NCMagazine
Over herdenken, vieren en herinneren
Nationaal Comité 4 en 5 mei, najaar 2015
MARION BLOEM IN BOEK OVER VRIJHEID EN ONVRIJHEID IN NAOORLOGS NEDERLAND Gerdi Verbeet, nieuwe voorzitter NC: ‘Op 4 mei staan de slachtoffers centraal’ ONDERZOEK IHRA NAAR DE HOLOCAUST KILLING SITES De oorlogsgeheimen van CDA voorman Sybrand Buma en schrijver Alexander Munninghoff JOB COHEN VERTELT OVER DE COMMISSIE COHEN
Hoofdredactioneel
MISSIE
COLOFON
Een nieuwe periode van herdenken en vieren is begonnen: de opmaat naar de viering van 75 jaar bevrijding. Want op 21 februari 2016 is het 75 jaar geleden dat de Februaristaking in Amsterdam werd gehouden. Een verzet van de gewone arbeiders tegen de Jodenvervolging door de Duitse bezetter. Ook voor het Nationaal Comité 4 en 5 mei dat sinds de zomer een nieuwe voorzitter heeft, Gerdi Verbeet, breekt een nieuwe periode aan. Verbeet vertelt in dit nummer over haar missie: “Mijn droom is dat de vijfde mei uitgroeit tot een dag van nationale bezinning, tot dé Dag van de Bevrijding, de Vrijheid en de Democratie.” De missie van de Commissie-Cohen komt ook uitgebreid aan de orde. Job Cohen benadrukt het belang van de samenwerking tussen de organisaties die zich bezighouden met de Tweede Wereldoorlog: met herdenken, vieren, educatie, kennisuitwisseling, onderzoek, onderhoud. Cohen: “We moeten nadenken over hoe je nieuwe generaties inprent hoe je moet herdenken in een nieuwe wereld.”
Jaargang 4, nr. 8, najaar 2015 Hoofdredacteur: Simon Jacobus Redactie:, Jan van Kooten, Renske Krimp, Robin de Munnik, Niels Weitkamp Beeldredactie: Mieke Sobering Eindredactie: Marja Verbraak Art direction & vormgeving: Remco Tonino Redactieadres: Nieuwe Prinsengracht 89 1018 VR Amsterdam Tel: 020 718 3500 Fax: 020 718 3501 Mail: simon.jacobus@4en5mei.nl Aan dit nummer werkten mee:
Academisch Historisch Museum Leiden/Corrie van Maris, American Jewish Committee Berlijn, Annefrankcantate.nl/Daan van Rossum, Anne Frank Stichting, AV-Services/Erik Vermij, Michael Ballak, Alex Bakker, Beeldbank WO2/NIOD, Peter Boer, Fotopersbureau Busink, Esther Captain, David Cohen Pareira, Anton Corbijn, Maarten Dallinga, Fred Docter, Gerben Dijkstra, Hans van Eijsden, Ereveldvolleven.nl/Dennis Brussaard/Nathalie Toisuta, Hans Goedkoop, Tamara Hartman, Historische Vereniging gemeente Beilen/ Henk Vos, Ben Houdijk, Joël van Houdt, Joods Historisch Museum, Jasper Juinen, Chris van Houts, Ronald Huffener, IHRA/Laura Robertson, Jolanda Keesom, Frank Kromer, Nienke Majoor, Katja Meertens, Daphne Meijer, Floor Millikowski , Johan Mulder, Museum Rotterdam/Doriene Reitsma, Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad, Ruben van Nimwegen, Ilvy Njiokiktjien, Bouke Noorlander, Leonard Ornstein, Larissa Pans, familie Perlstein, Pictoright/Babat Nolan, Wiel van der Randen, Peter Rodrigues, Ludmilla van Santen, Janita Sassen, Sep Schaffers, Liselotte Schoo, Erik Schumacher, Carolien Sikkenk, Judith Smaal, Geert Snoeijer, Fleur Speet, Stedelijk Museum Amsterdam, Anita van Stel, Stichting Nationaal Monument Kamp Amersfoort/Carla Huisman, Stichting Vredeseducatie Utrecht, Succession H. Matisse, Margriet Tielemans, Marja Verbraak , Marja Verburg, Wageningen 45/Nationaal Comité Herdenking Capitulatie/Maartje Roelofs, Max van Weezel, Karen Waterman, Max Wolff, Ivan Wolffers, Mieke Wijnen Fotografie, Young Crowds/ Liselotte Pelle.
Drukkerij: GrafiServices. Copyright 2015 Nationaal Comité 4 en 5 mei. Overname van artikelen en
Foto cover: Anton Corbijn
informatie uit dit magazine is toegestaan voor niet-commercieel gebruik met vermelding van de auteur en de bron.
Het NCMagazine najaar 2015 OVER HERDENKEN, VIEREN EN HERINNEREN 04 07
15 18 59
21 24 44 46 54
COVERSTORY Gerdi Verbeet, nieuwe voorzitter van het Nationaal Comité: ‘De strijd voor democratie en vrijheid is geen thema uit een ver verleden, het is hoogst actueel’ Job Cohen over de Commissie-Cohen: ‘Ik zie een regiefunctie weggelegd voor het Nationaal Comité’
HERDENKEN Gijzelaars: Stien Kortlang was pas veertien jaar toen haar broer en vader op 8 maart 1945 worden geëxecuteerd 26 november 1940 in Leiden: hoe komt het dat er nog altijd aandacht is voor de protestrede van Cleveringa? Vrijheid verbindt: wat kunnen de Slavernij herdenking op 1 juli en de Nationale Herdenking op 4 mei van elkaar leren?
