilering gescheiden. Klimatologisch verantwoord, efficiĂŤnt opgeborgen en met zo min mogelijk kans op beschadigingen. De maker had niet beter kunnen wensen.
inventarisnr.
1627 poppenhuis periode
1941-1945 vervaardiger
W. Gelderman materiaal
divers
64
afmetingen
h 175 b 150 d 82,5 cm
interieur: divers
Poppenhuis Timmerman W. Gelderman maakte in de oorlogsjaren een poppenhuis voor zijn pasgeboren dochter Jannie. Een pracht van een huis werd het: drie verdiepingen hoog, met slaapkamers, woonkamer en salon, badkamer, keuken en zolder, zelfs een studeerkamer en een winkel. Helemaal ingericht met moderne meubels uit de jaren dertig. Glazen knoopjes dienen als serviesgoed, de lampen zijn van kleurig beschilderd karton. Het poppenhuis kan in twee delen uit elkaar worden geschoven en alle wanden kunnen opzij om overal goed bij te kunnen.
Jannie heeft er weinig mee gespeeld, misschien omdat vader haar steeds tot voorzichtigheid maande. In 1973 is het poppenhuis op haar aandringen aan het museum geschonken. Elk onderdeel, hoe klein ook, is beschreven en kreeg een nummer: 1344-79, 1461-69, 1480-1509, 1520-39, 1614-29, 1650-54, 1659, 1761, 3190-91, 32742. In een tentoonstelling worden de miniatuur meubeltjes natuurlijk in hun eigen kamer geplaatst, maar in het depot zijn poppenhuis en meubilering gescheiden. Klimatologisch verantwoord, efficiĂŤnt opgeborgen en met zo min mogelijk kans op beschadigingen. De maker had niet beter kunnen wensen.
inventarisnr.
1627 poppenhuis periode
1941-1945 vervaardiger
W. Gelderman materiaal
divers
64
afmetingen
h 175 b 150 d 82,5 cm
interieur: divers
Prinsendaalder ‘Aan de hand van een bescheiden muntcollectie krijgt men van veel dingen een juister begrip, en spelenderwijs maakt men zich veel wetenswaardig eigen’, aldus Willem van Rede (1880-1953), Rotterdammer en hartstochtelijk verzamelaar. Hij legateerde zijn overigens in het geheel niet bescheiden verzameling aan het Rijk, dat de Nederlandse munten bij het Historisch Museum onderbracht. Van Rede had gelijk zoals blijkt uit een prinsendaalder uit zijn collectie, de enige Nederlandse munt uit de tijd van de Republiek met het portret van een Oranje. Na de afzwering van Filips ii besloten de Staten van Holland in april 1583 de soevereiniteit van de jonge Republiek aan prins Willem i van Oranje op te dragen. Op 20 mei volgde het besluit hele en halve rijksdaalders met zijn borstbeeld te doen slaan. De prins staat er zonder naam en titel op, want hij zou pas op 12 juli 1584 als Graaf van Holland worden ingehuldigd. Zo ver is het niet gekomen: op 10 juli werd Willem van Oranje in Delft vermoord. Dergelijke rijksdaalders zijn daarna nog enkele jaren geslagen; in wezen zijn het herdenkingsmunten. inventarisnr.
53924 periode
1585 vervaardiger
materiaal
65
Nicoline Zemering, Willem van Rede (1880-1953). Den Haag 1990, p. 9-79
zilver afmetingen
Ø 3,7 cm; 28,6 gr
Prinsendaalder ‘Aan de hand van een bescheiden muntcollectie krijgt men van veel dingen een juister begrip, en spelenderwijs maakt men zich veel wetenswaardig eigen’, aldus Willem van Rede (1880-1953), Rotterdammer en hartstochtelijk verzamelaar. Hij legateerde zijn overigens in het geheel niet bescheiden verzameling aan het Rijk, dat de Nederlandse munten bij het Historisch Museum onderbracht. Van Rede had gelijk zoals blijkt uit een prinsendaalder uit zijn collectie, de enige Nederlandse munt uit de tijd van de Republiek met het portret van een Oranje. Na de afzwering van Filips ii besloten de Staten van Holland in april 1583 de soevereiniteit van de jonge Republiek aan prins Willem i van Oranje op te dragen. Op 20 mei volgde het besluit hele en halve rijksdaalders met zijn borstbeeld te doen slaan. De prins staat er zonder naam en titel op, want hij zou pas op 12 juli 1584 als Graaf van Holland worden ingehuldigd. Zo ver is het niet gekomen: op 10 juli werd Willem van Oranje in Delft vermoord. Dergelijke rijksdaalders zijn daarna nog enkele jaren geslagen; in wezen zijn het herdenkingsmunten. inventarisnr.
53924 periode
1585 vervaardiger
materiaal
65
Nicoline Zemering, Willem van Rede (1880-1953). Den Haag 1990, p. 9-79
zilver afmetingen
Ø 3,7 cm; 28,6 gr
Putti Tweeëntwintig naakte kindertjes telt het plafond dat de stucwerker Castoldi maakte voor de ontvangstzaal van het huis van Jan Bisschop aan de Leuvehaven. Daar woonde Bisschop niet, hij gebruikte het pand ter uitstalling van zijn verzameling van kunst, wetenschap en curiosa. Het stucwerk verbeeldt dan ook kunsten en kunden; de putti met de takels bijvoorbeeld vertegenwoordigen de mechanica, een voorstelling waarvan in Nederland geen tweede bekend is. Zoals zoveel huizen in Rotterdam werd Leuvehaven 74 afgebroken. In 1912 werden plafond, bijbehorende schoorsteen en betimmering verkocht ter plaatsing in Heyendael bij Nijmegen. Dit landgoed kwam in 1949 onder het beheer van de Nijmeegse Universiteit die kort daarna een verzoek kreeg. De Rotterdamse slooplust verzwijgend en onder het motto dat er in de stad ‘als gevolg van het bombardement’ geen achttiende-eeuws interieur meer te zien was, vroeg een aantal Rotterdamse notabelen om schenking van de zaal. In 1958 werd de ontvangstkamer van Bisschop in het Schielandshuis gemonteerd. Tegenwoordig oogsten de putti van Castoldi ook bewondering in Japan. Exacte kopieën van het spectaculaire stucplafond zijn sinds 1991 in het Huis ten Bosch van Holland Village, Nagasaki te zien.
inventarisnr.
9463 periode
1761 vervaardiger
Pietro Castoldi materiaal
66
pleisterkalk afmetingen
ca. h 30 b 880 d 500 cm
Putti Tweeëntwintig naakte kindertjes telt het plafond dat de stucwerker Castoldi maakte voor de ontvangstzaal van het huis van Jan Bisschop aan de Leuvehaven. Daar woonde Bisschop niet, hij gebruikte het pand ter uitstalling van zijn verzameling van kunst, wetenschap en curiosa. Het stucwerk verbeeldt dan ook kunsten en kunden; de putti met de takels bijvoorbeeld vertegenwoordigen de mechanica, een voorstelling waarvan in Nederland geen tweede bekend is. Zoals zoveel huizen in Rotterdam werd Leuvehaven 74 afgebroken. In 1912 werden plafond, bijbehorende schoorsteen en betimmering verkocht ter plaatsing in Heyendael bij Nijmegen. Dit landgoed kwam in 1949 onder het beheer van de Nijmeegse Universiteit die kort daarna een verzoek kreeg. De Rotterdamse slooplust verzwijgend en onder het motto dat er in de stad ‘als gevolg van het bombardement’ geen achttiende-eeuws interieur meer te zien was, vroeg een aantal Rotterdamse notabelen om schenking van de zaal. In 1958 werd de ontvangstkamer van Bisschop in het Schielandshuis gemonteerd. Tegenwoordig oogsten de putti van Castoldi ook bewondering in Japan. Exacte kopieën van het spectaculaire stucplafond zijn sinds 1991 in het Huis ten Bosch van Holland Village, Nagasaki te zien.
inventarisnr.
9463 periode
1761 vervaardiger
Pietro Castoldi materiaal
66
pleisterkalk afmetingen
ca. h 30 b 880 d 500 cm
Pyjama De negenjarige Joop Baaijens overleed in 1941 als gevolg van een val uit een boom. Na zijn begrafenis bewaarden zijn ouders alles van hun zoontje: zijn schoolspullen, zijn speelgoed, zijn daagse en zijn zondagse kleding en ook alle correspondentie naar aanleiding van zijn plotselinge dood. Na hun overlijden schonk een na de oorlog geboren zuster deze voorwerpen aan het Historisch Museum. Daarmee is het museum erg blij want de schenking geeft een goed beeld van de leefwereld van een gewone negenjarige jongen rond 1940. Bij nadere inspectie van de kleding bleek aan de achterkant van Joops pyjamahesje een lange kronkelige naad te zitten die dwars door de kraag naar beneden loopt. Deze naad is ontstaan doordat Joop na zijn dood uit zijn pyjama is geknipt. Het is een aandoenlijk gegeven dat zijn moeder het hesje later zorgvuldig herstelde en samen met Joops andere spulletjes haar hele verdere leven heeft bewaard. Uit respect voor de nabestaanden wordt dit detail in de pyjama nooit getoond, maar het bijbehorende verhaal wordt wel bewaard. Het is onlosmakelijk met het kledingstuk verbonden.
inventarisnr.
75639 periode
1940-1941 vervaardiger
materiaal
67
katoen afmetingen
h 49 b 29 cm
Pyjama De negenjarige Joop Baaijens overleed in 1941 als gevolg van een val uit een boom. Na zijn begrafenis bewaarden zijn ouders alles van hun zoontje: zijn schoolspullen, zijn speelgoed, zijn daagse en zijn zondagse kleding en ook alle correspondentie naar aanleiding van zijn plotselinge dood. Na hun overlijden schonk een na de oorlog geboren zuster deze voorwerpen aan het Historisch Museum. Daarmee is het museum erg blij want de schenking geeft een goed beeld van de leefwereld van een gewone negenjarige jongen rond 1940. Bij nadere inspectie van de kleding bleek aan de achterkant van Joops pyjamahesje een lange kronkelige naad te zitten die dwars door de kraag naar beneden loopt. Deze naad is ontstaan doordat Joop na zijn dood uit zijn pyjama is geknipt. Het is een aandoenlijk gegeven dat zijn moeder het hesje later zorgvuldig herstelde en samen met Joops andere spulletjes haar hele verdere leven heeft bewaard. Uit respect voor de nabestaanden wordt dit detail in de pyjama nooit getoond, maar het bijbehorende verhaal wordt wel bewaard. Het is onlosmakelijk met het kledingstuk verbonden.
inventarisnr.
75639 periode
1940-1941 vervaardiger
materiaal
67
katoen afmetingen
h 49 b 29 cm
Quarantaine Een rechttoe, rechtaan stoel met een duidelijke constructie. Toch is deze sobere stoel versierd; de rugstijlen eindigen in fijn gestoken kopjes, het leer van rug en zitting is met sierknoppen vastgezet en de poten zijn in een zorgvuldige afwisseling van rond en recht geleed. Zo een ‘Spaanse stoel’ is mooi, maar kan gevaarlijk zijn. Er kan nog levende houtworm inzitten en het leer kan schimmel hebben. Daarom bevindt zich in het depot een quarantaineruimte. Voordat ze het eigenlijke depot in gaan, verblijven daar voorwerpen die van een tentoonstelling terugkomen en ook alle aanwinsten. In de quarantaine worden de objecten gecontroleerd op eventuele aanwezigheid van beestjes, schimmel, schadelijke zuren, vuil en dergelijke. Wordt iets dergelijks geconstateerd, dan volgen passende maatregelen. Toen het nieuw gebouwde depot van de gemeentelijke musea in 1979 in gebruik werd genomen, namen we het zekere voor het onzekere en is alles met hout eraan door de Roteb uitgegast. Houtworm heeft zo geen kans gekregen het hele depot te besmetten. inventarisnr.
8010 periode
circa 1650 vervaardiger
materiaal
68
eikenhout, rundleer, messing afmetingen
h 115 b 69 d 46 cm
Quarantaine Een rechttoe, rechtaan stoel met een duidelijke constructie. Toch is deze sobere stoel versierd; de rugstijlen eindigen in fijn gestoken kopjes, het leer van rug en zitting is met sierknoppen vastgezet en de poten zijn in een zorgvuldige afwisseling van rond en recht geleed. Zo een ‘Spaanse stoel’ is mooi, maar kan gevaarlijk zijn. Er kan nog levende houtworm inzitten en het leer kan schimmel hebben. Daarom bevindt zich in het depot een quarantaineruimte. Voordat ze het eigenlijke depot in gaan, verblijven daar voorwerpen die van een tentoonstelling terugkomen en ook alle aanwinsten. In de quarantaine worden de objecten gecontroleerd op eventuele aanwezigheid van beestjes, schimmel, schadelijke zuren, vuil en dergelijke. Wordt iets dergelijks geconstateerd, dan volgen passende maatregelen. Toen het nieuw gebouwde depot van de gemeentelijke musea in 1979 in gebruik werd genomen, namen we het zekere voor het onzekere en is alles met hout eraan door de Roteb uitgegast. Houtworm heeft zo geen kans gekregen het hele depot te besmetten. inventarisnr.
8010 periode
circa 1650 vervaardiger
materiaal
68
eikenhout, rundleer, messing afmetingen
h 115 b 69 d 46 cm
Radion Maandag wasdag. Midden jaren vijftig veroveren gezinswasmiddelen met synthetische wasactieve stoffen een vaste plaats in het Nederlandse huishouden. De meeste vrouwen doen de was op de hand, maar de machine is in opkomst. ‘Radion wast ook het schoonst in elk type wasmachine’ vermeldt de gebruiksaanwijzing achterop. Reclames zinspelen op wasgemak en resultaat. ‘Zonnewerking’ verwijst naar toegevoegd bleekmiddel en ‘wit’ is het sleutelbegrip. Niet zomaar wit, maar zuiver wit, hagelwit, actief wit of witter dan wit. Het waspoeder heeft zijn kracht niet verloren: de zouten tasten het kartonnen pak aan en langzamerhand ontstaan blaasjes en verkleuringen. Een logische oplossing is fysieke scheiding van verpakking en inhoud. In een tentoonstelling kan het pak voldoende gewicht krijgen door het met inert materiaal te vullen. Voor onderzoeksdoeleinden kan het wasmiddel chemisch worden geanalyseerd, het poeder afzonderlijk opgeslagen en geregistreerd. Honderden voorwerpen in de collectie komen voor een dergelijke methode in aanmerking: wasmiddelen, stijfsel en zepen, chocolade, limonadesiroop en mayonaise, bouillonblokjes, shag en tandpasta.
inventarisnr.
64219.C periode
1956 vervaardiger
Unilever, Rotterdam
69
Mayke Groffen en Sjouk Hoitsma, Het geluk van de huisvrouw. Amsterdam 2004, p. 30-59
materiaal
karton, waspoeder afmetingen
h 17 b 9 d 3 cm
Radion Maandag wasdag. Midden jaren vijftig veroveren gezinswasmiddelen met synthetische wasactieve stoffen een vaste plaats in het Nederlandse huishouden. De meeste vrouwen doen de was op de hand, maar de machine is in opkomst. ‘Radion wast ook het schoonst in elk type wasmachine’ vermeldt de gebruiksaanwijzing achterop. Reclames zinspelen op wasgemak en resultaat. ‘Zonnewerking’ verwijst naar toegevoegd bleekmiddel en ‘wit’ is het sleutelbegrip. Niet zomaar wit, maar zuiver wit, hagelwit, actief wit of witter dan wit. Het waspoeder heeft zijn kracht niet verloren: de zouten tasten het kartonnen pak aan en langzamerhand ontstaan blaasjes en verkleuringen. Een logische oplossing is fysieke scheiding van verpakking en inhoud. In een tentoonstelling kan het pak voldoende gewicht krijgen door het met inert materiaal te vullen. Voor onderzoeksdoeleinden kan het wasmiddel chemisch worden geanalyseerd, het poeder afzonderlijk opgeslagen en geregistreerd. Honderden voorwerpen in de collectie komen voor een dergelijke methode in aanmerking: wasmiddelen, stijfsel en zepen, chocolade, limonadesiroop en mayonaise, bouillonblokjes, shag en tandpasta.
inventarisnr.
