NC magazine, voorjaar 2013

Page 1

NCMagazine

Over herdenken, vieren en herinneren

Nationaal Comité 4 en 5 mei, voorjaar 2013

premier Mark Rutte en staatssecretaris Martin van Rijn reflecteren op herdenken & vieren Pauline Broekema:

‘Ik wil een bijdrage leveren aan herdenken & herinneren’

Oprichting Stichting en Musea en Herinneringscentra 40-45:

Samen maakt sterk

Joël Cahen en Theodor Holman over de oorlog van hun ouders:‘Ik voel niet

de pijn van mijn ouders, maar wel hun angst’

Ambassadeur van de Vrijheid Miss Montreal:

‘Ik eer alle opa’s die de oorlog hebben meegemaakt’ Voorzitter Leemhuis en directeur Nooter van het NC: ‘WOII staat centraal op de Nationale Herdenking op 4 mei’


Hoofdredactioneel

Colofon Jaargang 2, nr 3, maart 2013 Redactie: Nationaal Comité 4 en 5 mei Art direction & vormgeving: Remco Tonino

DAG EN NACHT Is er een onderscheid in de dagen die herdenken en vieren in Nederland markeren? Nee. 4 En 5 mei zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, 4 en 5 mei zijn twee zijden van dezelfde medaille. Tijdens de Nationale Herdenking op 4 mei wordt stilgestaan bij alle Nederlandse slachtoffers, de Nationale Viering van de Bevrijding op de ochtend van 5 mei (dit jaar in de provincie Utrecht) kan gezien worden als een brug tussen herdenken op 4 mei en vieren op 5 mei. Het ontsteken van het bevrijdingsvuur op 5 mei als startsein van de veertien Bevrijdingsfestivals en het 5 mei-concert op de Amstel maken het vieren van de vrijheid compleet. Deze verbondenheid wordt ook duidelijk in dit nummer van het NC Magazine: interviews met Pauline Broekema, die op 4 mei spreekt, en met 5 mei-lezer Ernst Hirsch Ballin; de betrokkenheid van minister-president Mark Rutte en staatssecretaris van VWS Martin van Rijn bij 4 en 5 mei; een ontroerend tweegesprek over de invloed van de Tweede Wereldoorlog op het leven van tweedegeneratiegenoten (met Theodor Holman en Joël Cahen). Maar ook inspirerende herinneringen van een van de Ambassadeurs van de Vrijheid in 2013, Miss Montreal, die een vrijheidslied voor haar opa’s aan het schrijven is. Een balans die uniek is. In weinig andere landen zijn er aparte dagen voor herdenken en vieren. In Nederland wel. Apart en toch samen. 4 En 5 mei horen bij elkaar, zoals dag en nacht.

Redactieadres: Nieuwe Prinsengracht 89, 1018VR, Amsterdam Tel: 020 71 83 500 Fax: 020 71 83 501 Mail: simon.jacobus@4en5mei.nl Aan dit nummer werkten mee:

Erik Alink, Airborne Museum ‘Hartenstein’, Emmy Andriesse (Universiteitsbibliotheek Leiden), Neeltje van Balkom, Friedrich Franz Bauer (Bundesarchiv), Dick Coersen ANP, Bevrijdingsmuseum Groesbeek, Bevrijdingsmuseum Zeeland, Jo Bezaan (Stichting oktober ’44), Peter Boer , B. van Bohemen (Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies - NIOD), Coromandel Brombacher, Peter van Casteren, Arie van Dijk (Koninklijke Nederlandse Reddings Maatschappij - KNRM), Brian Durrant , Hans van Eijsden, Shoshanna de Goede, Rense Havinga, Theodor Holman, Joël van Houdt, Chris van Houts, Carla Huisman, Rogier Jaarsma, Simon Jacobus, Edwin Jakobs, Karen de Jager, Hester Ketel, Eva Kloosterman, Eveline Kooijman (Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde - KITLV), Jørgen Koopmanschap, Koninklijk Instituut voor de Tropen, Brigitte de Kok, Renske Krimp, Hanneke Linssen, Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Eli ten Lohuis, Nienke Majoor, Jeroen W. Mantel, Hans Meesters (Indisch Herinneringscentrum Bronbeek), Pedro X Molina, Nationaal Archief, Nationaal Monument Kamp Amersfoort, Claartje Nicolas, Ilvy Njiokiktjien, Ad Nuis, Jeroen Nooter (collectie Joods Historisch Museum), Oorlogsmuseum Overloon, Leonard Ornstein, Marieke Oud, Erik-Jan Ouwerkerk, Larissa Pans, David Parker (Solo Syndication/Sunshine Photo), Peter Rodrigues, Toine Rongen, Tjeerd Royaards, Imke van Schaaijk, Erik Schumacher, Mieke Sobering, Anita van Stel, Geert Snoeijer, Ruud Strobbe, Karen Tessel, Stef Traas, Maarten Tromp, Jan Durk Tuinier, United States Holocaust Memorial Museum, Marja Verbraak, Verzetsmuseum Amsterdam, Niels Weitkamp, Koos de Wilt en Jacques Zorgman. Drukkerij: Senefelder Misset, Mercuriusstraat 35, 7006 RK, Doetinchem, Tel: 0314 355 55 00 Copyright 2012 Nationaal Comité 4 en 5 mei. Overname van artikelen en informatie uit dit magazine is toegestaan voor niet-commercieel gebruik en met vermelding van de auteur en de bron.


INhoud

Het NCMagazine voorjaar 2013 Over herdenken, vieren en herinneren 04 09 23 24 48 54 59

14 52 56 18 20 32 37 42

COVERSTORY Premier Mark Rutte en staatssecretaris Martin van Rijn over het belang van herdenken en vieren 4 & 5 mei horen bij elkaar

HERDENKEN Vergeten genocide wint prijs De getuigenportretten van het Nationaal Comité komen in een documentaire Het gebed van rabbijn Menachem Sebbag Couleur locale: reddingsboot Javazee Getuigenverhalen: ‘Mijn verdriet was ondergeschikt’ Inhaalslag Indische monumenten is relatief nieuw

VIEREN Ambassadeur van de Vrijheid Miss Montreal: ‘Ik eer alle opa’s die de oorlog meemaakten’ Humberto Tan in filmportret over vrijheid: ‘We moeten keuzes durven maken’ Vrijheid spreek je af, maar geldt dat ook voor staatlozen?

46 08 58

13 16 25 34 28

HERDENKEN & VIEREN Actualiteit: Vergeten Genocide wint twee Lovie Awards Welke invloed heeft de oorlog van je ouders op jouw leven? Publicist Theodor Holman en Joël Cahen, directeur Joods Historisch Museum, aan het woord We’ll meet again: fotoreportage HM Koningin Beatrix Lokaal herdenken en vieren Lokaal bestuur: twee burgemeesters en een ambassadeur

40 50

over herdenken en vieren Fakkelcampagne: 300.000 kinderen doen mee!

BRON VAN INSPIRATIE Theater Na de Dam De keuzes van Jeroen van den Eijnde, directeur Nationaal Monument Kamp Vught

ONTWIKKELING & STRATEGIE Lesmateriaaloorlogenvrede.nl: hoe geef je zinvol les over oorlog en vrede? Het beleid van het NC; een interview met directeur Nine Nooter en voorzitter van bestuur Joan Leemhuis-Stout Het resultaat van samenwerking: welke projecten ontvangen subsidies op grond van Niet mijn oorlog, wel mijn vrijheid? Oprichting Stichting Musea en Herinneringscentra 40-45

INTERNATIONAAl Een studiereis naar Londen: over Churchill en een spionne uit India ONDERZOEK Een geschiedenis van rassenwaan Onderzoek Bevrijdingsfestivals: bezoekers zijn vooral trouw Foto cover: Koningin Beatrix en kroonprins Willem-Alexander tijdens de Nationale Herdenking op de Dam, Amsterdam 4 mei 2000


Minister-president Mark Rutte

Zichtbaar aanwezig zijn In het tweede kabinet-Rutte zijn Mark Rutte als premier en Martin van Rijn als staatssecretaris van Volksgezondheid, Sport en Welzijn nauw betrokken bij het herdenken op 4 mei en het vieren op 5 mei. Hoe staan zij tegenover herdenken en vieren? Wat is de taak van de overheid en hoe is de samenwerking met het Nationaal Comité? Twee interviews met twee bewindslieden over onder meer het belang van eenheid op 4 mei, 5 mei als nationale feestdag, de Vergeten Genocide op Roma en Sinti en de vrijheid om keuzes te maken. Door de redactie

04

NCMagazine | voorjaar 2013

Het Nationaal Comité is in 1987 door de regering ingesteld. Het is gebruikelijk dat nationale comités ingesteld worden voor een bijzondere gelegenheid, voor een specifieke (incidentele) viering of herdenking. Welke meerwaarde heeft een breed samengesteld comité? Mark Rutte: “Een van de dingen die mij is bijgebleven uit dat prachtige boek Breekbare dagen over 25 jaar Nationaal Comité 4 en 5 mei, is hoe deze herdenking lange tijd geen vaste grond onder de voeten leek te hebben. Hoe er tussen verschillende doelgroepen vaak discussie was, onenigheid soms ook, over vorm en inhoud. Die discussie is na de oprichting van het Nationaal Comité in 1987 langzaam maar zeker verstomd. Door de brede samenstelling van het comité met mensen uit alle geledingen kregen verschillende doelgroepen een eigen aanspreekpunt. Er is nu één landelijk kader, één herkenbaar programma. En daarbinnen blijft er alle ruimte om op lokaal niveau of voor specifieke groepen aparte bijeenkomsten te organiseren. Alle aandacht kan zo uitgaan naar datgene waar het op 4 en 5 mei om moet draaien: een waardige en ingetogen herdenking op de 4e mei en een feestelijke viering van de vrijheid op 5 mei.” Verschillende departementen zijn betrokken bij 4 en 5 mei. Welke specifieke rol vertegenwoordigt het ministerie van AZ daarin en welke rol heeft u als minister-president in het bijzonder? “Ik denk dat mijn belangrijkste rol als minister-president is: zichtbaar aanwezig zijn. Het ministerie van Algemene Zaken heeft als centrale opdracht de bevordering van de eenheid van beleid, zoals dat zo mooi heet. En 4 en 5 mei zijn natuurlijk bij uitstek dagen om concreet vorm en inhoud te geven aan dat begrip ‘eenheid’. Daarom is het ook zo belangrijk dat de koningin, straks onze nieuwe koning, samen met de minister-president betrokken is bij de verschillende activiteiten. Zoals dat nu bijvoorbeeld het geval is bij de Nationale Herdenking op de Dam en het 5 mei concert een dag later. Die betrokkenheid van mijn ministerie is er overigens ook door het jaar heen, doordat de hoogste ambtenaar van Algemene Zaken – de secretaris-generaal – adviserend lid is van het Nationaal Comité.”


Geert Snoeijer

Coverstory 5 Mei is een nationale feestdag. Samen met Koninginnedag en straks Koningsdag is dat de enige nationale feestdag in Nederland. Wat is voor de rijksoverheid het (inhoudelijke) belang en de betekenis van deze dag? “Dat spreekt eigenlijk voor zich. De vrijheid om onze eigen keuzes te maken en te zijn wie we willen zijn, is voor ons heel gewoon. Maar daar is in het verleden wel keihard voor gevochten. En als je kijkt naar de wereld om ons heen, is die vrijheid ook bepaald niet vanzelfsprekend. Daarom is het zo belangrijk dat er elk jaar een vaste dag is waarop we daar als samenleving bewust bij stilstaan.” Veel andere landen herdenken en vieren op een en dezelfde dag. Zal dat in de toekomst ook in Nederland gebeuren? Is er verschil tussen beide dagen voor u en waarin zit dat verschil? “Ik beleef dat verschil tussen 4 en 5 mei elk jaar heel duidelijk. 4 Mei staat in het teken van bezinning. Om 20.00 uur is heel Nederland twee minuten stil en dat blijft een indrukwekkend moment. 5 Mei is een dag voor uitbundigheid en vrolijkheid. Een feestelijke dag met podia en evenementen in het hele land. Het mooie van de Nederlandse traditie is nu juist dat we die twee elementen apart een plek geven en toch met elkaar verbinden. Dat is kort na de Tweede Wereldoorlog ontstaan, omdat het voormalige verzet geen feest wilde vieren zonder eerst de slachtoffers van de oorlog te herdenken. Ik zou geen goede reden kunnen bedenken om daar nu iets aan te veranderen.” De ochtend van 5 mei, met de 5 mei-lezing en het ontsteken van het bevrijdingsvuur, is het brugmoment tussen het herdenken op de avond van 4 mei en de feesten ‘s middags en ‘s avonds op 5 mei. Wat is de betekenis van dat brugmoment voor u? Wat zijn voor u daarbij belangrijke onderwerpen? “De 5 mei-lezing is een heel mooie en waardevolle traditie, maar ik weet niet of die door veel Nederlanders ook werkelijk als ‘brugmoment’ wordt beleefd. Behalve door de aanwezigen bij de lezing misschien. Dat is ook niet erg. Waar het mij om gaat, is dat er zoveel mogelijk mensen betrokken zijn bij dat feest van de vrijheid. Dat vind ik pas echt belangrijk en ik weet inmiddels uit eigen ervaring dat dit lukt. Het is elk jaar opnieuw een prachtige ervaring om het bevrijdingsvuur te mogen ontsteken met een popelende band op het podium en een enthousiaste menigte ervoor. Geloof me, zoveel publiek heb ik zelden.” Telkens opnieuw blijkt dat er onderwerpen zijn uit WOII waar veel mensen nog weinig over weten. Aan welke onderwerpen zou u meer aandacht willen besteden bij een groter publiek? “Ik kan niet één onderwerp noemen en dat doe ik ook liever niet. Alle onderwerpen die mensen raken, zijn even belangrijk en dat verschilt per persoon. Het maakt bijvoorbeeld nogal wat uit of je de oorlog zelf hebt meegemaakt of dat je een kind bent op de basisschool. Maar als historicus weet ik wel dat het verleden je kan blijven verbazen. Dat er steeds weer nieuwe verhalen opduiken, juist als je ze allemaal denkt te kennen. Wat ik hoop, is dat onze mooie en actieve 4- en 5 mei-traditie helpt om die verhalen boven water te krijgen en steeds opnieuw door te geven. Want kennis houdt het bewustzijn levend.” De generatie die de oorlog zelf bewust heeft meegemaakt, wordt steeds kleiner. Wat betekent dat voor de toekomst van herdenken, vieren en herinneren? “Dat is hoe dan ook een geleidelijk proces. De realiteit is natuurlijk dat die generatiewisseling al een hele tijd aan de gang is en tegelijkertijd is er nooit zoveel draagvlak geweest voor 4 en 5 mei als nu. Dat zie je bijvoorbeeld ook op de Dam, bij de Nationale Herdenking, waar steeds meer jongeren en kinderen aanwezig zijn. De belangstelling lijkt eerder te groeien dan af te nemen en de traditie is dus sterker

dan ooit. Bovendien: we herdenken op 4 mei alle oorlogsslachtoffers sinds uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en de vrijheid die we op 5 mei vieren is ook universeel. Wat wel waar is, is dat het aan de nieuwe generaties is om de herinnering aan de oorlog levend te houden. En juist daarom kunnen we 4 en 5 mei niet missen.” Op welke wijze heeft u de herinnering aan WOII en de traditie van herdenken en vieren van huis uit meegekregen? “Op het moment dat de oorlog uitbrak, woonde mijn vader met zijn eerste vrouw – de zus van mijn moeder – in het toenmalige Nederlands Indië. Ze werden allebei geïnterneerd in een Japans kamp en helaas is zij in gevangenschap overleden. Door de verhalen die mijn ouders over die tijd vertelden, is dat ook onderdeel geworden van mijn persoonlijke geschiedenis. De oorlog was thuis echt een gespreksonderwerp, maar ik herinner me uit mijn jeugd niet dat we vooraan stonden bij officiële herdenkingsplechtigheden. Dat heeft misschien ook wel te maken met het feit dat het Indisch Monument in Den Haag pas in 1988 werd onthuld – het jaar waarin mijn vader overleed.” Sinds het einde van WOII is er nog geen dag geweest dat er nergens in de wereld oorlog woede. Welke historische gebeurtenis of persoon die u zelf bewust heeft meegemaakt, heeft op u persoonlijk de meeste indruk achtergelaten? En kunt u aangeven waarom dat zo is? “Ik denk dat voor mijn generatie de val van de Berlijnse muur in 1989 en de vrijlating van Nelson Mandela in 1990 momenten zijn die je nooit meer vergeet. Ik studeerde in die tijd en voor mij en mijn vrienden voelde het echt alsof wij nu ook onderdeel uitmaakten van de wereldgeschiedenis. Dat was overweldigend en ook emotioneel. De generatie voor ons had de oorlog meegemaakt, de bouw van de muur, de Cuba-crisis en de eerste maanlanding. Wij maakten nu mee hoe de wereld een draai maakte naar meer vrijheid, democratie en openheid. Want zo beleefden we die twee iconische momenten – heel intens.” Welk oorlogsmonument maakt op u de meeste indruk, is u het meest dierbaar? “Dat is moeilijk kiezen. Het zijn er eigenlijk twee, het Indisch Monument natuurlijk, omdat het zo sterk is verbonden met mijn familiegeschiedenis. Maar toch ook het Nationaal Monument op de Dam, omdat ik elk jaar op 4 mei opnieuw kippenvel krijg van die twee minuten stilte en de prachtige plechtigheid die we daar hebben. Het is echt heel bijzonder om daar onderdeel van te mogen zijn.” Waarom draagt u de fakkel rond 4 en 5 mei? ‘Vrijheid is “In de zomer van 2012 was ik aanwezig bij de herdenking van het eerste transport niet bepaald vanuit Westerbork naar de vernietigingsvanzelfsprekampen, zeventig jaar daarvoor. Daar sprak met overlevenden die, samen met hun kend. Daarom ik kleinkinderen, naar de plek waren gekomen is het belangwaar hun zwartste herinneringen lagen. was enorm indrukwekkend. En het was rijk dat er een Dat ook zo’n moment waarop je je nog eens vaste dag is realiseert hoe belangrijk het is dat we de verhalen van toen doorgeven. Om te laten zien waarop we hoe belangrijk we het vinden dat we in Nestilstaan bij derland vrij zijn. Vrij in ons denken. Vrij in onze keuzes. Vrij in ons doen en laten. Die vrijheid’ boodschap draag ik op 5 mei graag uit door dat prachtige symbool de fakkel te dragen.”

05


Staatssecretaris Martin van Rijn:

‘Betekenis blijven houden in een steeds veranderende maatschappij’

06

NCMagazine | voorjaar 2013

Waarom heeft de rijksoverheid het initiatief genomen om herdenken en vieren destijds nationaal te borgen? Waarom kunnen herdenken, vieren en herinneren niet (alleen) overgelaten worden aan het particulier initiatief? Martin van Rijn: “De Nederlandse bevolking heeft zelf al snel het initiatief tot het herdenken van slachtoffers genomen’. Weet u dat er al in 1947 op 4 mei werd herdacht? Sinds die tijd is alles wel een keer veranderd: de organisatie, de locatie, het tijdstip… Maar ook wie en wat we herdachten. Zo ging in het begin de aandacht meer uit naar het verzet tegen de bezetter. Later kwam de aandacht voor de vervolgingsslachtoffers. Het Comité kreeg in 1987 de taak om eraan bij te dragen dat de Nationale Herdenking en Bevrijdingsdag meer zijn dan een ritueel. Dat zij betekenis blijven houden in een steeds veranderende maatschappij. Het is goed dat we één moment hebben waarop we gezamenlijk stilstaan bij de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog.” Verschillende departementen zijn betrokken bij 4 en 5 mei, welke specifieke rol vertegenwoordigt het ministerie van VWS daarin en welke rol heeft u als staatssecretaris? “Het ministerie van VWS zorgt voor de basis waarop andere organisaties de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend kunnen houden. Ik geef daarvoor subsidie aan onder meer de vier herinneringscentra van Nederland, maar ook aan het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Vanwege de emotie die met dit beleidsterrein samenhangt, vind ik zorgvuldigheid én betrokkenheid zeer belangrijk, essentieel zelfs. Daarom houd ik de lijnen met het comité kort. De directie van het comité heeft regelmatig overleg met mijn ambtenaren. Mijn hoogste ambtenaar, de secretaris-generaal, woont de vergaderingen van het bestuur bij. En natuurlijk zit ik zelf ook geregeld aan tafel. Daarnaast heb ik als staatssecretaris het voorrecht om samen met de minister-president bij de herdenking op de Dam de krans te leggen namens het kabinet. Ik ben vereerd dat een zo belangrijke taak deels op mijn schouders rust. Een plechtig, belangrijk en emotioneel moment.” De primaire taken van het ministerie van VWS met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog liggen op het terrein van de zorg voor de oorlogsgetroffenen. Hoe past het beleidsterrein herdenken, vieren en herinneren daarin? “Ik denk dat die taak niet los gezien kan worden van herdenken,


Jacques Zorgman

Coverstory vieren en herinneren. Uit de zorg aan oorlogsgetroffenen blijkt juist het belang dat we hechten aan hun verhalen. Die moeten gehoord worden, ook – of laat ik zeggen: juist - door nieuwe generaties. Laat mensen op basis van de gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog beseffen wat het betekent om in vrijheid te kunnen leven. En dat dit niet vanzelfsprekend was en is.” Waarom heeft het kabinet besloten om de taken op het gebied van herinneren over te dragen aan het Nationaal Comité? Welke rol en verantwoordelijkheid heeft het ministerie en welke rol en verantwoordelijkheid het NC? Wat is belangrijk in het samenspel? “Het ging om het krijgen van een betere rolverdeling. Het werkt mijns inziens beter als er een onafhankelijke organisatie is die middenin in het veld staat – veel meer dan ‘Den Haag’ ooit zou kunnen. Ik denk dat het Comité een onafhankelijker positie in kan nemen en bovendien hét kenniscentrum kan zijn op het terrein van herdenken, vieren en herinnering. Dat brengt met zich mee dat het Comité ten opzichte van het veld een bindende en herkenbare plaats heeft. Het project om samen met Nederlandse oorlogs- en verzetsmusea en herinneringscentra de gezamenlijke tentoonstelling De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen te maken, is een heel goed initiatief waar ik veel van verwacht.” Is door de overdracht van taken aan het Nationaal Comité de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van het ministerie van VWS veranderd en verminderd? Heeft de rijksoverheid nog wel aandacht voor de oorlogsgetroffenen en het borgen van de herinnering? “Veranderd ja, verminderd nee. We hebben goede afspraken gemaakt over de taakverdeling. Het comité heeft de vrijheid gekregen om invulling te geven aan zijn nieuwe taken, het ministerie zorgt voor een stevig beleidsfundament. Dat vereist een wisselwerking. Samen kijken we welke activiteiten nu en in de toekomst binnen het beleid passen. Tegelijkertijd geeft het Comité belangrijke signalen door die ik nodig heb om waar nodig het beleid bij te stellen.” De generatie die de oorlog zelf bewust heeft meegemaakt, wordt steeds kleiner. Wat betekent dat voor het terrein van herinneren? “Simpel gezegd wordt de toegang tot die verhalen ingewikkelder met het kleiner worden van de groep ooggetuigen. Ik vind dat een lastig gegeven, want ik merk zelf ook dat verhalen uit de eerste hand het gemakkelijkst tot leven komen, enorm veel indruk maken. Ieder verhaal is zo eigen dat het weer een iets ander licht op het geheel werpt. Het wegvallen daarvan vind ik heel zonde, maar gelukkig blijkt uit onderzoek dat jongeren veel waarde hechten aan herdenken en vieren. Dat neemt mijn zorgen wat dat betreft voor een groot deel weg, al kan ik me voorstellen dat met de loop der jaren de invulling verandert. Het is immers de maatschappij die bepaalt hoe het herdenken en vieren eruit ziet, niet de overheid of iemand anders. Daar ligt wat mij betreft ook een grote opdracht voor het Comité, al staan jullie niet alleen. Ik heb jongeren gezien die zich de toekomst van het herdenken aantrekken. Die organiseren nu bijvoorbeeld de herdenking van de slachtoffers van de Japanse jongenskampen en de herdenking van de slachtoffers van Dachau. Zij hebben de fakkel overgenomen en dat stemt hoopvol voor de toekomst.” Door het jaar heen zijn er tal van herdenkingen. Ook de eigen organisaties van oorlogsgetroffenen hebben vaak een eigen dag waarop ze bij elkaar komen en herdenken. Hoe verhouden die herdenkingen zich naar uw overtuiging tot de Nationale Herdenking? “Ik vind dat de overheid terughoudendheid past over herdenken, zowel in vorm als inhoud. Het rijkgeschakeerde herinneringslandschap in