VIEREN Bevrijdingsfestival Gelderland: Wageningen kijkt over grenzen Oud-Ambassadeur van de Vrijheid Miss Montreal: ‘Ik voel me bevoorrecht’ Boer Lammert geëerd tijdens het Concert van de Vrijheid Kinderlezing op 5 mei van de twaalf jarige Judith Smaal Boek over vrijheid en onvrijheid in naoorlogs Nederland Op zoek naar vrijheid: vluchtelingen laten zich niet tegenhouden
11 16 34 56 10 26 28 52 62 36 39 40 49
HERINNEREN Tweede en derde generatie: CDA-voorman Sybrand Buma en schrijver Alexander Münninghoff over familiegeheimen Publicatie Doden Tellen: interview met Ismee Tames, hoofd onderzoek van het NIOD Het wonder van Blaricum: hoe twee Duitse soldaten honderden Joden redden Project Vredeseducatie van het vfonds
INSPIRATIE De keuze van Ton Heerts, directeur vfonds Speech Hans Goedkoop: van herinnering naar geschiedenis Het belang van lokale herdenkingen en vieringen Max Wolff werd de Chevalier dans l’ordre national de la Légion d’Honneur: ‘Wekenlang heb ik door Frankrijk gezworven’ Stand van Zaken
SUBSIDIES Subsidies: het Stedelijk Museum in de oorlog, de Anne Frank Cantate en Ellis&Bernie Netwerkdag: Wat zijn de projecten van de toekomst?
INTERNATIONAAL Onderzoek van IHRA naar de Holocaust Killing Sites Samenwerking Nederland-Duitsland
Gerdi Verbeet 1951 Geboren in Amsterdam 1975 Lid van de PvdA 1981-1994 Diverse functies in het onderwijs, onder meer als lerares Nederlands op het Berlage Lyceum 1994-2001 Politiek adviseur van staatssecretaris Tineke Netelenbos van Onderwijs en PvdA-fractieleider Ad Melkert 2001-2012 Tweede Kamerlid voor de PvdA 2006-2012 Voorzitter van de Tweede Kamer Gerdi Verbeet is getrouwd met Wim Meijer
4
NCMagazine | najaar 2015
coverstory
Interview met nieuwe voorzitter NC, Gerdi Verbeet
VERHALENVERTELLERS Sinds 1 juni 2015 is voormalig Tweede Kamervoorzitter Gerdi Verbeet voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Ze wil graag een verbinding leggen tussen alle groepen in de samenleving die nog steeds in de schaduw van de Tweede Wereldoorlog leven. “Ik ga me er met huid en haar voor inzetten.” door Max van Weezel | foto Margret Tielemans
‘D
e Fransen hebben hun Quatorze Juillet, de Amerikanen hun Fourth of July. Nederland heeft 5 mei. We willen graag dat 5 mei meer betekenis en inhoud krijgt”, zegt Gerdi Verbeet, sinds kort voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei: “Het zal tijd kosten om het te realiseren, maar mijn droom is dat de vijfde mei uitgroeit tot een dag van nationale bezinning, tot dé Dag van de bevrijding, de vrijheid en de democratie.” De Tweede Kamer aanvaardde in 1981 met vrijwel algemene stemmen een motie van toenmalig PvdA-parlementariër Wim Meijer (“tegenwoordig mijn echtgenoot”, lacht Gerdi Verbeet) waarin werd aangedrongen op een vrije dag voor heel Nederland op 5 mei. Namens het kabinet antwoordde destijds minister-president Van Agt dat hij sympathie voor die gedachte koesterde. Maar de praktische uitwerking werd overgelaten aan de Stichting van de Arbeid en werkgevers en vakbonden kwamen er niet uit. De ondernemers vonden een vrije dag voor iedereen een dure grap, het CNV was bang dat een van de christelijke feestdagen zou sneuvelen. Sinds de jaren tachtig hebben ambtenaren en onderwijspersoneel op 5 mei vrij maar dat geldt niet voor veel werknemers in de particuliere sector. Verbeet wil het gesprek met het bedrijfsleven daarover heropenen: “Ik ga daar mijn best voor doen. Ik wil erover praten met Hans de Boer van VNO-NCW en met Michaël van Straalen van MKB Nederland. Het moet in de cao’s kunnen worden geregeld.”
Persoonlijke betrokkenheid Op 6 mei werd Gerdi Verbeet bij Koninklijk Besluit benoemd tot opvolger van Joan Leemhuis-Stout als voorzitter van het Nationaal Comité. Staatssecretaris Van Rijn van VWS, verantwoordelijk voor 4 en 5 mei, roemde de “grote persoonlijke en inhoudelijke betrokkenheid” die ze als PvdA-Kamerlid en als Kamervoorzitter had getoond als het om oorlogsgetroffenen en het “Nederlandse Herinneringslandschap” ging. Dat was niet overdreven. Bij herdenkingen en bevrijdingsfeesten is Gerdi Verbeet altijd van de partij geweest. Als Kamerlid had ze de oorlogsslachtoffers in haar portefeuille: “Daar heb ik veel tijd ingestoken. Ik ben met het Auschwitz Comité naar de kampen in Polen geweest. Ik ging op gesprek bij mensen die me brieven schreven, soms zeer bejaarde mensen die nog
|5
coverstory
Ilvy Njiokiktjien
‘De strijd voor democratie en vrijheid is geen thema uit een ver verleden, het is hoogst actueel’ steeds last van de naweeën van de oorlog hadden. Ik heb het altijd mooi gevonden me daarvoor in te zetten.” Als voorzitter van de Tweede Kamer ontbrak ze nooit bij de Dodenherdenking in de hal van het Binnenhof en bij de Indische herdenking bij het Indisch Monument in Den Haag. Deze herdenking markeert het echte einde van de Tweede Wereldoorlog. In 2011 sprak ze bij de Nationale Herdenking op de Dam: “Ik vond dat een bijzonder moment. Ik dacht bij mezelf: dit zijn mensen die niet alleen om zichzelf geven maar die de toekomst van hun kinderen belangrijk vinden. Die begrijpen dat vrijheid en democratie niet vanzelf spreken. Met zulke mensen heb ik me altijd sterk verbonden gevoeld.”
