Leer jezelf PROFESSIONEEL Adobe Illustrator CS4
Spiegelen
I
Afbeelding 3.33
Het gereedschap Spiegelen.
U kunt objecten spiegelen om symmetrische objecten of patronen te maken met behulp van het gereedschap Spiegelen (Reflect Tool). U tekent de eerste helft van het object en spiegelt de tweede helft. Om een selectie te spiegelen, gebruikt u een onzichtbare as. De selectie wordt verplaatst en gespiegeld aan de andere zijde van de as. Bij hoek geeft u de as in waar overheen de selectie gespiegeld moet worden. Indien u op uw tekenvel een echte spiegel zou zetten, heeft deze een hoek van 90 graden met het papier. De instelmogelijkheden voor het gereedschap Spiegelen:
I Afbeelding 3.34 De illustratie aan de linkerzijde is gespiegeld met een verticale waarde van 90 graden (Henk van der Vrande).
I Om een selectie te spiegelen, klikt u om de eerste zijde van de (onzichtbare) spiegel te bepalen. Vervolgens klikt u met de aanwijzer op een tweede punt van de onzichtbare spiegel. De selectie wordt dan aan de andere zijde van de (spiegel)as geplaatst. I Als u met de Alt-toets ingedrukt op het eerste punt voor de as klikt, wordt het dialoogvenster geopend waarin u de as kunt instellen. I Wanneer u objecten wilt spiegelen vanuit een middelpunt kiest u Object, Transformeren, Spiegelen (Reflect) of dubbelklikt u op het gereedschap Spiegelen (Reflect Tool). Dit gereedschap bevindt zich achter het gereedschap Roteren (Rotate Tool). Specificaties voor Spiegelen: I U kunt een object spiegelen langs een horizontale, verticale of geroteerde as. U kunt hier aangeven of u alleen het patroon wilt spiegelen.
I Afbeelding 3.35 len.
Het dialoogvenster Spiege-
I Als u de optie Objecten (Objects) uitschakelt, wordt het geselecteerde object zelf niet getransformeerd.
79
80
Hoofdstuk 3 Illustraties aanpassen
I Indien u een patroon hebt toegepast kunt u met de optie Patronen (Pattern) bepalen of de patronen intact moeten blijven of gespiegeld mogen worden. I Met de optie KopiĂŤren kunt u een kopie maken van het object dat geschaald wordt. I U hebt de mogelijkheid om van tevoren het resultaat te bekijken als u op Voorvertoning klikt.
I Afbeelding 3.36 Spiegelen met het menu van het venster Transformeren.
I Met het menu in het venster Transformeren kunt u selecties om hun eigen as horizontaal of verticaal spiegelen.
Schuintrekken De bewerking Schuintrekken (Shear) kunt u gebruiken om objecten in een of meer richtingen te vervormen. Er zijn verschillende werkwijzen beschikbaar om selecties schuin te trekken. I Slepen met het gereedschap Schuintrekken (Shear Tool).
I Afbeelding 3.37 Een kopie van de illustratie aan de linkerzijde is schuingetrokken met een verticale as van -30 graden (Henk van der Vrande).
I Wilt u een exacte hoek aangeven, dan doet u dat met het menu Object, Transformeren, Schuintrekken (Shear). De assen gaan uit van het midden van de selectie. I U dubbelklikt op het gereedschap Schuintrekken dat zich achter het schaalgereedschap bevindt. I U kunt de hoek, om schuin te trekken, instellen met het menu Venster, Transformeren. Specificaties voor schuintrekken: I Bij Hoek (Angle) kunt u de exacte hoek ingeven. I U kunt een object schuintrekken langs een horizontale, verticale of geroteerde as.
I Afbeelding 3.38 trekken.
Het dialoogvenster Schuin-
Leer jezelf PROFESSIONEEL Adobe Illustrator CS4
I Afbeelding 3.39 trekken.
Het gereedschap Schuin-
I Als u de optie Objecten (Objects) uitschakelt, wordt het geselecteerde object zelf niet getransformeerd. I Indien u een patroon hebt toegepast, kunt u met de optie Patronen (Pattern) bepalen of de patronen intact moeten blijven of schuin getrokken mogen worden. I Met de optie Kopiëren kunt u een kopie maken van het object dat geschaald wordt.