Nederland is – met vallen en opstaan, dat is waar – ontstaan uit met name burgerinitiatieven. Van daaruit komt de behoefte om verschillende gebeurtenissen op verschillende momenten en locaties te herdenken. Het zijn hún herdenkingen en juist daarom zijn ze zo belangrijk. De herdenking op 4 mei – ondersteund door de International Holocaust Memorial Day en de herdenking van de Japanse capitulatie op 15 augustus – heeft daarin een verbindende betekenis. Op die dag staan we stil bij wat gedurende het jaar op verschillende momenten, om verschillende redenen werd herdacht. Dan staan we samen stil bij alle slachtoffers.” Telkens opnieuw blijkt dat er onderwerpen zijn uit WOII waar veel mensen nog weinig over weten. Aan welke onderwerpen zou u meer aandacht willen besteden bij een groter publiek? “Wat echt ‘onderbelicht’ is, laat ik graag aan de deskundigen over, maar ik ben bijvoorbeeld heel blij met de aandacht die het afgelopen jaar aan de Sinti en Roma is gegeven. Niet voor niets wordt de vervolging van Sinti en Roma ook wel de vergeten genocide genoemd. Het comité sloot aan bij activiteiten van anderen, zoals het Requiem voor Auschwitz van de Sinto Roger Moreno. Ik heb zelden zo voor zichzelf sprekende muziek gehoord. Het zou mooi zijn wanneer ook andere minder belichte onderwerpen zo uitgebreid onder de aandacht gebracht kunnen worden. De Indische geschiedenis kan bijvoorbeeld nog steeds wat extra aandacht gebruiken.” Op welke wijze heeft u de herinnering aan WOII en de traditie van herdenken en vieren van huis uit meegekregen? “Mijn ouders waren in de Tweede Wereldoorlog zelf kinderen. Van hen hoorde ik de verhalen over de hongerwinter en het onderduiken van familieleden. De moeder van mijn vrouw heeft in een Japans gevangenkamp gezeten in Nederlands-Indië. Herdenken en vieren was van beide kanten een vanzelfsprekende plicht.” Sinds het einde van WOII is er nog geen dag voorbijgaan zonder oorlog ergens in de wereld. Welke historische gebeurtenis of persoon die u zelf bewust heeft ‘meegemaakt’, heeft op u persoonlijk de meeste indruk achtergelaten? En kunt u aangeven wat en waarom dat zo is? Martin van Rijn: “De instorting van de Berlijnse Muur en de wijze waarop Nelson Mandela de verzoening in Zuid-Afrika bewerkstelligde. De Berlijnse Muur en de apartheid zijn voorbeelden van onvrijheid die later moeilijk te geloven en te verklaren zijn.” Welk oorlogsmonument maakt op u de meeste indruk, is u het meest dierbaar? “Het Indisch monument vind ik indrukwekkend. We hebben de bloemen van de crematie van mijn schoonvader daar neergelegd, dat was zijn uitdrukkelijke wens als eerbetoon aan mijn schoonmoeder. Het Auschwitzmonument maakt op mij indruk vanwege het door Wolkers gekozen thema: ‘De hemel blijft voorgoed geschonden’. Auschwitz is een godsgruwelijke aanslag op alles waar een mens voor staat.” Waarom draagt u de fakkel rond 4 en 5 mei? ‘Ik denk dat “De fakkel, dat vind ik echt een prachtig inihet Comité hét tiatief. Met de fakkel kan iedere Nederlander kenniscentrum laten zien dat je het vuur van de herinnering levend wilt houden. Dat je erbij stilstaat kan zijn op dat we sinds het einde van de Tweede Wehet terrein van reldoorlog in Nederland in vrijheid leven. Zo tonen we verbondenheid en spreken we herdenken, impliciet de wens uit: dat nooit weer. Met dat in mijn achterhoofd speld ik de fakkel vieren en rond 4 en 5 mei ’s ochtends met trots en herinnering’ waardering op.”

07


Bron van Inspiratie

Voorstellingen over de Tweede Wereldoorlog

Theater Na de Dam Is het herdenken van de Nederlandse oorlogsslachtoffers voorbij na de twee minuten stilte op de avond van 4 mei? Nee, vonden de jonge theatermakers en filosofen Jaïr Stranders en Bo Tarenskeen. Theater Na de Dam was geboren. door Neeltje van Balkom | beeld Maarten Tromp

Theater Na de Dam is opgezet vanuit de behoefte om op de avond van 4 mei de Nationale Herdenking op een verdiepende en persoonlijke manier voort te zetten. Het was de initiatiefnemers Jaïr Stranders en Bo Tarenskeen een doorn in het oog dat steeds meer mensen, en dan vooral jongeren en nieuwe Nederlanders, zich niet konden identificeren met het historische kader van dit nationale moment – de periode van de Tweede Wereldoorlog. Vanuit de overtuiging dat geschiedenis het best tot leven komt door het vertellen van verhalen, ontstond het idee om na de Nationale Herdenking voorstellingen in het theater te laten spelen die gerelateerd zijn aan de Tweede Wereldoorlog. Theater Na de Dam begon in 2010 in een paar kleine en middelgrote Amsterdamse theaters rond de Dam, met veel houtjes en touwtjes, zonder een noemenswaardig budget en voornamelijk dankzij de goodwill van de deelnemende gezelschappen en theaterdirecteuren. Dit groeide vervolgens bliksemsnel uit tot een nieuwe traditie: al na de eerste editie wilde Toneelgroep Amsterdam meedoen, evenals de Stadsschouwburg en zelfs koninklijk theater Carré. Inmiddels is Theater Na de Dam een landelijke manifestatie waarbij in meer dan tien steden (naast Amsterdam onder meer in Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Groningen, Haarlem, Zwolle en Maastricht), met medewerking van enthousiaste stadsgezelschappen, kleine zalen en grote schouwburgen, de Herdenking op theatrale wijze wordt voortgezet. Het streven is dat op 4 mei 2015 (zeventig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog) in nog veel meer steden door het land theatervoorstellingen plaatsvinden.

Nieuwe voorstellingen Speciaal voor Theater Na de Dam worden jaarlijks ook nieuwe voorstellingen gemaakt, waarbij vooral jonge theatermakers en artiesten putten uit bestaande verhalen en historische gegevens en deze verwerken in hun eigen persoonlijke en artistieke visie. Zo worden ouderen door jongeren geïnterviewd over hun kindertijd in hun stad of wijk ten tijde van de oorlog; iets wat onvermijdelijk nog maar een aantal jaren mogelijk is. Deze verhalen vormen dan het vertrekpunt voor een voorstelling die op de avond van 4 mei wordt vertoond. Voor meer informatie: www.theaternadedam.nl.


4 En 5 mei horen bij elkaar

coverstory

Journalist en schrijfster Pauline Broekema en generaal b.d. Peter van Uhm spreken dit jaar tijdens de Nationale Herdenking op 4 mei. Ter gelegenheid van de Nationale Viering van de Bevrijding houdt oud-minister Ernst Hirsch Ballin de 5 mei-lezing in de Domkerk te Utrecht. De Marinierskapel van de Koninklijke Marine zal onder leiding van Harmen Cnossen mede het 5 mei-concert in Amsterdam verzorgen. door Simon Jacobus (m.m.v. Toine Rongen en Marja Verbraak) | beeld Peter Boer, Ilvy Njiokiktjien en Ad Nuis

W

aar andere landen herdenken en vieren op één en dezelfde dag, kent Nederland twee aparte dagen. 4 En 5 mei hebben elk een eigen accent, maar horen wel bij elkaar en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Op 4 mei wordt stilgestaan bij de oorlogsslachtoffers en op 5 mei vieren we dat we vrij zijn. Dan staat de vraag centraal hoe wij kunnen bijdragen aan vrijheid en vrede hier en elders in de wereld. Voor schrijfster en televisiejournalist Pauline Broekema zijn 4 en 5 mei twee kanten van dezelfde medaille: “Voor mij gaat 4 mei om de oorlog, en dan bedoel ik de Tweede Wereldoorlog. Die oorlog heeft een deel van mijn familie gevormd en mij ook. Op 5 mei vier ik waar het in mijn werk als journalist over gaat. Eigenwijs kunnen zijn, voor je eigen mening kunnen uitkomen, onrecht aan de kaak kunnen stellen.” Pauline Broekema doet al jaren onderzoek naar de Tweede Wereldoorlog en heeft een boek geschreven (Benjamin, een verzwegen dood) over het vooroorlogse Joodse leven in Groningen. Eigen accent 4 Mei en 5 mei hebben elk een eigen accent, zegt 5 mei-lezer Hirsch Ballin. “4 En 5 mei zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. 4 Mei staat voor de slachtoffers van oorlog, bezetting en vervolging, 5 mei voor de wederopbouw van de rechtsstaat. We moeten daarom ook stilstaan bij het onrecht waaruit de oorlog is voortgekomen en bij de waarde van het recht.” Oud-minister Hirsch Ballin is hoogleraar

Nederlands en Europees constitutioneel recht in Tilburg en hoogleraar Rechten van de Mens aan de Universiteit van Amsterdam. Uitgangspunt van zijn 5 mei-lezing is het jaarthema van het Nationaal Comité 4 en 5 mei: Vrijheid spreek je af. De spreker op de Dam, generaal b.d. Van Uhm, benadrukt eveneens de koppeling tussen 4 en 5 mei: “Vieren is belangrijk, maar met herdenken krijgen we tijd om na te denken.” Op 4 mei staat Peter van Uhm onder meer stil bij de dood van zijn zoon Dennis, die vijf jaar geleden tijdens een militaire missie in Afghanistan omkwam. “Ik vind het bijzonder dat ik op 4 mei op de Dam mag spreken. Ook vanwege Dennis. Enkele weken na zijn dood in 2008 was het 4 mei. Ik vond dat ik er moest zijn. Ook om aan mijn soldaten te laten zien: al is dit me overkomen, ik ga er altijd voor. “ De Nationale Viering van de Bevrijding wordt traditioneel op de avond van 5 mei afgesloten met een licht klassiek concert op de Amstel voor het Koninklijk Theater Carré. Dit jaar wordt het concert verzorgd door de Marinierskapel van de Koninklijke Marine onder leiding van Herman Cnossen. “Ik ben in vrijheid geboren,” zegt Cnossen. “Ik heb het nooit anders gekend en ik ben ermee verwend! Dat realiseer ik me heel goed. Het is een eer om met de kapel dit jaar het vieren van die vrijheid luister bij te zetten.” Voor meer informatie over het programma op 4 en 5 mei: www.4en5mei.nl

09


Een gezicht geven Spreker op 4 mei Pauline Broekema: “Mijn moeder is in de jaren dertig opgegroeid in Bilthoven, ze woonde naast een conferentieoord van de Doopsgezinde Kerk. Daar werden halverwege de jaren dertig steeds meer vluchtelingen opgevangen, vooral Duitse joden. Mijn grootvader was een van de oprichters van de Gero Zilverfabriek, een echte fabrikant en tegelijkertijd een wereldverbeteraar die samen met mijn grootmoeder in zijn vrije tijd in dat opvanghuis werkte. Zo maakte mijn moeder kennis met de dreiging uit Duitsland. In 1942-1943 zijn haar broers het verzet ingerold. Een van hen, Pieter ter Beek, zat bij de LO-KP (Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers, later gefuseerd met de Knokploegen, red.). Het was zo’n leuke, snelle jongen, een vrijbuiter, zo iemand die niet wilde deugen op school. Ik heb zijn rapport nog, allemaal onvoldoendes. Hij heeft het zware werk gedaan: pilotenhulp, overvallen. In 1944 werd er een aanslag gepleegd op de spoorlijn bij Bilthoven, twee jongens uit zijn verzetsgroep werden gepakt en kort daarna was ook mijn oom aan de beurt. Toen hij was opgepakt, werd het huis van mijn grootouders meteen omsingeld - zij zijn nog net op tijd naar Gelderland gevlucht. Er werden wapens gevonden. Pieter is zwaar verhoord door de SD. Het was een dappere jongen en hij heeft pas na een paar dagen bekend, toen iedereen veilig was. Hij werd Todeskandidat. Hij zat in de wachtkamer van de dood, en dat wist hij. Een paar dagen later is hij gefusilleerd als represaille voor een aanslag op een Duitse militair.”

10

NCMagazine | voorjaar 2013

Die ervaring heeft de moeder van Pauline getekend en liet haar invloed gelden op Pauline. “Mijn vader verzamelde in zijn vrije tijd alles wat los en vast zat over Groningen, waar ik geboren en getogen ben. Hij was een van de oprichters van de Stichting Oorlogs- en Verzetsmaterialen Groningen (nu het Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen, red.), die informatie verzamelt over de Tweede Wereldoorlog. In zijn boekenkast stond ook werk van een naamgenoot. Benjamin Broekema. Een Joodse Groninger. Mijn ouders hebben altijd gezegd: wat er ook gebeurd is in de oorlog, ook wat je moeder heeft meegemaakt, het allerergste was de vernietiging van de Joden. Als ik met mijn vader door de Folkingestraat in Groningen liep, wees hij aan: ‘Hier woonde die, en daar zat die winkel’. De vroegere synagoge was toen nog in gebruik als wasserij, dat vond hij een schánde. Jaren later, ik maakte een reportage over de Oorlogsgravenstichting, zocht ik in het In Memoriam naar de naam Broekema. Ik dacht dat ik één Broekema zou tegenkomen die was vermoord: Benjamin, slager in Warffum en dialectschrijver. Maar er was een hele pagina Broekema’s. Ik heb een kopie gemaakt en die lag op weg naar huis op de autostoel naast me. En ik weet nog dat ik ernaar keek en het onverdraaglijk vond dat er zoveel mensen waren vermoord uit het gebied dat ik zo goed kende, Groningen en Ommelanden. Het thema van het schuldige landschap. Ik dacht: daar zitten misschien kinderen bij van de Broekema die ik ken uit de boekenkast van mijn vader. Thuis heb ik een stamboom gemaakt van al die Broekema’s, want ik wilde weten hoe die familie in elkaar zat. Alleen hun namen waren over en ik wilde ze een gezicht geven. Ik wilde aanvankelijk van iedereen alles weten maar dat kon niet, het was te veel en ik voelde de hete adem van de tijd in mijn nek. De mensen die ik wilde interviewen, waren soms negentig jaar of ouder. Dus toen heb ik me geconcentreerd op Benjamin en me laten introduceren in zijn dorp. Met enige aarzeling wel. Want ik ben niet Joods, dus was ik wel degene die dit moest schrijven? Ik draag ook nog dezelfde achternaam en zou dat geen verwarring geven?” Gezien het verzetsverleden van haar familie, wil Pauline Broekema een bijdrage leveren aan herdenken en herinneren. “Ja. Dat is het. Daarom blijf ik met de oorlog bezig. Ik ben nu bezig met een project over het onbekende kamp Warschau in Polen. Ik wil de verhalen vertellen omdat de geschiedenis zo heel veel leert wat van waarde is. Dat je altijd op je hoede moet zijn. Het is belangrijk dat de geschiedenis zodanig wordt verteld dat die beklijft. Het gaat om het geven van details die ook nieuwe generaties bij herdenken zal betrekken.”

‘Ik wil een bijdrage leveren aan herdenken & herinneren


Coverstory

‘Staten moeten zich verantwoorden voor hun doen en laten’ Spreker op 5 mei Ernst Hirsch Ballin: “Mijn ouders hebben elkaar leren kennen toen mijn vader ondergedoken zat. Mijn vader was joods - hij is na een barre winter in Buchenwald naar Nederland gevlucht - en mijn moeder gaf hulp aan mensen voor wie deportatie dreigde. Bij ons thuis waren 4 en 5 mei dagen van gedenken. Herdenken had voor mijn vader, die in Nederland hoogleraar auteursrecht werd, twee dimensies. Het was voor hem uitermate belangrijk dat hij in

Buchenwald had meegemaakt dat het recht was uitgebannen. Het ging verder dan onrecht, er wás geen recht. Een tweede dimensie was het gedenken van de slachtoffers in de familie en in het bijzonder mijn grootmoeder, de moeder van mijn vader, een van de slachtoffers van de Sjoa. We woonden in Amsterdam en op 4 mei gingen we naar het monument op de Apollolaan. Dat was een vaste gewoonte die diep is ingekerfd in mijn herinnering: de stilte, het geluid van de vogels, mijn schoolgenoten. Ik zat op het Amsterdams Lyceum. Veel ouders van medeleerlingen en leraren van die school waren overlevenden. Bij ons thuis waren oorlog en bezetting dus heel dichtbij. Tegelijkertijd overheerste in de maatschappij het idee: dit hebben we achter ons gelaten. Er was weinig aandacht voor de vraag hoe dit had kunnen gebeuren, er werd niet grondig over gesproken. De aandacht voor de achtergronden en voor de slachtoffers is pas veel later gekomen. Ja, de oorlogservaringen van mijn ouders hebben een rol gespeeld in de keuze voor een juridische studie, hoewel ik me daar toen niet zo van bewust was. Ik wist meteen dat ik het publiekrecht interessant vond, het Europese en het internationale recht, waarin machtsverhoudingen tussen staten een rol spelen. Ik had van mijn vader geleerd hoe belangrijk het is dat mensen op het recht kunnen vertrouwen en wat er gebeurde toen die bescherming door het recht loos, ineffectief bleek te zijn.” Kan het recht bijdragen aan het waarborgen van vrijheid? “Het recht kan niets op eigen kracht. Wat in wetten is vastgelegd, moet voortkomen uit een onderliggende cultuur van respect voor de ander. Dat besef moet onder het recht zitten. We weten allemaal op hoeveel plaatsen in de wereld de mensenrechten worden geschonden. Het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten is door vrijwel alle staten in de wereld bekrachtigd, maar al die mooie teksten in verdragen mogen geen dode letter zijn. Er moet druk worden uitgeoefend op regimes die zich er niet aan houden. In het verkeer tussen staten is het een belangrijke rol gaan spelen dat men elkaar herinnert aan de mensenrechten. Sinds 2006 moeten staten zich in de Mensenrechtenraad van de VN verantwoorden over hoe ze uitvoering geven aan de verdragen en de verplichtingen die ze op zich hebben genomen. Mijn vroegere collega, staatssecretaris Albayrak van Justitie, was bij een van die bijeenkomsten en zei tegen me: ‘Het was net de Tweede Kamer, ik moest me verantwoorden over wat Nederland doet.’ Later had ik een soortgelijke ervaring. En daar waren we allebei blij mee. Want staten moeten zich net als individuen verantwoorden voor hun doen en laten.”

‘Bij ons thuis was oorlog en bezetting heel dichtbij’

11


Morele verantwoordelijkheid Generaal b.d. Peter van Uhm: “Mijn vader lag in de meidagen van 1940 als dienstplichtige aan de Waal, in zijn stad Nijmegen. Hij was een boerenzoon, hij jaagde veel en kon daardoor goed schieten, maar hij kon de Duitsers niet raken omdat zijn dienstgeweer te oud was. Hij wilde dolgraag zijn land verdedigen maar kon het niet. Dat was voor hem een levenslange frustratie. Dat verhaal vormde mij als kind. Ik verdiepte me in die oorlog, las veel, met name over de bevrijding van Nijmegen. Eén vraag bleef me altijd bij: waarom stuurden al die landen hun zonen naar Europa? Voor wat offerden miljoenen geallieerden zich op? Ze deden het voor ons, voor onze vrijheid. Daarom blijft herdenken zo belangrijk.” “Vrijheid lijkt een gratis goed, maar dat is het voor velen niet. Zoveel mensen en landen kennen nog altijd geen vrijheid. Daarom juich ik het toe dat in de Nederlandse grondwet is opgenomen dat onze militairen een bijdrage dienen te leveren aan de handhaving van de internationale rechtsorde. Ik droeg jarenlang mijn steentje bij aan die morele verantwoordelijkheid.” “Ik verloor in 2008, in de nacht van 17 op 18 april, mijn zoon Dennis. Hij diende in Uruzgan en sneuvelde door een bermbom. Een enorme tragedie. Dennis keerde in de namiddag terug van een succesvolle actie tegen de Taliban. Ze besloten ’s nachts niet verder terug te rijden naar het kamp, maar de volgende ochtend pas. Dennis zat in het vijfde voertuig, vier waren de bermbom al gepasseerd, bij

12

NCMagazine | voorjaar 2013

de vijfde ging die bom af. Mark Schouwink, de chauffeur, en Dennis waren direct dood, de anderen twee raakten zwaargewond.” “Hoe je zoiets verwerkt? Zoals elk mens, denk ik. Met mijn vrouw, mijn dochter, de vriendin van Dennis met wie hij samenwoonde. Je probeert elkaar ruimte te geven om het op een eigen manier vast te houden, zonder elkaar los te laten. Maar tegelijkertijd besef je dat we met zijn allen weer doormoeten. Ik huil nog regelmatig. Soms ook op een totaal onverwacht moment. Zo kwam ik enkele maanden na Dennis’ dood op onze post in Deh Rawod (Uruzgan). Ik stapte de helikopter uit en zag twee militairen op me aflopen. De commandant van een Nederlandse basis in Afghanistan die nota bene mijn zoon had opgeleid en degene die, zo wist ik van Dennis, zijn grote voorbeeld als militair was. Toen uitgerekend die twee mij ontvingen, schoot ik vol van verdriet. Ik liep door en heb even in mijn uppie staan huilen. Iedereen doodstil, maar begrip alom.” “Vrijheid is zó belangrijk. Maar ik vind wel dat iedereen eerst zichzelf moet vragen wat hijzelf precies onder vrijheid verstaat. Wat betekent dat voor jezelf en voor de ander? Want aan onze vrijheid zitten natuurlijk wel beperkingen. Maar vooral: wat wil je doen om die vrijheid in de wereld te vergroten en te waarborgen. Ook al ben ik gepensioneerd, ikzelf ben nog altijd bereid om daarin heel ver te gaan. Als ik iets van mijn vader leerde, was het dat wel.”

