De Papaverhof van Jan Wils - 100 jaar Coöperatieve woningbouwvereniging Tuinstadwijk

Page 1

Marcel Teunissen

100 jaar Coรถperatieve Woningbouwvereniging Tuinstadwijk Daal en Berg

DE PAPAVERHOF VAN JAN WILS

nai 010 uitgevers


DE PAPAVERHOF VAN JAN WILS

100 jaar Coรถperatieve Woningbouwvereniging Tuinstadwijk Daal en Berg Marcel Teunissen

nai 010 uitgevers


10


ďƒ™ Laagbouw en hoogbouw zijn als eenheid ontworpen en vertegenwoordigen de dorpse en stedelijke component van het bouwplan | Low-rise as well as high-rise buildings are designed as a unity and represent the rustic and urban component of the building plan

11


1

DE ARCHITECTUUR VAN DE PAPAVERHOF

12

G

ehoord van een architectuurliefhebber in Berlijn: ‘Der Papaverhof… ist das nicht das wunderschöne kleine Wohnviertel in Den Haag von Architekt Jan Wils?’ Gehoord van een architectuurliefhebber in het Bezuidenhout in Den Haag: ‘De Papaverhof. Daar moet ik nog steeds een keer gaan kijken. Ik geneer me kapot dat het nog niet is gebeurd, maar het komt er steeds niet van. Morgen vertrekken we bijvoorbeeld alweer naar Berlijn’. Dit is wellicht een extreme vergelijking, maar toch. Vaak wordt wat dicht bij huis ligt naar voren geschoven op de agenda, onder het mom van ‘dat kan altijd nog’. Het Gemeentemuseum van de architect H.P. Berlage (1856-1934) – eveneens een meesterwerk van de Haagse bouwkunst van de twintigste eeuw – is ook zo’n voorbeeld. Of het nu om het gebouw zelf gaat of om een bijzondere tentoonstelling. Wachten tot de laatste week van de tentoonstelling over Mondriaan en De Stijl ‘tot het wat rustiger wordt’. En toen kwam er ineens wat tussen. Of ligt het ook een beetje aan de Hagenaars zelf, of beter gezegd aan de traditionele tweedeling van de stad? Een essay in een Overijsselse krant uit 1924 wijst wel in die richting. Daarin werd overigens niet het klassieke onderscheid gemaakt tussen pruiken en petten of Hagenaars en Hagenezen, maar tussen Duinoorders (zeemensen) en Bezuidenhouters (bosmensen): ‘Ge zoudt bij een bezoek aan Den Haag waarschijnlijk wel eens gaan kijken naar de modern aangelegde en uit architectonisch oogpunt hoogst belangwekkende tuinwijken, als Papaverhof en Klimophof, maar een Bezuidenhouter is er niet toe te krijgen. Die vindt dat hij daar niet hoort, die heeft vooroordeelen tegen deze buurten, waar ‘t altijd heet te waaien en te stuiven, en dat hij zich er wel eens zou kunnen vestigen, is iets dat hem volslagen onmogelijk voorkomt. Het zou hem verraad toeschijnen tegenover zijn eigen gemeenschap, en hij zou zich verbeelden,

dat hij er zou gaan verkwijnen. Hij meent dat zijn ramen er eeuwig rammelen van den wind, dat hij er een bronchitis zou oploopen, dat zijn kinderen er zich niet goed zouden kunnen ontwikkelen, en dat hij er verstoken zou zijn van alle gemeenschap’.1 Omgekeerd gold hetzelfde, wat uiteindelijk te herleiden was tussen de tegenstelling van het zand en het veen: ‘Maar niet minder onwaarschijnlijk is het den Duinoorder dat hij zou kunnen leven in het Bezuidenhoutse, want daar moet het volgens zijn voorstelling zoo vochtig en ongezond zijn, dat zijn kroost er geregeld ziek zou worden en niet behoorlijk zou kunnen opgroeien. Zijn gezin zou er aan malaria gaan lijden, hij zou er reumatisch worden en verder lijkt het hem ook een buurt, waar hij onmogelijk contact zou kunnen krijgen met de andere bewoners. Het zijn verschillende menschen met verschillende begrippen en levensopvattingen. De Duinoorder is een zeemensch. Hij tiert op het duin en het strand. Ze zijn zonnebaders, lichtaanbidders en strandmenschen. De Bezuidenhouter is een boschmensch. Hij geniet van het Haagsche Bosch en van wandelingen en fietstochten in de buurt, van de uitspanningen langs den Leidschenweg, van de Kieviet en Wassenaar en Meiendel en andere zomersche gelegenheden. Nu is er een ding, dat opvallend begint te worden. En wel, dat bij den geregelden aanwas het Duinoordsche type belangrijk sterker toeneemt dan het Bezuidenhoutsche. De stad breidt zich sterker naar den zandkant dan naar de veenstreek uit’.2