I Afbeelding 3.40 Het venster Transformeren, waarbij de hoek en het draaipunt zijn omcirkeld.
Het gereedschap Schuintrekken (achter het gereedschap Schalen) kunt u gebruiken om objecten in een of meer richtingen te vervormen. In de praktijk blijkt het gereedschap meestal alleen goed te werken met ingedrukte Shift-toets. Hierdoor beperkt u het schuintrekken tot één as. U kunt in het venster Transformeren aangeven vanuit welk oorsprongspunt en met welke waarde u de selectie wilt schuintrekken. Als u een selectie op deze manier schuin getrokken hebt, staat de waarde daarna weer op 0.
Afzonderlijk transformeren Als u enkele objecten hebt geselecteerd en u gaat deze transformeren met de hiervoor beschreven bewerkingen, dan zoekt het programma naar het gezamenlijke middelpunt van deze objecten. Als u enkele objecten wilt transformeren vanuit het eigen middelpunt kiest u Object, Transformeren, Elk object transformeren (Transform Each). Specificaties voor afzonderlijk transformeren: I U kunt voor alle geselecteerde objecten aangeven of ze verplaatst, geschaald, geroteerd of gespiegeld moeten worden. I Afbeelding 3.41 Het dialoogvenster Elk Object transformeren.
I Elk object wordt getransformeerd vanuit zijn eigen middelpunt.
81
82
Hoofdstuk 3 Illustraties aanpassen
I Gegroepeerde objecten hebben een gezamenlijk middelpunt. I De optie Willekeurig (Random) geeft elk object een willekeurige waarde voor alle transformaties. Veel transformaties worden uitgevoerd vanuit het middelpunt van een object. Dat punt wordt, als een object geselecteerd is, weergegeven als een geselecteerd ankerpunt. Niet alle objecten hebben een zichtbaar middelpunt. Als u van een geselecteerd object het middelpunt wilt zien, selecteert u het object. Kies Venster, Kenmerken (Attributes) en klik op de optie Middelpunt tonen (Show Center).
I Afbeelding 3.42 In het venster Kenmerken kunt u het middelpunt van objecten zichtbaar maken. Het pictogram Middelpunt tonen is omcirkeld.
Omvormen Het gereedschap Omvormen (Reshape) bevindt zich achter het gereedschap Schalen. Met dit gereedschap kunt u ankerpunten en lijnstukken vervormen. Door geselecteerde ankerpunten en lijnstukken te slepen met het gereedschap Omvormen, worden ze verplaatst terwijl de globale vorm van het geheel behouden blijft.
I Afbeelding 3.43 Omvormen.
Het gereedschap
Selecteer de vorm die u wilt bewerken. Activeer het gereedschap Omvormen. Klik op de een of meer ankerpunten die u wilt omvormen en sleep ze om de bewerking toe te passen.
Vrije transformatie Werken met het gereedschap Vrije transformatie (Free Transform Tool) lijkt erg op het bewerken van selecties met behulp van een omsluitend kader, maar dit gereedschap biedt meer mogelijkheden. Geselecteerde objecten kunnen worden verplaatst, geroteerd en geschaald op dezelfde wijze als bij het gebruik van een omsluitend kader. U kunt er echter ook mee schuintrekken en perspectief geven.
I Afbeelding 3.44 Een spiraal bewerkt met het gereedschap Omvormen.
I Afbeelding 3.45 transformatie.
Het gereedschap Vrije
Leer jezelf PROFESSIONEEL Adobe Illustrator CS4
Mogelijkheden met het gereedschap Vrije transformatie: I Objecten verplaatsen door ze te slepen. I Objecten schalen door een handgreep te verslepen. (In combinatie met de Alt-toets wordt de selectie vanuit het middelpunt geschaald). I Objecten roteren door de cursor iets buiten het omsluitend kader te verslepen. I Objecten spiegelen door een handgreep naar de tegenovergestelde zijde te slepen. I Objecten schuintrekken door tijdens het slepen de toets Ctrl/z ingedrukt te houden. I Tekst kan vrij vervormd worden als deze omgezet is naar paden met Tekst, Letteromtrekken maken. I Om een illustratie perspectief te geven, kunt u het 3D-effect gebruiken. Vaak is echter de volgende optie al afdoende. Klik op een hoekpunt, sleep en houd z/Ctrl+Alt+Shift ingedrukt en sleep het hoekpunt. Let op dat u eerst moet slepen en pas daarna de toetsen moet indrukken.