Spullen uit Indië Ze werd geboren in 1951 maar kreeg de oorlog met de paplepel ingegoten. “Mijn vader, die in het onderwijs zat, droeg in de jaren dertig een gebroken geweertje, het symbool van het pacifisme. Toen de Duitsers Nederland binnenvielen, heeft hij het nooit meer opgespeld. Hij heeft meegedaan aan de politionele acties in Indië, als foerier, een non-combattante functie zei hij er altijd bij. Mijn vader had het gevoel dat hij in de verkeerde oorlog terecht was gekomen. Maar thuis stond het vol spullen uit Indië, we aten vaak Indisch. Veel onderwijzers en kinderen in de klas waren repatrianten. Ik heb me altijd nauw bij het lot van de Indische Nederlanders betrokken gevoeld.” Ze raakte ook al jong geïnformeerd over de Holocaust. “Mijn vader kreeg op zijn veertigste een hersenbloeding. Mijn moeder, die ook in het onderwijs zat, stond er alleen voor. Ik ben voor een deel opgevoed door tante Johanna, de moeder van een van de leerlingen van mijn moeder. Tante Johanna was Joods, ze kwam uit een gedecimeerde familie. Toch bracht ze tien jaar na de oorlog de kracht op ons gezin onder de arm te nemen. Ze knipte mijn haar, maakte mijn jurkjes, ze sprak met mij over meisjesdingen. Ze was de zon in mijn leven.” Wat de Roma en Sinti overkwam, drong pas later tot haar door: “Maar ik ken hun vertegenwoordigers echt allemaal.”
6
Gerdi Verbeet hield op 4 mei 2011 op de Dam, als voorzitter van de Tweede Kamer, een toespraak getiteld 4 mei, anders dan alle andere dagen
NCMagazine | najaar 2015
Als voorzitter van het Nationaal Comité neemt ze zich voor “de verbinding te leggen tussen verschillende groepen Nederlanders die nog steeds in de schaduw van de Tweede Wereldoorlog leven.”
Slachtoffers staan centraal De afgelopen jaren uitten organisaties als het CIDI en het Auschwitz Comité kritiek op de koers van het Nationaal Comité. Voor de oorlogsslachtoffers was te weinig plek ingeruimd tijdens de herdenking op de Dam, luidde het verwijt. Hoe kan die relatie worden verbeterd? Verbeet: “De eerste stap in die richting is al gezet. Bij de kranslegging werd dit jaar voor het eerst expliciet naar de moord op de Joden, Roma en Sinti verwezen. We zullen als comité duidelijker dan tot nu toe moeten communiceren over hoe we invulling gaan geven aan herdenken en vieren. Op 4 mei staan de slachtoffers centraal, we herdenken geen daders.” De eerste generatie, die de oorlog aan den lijve heeft meegemaakt, is aan het verdwijnen. “Daarom hebben we verhalenvertellers nodig. Kinderen en kleinkinderen die het verhaal van hun ouders en grootouders vertellen, zoals dat is beschreven in de Toekomstvisie 2016-2020 van het Nationaal Comité: Kom vanavond met verhalen…“ Die verhalenvertellers kunnen ook uit Afghanistan, Irak of Somalië komen, voegt ze daaraan toe: “Toen ik zelf nog les gaf aan het Berlage Lyceum in Amsterdam, had ik kinderen in de klas die twee weken daarvoor nog met een geweer in hun hand stonden. En ik moest hun dan het verschil tussen de d en de t uitleggen! Van zulke vluchtelingenkinderen heb je er nu nog veel meer. Ik zou graag zien dat zij hun eigen verhaal kwijt kunnen. Zodat ook duidelijk wordt dat oorlog en vrede en de strijd voor vrijheid en democratie geen thema’s uit een ver verleden zijn. Ze zijn hoogst actueel.” Zes jaar gaat ze het doen, het voorzitterschap van het Nationaal Comité: “Ik ga me er met huid en haar voor inzetten. Ik beschouw dit niet als een erebaantje.” Max van Weezel is politiek journalist bij Vrij Nederland en presentator van Argos en Met het oog op Morgen op Radio 1
herinneren Burgemeester Job Cohen en locoburgemeester Lodewijk Asscher leggen een krans tijdens de herdenkingsplechtigheid bij het Nationaal Monument op de Dam te Amsterdam, 4 mei 2008.
