Experimentele woningbouw in Nederland 1968 - 1980

Page 1

ge

re

is al

ee

rd

w ou gb 0 in 98 on 1 w 8– le 6 te 19 en d n y an te la f zi da rim rl lo a r er l B rw pe de be c e Fe a r n om on M be Bl Ex Ne o Ru ita w in An e

64

na

10 i0

ui

tg

er ev

s



Experimentele woningbouw in Nederland 1968–1980


De Vier Vierkanten | Alkmaar 3-30



Zonnetrap | Rotterdam 5-46



Marcel Barzilay  Ruben Ferwerda  Anita Blom


Experimentele woningbouw in Nederland 1968–1980 64 gerealiseerde woonbeloften

nai010 uitgevers


10

Voorwoord


De huidige woningbouwopgave van 1 miljoen woningen in de komende twee decennia ­vertoont gelijkenis met die in de periode na de Tweede Wereldoorlog. Ook toen was er een grote vraag naar woningen en de nadruk lag noodgedwongen bij snel, veel en goed­ koop bouwen. Vijftig jaar geleden, in 1968, zocht het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in reactie daarop doel­ bewust vernieuwing en extra kwaliteit met het programma Experimentele Woningbouw. Experimenten konden betrekking hebben op de woning, de woonvorm of de woon­ omgeving. Het bood architecten de kans plannen te realiseren waarbij de woning als bouwsteen gold voor een optimistisch maat­ schappijbeeld dat gericht was op idealen en vernieuwing. Woningbouw als zichtbaar embleem van een maakbare samenleving. De meest verstrekkende utopische visie uit die tijd is ongetwijfeld het project New Babylon van Constant Nieuwenhuys. Twee decennia werkte hij aan de plannen voor een ‘global city’ van de toekomst, waarin land collectief bezit is, arbeid volledig geauto­ matiseerd en de noodzaak om te werken is vervangen door een nomadische levensstijl. Een zorgvuldig ontworpen omgeving waar­ binnen de mens zich op creativiteit en het spelen kan richten. Nu, vijftig jaar later, is het achterliggende concept van de mens als homo ludens deels waargemaakt: de w ­ elvaart, de hoeveelheid vrije tijd en de ­keuzevrijheid op de arbeidsmarkt zijn spectaculair gestegen. Ook het idee van de ‘global city’ begint zich duidelijk af te tekenen. Zonder buitenlandse migratie zou Nederland nu een krimpende bevolking hebben. Die miljoen woningen ­bouwen we vooral voor nieuwkomers in de Nederlandse samenleving. In de dynamiek van deze globalisering dienen zich met de toeloop van internationale kenniswerkers nu heel andere bewoners aan op woning­ markt dan een halve eeuw geleden.

Goed beschouwd is onze huidige maatschap­ pij in de afgelopen halve eeuw niet alleen op dit punt, maar op heel veel fundamentele ­terreinen een totaal andere geworden. Er is sprake van een grote culturele diversiteit, we groeien toe naar veertig procent eenpersoons­ huishoudens en de vroeger zo bevoogdende overheid doet op steeds meer terreinen een stap naar achteren. In het licht van alle ­veranderingen betreft de meest wezenlijke vraag met betrekking tot huidige woning­ bouwopgave, net als in 1968, niet zozeer de aantallen en de snelheid waarmee gebouwd kan worden, maar is het opnieuw een vraag naar een vernieuwing van de woningen, de woonvormen en de woonomgeving. Onze tijd vraagt om experimenten. Vanuit het College van Rijksadviseurs zetten we daar ook vol op in. Onder meer met de toekomstverkenning Panorama Nederland en met de bijbehorende ontwerpprijsvraag Panorama Lokaal proberen we gemeenten, corporaties, (markt)partijen en de samen­ leving te stimuleren om op nieuwe manieren samen te werken en condities te scheppen voor ruimtelijke experimenten met een maat­ schappelijke impact. Wij moeten nu inzetten op dezelfde experi­ menteerlust als die wij een halve eeuw ­geleden zagen. Dit boek, met een prachtig overzicht van de experimentele woningbouw van 1968 tot 1980, komt dan ook op het juiste moment. Het kan inspiratie bieden aan de huidige ontwerpers. En wat zijn de ‘lessons learned’ op basis van de toenmalige projecten? Als zaken anders moeten, is de verbeeldingskracht aan zet. Floris Alkemade, Rijksbouwmeester


Inhoud

4

Experimenten in gestapeld bouwen

5

Experimenten voor specifieke doelgroepen

6

Experimenten met inspraak en aanpasbaarheid

10 Voorwoord

104

14 Inleiding

106 107 108 112 113 114 118 119 120 124 125

18 Woningbouw op de schop 24 Het programma E ­ xperimentele Woningbouw in uitvoering

1

30

Experimenten in de uitbreidingswijken

32 Diagonaal-plan | Rozenburg 1-01 33 Emmerhout | Emmen 1-02 34 Centrumplan | Almere-Haven 1-03 35 Sterrenbuurt | Berkel en Rodenrijs 1-04 40 Het Pleintjesplan | Zoetermeer 1-05 41 Walburg II | Zwijndrecht 1-06 42 Woondekken | Zoetermeer 1-07 46 ’t Koggeschip | Den Helder 1-08 47 Tweevoren | Nuenen 1-09 48 Wandelstraat | Woerden 1-10

2

54

Experimenten in de bestaande stad

56 Boschstraatkwartier | Maastricht 2-11 57 Inbreiwoningen | Utrecht-Overvecht 2-12 58 1e Jan Steenstraat | Amsterdam 2-13 59 Onder de Bogen | Zwolle 2-14 66 Huigh de Groothof | Delft 2-15 67 Nieuwe Herengracht | Amsterdam 2-16 68 Palmdwarsstraat | Amsterdam 2-17 69 Onder één dak | Rijswijk 2-18 70 Bickerseiland | Amsterdam 2-19 74 Heinekenterrein | Rotterdam 2-20 75 Molenstraat | Assen 2-21