‘Iedereen moet zich afvragen wat hij precies onder vrijheid verstaat


Hoe kan bestaand lesmateriaal over de Tweede Wereldoorlog, vrijheid en vrede zo toegankelijk mogelijk worden gemaakt? Dat is de insteek van de vernieuwde website met lesmateriaal van het Nationaal Comité 4 en 5 mei die in samenwerking met het vfonds is gelanceerd. Lesmateriaaloorlogenvrede.nl is makkelijk in gebruik, heeft de pabostudenten als nieuwe doelgroep erbij en is interactief.

ontwikkeling & strategie educatie

door Karen de Jager

Hoe geef je zinvol les over oorlog en vrede? “De oorspronkelijke database voldeed niet meer aan de gebruikerseisen van vandaag de dag. Wat ooit begon als een verzameling lesprogramma’s is nu een gestructureerd aanbod van al het beschikbare lesmateriaal,”aldus Yvonne Ahrend. Ze is historica en sinds medio 2010 verantwoordelijk voor de educatieve producten van het comité. “We hebben de leerkracht als uitgangspunt genomen. Hoe zoek je bijvoorbeeld als leerkracht van groep zeven naar lesmateriaal? Dan kijk je naar het niveau en het onderwerp. Soms wordt ook gezocht op thema, een specifiek aanbod in de regio, of op het soort les, zoals een museumbezoek, of op een les die geschikt is voor een smartboard. De nieuwe opzet kan een docent inspireren om op een specifieke manier aandacht te besteden aan het onderwerp oorlog en vrede.” Verder is er een nieuwe doelgroep toegevoegd. Naast aanbod voor groep 1 tot en met alle niveaus van het voortgezet onderwijs, richt de site zich ook op de pabo. Yvonne Ahrend: “De oorlog ligt steeds verder achter ons. Hoe geef je zinvol les over oorlog en vrede? Dat is een discussie die leeft binnen het onderwijs. Dat heb ik zelf ook ondervonden toen ik als geschiedenisdocent les gaf op de pabo. Hoe pak je dat aan? Wat zijn interessante onderwerpen? Met deze site bieden we handvatten aan

deze groep die de continuïteit van lesgeven over dit onderwerp moet vergroten.”

Interactief De site is niet alleen handig voor docenten, maar ook voor producenten van lesmateriaal. Het is een interactieve site waar uitgevers en producenten van materiaal, zoals oorlogs- en verzetsmusea, de informatie kunnen aanmelden. Het materiaal is zo sneller beschikbaar. Yvonne Ahrend: “De producenten zijn tevreden met de nieuwe site. De content groeit snel. Bij de lancering eind vorig jaar begonnen we met honderd programma’s, nu zijn dat er bijna tweehonderd. Naast lesmateriaal bieden we ook tips bij de thema’s om de leerkrachten te wijzen op bijzondere evenementen of materialen. Dat is belangrijk, want juist in de aanloop naar 4 en 5 mei is er behoefte aan lesmateriaal. De lesstof wordt vaak vanaf februari gebruikt omdat de leerkrachten dan de lessen voorbereiden. De site is nog relatief nieuw en zal vooral in de komende maanden frequent worden geraadpleegd. Daarna zullen we de ervaringen van gebruikers in kaart brengen en inzetten om de site te optimaliseren.” Voor meer informatie: www.lesmateriaaloorlogenvrede.nl

13


Veertien Bevrijdingsfestivals De veertien Bevrijdingsfestivals op 5 mei zijn de afgelopen twintig jaar uitgegroeid tot het grootste culturele evenement in Nederland. Op zo’n veertig podia in alle delen van het land treden circa 250 bands op. Zoals elk jaar zijn de drie Ambassadeurs van de Vrijheid de belangrijkste trekpleisters. Zij verzorgen verschillende concerten in heel het land. Traditiegetrouw stelt het ministerie van Defensie drie helikopters met bemanning beschikbaar om deze artiesten en bands naar de plaats van bestemming te vliegen. In de popwereld vinden artiesten die op deze bijzondere dag met de heli langs de festivals toeren, het een hele eer. Ze beschouwen het als een kroon op hun werk. Dit jaar zijn rapper Dio, de band Chef’Special en zangeres Miss Montreal Ambassadeur van de Vrijheid. Zie voor meer info: www.bevrijdingsfestivals.nl

Miss Montreal:

‘Ik eer alle opa’s die de oorlog meemaakten’ Sinds Miss Montreal weet dat ze dit jaar met haar band als Ambassadeur van de Vrijheid op de Bevrijdingsfestivals kan optreden, is haar succes compleet. “Dat is altijd mijn doel geweest.” Het vieren van de vrijheid is belangrijk voor Miss Montreal (de artiestennaam van Sanne Hans). Want haar betrokkenheid bij de Tweede Wereldoorlog is groot, mede door de lotgevallen van haar beide grootvaders. 14

NCMagazine | voorjaar 2013


Vieren

Door Toine Rongen | Foto Ilvy Njiokiktjien

Wie is Miss Montreal? Sanne Hans (28) is een van de succesvolste zangeressen van ons land. In 2008 scoorde ze met haar eerste single Just a flirt een 3FM Megahit. Een jaar later verscheen haar debuutalbum Miss Montreal. Het nummer This is my life werd op een videoclip uitgebracht. Haar tweede album So...anything else? kwam in juli 2010 uit. Dat jaar startte haar clubtour, waarmee ze twintig steden aandeed. Op 3 april 2012 kreeg ze in het radioprogramma de Coen & Sander Show de Schaal van Rigter uitgereikt voor het nummer Wish I could, dat in het jaar 2011 de meest gedraaide single was op 3FM. Na haar album I am hunter in 2012 begon in haar voormalige woonplaats Harderberg S-SS-SSS-Sanne. Deze theatertour eindigt op 25 maart 2013 in Carré. De show gaat onder meer vergezeld van een Miss Montreal Magazine en The home recordings, een nieuwe CD met zeventien demonummers en eerdere versies van later uitgebrachte liedjes. Wat haar carrière extra glans geeft, is dat ze tijdens het praten stottert. Als ze zingt heeft ze daar geen last van en voelt ze zich zo vrij als een vogel.

“Mijn ene opa zat in het verzet. Hij is onlangs op zijn negentigste overleden. Pal voor zijn dood sprak hij nog met mij over de oorlog. ‘Ach kind, je moet zo blij zijn dat je in vrijheid kan leven.’ Hij begon toen te huilen. Vooral ook omdat mijn opa enkele uren later overleed, greep dat me enorm aan. Bij mijn andere opa hadden ze thuis een boerderij. In de stal, onder het stro, hielden ze een Joodse jongen verborgen. Allemaal heftige verhalen. Mijn vader, onderwijzer van beroep, vertelde vaak over de oorlog en over de zware jaren van de wederopbouw. Ik bezocht ook Kamp Westerbork. In de barakken zag ik foto’s van Auschwitz.” Hoe heb je je verder in de Tweede Wereldoorlog verdiept? “Boeken, documentaires, speelfilms. Ik zag bijvoorbeeld Der Untergang over de laatste dagen van Hitler. Maar ook Schindler’s List. Wat me enorm emotioneerde was Oorlogswinter. Dan zie je dat de oorlog ook in dorpjes in de provincie zijn sporen achterliet. Ik verdiep me nog altijd in de persoon Hitler. Hoe hij in een korte periode een volk zo kon opzwepen. Het blijft me verbazen. Ik ging laatst ook naar Je Anne, de musicalversie van Het Achterhuis. Anne Frank kon niet naar buiten, kon zich alleen wassen en verschonen op bepaalde tijden, ze mocht zelfs niet hoesten. Dat maakt indruk op mij.” Wat betekent vrijheid voor je? “Dat je niet hoeft na te denken over waar je loopt en wat je doet. Dat ik al die basale dingen zonder nadenken kan doen. Maar ook dat ik kan en mag optreden. Dat ik kan doen wat ik wil. Heerlijk is dat. Wat is kunst zonder vrijheid?” Wat vond je ervan dat je als Ambassadeur van de Vrijheid bent gevraagd? “Vet! Het is altijd al mijn droom geweest om met de helikopter naar zo’n Bevrijdingsfestival te vliegen. Daar droomde ik al van toen ik als kind het eerste Bevrijdingsfestival in Zwolle meemaakte. Niet Pinkpop of Lowlands was mijn doel, maar dit. Het geeft mij de bevestiging dat ik erbij hoor.” Hoe ga jij straks het belang van vrijheid over het voetlicht brengen? “Ik broed al een poosje op een speciaal bevrijdingslied. Gewoon met mijn gitaar een lied zingen met een tekst die bij iedereen meteen binnenkomt en iedereen direct kan meezingen. Iets moois, iets serieus, iets dat mensen even stil doet staan bij wat onze oma’s en opa’s toen allemaal meemaakten. Een nummer in het Nederlands trouwens, zodat iedereen het kan volgen. Ik ben het aan het schrijven met Simon van Nick & Simon. Als ik zing, haper ik niet [Sanne Hans stottert, red.]. Als ik dan ook nog in mijn eigen taal kan zingen, voel ik me echt helemaal vrij. Dan kan ik iets duidelijks en moois wegzetten dat echt binnenkomt. Dat kan ik hoor. Ik ben dan wel slordig in mijn praten, maar in mijn teksten ben ik juist heel helder.” Komt je opa voor in je vrijheidslied? “Ik wil het niet zozeer over mijn opa hebben, maar meer over alle opa’s die de oorlog meemaakten. Ook wil ik benadrukken dat je in dit land nog vrij kan ademhalen en dat je je mening over van alles en nog wat kunt geven. Wel doe ik er graag iets autobiografisch bij zodat het mij ook nog echt raakt, zodat het nog heftiger wordt als ik zing. Het is niet mijn doel om mensen aan het janken te maken, maar je moet zo’n dag niet alleen maar vieren, vind ik. Er moet een moment zijn dat je echt over onze vrijheid nadenkt.”


Op 27 maart 2012 werd het 25-jarig jubileum van het Nationaal Comité 4 en 5 mei in De Nieuwe Kerk gevierd in het bijzijn van HM koningin Beatrix

Inspireren en verbinden Voor het Nationaal Comité is 2013 een interessant jaar. Reden genoeg voor het NC Magazine om een uitgebreid vraaggesprek te houden met Joan Leemhuis-Stout, voorzitter van het bestuur, en met Nine Nooter, directeur van het Nationaal Comité. Cruciale vragen over herdenken en vieren en duidelijke antwoorden van twee betrokken vrouwen.

Door de redactie

16

NCMagazine | voorjaar 2013

Kunt u vertellen waarom het Nationaal Comité is ingesteld? Joan Leemhuis- Stout: “Het Nationaal Comité 4 en 5 mei is in 1987 ingesteld omdat minister-president Lubbers zich zorgen maakte over het draagvlak voor en de continuïteit van de Nationale Herdenking op 4 mei en de Nationale Viering van de Bevrijding op 5 mei. Het Comité had geen eenvoudige opdracht. De Nationale Herdenking moest van de middag naar de avond verplaatst worden en geïntegreerd worden met de Amsterdamse herdenking op de Dam. 5 Mei was in het slop geraakt en leek te veel op Koninginnedag. Het Comité moest vorm en inhoud geven aan dat ‘nationale’ in de wetenschap dat iedereen, iedere groep zijn eigen opvattingen heeft. Het Nationaal Comité is zich permanent bewust van die complexiteit, namelijk dat je als NC met al die verschillende opvattingen rekening moet houden. De opdracht van het NC vereist dat je nooit naar één groep alleen kunt kijken, maar altijd naar de samenleving in haar volle breedte. Het comité is geen doel op zichzelf, maar een middel om herdenken, vieren en herinneren, wat door de regering en het parlement waardevol wordt geacht, ook in de samenleving te verankeren. Deze brede maatschappelijke verankering komt ook tot uiting in de brede samenstelling van het Comité. De leden van het Nationaal Comité worden per Koninklijk Besluit benoemd, op voordracht van de minister-president en de staatssecretaris van VWS.” Nine Nooter: “Veel mensen denken dat de herdenking zoals we die nu kennen altijd zo is geweest. Deze is echter tot stand gekomen na jarenlang overleg met alle organisaties van oorlogsgetroffenen, de regering en vele anderen. En datzelfde geldt voor de 5e mei. Ook de taken van het Comité zijn meegegroeid met de tijd. Het begon met het organiseren van 4 en 5 mei en het voeren van een voorlichtingsbeleid. Het geven van richting aan de zingeving van herdenken en vieren is daar later bijgekomen. In 2011 zijn er opnieuw taken overgedragen om de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend te houden. Voor al deze taken geldt dat het Comité dit altijd doet in nauwe samenspraak met verschillende groepen uit de samenleving . Het Nationaal Comité 4 en 5 mei is verantwoordelijk voor de Nationale Herdenking in de Nieuwe Kerk en op de Dam, de 5 mei-lezing, het


Herdenken & Vieren

Ilvy Njiokiktjien

dat het voor iedereen helder was dat we op 4 mei de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog herdenken en niet de daders. Met het begrip ‘allen’ wilde men duidelijk maken dat niet alleen de militairen en verzetsmensen werden herdacht, maar dat we in Nederland nadrukkelijk ook de burgers herdenken die in de oorlog zijn omgekomen. Maar ook het begrip ‘waar ook ter wereld’ leidt soms tot verwarring. Men wilde duidelijk maken dat we ook al diegenen herdenken die in de kampen in Europa zijn vermoord, evenals het koopvaardijpersoneel dat op verschillende wereldzeeën is omgekomen. Het Comité realiseert zich dat met de afstand in de tijd het memorandum niet automatisch door iedereen begrepen wordt. Daarom is er in 2010 een nieuwe toelichting geschreven.”

Nine Nooter en HM koningin Beatrix in Carré op 5 mei 2012

5 mei-concert en de coördinatie van de veertien Bevrijdingsfestivals. 4 En 5 mei hebben betekenis in de wetenschap dat in alle gemeenten herdenkingen worden gehouden, niet alleen op 4 mei, maar ook door het jaar heen. Ook de provincies leveren zo’n belangrijke bijdrage, op 5 mei. Voor de lokale herdenkingen en vieringen ligt de verantwoordelijkheid primair op lokaal niveau. We willen wel zoals in onze missie is verwoord inspireren, richting geven en verbinden.” Wat is het bijzondere aan de 4 mei- herdenking? Joan Leemhuis-Stout: “Het bijzondere van 4 mei is dat alle Nederlandse oorlogsslachtoffers worden herdacht. Door het jaar heen vinden diverse herdenkingen plaats waar wordt stilgestaan bij bepaalde groepen oorlogsslachtoffers of gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog . Denk bijvoorbeeld aan de twee herdenkingen met een bijzondere status: de Auschwitzherdenking en de herdenking op 15 augustus bij het Indië Monument in Den Haag. Maar denk ook aan de herdenking van het bombardement op Rotterdam, de razzia in Putten, aan de herdenkingen van Dachau, Ravensbrück, de BirmaSiamspoorweg, de Javazee, Roermond, Grebbeberg, Februaristaking of de Koopvaardij. Allemaal verschillende herinneringen die samenkomen in de Nationale Herdenking. De opdracht van het Nationaal Comité is er zorg voor te dragen dat al die mensen zich betrokken voelen bij de dodenherdenking. In saamhorigheid. Maar het is ook belangrijk de hele samenleving te betrekken, jong en oud.”

Memorandum Het memorandum is voor het Nationaal Comité de richtlijn voor wie er op 4 mei worden herdacht. Het luidt: Tijdens de Nationale Herdenking op 4 mei herdenken we allen – burgers en militairen – die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in oorlogssituaties en bij vredesoperaties. Nine Nooter: “De kern van het memorandum zoals we dat nu kennen, dateert uit 1961 en is in de afgelopen decennia verschillende malen aangepast. De basis voor deze tekst is geformuleerd in een tijd

Is er sprake van een verbreding van de Nationale Herdenking ? Joan Leemhuis-Stout: “De Tweede Wereldoorlog is voor Nederland het belangrijkste referentiekader voor de Nationale Herdenking. Er wordt elk jaar in het programma veel aandacht besteed aan de Tweede Wereldoorlog , de Jodenvervolging en andere oorlogsslachtoffers. Dat blijkt uit onder andere de vaste openingstekst bij de herdenking, uit de 4 mei-voordrachten, uit de muziekkeuze en uit de gebeden. Op 4 mei realiseren wij ons dat er een einde is gekomen aan de Tweede Wereldoorlog dankzij de inzet en het verlies van grote aantallen geallieerde militairen. Daarin ligt een belangrijke motivatie om ons als Nederland actief in te zetten voor vrede en vrijheid elders in de wereld. Nederlandse militairen die omkomen zijn bij de inzet daarvoor worden om die reden ook op 4 mei herdacht. Zoals dat ook in andere landen gebruikelijk is bij nationale herdenkingen.” Nine Nooter: “Op 4 mei worden bij het Nationaal Monument op de Dam vijf kransen gelegd voor alle Nederlandse oorlogslachtoffers door de eerste generatie oorlogsgetroffenen. Vier kransen zijn voor alle burgerslachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog, omgekomen of vermoord in Europa en Zuidoost-Azië. Eén krans is voor de omgekomen militairen en koopvaardijpersoneel. Deze laatste krans wordt gelegd voor zowel de militairen die zijn omgekomen tijdens de Tweede Wereldoorlog alsook voor de militairen die zijn omgekomen in oorlogssituaties en bij vredesoperaties na de Tweede Wereldoorlog.” Hoe gaat u in 2013 om met het gedicht op de Dam? Joan Leemhuis: “Het Comité heeft nimmer de ambitie of wens gehad om de Nationale Herdenking te verbreden door ook de daders te herdenken. De herdenking moet niet overschaduwd worden door discussie. We hebben wel veel van de situatie van vorig jaar geleerd. Zo hebben we in het kader van de jurering van het gedicht nadrukkelijk de opdracht gegeven dat men het Memorandum als uitgangspunt van de jurering neemt.” Nine Nooter: “Het Nationaal Comité werkt in een meerjarenbeleidsperiode van vijf jaar. Binnenkort zullen de voorbereidingen gestart worde voor de beleidsperiode na 2016. Net als in het verleden zullen daarbij gesprekken gevoerd worden met tal van organisaties. Natuurlijk realiseren we ons dat daarbij verschillende opvattingen en ideeën naar voren zullen komen. Zoals we ons ook realiseren dat er telkens weer nieuwe inzichten ontstaan die meegewogen moeten worden.” Joan Leemhuis-Stout: “Herdenken en vieren zijn zo diep verankerd en breed gedragen in onze samenleving dat ze ook in de toekomst onderdeel zullen blijven van onze nationale traditie. Het Nationaal Comité vind het een eer om daar vorm en inhoud aan te mogen geven en iedereen daarbij te betrekken, ook jongere generaties.”

17


Joël van Houdt

De Marinierskapel Concert op de Amstel op 5 mei

Marinierskapel geeft 5 mei-concert

I

Nick & Simon 18

NCMagazine | voorjaar 2013

Rogier Jaarsma

De Marinierskapel, het muzikale visitekaartje van de Koninklijke Marine, geeft het 5 mei-concert op de Amstel onder leiding van dirigent Harmen Cnossen. Ook mezzosopraan Maria Fiselier, Nick & Simon, het Brabant Koor en de Tamboers en Pijpers van het Korps Mariniers zullen optreden.

n Amsterdam wordt Bevrijdingsdag ieder jaar feestelijk afgesloten met het Concert op de Amstel. Dit licht klassieke concert wordt steeds door een ander orkest verzorgd. Dit jaar is dat de Marinierskapel onder leiding van Harmen Cnossen. Deze 48-jarige dirigent is verheugd om het 5 mei-concert te geven. “Ik ben in vrijheid geboren. Ik heb het nooit anders gekend en ik ben ermee verwend! Dat realiseer ik me heel goed. Het is een eer om met de kapel dit jaar het vieren van die vrijheid luister bij te zetten.” De Marinierskapel heeft overigens als taak om militair ceremonieel voor de Koninklijke Marine, defensie in het algemeen en het Koninklijk Huis muzikaal op te luisteren. Bijvoorbeeld tijdens staatsbezoeken en herdenkingen. Maar zij verzorgt ook publieksoptredens zoals de Nationale Taptoe. Op het programma staan diverse bekende solisten uit de popwereld (Nick & Simon) en de klassieke muziek (Maria Fiselier). Nick en Simon vinden het geweldig om 5 mei af te mogen sluiten. “Het is ontzettend eervol het concert op 5 mei te mogen verzorgen met de Marinierskapel. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei heeft de keuze uit vrijwel elke artiest en muzikant die ons land te bieden heeft en het voelt daarom heel bijzonder dat de keuze op ons is gevallen. Het zal een uniek concert worden, waarin we een cross-over zullen maken naar de klassieke muziek. “ Het Concert op de Amstel is gratis toegankelijk voor publiek en wordt uitgezonden door de NOS op Nederland 1. Deze live-uitzending van het 5 mei-concert op de Amstel wordt ieder jaar door ruim een miljoen Nederlanders bekeken. Op 5 mei is er ook een special over de Bevrijdingsfestivals op Nederland 3 om 22.55 uur. Nick & Simon zijn op 3 mei gasthoofdredacteur van de krant Metro. Meer informatie? Zie www.4en5mei.nl


Jan Taminiau ontwerpt WE Freedom T-shirts Modeontwerper Jan Taminiau heeft zich voor drie jaar gecommitteerd aan het Nationaal Comité 4 en 5 mei voor het ontwerp van het Freedom T-shirt. Het shirt wordt gedragen door de ruim 5000 vrijwilligers van het 5-meiconcert op de Amstel en de veertien Bevrijdingsfestivals die op 5 mei in het hele land plaatsvinden onder coördinatie van het Nationaal Comité. Modeketen WE Fashion neemt de productie van de shirts voor haar rekening. Het collector’s item wordt verkocht in een aantal geselecteerde WE stores en op wefashion.com. Alle partijen zetten zich belangeloos in voor het vieren van de vrijheid.

Herdenken & Vieren actualiteit

onder redactie van Evelien Kaandorp/ Simon Jacobus

In 2012 ontwierp Jan Taminiau zijn eerste Freedom T-shirt. De keuze voor verlenging van de samenwerking was snel gemaakt. “Vrijheid is de basis van alles wat ik doe. Daardoor kan ik creëren en ontwerpen en kan en durf ik te zijn wie ik ben. Ik ben dan ook zeer enthousiast over het voortzetten van de samenwerking met het Nationaal Comité 4 en 5 mei en WE Fashion. Ik vind het geweldig om met het ontwerp van het Freedom T-shirt mijn bijdrage te kunnen leveren aan het vieren van de vrijheid. Want vrijheid is nog lang niet voor iedereen en overal vanzelfsprekend”, aldus een enthousiaste Jan Taminiau.

Nieuwe vormgeving 4 en 5 mei – als dag en nacht

Nieuwe naam voor voormalige ‘ITF’!

D

e internationale alliantie van 31 landen die zich inzet voor het levend houden van de geschiedenis van de Holocaust, gaat voortaan door het leven als de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA). De nieuwe naam wordt ondersteund door een nieuw logo, ontworpen door Daniel Libeskind. Raadpleeg voor meer informatie over het werk van het platform de website: http://www.holocaustremembrance.com

4 en 5 mei zijn als dag en nacht, twee zijden van dezelfde medaille. Om deze samenhang te benadrukken is er voor een nieuwe vormgeving gekozen voor de uitingen van de drie grote evenementen van het Nationaal Comité 4 en 5 mei: de Nationale Herdenkingsbijeenkomst in de Nieuwe Kerk in Amsterdam, de Nationale Viering van de Bevrijding op 5 mei (dit jaar in de provincie Utrecht) en het 5 mei Concert op de Amstel in Amsterdam. Het samenspel van 4 mei avond, 5 mei ochtend en 5 mei nacht die worden gesymboliseerd in cirkels en kleuren en cijfers, versterken de verbondenheid tussen herdenken op 4 mei en het vieren op 5 mei. Vandaar dat dit jaar de vormgeving van de uitnodigingen, de programmaboekjes en de aankleding van de evenementen van het Nationaal Comité is veranderd.

