NAI O I O
CEE S DAM OVER ARCH ITEC TUUR KIJ KEN EN DROMEN
Cees Dam Over architectuur Kijken en dromen nai010 uitgevers, Rotterdam 2017
Inhoud Woord vooraf 5 C’est l’oeuvre qui compte 19 De toekomst van de architectuur 23 De geniale architect? 51 Interieur tussen detail en stad 67 De schoonheid van de stad 76 Het traditionalisme overwonnen? 98 Over de schoonheid 104 Hoogbouw: geen macht, maar kracht 107 Bouwen aan de toekomst 131 Van concept tot detail 147 Curriculum Vitae 159
4
hotel/kantoren, Leidschendam
Voor mij is architectuur altijd een vak, een métier, geweest. Maar ook een manier van bestaan, van leven; een sleutel om de wereld te zien en misschien te begrijpen. Architectuur is een vak, omdat ze een historie heeft, omdat er tradities zijn en opgebouwde kennis die je je eigen moet maken. Ik geloof niet dat architectuur zich van haar tradities los kan maken. Ik heb dat nooit geloofd, zelfs niet in die perioden waarin de overlevering door veel van mijn collega’s – vooral in Nederland – radicaal werd afgewezen, en waarin architectuur nieuw, zonder verbinding met het verleden, moest zijn. Architectuur is herinnering. Niet alleen voor architecten of critici, die misschien bepaalde bekende motieven in een ontwerp herkennen. Maar vooral ook voor ‘iedereen’, in alledaagse situaties, in de gebouwen, de plekken en de niet-plekken, waar we ons leven proberen vorm te geven. Juist omdat alles om ons heen verandert, en wijzelf mee veranderen, wordt de rol van gebouwen, pleinen, straten, van de stad in haar geheel, belangrijker. Dit alles vormt de achtergrond om onszelf een plek te geven. En architectuur moet dat mogelijk maken. Niet meer en niet minder. Net zomin als we zonder onze geschiedenis kunnen bestaan, kan architectuur buiten haar eigen, ‘autonome’, geschiedenis gedacht worden. Alleen besef en kennis van de tradities maken het mogelijk dat nieuwe ontwerpen werkelijk van betekenis kunnen zijn en niet alleen min of meer geniale eendagsvliegen. Soms dringt de historische context zich op. Maar ook bij gebouwen die op het eerste gezicht zonder historische context zijn, moet een standpunt ingenomen worden over hoe met overgeleverde opvattingen en waarden om te gaan. De context is er altijd, ook al is hij soms onzichtbaar. Een woonhuis dat in een nieuwe buitenwijk staat, bijvoorbeeld, verhoudt zich tóch tot tradities: tradities van het wonen, tradities van het maken, van alleen willen zijn en samen met anderen, en van hoe we ons aan anderen willen laten zien. Gebouwen moeten een mémoire hebben, iets laten doorklinken van ervaringen die we hebben, als individuen en gezamenlijk. Dat is iets anders dan het verleden imiteren, of gebouwen maken die honderd of tweehonderd jaar oud lijken te zijn, of stammen uit een verleden dat om commerciële redenen opgehemeld wordt. Dat is het ophalen van traditie als schijnzekerheid. Traditie mag geen molensteen worden. Het is een rode lijn in het denken. Het gaat om inhoud, niet om de vormen. Voor mij is historisch besef een bron die inspireert, een manier van denken die het mogelijk maakt iets nieuws te denken, misschien zelfs een nieuwe traditie. Traditie gaat dus samen met de kracht om uit te vinden, misschien te dromen, en ze gaat samen met intuïtie. Ontwerpen kun je niet als je bang bent voor het onbekende. Er is altijd een moment waarop je niet kunt teruggrijpen op je kennis, maar waarop je het moet hebben van je verbeeldingskracht en emotie, en het ver mogen een vorm te vinden die emotie te delen met anderen. Dat zijn momenten die misschien lastig zijn, maar ook momenten van het meest intense plezier. Zelf heb ik nog niet zo lang geleden voor het eerst in mijn leven de mogelijkheid gekregen ontwerpen te maken voor een serie glazen objecten, vazen. Ik had daar altijd van gedroomd. Bij het ontwerp van een vaas vallen allerlei overwegingen die bij gebouwen een rol spelen, in één keer weg. De functie van een vaas is eenvoudig, de vorm is nauwelijks bepaald. Als ontwerper kun je dus niet teruggrijpen op dingen buiten jezelf en buiten het object. Alles komt neer op het onderzoeken van maat en schaal, tastzin en de mogelijkheden om met glas te werken. Het was voor mij een onderzoek naar de wezenlijke aspecten van het ontwerpen, naar het beoordelen
C’est l’oeuvre qui compte Lezing uitgesproken op 14 september 2006 in het Nederlands Architectuurinstituut, in de lezingenreeks ARCHITECTS@NAi