64219.C periode
1956 vervaardiger
Unilever, Rotterdam
69
Mayke Groffen en Sjouk Hoitsma, Het geluk van de huisvrouw. Amsterdam 2004, p. 30-59
materiaal
karton, waspoeder afmetingen
h 17 b 9 d 3 cm
Rollator Nederland vergrijst, maar blijft dankzij de rollator op de been. Al eerder bestonden looprekken op wieltjes, maar de gebruiksvriendelijke rollator die wij nu kennen, dateert uit 1986. De loophulp kreeg een kekke kleur, fijne wielen en een rem. Vrij snel werd het product voorzien van handigheidjes: een mandje en een zitje, soms een bel. Inmiddels is de rollator naast hulpmiddel – verkrijgbaar op medische indicatie – ook een accessoire geworden. Toch is het gebruik niet probleemloos. Klachten volop over plotseling blokkeren van de zwenkwielen of kantelen van de rollator. De naar buiten gebogen remkabels zijn evenmin ideaal. Om te voorkomen dat ze achter een deurklink bleef haken, bond de voormalig eigenaresse van deze rollator de kabels bijeen met sporttape. Zou in de collectie het accent liggen op ontwerp of esthetiek, dan kon de tape eenvoudig worden verwijderd en het object fris getoond. Maar omdat de feitelijke omgang met het voorwerp voor een cultuurhistorisch museum van groot belang is, proberen we ook het tape zolang mogelijk te bewaren. In het depot waarschuwt een label daarom tegen verwijdering. inventarisnr.
81651 periode
in gebruik 1999-2001 vervaardiger
70
Harm van den Berg, ‘Hulpmiddelen. Rollatoren, niet rollators’, in Staal & De Rijk (red.), Kleine cultuurgeschiedenis van Nederland. Scènes uit het alledaagse leven. Amsterdam/Rotterdam 2000, p. 18-19 Peter Leijten, ‘De rollator is de schaamte voorbij’, NRC Handelsblad 2 januari 2004
materiaal
metaal, kunststof, rubber afmetingen
h 84 b 65 d 78 cm
Rollator Nederland vergrijst, maar blijft dankzij de rollator op de been. Al eerder bestonden looprekken op wieltjes, maar de gebruiksvriendelijke rollator die wij nu kennen, dateert uit 1986. De loophulp kreeg een kekke kleur, fijne wielen en een rem. Vrij snel werd het product voorzien van handigheidjes: een mandje en een zitje, soms een bel. Inmiddels is de rollator naast hulpmiddel – verkrijgbaar op medische indicatie – ook een accessoire geworden. Toch is het gebruik niet probleemloos. Klachten volop over plotseling blokkeren van de zwenkwielen of kantelen van de rollator. De naar buiten gebogen remkabels zijn evenmin ideaal. Om te voorkomen dat ze achter een deurklink bleef haken, bond de voormalig eigenaresse van deze rollator de kabels bijeen met sporttape. Zou in de collectie het accent liggen op ontwerp of esthetiek, dan kon de tape eenvoudig worden verwijderd en het object fris getoond. Maar omdat de feitelijke omgang met het voorwerp voor een cultuurhistorisch museum van groot belang is, proberen we ook het tape zolang mogelijk te bewaren. In het depot waarschuwt een label daarom tegen verwijdering. inventarisnr.
81651 periode
in gebruik 1999-2001 vervaardiger
70
Harm van den Berg, ‘Hulpmiddelen. Rollatoren, niet rollators’, in Staal & De Rijk (red.), Kleine cultuurgeschiedenis van Nederland. Scènes uit het alledaagse leven. Amsterdam/Rotterdam 2000, p. 18-19 Peter Leijten, ‘De rollator is de schaamte voorbij’, NRC Handelsblad 2 januari 2004
materiaal
metaal, kunststof, rubber afmetingen
h 84 b 65 d 78 cm
Ruilen In 1980 vroegen de Stedelijke Musea Gouda een in Gouda gemaakte kurkentrekker te leen. Deze had een zekere J.A. van Beek in 1908 aan het Museum van Oudheden geschonken. Al bij de aanvraag werd permanente overdracht overwogen: het voorwerp past beter in een Gouds museum dan in een Rotterdamse collectie. Omgekeerd bezaten de Stedelijke Musea Gouda een glas van het Rotterdamse chirurgijnsgilde, een voorwerp dat natuurlijk in Rotterdam thuishoort. In 1982 besloten de directeuren van de beide musea tot de logische ruil. Zoiets heet ‘vervreemding’ van museaal bezit en gaat niet zo maar. Toestemming van beide gemeenteraden was nodig. De Rotterdamse wethouder wilde bovendien instemming van eventuele nazaten van de schenker hebben. Hoe vind je nazaten van een Van Beek? Het eerste aanknopingspunt was het toenmalige adres van de schenker: Oppert 107. Dat bleek al genoeg, want hier was tot 1940 de pastorie van de Oud-Katholieke kerk van Maria Magdalena en Laurentius gevestigd en J.A. van Beek was daar pastoor geweest. Niks nazaten dus. De wederzijdse overdracht vond uiteindelijk in 1984 plaats.
inventarisnr.
61795; 353 periode
1730-1750; 1762 vervaardiger
kurkentrekker: Gerrit van der Starre materiaal
71
Catalogus Gouds zilver. Werk van Goudse zilversmeden tot 1813. Gouda 1980, nr. 72
glas; zilver afmetingen
h 20 cm voet Ø 8,7 cm h 8,8 b 5,4 cm
Ruilen In 1980 vroegen de Stedelijke Musea Gouda een in Gouda gemaakte kurkentrekker te leen. Deze had een zekere J.A. van Beek in 1908 aan het Museum van Oudheden geschonken. Al bij de aanvraag werd permanente overdracht overwogen: het voorwerp past beter in een Gouds museum dan in een Rotterdamse collectie. Omgekeerd bezaten de Stedelijke Musea Gouda een glas van het Rotterdamse chirurgijnsgilde, een voorwerp dat natuurlijk in Rotterdam thuishoort. In 1982 besloten de directeuren van de beide musea tot de logische ruil. Zoiets heet ‘vervreemding’ van museaal bezit en gaat niet zo maar. Toestemming van beide gemeenteraden was nodig. De Rotterdamse wethouder wilde bovendien instemming van eventuele nazaten van de schenker hebben. Hoe vind je nazaten van een Van Beek? Het eerste aanknopingspunt was het toenmalige adres van de schenker: Oppert 107. Dat bleek al genoeg, want hier was tot 1940 de pastorie van de Oud-Katholieke kerk van Maria Magdalena en Laurentius gevestigd en J.A. van Beek was daar pastoor geweest. Niks nazaten dus. De wederzijdse overdracht vond uiteindelijk in 1984 plaats.
inventarisnr.
61795; 353 periode
1730-1750; 1762 vervaardiger
kurkentrekker: Gerrit van der Starre materiaal
71
Catalogus Gouds zilver. Werk van Goudse zilversmeden tot 1813. Gouda 1980, nr. 72
glas; zilver afmetingen
h 20 cm voet Ø 8,7 cm h 8,8 b 5,4 cm
Ruimtekist Het Rotterdamse architectenduo Van den Broek & Bakema leverde een belangrijke bijdrage aan de wederopbouw van Rotterdam. Toen het bureau in 1996 besloot z’n kelders te ontruimen, werd aan het Nederlands Architectuur Instituut en het Historisch Museum gevraagd een selectie te maken. Een van de objecten die het museum verwierf, was de ‘ruimtekist’ voor project 1733, de brouwerij van Heineken in Zoeterwoude.
Gekleurde blokjes in de kist staan voor bepaalde functies; zo staat geel voor het centraal laboratorium en grijs voor het bedrijfskantoor. Door de blokjes op doorzichtige platen in vakken te ordenen, bepaalden de architecten de optimale indeling. Met polaroids legden ze de verschillende situaties vast. Stap voor stap kwam het ontwerp tot stand van een van Europa’s grootste brouwerijen, die in 1976 in gebruik genomen werd. Tegenwoordig gebruikt het internationaal werkende bureau speciale software; de ruimtekist laat zien hoe de architecten hun volumestudies maakten voordat de computer zijn intrede deed.
inventarisnr.
74447 periode
circa 1970-1976 vervaardiger
Van den Broek & Bakema materiaal
72
spaanplaat, balsahout, perspex, karton afmetingen
h 8 b 66 d 62,5 cm
Ruimtekist Het Rotterdamse architectenduo Van den Broek & Bakema leverde een belangrijke bijdrage aan de wederopbouw van Rotterdam. Toen het bureau in 1996 besloot z’n kelders te ontruimen, werd aan het Nederlands Architectuur Instituut en het Historisch Museum gevraagd een selectie te maken. Een van de objecten die het museum verwierf, was de ‘ruimtekist’ voor project 1733, de brouwerij van Heineken in Zoeterwoude.
Gekleurde blokjes in de kist staan voor bepaalde functies; zo staat geel voor het centraal laboratorium en grijs voor het bedrijfskantoor. Door de blokjes op doorzichtige platen in vakken te ordenen, bepaalden de architecten de optimale indeling. Met polaroids legden ze de verschillende situaties vast. Stap voor stap kwam het ontwerp tot stand van een van Europa’s grootste brouwerijen, die in 1976 in gebruik genomen werd. Tegenwoordig gebruikt het internationaal werkende bureau speciale software; de ruimtekist laat zien hoe de architecten hun volumestudies maakten voordat de computer zijn intrede deed.
inventarisnr.
74447 periode
circa 1970-1976 vervaardiger
Van den Broek & Bakema materiaal
72
spaanplaat, balsahout, perspex, karton afmetingen
h 8 b 66 d 62,5 cm
S-lijn Om het gewenste modieuze silhouet te bereiken, droegen de meeste Nederlandse vrouwen tot ongeveer 1930 een korset. De kostuumcollectie bevat jurken in vele verschillende stijlen, maar het bijbehorende korset van de oorspronkelijke draagster ontbreekt meestal. Alleen door de vorm van de jurk nauwkeurig te bestuderen, is het door het korset afgedwongen silhouet te achterhalen. De tulen japon uit 1905 toont het voor die tijd typerende S-vormige silhouet: een zeer smalle taille, billen naar achteren en boezem naar voren. De vorm van de huidige paspoppen is totaal ongeschikt voor deze S-lijn. Om de japon te kunnen tonen is daarom een tors speciaal op maat nodig. Door de binnenzijde van de kleding precies op te meten, kan het gekorsetteerde lichaam van de draagster worden gereconstrueerd. Soms levert dat verrassingen op: de ene arm was iets langer, of de ene schouder iets hoger dan de andere. We naderen de draagster als het ware tot op de huid. Dichter kunnen we niet bij haar komen.
inventarisnr.
22175.1-2 periode
1905 vervaardiger
materiaal
73
katoen, tule, kant, metaal afmetingen
h 124 b 125 cm
S-lijn Om het gewenste modieuze silhouet te bereiken, droegen de meeste Nederlandse vrouwen tot ongeveer 1930 een korset. De kostuumcollectie bevat jurken in vele verschillende stijlen, maar het bijbehorende korset van de oorspronkelijke draagster ontbreekt meestal. Alleen door de vorm van de jurk nauwkeurig te bestuderen, is het door het korset afgedwongen silhouet te achterhalen. De tulen japon uit 1905 toont het voor die tijd typerende S-vormige silhouet: een zeer smalle taille, billen naar achteren en boezem naar voren. De vorm van de huidige paspoppen is totaal ongeschikt voor deze S-lijn. Om de japon te kunnen tonen is daarom een tors speciaal op maat nodig. Door de binnenzijde van de kleding precies op te meten, kan het gekorsetteerde lichaam van de draagster worden gereconstrueerd. Soms levert dat verrassingen op: de ene arm was iets langer, of de ene schouder iets hoger dan de andere. We naderen de draagster als het ware tot op de huid. Dichter kunnen we niet bij haar komen.
inventarisnr.
22175.1-2 periode
1905 vervaardiger
materiaal
73
katoen, tule, kant, metaal afmetingen
h 124 b 125 cm
Samsonite Succesvolle zakenlieden ontdekten eind jaren zeventig de kunststof Samsonite attachékoffer. Zij gebruikten de smalle koffer voor belangrijke stukken. Deze variant was ook populair bij kantoorpersoneel, ambtenaren en andere witteboordenwerkers, al was het maar voor de ochtendkrant of het lunchpakket. Een tijd lang was het type eveneens in trek bij de Rotterdamse economiestudent. Eind jaren tachtig raakte de Samsonite koffer op zijn retour: te degelijk en te saai. Wie daarna nog met zo’n koffertje liep, behoorde tot de achterblijvers of, erger nog, was een louche figuur die verdachte zaken aan de man wilde brengen. Aan de inhoud van deze koffer zit geen luchtje. Hij was van de Gemeenteapotheek aan de Schiedamsedijk, die de Samsonite gebruikte voor methadonverstrekking. Apotheekmedewerkers leverden de koffer af bij opvangcentra, zoals de Opvang Heroïne Verslaafden Afrikaanderwijk; van daaruit werd de methadon aan de verslaafden verstrekt. Tegenwoordig gaat de uitgifte via het computergestuurde doseringssysteem m.u.s., wat staat voor Methadon Uitgifte Systeem. inventarisnr.
68206 periode
1980-1990 vervaardiger
Samsonite materiaal
74
metaal, multiplex, kunststof afmetingen
h 40 b 48,5 d 9 cm
Samsonite Succesvolle zakenlieden ontdekten eind jaren zeventig de kunststof Samsonite attachékoffer. Zij gebruikten de smalle koffer voor belangrijke stukken. Deze variant was ook populair bij kantoorpersoneel, ambtenaren en andere witteboordenwerkers, al was het maar voor de ochtendkrant of het lunchpakket. Een tijd lang was het type eveneens in trek bij de Rotterdamse economiestudent. Eind jaren tachtig raakte de Samsonite koffer op zijn retour: te degelijk en te saai. Wie daarna nog met zo’n koffertje liep, behoorde tot de achterblijvers of, erger nog, was een louche figuur die verdachte zaken aan de man wilde brengen. Aan de inhoud van deze koffer zit geen luchtje. Hij was van de Gemeenteapotheek aan de Schiedamsedijk, die de Samsonite gebruikte voor methadonverstrekking. Apotheekmedewerkers leverden de koffer af bij opvangcentra, zoals de Opvang Heroïne Verslaafden Afrikaanderwijk; van daaruit werd de methadon aan de verslaafden verstrekt. Tegenwoordig gaat de uitgifte via het computergestuurde doseringssysteem m.u.s., wat staat voor Methadon Uitgifte Systeem. inventarisnr.
68206 periode
1980-1990 vervaardiger
Samsonite materiaal
74
metaal, multiplex, kunststof afmetingen
h 40 b 48,5 d 9 cm
Sanasun ‘Een zonnebad thuis in het Gezuiverde Zonlicht van de “Sana Sun” Hoogtezon veraangenaamt het leven, houdt U fit, verhoogt Uw prestatievermogen en... maakt Uw kinderen sterk.’ De reclamefolder bij de hoogtezon belooft een fleurige gelaatskleur en vooral: gezondheid. De beloftes krijgen een wetenschappelijke onderbouwing in twee bijgeleverde boekjes. Tabellen, grafieken en berekeningen ondersteunen medisch getinte uitspraken over bijvoorbeeld de verhouding tussen Erytheem- en vitamine-D-dosis van de zonnestraling en de geschiktheid om rachitis te genezen. Het zware apparaat is intrigerend: pastelgroen met chromen grille, de grote lamp afgeschermd door een sierlijke S in een gestileerde zon. Meerwaarde krijgt het object door de compleetheid. Het garantiebewijs vermeldt de aankoopdatum, handleiding en folder bieden een kijkje in de geschiedenis
van gezondheid en reclame. Een tube Uviolan zonnebrandcrème, de bestralingstabel en de zogeheten ‘zonnebadbril’ maken verantwoord gebruik mogelijk. En zonder Zirconium branders zou het apparaat niet eens functioneren. De stempels tonen dat het apparaat is aangeschaft bij de apotheker.
inventarisnr.
67146 periode
1953 vervaardiger
Oostwoud-fabrieken, Utrecht materiaal
75
metaal, kunststof afmetingen
h 46,5 b 18,5 d 21 cm
Sanasun ‘Een zonnebad thuis in het Gezuiverde Zonlicht van de “Sana Sun” Hoogtezon veraangenaamt het leven, houdt U fit, verhoogt Uw prestatievermogen en... maakt Uw kinderen sterk.’ De reclamefolder bij de hoogtezon belooft een fleurige gelaatskleur en vooral: gezondheid. De beloftes krijgen een wetenschappelijke onderbouwing in twee bijgeleverde boekjes. Tabellen, grafieken en berekeningen ondersteunen medisch getinte uitspraken over bijvoorbeeld de verhouding tussen Erytheem- en vitamine-D-dosis van de zonnestraling en de geschiktheid om rachitis te genezen. Het zware apparaat is intrigerend: pastelgroen met chromen grille, de grote lamp afgeschermd door een sierlijke S in een gestileerde zon. Meerwaarde krijgt het object door de compleetheid. Het garantiebewijs vermeldt de aankoopdatum, handleiding en folder bieden een kijkje in de geschiedenis
van gezondheid en reclame. Een tube Uviolan zonnebrandcrème, de bestralingstabel en de zogeheten ‘zonnebadbril’ maken verantwoord gebruik mogelijk. En zonder Zirconium branders zou het apparaat niet eens functioneren. De stempels tonen dat het apparaat is aangeschaft bij de apotheker.
inventarisnr.