Nationale Herdenking

mei Uitnodiging 4 mei 2013

Nationale Viering van de Bevrijding

mei Uitnodiging 5 mei-lezing 2013 Domkerk Utrecht

Nationale Viering van de Bevrijding

mei Uitnodiging 5 mei-concert 2013

19


‘Mamma heeft veel honger gehad. Ga jij dus nu maar je boterhammen opeten’ Wat betekent het oorlogsverleden van de eerste generatie oorlogsslachtoffers voor hun kinderen? Welke functie heeft herdenken en vieren voor de tweede generatie? NC Magazine start een serie gesprekken met de tweede generatie. Publicist Theodor Holman en Joël Cahen, directeur van het Joods Historisch Museum, bijten het spits af: over zwijgende ouders, een Opel Kapitän na de oorlog en over wroeten in de wond die ‘het kamp’ heet. door Leonard Ornstein en Larissa Pans | beeld Peter Boer

‘Ik had er genoeg van dat de oorlog bij ons thuis maar niet wilde aflopen’ 20

NCMagazine | voorjaar 2013


Herdenken en vieren

T

heodor Holman ging elke 15e augustus met frisse tegenzin met zijn moeder mee naar de herdenkingsplechtigheid in Den Haag, de dag waarop de oorlog in Nederlands-Indië wordt herdacht. De journalist en schrijver is kind van ouders die de ‘Jappenkampen’ in Indonesië hebben overleefd. Joël Cahens leven daarentegen is, zoals hij zelf zegt ,”doordrenkt” van herinnering en gedenken. Zijn moeder was ondergedoken, zijn vader overleefde Auschwitz. En dan is Cahen ook nog eens directeur van het Joods Historisch Museum. Hij organiseert de herdenkingen in de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. Een gesprek met twee totaal verschillende mannen die tenminste één gemeenschappelijke factor hebben: ze behoren tot de tweede generatie.

Kindertransporten “Ik voel niet de pijn van mijn ouders, maar wel hun angst. Vooral de angst van mijn moeder heb ik overgenomen. Ik realiseerde me dat toen ik de memoires van mijn vader las, waar ook een stuk over mijn moeder en haar onderduiktijd in voorkomt.” Joël Cahen, inmiddels 64 jaar, is een typisch kind van oorlogsslachtoffers. “Die tweedegeneratieproblematiek waart door mijn bloed, dat voel ik. Ik was een kind met veel angsten en daar heb ik er nog een paar van. Mijn kinderen zijn daar ook niet vrij van. Het precies definiëren vind ik lastig. Ik heb lang over de middelbare school gedaan, had een moeilijke puberteit. Het huiselijke leven met mijn ouders was niet echt vrolijk. Ik zal nooit eten weggooien, maar dat is slechts een symbolisch voorbeeld.” Met onderkoelde humor, maar ook met veel warmte, vertelt Cahen over het gezin waarin hij opgroeide, een inventieve ondernemersfamilie uit Vught. Vught of all places, die beladen plek van waaruit de kindertransporten naar doorgangskamp Westerbork plaatsvonden. Een directeur die niet wil dat zijn museum “één groot tranendal” wordt, maar die er wel voor heeft gekozen om de Jodenvervolging een prominentere plek te geven. En hij heeft vergevorderde plannen voor een Nationaal Holocaust Museum en Herinneringscentrum. Zijn gesprekspartner Theodor Holman (60) is al decennialang een veelgelezen columnist bij de voormalige verzetskrant Het Parool. De twee vormen een contrast: de uitgesproken antwoorden van de nog altijd jongensachtige Holman versus de bedachtzame, precies formulerende Cahen. Ze hebben elkaar nog nooit ontmoet, maar de herkenning van elkaars verleden is groot.

Platitudes Theodor Holman heeft zich lang verzet tegen het idee dat hij – op grond van het oorlogsverleden van zijn ouders – deel zou uitmaken van de tweede generatie. Hij ging vanaf de eerste Indië-herdenking in 1987 met zijn moeder mee, en heeft dat maar een paar keer gedaan. “Ik vond die herdenkingen altijd afschuwelijk. Ik had er genoeg van dat de oorlog bij ons thuis maar niet wilde aflopen. Ik moest mee, maar denk maar niet dat er gepraat werd over wat zij hadden meegemaakt. Ik heb dat mijn ouders altijd volkomen ten onrechte kwalijk genomen.” Het afgedekte verleden van hun ouders: wie spreekt met kinderen van oor-


‘Ik voel niet de pijn van mijn ouders, maar wel hun angst. Vooral de angst van mijn moeder heb ik overgenomen’ logsslachtoffers, komt daar onvermijdelijk op uit. Het was volgens de ouders van Theodor Holman onbehoorlijk om over de oorlog te praten: “Das tut man nicht.” “Ik denk ook dat mijn ouders er het vocabulaire niet voor hadden. Ze hadden allebei drieënhalf jaar in een kamp gezeten, ieder in een ander kamp, maar daar konden ze absoluut niet met elkaar over spreken. Als ze het al deden werd het een competitie wie het meest had meegemaakt, dat was voor ons kinderen verschrikkelijk. Mijn vader heeft gewerkt aan de Birmaspoorlijn.” Holmans vader was indoloog. Na de oorlog kon hij geen kant meer op vanwege zijn studie. “Hij had het gevoel alles verloren te hebben: zijn Indië, zijn baan en ook zijn studie. Hij zag zijn leven als mislukt.” Holmans moeder zat in verschillende vrouwenkampen en moest lijken afleggen. “Ik voelde aan wat ze had doorgemaakt, intuïtief. Ik vroeg ernaar als kind. Dan kreeg ik geen antwoord, alleen maar platitudes.” Holman doet voor hoe de dialogen thuis gingen. Zijn moeder: ‘Het was heel erg. Mamma heeft veel honger gehad. Ga jij dus nu maar al je boterhammen opeten.’ Of ik vroeg: ‘Ben je weleens met de dood geconfronteerd geweest?’ ‘Ik heb weleens een jongetje afgelegd van jouw leeftijd. Dat was echt niet leuk hoor.’ Mijn moeder deed dat graag, lijken afleggen, hoe verschrikkelijk dit ook klinkt. Want dan kon ze wat kleren van overleden volwassenen en kinderen gebruiken, voor haar kind en voor haarzelf. Mijn moeder vond een zelfgemaakt kaartspel en zij is daarmee gaan waarzeggen. Ze kon daar mensen hoop mee geven. Ze rechtvaardigde dat ze andere mensen spullen afhandig maakte met het feit dat ze hun goede moed gaf. Ze keek naar haar kaarten en zei: ‘Je man leeft nog.’ Daar was veel behoefte aan.”

dat herken ik. Hoop is heel belangrijk. Mijn vader heeft Vught en Auschwitz overleefd door hoop. Toen hij op 6 juni in de trein naar Polen zat, wist hij dat in de onderduik mijn zus was geboren. Het is maar een theorie, maar die wetenschap gecombineerd met een hoop geluk heeft hem door Vught en Auschwitz gesleept. Mijn vader probeerde na de oorlog zijn zaak weer op te bouwen. Hij had een zakkenen drukkerijfabriek die van zijn vader was geweest. Dat was in de oorlog door een Verwalter overgenomen, de fabriek is aan het eind van de oorlog in elkaar geschoten. Mijn vader ging na de oorlog gewoon weer op zakenreis naar Duitsland. Ik herinner me wel grapjes van hem. Als de douane in zijn auto wilde kijken, liet hij zijn pols zien, met daarop getatoeëerd zijn nummer uit Auschwitz. We kochten ook Duitse producten, zoals de blauwe Opel Kapitän van mijn vader. Het was wel de straf des Heeren dat toen mijn vader en ik die auto ophaalden in Den Bosch, ze vergeten waren er olie in te doen.”

Schuldgevoel

Joël Cahen: “Mijn ervaring is dat de derde, vierde en vijfde generaties alles willen weten over de oorlog. Mijn kinderen zijn enorm geïnteresseerd in wie opa en oma waren en wat ze hebben meegemaakt, hoewel alle drie op hun eigen wijze en met een eigen intensiteit. Toen ze in Israël op school zaten, kregen ze opdrachten mee over het ontdekken van je roots, vooral door je ouders of opa´s en oma´s te interviewen. Ik neem mijn kinderen niet standaard mee naar de herdenkingen in de Hollandsche Schouwburg, dat laat ik aan hen over. Een van mijn dochters is weleens gegaan. Ik heb een keer de strips van de Anne Frank Stichting meegenomen, ik was verbaasd dat ze die verslonden.” Theodor Holman: “Mijn dochter Marscha heeft dat verleden dus veel heftiger dan ik weer ‘opgegraven’. Wat ik aan haar heb meegegeven, is mijn morele maatstaf van goed en kwaad en dat meet ik af aan de Holocaust en het fascisme. Ik heb gemerkt dat oorlog haar generatie, de twintigers, als toetssteen veel minder zegt. Ik ontmoet die jongeren weleens op scholen van journalistiek. Zij vinden ideologie heel belangrijk, zoals de Arabische Lente. Zo willen zij goed en kwaad indelen. Ik ben bang dat er zaken gerelativeerd gaan worden waarvan ik denk: die moeten niet gerelativeerd worden.”

Tweedegeneratiekind Theodor Holman: “Als ik maar een fractie kritisch daarover tegen mijn moeder was, werd ze woedend. Luiken dicht, ‘Jij begrijpt er niks van.’” De kleine Theodor begon uit onmacht zijn ouders te sarren. “Natuurlijk wist ik dat je de vernietigingskampen en de Indische kampen niet met elkaar kunt vergelijken. Toch heb ik weleens gezegd, om mijn ouders te pesten: ‘Maar pap, die vernietigingskampen, die waren toch veel erger? Jij bent er nog.’ Mijn vader vond het verschrikkelijk dat ik zo dacht. ‘Daar gingen ze de ovens in, en jullie hadden de hele dag mooi weer,’ zei ik dan. ‘En hoezo honger? Je kon het fruit toch van de bomen plukken?’ Hoe haalde ik het in mijn hoofd! Het totale onbegrip voor wat ze hadden meegemaakt, daar heb ik nog steeds een schuldgevoel over.” Het woord schuldgevoel valt, een woord dat aan de tweede generatie kleeft. Joël Cahen: “Theodor, daar moet je je niet schuldig over voelen!” Theodor Holman: “Het was afzetten. Ik was communist en mijn vader vond ik een echte koloniaal.” Joël Cahen: “Die hoop van het waarzeggen waar Theodor het over had,

22

NCMagazine | voorjaar 2013

Ommekeer Het was Holmans dochter Marscha Chaja die zijn gevoelens over herdenken veranderde. Tien jaar geleden kwam de ommekeer. Marscha studeerde geschiedenis en wilde afstuderen op het kampverleden van haar opa en oma. Holman merkte dat hij geen antwoorden had op haar vragen. “Daar geneerde ik me voor. Flinters weet ik, kleine verhaaltjes. Uiteindelijk studeerde ze af op de onafhankelijkheid van Indonesië, want over mijn familie was te weinig bekend. Dat heeft mijn denken veranderd. Ik vind herdenken niet meer onzinnig. Ik vind het heel erg

Derde generatie


Herdenken en vieren

Wie zijn Theodor Holman en Joël Cahen?

als die geschiedenis, die voor mijn persoonlijkheid bepalend is geweest, zou verdwijnen. De Tweede Wereldoorlog moet een markering in de geschiedenis blijven. Hoe het eraan toeging in de Indische kampen, de onderlinge verhoudingen: ik heb de behoefte om te weten wat er is gebeurd. In mijn kast staan Mülisch, Durlacher en Primo Levi, maar er staan geen romans over de Japanse krijgsgevangenschap in Nederlands-Indië. Dat is toch gek, dat daar geen literatuur over geschreven is? Daarom ben ík die romans maar gaan schrijven.” Joël Cahen: “Een soort verwerkingsmoment van mezelf was toen ik in 1985 naar een historische conferentie in Berlijn was. Ik liep daar rond met een collega-historicus uit New York, een religieuze man met een keppeltje. We wandelden door West-Berlijn en hij zei: ‘You know, I wouldn’t admit it, but I like it here’. Ik was het wel met hem eens.”

Zoni Weisz

Krystyna Gil

Source: Zoni Weisz collection

Source: Documentation and Cultural Center for German Sinti and Roma

Seven-year-old Zoni Weisz from the Netherlands happened to be staying with his aunt when his parents, sisters and younger brother were arrested during a national round up. His entire family was taken, via Westerbork, to Auschwitz. Zoni managed to survive the war by going into hiding. But the sudden loss of his family was a trauma he has carried with him for the rest of his life.

www.romasinti.eu

On 3 July 1943, all the Roma residents of Szczurowa in Poland were murdered in the village churchyard. Only a few, including a four-year-old girl, survived this mass execution. That little girl was called Krystyna. Nearly seventy years later, Krystyna Gil is still active as chair of the organisation for Roma women in Poland.

www.romasinti.eu

Theodorus Cornelis Holman heeft geschiedenis en Nederlands gestudeerd, is columnist van Het Parool en De Groene Amsterdammer, is scenarist en schrijver van talloze boeken, zoals de in 2013 verschenen roman De grootste truc aller tijden, een familiegeschiedenis die over de lotgevallen van een gezin in een Japans kamp gaat. Hij heeft een relatie, een dochter van dertig en een kleinzoon van anderhalf. De grootste truc aller tijden, de roman van Theodor Holman, gestoeld op de oorlogservaring van zijn ouders, ligt nu in de winkel. Joël Cahen heeft geschiedenis en Jiddisch gestudeerd. Hij was adjunctdirecteur van het Joods Historisch Museum (JHM) en hoofdconservator van het Diaspora Museum in Tel Aviv. Cahen is sinds 2002 directeur van het JHM en is verantwoordelijk voor het Joods Cultureel Kwartier (dit omvat de Portugese synagoge, het JHM en de Hollandsche Schouwburg). Hij heeft een relatie en twee dochters van negentien en zeventien, en een zoon van twaalf.

Elina Machálkova Source: Museum of Romani Culture

Around 5,500 Czech Roma were deported to Auschwitz in 1943, 5,000 of whom were murdered. Elina managed to survive the horrors. After the war, she focused on her great passion: singing traditional Roma songs. Her performance of a lament sung by Roma prisoners in Auschwitz became a symbol of the Roma persecution.

www.romasinti.eu

NC_ROMASINTI_flyer_v3.indd 1

On 19 May 1944, Settela Steinbach from the Netherlands was filmed peering through the closing door of a goods wagon immediately before it departed for Auschwitz. Nobody knew who she was, and for fifty years she symbolised the persecution of the Jews in the Second World War as the little girl with the headscarf. In 1994, following an investigation, it emerged that she was not Jewish but Sinti. From then, she became the symbol of a forgotten chapter of the Second World War: the genocide of the Sinti and Roma.

www.romasinti.eu 16-10-12 09:25

‘Vergeten Genocide’ wint twee Lovie Awards De web-tentoonstelling De Vergeten Genocide/ Het lot van de Sinti en Roma heeft twee zilveren Lovie Awards gewonnen. De Vergeten Genocide is de eerste webtentoonstelling over de lotgevallen van Sinti en Roma in de Tweede Wereldoorlog die in meerdere talen is verschenen. Het Nationaal Comité heeft de tentoonstelling in samenwerking met reclamebureau Black Magic Marker ontwikkeld. Uit ruim twintig landen werden projecten genomineerd in de categorieën

Settela Steinbach Source: WWII Image Bank - National Institute for War Documentation

Websites, Mobiel en Apps, Online Video en Interactieve Advertenties. De genomineerden zijn door een jury beoordeeld op grond van ontwerp, functionaliteit en interactiviteit. De Lovie Awards zijn er om de unieke en toonaangevende aard van de Europese internetgemeenschap te erkennen. Het is het tweede jaar dat de awards zijn uitgereikt. Vergeten Genocide is te zien op: www.tweedewereldoorlog.nl en op: www.romasinti.eu


herdenken

Sprekende beelden de documentaire Achter ieder oorlogsmonument in Nederland gaat een eigen verhaal schuil. In de afgelopen jaren heeft documentaireen filmproducent Interakt in opdracht van het Nationaal Comité 4 en 5 mei bij meer dan veertig monumenten getuigenportretten op film vastgelegd. Op basis van deze rijke collectie filmmateriaal is een nieuwe documentaire gemaakt, die zich laat beschouwen als mozaïek van herinneringen. Op 4 mei zendt de NOS de documentaire uit.

Chris van der Ven

door Niels Weitkamp

In Nederland herinneren meer dan 3500 oorlogsmonumenten aan verschillende groepen oorlogsslachtoffers en aan uiteenlopende aspecten van de Tweede Wereldoorlog in Nederland, Europa en Zuidoost-Azië en aan conflicten daarna. Bij elk monument hoort een eigen verhaal over vervolging, internering, verzet, strijd, krijgsgevangenschap of dwangarbeid. Het Nationaal Comité hecht grote waarde aan het belichten van de diversiteit aan verschillende ervaringen met en perspectieven op oorlog en vrijheid. Al deze herinneringen komen tezamen in de Nationale Herdenking op 4 mei.

Eva Pilon-Schuyt

Verfilmde verhalen Binnen het project Sprekende Beelden – getuigenverhalen bij oorlogsmonumenten zijn meer dan veertig uiteenlopende getuigenverhalen vastgelegd. De reeds verfilmde getuigenverhalen worden ontsloten op de website van het comité. Bij elk van de filmportretten staat tevens een uitgeschreven getuigenverhaal van de hand van Anita van Stel. De verhalen zijn een staalkaart van oorlogservaringen. Een greep uit de verhalen: Ted Musaph-Andriesse vertelt over haar gevangenschap in Bergen Belsen, Philip Everaars en Chris van der Ven spreken over strafkamp Dampit, Eva Pilon-Schuyt brengt het bombardement van Rotterdam in herinnering en Mien ten Dam-Pooters blikt terug op de Februaristaking.

Mien ten Dam-Pooters

Documentaire In de nieuwe documentaire komen deze bijzondere verhalen bij elkaar. De verhalen worden in samenhang gepresenteerd en vormen daardoor nu visueel en inhoudelijk een geheel dat meer is dan de som der delen. De verhalen die in de documentaire zijn samengebracht, geven een indringend beeld van de diversiteit aan oorlogservaringen. Met de documentaire wil het comité meer aandacht geven aan onbekende verhalen over de Tweede Wereldoorlog die verbonden zijn met oorlogsmonumenten. De documentaire wordt mogelijk gemaakt door het Nationaal Fonds 4 en 5 mei.

Philip Everaars

Uitzending De documentaire wordt voorafgaand aan de Nationale Dodenherdenking op 4 mei om 17.00 uur uitgezonden op NL 2. Op http://www.4en5mei.nl/herinneren/sprekende_beelden kunt u de getuigenverhalen bekijken en lezen.

24

NCMagazine | voorjaar 2013

Ted Musaph-Andriesse


Ontwikkeling & Strategie

Nieuwe taken

Het resultaat van samenwerking Het Nationaal Comité verstrekt sinds 2011 op grond van het subsidieprogramma Niet mijn oorlog, wel mijn vrijheid subsidie aan educatieve projecten. Het comité geeft deze subsidies namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Voorbeelden van projecten die subsidie ontvingen zijn Foto zoekt familie en Naar de boeren. Door Marja Verbraak

Welke projecten krijgen subsidie? Het programma Niet mijn oorlog, wel mijn vrijheid heeft drie programmalijnen waarvoor subsidie aangevraagd kan worden. Het gaat altijd om projecten op het gebied van educatie en voorlichting. Bij de subsidietoekenning wordt gekeken naar de onderlinge samenhang van projecten van verschillende instellingen, teneinde inhoud en bereik te versterken. Ook wordt gelet op het aanboren van nieuwe thema’s, het verbreden van de doelgroep, kwalitatieve samenwerking, het creatief gebruik van bestaand materiaal en het slimmer toepassen van materiaal binnen én buiten het onderwijs. Het devies: niet meer van hetzelfde, maar nieuw of effectiever gebruik van het bestaande.

Het comité heeft voor de periode 2011 tot 2016 de volgende programmalijnen vastgesteld: 1. De thematische keuze voor Oorlog, vrijheid - Wereldwijd. Hiermee wordt enerzijds het wereldomvattende karakter van de Tweede Wereldoorlog benadrukt - veel Nederlanders weten niet hoe groot de schaal en omvang van deze oorlog was - en anderzijds wordt het accent gelegd op de internationale inspanningen om nadien de vrijheid te bewaken en te bewaren. Inzet voor fundamentele grondrechten, democratie en vrijheid is nog steeds van belang. 2. De implementatie en educatieve toepassing van reeds bestaande (erfgoed)materialen, zodat er méér, langduriger en optimaler gebruik van wordt gemaakt. Er bestaat veel goed en bruikbaar materiaal over de Tweede Wereldoorlog dat relatief weinig bekendheid geniet en daardoor nog te weinig rendement heeft. 3. Aandacht voor lacunes, onderbelichte thema’s of invalshoeken zodat er een beter en completer (historisch) beeld en aanbod ontstaat. Het gaat hierbij uitsluitend om projecten die aantoonbare lacunes opheffen die relevant zijn voor onze kennis van en inzicht in de Tweede Wereldoorlog. Niet elk onbekend (persoonlijk) verhaal, hoe uniek ook, is in het kader van het subsidieprogramma een relevante lacune. Projecten die zich richten op het traceren, inventariseren en bewaren van unieke materialen, zoals beeld- en geluidsmateriaal, archieven, monumenten en persoonlijke getuigenissen, komen niet in aanmerking voor subsidie. Hetzelfde geldt voor projecten die betrekking hebben op een persoonlijk verhaal dat het grote publiek weliswaar niet kent, maar dat illustratief is voor een thematiek die wél al bekend is. Meer informatie: zie http://www.4en5mei.nl/nationaal_comite/ subsidies/educatie__voorlichting. U kunt ook contact opnemen met projectmedewerker Cristan van Emden, telefoon 020-7183500, c.vanemden@4en5mei.nl.

25


Foto zoekt familie

O

Collectie: Koninklijk Instituut voor de Tropen

p de foto staan vrolijke Indo-Europese meisjes in een bootje bij Tjilintjing, op het punt om het water in te duiken. Wie zijn die meisjes? Herkent u ze? De foto staat in een van de familiealbums die het Koninklijk Instituut voor de Tropen/Tropenmuseum online zal zetten, in de hoop dat zo de eigenaren worden opgespoord. De albums werden tijdens de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië gevonden door Nederlandse militairen en medewerkers van het Rode Kruis. Ze lagen in verlaten huizen of op Japanse dumpplaatsen, achtergelaten door Indische Nederlanders die naar Nederland waren vertrokken. Tijdens kijkdagen bij het Tropenmuseum vonden veel families hun foto’s terug. 335 Albums bleven echter verweesd achter. Het KIT brengt nu de foto’s opnieuw onder de aandacht op www.fotozoektfamilie.nl. Door mensen op te roepen om mee

Pagina van fotoalbum 1039

Samenwerking Het KIT, Stichting Pelita en het Nederlandse Rode Kruis werken samen om dit project te doen slagen. DANS/NIOD dragen zorg voor het duurzaam beheren van deze verhalen via de website www.getuigenverhalen.nl. Het NIOD is van plan om de erfgoedcollecties van het KIT toe te voegen aan het Netwerk Oorlogsbronnen (www.oorlogsbronnen.nl), dat tot doel heeft om het gebruik van Tweede Wereldoorlog-collecties te stimuleren. Mogelijk wijdt Andere Tijden (NTR) een aflevering aan de zoektocht naar de rechtmatige eigenaren.