3

76

Experimenten in de woning

78 Rozenburg-West | Rozenburg 3-22 79 De Struyten | Hellevoetsluis 3-23 80 De Wouden | Assen 3-24 84 Loge-woningen | Uithoorn 3-25 85 Woningenwoud | Helmond 3-26 88 Geestenberg | Eindhoven 3-27 94 Borkeres | Westerbork 3-28 95 Matendreef | Apeldoorn 3-29 96 De Vier Vierkanten | Alkmaar 3-30 102 Legowoningen | Dordrecht 3-31 103 Tuikwerd I | Delfzijl 3-32

Keizershof | Arnhem 4-33 De Meander | Middelburg 4-34 Experimentele Flats | Utrecht 4-35 Coevering | Geldrop 4-36 Couperusduin | Den Haag 4-37 De Bergen | Capelle aan den IJssel 4-38 Terrasflat | Zoetermeer 4-39 De Gaarde | Nieuwegein 4-40 ’t Simmelink | Eibergen 4-41 Sterflats De Grote Waal | Hoorn 4-42 Dillenburg | Doorwerth 4-43

126

128 129 130 136 137 142 143 144 148 149

Nij Ylostins | IJlst 5-44 Mosterdhof | Westervoort 5-45 Zonnetrap | Rotterdam 5-46 De Banier | Rotterdam 5-47 Kasbah | Hengelo 5-48 De Driehoek | Katwijk aan Zee 5-49 Louweshoek | Amsterdam 5-50 Wandelmeent | Hilversum 5-51 Koningshof | Pijnacker 5-52 Vijfhoek | Marken 5-53

150

152 153 154 155 156 157 162 163 164 165 166

Patiowoningen | Eibergen 6-54 Vossenkamp | Winschoten 6-55 Hippe Hoogbouw | Nijmegen 6-56 Bloemendaal-Oost | Gouda 6-57 Molenvliet | Papendrecht 6-58 De Nieuwe Weerdjes | Arnhem 6-59 Lunetten | Utrecht 6-60 Kuipershof | Apeldoorn 6-61 Sterrenburg III | Dordrecht 6-62 Aanpasbaar wonen | Nunspeet 6-63 Haesselderveld | Geleen 6-64

173 174 175 176

Noten Literatuur Over de auteurs Colofon


3-32

6-55

5-44

2-21 3-24

1-08 3-28 1-02

3-30

4-42

2-14 5-53 2-19 2-17 2-16 5-50 2-13

5-49

3-25

6-63 1-03

4-35 4-37 1-07 1-10 2-18 1-05 4-39 6-57 1-04 2-15 5-52 2-20 4-38 5-47 1-01 3-22 5-46 6-58 3-23 1-06 3-31 6-62

4-34

5-48

5-51

3-29 6-61 4-41

2-12

6-54

6-60 4-40

4-43

6-59 5-45 4-33

6-56

1-09 3-26 3-27 4-36

6-64

2-11


24

Het programma ­Experimentele Woningbouw in uitvoering

Het programma E ­ xperimentele Woningbouw in uitvoering


1 Minister Schut overhandigt het eerste predicaat aan de burgemeester van Utrecht, 1969

2 Apeldoorn, woningbouw Matendreef, ca. 1972

3 Dordrecht, Legowoningen, ca. 1980

Het programma E ­ xperimentele Woningbouw in uitvoering

‘Men wéét niet wat men mist. Daarom geven we die prikkel, om te laten voelen dat het ook anders zou kunnen. De mensen worden zich intussen wel bewust van hun woonmilieu. Het is de omgeving die hen teleurstelt. Die biedt te weinig variatie, daar is niet genoeg zorg aan besteed.’1 Zo verwoordde minister Schut de onvrede over de mono­ tonie van de woningbouw en de eenvormigheid van de wederopbouw­ wijken als reden voor het instellen van een regeling voor experimenten in de woningbouw [afb. 1]. Het programma had tot doel vernieuwingen te bevorderen die bijdroegen aan een betere woonkwaliteit en door ­middel van diversiteit in het woningaanbod gestalte te geven aan de eigenheid en behoeften van bewoners. Met het programma wilde minister Schut woonexperimenten laten realiseren waarin nieuwe mogelijkheden verkend en beproefd konden worden, zodat ze navol­ ging zouden kunnen krijgen in de hoofdstroom van de woningbouw. ‘(…) waarbij die afwijking de belofte inhoudt, dat daarmee voldaan zal worden aan bepaalde woonbehoeften of andere desiderata, welke in het normale kader onvoldoende tot hun recht komen’.2 Aan dergelijke vernieuwende plannen kon het predicaat Experimenteel Woningbouw­ project worden toegekend met een bijbehorende aanvullende subsidie. Het programma legde het initiatief voor de experimenten doelbewust bij gemeenten, corporaties en bij marktpartijen, met een financiële stimulans vanuit de rijksoverheid. De regeling was bedoeld voor de gesubsidieerde woningbouw binnen de bestaande Woningwet. In deze periode bestond circa 90 procent van de gebouwde woningen uit huurwoningen. Zowel o ­ ntwerpen voor woningwetwoningen als commerciële huurwoningen kwamen in aan­ merking voor de regeling. Koopwoningen waren daarmee uitgesloten van deelname, al veranderde dat later. Vernieuwingen binnen een plan konden betrekking hebben op de woning, de woonvorm of de woonomgeving [afb. 2].3 Het ging daar­ mee niet alleen over de architectuur, maar ook over de bouwtechniek [afb. 3], het woonprogramma en stedenbouw. Om creativiteit en ­innovatie te stimuleren, kregen ontwerpers en opdrachtgevers via het predicaat de vrijheid om af te wijken van de als beklemmend ervaren Voorschriften en Wenken, een gedetailleerd stelsel van voorschriften waaraan gesubsidieerde nieuwbouw moest voldoen. De afwijking moest wel een onderdeel zijn van het experiment en verder moest aan ‘­normale, redelijke eisen van bewoonbaarheid en van technische ­uitvoerbaarheid [worden] voldaan’. Een plan moest goed gedocumen­ teerd worden ingediend: naast het ontwerp waren een toelichting en begroting van de stichtingskosten vereist, met een uitleg over de ‘extra’ kosten ten gevolge van het experiment. Gemeenten en woningcorpo­ raties konden concrete plannen van minimaal tien tot maximaal drie­ honderd woningen indienen, maar er werd ook ruimte geboden voor plannen van architecten zonder concrete locatie of opdrachtgever. Ter beoordeling van de ingediende plannen werd een Adviescommissie ingesteld om de minister te adviseren over het al dan niet toekennen van het predicaat. Deze commissie bestond uit leden van verschillende bouwdisciplines: binnenhuisarchitecten, architecten, stedenbouw­ kundigen, bouwtechnici, medewerkers van woningbouwverenigingen, aannemers, beleggers, sociologen en consumenten. Aan de toekenning van het predicaat was een financiële regeling verbonden. Dit hield in dat de rijksoverheid haar bijdrage verhoogde met fl. 3000,– (circa € 1350,–) per woning gemiddeld om tegemoet te komen aan de extra kosten. Dit bedrag vertegenwoordigde destijds iets minder dan 10% procent van de gemiddelde bouwkosten. De huurbijdrage werd ook