67146 periode
1953 vervaardiger
Oostwoud-fabrieken, Utrecht materiaal
75
metaal, kunststof afmetingen
h 46,5 b 18,5 d 21 cm
Schaaf Als gereedschap eenmaal een doelmatige vorm heeft, blijft die vorm vaak eeuwenlang ongewijzigd dezelfde. Maar juist op zo een functionele vorm laat een vakkundig ambachtsman graag zijn sierlust los. Ary den Hengst, schavenmaker van beroep met een winkel in schaven op de Visschersdijk hoek Molensteeg, was er zo een. Van zijn hand verwierf directeur Hoynck van Papendrecht in 1905 een gedateerde blokschaaf gemerkt met de initialen adh voor Ary den Hengst en voorzien van een onberispelijk gestoken krulornament. Latere eigenaars hebben om de signatuur hun initialen aangebracht. Dat Den Hengst een Rotterdamse schavenmaker was en dat er in Rotterdam kennelijk zo veel werd getimmerd dat er brood viel te verdienen met het maken van schaven, is natuurlijk interessant, maar er was nog een andere reden voor verwerving. Zoals zo velen in de tijd van snelle mechanisering van oude ambachten, maakte Hoynck zich zorgen over het verlies aan kunstzin bij de gewone werkman. In het nationaal museum voor kunstnijverheid dat Hoynck voor ogen stond, moest de schaaf dienen als voorbeeld voor handwerkslieden. Zij mochten trots zijn op hun vak!
inventarisnr.
3594 periode
1739 vervaardiger
Ary den Hengst
76
Gerrit van der Sterre, Vier eeuwen Nederlandse schaven en schavenmakers. Leiden 2001, p. 118, 224
materiaal
beukenhout, metaal afmetingen
h 12 b 19,4 d 6,6 cm
Schaaf Als gereedschap eenmaal een doelmatige vorm heeft, blijft die vorm vaak eeuwenlang ongewijzigd dezelfde. Maar juist op zo een functionele vorm laat een vakkundig ambachtsman graag zijn sierlust los. Ary den Hengst, schavenmaker van beroep met een winkel in schaven op de Visschersdijk hoek Molensteeg, was er zo een. Van zijn hand verwierf directeur Hoynck van Papendrecht in 1905 een gedateerde blokschaaf gemerkt met de initialen adh voor Ary den Hengst en voorzien van een onberispelijk gestoken krulornament. Latere eigenaars hebben om de signatuur hun initialen aangebracht. Dat Den Hengst een Rotterdamse schavenmaker was en dat er in Rotterdam kennelijk zo veel werd getimmerd dat er brood viel te verdienen met het maken van schaven, is natuurlijk interessant, maar er was nog een andere reden voor verwerving. Zoals zo velen in de tijd van snelle mechanisering van oude ambachten, maakte Hoynck zich zorgen over het verlies aan kunstzin bij de gewone werkman. In het nationaal museum voor kunstnijverheid dat Hoynck voor ogen stond, moest de schaaf dienen als voorbeeld voor handwerkslieden. Zij mochten trots zijn op hun vak!
inventarisnr.
3594 periode
1739 vervaardiger
Ary den Hengst
76
Gerrit van der Sterre, Vier eeuwen Nederlandse schaven en schavenmakers. Leiden 2001, p. 118, 224
materiaal
beukenhout, metaal afmetingen
h 12 b 19,4 d 6,6 cm
Scheepskanon In 1989 kreeg het museum de kans een gedateerd en gesigneerd scheepskanon met het wapen van de Rotterdamse Admiraliteit te kopen. Het kanon was geborgen voor de Belgische kust waar ooit de Duinkerker kapers actief waren. De vraagprijs viel mee, maar het kanon zag er vreselijk uit: dikke plakken zeepokken en schelpen bedekten het oppervlak, de loop zat vol met een keiharde zanderige substantie
en een van de handvatten ontbrak. Restauratie zou niet goedkoop zijn. Een speciaal gezelschap museumvrienden, De Heren xvii, schoot te hulp. Het betaalde alle kosten van koop, restauratie en transport. De Rotterdamse beeldhouwer Willem Verbon maakte een tweede handvat dat nauwelijks van het bewaard gebleven exemplaar te onderscheiden is. Het kanon werd schoongemaakt door er met grote kracht zacht gruis van kersenpitten tegenaan te spuiten. Bij de schoonmaak bleek dat het kanon waarschijnlijk al op z’n maidentrip in zee is beland. Onder de aankoeksels kwam het brons zonder enig patina te voorschijn; het kanon moet brandnieuw geweest zijn toen het in de zeebodem wegzonk.
inventarisnr.
66432 periode
1645 vervaardiger
Cornelis en Dirk Ouderogge; Willem Verbon materiaal
77
Catalogus Kanonnen, klokken en kandelaars. Zwolle 1999, p. 99
gebakken klei, stukjes hout, verf afmetingen
h 46 b 276 cm; ca. 1500 kg
Scheepskanon In 1989 kreeg het museum de kans een gedateerd en gesigneerd scheepskanon met het wapen van de Rotterdamse Admiraliteit te kopen. Het kanon was geborgen voor de Belgische kust waar ooit de Duinkerker kapers actief waren. De vraagprijs viel mee, maar het kanon zag er vreselijk uit: dikke plakken zeepokken en schelpen bedekten het oppervlak, de loop zat vol met een keiharde zanderige substantie
en een van de handvatten ontbrak. Restauratie zou niet goedkoop zijn. Een speciaal gezelschap museumvrienden, De Heren xvii, schoot te hulp. Het betaalde alle kosten van koop, restauratie en transport. De Rotterdamse beeldhouwer Willem Verbon maakte een tweede handvat dat nauwelijks van het bewaard gebleven exemplaar te onderscheiden is. Het kanon werd schoongemaakt door er met grote kracht zacht gruis van kersenpitten tegenaan te spuiten. Bij de schoonmaak bleek dat het kanon waarschijnlijk al op z’n maidentrip in zee is beland. Onder de aankoeksels kwam het brons zonder enig patina te voorschijn; het kanon moet brandnieuw geweest zijn toen het in de zeebodem wegzonk.
inventarisnr.
66432 periode
1645 vervaardiger
Cornelis en Dirk Ouderogge; Willem Verbon materiaal
77
Catalogus Kanonnen, klokken en kandelaars. Zwolle 1999, p. 99
gebakken klei, stukjes hout, verf afmetingen
h 46 b 276 cm; ca. 1500 kg
Schielandshuis Het uit 1665 daterende Schielandshuis geldt als een topstuk van de collectie. Het is overigens een wonder dat het Schielandshuis er nog is en dat het de vorm heeft die het heeft. Het gebouw werd namelijk in 1864 door een felle brand getroffen en daarna ‘gerestaureerd’ tot een klomp grauw cement met een glazen dak. Dit lompe bouwsel overleefde het bombardement van 1940, maar op het Basisplan voor de wederopbouw van 1946 kwam het niet voor: op de plaats van het Schielandshuis was een winkelhof getekend. Den Haag wees fijntjes op deze ‘vergissing’ en zo werd sloop afgewend.
Het duurde tot de jaren zeventig voordat er plannen voor een werkelijke restauratie werden ontwikkeld. De voorkeur van het museum ging uit naar herstel van het exterieur zoals het er in 1665 had uitgezien, Rijksmonumentenzorg wilde het glazen dak en de disproporties van 1864 handhaven. In deze discussie won het museum en daarom was het bereiken van het hoogste punt van het hoge zeventiende-eeuwse dak een ware triomf. De speciaal voor de gelegenheid gemaakte hamer, gehanteerd door wethouder Linthorst, herinnert daaraan.
inventarisnr.
61756 periode
1983 vervaardiger
aannemingsbedrijf Van der Sluijs en Van Dijk materiaal
78
A.M. Meyerman, Schielandshuis. Zwolle 1987
grenenhout, geperst hout, zilver afmetingen
h 40 b 19 cm
Schielandshuis Het uit 1665 daterende Schielandshuis geldt als een topstuk van de collectie. Het is overigens een wonder dat het Schielandshuis er nog is en dat het de vorm heeft die het heeft. Het gebouw werd namelijk in 1864 door een felle brand getroffen en daarna ‘gerestaureerd’ tot een klomp grauw cement met een glazen dak. Dit lompe bouwsel overleefde het bombardement van 1940, maar op het Basisplan voor de wederopbouw van 1946 kwam het niet voor: op de plaats van het Schielandshuis was een winkelhof getekend. Den Haag wees fijntjes op deze ‘vergissing’ en zo werd sloop afgewend.
Het duurde tot de jaren zeventig voordat er plannen voor een werkelijke restauratie werden ontwikkeld. De voorkeur van het museum ging uit naar herstel van het exterieur zoals het er in 1665 had uitgezien, Rijksmonumentenzorg wilde het glazen dak en de disproporties van 1864 handhaven. In deze discussie won het museum en daarom was het bereiken van het hoogste punt van het hoge zeventiende-eeuwse dak een ware triomf. De speciaal voor de gelegenheid gemaakte hamer, gehanteerd door wethouder Linthorst, herinnert daaraan.
inventarisnr.
61756 periode
1983 vervaardiger
aannemingsbedrijf Van der Sluijs en Van Dijk materiaal
78
A.M. Meyerman, Schielandshuis. Zwolle 1987
grenenhout, geperst hout, zilver afmetingen
h 40 b 19 cm
Sibilla Sibilla van Embden kreeg in 1868, twee weken na haar vierde verjaardag, van haar tante een keukentje. In een brief beschrijft de schenkster de inventaris die zij vijftien jaar eerder verzamelde. Ook de plaats van de voorwerpen is precies vastgelegd. Zo horen in de kast op het bovenste schap ‘drie vleesschotels opstaande, daarvoor 12 borden, 6 wijn, 6 Bierglazen, Karaf, een wit aardewerk peperbus, mostaardpot en zoutvaatje’. Met het fornuis en de pannetjes kan Sibilla daadwerkelijk gaan koken, daarbij geholpen door het handgeschreven kookboekje. Als een echte huisvrouw leert ze toezien op haar personeel: vijf poppen, gekleed zoals in 1853 de mode was. De werkmeid draagt haar beste kleding, de linnenmeid haar daagse kleding en de keukenmeid is in werkkleding. Behalve een huisknecht in livrei is er nog een dienknecht voor speciale gelegenheden. Voor deze poppen werden ‘vijf ordinaire hoofden’ besteld, seriematig geproduceerde kopjes van papier-maché. De zesde pop is ‘eene dame zoo als de ondergetekende’, vermeldde tante in het miniatuur aantekenboek. Haar hoofdje is gemaakt van porselein.
inventarisnr.
30048.97 periode
1853 vervaardiger
opdrachtgever: M.A. Andres-van Embden materiaal
79
textiel, porselein, hout, leer, koper, messing afmetingen
h 33 b 23 d 10 cm
Sibilla Sibilla van Embden kreeg in 1868, twee weken na haar vierde verjaardag, van haar tante een keukentje. In een brief beschrijft de schenkster de inventaris die zij vijftien jaar eerder verzamelde. Ook de plaats van de voorwerpen is precies vastgelegd. Zo horen in de kast op het bovenste schap ‘drie vleesschotels opstaande, daarvoor 12 borden, 6 wijn, 6 Bierglazen, Karaf, een wit aardewerk peperbus, mostaardpot en zoutvaatje’. Met het fornuis en de pannetjes kan Sibilla daadwerkelijk gaan koken, daarbij geholpen door het handgeschreven kookboekje. Als een echte huisvrouw leert ze toezien op haar personeel: vijf poppen, gekleed zoals in 1853 de mode was. De werkmeid draagt haar beste kleding, de linnenmeid haar daagse kleding en de keukenmeid is in werkkleding. Behalve een huisknecht in livrei is er nog een dienknecht voor speciale gelegenheden. Voor deze poppen werden ‘vijf ordinaire hoofden’ besteld, seriematig geproduceerde kopjes van papier-maché. De zesde pop is ‘eene dame zoo als de ondergetekende’, vermeldde tante in het miniatuur aantekenboek. Haar hoofdje is gemaakt van porselein.
inventarisnr.
30048.97 periode
1853 vervaardiger
opdrachtgever: M.A. Andres-van Embden materiaal
79
textiel, porselein, hout, leer, koper, messing afmetingen
h 33 b 23 d 10 cm
Singer In 1975 droeg het Rotterdamse Brandweermuseum een groot deel van zijn collectie aan het museum over. Het gebeurt vaker dat kleine musea hun collectie aanbieden en meestal wordt het Historisch Museum daar beter van. Ook deze verzameling bevatte enkele zeer interessante voorwerpen. Zij zijn afkomstig uit ‘de brand’, het eufemisme waarmee de vlammenzee die volgde op het Duitse bombardement van 14 mei 1940 wordt aangeduid.
Een van de voorwerpen is een vrijwel verkoolde Singernaaimachine. Wanneer de machine dit uiterlijk kreeg, is er niet aan af te zien. Wel is duidelijk dat er behoorlijk veel hitte nodig is om een degelijke, zware Singer in elkaar te laten zakken, maar bij elke brand van enige omvang komt daarvoor voldoende warmte vrij. Het is daarom van groot belang in de documentatie vast te leggen dat de naaimachine in de middag van 14 mei 1940 is gesmolten. Alleen dan kan de Singer dienst doen in een opstelling over de Tweede Wereldoorlog, zoals in de expositie Rotterdam geraakt (2005).
inventarisnr.
40197 periode
1920 tot 14 mei 1940 vervaardiger
Singer materiaal
80
metaal afmetingen
h 26 b 48 d 18 cm
Singer In 1975 droeg het Rotterdamse Brandweermuseum een groot deel van zijn collectie aan het museum over. Het gebeurt vaker dat kleine musea hun collectie aanbieden en meestal wordt het Historisch Museum daar beter van. Ook deze verzameling bevatte enkele zeer interessante voorwerpen. Zij zijn afkomstig uit ‘de brand’, het eufemisme waarmee de vlammenzee die volgde op het Duitse bombardement van 14 mei 1940 wordt aangeduid.
Een van de voorwerpen is een vrijwel verkoolde Singernaaimachine. Wanneer de machine dit uiterlijk kreeg, is er niet aan af te zien. Wel is duidelijk dat er behoorlijk veel hitte nodig is om een degelijke, zware Singer in elkaar te laten zakken, maar bij elke brand van enige omvang komt daarvoor voldoende warmte vrij. Het is daarom van groot belang in de documentatie vast te leggen dat de naaimachine in de middag van 14 mei 1940 is gesmolten. Alleen dan kan de Singer dienst doen in een opstelling over de Tweede Wereldoorlog, zoals in de expositie Rotterdam geraakt (2005).
inventarisnr.
40197 periode
1920 tot 14 mei 1940 vervaardiger
Singer materiaal
80
metaal afmetingen
h 26 b 48 d 18 cm
Slaolie In 1994 kwam een telefoontje binnen. In Leiden was iemand overleden en die had nogal wat gehamsterd, waarvan flink veel over was. Of het museum...? Wij erheen. De overleden man had in de jaren dertig de oorlog zien aankomen en enorme voorraden ingeslagen: olie, tabak, koffie, thee, van alles. De oorlog kwam, de hongerwinter kwam en door zijn (illegale) gehamster overleefde zijn gezin. Op de bevrijding volgde de Koude Oorlog, de Russen zouden komen. Opnieuw hamsteren. De Russen kwamen echter niet en zo zat hij met kasten vol spullen. In 1990 rookte hij nog shag uit 1946. Ook de surrogaatkoffie uit de oorlog raakte niet op, noch de dozen frituurvet en de slaolie. Een buitenkans voor het museum! Ongebruikte, onbeschadigde winkelartikelen zijn zeldzaam, dus ja, wij wilden graag een paar puntgave flessen slaolie hebben voor de reconstructie van onze buurtwinkel. Die kun je immers bezwaarlijk vullen met de halflege en zwaar beschadigde flessen die je op markten nog wel eens tegenkomt.
inventarisnr.