Waarom subsidie? Het comité heeft 28.000 euro subsidie verleend op basis van

26

te doen aan de speurtocht naar de eigenaren, wordt een breed publiek betrokken bij de relatief onbekende geschiedenis van het leven in Indië en het vertrek naar Nederland. Daarnaast wordt er een App ontwikkeld, een programma voor op de mobiele telefoon waarmee je de foto’s kunt laten zien aan mensen van de eerste generatie die geen computer gebruiken. Het KIT wil deze dierbare herinneringen teruggeven aan de families en bovendien de nu nog verborgen verhalen achter de foto’s achterhalen. Deze verhalen worden gekoppeld aan ooggetuigenverhalen op andere, al bestaande websites. Belangrijk is dat deze tot dusver verspreide informatie nu duurzaam wordt samengebracht op een website van DANS/NIOD. Vrijwel meteen na de publicatie van de albums kwam overigens het eerste succes: een vrouw van 86 jaar, die nu in Zuid-Afrika woont, zag na zeventig jaar de foto’s terug van haar Indische jeugd.

NCMagazine | voorjaar 2013

programmapijler 2: implementatie en educatieve toepassing van bestaande (erfgoed)materialen, zodanig dat er méér, langduriger en optimaler gebruik van wordt gemaakt. In dit project worden bestaande erfgoedcollecties die los van elkaar staan (de verweesde fotoalbums en al bekende websites) aan elkaar gekoppeld. Belangrijk voor de toekenning van subsidie is ook de borging van deze al eerder ontwikkelde materialen in afstemming met het Netwerk Oorlogsbronnen van het NIOD. Een overweging bij het toekennen van subsidie was verder het onderzoekselement rondom het teruggeven van de familiealbums. Het comité vindt dit onderzoek een nieuwe, verfrissende manier om een breder publiek kennis te laten maken met de geschiedenis van Nederlands-Indië voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.


Naar de boeren

K

Universiteitsbibliotheek Leiden, Prentenkabinet (inv.nr. PK-F-EAA.3550) / Emmy Andriesse

inderen van zes tot vijftien jaar, soms ook baby’s, ondervoed, die afscheid moeten nemen van hun ouders en in een vrachtwagen of schip worden gezet, op weg naar onbekende pleegouders. In de Hongerwinter werden kinderen uit Den Haag, Amsterdam en Rotterdam geëvacueerd naar het platteland om te voorkomen dat ze van de honger zouden sterven. Deze kinderevacuatie (destijds sprak men van kindertransporten) is tegelijkertijd bekend en onbekend. Dat bleekneusjes uit de stad naar de boeren gingen, ja, dat weten veel mensen wel. Maar over de organisatie en massale omvang van de operatie - het ging om 50.000 kinderen - is veel minder bekend. Vaak lag zo’n schuit dagenlang stil en kon er vanwege het gevaar

Nieuwe taken van beschietingen alleen ‘s nachts worden gevaren. Vrijwel de hele bevolking van Zaandam, Urk, Lemmer en Leeuwarden was op een of andere manier betrokken: daar gingen de kinderen van boord, kregen ze te eten en tijdelijk onderdak. Voor al deze kinderen moest bovendien een pleeggezin gevonden worden. Honderdduizenden Nederlanders hebben zich voor deze kinderen ingezet. Over de impact op gezinnen, de confrontatie tussen verschillende klassen en culturen en de invloed op de latere ontwikkeling van de kinderen is weinig bekend. Deze geschiedenis wordt in het najaar van 2014, zeventig jaar na de Hongerwinter, uit de vergetelheid gehaald met een tv-documentaire, een tentoonstelling en een website met lessuggesties.

Hongerwinter Tweede Wereldoorlog in Amsterdam 1944

Samenwerking Het Haagse jongetje Paul van Vliet werd als kind geëvacueerd naar het Friese Garijp. De cabaretier zet zich tegenwoordig als ambassadeur van Unicef in voor het welzijn van kinderen in de hele wereld. Het Verzetsmuseum Amsterdam en Entrop & DeZwartefilms, de initiatiefnemers van dit project, hebben Unicef gevraagd om medewerking. Een deel van de tentoonstelling zal gaan over kinderen die nú moeten vluchten voor oorlog en honger.

Waarom subsidie? Het Verzetsmuseum Amsterdam krijgt een subsidie van 75.000 euro op grond van programmapijler 3: voorlichtings-en

educatieactiviteiten gericht op lacunes of onderbelichte thema’s. Belangrijk is dat er nieuw onderzoek wordt gedaan: er bestaat nog weinig systematische kennis over de kinderevacués, met name vanuit de optiek van de sociale geschiedenis in oorlogstijd. Ook over de impact op gezinnen, de confrontatie met verschillende klassen en culturen en de invloed op de latere ontwikkeling van het kind is nog weinig bekend. Naast de ervaringen van de kinderen is een belangrijk thema de belangeloze inzet van honderdduizenden Nederlanders vanuit alle geledingen van de samenleving. Het project levert nieuw bronnenmateriaal op, beschouwt het onderwerp vanuit een nieuwe invalshoek en maakt het materiaal geschikt voor educatief gebruik.

27


Over Churchill en een spionne uit India Medewerkers van Nederlandse oorlogsmusea waren in november 2012 op studiereis naar Londen, op uitnodiging van het Nationaal ComitĂŠ. Met als doel: kennis uitwisselen over herdenken en vieren. Hieronder volgen fragmenten uit de dagboeken van de deelnemers. Van Remembrance Day tot Imperial War Museum. onder redactie van Renske Krimp & Eva Kloosterman | foto Brian Durrant

28

NCMagazine | voorjaar 2013


internationaal

Veteranen marcheren door Londen op Remembrance Day 2012

De onthulling van een monument Naar de ambassade door Hester Ketel (Airborne Museum Hartenstein) Onderweg van Heathrow naar ons hotel hoort Judith (Hollandsche Schouwburg) de taxichauffeur uit over zijn visie op Remembrance Day. Hij zou wel een poppy willen dragen (de klaproos is het herdenkingssymbool voor Remembrance Day), maar dan met een briefje om aan te geven voor wie hij deze wel en vooral niet draagt. Een interessant begin van de reis! Na een lunch in het hotel vertrekken we richting de Nederlandse ambassade waar we worden ontvangen door Head of Public Diplomacy, Press & Culture Jan van Weijen. Hij houdt een presentatie waarin hij ingaat op de verschillen tussen herdenken in Engeland en Nederland. De herdenking in Engeland wordt breed gedragen. De grote hoeveelheid poppies die je mensen op televisie, op kantoor en op straat ziet dragen, zijn hier een voorbeeld van. Na afloop nemen we de metro terug naar het hotel waar we dineren en gaan we met een clubje nog even naar de pub, we zijn tenslotte in Londen!

door Jan Durk Tuinier (Stichting Vredeseducatie) Het is fris, de lucht is blauw en het zonnetje schijnt als we ons verzamelen voor de ingang van Gordon Square Garden. Het is al een drukte van belang. We zijn in het park om de onthulling van het beeld van de Indiase prinses Noor Inayat Khan bij te wonen. Zij speelde als spion een rol in de Tweede Wereldoorlog. Ik installeer me net achter de televisiecamera’s. Zo heb ik een prima uitzicht op Prinses Anne, die vanmiddag het beeld zal onthullen. Het beeld toont een krachtige vrouw met klassieke trekken, die bewondering oproept en nieuwsgierig maakt. De herdenkingsplechtigheid is sober en tot in de finesses georkestreerd. Geen lange toespraken, maar korte gezongen teksten. Los van de ernst en de minuten stilte, heerst er een bijna opgetogen sfeer. Wellicht omdat alle betrokkenen trots zijn op dit mooie beeld in Londen. Voor het complete verhaal over de onthulling zie: www.4en5mei.nl/ nieuwsberichten.


museummaker wil. Ik wil een museum ervaren en erover praten met mijn medebezoekers. Na de audiotour krijgt de schoolklas nog een half uurtje feedback time met de educator en het bezoek zit erop. Nu naar de dierentuin! Dan een presentatie van Grant Rogers (Informal Learning Manager). We moeten in groepjes een schoen bekijken en neerleggen op een tijdbalk. Natuurlijk ligt geen schoen op de goeie plek en legt Grant aan de hand van onze waarnemingen uit wat voor schoen het is en waarvoor deze werd gebruikt. Leuk, leerzaam en soms hilarisch omdat we volledig op het verkeerde been gezet zijn. Bezoekers vinden het altijd leuk om een voorwerp te zien of zelf vast te houden. Laat ze kijken, laat ze raden en ze hangen aan je lippen.

David Parker / Solo Syndication/Sunshine Photo

Churchill War Rooms door Karen Tessel (Verzetsmuseum Amsterdam)

Prinses Ann onthult het standbeeld van prinses Noor Inayat Khan op Gordons Square in London, 8 november 2012

Amnesty International door Carla Huisman (Nationaal Monument Kamp Vught) Het is rond vijf uur als we aankomen bij het gebouw van Amnesty International. Het is niet hun gebouw waar ze normaal resideren, dat wordt gerenoveerd. Twee medewerkers geven een presentatie. Ze laten zien waar Amnesty International actief is, wat ze doen aan projecten op scholen, hoe ze strijden om mensenrechten op te nemen in het curriculum. Ze laten lesboeken rondgaan. Uitspraak: Wij geven geen antwoorden, we willen dat leerlingen zelf leren nadenken. We hebben het warm en zijn moe. Omdat we zo opgepropt zitten? Omdat het bezoek aan het eind van de dag is en we er al een aardig programma op hebben zitten? Of is het gewoon omdat het programma dat ze ons bieden minder interessant is? Na een uur staan we weer buiten. Licht teleurgesteld. Jammer.

Het Imperial War Museum door Brigitte de Kok (Nationaal Monument Kamp Vught) De metro in de Londense ochtendspits, een klein wandelingetje en dan staan we voor een imposant gebouw en een enorm afweergeschut. Hier moeten we zijn: het Imperial War Museum. Holocaust Learning Officer Rachel Donnely vertelt over de Holocausttentoonstelling. Omdat de Holocaust een verplicht onderdeel is in het curriculum, bezoeken veel scholen het IWM. Om de kinderen goed voor te bereiden op de tentoonstelling, krijgt elke schoolklas een voorbereidende sessie van een half uur. Daarna gaat elk kind individueel met een luistertour de tentoonstelling in. Natuurlijk hebben wij ook zo’n audiotour uitgeprobeerd. Prachtig materiaal, mooie presentatie, maar ik voelde me zo eenzaam. Het heeft iets absurds: bezoekers die in stilte, met een koptelefoon op hun hoofd, door de ruimte schuiven. De bezoeker doet precies wat de

30

NCMagazine | voorjaar 2013

‘s Middags bezoeken we de Churchill War Rooms, onderdeel van het Imperial War Museum. We worden ontvangen door directeur Phil Reed, die qua uiterlijk wel iets wegheeft van de Britse staatsman die centraal staat in dit ondergrondse museum. Zou museumdirecteuren en hun onderwerpen hetzelfde lot beschoren zijn als honden en hun baasjes? Het museum is volgens Reed not meant to teach, it’s meant to engage and facilitate in learning. Reed zegt dat de oorlogsherdenking de laatste tien jaar centraler is komen te staan in de Britse samenleving door de aandacht die voormalig premier Brown daarvoor heeft gevraagd. Daarnaast zijn de oorlogen in Irak en Afghanistan ook van grote invloed op de toegenomen aandacht voor oorlogsgeschiedenis onder de Britse bevolking. Het museum profiteert daarvan. In het museum is het vooral de vijftien meter lange levenslijn van de naamgever die de aandacht trekt. Deze wordt gepresenteerd op een interactieve tafel. Elk jaar van Churchills leven is aan te klikken. Dan verschijnen er documenten, foto’s, filmfragmenten en soms animaties. De levenslijn is rijk aan informatie, werkt intuïtief, is verrassend en nodigt uit tot interactie met andere bezoekers. Je kunt er uren zoet zijn.

Remembrance Day door Rense Havinga (Bevrijdingsmuseum 1944-1945) Om 11.00 uur slaat de Big Ben en beginnen twee minuten stilte. Aan het begin en het einde van deze minuten stilte galmt een kanonsalvo over het terrein - even schrikken voor de onvoorbereide Nederlanders. Vervolgens begint het kransleggen. Remembrance Day is niet zoals in Nederland een algemene dodenherdenking. De nadruk ligt op het militaire dat sinds de Eerste Wereldoorlog wordt herdacht. De rij veteranen - jong en oud - die door de brede straat marcheert is eindeloos. Het publiek applaudisseert voor geliefde eenheden en gezichten worden grauw van pijn wanneer een jonge veteraan in een rolstoel passeert, vooraan zijn eenheid, gevolgd door zijn maten. De boodschap is duidelijk: dit is wat wij opofferen als militair en vandaag eren wij onze maten die er niet meer zijn. Op grote schermen passeren de namen van de jonge mannen die afgelopen jaar het leven verloren in militaire dienst. Veel burgers dragen de medailles van hun verloren familie (maar altijd rechts, want alleen medailles die men zelf verdiend heeft worden links gedragen). Het is een traditie die in het Verenigd Koninkrijk leeft: ieder jaar trekt Remembrance Day meer toeschouwers.


Breekbare dagen

4 en 5 mei door de jaren heen

LENTEACTIE Emotie en commotie. Herdenken en vieren, heeft u altijd al willen weten hoe 4 en 5 mei zijn ontstaan? Lees Breekbare Dagen. Nu voor 12,50 in plaats van 15 euro. Herdenken op 4 mei en vieren op 5 mei: twee zijden van dezelfde medaille. Beide dagen kunnen nu rekenen op een groot draagvlak. Beide dagen kennen ook een lange geschiedenis: een geschiedenis van breekbare dagen. In het boek Breekbare dagen, 4 en 5 mei door de

jaren heen, kunt u lezen over de geschiedenis van ruim 65 jaar herdenken. In het boek zijn ook de literaire 4 mei-lezingen opgenomen. Tussen 21 maart en 21 juni is het boek Breekbare dagen in alle boekhandels te koop voor 12,50 in plaats van 15 euro.


Joël van Houdt

Joël van Houdt

Ilvy Njiokiktjien

Joël van Houdt

We’ll meet again

ANP - Dick Coersen

ANP / Ruud Hoff


JoĂŤl van Houdt

Herdenken & Vieren

Nationaal Archief / R.C. Croes / Anefo

Koningin Beatrix is altijd zeer betrokken geweest bij herdenken op 4 mei en vieren op 5 mei. Op 30 april 2013 volgt de Prins van Oranje haar als staatshoofd op. In beeld een impressie van ruim dertig jaar 4 en 5 mei.


Oprichting Stichting Musea en Herinneringscentra 40-45

Collectie Airborne Museum ‘Hartenstein’

1

Samen maakt sterk D Collectie Bevrijdingsmuseum Groesbeek

2

Negen Nederlandse musea en herinneringscentra hebben hun krachten gebundeld en de Stichting Musea en Herinneringscentra 40-45 opgericht. Max Meijer is aangesteld als projectsecretaris van de stichting. door Imke van Schaaijk

e Stichting Musea en Herinneringscentra 40-45 (SMH 40-45) heeft als doel om de sector musea en herinneringscentra WOII te versterken en deze toekomstbestendiger te maken. Liesbeth van der Horst - directrice van het Verzetsmuseum Amsterdam - is tot voorzitter van de stichting benoemd. Projectsecretaris van de SMH 40-45 is Max Meijer. Hij zegt: “We willen ons publieksbereik verbreden, ons aanbod actueler maken en daarbij onze efficiency en effectiviteit vergroten.” De stichting richt haar pijlers op vijf programmalijnen: beleidsbeïnvloeding, fondsenwerving, professionalisering, productontwikkeling en kennisdeling. De samenwerking binnen de sector is niet nieuw. Volgens Meijer wordt daarop voortgebouwd. “Er is de behoefte om de bestaande samenwerking een minder vrijblijvend karakter te geven en daardoor als sector sterker te staan in een samenleving waar de publieke geldmiddelen voor cultuur en erfgoed onder druk staan.”

Bundelen van krachten De musea en de herinneringscentra zijn vergelijkbare organisaties die zich allemaal inzetten voor het beheer en behoud van materieel en immaterieel erfgoed van de oorlog, het realiseren van publiekspresentaties, educatieve projecten en het doen van onderzoek. De SMH 40-

34

NCMagazine | voorjaar 2013


3 Oorlogsmuseum Overloon

Collectie Nationaal Monument Kamp Amersfoort

Ontwikkeling & Strategie

5

Collectie Joods Historisch Museum /Jeroen Nooter, 1993

Collectie Indisch Herinneringscentrum Bronbeek / Hans Meesters

4

45 wil zich inzetten om deze kennis te bundelen en menskracht en middelen samen te brengen. Meijer: “Gezamenlijk kun je meer doen dan in je eentje. Bij het ontwikkelen van presentaties kan dat leiden tot gezamenlijk onderzoek naar nieuwe presentatiemiddelen en -technieken. Bijvoorbeeld door samen te kijken naar ontwikkelingen op dat terrein in het buitenland, waar de afgelopen jaren enorm is geïnvesteerd in zowel WOII- als WOII-gerelateerde musea. Inhoudelijk kan het ook gaan om afstemming van het verhaal dat de individuele instellingen presenteren. Ze vertellen immers allemaal onderdelen van een groter verhaal.” Ten aanzien van collectiebeheer denkt de stichting aan onderzoek naar gedeelde behoeften. “Bijvoorbeeld een onderzoek naar de mogelijkheid om depot-faciliteiten te delen of samen een centraal depot te beheren,” aldus Max Meijer.

Beleidsontwikkeling Volgens Meijer laat de sector oorlogsmusea en herinneringscentra zich tot nu toe te weinig gelden bij de ontwikkeling van beleid door de overheid en door spelers op landelijk niveau. Dit komt doordat de sector oorlogsmusea en herinneringscentra decentraal georganiseerd is en relatief veel kleine instellingen kent. “Dat is jammer, want juist waar het gaat om publieksbereik en het overbrengen van het verhaal van vervolging, verzet en de Tweede Wereldoorlog in zijn context, hebben wij een enorme ervaring. Wij staan dagelijks in contact met

6 het publiek.”Daarnaast bleek er extern behoefte te zijn aan één contactpunt, waardoor de communicatie met (een belangrijk deel van) dat veld eenvoudiger en eenduidiger zal verlopen.

Nieuwe vragen publiek Ook willen de negen musea samen antwoorden formuleren op nieuwe vragen uit de samenleving. “De relatie van het publiek met de Tweede Wereldoorlog verandert. De Tweede Wereldoorlog wordt door het verstrijken van de tijd en ook door migratie voor een steeds grotere groep een abstract gegeven. Daar zul je op moeten anticiperen om juist ook relevantie voor die groep te behouden. Dat kun je in je eentje proberen te adresseren, maar het is natuurlijk veel effectiever om samen naar antwoorden te zoeken door ervaringen en kennis te delen.”

Eerste behaalde resultaten De SMH 40-45 heeft een bijdrage geleverd aan het trendrapport Visie 2020, dat in opdracht van het ministerie van VWS is opgesteld. Daarin wordt een aantal maatschappelijke en museale trends beschreven waar de musea en herinneringscentra WOII de komende jaren mee worden geconfronteerd. Daarnaast is de stichting partner in een samenwerkingsproject met het Nationaal Comité 4 en 5 mei en ruim dertig grote oorlogsmusea en herinneringscentra .

35


‘We willen onze maatschappelijke positie verstevigen’

9

8 Vooralsnog negen musea De SMH 40-45 is in eerste instantie met negen musea gestart. Deze musea zijn geselecteerd op basis van onder andere grootte (minimaal 20.000 bezoekers per jaar) en aandachtsgebied ( Tweede Wereldoorlog als primair aandachtsgebied). De stichting wil voorkomen dat het werk door een te groot aantal zeer diverse instellingen van binnenuit weer verbrokkelt door uiteenlopende belangen en posities. Na de evaluatie van het eerste jaar (medio 2013) worden de voor- en nadelen van eventuele verdere uitbreiding besproken. De Stichting Musea en Herinneringscentra 40-45 wordt mede mogelijk gemaakt door het vfonds.

36

NCMagazine | voorjaar 2013

Collectie Herinneringscentrum Kamp Westerbork

Verzetsmuseum Amsterdam

Kindergedenkteken Kamp Vught / Hanneke Linssen

7

Negen Nederlandse musea en herinneringscentra van de SMH 40-45:

1 Stichting Airbornemuseum ‘Hartenstein’, Oosterbeek 2 Stichting Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945, Groesbeek 3 Stichting Nationaal Monument Kampt, Amersfoort 4 Stichting Hollandsche Schouwburg, Amsterdam 5 Stichting Nationaal Oorlogs- en Verzetsmusuem (Liberty Park), Overloon 6 Indisch Herinneringscentrum Bronbeek, Arnhem 7 Stichting Nationaal Monument Kamp Vught, Vught 8 Stichting Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Hooghalen 9 Stichting Verzetsmuseum, Amsterdam


breekbare dagen

en kwart eeuw geleden dat de ering het Nationaal Comité 4 en én organisatie die zowel invule Dodenherdenking als aan het dingsdag, bestond tot 1987 niet at wel bestond was de sequentie ingsdag en een feestdag, een eld. Breekbare dagen laat in woord en beeld zien hoe Nederland sinds 1945 zijn doden herdenkt en zijn bevrijding en vrijheid viert. En hoe nieuwe generaties nieuwe vormen vinden voor het uiten en beleven van oude en universele emoties. Deze geschiedenis wordt afgewisseld met de voordrachten die sinds 1992 door literaire auteurs euwe Kerk te Amsterdam gehouien auteurs, negentien reflecties nnering.

Herdenken

Breekbare dagen

onder redactie van Renske Krimp

4 en 5 mei door de jaren heen

Herdenken en vieren sinds 1945

Vrijheid spreek je af Vrijheid krijgt vorm in afspraken en wordt vastgelegd. 5 Mei 1945 was voor Nederland de dag dat met nieuwe regels en verdragen, nieuwe afspraken over vrijheid werden gemaakt om een democratische rechtsstaat vorm te

geven. Daarom kiest het comité in 2013 het jaarthema Vrijheid spreek je af. Rond dit thema zijn bijdragen verzameld en het is in beeld gebracht door cartoonisten uit de hele wereld. U vindt dit dossier op: http://www.4en5mei.nl

Edwin Jakobs

‘De oude boom voor mijn raam, die net als ik de Tweede Wereldoorlog nog had meegemaakt, moest vijfentwintig jaar geleden gekapt worden en vervangen…’ Zo begint Harry Mulisch op 4 mei 1992 in De Nieuwe Kerk te Amsterdam zijn 4-meilezing. Deze voordracht is samen met andere literaire lezingen die op 4 mei in de Nieuwe Kerk zijn uitgesproken, gebundeld in het boek ‘Breekbare dagen, 4 en 5 mei door de jaren heen’. Met bijdragen van o.a. Bernlef, Anna Enquist, Jeroen Brouwer, F. Springer, Jessica Durlacher, Marga Minco, Remco Campert en Adriaan van Dis. ‘Breekbare dagen, 4 en 5 mei door de jaren heen’ laat in woord en beeld zien hoe Nederland sinds 1945 zijn doden herdenkt en zijn bevrijding en vrijheid viert. Ook de jongere generatie vindt weer nieuwe vormen om inhoud te geven aan deze universele waarden. Herdenken op 4 mei en vieren op 5 mei: het zijn twee kanten van dezelfde medaille. Breekbare dagen, 4 en 5 mei door de jaren heen is vanaf 21 maart in de boekhandel te koop voor euro 12,50. Isbn:978-90-5965-166-1

Nieuwslezer Jeroen Overbeek bij een bijeenkomst van lokale organisatoren

Lokaal herdenken en vieren Herdenken en vieren vindt plaats door heel Nederland, ieder jaar opnieuw. De organisaties die deze traditie vormgeven en doorgeven zijn verschillend: het zijn speciale (4 en 5 mei-)comités, gemeenten of Oranjeverenigingen. Sommige organisaties zijn groot, andere klein en ook het aantal bezoekers per bijeenkomst loopt uiteen. Onderzoeksbureau Veldkamp heeft deze winter organisaties én burgers naar hun ervaringen gevraagd, in opdracht van het Nationaal Comité. Gemeenten, organisatoren en burgers is gevraagd wat zij weten en vinden van de activiteiten die in hun omgeving worden georganiseerd om de oorlogsslachtoffers te herdenken en de vrijheid te vieren. Eind maart komt het onderzoek gereed en stelt het comité de resultaten ter beschikking. Het onderzoek is een vervolg op het gemeenteonderzoek uit 2008, dat te vinden is op de website: http://www.4en5mei.nl

Hotel De Wereld Ook nodigt het Nationaal Comité 4 en 5 mei organisatoren uit de provincies Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland en Flevoland uit om op zaterdag(ochtend) 6 april de uitkomsten van het gemeenteonderzoek 2013 te komen bespreken. Tijdens een ochtend in Hotel De Wereld in Wageningen gaan organisatoren op basis van de kersverse uitkomsten van het onderzoek en onder deskundige leiding van Journaal-presentator Jeroen Overbeek in debat over de stand van zaken. Organisatoren uit de genoemde regio’s kunnen zich per mail opgeven bij Niels.Weitkamp@4en5mei.nl

37


Indisch monument, Den Haag

Ongeveer 80 van de 3500 oorlogsmonumenten in Nederland herinneren aan burgerslachtoffers van de oorlog in Zuidoost-Azië. Het bekendst is het Indisch Monument in Den Haag waar jaarlijks op 15 augustus een herdenking plaatsvindt in aanwezigheid van de premier. Opvallend is dat de meeste ‘Indische’ monumenten pas na 1988 zijn opgericht, terwijl andere oorlogsmonumenten meteen na de oorlog verrezen. De Indische herdenkingen trekken elk jaar veel overlevenden en nabestaanden. Ook de reünies bij het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek blijven drukbezocht. Is deze late oprichtings- en herdenkingsgolf verklaarbaar?