Speciale vervormingen Met behulp van omhulsels kunnen objecten op zeer geavanceerde wijze vervormd worden. Er kan hierbij gebruik gemaakt worden van bijgeleverde vormen in het menu Object, Omhulsel vervormen (Envelope Distort), Maken met kromtrekken (Make with Warp) maar u kunt ook zelf bepalen in welke vorm een ontwerp gegoten moet worden. Objecten worden vervormd op basis van de vorm van een ander object. Er zijn drie methoden om objecten te vervormen met omhulsels: I Maken met kromtrekken
83
84
Hoofdstuk 3 Illustraties aanpassen
I Maken met net I Maken met bovenste object U kunt omhulsels niet toepassen op gekoppelde ge誰mporteerde beelden, grafieken of hulplijnen.
Kromtrekken Deze bewerking is onder meer toepasbaar op paden, tekst, netten, overvloeiingen (zie voorbeeld), symbolen en gerasterde afbeeldingen. U kunt kiezen uit een aantal vooraf gedefinieerde vormen.
I Afbeelding 3.46 Een voorbeeld van de vervorming Maken met kromtrekken.
Om een object of een groep objecten te vervormen, kiest u het menu Object, Omhulsel vervormen (Envelope Distort), Maken met kromtrekken (Make with Warp). Als u de vervorming als effect gebruikt, kunt u vormen achteraf alsnog bewerken. Selecteer de juiste (groep) objecten en kies voor het menu Effect, Kromtrekken (Warp) en selecteer de gewenste vervorming. De originele illustratie en het omhulsel kunnen achteraf nog bewerkt worden.
Vervormen met net Bij Omhulsel vervormen, Maken met net wordt een onzichtbaar net over uw ontwerp geplaatst. De indeling van het net kunt u zelf bepalen. Vervolgens kunt u het ontwerp vervormen door punten van het net te verplaatsen.
I Afbeelding 3.47 vormen.
De vooraf gedefinieerde
I Afbeelding 3.48 en vervorming.
Een illustratie met een net
Werkwijze: 1 Maak een selectie van objecten die u wilt vervormen en kies Object, Omhulsel vervormen (Envelope Distort), Maken met net (Make with Mesh). 2 Geef een indeling aan voor het net door bij opties het aantal Rijen (Rows) en Kolommen (Columns) in te voeren.
Leer jezelf PROFESSIONEEL Adobe Illustrator CS4
Net toepassen op tekst Het net kan ook toegepast worden op tekst. De tekst blijft bewerkbaar.
3 Selecteer een aantal punten van het net. Hiervoor kunt u het best het gereedschap Lasso gebruiken. Door de punten te verplaatsen wordt de illustratie vervormd. Het net is alleen zichtbaar als de selectie actief is. Het net wordt niet afgedrukt.
Vervormen met eigen object Naast bestaande vormen kunt u ook eigen vormen gebruiken om objecten te vervormen. Maak hiervoor een vorm aan die als container/omhulsel moet gaan dienen voor uw illustratie. In het voorbeeld is voor elke zijde van de kaart een apart omhulsel gemaakt. Zorg ervoor dat het omhulsel bovenaan in de stapelvolgorde staat.
I Afbeelding 3.49 Originele ontwerp van een kaart (Marianne Ottemann).
Selecteer de illustratie en het (toekomstige) omhulsel en kies het menu Object, Omhulsel vervormen (Envelope Distort), Maken met bovenste object (Make with Top Object). Op deze wijze kunt u ook tekst vervormen. Om de vervorming achteraf te be誰nvloeden, kiest u Object, Omhulsel vervormen (Envelope Distort), Omhulselopties (Envelope Options). Het dialoogvenster Opties voor omhulsels verschijnt. De bovenste opties zijn van belang als u gerasterde beelden gebruikt. I Kies Anti-alias als u rasters vloeiend wilt maken als ze worden vervormd met een omhulsel.
I Afbeelding 3.50 Presentatievorm van een kaart door middel van omhulsels.