73238 periode
circa 1945-1950 vervaardiger
materiaal
81
glas, papier, olie afmetingen
h 30,5 b 7,5 cm
Slaolie In 1994 kwam een telefoontje binnen. In Leiden was iemand overleden en die had nogal wat gehamsterd, waarvan flink veel over was. Of het museum...? Wij erheen. De overleden man had in de jaren dertig de oorlog zien aankomen en enorme voorraden ingeslagen: olie, tabak, koffie, thee, van alles. De oorlog kwam, de hongerwinter kwam en door zijn (illegale) gehamster overleefde zijn gezin. Op de bevrijding volgde de Koude Oorlog, de Russen zouden komen. Opnieuw hamsteren. De Russen kwamen echter niet en zo zat hij met kasten vol spullen. In 1990 rookte hij nog shag uit 1946. Ook de surrogaatkoffie uit de oorlog raakte niet op, noch de dozen frituurvet en de slaolie. Een buitenkans voor het museum! Ongebruikte, onbeschadigde winkelartikelen zijn zeldzaam, dus ja, wij wilden graag een paar puntgave flessen slaolie hebben voor de reconstructie van onze buurtwinkel. Die kun je immers bezwaarlijk vullen met de halflege en zwaar beschadigde flessen die je op markten nog wel eens tegenkomt.
inventarisnr.
73238 periode
circa 1945-1950 vervaardiger
materiaal
81
glas, papier, olie afmetingen
h 30,5 b 7,5 cm
Souvenir De papieren waaier is op het eerste gezicht niet bijzonder: de voorzijde is bedrukt met vogels, bloemtakken en een vleugje chinoiserie. Maar wat écht tot de verbeelding spreekt is het reisverslag op de achterkant, dat van de waaier een heus souvenir maakt. ‘Van huis 2 mei 1895’ schreef W. van der Vilst aan de linkerkant. Helemaal rechts staat ‘Den Haag 5 september’. Tussen de data van vertrek en aankomst ligt een reis die de fantasie prikkelt. In een lange reeks worden de plaatsen opgesomd die de reiziger aandeed. De reis voerde naar Lissabon (aankomst 8 mei) en na een rondreis door Portugal werd Zuid-Spanje bezocht met een uitstapje naar
Tanger: ‘Maroko 5/7 1895’. De reis ging verder langs de kust naar Noord-Spanje en Zuid-Frankrijk waar de oversteek naar Algiers werd gemaakt. Er volgde een rondreis door Noord-Tunesië. Daarna ging het door de binnenlanden van Zuid-Spanje naar Madrid waar op 3 september de thuisreis begon. De tekst tovert je alleen al de verschillende vervoersmiddelen en een vracht bagage voor ogen: met zeilschip en stoomtrein, reiskoets en kameel, ezelskar en stoomschip door voor toeristen nog onontgonnen gebieden. Dat was pas vakantie.
inventarisnr.
64752 periode
1895 vervaardiger
materiaal
82
papier, hout, verf, inkt afmetingen
h 28 b 50 d 3 cm
Souvenir De papieren waaier is op het eerste gezicht niet bijzonder: de voorzijde is bedrukt met vogels, bloemtakken en een vleugje chinoiserie. Maar wat écht tot de verbeelding spreekt is het reisverslag op de achterkant, dat van de waaier een heus souvenir maakt. ‘Van huis 2 mei 1895’ schreef W. van der Vilst aan de linkerkant. Helemaal rechts staat ‘Den Haag 5 september’. Tussen de data van vertrek en aankomst ligt een reis die de fantasie prikkelt. In een lange reeks worden de plaatsen opgesomd die de reiziger aandeed. De reis voerde naar Lissabon (aankomst 8 mei) en na een rondreis door Portugal werd Zuid-Spanje bezocht met een uitstapje naar
Tanger: ‘Maroko 5/7 1895’. De reis ging verder langs de kust naar Noord-Spanje en Zuid-Frankrijk waar de oversteek naar Algiers werd gemaakt. Er volgde een rondreis door Noord-Tunesië. Daarna ging het door de binnenlanden van Zuid-Spanje naar Madrid waar op 3 september de thuisreis begon. De tekst tovert je alleen al de verschillende vervoersmiddelen en een vracht bagage voor ogen: met zeilschip en stoomtrein, reiskoets en kameel, ezelskar en stoomschip door voor toeristen nog onontgonnen gebieden. Dat was pas vakantie.
inventarisnr.
64752 periode
1895 vervaardiger
materiaal
82
papier, hout, verf, inkt afmetingen
h 28 b 50 d 3 cm
Speldjes Materiële bronnen leveren een belangrijke bijdrage aan de kennis van, in dit geval, middeleeuwse volkscultuur. Intrigerend zijn de insignes uit de dertiende tot en met zestiende eeuw die in grote aantallen zijn opgegraven. Deze speldjes hebben een visuele boodschap die tegenwoordig vaak moeilijk te duiden is. Wel kan er gemakkelijk een onderscheid worden gemaakt tussen religieuze en wereldse insignes. Pelgrims brachten de religieuze speldjes mee als bedevaartsouvenir om te laten zien waar ze waren geweest. De wereldlijke speldjes tonen alledaagse voorwerpen zoals kannen, messen en kammen.
Er zijn ook insignes met wel heel expliciete voorstellingen. Ze worden aangeduid als ‘erotisch’, hoewel ze nogal grof en vulgair overkomen. Middeleeuwse humor was plat en direct, maar wie droeg toch deze minuscule speldjes die volgens de laatste inzichten het kwaad moesten afweren en geluk brachten? Badges met ‘Ban de Bom’ of ‘I Hate School’ zijn gemeengoed geworden, maar een wambuis behangen met speldjes met fallussen en vulva’s bevreemdt nog steeds.
inventarisnr.
77616; 77620 periode
1375-1425; 1300-1400 vervaardiger
materiaal
83
H.J.E. van Beuningen, A.M. Koldeweij en D. Kicken, Heilig en Profaan 2: 1200 Laatmiddeleeuwse insignes uit openbare en particuliere collecties. Cothen 2001
lood, tin afmetingen
h 4,6 b 3,2 cm h 4,5 b 3,4 cm
Speldjes Materiële bronnen leveren een belangrijke bijdrage aan de kennis van, in dit geval, middeleeuwse volkscultuur. Intrigerend zijn de insignes uit de dertiende tot en met zestiende eeuw die in grote aantallen zijn opgegraven. Deze speldjes hebben een visuele boodschap die tegenwoordig vaak moeilijk te duiden is. Wel kan er gemakkelijk een onderscheid worden gemaakt tussen religieuze en wereldse insignes. Pelgrims brachten de religieuze speldjes mee als bedevaartsouvenir om te laten zien waar ze waren geweest. De wereldlijke speldjes tonen alledaagse voorwerpen zoals kannen, messen en kammen.
Er zijn ook insignes met wel heel expliciete voorstellingen. Ze worden aangeduid als ‘erotisch’, hoewel ze nogal grof en vulgair overkomen. Middeleeuwse humor was plat en direct, maar wie droeg toch deze minuscule speldjes die volgens de laatste inzichten het kwaad moesten afweren en geluk brachten? Badges met ‘Ban de Bom’ of ‘I Hate School’ zijn gemeengoed geworden, maar een wambuis behangen met speldjes met fallussen en vulva’s bevreemdt nog steeds.
inventarisnr.
77616; 77620 periode
1375-1425; 1300-1400 vervaardiger
materiaal
83
H.J.E. van Beuningen, A.M. Koldeweij en D. Kicken, Heilig en Profaan 2: 1200 Laatmiddeleeuwse insignes uit openbare en particuliere collecties. Cothen 2001
lood, tin afmetingen
h 4,6 b 3,2 cm h 4,5 b 3,4 cm
Stemhok Stemmen is sinds enige jaren makkelijk: een druk op de knop volstaat. De laatste keer dat de Rotterdamse kiezer in een stemhokje met rood potlood stemde, was in 2002. Toen op 6 maart van dat jaar burgemeester Ivo Opstelten deze ‘laatste’ Rotterdamse stemhokjes in het stadhuis aan het museum aanbood, vond er een geweldloze revolutie plaats. Op die avond behaalde Pim Fortuyn – de Rotterdammer die het Hollandse politieke landschap opschudde – een monsterzege: zeventien zetels sleepte zijn Leefbaar Rotterdam in de wacht. Op deze historische verkiezingsavond hadden pers, politici en publiek nauwelijks belangstelling voor de formele overdracht van de stemhokjes met accessoires aan het museum. Totaal aangeslagen politici, vooral die van de PvdA, liepen met hun ziel onder hun arm door het stadhuis. Fortuyn was het gesprek van de dag en dat zou hij blijven. Hij maakte zich na de gemeenteraadsverkiezingen op voor het premierschap van Nederland. Een gefrustreerde dierenactivist maakte aan Fortuyns droom enige dagen voor de landelijke verkiezingen een einde. inventarisnr.
81210 periode
1970-2002 vervaardiger
materiaal
84
hout, spaanplaat afmetingen
h 182 b 198 d 42,5 cm
Stemhok Stemmen is sinds enige jaren makkelijk: een druk op de knop volstaat. De laatste keer dat de Rotterdamse kiezer in een stemhokje met rood potlood stemde, was in 2002. Toen op 6 maart van dat jaar burgemeester Ivo Opstelten deze ‘laatste’ Rotterdamse stemhokjes in het stadhuis aan het museum aanbood, vond er een geweldloze revolutie plaats. Op die avond behaalde Pim Fortuyn – de Rotterdammer die het Hollandse politieke landschap opschudde – een monsterzege: zeventien zetels sleepte zijn Leefbaar Rotterdam in de wacht. Op deze historische verkiezingsavond hadden pers, politici en publiek nauwelijks belangstelling voor de formele overdracht van de stemhokjes met accessoires aan het museum. Totaal aangeslagen politici, vooral die van de PvdA, liepen met hun ziel onder hun arm door het stadhuis. Fortuyn was het gesprek van de dag en dat zou hij blijven. Hij maakte zich na de gemeenteraadsverkiezingen op voor het premierschap van Nederland. Een gefrustreerde dierenactivist maakte aan Fortuyns droom enige dagen voor de landelijke verkiezingen een einde. inventarisnr.
81210 periode
1970-2002 vervaardiger
materiaal
84
hout, spaanplaat afmetingen
h 182 b 198 d 42,5 cm
Stijlkamer In1972 kreeg het museum de regentenkamer van het Heiligegeesthuis cadeau. Bij de herinrichting van het Schielandshuis in 1986 werd de betimmering uit ongeveer 1780 gebruikt om een Lodewijk xvi kamer te creëren. Er werd een plafond bijgemaakt en zijden wandbespanning uit Lyon besteld. Het geheel ziet er prachtig uit. Maar een stijlkamer vormt altijd een probleem. Je kunt het vertrek ‘zo echt mogelijk’ met meubels, zilver, glas, porselein en kostuums uit de tijd inrichten, maar daar moet dan wel een glasplaat voor. Nog minder aantrekkelijk is een opstelling met rode koorden over stoelen en overal bordjes ‘niet aankomen a.u.b.’. Het museum loste het probleem op door de Lodewijk xvi kamer te gebruiken als een sfeer waarin speciaal daarvoor ontworpen vitrines staan, gevuld met voorwerpen van dezelfde elegantie als de betimmering. Gebrek aan expositieruimte dwingt echter steeds vaker tot ander gebruik en dat roept de vraag op of het wellicht beter is het vertrek te ontmantelen. Anderzijds is het jammer een zo mooie betimmering onzichtbaar voor de bezoeker in het depot op te slaan. Bovendien inspireren de beperkingen van de kamer soms juist tot verrassende, nieuwe ontwerpen en opstellingen.
inventarisnr.
35328 periode
1775-1790 vervaardiger
materiaal
85
vurenhout, verf, verguldsel afmetingen
Stijlkamer In1972 kreeg het museum de regentenkamer van het Heiligegeesthuis cadeau. Bij de herinrichting van het Schielandshuis in 1986 werd de betimmering uit ongeveer 1780 gebruikt om een Lodewijk xvi kamer te creëren. Er werd een plafond bijgemaakt en zijden wandbespanning uit Lyon besteld. Het geheel ziet er prachtig uit. Maar een stijlkamer vormt altijd een probleem. Je kunt het vertrek ‘zo echt mogelijk’ met meubels, zilver, glas, porselein en kostuums uit de tijd inrichten, maar daar moet dan wel een glasplaat voor. Nog minder aantrekkelijk is een opstelling met rode koorden over stoelen en overal bordjes ‘niet aankomen a.u.b.’. Het museum loste het probleem op door de Lodewijk xvi kamer te gebruiken als een sfeer waarin speciaal daarvoor ontworpen vitrines staan, gevuld met voorwerpen van dezelfde elegantie als de betimmering. Gebrek aan expositieruimte dwingt echter steeds vaker tot ander gebruik en dat roept de vraag op of het wellicht beter is het vertrek te ontmantelen. Anderzijds is het jammer een zo mooie betimmering onzichtbaar voor de bezoeker in het depot op te slaan. Bovendien inspireren de beperkingen van de kamer soms juist tot verrassende, nieuwe ontwerpen en opstellingen.
inventarisnr.
35328 periode
1775-1790 vervaardiger
materiaal
85
vurenhout, verf, verguldsel afmetingen
Stoeptegeljurk In 1994 werkten de Rotterdamse modeontwerper Peter Jeroense en sieraadontwerpster Dinie Besems in opdracht van het Vormgevingsinstituut in Amsterdam samen aan één project. Het resultaat bestaat uit een grijze wollen jurk waarvan de rok plat uitgelegd kan worden in een vierkant vlak van twee bij twee meter; de vorm van een gigantische stoeptegel. Besems bedacht hierbij een parelketting waarvan de parels bestaan uit rondgekrijte stoepkrijtjes. Als de jurk in combinatie met de krijtjesketting wordt gedragen, komen er krijtstrepen op de grijze wol waardoor het beeld van een wilde krijtstreepstof ontstaat. Zo maakten de ontwerpers krijtstreep en parelketting ‘streetwise’. Tijdens de Modespelen in 1995 rolschaatsten modellen gehuld in stoeptegeljurken door het koor van de Laurenskerk en veroorzaakten zo steeds meer krijtstrepen. Maar nu de stoeptegeljurk is aangekocht en dus nooit meer zal worden gedragen, is de beweging in het concept van Jeroense en Besems tot stilstand gekomen. Door een speciale manier van opstellen, eventueel in combinatie met een video van de Modespelen, kan toch duidelijk worden wat beweging teweeg kan brengen.
inventarisnr.
74994, 74995 periode
1994 vervaardiger
Dinie Besems en Peter Jeroense materiaal
86
wol, stoepkrijt, zilver afmetingen
h 200 b 200 cm
Stoeptegeljurk In 1994 werkten de Rotterdamse modeontwerper Peter Jeroense en sieraadontwerpster Dinie Besems in opdracht van het Vormgevingsinstituut in Amsterdam samen aan één project. Het resultaat bestaat uit een grijze wollen jurk waarvan de rok plat uitgelegd kan worden in een vierkant vlak van twee bij twee meter; de vorm van een gigantische stoeptegel. Besems bedacht hierbij een parelketting waarvan de parels bestaan uit rondgekrijte stoepkrijtjes. Als de jurk in combinatie met de krijtjesketting wordt gedragen, komen er krijtstrepen op de grijze wol waardoor het beeld van een wilde krijtstreepstof ontstaat. Zo maakten de ontwerpers krijtstreep en parelketting ‘streetwise’. Tijdens de Modespelen in 1995 rolschaatsten modellen gehuld in stoeptegeljurken door het koor van de Laurenskerk en veroorzaakten zo steeds meer krijtstrepen. Maar nu de stoeptegeljurk is aangekocht en dus nooit meer zal worden gedragen, is de beweging in het concept van Jeroense en Besems tot stilstand gekomen. Door een speciale manier van opstellen, eventueel in combinatie met een video van de Modespelen, kan toch duidelijk worden wat beweging teweeg kan brengen.
inventarisnr.
74994, 74995 periode
1994 vervaardiger
Dinie Besems en Peter Jeroense materiaal
86
wol, stoepkrijt, zilver afmetingen
h 200 b 200 cm
Tambor Rotterdam heeft de grootste Kaapverdiaanse gemeenschap in Nederland. Het is daarom niet vreemd dat het museum in zijn verzamelbeleid aan deze migrantengroep extra aandacht wil besteden. Het museum neemt geen objecten op die afkomstig zijn uit Kaapverdië; dat is het verzamelterrein van het Wereldmuseum Rotterdam. Het gaat ons om voorwerpen die tonen hoe Kaapverdianen in Rotterdam leven of hebben geleefd toen zij als migrant hiernaar toekwamen. De tambor, oftewel ton of drum, past daarom in ons verzamelbeleid. Bijna elke Rotterdamse Kaapverdiaanse familie heeft wel een tambor van plastic of ijzer thuis staan. De ton wordt met etenswaren gevuld en met allerlei andere producten die bestemd zijn voor de familie in het land van herkomst. Een expeditiebedrijf haalt de ton op en verstuurt deze per schip naar Kaapverdië. De in Brazilië gemaakte drum is oorspronkelijk gebruikt voor transport van citrussappen. Na lossing van het sap in Rotterdam is de ton gereinigd en verkocht aan expeditiebedrijf Cabolux, waar veel Kaapverdianen hun tambor bestellen. inventarisnr.