Job Cohen over de Commissie Cohen
‘JE MOET SOMS MARKETINGACHTIG DENKEN OVER DE TWEEDE WERELDOORLOG’ Job Cohen presenteerde maart 2015 als voorzitter van de Commissie Versterking WOII, en samen met het Nationaal Comité 4 en 5 mei, het NIOD en de Oorlogsgravenstichting een rapport over het levend houden van de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog. De Commissie Cohen werd ingesteld door staatssecretaris Van Rijn van VWS. Een gesprek met Job Cohen over nieuwe manieren om die ‘oorlogserfenis’ te verankeren bij nieuwe generaties. door Leonard Ornstein | foto Joël van Houdt
Photoline – Carolien Sikkenk www.ereveldvolleven.nl
D
e vader van Job Cohen was onderdirecteur van Oorlogsdocumentatie. In het gezin-Cohen ging het regelmatig over de onderduiktijd van zijn ouders. Ervaringen uit de eerste hand, maar voor nieuwe generaties ligt dat anders. De eerste generatie overlevenden wordt kleiner, de wereld digitaliseert en globaliseert. Job Cohen: “Je moet je afvragen of mensen nog wel naar fysieke plekken gaan als monumenten en herinneringscentra, en of nieuwe generaties niet liever op een digitale manier geschiedenis tot zich willen nemen. Met die ontwikkeling moeten we rekening houden. Net als dat de wereld sneller gaat. Vroeger ging men een hele dag ergens naartoe, nu zijn mensen al na twintig minuten verveeld en willen ze wat anders doen.” Het fascinerende aspect van ooggetuigen die vertellen wat ze hebben meegemaakt, dat is er straks niet meer. We moesten dus nadenken over hoe je nieuwe generaties inprent hoe je moet herdenken in een nieuwe wereld. Mijn ouders zaten ondergedoken en vertelden over de oorlog, van jongs af aan hoorde ik verhalen. En ze gaven hun herinneringen ook weer door aan mijn kinderen. Dat zijn ervaringen die er op een gegeven moment niet meer zijn, en dan moeten oorlogsherinneringen op een andere manier worden doorgegeven.” Speelt de Tweede Wereldoorlog nog een grote rol in het Nederland van 2015? In de Toekomstvisie 2016-2020 van het Nationaal Comité dat aan staatssecretaris van Rijn in maart dit jaar is overhandigd, staat dat de Tweede Wereldoorlog de basis blijft voor herdenken, vieren en herinneren. “Jawel, de oorlog blijft een ijkpunt. Ik realiseer me dat wij in Nederland in een bijzonder tijdsgewricht leven: vanaf 1945 tot nu leven we nog steeds in vrede. Zo lang al, en we hebben zo ongelooflijk veel welvaart gehad. Als je dit gegeven afzet tegen de grote armoede in de oorlog, de beelden van een totaal gebombardeerd Rotterdam, dan zie je het grote verschil. In het leven van alledag zullen de meeste mensen niet zo met oorlog en vrede bezig zijn. Maar door herdenkingen raken mensen gefascineerd en geïnteresseerd door ons oorlogsverleden. Er zijn fantastische nieuwe initiatieven opge-
8
NCMagazine | najaar 2015
‘Door herdenkingen raken mensen geïnteresseerd in ons oorlogsverleden’ zet als het Theater na de Dam, vrijheidsmaaltijden, Huizen van Verzet, voormalige onderduikadressen waar je kunt rondlopen. Daar komen veel mensen op af. Het is een nieuwe vorm van doorgeven en van verbinden: jonge mensen kunnen in die huizen rondlopen en een betrokkene vertelt wat daar gebeurd is.” Hoe houden we de oorlog in de toekomst levend? “Dat is de uitdaging waar je voor staat. Herdenken en vieren gebeurt veelal lokaal. Het grappige is dat mensen dan denken: ‘Dit is zó leuk, dit moet overal in Nederland gebeuren’, terwijl juist het goede is dat het lokaal gebeurt. Die plaatselijke initiatieven moet je ondersteunen en faciliteren. Musea zijn vaak eenpitters, clubs op een wankele basis maar die door zeer gedreven mensen worden gerund. Daarom is het zo mooi dat die Stichting Musea en Herdenkingscentra 40-45 is opgericht, die moeten proberen daar een stevige basis van te maken.” Uw commissie heeft in kaart gebracht welke organisaties zich bezig houden met de Tweede Wereldoorlog en heeft geconstateerd dat er sprake is van fragmentatie en van overlap in inhoud. “‘Het zijn vaak initiatieven van gepassioneerde mensen die iets met dat onderwerp hebben of er vanwege hun familiegeschiedenis tegenaan gelopen zijn, maar de organisatiegraad is vaak zwak. De eigenheid moet blijven, tegelijkertijd moet je proberen hun organisatiekracht te verbeteren.” Cohen noemt een praktijkvoorbeeld van professionalisering: “Iedere organisatie is met financiering bezig, kunnen we dat niet beter stroomlijnen? Bij het vfonds komen zoveel verzoekjes binnen - ik zit daar in de Raad van Toezicht - en elke keer vragen we ons weer af: ‘Zit er een goede organisatiestructuur onder? Komen er genoeg bezoekers?’ Het belang van een vernieuwing of een samenwerkingsvoorstel moet duidelijk worden gemaakt. Als je hier niet aan meedoet, tja, dan blijf je een kleine organisatie met weinig mensen en dan wordt het heel moeilijk om het hoofd boven water te houden.” Een succesvol voorbeeld van samenwerking is de tentoonstelling De Tweede Wereldoorlog in honderd voorwerpen, die in 2014 in de Rotterdamse Kunsthal werd gehouden. Deze tentoonstelling was
herinneren
Linker pagina: De Oorlogsgravenstichting organiseerde Ereveld vol Leven op 9 juni 2015, waarbij nieuwe generaties worden betrokken bij de geschiedenis.
Geert Snoeijer
Links: Tentoonstelling De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen in de Kunsthal in Rotterdam, het resultaat van de samenwerking in de Stichting Musea en Herdenkingscentra 40-45.