DE MAGIE VAN DE PLEK De door de gemeente tot Papaverhof gedoopte bloementuin werd dus stevig ingebed in de zandbodem aan de kant van de stad waar destijds de ruimte was. De ‘lastige vindbaarheid’ voor een deel van de Hagenaars is ook een beetje de schuld van de Papaverhof zelf. Gaand over de Laan van Meerdervoort, de Goudenregenstraat, de Azaleastraat of de Goudsbloemlaan wijst


13

niets op het verborgen juweel. Zelfs in de omringende straten heeft eenieder die er ‘wel eens’ is geweest nog herhaaldelijk de aangename ervaring ineens oog in oog met de witte laagbouwwoningen te staan. Daarin ligt nu juist de kracht. De Papaverhof van Jan Wils (1891-1972) ligt enigszins verscholen in de Bloemenbuurt, maar aangekomen bij de feeërieke plek wordt ruimte en rust ervaren als nergens anders in de stad. De toren van de Betlehemkerk vormt op precies de juiste plek een verticaal accent in de horizontaal georiënteerde bebouwing. Op het juiste moment breekt de zon door. Het lijkt alsof het allemaal zo geregisseerd werd en tot op zekere hoogte was dat ook zo. Een krachtiger voorbeeld van een tuindorp is nauwelijks voorstelbaar en dieper in Den Haag kan de architectuurtoerist niet doordringen, wellicht op het Binnenhof na. Er is niets in Nederland dat maar een beetje op de Papaverhof lijkt. Daarom is het project bijna een eeuw na voltooiing nog bekend, tot in Berlijn. Als onderdeel van het project Iconic Houses zal de belangstelling en bekendheid alleen maar toenemen. Die leek overigens al redelijk gevestigd voordat aansluiting werd gezocht bij Iconic Houses. Tijdens de eerste internationale conferentie in Londen, in november 2013, was Jos Praat als voorzitter aan­wezig. Bij de introductie meldde hij Daal en Berg en de Papaverhof te vertegenwoordigen. Direct ging er een opgewonden geroezemoes door de studiezaal van het Victoria en Albert Museum: ‘He’s from the Peepeeverhof...’ Ook sprak Jos Praat daar met Lynda Waggoner, directeur van

Falling Water. Dit meesterwerk van de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright (1867-1959) is ook opgenomen in het netwerk van Iconic Houses. Zij kende de Papaverhof en wist uiteraard ook van de relatie Wright-Berlage-Wils: ‘Unfortunately, I have not seen the complex yet. But I would like it so much to come over once to enjoy it’.3 De bijzondere ervaring van een bezoek aan de Papaverhof gold vanaf het eerste uur: ‘Het midden daarvan is nu, na eenige jaren, een weelde van gras, planten en bloemen geworden. En wie zoo het Papaverhof komt binnenwandelen, voelt zich als in een vreemden, stillen tuin, waarbinnen het grotestad-rumoer ternauwernood doordringen kan. De tuinen voor de lage woningen, van moderne architectuur, vullen de plantenweelde van het midden aan. Het is een zeer mooi, zeer interessant stadsdeel geworden’.4 De groene, door bloemen omzoomde ‘leegte’ is het epicentrum van het experimentele woningbouwplan van Daal en Berg, dat klaarblijkelijk nergens anders dan in de hofstad gerealiseerd had kunnen worden. De prettige afmetingen van 70 bij 50 meter werden globaal gebaseerd op de afmetingen van het Binnenhof, niet te langgerekt maar zeker geen vierkant. De lange zijden van de rechthoek lopen niet parallel maar wijken enigszins, en maken de hof perspectivisch gezien net een fractie spannender. De gemeente had op het flauw hoefijzervormige terrein twee bouwblokken gepland. Het werd een ‘weelde van gras, planten en bloemen’.

 Het dagblad Nieuwe Apeldoornse Courant beschreef de Papaverhof als een vreemde, stille tuin | The daily newspaper Nieuwe Apeldoornse Courant described the Papaverhof as a strange and quiet garden


14


ďƒ™ Gezien vanuit de binnentuin werd de Betlehemkerk op de perfecte plek gesitueerd | Seen from the courtyard, the Betlehemkerk was situated in the perfect place