82400 periode
2005 vervaardiger
materiaal
87
metaal afmetingen
h 85 cm Ø 60 cm
Tambor Rotterdam heeft de grootste Kaapverdiaanse gemeenschap in Nederland. Het is daarom niet vreemd dat het museum in zijn verzamelbeleid aan deze migrantengroep extra aandacht wil besteden. Het museum neemt geen objecten op die afkomstig zijn uit Kaapverdië; dat is het verzamelterrein van het Wereldmuseum Rotterdam. Het gaat ons om voorwerpen die tonen hoe Kaapverdianen in Rotterdam leven of hebben geleefd toen zij als migrant hiernaar toekwamen. De tambor, oftewel ton of drum, past daarom in ons verzamelbeleid. Bijna elke Rotterdamse Kaapverdiaanse familie heeft wel een tambor van plastic of ijzer thuis staan. De ton wordt met etenswaren gevuld en met allerlei andere producten die bestemd zijn voor de familie in het land van herkomst. Een expeditiebedrijf haalt de ton op en verstuurt deze per schip naar Kaapverdië. De in Brazilië gemaakte drum is oorspronkelijk gebruikt voor transport van citrussappen. Na lossing van het sap in Rotterdam is de ton gereinigd en verkocht aan expeditiebedrijf Cabolux, waar veel Kaapverdianen hun tambor bestellen. inventarisnr.
82400 periode
2005 vervaardiger
materiaal
87
metaal afmetingen
h 85 cm Ø 60 cm
Tegeltableau Soms is een aanwinst niet meteen in een opstelling te gebruiken. Dat was het geval bij een tegeltableau gemaakt voor de firma Nagel ter herinnering aan het vijftigjarig bestaan van deze hofleverancier in kleding en fournituren. Bij verwerving was het tableau niet meer ÊÊn geheel, maar bestond uit losse tegels zonder ondergrond of lijst. Tot voor kort bestond er geen ideale methode om tegels vast te zetten. Meestal gebruikte men een houten ondergrond waarop de tegels werden bevestigd met beenderlijm, in was, cement, gips of beton (al dan niet versterkt met ijzer), of door combinaties van deze methoden. Tegenwoordig is men voorzichtiger. Elke methode moet hoe dan ook reversibel zijn, zodat de oorspronkelijke toestand gemakkelijk kan worden hersteld. Als de beste manier geldt op dit moment een aluminium ondergrond in honingraatvorm, waarop de tegels met pH-neutrale siliconenlijm worden vastgezet. Het resultaat mag er zijn: geen hinderlijke vergelende wasnaden, geen loslatende beenderlijm, geen hout dat reageert op de luchtvochtigheid – kortom een mooi gaaf tableau. inventarisnr.
80878 periode
1914 vervaardiger
firma Rozenburg, Den Haag materiaal
88
tweemaal gebakken klei, glazuur afmetingen
h 78,5 b 62,5 d 3 cm
Tegeltableau Soms is een aanwinst niet meteen in een opstelling te gebruiken. Dat was het geval bij een tegeltableau gemaakt voor de firma Nagel ter herinnering aan het vijftigjarig bestaan van deze hofleverancier in kleding en fournituren. Bij verwerving was het tableau niet meer ÊÊn geheel, maar bestond uit losse tegels zonder ondergrond of lijst. Tot voor kort bestond er geen ideale methode om tegels vast te zetten. Meestal gebruikte men een houten ondergrond waarop de tegels werden bevestigd met beenderlijm, in was, cement, gips of beton (al dan niet versterkt met ijzer), of door combinaties van deze methoden. Tegenwoordig is men voorzichtiger. Elke methode moet hoe dan ook reversibel zijn, zodat de oorspronkelijke toestand gemakkelijk kan worden hersteld. Als de beste manier geldt op dit moment een aluminium ondergrond in honingraatvorm, waarop de tegels met pH-neutrale siliconenlijm worden vastgezet. Het resultaat mag er zijn: geen hinderlijke vergelende wasnaden, geen loslatende beenderlijm, geen hout dat reageert op de luchtvochtigheid – kortom een mooi gaaf tableau. inventarisnr.
80878 periode
1914 vervaardiger
firma Rozenburg, Den Haag materiaal
88
tweemaal gebakken klei, glazuur afmetingen
h 78,5 b 62,5 d 3 cm
Tinmal In het Zakkendragershuisje in Delfshaven exploiteerde het Historisch Museum van 1967 tot 1986 een tingieterij. Daar gaf een echte vakman demonstraties van ambachtelijk tingieten. Hierbij gebruikte hij de authentieke zeventiende- en achttiende-eeuwse Rotterdamse gietmallen die het museum in 1963 had verworven. Wegens gemeentelijke bezuinigingen moest de tingieter na 1986 als privé-ondernemer verder; productie voor de verkoop werd toen het hoofddoel, maar vetpot was het zeker niet. Bij zijn pensioen in 2002 kon het museum dan ook
geen opvolger vinden. Evenmin was enige gemeentelijke of andere instantie bereid subsidie te geven. Daarom sloot het museum de tingieterij, en de mallen en het gereedschap keerden terug naar het museumdepot. Nauwelijks was het pand ontruimd of er kwam een verzoek van het Ontwikkelings Bedrijf Rotterdam: wilde het museum meewerken aan een herstart van de tingieterij die op termijn zichzelf zou moeten bedruipen? Die medewerking heeft het museum geleverd, maar niet door de authentieke mallen aan de nieuwbakken tingieters ter beschikking te stellen. Demonstraties geven is één ding, maar productie draaien kan ook heel goed met replica’s.
inventarisnr.
2318.A-B periode
1696 vervaardiger
materiaal
89
brons afmetingen
h 51,5 b 47 d 9 cm; 39 kg
Tinmal In het Zakkendragershuisje in Delfshaven exploiteerde het Historisch Museum van 1967 tot 1986 een tingieterij. Daar gaf een echte vakman demonstraties van ambachtelijk tingieten. Hierbij gebruikte hij de authentieke zeventiende- en achttiende-eeuwse Rotterdamse gietmallen die het museum in 1963 had verworven. Wegens gemeentelijke bezuinigingen moest de tingieter na 1986 als privé-ondernemer verder; productie voor de verkoop werd toen het hoofddoel, maar vetpot was het zeker niet. Bij zijn pensioen in 2002 kon het museum dan ook
geen opvolger vinden. Evenmin was enige gemeentelijke of andere instantie bereid subsidie te geven. Daarom sloot het museum de tingieterij, en de mallen en het gereedschap keerden terug naar het museumdepot. Nauwelijks was het pand ontruimd of er kwam een verzoek van het Ontwikkelings Bedrijf Rotterdam: wilde het museum meewerken aan een herstart van de tingieterij die op termijn zichzelf zou moeten bedruipen? Die medewerking heeft het museum geleverd, maar niet door de authentieke mallen aan de nieuwbakken tingieters ter beschikking te stellen. Demonstraties geven is één ding, maar productie draaien kan ook heel goed met replica’s.
inventarisnr.
2318.A-B periode
1696 vervaardiger
materiaal
89
brons afmetingen
h 51,5 b 47 d 9 cm; 39 kg
Trix Het sigarenkistje met opgeplakt Trix-etiket was zwaarder dan verwacht. En het rammelde. Toen het touwtje was losgepeuterd, bleek er constructiespeelgoed in te zitten dat zorgvuldig was gesorteerd. De asjes bij elkaar, geperforeerde plaatjes handig gestapeld, vlakband op formaat, de schroeven in een blikje van Agré Gola keelpastilles. De bouwdoos was een verjaardagscadeau. Vader was purist en wilde alleen Trix, dat hij veel beter doordacht vond dan de Engelse concurrent Meccano. Bovendien was het goedkoper en vermoedelijk heeft ook dat een rol gespeeld. ‘Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd’, valt in de handleiding te lezen, en ‘oefening baart kunst’. Jongens (ja, alleen jongens) werden aangespoord oplettend en ordelijk te zijn, systematisch te werk te gaan en het leerplan van het voorbeeldenboek te volgen. Juist daarover voerden vader en zoon geregeld strijd. Zoon bouwde intuïtief, terwijl vader wilde dat alle benodigde onderdelen vooraf werden uitgeteld. Ruzie of niet, de bouwdoos is veelvuldig gebruikt en zorgvuldig bewaard. En hoe zit het met die paar verzinkte schroeven? Die zijn tijdens de oorlog bijgekocht, toen koper niet meer voor speelgoed werd gebruikt.
inventarisnr.
77507 periode
circa 1938 vervaardiger
Trix Vereinigte Spielwaren-Fabriken materiaal
90
metaal, hout, papier, rubber afmetingen
h 4 b 25 d 25 cm
Trix Het sigarenkistje met opgeplakt Trix-etiket was zwaarder dan verwacht. En het rammelde. Toen het touwtje was losgepeuterd, bleek er constructiespeelgoed in te zitten dat zorgvuldig was gesorteerd. De asjes bij elkaar, geperforeerde plaatjes handig gestapeld, vlakband op formaat, de schroeven in een blikje van Agré Gola keelpastilles. De bouwdoos was een verjaardagscadeau. Vader was purist en wilde alleen Trix, dat hij veel beter doordacht vond dan de Engelse concurrent Meccano. Bovendien was het goedkoper en vermoedelijk heeft ook dat een rol gespeeld. ‘Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd’, valt in de handleiding te lezen, en ‘oefening baart kunst’. Jongens (ja, alleen jongens) werden aangespoord oplettend en ordelijk te zijn, systematisch te werk te gaan en het leerplan van het voorbeeldenboek te volgen. Juist daarover voerden vader en zoon geregeld strijd. Zoon bouwde intuïtief, terwijl vader wilde dat alle benodigde onderdelen vooraf werden uitgeteld. Ruzie of niet, de bouwdoos is veelvuldig gebruikt en zorgvuldig bewaard. En hoe zit het met die paar verzinkte schroeven? Die zijn tijdens de oorlog bijgekocht, toen koper niet meer voor speelgoed werd gebruikt.
inventarisnr.
77507 periode
circa 1938 vervaardiger
Trix Vereinigte Spielwaren-Fabriken materiaal
90
metaal, hout, papier, rubber afmetingen
h 4 b 25 d 25 cm
Valckensteijn Het Historisch Museum is van alle markten thuis: verzamelen, tentoonstellen, bewaren en onderzoeken. En ook voor opgravingen draaide het museum in het verleden zijn hand niet om. Maar opgraven mag niet zomaar; daarvoor is een vergunning nodig van de overheid. In Rotterdam en regio is sinds 1960 het Bureau voor Oudheidkundig Onderzoek, met de toepasselijke naam boor, de aangewezen organisatie voor archeologisch onderzoek. Gesteund door de monumentenwet en het Verdrag van Malta beheert boor nu het bodemarchief. In het begin van de jaren zestig vond er een opgraving plaats bij kasteel Valckensteijn in Poortugaal. Een groot deel van de vondsten uit de Romeinse tijd tot en met de negentiende
eeuw, is overgedragen aan het museum. Zo is het nog steeds: boor voert het archeologische onderzoek uit en publiceert hierover, het museum verzamelt die voorwerpen die een bijdrage leveren aan de cultuurgeschiedenis van Rotterdam en regio. Voor uitbreiding van onze collectie mogen we niet meer zelf de schop hanteren, maar we plukken wel de vruchten – lees: voorwerpen – van de opgravingen die boor verricht.
inventarisnr.
14025.8; 14025.31; 14025.45; 14025.202 periode
1600-1800 vervaardiger
materiaal
91
aardewerk, glazuur afmetingen
Valckensteijn Het Historisch Museum is van alle markten thuis: verzamelen, tentoonstellen, bewaren en onderzoeken. En ook voor opgravingen draaide het museum in het verleden zijn hand niet om. Maar opgraven mag niet zomaar; daarvoor is een vergunning nodig van de overheid. In Rotterdam en regio is sinds 1960 het Bureau voor Oudheidkundig Onderzoek, met de toepasselijke naam boor, de aangewezen organisatie voor archeologisch onderzoek. Gesteund door de monumentenwet en het Verdrag van Malta beheert boor nu het bodemarchief. In het begin van de jaren zestig vond er een opgraving plaats bij kasteel Valckensteijn in Poortugaal. Een groot deel van de vondsten uit de Romeinse tijd tot en met de negentiende
eeuw, is overgedragen aan het museum. Zo is het nog steeds: boor voert het archeologische onderzoek uit en publiceert hierover, het museum verzamelt die voorwerpen die een bijdrage leveren aan de cultuurgeschiedenis van Rotterdam en regio. Voor uitbreiding van onze collectie mogen we niet meer zelf de schop hanteren, maar we plukken wel de vruchten – lees: voorwerpen – van de opgravingen die boor verricht.
inventarisnr.
14025.8; 14025.31; 14025.45; 14025.202 periode
1600-1800 vervaardiger
materiaal
91
aardewerk, glazuur afmetingen
Van Nelle Van Nelle liep voorop als het ging om reclame en moderne verkooptechnieken. Het emaillen reclamebord was een belangrijk middel om de verkoop van tabak, koffie en thee te stimuleren. Terwijl het bedrijf in Nederland koos voor de nieuw zakelijke stijl van Jac. Jongert, hield het elders vast aan een traditionelere vormgeving. Dit bord is gemaakt voor de inlandse markt in Oost-Afrika en riep passanten in hun eigen taal op de pittige ‘Rising Hope’ te roken, de merknaam waaronder Van Nelle in het buitenland zijn shag verkocht. In het Swahili betekent ‘kali sana’ ergens de voorkeur aan geven. ‘Kali’ is ook scherp, pittig en dat slaat natuurlijk op de smaak van ‘Tumbaku Asli’, de pure shag van Van Nelle, de beste die er te koop is. De breeduit lachende zwarte jongen rookt een stevig shagje: wie Van Nelle rookt geniet van het leven. Het reclamebord is van de Overzeesche Handelsmaatschappij Mombasa (Kenia) die van 1921 tot 1940 heeft bestaan en is afkomstig uit de bedrijfscollectie van Van Nelle.
inventarisnr.
42085 periode
1921-1940 vervaardiger
92
H.F.W. Bantje, Twee eeuwen met De Weduwe. Geschiedenis van De Erven de Wed. J. van Nelle N.V. 1782-1982. Rotterdam 1982, p. 85
materiaal
metaal, email, verf afmetingen
h 73,5 b 48,5 d 2 cm
Van Nelle Van Nelle liep voorop als het ging om reclame en moderne verkooptechnieken. Het emaillen reclamebord was een belangrijk middel om de verkoop van tabak, koffie en thee te stimuleren. Terwijl het bedrijf in Nederland koos voor de nieuw zakelijke stijl van Jac. Jongert, hield het elders vast aan een traditionelere vormgeving. Dit bord is gemaakt voor de inlandse markt in Oost-Afrika en riep passanten in hun eigen taal op de pittige ‘Rising Hope’ te roken, de merknaam waaronder Van Nelle in het buitenland zijn shag verkocht. In het Swahili betekent ‘kali sana’ ergens de voorkeur aan geven. ‘Kali’ is ook scherp, pittig en dat slaat natuurlijk op de smaak van ‘Tumbaku Asli’, de pure shag van Van Nelle, de beste die er te koop is. De breeduit lachende zwarte jongen rookt een stevig shagje: wie Van Nelle rookt geniet van het leven. Het reclamebord is van de Overzeesche Handelsmaatschappij Mombasa (Kenia) die van 1921 tot 1940 heeft bestaan en is afkomstig uit de bedrijfscollectie van Van Nelle.
inventarisnr.
42085 periode
1921-1940 vervaardiger
92
H.F.W. Bantje, Twee eeuwen met De Weduwe. Geschiedenis van De Erven de Wed. J. van Nelle N.V. 1782-1982. Rotterdam 1982, p. 85
materiaal
metaal, email, verf afmetingen
h 73,5 b 48,5 d 2 cm
Ventilatiegebouw De Maastunnel en de opvallende ventilatiegebouwen zijn technische hoogstandjes. In 1992, vijftig jaar na de opening ervan, maakte het museum een tentoonstelling over de Maastunnel. De Technische Universiteit Delft gaf hiervoor haar model van het ventilatiegebouw in bruikleen. Het is niet zomaar een maquette van het gebouw, maar een werkmodel en werd voorafgaand aan de bouw gemaakt om de werking van het ingenieuze tunnelventilatiesysteem te demonstreren. Na afloop van de expositie gaf de Delftse universiteit de maquette in langdurig bruikleen, wat later in een schenking werd omgezet. Sindsdien is het model diverse keren opgesteld en ook teruguitgeleend aan Delft. Studenten die daar worden opgeleid tot architect hebben er veel belangstelling voor. Een enkeling is verbaasd dat de Technische Universiteit Delft dit topstuk heeft weggegeven. Maar met het oog op behoud is het beter dat het model in het geklimatiseerde depot van het museum wordt bewaard.
inventarisnr.