het resultaat van de samenwerking in de Stichting Musea en Herinneringscentra 40-45. Cohen: “Hierbij hebben organisaties voor het eerst samengewerkt. Wat ik ervan begrepen heb, was dat de totstandkoming ervan ingewikkeld was, maar het was wél enorm succesvol. Honderdduizend bezoekers zijn er op af gekomen. Dat smaakt naar meer. Ik zie een regiefunctie weggelegd voor het Nationaal Comité voor dit soort projecten.” “Je moet soms marketingachtig denken over de Tweede Wereldoorlog,” zegt Cohen opeens, en er klinkt wat spot door in zijn stem. “En dan denk ik weleens: ‘past dat nou wel bij deze branche?’ Maar zo werkt het nu eenmaal. Je moet een label hebben als oorlog of bezetting, zodat iedereen weet: daar gaat het over. De Oorlogsgravenstichting heeft een schitterend filmpje gemaakt en op hun site gezet. Achter elk oorlogsgraf hebben ze mensen van nu neergezet, die even oud zijn als de slachtoffers die daar begraven liggen. Die staan daar en scholieren lopen er langs. Zij zien op die manier dat mensen van hun eigen leeftijd voor hen gesneuveld zijn. Heel goed bedacht.” Is de Tweede Wereldoorlog en uw eigen familiegeschiedenis een drijfveer geweest in uw handelen? “Ik heb dat nooit zo beseft, maar mensen die mij kennen zeggen: natuurlijk is dat zo. Impliciet speelt het zeker mee. Mijn moeder kon heel beeldend vertellen, zij vertelde me hoe ze als rechtenstudente bij de Cleveringa-rede op 26 november 1940 was. Mijn moeder voelde zich voor de oorlog gewoon een Nederlands meisje, ze realiseerde zich nauwelijks dat ze Joods was, en dan is het oorlog en wordt ze opeens als Joods beschouwd. In die eerste oorlogsdagen pleegt haar (Joodse/red) man zelfmoord en wordt zij weduwe. Ze gaat rechten studeren in Leiden en hoort over hoogleraar Cleveringa. Ze gaat erheen, en hoort zijn protestrede, waarin hij spreekt over zijn mentor Meijers, die opeens niet meer mag komen omdat hij Joods is. En Cleveringa heeft het over ‘deze Nederlander’ en spreekt daar prachtige zinnen over. En mijn moeder voelt opeens dat ze er ook weer bij hoort, dat ze ook een Nederlander is. Ze zingen na afloop met zijn allen het Wilhelmus. En daarna wordt Cleveringa opgepakt. Ik kan niet goed definiëren hoe het mijn levensloop bepaald heeft, maar ik ben wel veel bezig geweest met
integratie: hoe slaag je erin om verschillende bevolkingsgroepen op een goede manier met elkaar te laten samenleven?” Met een lachje: “Een beetje de boel bij elkaar houden, weet je wel?” Hoe betrek je nieuwe groepen erbij, zoals al wordt gedaan door ook de Marokkaanse soldaten te noemen die Zeeland hebben bevrijd? “Dat kan, maar ik denk ook aan films, musicals en theaterstukken die over de oorlog worden gemaakt en die enorm veel mensen aanspreken, zoals Soldaat van Oranje en de musical Anne. Orthodoxen zeggen: ‘Dat klopt niet, dat mag niet’. Maar je kunt ook denken: het is goed dat mensen op die manier met de Tweede Wereldoorlog in aanraking komen. Het is een nieuwe vorm en daar moet je voor open staan.” Wat is het grootste gevaar dat dreigt op het gebied van het herdenken van de Tweede Wereldoorlog in Nederland? “Dat het zoiets wordt als de Tachtigjarige Oorlog, ‘Oh ja, dat was er ook nog en dat was heel erg’.” Ten slotte: uit uw antwoorden blijkt dat u belang hecht aan samenwerking van de verschillende groepen op het gebied van herdenken en vieren. Impliceert u hiermee dat er geld voor de sector bij moet? “Het is inderdaad van groot belang dat alle spelers in het veld samenwerken, dat staat ook in de Toekomstvisie 2016-2020. Extra budget? We praten daar nog over. Het is straks aan staatssecretaris Van Rijn om de aanbevelingen uit te voeren.”
Commissie Cohen Job Cohen (Haarlem, 1947. Oud-fractievoorzitter PvdA, oudstaatssecretaris van Onderwijs en daarna van Justitie, bestuurder, oud-burgemeester van Amsterdam, voorzitter Amsterdams 4 en 5 mei comité) is voorzitter van de Commissie Cohen: de commissie Versterking Herinnering WOII. Hij heeft samen met het Nationaal Comité 4 en 5 mei, het NIOD en de Oorlogsgravenstichting en Stichting Musea en Herinneringscentra 40-45 een gezamenlijke visie ontwikkeld op het levend houden van de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog. Maart 2015 kwam het tussenrapport uit, eind 2015 komt de commissie met haar eindrapport.
|9
Inspiratie Van oorlog naar vrijheid
Ton Heerts
Door wie en door wat worden mensen geïnspireerd? In deze NCserie ditmaal Ton Heerts. Hij is ooit begonnen als beroepssoldaat bij de Koninklijke Marechaussee en zegt: “Het vormt je, als je rond je twintigste zo’n opleiding doet. Rechtvaardigheid, het vrije woord, leven in een democratie. Dat zijn grondwaarden als je bij de Marechaussee mag dienen.” Heerts is op dit moment voorzitter van de FNV en directeur van het vfonds (Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg). Het vfonds investeert in vrede en subsidieert onder andere de projecten op deze pagina. door Marja Verbraak
Ton Heerts
10
NCMagazine | najaar 2015
Liberation Route Europe
Ook hún geschiedenis “Het doet me goed dat er nog steeds zoveel aandacht is voor de graven van soldaten die in de Tweede Wereldoorlog voor onze vrijheid zijn gesneuveld. In Margraten is er een wachtlijst om een graf op het Amerikaanse oorlogskerkhof te mogen adopteren. Het gros van de mensen is goed, zeg ik dan. In mei waren er zo’n driehónderd Marokkaanse kinderen en jongeren aanwezig bij de herdenking in Kapelle, in Zeeland. Dat wordt gestimuleerd door de stichting Al-Amal de Hoop, die op scholen geschiedenisles geeft over de honderdduizend Marokkanen die meevochten met de geallieerden - Marokko was een Franse kolonie. In Kapelle liggen naast Franse ook twintig Marokkaanse soldaten begraven. De gezamenlijke herdenking is misschien een klein initiatief, maar wel heel inspirerend en veelbetekenend. Je laat Marokkaanse jongens naar de herdenking gaan en dan denk ik dat er wel iets met ze gebeurt, misschien niet meteen, maar wel de nacht daarop. Het is ook hún geschiedenis. De Marokkaanse jongens die op dat kerkhof liggen, hebben gevochten voor de vrijheid van Nederland.”
Jongeren bij de Herdenking van gesneuvelde (Marokkaanse) soldaten
Tegen het vergeten “Twee jaar geleden ben ik in Sobibor geweest. Dan komt de vernietiging van de Joden heel dichtbij. De nazi’s hebben letterlijk alles onder de grond gestopt om hun schrikbewind te doen vergeten, alle sporen moesten verdwijnen. Barakken werden afgebroken, bos werd aangeplant. Maar nu wordt het door de huidige generatie juist weer opgegraven om te voorkomen dat wordt vergeten wat daar is gebeurd. Ik was er namens het vfonds, je zag de eerste muurtjes vanonder de grond komen. Archeologen hebben onder andere de fundamenten van de gaskamers teruggevonden.” .