15


COMPACTE LAAGBOUW ROND EEN GROENE HOF Met het verkavelingplan van 68 middenstandswoningen als omlijsting van de bloementuin bood Jan Wils een soort compromis tussen het stedelijke, gesloten bouwblok en de open bebouwing van het tuinstadideaal. De tweelaagse woningen zijn paarsgewijs en ruggelings geschakeld in een binnen- en buitenring. Daarbij zijn de (hoef­ ijzervormige) ringen zodanig van elkaar verschoven dat ook de woningen in de buitenring – met toegangen vanaf de straat­ zijden – zo goed mogelijk op het midden zijn georiënteerd: de keuken en een van de slaapkamers bieden uitzicht op de hof. De woonkamers in de binnenring zijn nadrukkelijk gericht op de bloementuin, maar tegelijkertijd verschaffen de keuken en de slaapkamers uitzicht op straat. Alle 68 woningen zijn daarmee zeer gevarieerd qua beleving van binnen, maar ook van buiten: er zijn louter voorgevels gecreëerd en alle tuinen worden ervaren als voortuinen. Er was nog een gegeven dat Wils op het lumineuze idee bracht. Doordat Berlage in zijn Algemeen Uitbreidingsplan van 1909 een diagonaal patroon inbracht, valt de lengteas van de hof samen met de noordpijl. Daarmee kon met de open bebouwing een ideale bezonning van de woningen worden verkregen, waarbij elke woning zowel ochtend- als avondzon ontvangt.

18

 De laagbouw met voortuinen aan de kant van de hof | The low-rise buildings with front gardens on the side of the court

 De laagbouw met voortuinen aan de kant van de straat | The low-rise buildings with front gardens on the side of the street

De hof kreeg op de kopse zijden toegangen. De verkaveling op beide koppen is verschillend waardoor een soort flessenhalsvormige plattegrond is ontstaan. De bebouwing op de lange zijden is symmetrisch, wat bijdraagt aan het monumentale karakter. Een ander verbindend element is de monochrome hoofd­kleur van de gevelvlakken. De plastische, kubische geleding van de paarsgewijze blokjes met gespiegelde woningen beantwoordde aan het idee van Wils over de nieuwe monumentaliteit, die binnen de ritmische geleding een menselijke maat moest hebben. De bouwvolumes bestaan uit horizontale en verticale lijnen en vlakken. De totale verschijningsvorm van de 68 woningen is niet het resultaat van vormwil, of van het ‘met blokjes spelen’ door de architect. De compositie kwam voort uit de ruimtelijke organisatie, waarbij de woningplattegronden deels tot uitdrukking komen in de plastische gevels. Een gezaghebbend tijdschrift beschreef dit treffend: ‘De architectuur van deze stadsuitbreiding verkrijgt haar bijzondere karakter door de individuele, tot in de details prachtig doorgevormde accentuering van de organische onderdelen van ieder afzonderlijk huis, die uiteindelijk door de totale compositie weer in een onlosmakelijke eenheid zijn gebonden. Deze huizen hebben geen gevelwanden meer, ieder bouwdeel is op zich op kubische wijze tot in de details uitgedrukt en met de omgeving in relatie gebracht door proporties en dimensies in contrast en harmoniewerking tegelijk’.5


 Expressief bouwvolume in een van de hoeken aan de hofzijde | Expressive building volume in one of the corners on the court side

 Expressief bouwvolume op een van de hoeken aan de straat­zijde | Expressive building volume at one of the corners on the side of the street

 Het basiselement van de laagbouw: de geschakelde woningen van het normaaltype | The basic element of the low-rise buildings: connected houses of the standard type

 Om gangen te vermijden zijn de ingangen van de normaal­ woningen in de zijgevels geconcentreerd | To avoid corridors the entrances of the standard types are concentrated in the side facades

19


20


DE PAPAVERHOF VAN JAN WILS Marcel Teunissen met bijdragen van Hans Janssen en Gerard van Otterloo

De Papaverhof in Den Haag is een van de meest baanbrekende Nederlandse woningbouwprojecten. Het internationaal bekende tuinstadwijkje uit 1922 van Jan Wils vormt een unieke synthese tussen de esthetiek van De Stijl en de kubische baksteenarchitectuur van de Nieuwe Haagse School. Het wijkje bestaat uit 68 eengezins­ woningen rond een groene hof en 60 portiekwoningen aan twee belendende straten in de Bloemenbuurt. Van de stedenbouwkundige opzet tot en met de bouwkundige details en kunst­ toepassingen, nagenoeg alles was destijds vernieuwend. Coöperatieve Woningbouwvereniging Tuinstadwijk Daal en Berg viert haar eeuwfeest met de eerste monografie over dit unieke project. De Papaverhof wordt veelzijdig belicht vanuit het perspectief van de stad, de buurt, Jan Wils, De Stijl, de Nieuwe Haagse School, Daal Berg en de bewoners.

ISBN 978-94-6208-393-6

9 789462 083936


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.