67913 periode
1935-1936 vervaardiger
materiaal
93
metaal, verf, kunststof en perspex zijn later toegevoegd afmetingen
h 142 b 100,2 d 80 cm
Ventilatiegebouw De Maastunnel en de opvallende ventilatiegebouwen zijn technische hoogstandjes. In 1992, vijftig jaar na de opening ervan, maakte het museum een tentoonstelling over de Maastunnel. De Technische Universiteit Delft gaf hiervoor haar model van het ventilatiegebouw in bruikleen. Het is niet zomaar een maquette van het gebouw, maar een werkmodel en werd voorafgaand aan de bouw gemaakt om de werking van het ingenieuze tunnelventilatiesysteem te demonstreren. Na afloop van de expositie gaf de Delftse universiteit de maquette in langdurig bruikleen, wat later in een schenking werd omgezet. Sindsdien is het model diverse keren opgesteld en ook teruguitgeleend aan Delft. Studenten die daar worden opgeleid tot architect hebben er veel belangstelling voor. Een enkeling is verbaasd dat de Technische Universiteit Delft dit topstuk heeft weggegeven. Maar met het oog op behoud is het beter dat het model in het geklimatiseerde depot van het museum wordt bewaard.
inventarisnr.
67913 periode
1935-1936 vervaardiger
materiaal
93
metaal, verf, kunststof en perspex zijn later toegevoegd afmetingen
h 142 b 100,2 d 80 cm
Voetbalschoenen Weinig is bekend van het paar voetbalschoenen dat in 1986 op de dinsdagse markt werd gekocht. Het leer is ongekleurd, de noppen en zool zijn vastgezet met spijkertjes. Terwijl het inmiddels een persoonlijk statement is of je loopt op Adidas, Nike of Quick, valt op deze sportschoenen geen merk te herkennen. Voor een potje voetbal op straat heb je geen topsloffen nodig, dus moeten de schoenen van iemand zijn geweest die wedstrijden speelde. Zou Bok de Korver ermee gevoetbald hebben voor Sparta, of Puck van Heel misschien? Maar schoenen van een Rotterdamse sportheld gun je een betere bestemming dan anonieme verkoop op de rommelmarkt. Het Nederlands Schoenenmuseum bijvoorbeeld, of Feyenoords Home of History. Inmiddels zijn er meer mensen die van ‘passief voetballen’ hun hobby hebben gemaakt dan mensen die zelf spelen. In 2003 deed slechts zeven procent van de Rotterdammers aan veldvoetbal. Fitness is veruit de meest beoefende sport. Ook daarvan wordt een kenmerkende outfit in de collectie opgenomen. inventarisnr.
63720.A-B periode
circa 1910-1930 vervaardiger
materiaal
94
leer, textiel, ijzer afmetingen
h 27 b 9 d 13,5 cm
Voetbalschoenen Weinig is bekend van het paar voetbalschoenen dat in 1986 op de dinsdagse markt werd gekocht. Het leer is ongekleurd, de noppen en zool zijn vastgezet met spijkertjes. Terwijl het inmiddels een persoonlijk statement is of je loopt op Adidas, Nike of Quick, valt op deze sportschoenen geen merk te herkennen. Voor een potje voetbal op straat heb je geen topsloffen nodig, dus moeten de schoenen van iemand zijn geweest die wedstrijden speelde. Zou Bok de Korver ermee gevoetbald hebben voor Sparta, of Puck van Heel misschien? Maar schoenen van een Rotterdamse sportheld gun je een betere bestemming dan anonieme verkoop op de rommelmarkt. Het Nederlands Schoenenmuseum bijvoorbeeld, of Feyenoords Home of History. Inmiddels zijn er meer mensen die van ‘passief voetballen’ hun hobby hebben gemaakt dan mensen die zelf spelen. In 2003 deed slechts zeven procent van de Rotterdammers aan veldvoetbal. Fitness is veruit de meest beoefende sport. Ook daarvan wordt een kenmerkende outfit in de collectie opgenomen. inventarisnr.
63720.A-B periode
circa 1910-1930 vervaardiger
materiaal
94
leer, textiel, ijzer afmetingen
h 27 b 9 d 13,5 cm
Wambuis Het wambuis is een topstuk in de kostuumcollectie. Niet alleen is het een van de oudste kledingstukken in Nederland, het is bovendien gedragen door Hugo de Groot, van 1613 tot zijn arrestatie in 1618 pensionaris van Rotterdam. Na zijn spectaculaire ontsnapping uit Slot Loevesteijn in 1621 vermomde hij zich met dit jasje als metselaar om naar Antwerpen te vluchten. Het werd een reliek, een materieel aandenken aan een beroemde persoon of gebeurtenis uit het verleden. In de achttiende eeuw werd het wambuis het middelpunt van bijeenkomsten van de antiorangistische patriotten. Uit het jasje kan worden afgeleid welke broek erbij hoorde. Aan de binnenzijde van het geitenleren wambuis is op taillehoogte een reep linnen genaaid met daarin kleine nestelgaatjes. De broek werd met behulp van veters of haakjes aan deze band opgehangen. Dit systeem was de hele vijftiende en zestiende eeuw in gebruik. De broek die Hugo de Groot bij het wambuis droeg en die het museum dolgraag zou bezitten, was vermoedelijk een wijde pofbroek die boven de knie eindigde. inventarisnr.
20535 periode
1575-1621 vervaardiger
95
Bianca M. du Mortier, ‘Het kostuum bij Frans Hals’, in Seymour Slive (red.) Frans Hals. München 1989, p. 54 Wim Vroom, Het wonderlid van Jan de Witt en andere vaderlandse relieken. Nijmegen 1997
materiaal
geitenleer, linnen, zijde, tin afmetingen
h 55,5 b 35,5 d 23,5 cm
Wambuis Het wambuis is een topstuk in de kostuumcollectie. Niet alleen is het een van de oudste kledingstukken in Nederland, het is bovendien gedragen door Hugo de Groot, van 1613 tot zijn arrestatie in 1618 pensionaris van Rotterdam. Na zijn spectaculaire ontsnapping uit Slot Loevesteijn in 1621 vermomde hij zich met dit jasje als metselaar om naar Antwerpen te vluchten. Het werd een reliek, een materieel aandenken aan een beroemde persoon of gebeurtenis uit het verleden. In de achttiende eeuw werd het wambuis het middelpunt van bijeenkomsten van de antiorangistische patriotten. Uit het jasje kan worden afgeleid welke broek erbij hoorde. Aan de binnenzijde van het geitenleren wambuis is op taillehoogte een reep linnen genaaid met daarin kleine nestelgaatjes. De broek werd met behulp van veters of haakjes aan deze band opgehangen. Dit systeem was de hele vijftiende en zestiende eeuw in gebruik. De broek die Hugo de Groot bij het wambuis droeg en die het museum dolgraag zou bezitten, was vermoedelijk een wijde pofbroek die boven de knie eindigde. inventarisnr.
20535 periode
1575-1621 vervaardiger
95
Bianca M. du Mortier, ‘Het kostuum bij Frans Hals’, in Seymour Slive (red.) Frans Hals. München 1989, p. 54 Wim Vroom, Het wonderlid van Jan de Witt en andere vaderlandse relieken. Nijmegen 1997
materiaal
geitenleer, linnen, zijde, tin afmetingen
h 55,5 b 35,5 d 23,5 cm
Wapenhandeling In 1607 verscheen Wapenhandelinghe van Roers, Mvsqvetten ende Spiessen. Daarin tonen fraaie prenten van Jacob de Gheyn de handelingen die een soldaat moest uitvoeren om op de juiste wijze zijn wapens te hanteren. Zo fraai zijn die prenten dat een Rotterdamse tegelbakker opdracht kreeg een fries van drie tegels hoog met afbeeldingen naar De Gheyn te maken. Wie de opdracht gaf, is niet bekend. Het formaat en de volgorde van de voorstellingen geven aan dat het fries ook instructief bedoeld was. Wat ligt meer voor de hand dan te veronderstellen dat de tegels gemaakt werden voor de Doele aan de Delftsevaart waar de stadsschutters exerceerden? Het siermotief langs de onder- en bovenrand van de tegels is gelijk aan de rand van een ander topstuk uit de collectie, het tegeltableau ‘In duysent vreesen’. Ook technische kenmerken wijzen erop dat de soldaten naar De Gheyn en het tableau ‘In duysent vreesen’ uit dezelfde, Rotterdamse, bakkerij afkomstig zijn.
inventarisnr.
5034.A/5034.B periode
1607-1625 vervaardiger
Jacob de Gheyn, Wapenhandelinghe van roers, musquetten ende spiessen…/ figuirlyck uutgebeelt door Jacob de Gheijn. S Graven Hage 1607, fotomechanische herdruk, incl. J.B. Kist, The exercise of armes: a commentary. Lochem1971 96
Rotterdamse plateelbakkerij materiaal
twee maal gebakken klei, glazuur afmetingen
h 13,2 b 13,2 d 1,3 cm
Wapenhandeling In 1607 verscheen Wapenhandelinghe van Roers, Mvsqvetten ende Spiessen. Daarin tonen fraaie prenten van Jacob de Gheyn de handelingen die een soldaat moest uitvoeren om op de juiste wijze zijn wapens te hanteren. Zo fraai zijn die prenten dat een Rotterdamse tegelbakker opdracht kreeg een fries van drie tegels hoog met afbeeldingen naar De Gheyn te maken. Wie de opdracht gaf, is niet bekend. Het formaat en de volgorde van de voorstellingen geven aan dat het fries ook instructief bedoeld was. Wat ligt meer voor de hand dan te veronderstellen dat de tegels gemaakt werden voor de Doele aan de Delftsevaart waar de stadsschutters exerceerden? Het siermotief langs de onder- en bovenrand van de tegels is gelijk aan de rand van een ander topstuk uit de collectie, het tegeltableau ‘In duysent vreesen’. Ook technische kenmerken wijzen erop dat de soldaten naar De Gheyn en het tableau ‘In duysent vreesen’ uit dezelfde, Rotterdamse, bakkerij afkomstig zijn.
inventarisnr.
5034.A/5034.B periode
1607-1625 vervaardiger
Jacob de Gheyn, Wapenhandelinghe van roers, musquetten ende spiessen…/ figuirlyck uutgebeelt door Jacob de Gheijn. S Graven Hage 1607, fotomechanische herdruk, incl. J.B. Kist, The exercise of armes: a commentary. Lochem1971 96
Rotterdamse plateelbakkerij materiaal
twee maal gebakken klei, glazuur afmetingen
h 13,2 b 13,2 d 1,3 cm
Waterstad Maquettes van Rotterdam, vooral van voor de oorlog, zijn heel verhelderend en doen het goed bij het publiek. Ze zijn echter duur en het museum kan er zelden een kopen of laten maken. Maar dankzij de steun van de tweede Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam kon het museum eindelijk een lang gekoesterde wens realiseren en opdracht geven voor een maquette van Rotterdam als fraaie koopmanstad. Op basis van de nauwkeurige stadsplattegrond van Johannes de Vou en Romeijn de Hooghe uit 1694 bouwde Stevan Michel de maquette die een grote trekker was in de Biënnale tentoonstelling Zondvloed.
De maquette geeft een getrouw beeld van de stadsdriehoek met waterstad die tot de tweede helft van de negentiende eeuw nauwelijks zou veranderen en pas na mei 1940 definitief verdween. De maquette laat ook zien dat de zeventiendeeeuwse waterstad en de middeleeuwse landstad logisch met elkaar waren verbonden. Tijdens de Biënnale bleek dat de maquette kan dienen als bron van inspiratie voor een plan om stadscentrum en Maas beter op elkaar te laten aansluiten.
inventarisnr.
82220 periode
2005 vervaardiger
Stevan Michel materiaal
97
hout, spaanplaat afmetingen
h 10,5 b 229 d 208 cm
Waterstad Maquettes van Rotterdam, vooral van voor de oorlog, zijn heel verhelderend en doen het goed bij het publiek. Ze zijn echter duur en het museum kan er zelden een kopen of laten maken. Maar dankzij de steun van de tweede Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam kon het museum eindelijk een lang gekoesterde wens realiseren en opdracht geven voor een maquette van Rotterdam als fraaie koopmanstad. Op basis van de nauwkeurige stadsplattegrond van Johannes de Vou en Romeijn de Hooghe uit 1694 bouwde Stevan Michel de maquette die een grote trekker was in de Biënnale tentoonstelling Zondvloed.
De maquette geeft een getrouw beeld van de stadsdriehoek met waterstad die tot de tweede helft van de negentiende eeuw nauwelijks zou veranderen en pas na mei 1940 definitief verdween. De maquette laat ook zien dat de zeventiendeeeuwse waterstad en de middeleeuwse landstad logisch met elkaar waren verbonden. Tijdens de Biënnale bleek dat de maquette kan dienen als bron van inspiratie voor een plan om stadscentrum en Maas beter op elkaar te laten aansluiten.
inventarisnr.
82220 periode
2005 vervaardiger
Stevan Michel materiaal
97
hout, spaanplaat afmetingen
h 10,5 b 229 d 208 cm
Witte vlag Voordat textiel in de collectie wordt opgenomen, is meestal een voorzichtige en toch diepgaande reiniging nodig. Gebruikssporen zijn interessant, maar zweetplekken, bloed, etensresten en bijvoorbeeld motteneitjes tasten de stof aan. Als ze niet worden verwijderd, gaat het voorwerp, inclusief gebruikssporen, op de lange duur verloren. Toch is er één voorwerp dat met vlekken, rafels en al moet worden geconserveerd. Dat is de vlag die sergeant-majoor Gerrit van Ommering op 14 mei 1940 – de dag van het bombardement – maakte van een beddenlaken uit het warenhuis van v&d. Daarmee zwaaiend liep Van Ommering tijdens de onderhandelingen over de capitulatie van de stad verschillende keren van het Nederlandse militaire hoofdkwartier naar dat van de Duitsers. Bij het treinstation Beurs verbond hij een gewonde marinier met een haastig van de vlag gescheurde reep stof, waarbij er bloed op de vlag spatte. Het gezwaai met de vlag was vergeefs; voordat Rotterdam zich kon overgeven, werd de stad verwoest. inventarisnr.
21063 periode
14 mei 1940 vervaardiger
materiaal
hout, katoen
98
afmetingen
stok: l147,8 cm vlag: h 69 b 60 cm
Witte vlag Voordat textiel in de collectie wordt opgenomen, is meestal een voorzichtige en toch diepgaande reiniging nodig. Gebruikssporen zijn interessant, maar zweetplekken, bloed, etensresten en bijvoorbeeld motteneitjes tasten de stof aan. Als ze niet worden verwijderd, gaat het voorwerp, inclusief gebruikssporen, op de lange duur verloren. Toch is er één voorwerp dat met vlekken, rafels en al moet worden geconserveerd. Dat is de vlag die sergeant-majoor Gerrit van Ommering op 14 mei 1940 – de dag van het bombardement – maakte van een beddenlaken uit het warenhuis van v&d. Daarmee zwaaiend liep Van Ommering tijdens de onderhandelingen over de capitulatie van de stad verschillende keren van het Nederlandse militaire hoofdkwartier naar dat van de Duitsers. Bij het treinstation Beurs verbond hij een gewonde marinier met een haastig van de vlag gescheurde reep stof, waarbij er bloed op de vlag spatte. Het gezwaai met de vlag was vergeefs; voordat Rotterdam zich kon overgeven, werd de stad verwoest. inventarisnr.
21063 periode
14 mei 1940 vervaardiger
materiaal
hout, katoen
98
afmetingen
stok: l147,8 cm vlag: h 69 b 60 cm
Zakkendragers Als een instelling of vereniging wordt opgeheven, doet zich de vraag voor wat met het papieren bezit en voorwerpen zoals prijsbekers of ambtstekenen moet gebeuren. Vroeger kwamen dergelijke zaken meestal bij de laatste voorzitter op zolder terecht, om later alsnog te worden weggesmeten of verkocht. Tegenwoordig weten velen de weg naar het Gemeentearchief en Historisch Museum te vinden. In 1862 had Rotterdam nog geen museum voor lokale geschiedenis. Daarom wendden de rechtsopvolgers van het in 1807 opgeheven zakkendragersgilde zich tot het stadsbestuur toen zij de begrafenisschilden van het gilde wilden verkopen. Het college van B&W kocht de schilden als het begin van ‘eene nieuwe verzameling, namelijk van Rotterdamsche oudheden’. Het had daarvoor overigens niet meer over dan wat de schilden aan hun gewicht in zilver waard waren. Toch betekent deze uiting van zuinige koopmansgeest dat de stad zich iets gelegen wilde laten liggen aan het behoud van concrete, materiële sporen uit het verleden van Rotterdam. Daarmee was de kiem aanwezig voor wat het Historisch Museum Rotterdam zou worden. inventarisnr.