I Kies Vorm behouden met (Preserve Shape Using) met een Knipmasker (Clipping mask) of met Transparantie (Transparency). I Bij het percentage Getrouwheid (Fidelity) bepaalt u hoe nauwkeurig het object moet passen in het omhulsel. Hoe nauwkeuriger het moet passen, hoe meer
85
86
Hoofdstuk 3 Illustraties aanpassen
ankerpunten er aan de objecten worden toegevoegd. I Selecteer Vormgeving vervormen (Distort Appearance) als u ook de toegepaste effecten of afbeeldingsstijlen wilt vervormen. Onder in het venster kunt u bij Lineaire verlopen vervormen (Distort linear gradients) en Patroonvullingen vervormen (Distort Pattern Fills) instellen of de gebruikte verlopen of patronen eveneens vervormd moeten worden. I Kiest u Object, Omhulsel bewerken (1) (Envelope Distort), Inhoud bewerken (2) (Edit Contents), dan krijgt u de mogelijkheid de vorm van de originele objecten aan te passen. Deze optie bevindt zich ook in het venster Beheer. I Kiest u Object, Omhulsel vervormen (Envelope Distort), Omhulsel bewerken (Edit Contents), dan krijgt u de mogelijkheid de vorm van de originele objecten aan te passen. Deze optie bevindt zich ook in het venster Beheer. Om de vervorming ongedaan te maken, kiest u Object, Omhulsel vervormen, Geen (Release). I Om de vormen opnieuw op te bouwen aan de hand van de vervorming kunt u Object, Omhulsel vervormen, Uitbreiden (Expand) kiezen. I Als de vervorming definitief is, kunt u het effect vereeuwigen door de illustratie uit te breiden met Object, Uitbreiden (Expand Appearance). I Wilt u de vorm van het omhulsel aanpassen, dan kiest u in het venster Beheer de optie Omhulsel bewerken (Edit Envelope).
I Afbeelding 3.51 Omhulselopties.
Het dialoogvenster
I Afbeelding 3.52 De knoppen voor: Omhulsel bewerken (1), Inhoud bewerken (2) en Omhulselopties (3) in het venster Beheer.
Leer jezelf PROFESSIONEEL Adobe Illustrator CS4
Gereedschappen voor Kromtrekken
I Afbeelding 3.53 Voorbeeld van bewerkingen met de gereedschappen bij Kromtrekken.
Met de gereedschappen die bij het gereedschap Kromtrekken horen kunt u objecten (plaatselijk) vervormen alsof ze van zachte klei gemaakt zijn. Hierdoor kunt u de vorm van objecten plaatselijk aanpassen. Indien u met een van de gereedschappen bij Kromtrekken over een pad sleept, worden extra ankerpunten toegevoegd om de paden te vervormen. Het lijkt alsof u delen van de illustratie wegduwt. Om de werking van de verschillende gereedschappen bij Kromtrekken te doorgronden, is het verstandig ze op verschillende vormen uit te proberen. De gereedschappen werken niet op tekst. Als u dubbelklikt op een van de gereedschappen Kromtrekken (Liquify Tools) wordt het dialoogvenster Opties voor kromtrekken (Warp Tool Options) geopend. Specificaties voor Kromtrekken: I De Algemene penseelafmetingen (Global Brush Dimensions) in Breedte (Width) en Hoogte (Height). I De Hoek (Angle) voor de richting van de bewerking. I De Intensiteit (Intensity) bepaalt de sterkte van de wijziging. I Indien u de optie Drukpen gebruiken (Use Pressure Pen) activeert, bepaalt de tekenpen de intensiteit. I De waarde bij Detail bepaalt u de nauwkeurigheid en daarmee het aantal ankerpunten dat gemaakt wordt. I Bij Vereenvoudigen (Simplify) bepaalt u de complexiteit van de paden. Als u meer detail wenst, kunt u de waarde verhogen.
I Afbeelding 3.54 voor Kromtrekken
Het dialoogvenster Opties
I De optie Penseelgrootte tonen (Show Brush Size) maakt de grootte van het penseel zichtbaar tijdens het bewerken.
87
88
Hoofdstuk 3 Illustraties aanpassen
Niet gebruiken U kunt gereedschappen voor kromtrekken niet gebruiken op selecties die tekst, grafieken of symbolen bevatten. Daarvoor moet u de objecten eerst uitbreiden. Bij gebruik van een effect kan dat wel. Objecten hoeven niet geselecteerd te zijn om bewerkt te worden met een van de gereedschappen voor kromtrekken. De werking van de verschillende gereedschappen bij Kromtrekken staan in de tabel. Pictogram
I Afbeelding 3.55 kromtrekken.