Ivar Schute
De keuze van:
“Een paar jaar geleden dacht een aantal mensen: de laatste veteranen zijn binnenkort weg, dan is de Tweede Wereldoorlog afgesloten. Maar het gaat heel anders. Er is juist een enorme opkomst van de belangstelling voor die periode. Ik heb het meegemaakt bij de Liberation Route Europe (de Europese herdenkingsroute langs mijlpalen van de geallieerde opmars, red.), mensen die zeiden: ‘Ik kom uit Amerika omdat mijn opa hier is geweest’. Niet mijn vader, mijn ópa. Hoe dat komt? Ik denk dat er waardering is voor mensen die hun leven gaven, juist omdat er nu zo’n verharding in de samenleving is. Mensen zien in hoe belangrijk vrijheid is omdat de vrijheid behoorlijk onder vuur ligt: aanslagen in Tunesië op vakantiegangers, de MH17, Charlie Hebdo. Wie had kunnen denken dat Nederlanders massaal zouden demonstreren na een aanslag in Parijs? Het is belangrijk om de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend te houden en tegelijkertijd een boodschap voor de toekomst te brengen. Het is inspirerend als de hardheid, de wreedheid van de oorlog verweven wordt met het vieren van de vrijheid, bijvoorbeeld door middel van muziek, zoals bij de Liberation Route gebeurt. Een Nederlands initiatief trouwens, hè, de Bevrijdingsroute. Daar mogen we best wat vaderlandse trots op hebben.”
Opgravingen in Sobibor
herinneren
CDA-voorman Sybrand Buma & schrijver Alexander Münninghoff
OORLOGSGEHEIMEN Wat betekent het oorlogsverleden van de eerste generatie oorlogsslachtoffers voor hun kinderen en kleinkinderen? Welke functie hebben herdenken en vieren voor de volgende generaties? NC Magazine publiceert in elke editie een gesprek met de tweede en derde generatie. Dit keer: CDAfractieleider Sybrand Buma, wiens grootvader in het verzet zat, en schrijver Alexander Münninghoff die de zoon is van een SS-vader en dit beschreef in De Stamhouder. door Leonard Ornstein en Larissa Pans | foto’s Ben Houdijk
‘M
ijn hele leven is doordesemd geweest van die oorlog, jarenlang. Ik werkte rond de Aantjes-affaire in 1977/1978 twee jaar als verslaggever bij de NOS. Ik was vrijwel elke dag met mijn kop op de buis. Ik heb ‘m toen behoorlijk geknepen. Als nu bekend wordt dat ik een nazizeug ben - goor woord hè - dan kan ik het wel schudden”, vertelt schrijver-journalist Alexander Münninghoff (1944, De Stamhouder). Twee mannen, beiden opgegroeid in een andere tijd en in totaal andere families: Alexander Münninghoff torste bijna zijn hele leven het geheim van zijn SS-vader met zich mee, terwijl in het Friesland waar CDA-leider Sybrand Buma (1965) opgroeide als burgemeesterszoon iedereen wist dat zijn grootvader een held was (“Maar dat werd in de familie nooit zo uitgesproken”, zegt Buma meteen). De man naar wie hij is vernoemd - zijn grootvader Sybrand Marinus Van Haersma Buma - was een jonge burgemeester die actief antinazi was en op 38-jarige leeftijd stierf door ‘ontberingen’ in Kamp Neuengamme. Zijn vrouw bleef achter met vier kinderen tussen de twee en tien jaar oud. Een tweegesprek in Hotel des Indes in Den Haag, waar de sfeer van lang vervlogen tijden hangt, en van Haagse grandeur. Een bijna natuurlijke plek om te spreken over geschiedenis, samenlopen van omstandigheden en familietradities.
Het zwarte schaap Münninghoff: “Op zondagmorgen begon mijn vader te vertellen over zijn tijd als soldaat bij de Waffen SS in Duitsland en Rusland. Ik was twaalf en woonde bij mijn vader en mijn stiefmoeder in Den Haag. Ik ging naar het gymnasium en kreeg daar heel goed geschiedenisonderricht. Ik hoorde wat de SS had uitgevroten in Rusland. Dat koppelde ik dan ’s avonds terug aan mijn vader. Als hij in een genuanceerde bui was, wierp mijn vader tegen dat de verliezer in de geschiedenis altijd als het zwarte schaap wordt gezien en er nooit één waarheid is. Maar als hij in een opstandige bui was, kreeg ik een enorme tirade en brulde hij dat het allemaal flauwekul was.”
12
NCMagazine | najaar 2015
Was het moeilijk om met zo’n geheim te leven? “Ja. Ik liep op eieren. Ik probeerde op de redactie alle discussies erover te ontlopen. Pas met het uitkomen van mijn boek De Stamhouder weten ook vrienden en bekenden van mijn verleden. Ik heb altijd gezwegen. De enige die ervan afwist, was mijn vrouw. Vlak voor we gingen trouwen, heb ik haar zo ongeveer de inhoud van mijn boek verteld. Ik dacht: het is erop of eronder. Ik kan niet met haar trouwen en dat daarna opeens allemaal lijken uit de kast rollen. Mijn familiegeschiedenis was voor haar eerst een grote schok, maar ze heeft het geaccepteerd. Voor mij een enorme opluchting. We hebben lang stijf ons mond gehouden.”