412 periode
1782 vervaardiger
Rudolph Sondag materiaal
99
N. I. Schadee, Zilverschatten, drie eeuwen Rotterdams zilver. Rotterdam 1991, p. 7 en p. 111 nr. 165
zilver afmetingen
schild: h 39,5 b 26 cm bekroning: h 18,7 b 36,5 cm
Zakkendragers Als een instelling of vereniging wordt opgeheven, doet zich de vraag voor wat met het papieren bezit en voorwerpen zoals prijsbekers of ambtstekenen moet gebeuren. Vroeger kwamen dergelijke zaken meestal bij de laatste voorzitter op zolder terecht, om later alsnog te worden weggesmeten of verkocht. Tegenwoordig weten velen de weg naar het Gemeentearchief en Historisch Museum te vinden. In 1862 had Rotterdam nog geen museum voor lokale geschiedenis. Daarom wendden de rechtsopvolgers van het in 1807 opgeheven zakkendragersgilde zich tot het stadsbestuur toen zij de begrafenisschilden van het gilde wilden verkopen. Het college van B&W kocht de schilden als het begin van ‘eene nieuwe verzameling, namelijk van Rotterdamsche oudheden’. Het had daarvoor overigens niet meer over dan wat de schilden aan hun gewicht in zilver waard waren. Toch betekent deze uiting van zuinige koopmansgeest dat de stad zich iets gelegen wilde laten liggen aan het behoud van concrete, materiële sporen uit het verleden van Rotterdam. Daarmee was de kiem aanwezig voor wat het Historisch Museum Rotterdam zou worden. inventarisnr.
412 periode
1782 vervaardiger
Rudolph Sondag materiaal
99
N. I. Schadee, Zilverschatten, drie eeuwen Rotterdams zilver. Rotterdam 1991, p. 7 en p. 111 nr. 165
zilver afmetingen
schild: h 39,5 b 26 cm bekroning: h 18,7 b 36,5 cm
Zelfportret ‘An exquisite performance which is worthy a place in the choisest cabinet’, zo omschrijft een laat achttiende-eeuwse Londense veilingcatalogus het zelfportret van Michiel van Musscher dat het museum in 1979 verwierf. Inderdaad is het portret een briljant schilderij dat zelfs de meest uitgelezen verzameling nog zou verrijken. Dat het museum een dergelijk topstuk kon verwerven, is geen toeval. Al jaren had directeur Dolf Meyerman de nationale en internationale kunsthandel laten weten dat het museum ernaar streefde kwalitatief goed werk van zeventiendeeeuwse Rotterdamse schilders als Ochterveld, Sorgh en Van Musscher aan de collectie toe te voegen. Toen de Haagse kunsthandelaar S. Nystad de hand kon leggen op het zelfportret van Van Musscher wist hij dus dat het Historisch Museum geïnteresseerd zou zijn in aankoop. Hij aarzelde geen moment om het schilderij naar Nederland te halen en bood het onmiddellijk aan het museum aan. Het was niet moeilijk om vervolgens de Vereniging Rembrandt ervan te overtuigen dat de aanschaf niet alleen voor de collectie van het Historisch Museum maar ook voor het Nederlands kunstbezit een enorme verrijking zou betekenen.
inventarisnr.
10567 periode
1679 vervaardiger
100
A.M. Meyerman, ‘Zelfportret in atelier’ in Vereniging Rembrandt, verslag over 1979, p. 85-86 Catalogus Terugzien in bewondering. A Collectors’ Choice. Den Haag 1982, p. 158-159, nr. 59
Michiel van Musscher materiaal
olieverf op hout afmetingen
h 57 b 46,5 cm
Zelfportret ‘An exquisite performance which is worthy a place in the choisest cabinet’, zo omschrijft een laat achttiende-eeuwse Londense veilingcatalogus het zelfportret van Michiel van Musscher dat het museum in 1979 verwierf. Inderdaad is het portret een briljant schilderij dat zelfs de meest uitgelezen verzameling nog zou verrijken. Dat het museum een dergelijk topstuk kon verwerven, is geen toeval. Al jaren had directeur Dolf Meyerman de nationale en internationale kunsthandel laten weten dat het museum ernaar streefde kwalitatief goed werk van zeventiendeeeuwse Rotterdamse schilders als Ochterveld, Sorgh en Van Musscher aan de collectie toe te voegen. Toen de Haagse kunsthandelaar S. Nystad de hand kon leggen op het zelfportret van Van Musscher wist hij dus dat het Historisch Museum geïnteresseerd zou zijn in aankoop. Hij aarzelde geen moment om het schilderij naar Nederland te halen en bood het onmiddellijk aan het museum aan. Het was niet moeilijk om vervolgens de Vereniging Rembrandt ervan te overtuigen dat de aanschaf niet alleen voor de collectie van het Historisch Museum maar ook voor het Nederlands kunstbezit een enorme verrijking zou betekenen.
inventarisnr.
10567 periode
1679 vervaardiger
100
A.M. Meyerman, ‘Zelfportret in atelier’ in Vereniging Rembrandt, verslag over 1979, p. 85-86 Catalogus Terugzien in bewondering. A Collectors’ Choice. Den Haag 1982, p. 158-159, nr. 59
Michiel van Musscher materiaal
olieverf op hout afmetingen
h 57 b 46,5 cm
Index
Index
Afrikaanderwijk: 74 Ahrend, firma: 2 Algiers: 82 Allan: 3 Andres-van Embden, M.A. (1794-?): 79 Antwerpen: 55, 95 Architectenbureau Van den Broek & Bakema: 72 Argentinië: 12 Atelier De Prinsenhof, Delft: 25 Ateliers Edgar de Herdt, Brussel: 61 Baaijens, Joop (1932-1941): 67 Barbie: 3 Barendrecht, familie: 1 Becker’s Sons: 41 Begeer, Koninklijke, Voorschoten: 47 Beek, J.A. van, pastoor: 71 Beilby, William, glasschilder (1740-1819): 6 Bellevoysstraat: 7 Bernaigie, Charlotte (1719-1777): 56 Besems, Diny, ontwerper: 86 Beurs, treinstation: 98 Beydals, Petra (1892-1976), directeur Historisch Museum 1947-1960: 49 Bisschop, Jan (1680?-1771), verzamelaar: 66 Boompjes: 2 Brazilië: 87 Brandweermuseum Rotterdam: 80 Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam van Gemeentewerken: 91 Busquets, H., ontwerper: 63 Bijenkorf: 3 Cabolux, expeditiebedrijf: 87 Castoldi, Pietro (1729-1794), stucwerker: 66 Charlois: 1, 47 Christie’s, veilinghuis: 5
Clifford, Hester (1766-1826): 33 Couwenhove, familie van: 45 Crooswijk: 28 Davids, Louis (1883-1939), cabaretier: 19 Delft: 50, 65 Delftsevaart: 96 Delorme, Anthonie (1600/05-1673), schilder: 44 Den Haag: 39, 82 Doele: 96 Dordrecht, de Munt: 26 Dubbelde Palmboom: 25, 39 Duyveland, Andreas van (1725-1793), tingieter: 51 Ebbinge Wubben, Coert, directeur Boijmans Van Beuningen 1947-1978: 44 Egmont, familie: 4 Embden, Sibilla van (1864-?): 79 Ende, Ron van der, beeldend kunstenaar: 59 Explosieven Opruimingsdienst: 7 Familiestichting Nolst Trenité: 52 Feijenoord: 62 Filz, J.: 49 Firma C.M. Diemen van, Dordrecht: 30 Flinck, Nicolaas (1646-1723), verzamelaar: 21 Filips ii (1527-1598), koning van Spanje: 65 Flipje van Tiel: 60 Fortuyn, Pim (1948-2002): 84 Friesland: 50 Galerie Delta: 59 Gelderman, W. (1907-1984), timmerman: 64
Gelderman, Jannie: 64 Gemeentearchief Rotterdam: 35, 99 Gheijn, Jacob de (1565-1629), graficus: 96 Gidding, Jaap (1887-1955), ontwerper, schilder: 55 Giudici, Jan (1746-1819), architect: 45 Goudsewagenstraat: 16 Graan Elevator Maatschappij: 25 Grabo-Velora, hoedenfabriek: 61 Graef, Jan de (werkz. 1750-1770), beeldhouwer: 16 Groningen: 10 Groosman, Ernst (1917-1999), architect: 59 G.Ph. Verhagen-Stichting: 29 Groot, Hugo de (1583-1645), pensionaris Rotterdam 1613-1618: 95 Groot, F.G. de, zilversmid: 36 Haan, Cornelis de, zilversmid (werkz. 1674-1705): 34 Haan, Cornelis de (voor 1656-voor 1705): 34 Haardplatenmuseum, Klarenbeek: 23 Hala, firma, Zeist: 63 Hannema, Dirk (1895-1984), directeur Boymans, directeur Museum van Oudheden 1933-1945: 20 Haringvliet: 29, 56 Heckel, Augustin (1690-1770), goudsmid: 32 Heel, Puck van (1904-1984), voetballer: 94 Heemraadssingel: 7 Heineken, Zoeterwoude: 72 Hengst, Ary den (werkz. 1723-1760), schavenmaker: 76 Heyendael, landgoed: 66 Hillegersberg: 8
Historisch Kostuummuseum, Utrecht: 13 Hoboken, A. van en Zonen, distilleerderij: 37 Hogendorp, Gijsbert Karel van (1762-1834): 33 Hondius, Abraham (1625/30-1691), schilder: 20 Hoogendijk, Steven (1698-1788): 32 Hooghe, Romeijn de (1645-1708), tekenaar en graveur: 97 Hoogstraat: 21, 53, 62 Hoynck van Papendrecht, Anthonie (1864-1933); directeur Museum van Oudheden 1904-1929: 1, 23, 50, 76 Instituut Collectie Nederland: 41 Ivora, plateelfabriek Gouda: 37 Jeroense, Peter, ontwerper: 85 Jongert, Jac. (1882-1942), ontwerper: 92 Jongkind, Johannes Barthold (1819-1891), schilder: 12 Kaapverdië: 87 Kemp, Tamar de, fotograaf: 35 Ken: 3 Kievitslaan: 59 Korver, Bok de (1883-1957), voetballer: 94 Kunsthal, Rotterdam: 55 Kutterink, Marinus (1907-1983), medailleur: 47 Laméris, Frides (1921-2003), antiquair: 6 Laurenskerk: 44, 86 Leiden: 81 Leuvehaven: 24, 45, 66 Linthorst, Joop, wethouder kunstzaken: 78
Afrikaanderwijk: 74 Ahrend, firma: 2 Algiers: 82 Allan: 3 Andres-van Embden, M.A. (1794-?): 79 Antwerpen: 55, 95 Architectenbureau Van den Broek & Bakema: 72 Argentinië: 12 Atelier De Prinsenhof, Delft: 25 Ateliers Edgar de Herdt, Brussel: 61 Baaijens, Joop (1932-1941): 67 Barbie: 3 Barendrecht, familie: 1 Becker’s Sons: 41 Begeer, Koninklijke, Voorschoten: 47 Beek, J.A. van, pastoor: 71 Beilby, William, glasschilder (1740-1819): 6 Bellevoysstraat: 7 Bernaigie, Charlotte (1719-1777): 56 Besems, Diny, ontwerper: 86 Beurs, treinstation: 98 Beydals, Petra (1892-1976), directeur Historisch Museum 1947-1960: 49 Bisschop, Jan (1680?-1771), verzamelaar: 66 Boompjes: 2 Brazilië: 87 Brandweermuseum Rotterdam: 80 Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam van Gemeentewerken: 91 Busquets, H., ontwerper: 63 Bijenkorf: 3 Cabolux, expeditiebedrijf: 87 Castoldi, Pietro (1729-1794), stucwerker: 66 Charlois: 1, 47 Christie’s, veilinghuis: 5
Clifford, Hester (1766-1826): 33 Couwenhove, familie van: 45 Crooswijk: 28 Davids, Louis (1883-1939), cabaretier: 19 Delft: 50, 65 Delftsevaart: 96 Delorme, Anthonie (1600/05-1673), schilder: 44 Den Haag: 39, 82 Doele: 96 Dordrecht, de Munt: 26 Dubbelde Palmboom: 25, 39 Duyveland, Andreas van (1725-1793), tingieter: 51 Ebbinge Wubben, Coert, directeur Boijmans Van Beuningen 1947-1978: 44 Egmont, familie: 4 Embden, Sibilla van (1864-?): 79 Ende, Ron van der, beeldend kunstenaar: 59 Explosieven Opruimingsdienst: 7 Familiestichting Nolst Trenité: 52 Feijenoord: 62 Filz, J.: 49 Firma C.M. Diemen van, Dordrecht: 30 Flinck, Nicolaas (1646-1723), verzamelaar: 21 Filips ii (1527-1598), koning van Spanje: 65 Flipje van Tiel: 60 Fortuyn, Pim (1948-2002): 84 Friesland: 50 Galerie Delta: 59 Gelderman, W. (1907-1984), timmerman: 64
Gelderman, Jannie: 64 Gemeentearchief Rotterdam: 35, 99 Gheijn, Jacob de (1565-1629), graficus: 96 Gidding, Jaap (1887-1955), ontwerper, schilder: 55 Giudici, Jan (1746-1819), architect: 45 Goudsewagenstraat: 16 Graan Elevator Maatschappij: 25 Grabo-Velora, hoedenfabriek: 61 Graef, Jan de (werkz. 1750-1770), beeldhouwer: 16 Groningen: 10 Groosman, Ernst (1917-1999), architect: 59 G.Ph. Verhagen-Stichting: 29 Groot, Hugo de (1583-1645), pensionaris Rotterdam 1613-1618: 95 Groot, F.G. de, zilversmid: 36 Haan, Cornelis de, zilversmid (werkz. 1674-1705): 34 Haan, Cornelis de (voor 1656-voor 1705): 34 Haardplatenmuseum, Klarenbeek: 23 Hala, firma, Zeist: 63 Hannema, Dirk (1895-1984), directeur Boymans, directeur Museum van Oudheden 1933-1945: 20 Haringvliet: 29, 56 Heckel, Augustin (1690-1770), goudsmid: 32 Heel, Puck van (1904-1984), voetballer: 94 Heemraadssingel: 7 Heineken, Zoeterwoude: 72 Hengst, Ary den (werkz. 1723-1760), schavenmaker: 76 Heyendael, landgoed: 66 Hillegersberg: 8
Historisch Kostuummuseum, Utrecht: 13 Hoboken, A. van en Zonen, distilleerderij: 37 Hogendorp, Gijsbert Karel van (1762-1834): 33 Hondius, Abraham (1625/30-1691), schilder: 20 Hoogendijk, Steven (1698-1788): 32 Hooghe, Romeijn de (1645-1708), tekenaar en graveur: 97 Hoogstraat: 21, 53, 62 Hoynck van Papendrecht, Anthonie (1864-1933); directeur Museum van Oudheden 1904-1929: 1, 23, 50, 76 Instituut Collectie Nederland: 41 Ivora, plateelfabriek Gouda: 37 Jeroense, Peter, ontwerper: 85 Jongert, Jac. (1882-1942), ontwerper: 92 Jongkind, Johannes Barthold (1819-1891), schilder: 12 Kaapverdië: 87 Kemp, Tamar de, fotograaf: 35 Ken: 3 Kievitslaan: 59 Korver, Bok de (1883-1957), voetballer: 94 Kunsthal, Rotterdam: 55 Kutterink, Marinus (1907-1983), medailleur: 47 Laméris, Frides (1921-2003), antiquair: 6 Laurenskerk: 44, 86 Leiden: 81 Leuvehaven: 24, 45, 66 Linthorst, Joop, wethouder kunstzaken: 78
Lissabon: 82 Lodewijk de Heilige (1215-1270), koning van Frankrijk: 26 Loevestein: 95 Lijnbaan: 46 Lyon: 85