verhoogd om hoge huren voor de bewoners te voorkomen met fl. 200,– per jaar per woning. Deze bijdragen zijn in 1971 en 1977 verhoogd vanwege de hoge inflatie in deze periode. Naast de subsidie kreeg een experiment ook publiciteit en werd het resultaat gemonitord en geëvalueerd. Beoogd werd dat succesvolle projecten opvolging zouden krijgen zonder deze aanvullende subsidie. Een plan kreeg alleen bij de eerste uitvoering het predicaat. Dat verklaart waarom de Kubus­woningen in Rotterdam niet het predicaat ontvingen, als ­herhaling van het experiment in Helmond.

Ontwikkeling tijdens de looptijd van het ­programma

26

Via een circulaire van slechts vier A4’tjes informeerde minister Schut de gemeentebesturen in mei 1968 over de instelling van het programma Experimentele Woningbouw.4 De uitvoering van de regeling is zonder haalbaarheidsstudies van start gegaan, onder het motto ‘al doende leert men’. Hierdoor ontwikkelde het programma zich in (achteraf bezien) vier fases. De jaren 1968–1971 vormen de opstartfase; ­tussen 1972–1976 komt het experimentenbeleid echt op stoom; in de periode 1977–1979 wordt het programma thematisch gestuurd; vanaf 1 ­ 980–1982 vindt de opheffing en afhandeling plaats.

1968–1971: de opstartfase

4 Piet Blom geeft uitleg aan de toekomstige ­bewoners van de Kasbah, 1970

5 Utrecht-Overvecht, Experimentele Flats, 1975

6 Amsterdam, Nieuwe Herengracht, vroege ­stadsvernieuwing

Het programma E ­ xperimentele Woningbouw in uitvoering

Op 13 augustus 1969 werden de eerste negen ontwerpen met het ­predicaat bekendgemaakt door minister Schut. In 1970 werd daarvan het eerste plan gerealiseerd in Eibergen. In datzelfde jaar volgden er nog drie en in 1971 één. De bekendheid van de regeling moest zijn weg nog vinden binnen de vakgemeenschap. Toch werd het predicaat positief ontvangen en trokken de eerste opleveringen de aandacht van de landelijke pers en van de televisie. Hoewel het aantal gereali­ seerde plannen de eerste jaren nog niet heel groot was, werden er wel veel plannen voorbereid die later heel invloedrijk zouden worden: de Kasbah in Hengelo van Piet Blom (1969) [afb. 4] en in 1970 het plan voor de Sterrenbuurt in Berkel en Rodenrijs. In de eerste jaren lag het accent van de experimenten op ‘het door­ breken van eenvormigheid’, met een enkel plan voor een andere doel­ groep of een ander woonprogramma. De eerste experimenten betroffen vooral vernieuwing van de middelhoogbouw, bijvoorbeeld context­ gevoelige flatgebouwen, alternatieven voor de galerij­ontsluiting, het mixen van programma’s en nieuwe appartementtypen [afb. 5]. De plannen met eengezinswoningen gingen over nieuwe vormen van schakelen, bijvoorbeeld rond een woonerf of aan een autovrije straat. We zien een project waarin bewoners zelf hun woning in konden delen, en eerste experimenten met groepswonen en ouderenhuisvesting. In 1969 breidde de commissie haar werkveld uit met plannen voor stads­vernieuwing, met de toekenning van het predicaat aan het Huigh de Groothof in Delft. Ze stelde dat de stadsvernieuwing in het algemeen als een groot experiment was te beschouwen en zo zouden er meer stadsvernieuwingsplannen volgen [afb. 6]. De bottom-up aanpak vormde een nieuwe manier van werken voor het ministerie van VRO. Bij een dergelijk nieuw programma is het welhaast onvermijdelijk dat er in het begin sprake is van kinderziektes. Opvallend zijn de inconsequenties in de redengevende motivatie voor toekenning en in de begeleiding van de verschillende ingediende ­plannen. Binnen de Adviescommissie wordt vanaf het begin gedis­ cussieerd over de beoordelingscriteria en hoe deze moesten worden ­toegepast. Ook het toezicht op de uitwerking van een plan en de bouw was aanvankelijk nog geen geoliede machine. In deze periode werden


nog geen experimenten geëvalueerd. Aan het eind van de bewinds­ termijn van minister Schut in 1971 ontstond er behoefte aan een terugblik. Er verscheen een overzichtspublicatie van alle plannen van de eerste drie jaar en een tentoonstelling, die van 1972 tot 1974 door het land reisde. De minister toonde zich in een interview enigszins teleurgesteld over de kwaliteit, maar hij meende wel een stijgende lijn te zien.

1971–1976: het experimentenbeleid op stoom

7 Den Haag, Couperusduin, ontwerp binnentuinen

8 Hilversumse Meent, Wandelmeent, 1978

Minister Schut had het goed gezien: het programma kwam in de navol­ gende periode pas goed op gang. Ontwerpers wisten de commissie steeds beter te vinden en de kwaliteit van de experimenten werd beter en meer divers. Na het publiciteitsoffensief in 1971 nam het aantal inzendingen toe en ook het aantal projecten dat een predicaat kreeg. Het accent van de experimentele plannen verschoof van ‘het door­ breken van eenvormigheid’ naar ‘het bevorderen van een betere woon­ kwaliteit’. De onderwerpen van de experimenten verbreedden zich naar bijna alle actuele thema’s in de woningbouw. De Adviescommissie raakte inhoudelijk betrokken bij heel diverse projecten, zoals de Kubuswoningen, het contextgevoelige flatgebouw Couperusduin [afb. 7] en de Boerderijflats, beide van Sjoerd Schamhart. Vanaf 1973 onder­ steunde de commissie een serie projecten met als thema inspraak van bewoners. Een project dat op dat gebied met recht experimenteel is te noemen, is het initiatief voor de woongemeenschap van Centraal Wonen in de Hilversumse Meent [afb. 8]. Maar ook de experimenten met systeembouw, zoals de Legowoningen [afb. 9] in Dordrecht. De uitvoering van de regeling vanuit het ministerie maakte een professionaliseringsslag, hoewel de publiciteit gebrekkig bleef. Er werd meer methodisch vastgelegd op welke gronden een project experimen­ teel was verklaard.5 In 1972 werd een begin gemaakt met de evaluatie­ onderzoeken.6 Helaas bleek uit de allereerste evaluatie dat juist de experimentele elementen uit dit project waren bezuinigd.