Groot verdriet Soms ligt er een bijzondere enveloppe tussen alle post voor Sybrand Buma. Dan krijgt hij een portret van zijn grootvader toegestuurd, die lang op de schoorsteenmantel van een Friese familie heeft gestaan. Of een mapje krantenknipsels. Lange tijd ging zijn familie bijna zakelijk om met haar oorlogsverleden, vertelt Buma. “Ik snap dat wel, de generatie van mijn ouders wilde vooruit, en de kinderen die na de oorlog werden geboren, waren de toekomst. Maar er zat wel degelijk een groot verdriet achter. Ik had een grootmoeder zonder grootvader en dat kwam door de oorlog, dat wist ik. Zoals ik het als kind beleefde was: als het oorlog is, dan ga je in verzet en dan kun je doodgaan. En dat gebeurde dus bij mijn familie ook. Mijn grootvader motiveerde zijn verzet op historische gronden: Nederland-koning-God was zijn drieslag en daarin paste geen twijfel. Hij nam een voorbeeld aan de Nederlandse vrijheids-
‘Mijn eerste “oorlogsherinnering” is dat ik op vierjarige leeftijd de SS-helm van mijn vader vond op zolder’
herinneren
strijd uit de zestiende eeuw met het Plakkaat van Verlatinghe dat stelt: als een monarch zich niet om het volk bekommert, mag je hem afzweren. Mijn grootvader erkende de nazi’s niet als de nieuwe leiders van zijn land. Mijn familie begreep dat, maar zijn keuze om actief verzet te plegen, werd wel degelijk bediscussieerd. ‘Waarom neem je dat risico?’, werd er gezegd. ‘Straks gaat het nog mis.’ En het ging mis.” “Pas later begreep ik het leed dat mijn familie heeft doorgemaakt, de ongetwijfeld moeilijke tijd toen mijn opa was opgepakt en de grote onzekerheid van zijn gezin of hij nog leefde. ‘Waar is hij, waar is hij nu weer? Oh, hij was gezien in het Oranjehotel in Scheveningen, oh, nu is hij weer gesignaleerd in Kamp Amersfoort’, enzovoort. En dan een zakelijk berichtje uit Neuengamme dat hij is omgekomen. Niemand had ooit van Kamp Neuengamme gehoord. Ik voel geen trots op mijn opa, wel diep respect om de keuzes die hij heeft gemaakt.” En Buma kwam erachter dat hij naast Friese ook Joodse roots heeft: zijn grootmoeder (van moederskant) was Joods. “Zij heeft de oorlog alleen overleefd omdat ze met een niet-Joodse man was getrouwd. Maar ook zij heeft veel meegemaakt, van het dragen van een Jodenster tot huiszoekingen door de Duitsers. Eigenlijk is daar in de familie nooit veel aandacht voor geweest.”
Honderden waarheden Een tweede generatie oorlogsslachtoffer voelt Buma zich niet (“Ik heb geen slachtoffergevoel, ik voel mij onderdeel van een hele generatie Nederlanders die in 1965 is geboren en waarvan iedereen iets van een oorlogstrauma of oorlogsherinneringen via zijn ouders heeft meegekregen”). Dit in tegenstelling tot Münninghoff, die de doem van de Tweede Wereldoorlog lang voelde doorwerken in zijn leven. Niet voor niks zei boekenjournalist Wim Brands over de Nederlands/Russisch/Duitse schrijver dat hij nog meer de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog belichaamt dan Harry Mülisch: zijn grootmoeder is Duits-Russisch, zijn grootvader Nederlands, zijn moeder is Duits-Baltisch-Russisch, zijn vader Nederlands,
met Lets-Baltische wortels. Lang woonde de welgestelde familie in Letland. Vader Frans trad tijdens de Tweede Wereldoorlog uit overtuiging én recalcitrantie toe tot de Waffen SS en vocht aan het Oostfront; zijn vermogende en invloedrijke grootvader wheelde en dealde met zowel de geallieerden als de bezetters, en ondersteunde het verzet. Deze opmerkelijke familiegeschiedenis beschreef Münninghoff op wervelende wijze in zijn boek De Stamhouder. Mooie recensies volgden, alsmede nominaties op de longlist van zowel de Gouden Boekenuil als de ECI Literatuurprijs. Laatste verkoopcijfers: ruim 60.000 exemplaren, de filmrechten zijn net verkocht. Münninghoff groeide op in de villa Briva Latvija (Vrij Letland) van zijn opa en oma in Voorburg. “Mijn eerste ‘oorlogsherinnering’ is dat ik op vierjarige leeftijd de SS-helm van mijn vader vond op zolder. Ik wist niet wat het was, maar voelde instinctief aan dat het een bijzondere vondst was. Ik leefde ingebed in het grootouderlijk huis waar veel mensen samenkwamen die de oorlog hadden overleefd. Een bijenkorf van in- en uitgaande verre familieleden, verwanten en kennissen. Als kleine jongen, als enig kind, liep ik daar tussendoor. Ik hoorde woorden, ving gesprekken op en componeerde mijn eigen realiteit. ‘Wij deden nooit aan kampbewaking, wij waren de elite’, verdedigde mijn vader zichzelf. ‘Immer Vorwärts en niet omkijken naar de rottigheid die achter je ontstond.’ Ik geloof hem, ik denk ook niet dat hij zware oorlogsmisdaden op zijn geweten heeft.” Uw vader was wel een SS’er die voor het Derde Rijk streed. Hoe kunt u beoordelen dat hij geen misdadiger was? “Ik heb het hem gevraagd en
‘Als het oorlog is, dan ga je in verzet en dan kun je doodgaan. En dat gebeurde dus bij mijn familie ook’
| 13
Over de geïnterviewden:
Sybrand Buma, 5 jaar, Amsterdam
Alexander Münninghoff, 10 jaar, Den Haag