Nooijen, Lodewijk Johannes (1827-1901), lakwerkfabrikant: 53 Nijmegen: 66 Nijmegen, Dionys (1705-1798), schilder: 5 Nystad, S., kunsthandel: 100
Rubroekstraat: 26 Rijckevorsel, Elie van (1845-1928), verzamelaar: 38 Rijckevorsel, Huybert van (1709-1770), brouwer: 56 Rijksmonumentenzorg: 78
Maastunnel: 47, 93 Madrid: 82 Marie Louise (1791-1847), echtgenote van keizer Napoleon: 49 Mattel: 3 Meccano: 90 Meegeren, Han van (1889-1947), kunstvervalser: 20 Melle, van, snoepfabriek: 10 Mevlanamoskee: 35 Meyerman, Dolf; directeur Historisch Museum 1971-1994: 5, 44, 100 Michel, Stevan, beeldend kunstenaar: 97 Middelland: 7 Midge: 3 Molensteeg: 76 Mombassa: 92 Mulder, E.K.: 10 Musée d’Orsay, Parijs: 12 Museum Boijmans Van Beuningen:
Obreen, F.D.O. (1840-1896), archivaris: 4 Ommering, Gerrit van, sergeantmajoor: 98 Ontwikkelings Bedrijf Rotterdam: 89 Oppert: 71 Opstelten, Ivo, burgemeester: 84 Opoe Herfst (1841-1948): 58 Oostwoud-fabrieken, Utrecht: 75 Ouderogge, Cornelis (1599-1672), geschutgieter: 77 Ouderogge, Dirk (kort na 1600-1649), geschutgieter: 77
Samsonite, firma: 74 Scheffer, J.H. (1832-1886), archivaris: 4 Schiedamsedijk: 9, 74 Schielandshuis: 1, 25, 49, 66, 78, 85 Schuijf, Gerrit (voor 1847-na 1872), tamboer-majoor: 42 Shanghai: 17 Singer: 80 Skooter: 3 Sluis, van der en Van Dijk, aannemers: 78 Sondag, Rudolph (1726-1812), zilversmid: 99 Sparta, voetbalclub: 94 Starre, Gerrit van der (1735-1799), Gouds zilversmid: 71 Stedelijke Musea Gouda: 71 Suzen, Kadir, imam: 35 Swart, Petronella (ca. 1650-1710): 34
20, 44
Museum voor het IJkwezen, Delft: 41 Musscher, Michiel van (1645-1705), schilder: 100 Nagasaki: 66 Nagel, winkel in kleding en fournituren: 88 Natuurmuseum, Rotterdam: 55 Nederlands Architectuur instituut, Rotterdam: 72 Newcastle: 6 Nieuwehaven: 29, 56 Nieuwe Waterweg: 55
Park, Het: 17, 59 Parkflat: 59 Parijs: 41 Paulus de Boskabouter: 60 Pesser, familie: 45 Pesthuis: 62 Philadelphia: 53 Pincoffs, Lodewijk (1827- 1911), ondernemer: 57 Pipo de Clown: 60 Poortugaal: 4, 91 Prins, familie: 6 Prins, Jan (1876-1948), dichter: 47 Rede, Willem van (1880-1953), verzamelaar: 26, 65 Ricky: 3 Roteb: 18, 68 Rozenburg, porseleinfabriek Den Haag: 88
Verbon, Willem (1921-2003), beeldhouwer: 77 Vereniging Rembrandt: 12, 52, 100 Vermeer, Johannes, schilder: 20 Verne, Jules, schrijver: 57 Verwijk, Cornelis (1766-1843), tegelbakker: 9 Vilst, W. van der: 82 Vissersdijk: 76 VOC: 14 Voermans, Pieter, directeur zetterij nrc: 36
Vormgevingsinstituut, Amsterdam: 86 Vou, Johannes de ( ?-1707), cartograaf: 97 Werff, Adriaen van der (1659-1722), schilder: 21, 29 Wereldmuseum, Rotterdam: 87 Westzeedijk: 59 Wilhelmina van Pruisen: 6 Willem i, prins van Oranje: 65 Willem v, prins van Oranje: 6 Willem v van Beieren, graaf van Holland 1345-1359: 26 IJsselmonde: 40
Tanger: 82 Taselaar, Arie (1871-1947), zeilmaker: 40 Techniekmuseum, Delft: 41 Technische Universiteit Delft: 93 Trix Vereinigte Spielwaren-Fabriken: 90 Tunesië: 82 Unilever, Rotterdam: 69 v&d: 3, 98 Valckensteijn, kasteel: 91 Van Nelle, Rotterdam: 92 Ven, Lidwien van de, fotograaf: 35
Zakkendragershuisje, Delfshaven: 89 Zandstraat: 50
Lissabon: 82 Lodewijk de Heilige (1215-1270), koning van Frankrijk: 26 Loevestein: 95 Lijnbaan: 46 Lyon: 85
Nooijen, Lodewijk Johannes (1827-1901), lakwerkfabrikant: 53 Nijmegen: 66 Nijmegen, Dionys (1705-1798), schilder: 5 Nystad, S., kunsthandel: 100
Rubroekstraat: 26 Rijckevorsel, Elie van (1845-1928), verzamelaar: 38 Rijckevorsel, Huybert van (1709-1770), brouwer: 56 Rijksmonumentenzorg: 78
Maastunnel: 47, 93 Madrid: 82 Marie Louise (1791-1847), echtgenote van keizer Napoleon: 49 Mattel: 3 Meccano: 90 Meegeren, Han van (1889-1947), kunstvervalser: 20 Melle, van, snoepfabriek: 10 Mevlanamoskee: 35 Meyerman, Dolf; directeur Historisch Museum 1971-1994: 5, 44, 100 Michel, Stevan, beeldend kunstenaar: 97 Middelland: 7 Midge: 3 Molensteeg: 76 Mombassa: 92 Mulder, E.K.: 10 Musée d’Orsay, Parijs: 12 Museum Boijmans Van Beuningen:
Obreen, F.D.O. (1840-1896), archivaris: 4 Ommering, Gerrit van, sergeantmajoor: 98 Ontwikkelings Bedrijf Rotterdam: 89 Oppert: 71 Opstelten, Ivo, burgemeester: 84 Opoe Herfst (1841-1948): 58 Oostwoud-fabrieken, Utrecht: 75 Ouderogge, Cornelis (1599-1672), geschutgieter: 77 Ouderogge, Dirk (kort na 1600-1649), geschutgieter: 77
Samsonite, firma: 74 Scheffer, J.H. (1832-1886), archivaris: 4 Schiedamsedijk: 9, 74 Schielandshuis: 1, 25, 49, 66, 78, 85 Schuijf, Gerrit (voor 1847-na 1872), tamboer-majoor: 42 Shanghai: 17 Singer: 80 Skooter: 3 Sluis, van der en Van Dijk, aannemers: 78 Sondag, Rudolph (1726-1812), zilversmid: 99 Sparta, voetbalclub: 94 Starre, Gerrit van der (1735-1799), Gouds zilversmid: 71 Stedelijke Musea Gouda: 71 Suzen, Kadir, imam: 35 Swart, Petronella (ca. 1650-1710): 34
20, 44
Museum voor het IJkwezen, Delft: 41 Musscher, Michiel van (1645-1705), schilder: 100 Nagasaki: 66 Nagel, winkel in kleding en fournituren: 88 Natuurmuseum, Rotterdam: 55 Nederlands Architectuur instituut, Rotterdam: 72 Newcastle: 6 Nieuwehaven: 29, 56 Nieuwe Waterweg: 55
Park, Het: 17, 59 Parkflat: 59 Parijs: 41 Paulus de Boskabouter: 60 Pesser, familie: 45 Pesthuis: 62 Philadelphia: 53 Pincoffs, Lodewijk (1827- 1911), ondernemer: 57 Pipo de Clown: 60 Poortugaal: 4, 91 Prins, familie: 6 Prins, Jan (1876-1948), dichter: 47 Rede, Willem van (1880-1953), verzamelaar: 26, 65 Ricky: 3 Roteb: 18, 68 Rozenburg, porseleinfabriek Den Haag: 88
Verbon, Willem (1921-2003), beeldhouwer: 77 Vereniging Rembrandt: 12, 52, 100 Vermeer, Johannes, schilder: 20 Verne, Jules, schrijver: 57 Verwijk, Cornelis (1766-1843), tegelbakker: 9 Vilst, W. van der: 82 Vissersdijk: 76 VOC: 14 Voermans, Pieter, directeur zetterij nrc: 36
Vormgevingsinstituut, Amsterdam: 86 Vou, Johannes de ( ?-1707), cartograaf: 97 Werff, Adriaen van der (1659-1722), schilder: 21, 29 Wereldmuseum, Rotterdam: 87 Westzeedijk: 59 Wilhelmina van Pruisen: 6 Willem i, prins van Oranje: 65 Willem v, prins van Oranje: 6 Willem v van Beieren, graaf van Holland 1345-1359: 26 IJsselmonde: 40
Tanger: 82 Taselaar, Arie (1871-1947), zeilmaker: 40 Techniekmuseum, Delft: 41 Technische Universiteit Delft: 93 Trix Vereinigte Spielwaren-Fabriken: 90 Tunesië: 82 Unilever, Rotterdam: 69 v&d: 3, 98 Valckensteijn, kasteel: 91 Van Nelle, Rotterdam: 92 Ven, Lidwien van de, fotograaf: 35
Zakkendragershuisje, Delfshaven: 89 Zandstraat: 50
Colofon
Redactie Mayke Groffen, Paul van de Laar, Nora Schadee
Fotografie Foto Tom Kroeze, Rotterdam: 1, 2, 3, 5, 8, 10, 11, 13, 15, 18, 19, 21, 23, 24, 27, 30, 31, 32, 33, 37, 40, 41, 42, 43, 45, 47, 48, 50,
Beeldredactie Ernie Ruigrok van der Werven
51, 54, 56, 57, 59, 60, 63, 64, 65, 67, 70,
Teksten Peter Grimm, conservator bedrijf en techniek: 2, 7, 10, 39, 40, 41, 61, 72, 76,
Han van Senus Fotografie, Capelle aan den IJssel: 6, 9, 14, 16, 20, 22, 25, 26, 29,
80, 81, 98
Fotostudio Hamelberg van Agtmaal, Amsterdam: 34, 46, 68, 95, 98 Centraal Fotopersbureau, Rotterdam: 58 Gemeentearchief Rotterdam: 55, 78 Historische Collectie Politie RotterdamRijnmond, Rotterdam: 28 Leo de Deugd – Turnkey Digital Productions, Rotterdam: 61 Wim van Egmond, Rotterdam: 80 Fred Ernst, Rotterdam: 17 Michiel de Visser: 7, 62 Michel Wielick, Amsterdam: 69
71, 72, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 81, 82, 83, 84, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 96, 97
Mayke Groffen, conservator moderne stadscultuur: 3, 11, 17, 19, 53, 60, 63, 64, 69, 70, 75, 79, 90, 94
Sjouk Hoitsma, conservator textiel: 13, 30, 31, 43, 48, 49, 54, 58, 67, 73, 82, 86, 95
Ingrid de Jager, conservator archeologie en bouwhistorie: 1, 4, 8, 15, 22, 24, 25, 27, 45, 62, 83, 88, 91, 96
Paul van de Laar, hoofd collecties, conservator openbaar leven: 12, 18, 23, 28, 29, 42, 55, 57, 59, 74, 84, 87, 89, 92,
36, 38, 39, 44, 52, 53, 66, 71, 85, 100
93, 97
Nora Schadee, senior conservator: 5, 6, 9, 16, 20, 21, 32, 36, 37, 38, 44, 46, 50, 52,
Druk Drukkerij Lecturis, Eindhoven
56, 66, 68, 71, 77, 78, 85, 99, 100
Jan Voûte, conservator honorair numismatiek: 26, 34, 47, 65 Liesbeth van der Zeeuw, conservator kunst en kunstnijverheid: 14, 33, 35, 51 Omslagontwerp en vormgeving Bregt Balk, Amsterdam Zetwerk en opmaak Willem Morelis, Amsterdam
Met dank aan: Irma van Beusekom, Sjan Boom, Andrea Driesse, Aad Dulfer, Kees van Gelder, Janny van Gessel, Peter Hollestelle, Liesbeth Ronday, Erik van Rossum, Dolf Ruesink, Marianne Spruit, Ben van der Steen, Jan Stokmans, Ria Verkade, Michiel de Visser. © Historisch Museum Rotterdam, 2005 isbn: 90-80032-95-6
Fotocollage omslag voorzijde: Samsonite 74, lijst Nieuwehaven 56 achterzijde: Hoogendijk 32, lijst Nieuwehaven 56 Foto schutbladen: Elektrisch 19
Colofon
Redactie Mayke Groffen, Paul van de Laar, Nora Schadee
Fotografie Foto Tom Kroeze, Rotterdam: 1, 2, 3, 5, 8, 10, 11, 13, 15, 18, 19, 21, 23, 24, 27, 30, 31, 32, 33, 37, 40, 41, 42, 43, 45, 47, 48, 50,
Beeldredactie Ernie Ruigrok van der Werven
51, 54, 56, 57, 59, 60, 63, 64, 65, 67, 70,
Teksten Peter Grimm, conservator bedrijf en techniek: 2, 7, 10, 39, 40, 41, 61, 72, 76,
Han van Senus Fotografie, Capelle aan den IJssel: 6, 9, 14, 16, 20, 22, 25, 26, 29,
80, 81, 98
Fotostudio Hamelberg van Agtmaal, Amsterdam: 34, 46, 68, 95, 98 Centraal Fotopersbureau, Rotterdam: 58 Gemeentearchief Rotterdam: 55, 78 Historische Collectie Politie RotterdamRijnmond, Rotterdam: 28 Leo de Deugd – Turnkey Digital Productions, Rotterdam: 61 Wim van Egmond, Rotterdam: 80 Fred Ernst, Rotterdam: 17 Michiel de Visser: 7, 62 Michel Wielick, Amsterdam: 69
71, 72, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 81, 82, 83, 84, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 96, 97
Mayke Groffen, conservator moderne stadscultuur: 3, 11, 17, 19, 53, 60, 63, 64, 69, 70, 75, 79, 90, 94
Sjouk Hoitsma, conservator textiel: 13, 30, 31, 43, 48, 49, 54, 58, 67, 73, 82, 86, 95
Ingrid de Jager, conservator archeologie en bouwhistorie: 1, 4, 8, 15, 22, 24, 25, 27, 45, 62, 83, 88, 91, 96
Paul van de Laar, hoofd collecties, conservator openbaar leven: 12, 18, 23, 28, 29, 42, 55, 57, 59, 74, 84, 87, 89, 92,
36, 38, 39, 44, 52, 53, 66, 71, 85, 100
93, 97
Nora Schadee, senior conservator: 5, 6, 9, 16, 20, 21, 32, 36, 37, 38, 44, 46, 50, 52,
Druk Drukkerij Lecturis, Eindhoven
56, 66, 68, 71, 77, 78, 85, 99, 100
Jan Voûte, conservator honorair numismatiek: 26, 34, 47, 65 Liesbeth van der Zeeuw, conservator kunst en kunstnijverheid: 14, 33, 35, 51 Omslagontwerp en vormgeving Bregt Balk, Amsterdam Zetwerk en opmaak Willem Morelis, Amsterdam
Met dank aan: Irma van Beusekom, Sjan Boom, Andrea Driesse, Aad Dulfer, Kees van Gelder, Janny van Gessel, Peter Hollestelle, Liesbeth Ronday, Erik van Rossum, Dolf Ruesink, Marianne Spruit, Ben van der Steen, Jan Stokmans, Ria Verkade, Michiel de Visser. © Historisch Museum Rotterdam, 2005 isbn: 90-80032-95-6
Fotocollage omslag voorzijde: Samsonite 74, lijst Nieuwehaven 56 achterzijde: Hoogendijk 32, lijst Nieuwehaven 56 Foto schutbladen: Elektrisch 19
Na de pensionering van Hoynck van Papendrecht in 1929 kwam het museum onder het beheer van de directeur van museum Boymans en dat bleef zo tot 1947. Toen kreeg Petra Beydals de opdracht in het Schielandshuis het Museum van Oudheden te laten herrijzen als het Historisch Museum der Stad Rotterdam. Haar grootste interesse ging uit naar de voorwerpen van kunst en kunstnijverheid waarmee de Rotterdamse elite zich in de achttiende en negentiende eeuw omringde. Met de aanstelling van Dolf Meyerman in 1971 kreeg het museum nieuwe impulsen. Onder zijn leiding kwam museum De Dubbelde Palmboom tot stand, herkreeg het Schielandshuis zijn zeventiende-eeuwse uiterlijk en kwam er een geklimatiseerd depot. Bij de formulering van het acquisitiebeleid greep Meyerman gedeeltelijk terug op Hoynck van Papendrecht, maar anders dan zijn voorganger rekende hij de Rotterdamse kunstproductie juist wel tot het verzamelterrein van het museum. Inmiddels telt de collectie meer dan honderdduizend voorwerpen. Voor ons als conservatoren was het een zelf opgelegde uitdaging daaruit honderd favorieten te kiezen. Aan de hand van deze persoonlijke keus geven wij een kijkje achter de schermen van het museum.