De gereedschappen voor
Naam
Functie
Kromtrekken (Warp Tool)
Objecten worden opgerekt alsof ze van klei gemaakt zijn. Wanneer delen van een object uitgerekt worden, worden de uitgerekte delen verdund. Draait objecten op die gebieden die beroerd worden door het penseel. Laat een object krimpen door paden en ankerpunten naar de cursor toe te verplaatsen. Hoe dichter de paden bij het centrum komen, hoe sneller ze worden verplaatst. Laat een object opzwellen door paden en ankerpunten van de cursor weg te duwen. De vorm wordt aangepast aan de vorm van het penseel. Maakt schubben op een pad. De optie Ankerpunten geeft puntige schubben. De optie Raaklijnen zorgt voor vloeiender schubben. Geeft het pad uitsteeksels (het omgekeerde van schelp). Geeft uitsteeksels aan twee zijden. Hiermee kan een strak object een organischer uiterlijk krijgen.
Kronkel (Twirl Tool) Plooi (Pucker Tool)
Bol (Bloat Tool)
Schelp (Scallop Tool)
Kristal (Crystalize Tool) Kreukelen (Wrinkle Tool)
Indien u een selectie maakt, hebben de gereedschappen voor kromtrekken alleen invloed op de geselecteerde objecten.
Penseelgrootte Om tijdens het bewerken de penseelgrootte aan te passen, kunt u de toets Alt (Option) of Shift indrukken.
Leer jezelf PROFESSIONEEL Adobe Illustrator CS4
Overvloeien Om twee of meer kleuren geleidelijk in elkaar te laten overvloeien, kunt u een verloop of een net gebruiken. Als u behalve de kleur ook de vorm (en de afbeeldingsstijl) wilt laten overvloeien, kunt u daarvoor het gereedschap Overvloeien (Blend Tool) gebruiken. Om de overgang te maken, worden tussen twee of meer objecten (open of gesloten) tussenliggende vormen en kleuren aangebracht. De tussenliggende vormen en kleuren bewerkstelligen een geleidelijke overgang van het ene naar het andere object. Elk object krijgt een eigen vorm en een eigen vulkleur. I Afbeelding 3.56 Illustratie met overvloeiingen in de tekst en in de lucht (Onno Rijpstra).
I Afbeelding 3.57 vloeien.
Het gereedschap Over-
Overvloeiopties U kunt het venster Overvloeiopties ook activeren door te dubbelklikken op het gereedschap Overvloeien of met het gereedschap Overvloeien en ingedrukte Alt-toets op een van de overvloeiobjecten te klikken.
U kunt invloed uitoefenen op de wijze waarop de overvloeiing plaats vindt. Als u kleine kleurovergangen toepast, kunt u zeer natuurlijke kleurnuances reproduceren. Gebruikt u een overvloeiing bijvoorbeeld als schaduw, dan moeten de kleur en de objectovergangen nauwelijks zichtbaar zijn. Gebruikt u het gereedschap echter om tussen twee ver uit elkaar liggende illustraties nog een aantal tussenliggende illustraties te maken, dan zijn de instellingen volledig anders. U kunt het gereedschap ook gebruiken om bijvoorbeeld een hekwerk te maken waarbij twee lijnen als basis dienen. Om de objecten beter te kunnen selecteren, kunt u het omsluitende kader verbergen of in de omtrekweergave werken. Ga bij overvloeien als volgt te werk: selecteer twee of meer illustraties en klik er achtereenvolgens op met het gereedschap Overvloeien (Blend Tool). U kunt ook de objecten selecteren en het menu Object, Overvloeien (Blend), Maken (Make) kiezen. De overvloeiing wordt gemaakt volgens de laatst ingestelde specificaties. In het menu Object, Overvloeien, Overvloeiopties (Blend Options) kunt u de specificaties van de overvloeiing aanpassen.