1977–1979: thematische opzet van het ­experimentenbeleid

9 Dordrecht, bouw van Legowoningen in ­Sterrenburg III, 1978

10 Alkmaar, De Vier Vierkanten

Het programma E ­ xperimentele Woningbouw in uitvoering

In de loop van de jaren zeventig werd het volkshuisvestingsbeleid ­politiek steeds belangrijker. Het programma zou onvoldoende invloed hebben op het oplossen van de sociale problematiek binnen de woning­ bouw. De politiek wilde meer kunnen sturen in de experimenten en voerde daarom in 1977 een inhoudelijk hervorming van het programma door. Voortaan kwamen alleen plannen in aanmerking voor het predi­ caat die betrekking hadden op thema’s met een concrete bijdrage aan actuele ontwikkelingen. Dit waren: – urbanisatie i.p.v. suburbanisatie (verdichting) – nieuwbouw in oudere woonmilieus (­ stadsvernieuwing) – specifieke vormen van huisvesting (andere d ­ oelgroepen dan het gezin) Terwijl de thema’s door sommigen als een inperking van de creativiteit werden gezien, kon de Adviescommissie er goed mee uit de voeten. Er bleven werkelijk experimentele en innovatieve projecten van de grond komen. De onderwerpen breidden zich uit en zijn ook vandaag de dag nog verrassend actueel. Binnen het thema stadsvernieuwing ontwikkelden projecten zich verder en hadden niet alleen betrekking op historische binnensteden, maar in algemene zin op ontwerpen in de bestaande stad. Nadenken over duurzaamheid doet in deze fase zijn intrede met projecten over hergebruik of duurzame materialen zoals houtskeletbouw [afb. 10]. Er wordt geëxperimenteerd met verdichting middels inbreiding en aanpasbare en levensloopbestendige woningen.


30

Experimenten in u ­ itbreidingswijken

Experimenten in ­uitbreidingswijken


een radicaal andere benadering van de verkavelings­ vorm en van de vormgeving van de woningen. In Nuenen laat het plan Tweevoren zien hoe het landschap kan worden geïntegreerd in de vormgeving van de woonomgeving. De aanwezige hoogtever­ schillen zijn hier drager van het concept. Een soort­ gelijk plan, met de kenmerkende koepelwoningen, is ook gebouwd in Zwolle en Zoetermeer. De Wandel­ straat in Woerden kent een ‘romantische’ en geborgen kleinschalige opzet. De overgangen van de openbare wandelstraat naar de entree van de woningen zijn geleidelijk vormgegeven door middel van patio’s en trappen. De architectuur ervan verwijst naar het Kasteel van Woerden, en is een vorm van neotraditio­ nalisme avant la lettre, lang voordat dit in de vinex­ wijken zou verschijnen. De veelvormigheid van de experimentele ­uit­breidingswijken, die veel navolging kreeg, veroor­ zaakte een daadwerkelijke breuk met de monotone woonwijken uit de wederopbouwperiode. In de heden­daagse stedenbouwkundige opzet van nieuw­ bouwwijken zien we echter opnieuw een hoge mate van rationaliteit. De woonomgeving is nu veelal weer straat- en auto-georiënteerd. De verhouding tussen uitgeefbare grond en openbare ruimte vormt in veel nieuwe woonbuurten een zichtbaar dilemma. Op het gebied van kwaliteit en eigenheid van de woon­ omgeving kan veel worden geleerd van ontwerp­ experimenten uit de jaren zeventig.

Experimenten in u ­ itbreidingswijken

De stedenbouw uit jaren zeventig wordt gekarak­ teriseerd door woonerven, bloemkoolstructuren en woondekken. Het zijn wijk- en buurtvormen die vooral werden toegepast in uitbreidingswijken van Nederlandse steden en dorpen. Zeker gemeenten die waren aangewezen als groeikern of groeistad kennen veel van dit soort nieuwbouwwijken. De locaties ervan bevonden zich vaak aan de rand van de bestaande stad, waar de stad overgaat in het landschap. Hier lag ruimte om de aanhoudende woningnood te lenigen met woningbouw in of aan het groen. Deze nieuwe stedenbouw vormde een reactie op die van de voorafgaande jaren vijftig en zestig met vooral een rationele verkaveling met stempel­ structuren en strokenbouw. De woonomgeving bood ‘licht, lucht en ruimte’, die zich in de woningtypologie uitte in de vorm van de doorzonwoning. Met dit type woning, afgewisseld met appartementengebouwen, werden woonbuurten gecreëerd waar de auto ruim baan kreeg. Het leidde tot onveilige verkeers­ situaties, met name voor kinderen. De schakeling van rij­woningen en vrijstaande flatgebouwen in het groen zorgde voor monotone wijken, waarin de bewoner zich moeilijk kon oriënteren. Een belangrijke aanleiding voor het programma Experimentele Woningbouw was dan ook de wens van een meer gedifferentieerde buurtopzet, met multifunctionele openbare ruimte en meer aandacht voor gemeenschapsvorming. In Emmen werd in de wederopbouwwijken Angelslo en Emmerhout al begin jaren zestig geëxperimenteerd met woonerven, zij het in een meer rationele vorm met een lineaire opzet van de buurten. Hier was de ‘straat als erf’ al het domein van de voetganger en fietser geworden; auto’s waren er te gast. Het openbaar groen werd ingericht voor kinderen en ter bevordering van onder­ ling contact tussen buren. Collectiviteit werd gezien als waarde in de woonomgeving. Het programma Experimentele Woningbouw had gedeeltelijk dezelfde principes als uitgangs­ punt. Zo is Walburg II in Zwijndrecht een voorbeeld van het verder versmallen van de autoluwe straat­ profielen, waarmee meer openbare ruimte wordt gecreëerd. Het Pleintjesplan in de wijk Meerzicht in Zoetermeer staat wat verder af van het model van de straat als erf en clustert woningen rondom pleinen. Carports en bergingen aan de voorzijde van de wonin­ gen dienen als overgangszone tussen de openbare ruimte en privé. Het plan van Ton Alberts in dezelfde wijk in Zoetermeer is qua concept van een heel andere orde. In deze wijk is geëxperimenteerd met het woon­ dek: woningbouw op een opgetild maaiveld met de parkeerruimte eronder. Het ontwerp leverde laagbouw in een hoge dichtheid op. De projecten in Zoetermeer kregen als model veel navolging. Ook de Sterrenbuurt in Berkel en Rodenrijs geldt als een zeer invloedrijk voorbeeldplan, met veel aandacht in de vakbladen. Het toont