Door Anita van Stel | bewerking Toine Rongen

38

NCMagazine | voorjaar 2013

O

ngeveer 140.000 Nederlanders en Indische Nederlanders zaten in Japanse kampen of moesten als dwangarbeider naar de Birma-Siam- of Pakanbaru Baroe-spoorweg. Ook vele honderdduizenden Indonesiërs zijn gedwongen aan de spoorlijn tewerkgesteld als romusha (dwangarbeider). Velen bezweken aan de ontberingen. Na de Japanse capitulatie in augustus 1945 riepen Indonesische nationalisten de onafhankelijkheid uit. Vervolgens keerden ze zich tegen de Nederlanders en Indische Nederlanders. De meeste (Indische) Nederlanders wilden naar Nederland.

Geruisloos Van de 300.000 Nederlanders die na 1946 vertrokken, waren 200.000 van gemengde culturele en etnische afkomst. Onder hen Molukkers die gediend hadden in het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL). De repatrianten kregen te maken met een kille ontvangst. “Veel Nederlanders bleken volkomen onwetend over onze oorlog. ‘Jullie hadden in elk geval lekker weer, terwijl wij hier met de barre Hongerwinter zaten.’ Op dat moment besloot ik niet meer over

B. van Bohemen / NIOD

Inhaalslag: Indische monu


menten relatief nieuw

Herdenken

Veel nederlanders bleven onwetend over onze oorlog Eveline Kooijman / Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) te Leiden

Samkalden namen het initiatief tot de oprichting van een nationaal Indisch Monument in Den Haag. Op 15 augustus 1988 verrichtte koningin Beatrix de onthulling en vanaf 1990 heeft ze in lustrumjaren de herdenking bijgewoond. De beeldengroep is ontworpen door kunstenares Jaroslawa Dankowa. Op het voetstuk staat de tekst: ‘8 dec. 1941-15 aug. 1945, De geest overwint, Tweede Wereldoorlog Nederlands-Indië’.

Bronbeek Prins Bernhard onthulde in datzelfde jaar in Roermond het Nationaal Indiëmonument 1945-1962. Het eert de 6200 Nederlandse militairen die tussen 1945 en 1962 in Nederlands-Indië/Indonesië en Nieuw-Guinea omkwamen. In de tuin bij het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek in Arnhem vonden diverse organisaties van Indische slachtoffergroepen een plaats voor hun gedenkteken, zoals de monumenten voor Japanse vrouwenkampen (vanaf 1985), KNIL (1988), Jongenskampen (1988), Birma-Siamspoorweg (1989), Glodok (1996), Indisch Verzet (1997), Dampit (2001) en Japanse zeetransporten (2004). In de zomer vinden daar afzonderlijke herdenkingen plaats.

Monument Birma-Siam Spoorweg

mijn ontberingen te praten,” aldus Ids Talsma die gevangen zat in verschillende Japanse jongenskampen. Ondanks het verdriet en de trauma’s verliep de integratie volgens de overheid geruisloos.

Monument in Den Haag In 1960 was er in Enschede een Indië-monument onthuld. Na de 25-jarige herdenking van de bevrijding van de Japanse overheersing in 1970 besloten twintig organisaties in 1980 een volgende herdenking te houden. Stichting Herdenking 15 augustus 1945 werd opgericht. Een van de doelstellingen: meer begrip kweken voor de oorlogsgeschiedenis in Indië bij de Nederlandse bevolking. “De koloniale periode was een zwarte bladzijde in de geschiedenis, waaraan veel Nederlanders niet graag herinnerd werden,” aldus de inmiddels overleden Rudy Boekholt, voormalig voorzitter van de stichting en oud-commandant van Bronbeek. “Nederlandse organisaties van verzetsstrijders beschouwden ons als zusters en broeders in leed. Ook zij waren verbaasd dat pas veertig jaar later enige aandacht ontstond voor ons oorlogsverleden.” Harrie Verheij, ex-verzetsstrijder en oudwethouder in Amsterdam, en oud-burgemeester van Amsterdam Ivo

Iets achtergelaten In de afgelopen twintig jaar richtten veel organisaties lokaal Indische monumenten op. Dit hangt samen met de behoefte aan zichtbaarheid en erkenning van hun oorlogsverleden, maar ook om samen te komen en te herdenken. Daardoor zijn er lokaal steeds vaker herdenkingen op 15 augustus. Een voorbeeld is het Tilburgse Indiëmonument uit 2001 dat herinnert aan zestig Tilburgse soldaten die tussen 1945 en 1962 sneuvelden in het voormalige Nederlands-Indië. “Eigenlijk is dit monument een inhaalslag op het verleden,” zegt een van de initiatiefnemers van het monument, Peter Knegtel. In 2002 is in Zwolle het monument Indië-Nieuw-Guinea 1941-1962 onthuld. Ted Hielckert, in 1940 geboren op Java, richtte dit op omdat hij bij een herdenking op 15 augustus bij het algemene oorlogsmonument “het gevoel had dat we er niet goed stonden”. Hielckert: “Het monument omspant naast de Tweede Wereldoorlog in Indië ook de Indonesische onafhankelijkheidstrijd met 6200 Nederlandse militaire slachtoffers en de oorlog in Nieuw-Guinea. De jaarlijkse herdenking trekt steeds meer mensen, veteranen maar ook familieleden van Indische mensen en leden van de Molukse gemeenschap. We hebben er allemaal iets achtergelaten.” Meer informatie over de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië: http://www.indieinoorlog.nl

39


Een geschiedenis van rassenwaan Een bijzondere positie nemen de publicaties van Janneke de Moei in. Steeds uitgaande van persoonlijke, menselijke verhalen, maar zonder de historische context te vergeten, tekent zij de geschiedenis op van een aantal instellingen tijdens de Tweede Wereldoorlog en verhaalt zij over het lot van (Joodse) patiënten en medewerkers. Door Eli ten Lohuis | Foto BArch, Bild 152-04-13 / Friedrich Franz Bauer

J

anneke de Moei raakte geïnteresseerd in de geschiedenis van zorginstellingen in oorlogstijd toen zij cursussen sociale vaardigheden verzorgde voor hulpverleners die met ouderen werken. Daarbij onderstreepte ze hoe belangrijk het is om begrip te hebben voor de geschiedenis die de oudere generatie heeft gevormd. De Moei was doordrongen van de impact die oorlogsleed op ouderen kan hebben door bijvoorbeeld herbelevingen. Ook kwam ze veelvuldig in contact met mensen die haar hun oorlogservaringen vertelden, onder wie leden van de vriendenkring van Kamp Vught, toen ze werd gevraagd een boekje over de Joodse kinderen daar te schrijven. Geraakt door wat ze hoorde, wilde ze de verhalen van nog levende overlevenden op video opnemen, om deze voor het nageslacht te bewaren. Voor de uitvoering van dit project kon ze terecht bij de Stichting Sobibor. Voor deze stichting leverde De Moei ook twee bijdragen aan de reeks Getuigenissen, gewijd aan het vernietigingskamp, waar 34.000 Joodse Nederlanders werden omgebracht. Het was dezelfde stichting die haar vervolgens vroeg iets te schrijven over ‘s Heeren Loo, de ‘zwakzinnigeninrichting’ bij Ermelo, en over de dertien Joodse bewoners die vermoord zijn in Sobibor. Dit resulteerde in het boekje Het leven niet waard, Een geschiedenis van rassenwaan.

Broedervolk Navrant in de geschiedenis van de Nederlandse inrichtingen is dat in de eerste oorlogsjaren nog geloof werd gehecht aan de toezegging van de bezetter dat ziekenhuizen en instellingen, inclusief die van

40

NCMagazine | voorjaar 2013

De nazi’s vonden het aanvankelijk te risicovol om zich te mengen in de Nederlandse gehandicaptenzorg


Joodse signatuur, met rust gelaten zouden worden. De nazi’s vonden het aanvankelijk te risicovol om zich te mengen in de Nederlandse gehandicaptenzorg. Het ‘broedervolk’ moest niet verder in het harnas worden gejaagd; mogelijk was men zich bewust van de humane, op zorg en aandacht gerichte werkwijze binnen de Nederlandse instellingen. In Nederland hadden negentiende-eeuwse eugenetica- en rassenveredelingstheorieën nooit veel weerklank gevonden, en zij zijn nooit uitgewerkt tot officieel beleid ten aanzien van zwakkeren in de samenleving. In nazi-Duitsland daarentegen was vanaf begin jaren dertig via steeds indringender propaganda een voedingsbodem gecreëerd voor het idee dat mensen met een lichamelijke of geestelijke handicap lebensunwert zouden zijn. Sterilisatie van deze mensen zou geoorloofd zijn; later volgde de acceptatie van wat de nazi’s eufemistisch euthanasie noemden. In het geheim gingen zij echter nog verder: het moordprogramma Aktion T4 moest de dood van 70.000 mensen met een handicap bewerkstelligen. Zo werd het model geschapen voor de vernietiging van miljoenen mensen en werden latere kampcommandanten gevormd, onder wie die van Sobibor.

Joodse patiënten BArch, Bild 152-04-13 / Friedrich Franz Bauer

In Nederland had de nazibelofte zich niet te bemoeien met de ‘zwakzinnigenzorg’ tot gevolg dat sommige mensen die moesten onderduiken hun toevlucht in de instellingen zochten. Veelal waren Foto van geestelijk gehandidie in afgelegen gebieden gesitueerd. capte kinderen voor de wet ter Menigeen verkeerde in de waan er voorkoming van erfelijk zieke redelijk veilig de oorlog te kunnen nakomelingen, Heilanstalt doorkomen. Schönbrunn b./ Dachau, 1934. Vrij snel bleek echter dat de maatregelen tegen de Joodse bevolking ook deze instellingen raakten en dat zij niet ontkwamen aan de verplichting (in februari 1941 opgelegd) om Joodse patiënten te registreren en later om hen de Jodenster te laten dragen. Vanaf eind december 1942 volgden ook hier de razzia’s, met in de nacht van 21 op 22 januari 1943 de gruwelijke ontruiming van het Apeldoornsche Bosch, waarbij 870 bewoners van de instelling, inclusief verplegenden en onderduikers, werden weggehaald. Pas zeer recentelijk zijn de namen bekend geworden van degenen die zijn vermoord. De nazi’s hadden het in hun haast om de Joden om te brengen niet nodig gevonden om de namen te registreren (zie kader).

Onderzoek

Namen Apeldoornsche Bosch Pas in januari 2013 zijn de namen boven water gekomen van hen die zijn weggevoerd uit het Apeldoornsche Bosch en vervolgens meteen zijn omgebracht in Auschwitz-Birkenau. Al hadden de nazi’s in hun haast om de Joodse bewoners om te brengen geen namen geregistreerd, deze zijn nu toch bekend geworden met de vondst, onlangs in het stadsarchief van Amsterdam, van de gehele administratie van het Apeldoornsche Bosch.

Na de ontruiming van het Apeldoornsche Bosch werden ook Joodse ziekenhuizen en tehuizen voor andere doelgroepen overvallen en werden de bewoners en het personeel gedeporteerd. Uit deze instellingen zijn in totaal zo’n 1300 Joodse patiënten weggevoerd, via Westerbork veelal naar Sobibor. Om welk percentage binnen de gezondheidszorg het gaat, is echter moeilijk aan te geven. De aanwezigheid van onderduikers en het voortdurend – bijvoorbeeld om veiligheidsredenen – evacueren of overplaatsen van patiënten maken het lastig om exacte aantallen te geven van bewoners binnen de Nederlandse instellingen tijdens de oorlogsjaren.

Directieniveau Janneke de Moei schetst de alledaagse problemen waarmee instellingen in oorlogstijd te kampen hadden: het gebrek aan voedsel, middelen en ruimte. Daarbij reconstrueert ze in detail hoe instellingen op directieniveau omgingen met naziverordeningen, de dreiging van invallen en razzia’s. Een groeiend probleem was dat directies en besturen naarmate de oorlog voortduurde meer en meer geïnfiltreerd raakten door NSB’ers, wat het steeds moeilijker maakte bewoners bescherming te bieden. Desondanks lukte dat in veel gevallen wel: instellingen tipten elkaar over op handen zijnde invallen en namen elkaars patiënten op. Zij boden zo goed mogelijk weerstand, maar konden niet de deportatie verhinderen van een grote groep Joodse bewoners. Aan de hand van de geschiedenis van ’s Heeren Loo schetst mevrouw De Moei in Het leven niet waard treffend het tragische lot dat de instellingen en vooral hun Joodse bewoners trof. Het boekje Het leven niet waard, Een geschiedenis van rassenwaan van Janneke de Moei (2011) is een uitgave van Stichting Sobibor (ISBN 978-90-72486-00-4). Het is verkrijgbaar via de stichting, www.stichtingsobibor.nl, en via de boekhandel.

41


LOKAAL BESTUUR In 96 procent van de gemeenten wordt herdacht op 4 mei. Op 5 mei zijn er veertien Bevrijdingsfestivals waarop de vrijheid wordt gevierd. De nationale momenten 4 en 5 mei kunnen alleen bestaan omdat er in de samenleving een groot draagvlak is en omdat lokale bestuurders zich inzetten voor herdenken en vieren. In het NC Magazine laten we dit keer twee lokale bestuurders aan het woord over hun visie op 4 en 5 mei. Bovendien vertelt een ambassadeur over herdenken en vieren in het buitenland.

Ambassadeur Marnix Krop voor de Nederlandse ambassade in Berlijn.

42

NCMagazine | voorjaar 2013


herdenken

Marnix Krop, ambassadeur in Duitsland

Sporen van de onuitwisbaarheid Hij noemt zich een kind van de oorlog. Nu is hij ambassadeur in Duitsland. Gesprek met Marnix Krop (63) over moreel besef, verlevendiging van tradities en grenzen aan vrijheid... door Eric Alink | foto Erik-Jan Ouwerkerk

Sinds 2009 werkt Krop in een land dat weet hoe molensteenzwaar het verleden kan zijn. Eerder was hij ambassadeur in Polen – evenmin een land met een dun geschiedenisboekje. Krop, van wie enkele familieleden in Dachau waren geïnterneerd, is een man die zijn woorden evenwel in mededogen drenkt: “De mens is van nature goed, maar tot alle kwaad in staat.” En: “Duitsers zijn goed in het verwerken van hun geschiedenis. Het morele besef is hier groot. Die pluim kan Nederland aan Duitsland geven.” Vooral het onderwijs is daarin belangrijk, ervaart de afgezant. “De Duitse jeugd weet veel van de eigen geschiedenis. Je struikelt hier ook letterlijk over het verleden”, klinkt zijn verwijzing naar de 30.000 Stolpersteine die in Duitse trottoirs en elders in Europa huizen markeren waarvan bewoners in oorlogstijd zijn weggevoerd of vermoord.

Elan Jaarlijks bezoeken medewerkers van de Nederlandse ambassade in Berlijn, onder wie Krop, herdenkingen in Duitsland: Ravensbrück, Bergen-Belsen, Neuengamme, Sachsenhausen. In laatstgenoemd concentratiekamp zijn naar schatting 30.000 tot 50.000 mensen om het leven gekomen, onder wie 1400 Nederlanders. Elke vierde mei vindt in Oranienburg – de gemeente waarin Sachsenhausen ligt – een herdenking plaats. Begin deze eeuw stelde de voorganger van Krop vast dat de belangstelling voor de plechtigheid terugliep. “Ik heb gezegd: de Nederlandse ambassadeur kan en mag dit niet opgeven. Misschien dat zoiets over vijftig of zestig jaar kan, maar nu niet. En ík in ieder geval niet.” Metterdaad gaf Krop nieuw elan aan

de herdenking. “Het grote, algemene publiek? Dat ontbreekt, maar niemand zal belangstellenden tegenhouden. Toch is het nog niet zover om er een Nederlands-Duitse aangelegenheid van te maken. De vraag die dat zou oproepen: moet je dan ook Duitse slachtoffers herdenken? En welke dan? Zo’n kwestie is een intellectuele discussie waard. Maar te vroeg om er stappen aan te verbinden.”

Actualiteit Op uitnodiging mijmert Krop ook hardop over vrijheid: “Voor mij betekent vrijheid niet dat je alles kunt doen wat God of de wet niet uitdrukkelijk heeft verboden. Zo versta ik onder vrijheid van meningsuiting niet het recht om alles te zeggen wat in je hoofd opkomt. Dat wordt op z’n minst begrensd door het recht van de ander om niet beledigd te worden.” Liever verbindt hij vrijheid met heldenmoed. Of krachtig meningen uiten ook durf vergt? “Je ziet in Nederland verzet ontstaan tegen een zekere mate van politieke correctheid. Op zichzelf kan dat geen kwaad. Tal van zaken zijn ontkend, miskend en opgekropt. Maar nu lijkt het wat door te schieten naar de andere kant.” Nee, bij moed denkt hij eerder aan Hongarije 1956, aan Martin Luther King en aan Lech Walesa, die hij persoonlijk ontmoette. Klassiekers in de canon van de vrijheid? Ja, maar hun lessen zijn nog actueel, stelt Krop met verwijzing naar zowel de Arabische Lente als zijn inspanningen – in zijn Poolse jaren – voor de herinrichting van het voormalige kampterrein in Sobibor. “Want de geschiedenis is zelden voorbij. Ze trekt sporen in het heden. Dat maakt vieren en herdenken onverkort belangrijk.”

21


Peter Rehwinkel, burgemeester van Groningen

‘Vrijheid kan niet onbeperkt zijn’

Burgemeester Peter Rehwinkel figureert in de video rond het thema ‘Vrijheid geef je door’ van het Bevrijdingsfestival Groningen.

Vanuit zijn stadhuiskamer kijkt Peter Rehwinkel (47) uit op de oostzijde van de Markt. Waar de zon opkomt? Ja, maar ook waar ze in de Tweede Wereldoorlog onderging – het hoofdkantoor van de Sicherheitsdienst stond er. “Wij zijn te benijden in onze vrijheid.” door Eric Alink

Als kind fietste Rehwinkel elke vierde mei met zijn ouders van Gasselte naar Gasselternijveen. Bestemming: het lokale oorlogsmonument, een grote zwerfkei met de tekst ‘Voor hen die vielen’. Niet alleen keien zwerven, ook ambitieuze mannen. Na zijn studie rechten in Groningen betrad Rehwinkel de Haagse politiek; in 2004 werd hij burgemeester van Naarden; vijf jaar later van Groningen. Zijn definitie van vrijheid? In de aard jezelf kunnen zijn. Tegelijkertijd erkent hij de ambivalentie die op de loer ligt. “Ik denk dat de gemiddelde Nederlander zijn vrijheid niet vanzelfsprekend acht. Maar of iedereen er ook van op de hoogte is wat vrijheid inhoudt en hoe je die vormgeeft? Dat betwijfel ik ernstig. Ook de pers zie ik niet de rol vervullen die ze zou moeten hebben.” Wat Rehwinkel vooral verontrust: “Het harde naar elkaar. Maar soms ook de zorgeloosheid, het makkelijke dat in de samenleving zit, het onzorgvuldige.”

Rol ze maar op Al in zijn Haagse jaren gold de paradox dat vrijheid alleen bij gratie van begrenzing kan bestaan. “Ik had onder meer de portefeuille extreem-rechts. Toen al vond ik: vrijheid kan niet onbeperkt zijn. Soms moet je een politieke partij verbieden.” Ook in zijn huidige functie komt hij dilemma’s rond vrijheid tegen. “Zo werd ik geconfronteerd met de Occupy-beweging. Rol ze maar op!, zeiden sommige Groningers. Maar zelfs als ik dat had gewild, dan kan dat alleen bij gevaar voor volksgezondheid, veiligheid of verkeer. Ik vind dat je erg terughoudend moet zijn in het verbieden van vrijheid van meningsuiting.”

44

NCMagazine | voorjaar 2013

Verhalen doorgeven Een vrije mening: er gaat niets boven Groningen. Maar er ligt wel een wereld omheen, weet hij. “Als Tweede Kamerlid maakte ik deel uit van de commissie die de uitzending van militairen naar onder andere Srebrenica onderzocht. Vóór de Joegoslavië-oorlog was ik nog in Dubrovnik en stond ik op de brug van Mostar. Zo’n herinnering laat je niet onberoerd. Als ik stilsta bij vrijheid, heb ik het ook over internationale vrijheid.” Vrijheid is een feest waard, vindt hij. In 2012 trok het Bevrijdingsfestival in Groningen zo’n 100.000 bezoekers. Volgens Rehwinkel gaat de taak van de lokale overheid verder dan het faciliteren van de viering van 5 mei. “Ik vind ook dat je aanwezig moet zijn. Meevieren.” Enerzijds dien je volgens Rehwinkel zowel in herdenken als vieren aansluiting bij de volgende generatie te zoeken. Anderzijds moet je voortleven en doorgeven. “Wij komen uit de jaren die de sporen van de oorlog droegen. Wij kennen de mensen die de oorlog aan den lijve hebben ondervonden. Die generatie zal verdwijnen: we zullen nóg meer werk moeten maken van het doorgeven van hun verhalen.”

Burgemeester Rehwinkel in ‘t kort Peter Rehwinkel maakt zich nadrukkelijk sterk voor vrijheid en democratie. Zo zet hij zich actief in voor homorechten. In 2008 was hij de eerste Nederlandse burgemeester die met een man in het huwelijk trad. Hij is lid van onder meer de Raad van Toezicht van het Montesquieu Instituut en de adviescommissie van het NIOD.


Lucas Bolsius, burgemeester van Amersfoort

lokaal bestuur

‘Ze moeten snappen wat er toen is gebeurd’ In zijn weekvideo van 19 september 2012 staat burgemeester Lucas Bolsius stil bij de herinwijdingsdienst van de erevelden voor de geallieerde soldaten op Rusthof in Amersfoort.