89
90
Hoofdstuk 3 Illustraties aanpassen
In het dialoogvenster Overvloeiopties kunt u de volgende instellingen aanpassen: I Bij Tussenruimte (Spacing) kunt u kiezen uit: I Vloeiende kleur (Smooth Color). Maakt precies voldoende objecten voor een geleidelijke kleurovergang. I Opgegeven stappen (Specified Steps). Maakt het aantal objecten dat u aangeeft. I Opgegeven afstand (Specified Distance). Maakt het aantal objecten dat nodig is om, volgens de waarde, de ruimte tussen de twee objecten op te vullen. I Bij Richting (Orientation) kunt u instellen of de objecten in de originele stand moeten blijven staan of dat ze geroteerd worden, afhankelijk van de buiging van de denkbeeldige as waarop ze geplaatst worden. I Schakel de optie Voorvertoning (Preview) in als u de wijzigingen direct toegepast wilt zien op uw ontwerp (in deze versie niet werkzaam). Specificaties voor een overvloeiing: I Het aantal stappen bij een overvloeiing moet minimaal 1 en mag maximaal 1000 zijn. I De objecten die gebruikt werden voor de overvloeiing kunnen achteraf nog verplaatst, vervormd of omgekleurd worden. De wijzigingen worden doorgevoerd in alle objecten die deel uitmaken van de overvloeiing. I Illustrator houdt bij het maken van overvloeiingen de stapelvolgorde van de objecten aan. I In eerste instantie maakt Illustrator een rechte as van het ene object naar het
I Afbeelding 3.58 vloeiopties.
Het dialoogvenster Over-
Leer jezelf PROFESSIONEEL Adobe Illustrator CS4
andere. De as is zichtbaar in het venster Lagen. U kunt de as zelf aanpassen. De twee buitenste objecten zijn vastgeklonken aan de uiteinden van het pad en zullen daarom samen worden verplaatst. U kunt de objecten echter ook op een andere (gebogen) as plaatsen. I Teken of selecteer een nieuwe as (pad). Selecteer zowel de overvloeiing als de as. Kies Object, Overvloeien (Blend), As vervangen (Replace Spine). De objecten worden op de nieuwe as geplaatst. I Met het menu Object, Overvloeien, As omkeren (Reverse Spine) worden de objecten aan de buitenzijden van de as omgewisseld. I Om de stapelvolgorde van de objecten om te keren, kiest u uit het menu Object, Overvloeien, Overvloeien: voor naar achter (Reverse Front to Back). I Om de overvloeiing op te heffen, kiest u uit het menu Object, Overvloeien, Geen (Release). I Bent u tevreden met de wijze waarop de overvloeiing verloopt, maar wilt u de objecten afzonderlijk kunt bewerken, dan kiest u uit het menu Object, Overvloeien, Uitbreiden (Expand). I U kunt de objecten die u maakt ook gebruiken om illustraties te exporteren als animatie. Het aantal stappen kunt u afstemmen op het aantal frames per seconde. Zie hiervoor het hoofdstuk over exporteren. Als u een overvloeiing bewaart als kunstpenseel kunt u ermee tekenen.
91
92
Hoofdstuk 3 Illustraties aanpassen
Illustratie opslaan voor drukwerk Indien uw illustratie naar wens is, slaat u het document op. Zorg ervoor dat u uw illustratie schoon aanlevert, om problemen bij het drukken te voorkomen.
Overbodige objecten verwijderen Zorg ervoor dat geen objecten in uw document achtergebleven zijn die er eigenlijk niet thuishoren of objecten die onzichtbaar zijn. Belichters willen nog wel eens problemen geven als ze dergelijke objecten tegenkomen. U kunt onzichtbare objecten eenvoudig selecteren met het menu Object, Pad, Overbodig verwijderen (Clean up). U kunt aangeven welke ongewenste objecten u wilt selecteren: I Losse ankerpunten (Stray Points). U wilde met de pen iets gaan tekenen, maar kwam niet verder dan het eerste ankerpunt. I Ongespecificeerde objecten (Unpainted Objects). Objecten zonder lijn, vulling en functie. I Lege tekstpaden (Empty Text Paths). U klikte met het tekstgereedschap maar voerde geen tekens in. Daarna kunt u bepalen wat u met de geselecteerde objecten wilt doen. Verwijderen is meestal de beste keuze.
Rasterinstellingen aanpassen Vergeet niet uw rasterinstellingen aan te passen aan de gewenste uitvoer met het menu Effect, Instellingen van rastereffecten document (Document Raster Effect Settings). Door dit uit te stellen tot voor de definitieve opslag hebt u steeds gebruik kunnen maken van de optimale snelheid van het programma.