Wandelstraat | Woerden 1-10 48 ontwerp: E. van Ginkel opdrachtgever: gemeente Woerden; Woningbouwvereniging Patrimonium realisatie: 1978–1979, 1983–1984 programma: 129 premiekoopwoningen adres: De Eem, Het Spaarne, De Zaan, Molenvliet

Wandelstraat | Woerden 1-10

Molenvliet is een grote uitbreidingswijk van Woerden uit de jaren zeventig. Nadat architect Es van Ginkel eerder in de wijk een complex van 25 bijzondere woningen had ontworpen, kreeg hij de opdracht voor een project van 129 woningen. Het plan moest voor meer herkenbaarheid en structuur zorgen. Door het gebied voert een beschutte loop- en fietsroute naar het wijkwinkel­ centrum en een scholencomplex. Het experiment schuilt met name in de stedenbouwkundige opzet en in de herkenbare vormgeving: de ruimtelijke beslotenheid en afwisseling, de kleinschaligheid, de plastische vormgeving van de bouwmassa’s en het structuurbepalende karakter als ruggengraat voor de buurt. Verder was het experiment gelegen in de detaillering van de ‘margegebieden’: de vloeiende en vanzelfsprekende overgangen tussen privé en openbaar. Dit plan viel binnen het thema­programma ‘Urbanisatie i.p.v. suburbanisatie’. De commissie had enige moeite met de bijna middeleeuwse sfeer van het plan en de romantisch aandoende architectuur. Toch vond ze in meerderheid dat er geen sprake was van ‘schijn­architectuur’: de vormgeving weerspiegelde wel degelijk het wonen. Ze verwachtte dat de vormgeving bij de bewoners zou appelleren aan ­gevoelens van geborgenheid. Drie gebogen woonstraten komen samen op een centraal plein. Aan de noordkant hiervan was een ‘woningcluster’ gepland: drie bouwblokken in twee tot vijf bouwlagen rondom een binnenplaats. Deze bebouwing vormde een verwijzing naar het Kasteel van Woerden en bestaat uit maisonnettes, ­atelierwoningen en een café op een halfverdiepte parkeergarage. De aan de woonstraten gelegen bouwblokken van verschillende lengte bestaan uit eengezins­­huizen en boven- en benedenwoningen. Ze hebben veelal een L-vormige grondvorm, waardoor een patio ontstaat. De tuinen zijn op de zon georiënteerd, waardoor de gevelwanden aan weerszijden van de straat verschillen: aan de zuidzijde een doorlopende wand, terwijl aan de overkant de tuinen op de openbare ruimte zijn georiënteerd. Verder komen in het


Wandelstraat | Woerden 1-10

­predicaat Experimentele Woningbouw. Dit plan is echter sterk versoberd uit­ gevoerd met hateenheden zonder de patiotypologie. In 1995 heeft Van Ginkel voor Rabo Vastgoed een buurt met autovrije wandelstraat ontworpen in de wijk De As in Zwijndrecht, waarvoor het project in Woerden de directe inspiratie vormde. Ook vandaag de dag is de Wandelstraat een aantrekkelijke buurt. De gemeente is begonnen met de uitvoering van de herbestrating, omdat de wijk kampt met verzakkingen en wateroverlast. De architectuur in een gemêleerde baksteen kan de kleurwijzigingen die bewoners hebben aangebracht goed aan. Op meerdere plekken zijn er dakramen in de kappen aangebracht, omdat de woningen als donker werden ervaren. In veel woningen zijn er vlierinkjes in de torenkamers aangebracht. De baksteen bleek enigszins poreus en op verschillende plekken zijn delen opnieuw opgemetseld. De woningen zijn zeer populair. Er worden regelmatig briefjes bij bewoners in de bus gedaan met de vraag of men geïnteresseerd is om te verkopen. Zowel de opzet van het stedenbouwkundig plan als de architectuur van de woningen verschilt in hun vormgeving, detaillering en materiaalgebruik duidelijk van andere jarenzeventigplannen. Ook de wijze van scheiding van het auto- en langzaam verkeer is atypisch voor de toenmalige woonerf- en bloemkoolwijken. Om deze redenen én vanwege de grote verscheidenheid aan woningen, kan het project als inspirerend voorbeeld en alternatief gelden voor hedendaagse nieuwbouw. De Wandelstraat kan beschouwd worden als eerste woonwijkje in retrostijl van Nederland, gerealiseerd vijftien jaar voor Bhalotra en Soeters. De verwijzing naar de bakstenen kastelenarchitectuur, met de beslotenheid, torenkamers met houten opbouwen en een overkluisde brug kan ook nu inspiratie bieden voor gewenste kenmerkende eigenheid en vormgeving.