Wie spreekt over de toekomst van de architectuur is al gauw geneigd een futuro logisch betoog te houden, dat de nieuwste technologische ontwikkelingen op het gebied van de bouwkunde behandelt. De toepassingsmogelijkheden van deze snufjes leveren beelden op waarin de stad en haar gebouwen van morgen onze verbeeldingskracht te boven gaan. Zulke beelden kent iedereen uit sciencefiction films: immense metropolen met zwevende gebouwen, verbonden door talloze bruggen met bewegende trottoirs. Computergestuurde huizen waarin interieurs veranderen naar de behoefte van het moment, aangestuurd door een simpel com mando of een kort gebaar. Veel van dergelijke utopische luchtspiegelingen uit de geschiedenis van de architectuur zijn, weliswaar in een totaal andere vorm dan werd voorgesteld, daadwerkelijk gerealiseerd. De metropool van Fritz Lang, de kristallijnen torens van Bruno Taut en Mies van der Rohe en de stedenbouwkundige visioenen van Ludwig Hilberseimer. En ja, het is van essentieel belang dat archi tecten kennisnemen van de nieuwste technologische ontwikkelingen. Nieuwe materialen, nieuwe technieken bieden mogelijkheden om vernieuwende architec tonische ruimte en vorm te scheppen. Zo had de moderne architectonische vor mentaal nooit gerealiseerd kunnen worden zonder de uitvinding van gewapend beton, de ontwikkeling van de toepassingsmogelijkheden van staal of de uitvinding van de glazen vliesgevel. Dergelijke ontwikkelingen drukken nog steeds hun stempel op de progressie van de hedendaagse architectuur. Een andere benadering van de toekomst van de architectuur is vaak gebaseerd op een uitvergroting van de heersende trends in het vakgebied. Mode heeft nu eenmaal een toekomst voorspellende eigenschap. Architectuur is net als alle andere kunsten onderhevig aan de waan van de dag. Met een modieus gebouw kan men zich onderscheiden. Men laat blijken dat men vooroploopt. Men heeft kennis van de nieuwste ontwikkelingen en is deelgenoot van de nieuwste levensstijlen. Modieuze mensen werken en wonen in modieuze gebouwen; zij houden zich niet bezig met het verleden, maar leven in het nu met hun blik ver vooruit gericht op de toekomst. Maar architectuur is meer. Architectuur is een ambacht met een lange traditie. Architectuur kent eigen wetten die ondanks allerlei formele experimenten nauwe lijks veranderen. Architectuur is de kunst van ruimte maken. En deze ruimte wordt gebruikt: het is de ruimte waarin we allemaal leven. De ruimte waarin we verblijven, de ruimte waar we doorheen bewegen. Deze ruimte is betekenisvol: ze weerspiegelt wie we zijn, hoe we kijken en hoe onze maatschappij is geordend. Een goede architect is zich bewust van wetmatigheden waaraan architectonische ruimte moet voldoen. Architectuur spreekt een ruimtelijke taal die iedereen begrijpt, maar waarvan weinig mensen zich echt bewust zijn. We zijn bijna allemaal opge groeid in de stad en weten allemaal hoe we ons door de stedelijke ruimte moeten bewegen. We vinden al snel de ingang van een gebouw. We vinden direct onze weg in een woonhuis, ook al kunnen we ons niet onmiddellijk de plattegrond van dat huis voor de geest halen. Een goed gebouw kan ons behagen door een heldere op bouw, door een comfortabele ruimtelijke atmosfeer. Het kan ons ook verwonderen en verbazen door een verfijnd lijnenspel of door een spectaculaire lichtinval. Met zulke wetmatigheden werkt de architect. Het zijn de wetmatigheden van schaal en proportie, van de maat, de omvang van ruimte, de ritmiek van de elementen waar uit gebouwen zijn opgebouwd en de wijze waarop het licht een spel speelt met de ruimtelijke sculptuur, met het materiaal dat gebruikt is en met kleur. Als archi tectuur een ruimtelijke taal spreekt dan is de architect een schrijver van ruimtelijk
De toekomst van de architectuur Lezing uitgesproken op 26 januari 1999 in het Academiegebouw van de Universiteit Utrecht (Studium Generale)
Colofon Eindredactie Karin Evers Tekstcorrectie Gerda ten Cate Vormgeving Piet Gerards Ontwerpers, Amsterdam (Piet Gerards en Maud van Rossum) Lithografie en druk Wilco Art Books, Amersfoort Bindwerk Hexspoor, Boxtel Papier Munken Kristall Rough, 100 gr. Cyclus Offset, 115 gr. Uitgever Eelco van Welie, nai010 uitgevers, Rotterdam
nai010 uitgevers is een internationaal georiënteerde uitgever, gespecialiseerd in het ontwikkelen, produceren en distri bueren van publicaties over architectuur, beeldende kunst en verwante disciplines. www.nai010.com © 2017 de auteur, nai010 uitgevers, Rotterdam. Behoudens de in of krachtens de Auteurs wet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvou digd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elek tronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoe dingen te voldoen aan de Stichting Repro recht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloem lezingen, readers en andere compilatie werken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductie rechten Organisatie), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro. ISBN 978 94 6208 391 2
Cees Dam (1932) publiceerde als architect en als hoogleraar en decaan van de faculteit Bouwkunde, tu Delft, talloze lezingen, artikelen en andere teksten over architectuur. Dit boek biedt zijn meest fundamentele teksten over het vak, van ontwerpend denken, architectonisch ontwerpen, de culturele en maatschap pelijke rol van architectuur en de positie van de architect.