Van oorsprong is hij historicus en hij vindt: ken je verleden, opdat je vooruit kunt kijken. Zowel in zijn particuliere als bestuurlijke leven kruist dat verleden geregeld zijn pad. Gesprek met Lucas Bolsius (53), burgemeester van Amersfoort. door Eric Alink

In zijn Rotterdamse jaren – hij was er CDA-fractievoorzitter en acht jaar wethouder – gaf Lucas Bolsius veelvuldig blijk van verbondenheid met de historie. Twee van de lokale projecten waar hij actief betrokken bij was: een wetenschappelijk boek over de bezettingsjaren en de markering van de twaalf kilometer lange brandgrens, de grens rond het gebied dat op 14 mei 1940 werd verwoest. Zo kun je de betekenis van je omgeving beter lezen, stelt Bolsius. Geen overbodige luxe: “Van de jongste generatie Rotterdammers is de helft niet van Nederlandse afkomst. Zij zijn amper bekend met de lokale geschiedenis. Maar als ze het centrum nu zien, moeten ze snappen wat er toen is gebeurd.” De havenstad telt 67 oorlogsmomumenten, waaronder De Dokwerker, De Vallende Ruiter, De Boeg. Zelf ondervond Bolsius dat je niet alleen in het publieke domein stille getuigen tegenkomt: “Na de dood van mijn moeder in 2006 vond ik een dagboek van mijn vader. Uit de oorlogswinter. Hij zat ondergedoken in Den Haag bij zijn vader, die arts was. Een interessant en analytisch dagboek: mijn vader beschreef wat hij via via hoorde over de bommen op het Bezuidenhout en over Dolle Dinsdag. Maar hij schreef ook over een razzia, terwijl hij nog in huis was, en over de onzekerheid of hij mijn moeder ooit nog zou zien. Zij was begin september ’44 met een van de laatste treinen vanuit het westen naar Den Bosch gereisd. Later die maand was het zuiden van Nederland bevrijd. Ja, zo’n dagboek raakt je.”

Bevrijdingsfestivals Hoe sterk de oorlog ook het collectieve geheugen kan tekenen, ervoer Amersfoort onder meer in 2008. Een concert in De Flint van de 104-jarige operettezanger Johannes Heesters (inmiddels overleden),

die geboren was in Amersfoort, leidde tot veel commotie. Heesters was omstreden omdat hij in de Tweede Wereldoorlog optrad in Duitsland. “Zoveel jaar na de oorlog zie je hoe gevoelig een dergelijk optreden nog was. Nog geregeld kom ik als burgemeester op bezoek bij oudere echtparen die de meidagen in 1940 hebben meegemaakt. Amersfoort lag op de rand van de Grebbelinie, waar hevig werd gevochten. In die dagen was de stad nagenoeg een spookstad, als gevolg van een grootscheepse evacuatie. Een les voor elke nieuwe bestuurder: zorg ervoor dat je de lokale geschiedenis kent.” Van oud naar jong. Hoe houd je de jeugd bij de les? Bevrijdingsfestivals spelen daar een rol in, vindt Bolsius. Hij is het oneens met de sceptici die muziek, eten en drinken op deze festivals een knieval vinden. “Een wonderlijke vergelijking misschien, maar het is net als met de Postcode Loterij. Je kunt kritiek hebben op de Superkanjer van 48 miljoen. Maar je kunt er ook bij stilstaan dat het om goede doelen gaat. Ik doe het laatste.” In herdenken en vieren op specifieke dagen ziet hij een buitenkans om de maatschappelijke discussie over vrijheid te agenderen. “Of de grenzen aan vrijheid in deze tijd extra aandacht verdienen? Enerzijds is er de rechtsstaat om die grenzen te bewaken. Anderzijds kun je niet alles bij wet regelen. Dan gaat het om de vraag: hoe ga je om met respect? Want dat verdwijnt vaak achter de horizon.”

Kamp Amersfoort Nationaal Monument Kamp Amersfoort was een klein, provisorisch kamp onder toezicht van de Sipo/SD. In totaal verbleven er meer dan 35.000 gevangenen. Een voorlopige lijst telt 567 namen van mensen die in of nabij dit kamp zijn omgekomen.

45


Fakkelcampagne Vrijheid geef je door

Draag de fakkel van herdenken en vieren De fakkelcampagne Vrijheid geef je door wordt nog groter dan voorgaande jaren. Niet alleen doen meer dan 300.000 kinderen mee, ook de Nederlandse Spoorwegen, Hyves, Metro, Soldaat van Oranje en de veertien Bevrijdingsfestivals zullen de fakkelsticker verspreiden.

D

e fakkelcampagne heeft als doel om mensen te enthousiasmeren om in aanloop naar en op 4 en 5 mei het fakkeltje te dragen. Het fakkeltje staat symbool voor herdenken op 4 mei en vieren op 5 mei. Met steun van het vfonds worden fakkels uitgedeeld bij de Nationale Herdenking op de Dam op 4 mei en op de Bevrijdingsfestivals en bij het Concert op de Amstel op 5 mei. Kinderen van groep 7 van de basisschool verspreiden een miljoen fakkeltjes. Diverse lokale organisatoren van herdenkingen en vele gemeenten bestellen de fakkel voor hun medewerkers en bezoekers. Bedrijven zoals Hyves, Metro en de NS kopen de fakkelstickers om ze uit te delen onder personeel en om te gebruiken als relatiegeschenk in aanloop naar 4 en 5 mei. De cast van Soldaat van Oranje - De Musical draagt de fakkel en de organisatie geeft bezoekers van de musical vanaf 16 april een fakkelsymbool cadeau. Vrijheid is kostbaar, kwetsbaar en niet vanzelfsprekend. Vrijheid moet je koesteren. Dat besef je pas goed wanneer de vrijheid er niet meer is, zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op 4 mei herdenken we de oorlogsslachtoffers, op 5 mei vieren we de vrijheid. Iedereen, ieder jaar opnieuw.

De fakkelcampagne Vrijheid geef je door maakt deel uit van de educatieve activiteiten die op de basisscholen worden georganiseerd rond de Tweede Wereldoorlog, herdenken en vieren. Dertigduizend kinderen dragen de fakkel als ze in het kader van het project Adopteer een monument een lokale herdenking bijwonen. Ook zo’n 85.000 kinderen die op scouting zitten, zullen de fakkel ontvangen. Bovendien zullen 200.000 leerlingen de fakkel letterlijk doorgeven, als zij in aanloop naar 4 en 5 mei bijna een miljoen exemplaren verspreiden. Dit gebeurt op basis van het Nationaal Aandenken, een lespakket over de Tweede Wereldoorlog, leven in vrijheid, herdenken en vieren dat door het Nationaal Comité wordt aangeboden. Onderdeel van de lessen is het symbolisch doorgeven van vrijheid door een fakkel aan iemand te geven. Daaraan is een wedstrijd gekoppeld: welke klas verspreidt de fakkel op de origineelste manier? De kinderen zullen zelf fakkels knutselen, posters maken en op ludieke manieren de fakkel uitdelen aan ouders, opa’s, oma’s, vrienden en vele anderen. Steeds onder het motto: Vrijheid geef je door. Het NTR-programma Schooltv-weekjournaal zal op 5 en 19 april aandacht besteden aan deze grote fakkelactie. Door op Hyves te laten zien hoe de kinderen aandacht vragen voor het fakkelsymbool, kunnen twee klassen een bezoek aan de musical Soldaat van Oranje winnen. Zanger Guus Meeuwis zit in de jury.

46

NCMagazine | voorjaar 2013

Chris van Houts

300.000 Kinderen, 1 miljoen fakkels


Pilot in boekwinkels en hotels In een speciale samenwerking met de Koninklijke Horeca Nederland en met het CPNB (Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek) zullen dit jaar voor het eerst fakkeltjes verkrijgbaar zijn via boekhandels, bibliotheken en hotels. In totaal zullen via deze ketens 150.000 fakkeltjes worden verspreid. Met deze actie willen de ketens de klanten attenderen op 4 en 5 mei.

Fakkel op Hyves en Facebook! De actie Vrijheid geef je door, draag de fakkel op je profiel wordt ook dit jaar gehouden. In aanloop naar 4 en 5 mei kan de fakkel digitaal op je Hyves-profiel en nu ook op Facebook worden gezet. De afgelopen twee jaar was de samenwerking tussen Hyves en het Nationaal Comité zeer succesvol. Binnen tien dagen had bijna een half miljoen Nederlanders de fakkel op zijn of haar profiel gezet. Evelien van der Poel, Brand Manager Hyves Media: “Hyves verbindt zich graag aan initiatieven die Nederlanders verbindt. Vrijheid leeft bij Nederlanders. Dat hebben we de afgelopen jaren duidelijk gemerkt. Sociale media kunnen niet ontbreken als je de nationale momenten van herdenken en vieren bij jongere generaties onder de aandacht wilt houden. Daarom zijn we trots op het feit dat we deze campagne ook dit jaar mee mogen organiseren.”

Wilt u het fakkelspeldje bestellen? Bij dit NC Magazine is een fakkelsticker ingesloten. Bewaar de sticker goed, en draag deze in aanloop naar en op 4 en 5 mei. In de webshop van het Nationaal Comité 4 en 5 mei kunt u ook het fakkelspeldje bestellen. Wilt u meer fakkeltjes om bijvoorbeeld uit te delen onder uw personeel of relaties, dan kan dat eveneens via de webshop op www.4en5mei.nl.

Herdenken & Vieren onder redactie van Coromandel Brombacher

Herinnering aan eigen familiegeschiedenis Fred Boot is producent van Soldaat van Oranje, de bekende musicalproductie die zich inzet voor de fakkelcampagne en onder bezoekers de fakkelsticker verspreidt. Boot benadrukt het belang van herdenken op 4 mei en vieren op 5 mei: “Wij vinden onze samenwerking met het Nationaal Comité 4 en 5 mei cruciaal. Wij maken onze voorstelling niet zomaar en vertellen hopelijk ons verhaal elke dag niet voor niets...” Hij vervolgt: “Wij proberen in de geest van Erik Hazelhoff Roelfzema de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend te houden en de geschiedenis door te vertellen. Niet zozeer alleen die van Erik en zijn vrienden of die van de Tweede Wereldoorlog op macroniveau, maar ook de herinnering aan ieder individu. Aan daar waar wij vandaan komen, onze ouders, grootouders…onze eigen familiegeschiedenis. De oorlog op microniveau. Zo proberen wij elke dag ons en uw verleden te herdenken, tastbaar te maken, zodat wij er meer dan ooit weer bewust van zijn dat oorlog alleen tot diep, diep leed leidt.” Voor meer informatie: www.soldaatvanoranje.nl

Merel Vroonhoven van de NS:

‘Belangrijk om te investeren in gezamenlijke waarden’ Een groeiend aantal bedrijven adopteert de fakkel. NS-conducteurs dragen de fakkel op 4 en 5 mei op hun uniform, zo vertelt Merel Vroonhoven van de NS. Merel Vroonhoven, directielid van de Nederlandse Spoorwegen: “NS laat dit jaar net als in andere jaren zien dat het herdenken en vieren belangrijk vindt. Wat niet iedereen weet, is dat NS de Nationale Herdenking respecteert en om 20.00 uur de treinen stilzet op het spoor, om het ook voor treinreizigers mogelijk te maken te herdenken. Op 5 mei vervoert NS honderdduizenden mensen naar de Bevrijdingsfestivals en naar het Concert op de Amstel. De conducteurs zullen dit jaar op 4 en 5 mei de fakkel op hun uniform dragen. NS heeft daarom 2500 fakkeltjes besteld. Juist in tijden dat het economisch slecht gaat, is het zó belangrijk om goed vast te houden aan en te investeren in gezamenlijke waarden, zoals de nationale momenten van herdenken en vieren. Aandacht voor vrijheid is cruciaal. Ik sluit aan bij wat het Nationaal Comité op zijn website schrijft: Vrijheid is kostbaar, kwetsbaar en niet vanzelfsprekend. Dat besef je pas goed als die vrijheid er niet meer is, zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog. Overigens draagt NS zorg voor een collectie van zo’n 125 oorlogsmonumenten. Hieronder vallen de gedenkplaquettes op stations, waarbij jaarlijks de personeelsleden worden herdacht die in de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. Dit waren NS’ers die omkwamen tijdens bombardementen, bij stakingen door de bezetter werden opgepakt of verzetsdaden pleegden, zoals het plakken van boterhammetjes onder de treinbanken van joodse gevangenen.”

47


Gebed Hoofdkrijgsmachtrabbijn kolonel D.M. Sebbag voorafgaand aan de herdenkingsbijeenkomst in De Nieuwe Kerk, Amsterdam, 4 mei 2010.

48

NCMagazine | voorjaar 2013


Herdenken op 4 mei is voor krijgsmachtrabbijn Menachem Sebbag niet alleen het bidden voor de zielenrust van gevallenen tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar juist ook voor de gevallenen tijdens de missies van de Nederlandse krijgsmacht in het buitenland. “Door ook hen te herdenken, laten we zien dat we wat geleerd hebben van de geschiedenis,”aldus Sebbag. Door Karen de Jager | Foto Joël van Houdt

I

n De Nieuwe Kerk in Amsterdam wordt op 4 mei een herdenkingsbijeenkomst gehouden waar een krijgsmachtgeestelijke spreekt. Elke drie jaar spreekt de krijgsmachtrabbijn, Menachem Sebbag, het Jizkor (het Joodse gebed voor de overledenen) uit tijdens die herdenkingsbijeenkomst. Dit jaar zou het wederom de beurt van Sebbag zijn. Maar omdat de Nationale Herdenking dit jaar op sjabbat valt, wordt deze eretaak nu vervuld door een van zijn collega’s van een andere denominatie. Menachem Sebbag zal wel volgend jaar, op 4 mei 2014, het Jizkor uitspreken. Hij beschouwt overigens de herdenking op de Dam als een dag van nationaal belang. De discussies over hoe je dat het beste kunt doen, acht hij noodzakelijk. Sebbag: “Ik vind niet dat je iets op een bepaalde manier moet blijven doen omdat het altijd zo wordt gedaan. Je moet kijken naar de samenleving. Klopt het doel nog? Wat willen we ermee? Zonodig moet je een bijeenkomst kunnen aanpassen aan de nieuwe behoefte in de samenleving. De generatie die de oorlog heeft meegemaakt, is aan het verdwijnen. Misschien is op een gegeven moment een andere invulling noodzakelijk.”

Herdenken Menachem Sebbag: “Herdenken is voor mij als diep religieus persoon in eerste instantie het bidden voor de zielenrust van de doden. Daarom zeggen wij als Joden het Jizkor. Maar in de context van 4 mei gaat het ook om de toekomst. Die moet anders, ís ook anders. Nederland staat niet langer aan de zijlijn zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog. Soldaten uitzenden naar gebieden waar mensen in gevaar zijn om bij te dragen aan betere leefomstandigheden, is het signaal bij uitstek dat we die lessen geleerd hebben. Dat zeg ik ook tegen mijn kinderen. Mijn bijdrage aan die andere toekomst lever ik onder meer met de geestelijke begeleiding van deze soldaten. Niet alleen Joodse soldaten, maar iedereen die daar behoefte aan heeft.

Herdenken

Het is mijn taak als rabbijn, en van mijn collega’s, om ervoor te zorgen dat deze soldaten, die in hun werk geconfronteerd worden met fysiek en mentaal geweld, geestelijk heel blijven. Dat de mens achter het uniform heel blijft. Ik doe dat vanuit de traditie van onze Tora. Anderen doen dat met hun eigen godsdienst of levensbeschouwing als handleiding. Uiteindelijk willen we allemaal hetzelfde.”

Moreel bewustzijn In Nederland hebben geestelijk verzorgers in het leger een unieke positie. Hun rang is gelijkgesteld met een officiersrang, maar niet in hiërarchische zin. Dat betekent in de praktijk dat zij geen orders kunnen geven en krijgen. Maar ze zijn wel onderdeel van de krijgsmacht. “We hebben een verkorte militaire training gehad. We hebben samen met de soldaten in een schuttersputje gezeten. We zijn op oefening geweest. We hebben een band met de soldaten met wie we werken. Onze rang mag ons niet in de weg zitten. Ze moeten bij ons met alles terecht kunnen. Dat kan iets praktisch zijn, zoals kosjer willen eten of sjabbat kunnen houden. Maar het kan ook op gewetensniveau liggen. De morele vorming van de soldaten is een van onze belangrijkste en moeilijkste opdrachten. Het leger leert de soldaten om op mensen te schieten! We doen alles wat we kunnen om ervoor te zorgen dat ze een moreel kompas hebben om op te varen. En samen lijken we daarin te slagen. Ik krijg weleens de opmerking van collega’s die onze soldaten hebben meegemaakt in Kunduz, dat onze soldaten goed in elkaar zitten.”

Verzoening Verzoening is binnen het jodendom een groot goed. Dat kan zijn verzoening tussen God en mens of tussen mens en mens. “Jaarlijks is er een verzoeningsbijeenkomst bij het monument voor de verdraagzaamheid in Haelen, Leudal, opgericht ter herinnering aan 687 gevallenen tijdens de Tweede Wereldoorlog uit elf landen. Veteranen en verzetsstrijders uit Duitsland, Tsjechië, Nederland, België en Engeland komen dan bijeen om zich te verzoenen en samen te herdenken. Dat zijn mensen van dezelfde generatie en van verschillende partijen. Het is een bijzondere bijeenkomst,” aldus Sebbag. “Maar de huidige generatie kan zich niet verzoenen met de oorlogsgeneratie, want verzoening kan alleen plaatsvinden tussen dader en slachtoffer. En daderschap is niet erfelijk.” “Bovendien is de definitie van daders en slachtoffers onduidelijk. Is een SS’er een dader? Ja, zou ik zeggen. En een Wehrmachtsoldaat? Misschien wel, misschien niet,” zegt Sebbag. Volgens hem is verzoening mooi, maar zit de oplossing niet in het verleden, maar in de toekomst. Die ligt voor ons.

Rabbijn Sebbag in vogelvlucht Menachem Sebbag (44), geboren in Engeland en opgeleid tot rabbijn aan het Talmoed College in Israël en in Amsterdam. Hij is een van de oprichters van de nieuwe synagoge AMOS (Amsterdam Modern Orthodox Synagogue) en is sinds 2005 een van de krijgsmachtgeestelijken. Zijn militaire rang staat gelijk aan die van kolonel. Menachem Sebbag is getrouwd en vader van twee kinderen.

49


Onderzoek Bevrijdingsfestivals

Bezoekers zijn vooral trouw

Waarom komen elk jaar bijna een miljoen bezoekers naar de veertien Bevrijdingsfestivals op 5 mei? Het Nationaal Comité heeft in 2012 een publieksonderzoek gedaan naar de beweegredenen van de festivalgangers. “Uit onderzoek blijkt dat voor driekwart van de bezoekers vrijheid het belangrijkste thema van de Bevrijdingsfestivals is .” Door Claartje Nicolas | Beeld Ilvy Njiokiktjien, Jørgen Koopmanschap en Hans van Eijsden

D

e veertien Bevrijdingsfestivals zijn verbonden aan het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Het doel van de festivals is al die jaren onveranderd gebleven, namelijk: hoe zorgen we ervoor dat jongeren die de oorlog zelf niet hebben meegemaakt, niet zullen vergeten wat de bevrijding op 5 mei 1945 tot de dag van vandaag betekent en hoe ze zich kunnen inzetten voor vrijheid. Om te weten of de Bevrijdingsfestivals hun doelstelling behalen, wordt elke vijf jaar een publieksonderzoek gehouden. Want hoe breng je op een feestend en naar muziek luisterend publiek de boodschap van het belang van vrijheid over? Is het festivalpubliek zich eigenlijk wel van deze boodschap bewust? “Natuurlijk komen de meeste bezoekers voor de muziek en de gezelligheid,” vertelt Bart Koenen, als onderzoeker bij Bureau Veldkamp verantwoordelijk voor de uitvoering van het onderzoek. “Maar dat wil allerminst zeggen dat het publiek geen oog heeft voor de doelstelling van de festivals. Integendeel. Driekwart van de bezoekers beschouwt het feit dat we vandaag de dag in vrijheid leven nog steeds als hét belangrijkste thema op de festivals.”

Publieksonderzoek Om deze en meer vragen te monitoren, doet het Nationaal Comité een publieksonderzoek. In 2012 vond de derde editie van het onderzoek plaats, waarbij 1682 respondenten, verdeeld over de veertien festivals, een online enquête hebben ingevuld. Naast vragen over inhoud en beleving wordt ook de tevredenheid van het publiek in

50

NCMagazine | voorjaar 2013


Onderzoek

Van links naar rechts: De Ambassadeurs van de Vrijheid 2013: Dio, Miss Montreal en ChefSpecial, Bevrijdingsfestival Overijssel 2012 en de Vrijheidswinkel op de Dam, Amsterdam 2012

kaart gebracht. Koenen: “Uit het onderzoek blijkt dat de bezoekers een tevreden en trouw publiek vormen. Jongeren die vroeger al bezoeker waren, komen nog steeds. Alleen nemen ze nu hun eigen kinderen mee. De tieners en twintigers van nu komen met hun vrienden. Maar ook deze jongeren zijn erg trouw, want tweederde geeft aan in 2020 nog steeds bezoeker te willen zijn.”

Verschuiving in thema’s In de loop der jaren zijn er interessante verschuivingen te zien in de thema’s die het publiek op de festivals belangrijk vindt. Zo vinden vooral Randstedelijke jongeren de onderwerpen discriminatie en tolerantie veel minder belangrijk dan twaalf jaar geleden. Koenen: “Dit zijn jonge bezoekers die zijn opgegroeid in een multiculturele omgeving en vrienden hebben uit alle windstreken. Discriminatie en intolerantie zijn dan al snel geen onderwerpen meer die aansluiten op hun belevingswereld. Je ziet dat hun engagement zich in de loop der tijd meer focust op andere zaken zoals de nationale en internationale vluchtelingenproblematiek.”

Bijvoorbeeld: uit het onderzoek blijkt dat mensen steeds meer gebruikmaken van het openbaar vervoer. We gebruiken die uitkomsten in bespreking met de gemeente en het vervoersbedrijf om hen te stimuleren mee te werken op 5 mei. Ook voor het aantrekken van sponsors is het onderzoek een goede bron van informatie.” Joost Janmaat, organisator van Bevrijdingsfestival Amsterdam, met een gemiddelde van 20.000 bezoekers: “Het festival van Amsterdam is een vreemde eend in de bijt, omdat wij naast de muziekprogrammering op 150 plekken in de stad diverse activiteiten organiseren. Het onderzoek is voor ons waardevol omdat we ons, ondanks het uitzonderlijke programma, wél deel van de festivalfamilie voelen. Het is voor ons goed om te kunnen meten hoe de verhoudingen onderling liggen, welke onderwerpen belangrijk zijn en wat door het publiek gewaardeerd wordt. We hebben op 5 mei natuurlijk nooit tijd om bij elkaar te komen kijken, dus dit onderzoek geeft ons de kans om de festivals te vergelijken en te bepalen wat de tendens voor de toekomst is.”

Praktische verschillen

Uitkomsten onderzoek

Koenen: “De overeenkomsten tussen de festivals zijn interessant om landelijke tendensen in kaart te brengen. En de onderlinge verschillen? Die zijn er vooral op praktisch niveau. Zo werd aan de respondenten gevraagd hoeveel interesse ze hebben in festivalmerchandise, zoals petjes, polsbandjes, neptattoos en T-shirts. Wat bleek? Vooral in het zuiden van het land reageerde men hierop enthousiast, terwijl ze er in het noorden maar weinig van moesten hebben.”