Experimenten in u ­ itbreidingswijken

plan nog enkele over het water gelegen ‘brugwoningen’ voor en enkele ­praktijkwoningen. Er is veel aandacht besteed aan de overgangen van openbaar naar privé met stoepen, stenen buitentrappen, bordessen en terrassen op verschil­ lende niveaus. Er wordt buiten het complex geparkeerd, waarbij een aantal woningen over een eigen halfverdiepte garage beschikt. De woningen zijn afgedekt met zadeldaken (in langsrichting) en lessenaarsdaken (in dwars­ richting), die ten opzichte van elkaar verspringen. De baksteenarchitectuur is gesloten van karakter, met naar verhouding kleine vensteropeningen. De basisopzet voor de woningen wordt gevormd door een stramien van 9,5 × 9,5 m met een grote diversiteit aan woningtypen, waaronder diverse typen met splitlevelindeling en beneden-bovenwoningen tot vier lagen met in de kap nog ruimte voor een insteekvloer. Tijdens de bouw deden zich problemen voor, omdat de drie plandelen door drie verschillende aannemers zijn uitgevoerd. Het project had ook veel last van de economische crisis en de strenge winter van 1979. De technische kwaliteit van het project is daarom wisselend. Het geplande cluster van drie bouwblokken aan de noordzijde ging vanwege de tegenvallende verkoop niet door. In 1984 is alsnog een versimpelde variant van twee aan elkaar gekop­ pelde volumes met huurwoningen gebouwd. Enkele praktijkwoningen konden niet worden verkocht en zijn vervolgens heringedeeld als beneden-boven­ woningen. Het eerste decennium was er een actieve bewonersvereniging, ­ontstaan tijdens de bouwperiode om de problemen met de gemeente en de aannemers het hoofd te kunnen bieden. Daarnaast organiseerde ze ook regelmatig buurtactiviteiten. In 1979 heeft Van Ginkel een vergelijkbaar plan, maar dan voor sociale huurwoningen gemaakt voor de wijk Grote Waal in Hoorn. De woningen waren iets eenvoudiger van opzet, zonder split level, maar met eenzelfde karakte­ ristieke architectuur. Dit plan kreeg als een van de laatste projecten ook het


Wandelstraat | Woerden 1-10


Wandelstraat | Woerden 1-10

Experimenten in u ­ itbreidingswijken


76

Experimenten in de woning

Experimenten in de woning


gebouwd, de loge-woning. Een meer radicaal ­vernieuwend project is De Wouden in Assen. Het plan hiervoor had als doel verschillende gebruiksbehoeften te bedienen van ‘het kind, de tiener, de vrijgezel, het jonge gezin, het grote gezin, echtpaar met de kinderen uit huis, het bejaarde echtpaar en de alleen­ staande. Ook speciale wensen hebben de student, het kinderloze echtpaar, de commune.’ Op basis van een ingenieuze splitlevel-indeling wilde de ontwerper ervan verschillende groepen met eigen woonwensen in één bouwvolume onderbrengen. Met de tijdens de bouw aangebrachte doorgangen in de tussenmuren waren in de loop der tijd verschuivingen in de woning­ indeling mogelijk. Ook een levendige plattegrond leverde het experiment De Vier Vierkanten in Alkmaar op. Dit was bovendien een proef op basis van een heel ander bouwmateriaal: woningen met een houten skelet en een houten buitenaftimmering. Het hout gaf de woningen een bijzondere architectonische uitstraling. Het Woningenwoud in Helmond van Piet Blom stelde op poëtische wijze de traditionele manier van wonen ter discussie. Het was in bepaald opzicht een vervolg op de Kasbah, namelijk de woningen als een stedelijk dak boven een collectieve openbare ruimte. Het verschil betrof de ontwikkelde ‘woonboom’, die op verschillende woonniveaus een eigen karakter bood: het straathuis, het hemelhuis en de loofhut. Deze experimenten laten waardevolle alter­ natieven zien voor de hedendaagse woningbouwpraktijk, die veelal weer wordt gedomineerd door het specifieke woningtype met de L-vormige plattegrond. Onze samenleving is pluriformer en gedifferentieerder dan ooit. Mede met de noodzakelijke overgang naar een circulaire bouweconomie tonen deze experimenten met op termijn aanpasbare plattegronden aan dat deze toekomstige bouwsystemen ook nu nog ­uiteenlopende woonwensen kunnen faciliteren.

Experimenten in de woning

Met de woningexperimenten werd een alternatief geboden voor de monotonie van de doorzonwoning, het one size fits all-model voor het standaardgezin. In de wederopbouwperiode vormden doorzonwo­ ningen en portiekflats de bouwstenen van de wijken. De nieuwbouwwoningen boden de bewoners licht en lucht als vervanging van de donkere en bedompte voor- en achterwoningen in de negentiende-eeuwse arbeidersbuurten. De standaarddoorzonwoning bestaat uit twee beuken in verband met de beperkte overspanningsmogelijkheden. In de brede beuk bevindt zich de woonkamer met eethoek, in de smalle beuk de entree met trapopgang en wc en de gesloten keuken. De verdieping heeft drie slaapkamers en een badkamer. Met de naoorlogse nieuwe bouwsystemen konden grote aantallen woningen worden gebouwd. Door gebruik te maken van de door het ministerie van Volkshuisvesting goedgekeurde bouwsystemen en de ontwerpen van zogenaamde keuzeplanwoningen was een gemeente zeker van de bijbehorende bouwsubsidie. In de toelichting op de regeling Experimentele Woningbouw gaf minister Schut aan wat hij verwacht­te van de innovaties in de ontwerpen: de experimenten moesten gericht zijn op vernieuwing van de woning­ indeling, de woontechnische uitrusting, de architec­to­ nische verschijningsvorm en de constructiemethoden. Een groot aantal experimenten bouwde voort op de ontwikkelingen van de voorgaande periode. Er werd gezocht naar nieuwe geïndustrialiseerde bouw­ systemen, waarmee uiteenlopende woonbehoeftes en woonvoorkeuren konden worden gefaciliteerd. Een van de eerste experimenten die een predicaat kregen, was een flexibel bouwsysteem van Inbo architecten uit Eindhoven. Met verschillende woning­ groottes en opbouwen konden gevarieerde bouwblokken in één bouwstroom worden gerealiseerd. Binnen de bouwsystemen werd geëxperimenteerd met nieuwe basisvormen, zoals een bajonetvormige plattegrond of een plattegrond op basis van twee in elkaar gehaakte L-vormige scheidingsmuren. Eén experimenteel bouwsysteem ontwikkelde een woningtype dat de standaard zou worden. Dit is de 5,40 m brede woning met L-vormige plattegrond, zoals in de wijk Tuikwerd in Delfzijl werd gerealiseerd. Ook andere wooninnovaties als de open keuken, die aan de voorzijde of achterzijde van de woning kon worden geplaatst, en de open trap waren het resultaat van de experimenten. Door het plaatsen van de berging aan de voorzijde werd een overgangszone tussen privé en publieke ruimte gecreëerd. Naast onderzoek met nieuwe systemen waren er ook twee experimenten met een bestaand bouw­ systeem waarmee aan de hand van een oude woning­ indeling nieuwe plattegronden werden gerealiseerd. Op basis van een tunnelkistbouwmethode werd de rug-aan-rugwoning geherintroduceerd. Op deze wijze is in Uithoorn een extra brede, ondiepe woning


Loge-woningen | Uithoorn 3-25 84 ontwerp: Bureau Vink, Van der Kuilen, Klein (projectarchitecten W. van der Kuilen, R.H.M. Schuurman) opdrachtgever: gemeente Uithoorn realisatie: 1975 programma: 62 woningwetwoningen adres: Muur

Loge-woningen | Uithoorn 3-25

Stedenbouwkundige Wieger Bruin ontwierp na de oorlog voor het dorp Uithoorn de uitbreidingswijk Legmeer. Het buurtje met de ‘loge-woningen’ is daar onder­ deel van. De verschillende woningen zijn in een gietbouwsysteem uitgevoerd. Gebruikmakend van de tunnelbekisting van dit systeem hebben de ontwerpers een bijzonder en experimenteel woningtype ontwikkeld. Ze zijn daarbij uitge­ gaan van een 5,10 m brede beukmaat en een 12 m diepe tunnelkist. Door om en om sparingen in de tussenwanden te laten en in het midden van de tunnel een haakse woningscheidende wand te plaatsen, zijn tweebeukige brede, ondiepe eengezinswoningen ontstaan. Ze zijn rug-aan-rug geschakeld en oost-west gericht, waarbij alle vertrekken op de brede tuin zijn georiënteerd. De Adviescommissie waardeerde deze nieuwe woonvorm met een ‘introvert’ karakter. Door het plaatsen van hoge erfafscheidingen is dat karakter versterkt. Wel stelde de commissie een vide aan de achterzijde verplicht om op die wijze meer licht in de woning te krijgen. Op de begane grond bevinden zich in de ene beuk de keuken en ­eet­kamer en in de andere beuk de woonkamer. Op de verdieping zijn vier slaap­ kamers en een badkamer gerealiseerd. Functies als berging en badkamers zijn tegen de woningscheidende achtermuur geplaatst. De berging in de keuken is tegen de zijwand geplaatst, zodat deze ook van buiten toegankelijk is.


Woningenwoud | Helmond 3-26 85 ontwerp: Piet Blom opdrachtgever: gemeente Helmond realisatie: 1972–1977

Voor een ‘ontmoetingscentrum’ in de binnenstad van Helmond stelde architect Piet Blom voor om cultuur (het ‘bijzondere’) en wonen (het ‘gewone’) te vervlechten. Hij ontwierp rond een cultureel centrum een ‘woud van boom­ woningen’, geïnspireerd op de bomen in de Peel. Hiermee bouwde hij verder op zijn ideeën over ‘wonen als stedelijk dak’, een gelaagde stad, net als de ­Kasbah in Hengelo. Alles aan het plan vond de Adviescommissie uitermate experimenteel, zozeer zelfs dat er eerst drie proefwoningen zijn gebouwd om de haal­baarheid aan te tonen. De woningen bestaan uit gekantelde kubussen die onderling zijn geschakeld en ieder met een punt rusten op een betonnen kern, waarin de trap is opgenomen. De eerste etage noemde Blom het ‘straathuis’, de tweede het ‘hemelhuis’ en de derde etage de ‘loofhut’. Blom: ‘Voor ieder moment van de dag en voor ieder humeur, is er een apart niveau om tot jezelf te komen.’ Door het plaatselijk weglaten van kubussen kon licht doordringen tot op straat­niveau. Het oorspronkelijke plan telde 188 kubuswoningen, uiteindelijk zijn er maar achttien gerealiseerd. Het in 2011 afgebrande Speelhuis bestond uit een grote, centrale kubus als theaterzaal (met een ‘circustent’-plafondschildering van kunstenaar Har Sanders), met kleinere kubussen voor de overige activiteiten. Dit geheel was opgenomen binnen een zeshoekig raster van woningen. Ondanks pogingen tot herbouw is dit niet gelukt. De kubuswoningen zijn gemeentelijk monument. In 1984 realiseerde Blom in Rotterdam zijn 37 verbeterde kubuswoningen, nu wereldberoemd.

programma: 3 proefwoningen en 18 premiekoopwoningen rondom cultureel centrum

Experimenten in de woning

adres: Wilhelminalaan en Speelhuisplein

Woningenwoud | Helmond 3-26


Woningenwoud | Helmond 3-26


Experimenten in de woning Woningenwoud | Helmond 3-26


Colofon Tekst Marcel Barzilay, Ruben Ferwerda, Anita Blom Tekstredactie Els Brinkman Ontwerp Beukers Scholma Fotografie Ruben Ferwerda, François Hendrickx Lithografie Marc Gijzen Druk NPN Drukkers Bindwerk Boekbinderij Hoogendijk, Gouda Papier Edixion 140 grs Uitgever Marcel Witvoet, nai010 uitgevers Deze publicatie kwam tot stand met steun van Ir. Abe Bonnema Stichting © 2019 nai010 uitgevers, Rotterdam. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de ­Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductie­ rechten Organisatie), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam. © 2019, c/o Pictoright Amsterdam Niet alle rechthebbenden van de gebruikte illustraties konden worden achterhaald. Belanghebbenden wordt verzocht contact op te nemen met nai010 ­uitgevers, Korte Hoogstraat 31, 3011 GK Rotterdam. info@nai010.com nai010 uitgevers is een internationaal georiënteerde uitgever, gespecialiseerd in het ontwikkelen, produceren en distribueren van boeken op het gebied van architectuur, stedenbouw, kunst en design. www.nai010.com ISBN 978-94-6208-534-3 NUR 648, 694 BISAC ARC000000, ARC003000 Experimentele woningbouw in Nederland 1968–1980 is ook verkrijgbaar als e-boek (PDF) ISBN 978-94-6208-537-4