Van de uitkomsten van het onderzoek wordt zowel een totaalverslag gemaakt als een verslag per festival. Niek van der Sprong, festivaldirecteur van Bevrijdingsfestival Overijssel: “Ik heb jaarlijks gemiddeld 120.000 bezoekers in Zwolle. We bespreken de uitkomsten van het onderzoek met ons hele team en zetten ze in waar mogelijk.

De uitkomsten leren ons veel over wat goed gaat en wat beter kan. De belangrijkste vraag, of de Bevrijdingsfestivals draagvlak hebben onder het publiek en daarmee bestaansrecht hebben, kunnen we absoluut positief beantwoorden.

51


Humberto Tan:

52

NCMagazine | voorjaar 2013


‘Helden zijn mensen die tegen de stroom in andere keuzes durven maken’ Verhalen over de betekenis van vrijheid zijn minder bekend dan verhalen over oorlog en herdenken. Daarom maakt het Nationaal Comité een pilot met filmportretten waarin bekende Nederlanders hun gevoelens over vrijheid geven. Televisiepresentator Humberto Tan (47) is een van hen. Hieronder volgt een deel van wat hij in het filmportret vertelt. Bewerking Karen de Jager | Foto Jeroen W. Mantel

H

umberto Tan (47) is wat je zou kunnen noemen een betrokken Nederlander. Als ambassadeur van het Nederlandse Rode Kruis en het Wereld Natuur Fonds en bestuurslid van Suriprofs, een organisatie die fondsen werft voor goede doelen in Suriname, zet hij zich in voor degenen die een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Want geluk is niet altijd vanzelfsprekend, net zo min als ‘erbij horen’. Geboren in Suriname en met zijn donkere uiterlijk realiseert hij zich dit als geen ander. “Mijn moeder zei altijd: ‘Stel je voor dat deze maatschappij een maatschappij zou worden met een tiran aan het hoofd. Vergis je niet! Dan kiest men niet voor jou. Jij bent een gast in dit land, hoe lang je hier ook woont. Als er iets fout gaat, ben je de eerste die wordt weggestuurd. Ook al kun je nergens heen.’ “ Die waarschuwing van zijn moeder is zijn uitgangspunt. Het bepaalt zijn bewustzijn. Het laat hem zien hoe kostbaar vrijheid is. De vrijheid om andere keuzes te maken dan de massa.

Geen keuzevrijheid “De vrijheid om te kiezen is een van de eerste dingen die sneuvelt, kijk maar naar de geschiedenis. Onder tirannieën wordt het je verboden te denken, wordt je opgelegd te haten. Kijk naar het nazisme, kijk naar Rusland onder Stalin, naar Vietnam. Al die tirannieën hadden een ding gemeen: er was geen keuzevrijheid. Zij bepaalden wat goed voor je was.” Maar ook zonder tirannen moet je alert zijn, vindt Humberto, en kritisch kijken naar wat machthebbers en politiek doen. “Het is menselijk om te kijken naar de meerderheid, de groep die op je lijkt. En als je als gast of allochtoon leeft in een land met overwegend niet-Surinamers, of niet-Marokkanen, dan zal de regelgeving met name op de meerderheid gericht zijn. Maar dat betekent wel dat je je ervan bewust moet zijn dat je een vreemdeling

vieren

bent. Hoe lang je hier ook bent en hoe goed je bent geïntegreerd en hoe goed je maatschappelijke carrière ook is: bereid je daar op voor, dan word je niet teleurgesteld.” De tiendelige boekenserie De Tweede Wereldoorlog in woord en beeld uit 1962 was Humberto Tan’s cue om voor het eerst serieus na te denken over vrijheid. “Mijn stiefvader had de serie in huis en als kind heb ik de boeken heel vaak doorgebladerd. Vooral de beelden maakten diepe indruk. Met name die van kinderen in concentratiekampen. Ik zag dat en dacht: wauw, wat hebben die fout gedaan? Niets natuurlijk. Ik kon me daar niets bij voorstellen. Ik snapte het niet. Dat maakte een onuitwisbare indruk op mij als kind. Je ziet dezelfde principes ook nu de kop opsteken. Ook nu worden mensen uitgesloten. En dan zie ik die boekenserie voor me. Ik zou ook nu beelden van kinderen willen laten zien. Want als je praat over uitsluiten van mensen en beknotten van vrijheden, dan gaat het ook over onschuldige kinderen die daar echt niets aan kunnen doen. En als die slachtoffer worden, moet jij je afvragen of je daar als maatschappij trots op moet zijn. En die beelden zouden voor zich moeten spreken.”

Helden We moeten andere keuzes durven maken, vindt Humberto Tan. “Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er in Friesland boeren die Joodse kinderen opvingen. Omdat ze het niet konden aanzien. Ze deden dat met alle gevaren van dien. Ze hadden misschien ook eigen (kleine) kinderen die niet vanzelfsprekend hun mond houden. Dat zijn helden. Ik weet niet of ik dat zou durven doen. Ik hoop van wel.” Voor Humberto Tan zijn helden mensen die hun dromen in daden omzetten, die tegen de stroom in andere keuzes durven maken. “Mahatma Gandhi, Nelson Mandela, Martin Luther King, dat zijn mijn helden. Dat zijn allemaal mensen die zonder eigenbelang opkwamen voor anderen. Ook als het pijn deed. En ze brachten mensen bij elkaar. Het waren bruggenbouwers. Dat moeten wij vandaag de dag ook doen.” Europa is een goed voorbeeld van wat daarmee mogelijk is: 68 jaar vrede. Daar moeten we meer naar kijken, vindt hij. “We kijken alleen naar de materiële waarde van Europa. Maar we moeten kijken naar wat samenwerking ons nog meer bracht. Een einde aan de eeuwige vijandschap tussen Duitsland en Frankrijk, de vijandschap die de achterliggende reden was voor diverse oorlogen in WestEuropa. Zwart-wit gezegd: persoonlijk heb ik liever een zwakke euro dan een zwakke relatie met mijn Europese buren.”

53


Een reddingsboot als monument Bij een oorlogsmonument denken de meeste mensen aan een standbeeld of een plaquette. Maar er zijn ook monumenten die varen. De reddingsboot Javazee, die in Den Helder ligt aangemeerd, houdt de herinnering aan gesneuvelde marinemensen levend. door Erik Schumacher | foto KNRM-Arie van Dijk

All ships folio me. Met dat sein voerde schout-bij-nacht Karel Doorman het geallieerde eskader aan, in een poging om de Japanse invasievloot voor de kust van Java te vernietigen. Op 27 februari 1967, precies 25 jaar na de voor de geallieerden rampzalig verlopen Slag in de Javazee, vond een herdenking plaats van de marinemensen die tijdens en na de Tweede Wereldoorlog sneuvelden bij de uitvoering van hun taak – onder wie Doorman en veel van zijn mannen. Hoogtepunt van de plechtigheid was de doop van een bijzonder monument: de Javazee, een dubbelschroef reddingsboot.

Nieuwe reddingsboot Het initiatief tot het varende monument kwam van de toenmalige Vereniging van Marine Officieren en de Vereniging van Beroepsschepelingen der Zeemacht. Zij hadden een inzameling georganiseerd onder dienend en voormalig marinepersoneel. Besloten werd dat er geen mooiere manier was om gesneuvelde marinemensen te eren dan

54

NCMagazine | voorjaar 2013

in hun naam nieuw leed voorkomen. Het geld werd geschonken als bijdrage in de bouwkosten van een nieuwe reddingsboot van ruim twintig meter lang, die plaats zou bieden aan wel 120 personen. Jarenlang verrichte de Javazee reddingsacties vanuit Breskens. Onder meer bij de hulpverlening aan de Herald of Free Enterprise, in 1987 gekenterd voor de Belgische kust, werden met de boot talloze levens gered.

Praktijkonderwijs Inmiddels zijn er modernere reddingsboten in gebruik. De Javazee ligt bij het Nationaal Reddingmuseum Dorus Rijkers in Den Helder. Maar een stoffig museumstuk is de boot niet geworden. Nog altijd assisteert de Javazee ‘s winters moderne reddingsboten als ijsbreker of als sleper. Daarnaast wordt de boot verhuurd voor dagtochten en asverstrooiingen. Ook krijgen marine- en koopvaardijleerlingen er praktijkonderwijs. Zo blijft de Javazee een dynamisch aandenken aan de offers van het personeel van de Nederlandse Marine.


Herdenken


Staatloosheid Staatlozen in Nederland die geen verblijfsrecht hebben, verkeren vaak in een moeilijke positie. Ondanks de internationale verdragen waarmee fundamentele rechten van staatlozen gewaarborgd zouden moeten worden. Het jaarthema van het Nationaal ComitĂŠ 4 en 5 mei is Vrijheid spreek je af, maar geldt dat ook voor staatlozen? door Peter Rodrigues | illustratie Tjeerd Royaards

56

NCMagazine | voorjaar 2013

B

oni kwam op zijn vijftiende vanuit Benin naar Nederland. Hij werd tijdelijk opgevangen in een pleeggezin en ging naar school totdat hij achttien werd. Toen hij meerderjarig was geworden, moest hij net als veel andere alleenstaande asielzoekers Nederland verlaten. Maar Boni bleef en werd zodoende een illegaal; hij had immers geen rechtmatig verblijf. De vreemdelingenpolitie pakte hem verschillende malen op en hield hem in vreemdelingenbewaring, maar het lukte niet om Boni uit te zetten. De autoriteiten van Benin erkenden hem niet als onderdaan. Boni werd het leven als illegaal beu en ging zelf naar de ambassade van Benin in Brussel om papieren voor zijn terugkeer te verkrijgen. Ook dat mocht niet baten. Boni was staatloos en nergens welkom. Hij had geen recht op huisvesting, mocht niet werken en ook geen uitkering aanvragen. Ruim tien jaar na zijn binnenkomst woont Boni nog steeds in Nederland: illegaal en staatloos. Hij heeft wel goed opgelet op school en leert nu andere vreemdelingen Nederlands.


Vieren

Boni was staatloos en nergens welkom. Hij had geen recht op huisvesting, mocht niet werken en ook geen uitkering aanvragen

werd een verdrag ter beperking van staatloosheid vastgesteld, maar slechts een beperkt aantal landen heeft deze verdragen ondertekend. Staatloosheid komt nog steeds veel voor. Over de hele wereld worden ongeveer 12 miljoen staatlozen geteld. De UNHCR is ook voor de verdragen over staatloosheid toezichthouder.

Geen afdwingbare rechten Zoveel belangstelling als de wereldgemeenschap voor vluchtelingen had, zo weinig interesse was er voor staatlozen. Ook de UNHCR heeft pas sinds kort aandacht voor deze vergeten groep. In de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens uit 1948 staat dat eenieder recht heeft op een nationaliteit. Daarmee is het probleem niet opgelost, want dit is slechts een ‘verklaring’ en biedt geen afdwingbare rechten. Wie moet dan een nationaliteit verstrekken aan de staatloze? Het gastland dat net heeft geoordeeld dat deze persoon geen verblijfsrecht toekomt? Of het land van oorsprong, dat juist de persoon in kwestie niet (meer) als onderdaan erkent? Bovendien is er vaak verschil van mening over de status van staatlozen. Zijn ze wel staatloos of zeggen ze dat maar? Van veel Roma in Nederland heeft de overheid bijvoorbeeld het idee dat zij niet daadwerkelijk staatloos zijn, terwijl hun rechtshulpverleners die mening wel zijn toegedaan. Er is echter geen procedure om staatloosheid vast te stellen. Slechts enkele landen kennen een dergelijke vaststellingsprocedure, zoals Hongarije.

2000 staatlozen Hachelijke situatie Staatlozen die geen verblijfsrecht hebben, verkeren in een hachelijke situatie. In het gastland zijn ze niet welkom en net als bij vluchtelingen biedt hun thuisland ze geen bescherming. Deze rechteloze positie maakt staatlozen bijzonder vatbaar voor marginalisatie, misbruik en mensenhandel. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er verschillende verdragen tot stand gekomen om herhaling van volkerenmoord, vluchtelingenstromen, ontheemden en staatlozen in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen. In 1950 is het Verdrag van Genève tot stand gekomen, beter bekend als het Vluchtelingenverdrag. De Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) ziet toe op de uitvoering van dat verdrag. Wereldwijd zijn er op dit moment ongeveer 16 miljoen vluchtelingen en 32 miljoen ontheemden. Ontheemden zijn mensen die hun regio ontvlucht zijn, maar nog wel in hun eigen land verblijven. In 1954 is het Staatlozenverdrag tot stand gekomen. Hiermee hoopten de VN de fundamentele rechten van staatlozen te waarborgen. In 1962

Volgens de officiële statistiek leven er in Nederland ongeveer 2000 staatlozen. Uit onderzoek van de UNHCR blijkt dat er ruim 80.000 personen in Nederland staan geregistreerd van wie de nationaliteit onbekend is. Indien een persoon bereid is mee te werken aan zijn vertrek, maar door geen ander land als staatsburger wordt erkend, ontstaat er voor het gastland een bijzondere verantwoordelijkheid. De EU-richtlijn over terugkeer bepaalt dat er een regeling dient te worden getroffen voor onderdanen van landen die illegaal verblijven, maar nog niet kunnen worden uitgezet. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft geoordeeld dat het niet verstrekken van een nationaliteit aan voormalige onderdanen onder omstandigheden in strijd kan zijn met het recht op privéleven. In een andere zaak van een asielzoeker die in Griekenland een mensontwaardig onthaal kreeg, merkte het EHRM op dat het totale gebrek aan vooruitzicht op verbetering van zijn situatie in strijd was met het verbod van onmenselijke behandeling. In analogie van deze uitspraak zou ik willen bepleiten dat staatlozen het recht op perspectief van een menswaardig bestaan toekomt. Peter Rodrigues is hoogleraar Immigratierecht aan de Universiteit Leiden.

57


Bron van inspiratie

Boek

Een stem uit het verleden

vergeten (NCRV), Thom Verheul

“Je kent waarschijnlijk Gerard van Maasakkers wel, die altijd in het Brabants zingt. Hij had Kamp Vught geschreven, een prachtig nummer, en toen hebben we hem gevraagd om ook iets te maken voor een tentoonstelling over de vervolging van homoseksuelen. Dat werd het nummer Wie. Het gaat over de vraag wat je doet als een vriend in nood zit. Ga je helpen? ‘Mer wie gao-t-er wa zeggen, wie houdt z’n eigen stil/wie kunde nog vertrouwen, en wie doe-t-er wat-ie wil.’ Die twee nummers van Gerard van Maasakkers waren onze inspiratie om een cd te laten maken, in 2010, bij het twintigjarig bestaan van het herinneringscentrum. Stef Bos, Ernst Jansz, Heddy Lester, er hebben heel veel artiesten aan meegewerkt. Vaak met nieuwe nummers. Je probeert telkens weer manieren te vinden om nieuwe generaties aan te spreken. Met muziek kun je op een toegankelijke manier moeilijke thema’s naar voren brengen; muziek ontroert en stemt tot nadenken. Zoals Gerard van Maasakkers vraagt in Kamp Vught: ‘Wa zoude gij dan doen?’ “Wie, een productie van

“Het dagboek van Klaartje de Zwarte is een paar jaar geleden pas ontdekt, toen er onderzoek werd gedaan voor de televisieserie De Oorlog. Ze is op haar 32ste vermoord. Het dagboek waarin ze schreef over de Hollandsche Schouwburg en kamp Vught heeft ze nog net aan haar zwager kunnen geven voordat ze op de trein naar Sobibor werd gezet. Hier, in Vught, is ze drie maanden geweest. Ze heeft de kindertransporten van juni 1943 meegemaakt. Alle Joodse kinderen van nul tot zestien jaar, dat waren er meer dan duizend, zijn in twee dagen op transport gezet. Ze schrijft: ‘Zoals men wel eens onwillekeurig een stukje papier versnippert, zo werden harten en zielen verscheurd en uit elkaar gerukt. Alles ging aan flarden.’ Je komt via haar dagboek héél dicht bij hoe het was, je kijkt als het ware over haar schouder mee. Drie maanden uit het leven van een mens. Dagboeken en brieven zijn enorm belangrijk. Ik heb hier ervaren hoeveel waarde mensen hechten aan de ervaringen van de eerste generatie. Bezoekers hangen aan hun lippen als ze vertellen hoe het is geweest. Deze groep ooggetuigen wordt steeds kleiner. Een groot verlies, dat met name door egodocumenten en historische plekken een beetje kan worden verzacht. Klaartje de Zwarte is een van die belangrijke stemmen uit het verleden.” Alles ging aan flarden,

Houtsnede van Jo Bezaan over de razzia in

Tjeerd van Zanen in opdracht van Nationaal

het oorlogsdagboek van Klaartje de Zwarte-

Putten. Collectie: Stichting oktober ‘44

Monument Kamp Vught

Walvisch. Uitgeverij Balans.

Documentaire

De psyche van de dader

Jeroen van den Eijnde Door wie en door wat worden mensen in het werkveld geïnspireerd? In de serie van het NC Magazine is deze keer Jeroen van den Eijnde aan het woord, directeur van Nationaal Monument Kamp Vught. Over slachtoffers, omstanders en daders.

Ruud Strobbe

door Marja Verbraak

58

Jeroen van den Eijnden

NCMagazine | voorjaar 2013

Cd

Wa zoude gij dan doen?

Peter van Casteren

De keuze van:

“Een paar jaar geleden viel ik middenin een tv-documentaire over de daders van de razzia in Putten. Daar zijn honderden mannen opgepakt, van wie de meesten niet zijn teruggekomen. In de documentaire zit een breekbaar oud mannetje in zijn huiskamer, met zo’n interieur dat ik van mijn ouderlijk huis ken, heel normaal en gewoon. Hij zegt dat hij zich niets meer kan herinneren. Maar op een gegeven moment komt zijn vrouw erbij en dan gebeurt er iets: ze neemt de rol van interviewer over. In no time, laag voor laag, krijgt ze eruit dat haar man, die bij de Wehrmacht zat, wel degelijk bij die razzia betrokken was. Hij wist wèl wat er gebeuren ging en had zelfs een leidende rol. Zomergasten zou die scène moeten uitzenden. Fascinerend en beangstigend, hoe doodgewone mannen - Christopher Browning schreef er ook over - van huis gaan en dan verschrikkelijke dingen doen. En hoe ze daarna ontkennen en proberen hun verantwoordelijkheid te ontlopen. De psyche van de dader intrigeert me, waar mensen toe in staat zijn. Als Nationaal Monument Kamp Vught proberen we dat ook te raken: hoe kun je dat gedrag verklaren en, idealistisch ook, hoe kun je proberen het te voorkomen?” Op de drempel van het grote

Gerard van Maasakkers

Klaartje de Zwarte-Walvisch. Still uit een film van het huwelijk van haar schoonzuster met Gerrit Schellevis, Amsterdam, 10 april 1940. Collectie Joods Historisch Museum


Riwka Cohen (midden met strik) vlak na de geboorte van haar zus Rosalee (links), Enschede, 1939

Herdenken

Riwka Cohen (Enschede, 1936) was nog maar een kind toen ze hoorde dat haar vader in Mauthausen was overleden aan longontsteking. Een jaar later moest ze onderduiken. Toen Riwka na de oorlog werd opgehaald door haar moeder, herkende ze haar niet. Riwka’s verhaal en andere getuigenverhalen staan op de website van het Nationaal Comité 4 en 5 mei.

Getuigenverhalen

door Shoshanna de Goede | bewerking Marja Verbraak | foto United States Holocaust Memorial Museum

‘Mijn verdriet was ondergeschikt’ “Mijn verdriet was ondergeschikt aan dat van mijn moeder - zij had haar man verloren. Pas toen zij niet meer de kracht had om mij te domineren, kwam ik toe aan mijn eigen verdriet. Ik ben toen voor het eerst in mijn eentje naar het Mauthausen-monument in Enschede gegaan. Even had ik het gevoel dat ik mijn vader met niemand hoefde te delen. Hij is op 14 september 1941 opgepakt en gedeporteerd, als represaillemaatregel voor een sabotageactie. Ruim honderd mannen werden opgepakt. Niemand is teruggekomen. Mijn moeder was de volgende dag jarig. ‘Ik heb een cadeautje voor mamma’s verjaardag verstopt,’ zei hij tegen me, ‘geef jij het haar morgen? Wees maar niet bang, want ik kom terug.’ Een maand na de razzia kregen we bericht dat hij aan longontsteking was overleden, maar er zijn sterke aanwijzingen dat hij in Mauthausen is gemarteld en daarna vermoord.”

Uit logeren Een jaar later moest ik uit logeren. Ik heb op drie verschillende adressen ondergedoken gezeten. Anderhalf jaar heb ik op de hooizolder van een Hellendoornse boerderij gezeten, onder de naam Marietje van der Velde. Het was koud, nat en donker. In 1944, toen het zuiden van Nederland al bevrijd was, zijn we met alle kinderen uit het op-

vanghuis in Zetten in een boerenkar naar Ewijk gegaan. De volgende dag zijn we met platbodems de Waal overgestoken. We moesten allemaal plat op de grond liggen vanwege de bombardementen. Ik vond het doodeng. Ik ben toen als evacuee terechtgekomen bij een gezin in Breda. In 1945 stonden er een vrouw en een meisje voor de deur. De vrouw zei: ‘Ik ben je moeder, dit is je zusje en we gaan naar huis.’ Ik herinnerde me hen helemaal niet meer, maar vond het wel spannend. Ik klemde mijn pop onder mijn arm en ging mee. Maar de hereniging was vreselijk. Opeens moest ik mamma zeggen tegen iemand die ik niet kende. Door de oorlog heb ik nooit meer kind kunnen zijn. Ik moest op mijn veertiende gaan werken omdat we het geld nodig hadden. Pas door de conferentie Het ondergedoken kind, in 1992, kreeg ik het gevoel dat ik er mocht zijn. Eindelijk kreeg ik erkenning voor mijn verdriet.” Riwka heeft in de omgeving waar ze ondergedoken heeft gezeten kinderen op de basisschool over de onderduik verteld. En namens de vereniging van Joodse OorlogsKinderen heeft ze kransen gelegd bij de Dokwerker in Amsterdam. Die officiële kranslegging maakt het gemakkelijker: “Nu hoef ik niet meer alleen aan mijn eigen familie te denken.” Meer informatie en getuigenverhalen: www.4en5mei.nl

59


Kom de vrijheid vieren op 5 mei! ambassadeurs van de vrijheid:

miss montreal • dio • Chef’ speCial

BEVRIJDINGSFESTIVAL GRONINGEN

GRONINGEN

BEVRIJDINGSFESTIVAL

FRIESLAND LEEUWARDEN

BEVRIJDINGSFESTIVAL

BEVRIJDINGSFESTIVAL

AMSTERDAM

DRENTHE A S S E N

BEVRIJDINGSFESTIVAL

AMSTERDAM

OVERIJSSEL

Z W O L L E BEVRIJDINGSPOP HAARLEM

HAARLEM

BEVRIJDINGSFESTIVAL

FLEVOLAND A L M E R E

BEVRIJDINGSFESTIVAL

DENHAAG DEN

HAAG

BEVRIJDINGSFESTIVAL

GELDERLAND WAGENINGEN

BEVRIJDINGSFESTIVAL ROTTERDAM

ZUID-HOLLAND

BEVRIJDINGSFESTIVAL

BEVRIJDINGSFESTIVAL BRABANT

DEN BOSCH

UTRECHT UTRECHT

BEVRIJDINGSFESTIVAL

ZEELAND VLISSINGEN

BEVRIJDINGSFESTIVAL ROERMOND

LIMBURG

www.bevrijdingsfestivals.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.