Beeldverantwoording

In deze uitgave zijn niet van alle projecten platte­ gronden of situatietekeningen opgenomen. Voor meer informatie verwijzen wij door naar de fact­ sheets van alle projecten die zijn opgenomen in de publicatie Predicaat Experimentele Woningbouw 1968–1980, Verkenning Post65 van dezelfde auteurs, in 2018 verschenen in opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Deze is aan te vragen als digitaal document via www.cultureelerfgoed.nl/ publicaties of rechtstreeks te downloaden via www.experimentelewoningbouw.nl/publicaties. Voor meer informatie over het programma predicaat Experimentele Woningbouw, de projecten en het onderzoek Experimentele Woningbouw Revisited, kunt u ook terecht op de website: www.experimentelewoningbouw.nl Inleiding 1 Wikimedia Commons, foto: Zairon, 2014 2 Het Utrechts Archief, foto: A.F.S.J. Hulskamp 3 Wikimedia Commons, foto: Erik Wannee 4 Nationaal Archief, foto: Hans van Dijk/Anefo 5 Foto: Ruben Ferwerda, 2017 6 Regionaal Archief Dordrecht, foto: T. Poortvliet 7 Foto: Ruben Ferwerda, 2019 8 Inbo architecten, foto: Rufus de Vries 9 Inbo architecten, foto: Rufus de Vries Woningbouw op de schop 1 Het Utrechts Archief, foto: H.N. Bol 2 Beeldbank RCE 3 RCE 4 Het Geheugen van Nederland, ontwerper: Bert Griepink 5 Het Utrechts Archief, foto: P. van der Linden 6 Bouw 21 (1966) nr. 18, p. 69 7 Baksteen, 1972, p. 3 8 Foto: Ruben Ferwerda, 2019 9 Bron: bewonersonderzoek ’t Koggeschip, Serie D20, p. 21 10 M. Zahle, D.C. Segaar-Höweler, A. Prins, Jan ­Verhoeven. Exponent van het structuralisme, 1926–1994, Rotterdam: Bonas, 2012, p. 34. 11 Historisch Centrum Overijssel, foto: M. ­Malherbe, 1976 12 Bouwfonds Indruk nr. 7, 1979 Het programma Experimentele Woningbouw in uitvoering 1 Het Utrechts Archief, foto: L.H. Hofland 2 Het Nieuwe Instituut, archief Environmental Design 3 Bouw 27 (1972), nr. 42 4 Gemeentearchief Hengelo 5 Het Utrechts Archief, foto J.P. van Alff 6 Bouw 32 (1977), nr. 13, p. 358, foto: W.A. Swart 7 Ontwerpen met predikaat 1971–1972, serie a1, p. 64 8 Bouw 33 (1978) nr. 18, p. 69 9 regionaalarchiefdordrecht, foto: J. Versteeg 10  Archief Bonnema Architecten 11 Ontwerpen met predikaat 1977–1979, serie a4, p. 6 12 Foto: Anita Blom, 2009 13 Wikipedia Commons, foto: Thomas Ledl, 14 Foto: Ruben Ferwerda, 2019 15 ANP, foto: Jacques Klok Projectdocumentatie De foto’s op de projectpagina’s zijn gemaakt tussen 2017 en 2019 door Ruben Ferwerda en François Hendrickx Photography. De tekeningen komen uit de publicaties van het ministerie van VRO: de uitgave Ex 68/70, Plan nr. 3, 1971 en Ontwerpen met predikaat, serie A1-A4, 1971–1979.

Overige fotografie p. 62 interieur Onder de bogen: www.funda.nl, 2017 p. 69 maquette 1op1: bewoners­onderzoek, serie d12, p. 21 / gevelaanzicht: Google Street View, augustus 2014 p. 70 Bickerseiland tijdens bouw, bron: bewonersonderzoek serie d13s, p. 16 p. 82 interieur De Wouden: Eigen Huis & Interieur nr. 11, 1976, p. 38-48 p. 86 interieurfoto Kubuswoning, bron: ANP / maquettefoto, bron: collectie NAi p. 100 interieur De Vier Vierkanten: Bouw 1980, nr 21, p. 75 p. 101 De Vier Vierkanten: archief ­ Bonnema ­Architecten p. 108 experimentele flats, Het Utrechts Archief p. 137 luchtfoto Kasbah: Wikipedia ­Commons, foto Jeff Pardoen / interieur ­Kasbah, bron: youtube p. 153 Vossenkamp, bron: Wim J. Heuvel, ­Experimentele woningbouw, Den Haag 1976



t n he e e . e t n ti g m a n ­ n t v ve w ks ge aa ze u ol i n u l t e n b o e v ti e ­ on s r ng d c n n w s re e ja oni in rea ijke ede n 0 0 a l d W n g in w s t e .0 l’ uit le wi g on , eg n , 10 ee d e u in o e ro g le a­ n n t l e i e n t n ie u w e w c t s d in te re n, aa e be m er ie n ite er on en ge nte st erim en eri r v ern oto rch ev n w e r i m ij n m e o n g s nd xp nt xp oo sv on . A htg va pe 0 z ri br a a s rla ‘e me a E 8 v ad m tig ac ed ex 98 xpe en nd oal de at eri m 96 st en es dr bi 64 n 1 we e e de , z gen als Ne c a p m 1 de e z p ge g . g i o f x a n i lle 8 e ou , di he nd in zo In d e r a n l e n e t in g a e n e v k u t a 96 gb nd de eke on ls, e ­pr nie pro va ng sch ftig n h p h ge o m on 1 in la or b sw re d e ti t ij e u t n o d n o n v t er vo ige bu pa l en He rg e s ro n e n a no e se o d w v a n i e s j m Ku nde se zo is e g are dig n oo at u re N zi ic e t e e l n om de e J s hu d e j un nte n w b l d i n d h e ne . S n e k n I op it d wk me e pu en ijzo er un ve lo e nb de u u ri rm ze ct . B ov ie k ga ge k o an n. bo pe vo n De oje rd id at op en oo e a de ­ex o o ­pr ee pre pir uw H ar ell er w lis rs ins bo h in ma ap o m co ­ve n ing ba d, C in W 0. 01 va on as on in at ai .n w K lm en ra w w w de ­He erg lst in B de De a n ­W


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.