mijn vader ontkende dat hij oorlogsmisdaden had begaan, hij had gevochten tegen de Russen, en dat was het. Later heb ik nog gesproken met een onderzoeker die het frontverleden van SS-soldaten in Rusland had onderzocht en hij zei dat mijn vader niet bij de grote misdadigers had gehoord. Dat moet ik dan maar geloven. Vanuit zijn jeugd en wortels begrijp ik de keuze van mijn vader voor de Waffen SS. Hij groeide op in Letland met het communistische gevaar om zich heen, hij had alleen maar Duits-Baltische vriendjes, had niks met Nederland. Bij de SS dacht hij de kans te krijgen om Letland te beschermen tegen de Russen en om de bolsjewieken op hun kop te slaan. Ik accepteer zijn keuze, maar keur die zeker niet goed. Aan een oorlog zitten duizenden facetten en honderden waarheden.” U begrijpt uw vaders keuze als jongeman in de oorlog, maar uw eindconclusie over hem als ouder is spijkerhard: hij heeft nooit van mij gehouden en ik heb geen ouderlijke liefde gekend. “Dat klopt, ja. Het is zo lang geleden. Ik ben inmiddels zelf vader en heb een gezin. Ik zat niet in een gezin, ik was alleen. Dat kan ook een voordeel zijn, je hoeft negatieve gevoelens niet met anderen te delen. In de jaren dat ik in mijn boek schreef, en de optelsom maakte van dat mijn ouders niet op mijn afstuderen kwamen en bij andere belangrijke gebeurtenissen ontbraken, ontdekte ik dat ze me eigenlijk lieten barsten.” Sybrand Buma luistert aandachtig, vraagt: “Hoe kijken jouw kinderen daar tegenaan?” Münninghoff: “Ze vinden het heel treurig voor me, en schokkend. Ik denk dat ze van mijn jeugd geen last hebben, omdat ik die gevoelens zelf heb opgeborgen en die emoties een plaats heb gegeven.” Is de generatie van nu weerbaar genoeg om een antwoord te hebben op nietsonziend geweld als dat van IS? Buma: “Het ligt voor de hand om die vraag met ‘nee’ te beantwoorden. Maar het is een rare discussie. Zoals de generatie vóór ons zei: ‘Jullie weten niet wat armoede is.’ Dat klopt, ik heb nooit meegemaakt dat ik moest leven van eten uit gaarkeukens. Ik zeg weleens tegen mijn kinderen: ‘De enige oorlog die jullie hebben meegemaakt is de prijzenoorlog.’” Münninghoff, droog: “Tel uit je
14
NCMagazine | najaar 2015
ALEXANDER MÜNNINGHOFF (1944): is journalist en oorlogscorrespondent (hij werkte bij de Haagsche Courant) en schrijver. Hij was van 1985-1991 correspondent in Rusland en spreekt vloeiend Russisch. “Ik was in de jaren zeventig een keer op de Russische ambassade en toen zei de politieke man daar: ‘Sacha’, zo noemen ze me daar, ‘hoe gaat het met je vader sinds de oorlog?’ Ik versteende. Daar bleek dus uit dat ze kennelijk wel wat wisten, maar ze hebben het nooit tegen me uitgespeeld.” Hij is getrouwd, heeft drie kinderen: twee zoons van 40 en 29, één dochter van 34. Münninghoff schreef verschillende boeken, zijn meest recente is De Stamhouder. Het gaat over zijn vader Frans, die zich als jongeman aansloot bij de Waffen SS. SYBRAND BUMA (1965): politiek leider van het CDA, van oorsprong jurist. Hij stamt uit een Friese burgemeestersfamilie: “Ik kom uit een wereld met duidelijke kaders, een stabiele wereld. Mijn familie woonde al vijf eeuwen geleden in het dorpje Deersum in Friesland, binnen tien kilometer van waar ik opgroeide. Ik haalde laatst mijn boekenkast overhoop, en daar staan de studieboeken van mijn betovergrootvader nog in. Toen ik een paar boeken van mijn grootvader opensloeg, dwarrelden er illegale pamfletten uit.” Hij is getrouwd en heeft een zoon van 18 en een dochter van 15. Buma’s vader vertelt aan schoolklassen over de Tweede Wereldoorlog en Sybrand Buma legde dit jaar op 4 mei een krans in Kamp Neuengamme. Buma’s grootvader was burgemeester van Wymbritseradeel, zat in het verzet en stierf in Kamp Neuengamme. winst.” Buma vervolgt: “We leven in een wereld waarin alles lijkt te kunnen. Door de lang opgaande economie en de langdurige vrede is iedereen individualistisch geworden en heeft men niet meer het gevoel collectief iets te moeten beschermen. Het besef dat op ónze grond op ónze plek mensen zijn omgekomen voor onze vrijheid, dat wil ik mijn kinderen meegeven.” Is dit een angstige tijd? Münninghoff: “Ik vind van wel. Als je iets kunt leren van een oorlog is dat er niet één waarheid bestaat. Als ik het betrek op onze relatie met Rusland: we zijn slachtoffer van een propagandaoorlog. Het is van essentieel belang om wederzijdse gedachtewerelden te begrijpen in plaats van een botte afwijzing van elkaar. Dat is totaal heilloos.” Buma: ”Ja, we leven in een angstige, onzekere tijd. In de wereld is de stabiliteit weg. Niemand weet meer wie waar de baas is, we hebben te maken met IS en andere terreurgroepen, met ecologische problemen en met grote vluchtelingenstromen. Ons fijne, veilige deel wordt steeds kleiner. Wat ik ter nuancering wel wil zeggen, is dat in mijn jeugd de pakken melkpoeder in de kelder stonden voor als de Derde Wereldoorlog zou uitbreken. Of als de bom viel. Pas terugkijkend, zie ik dat het wel meeviel. Europa is niet gewapend tegen de instabiliteit in de wereld en dat baart mij zorgen. Naast de kracht van argumenten en internationale verdragen, hebben we ook de kracht van het zwaard nodig.”
herdenken
GIJZELAARS Stien Kortlang was pas veertien jaar oud toen haar vader en broer op 8 maart 1945 werden geëxecuteerd bij de Woeste Hoeve in Gelderland. Een vergeldingsactie voor de aanslag op de Duitse SS-generaal Hanns Rauter in de nacht van 6 op 7 maart. Haar verhaal is onderdeel van de tentoonstelling Gijzelaars 1940-1945 op www.tweedewereldoorlog.nl. Door Floor Millikowski | foto Ruben van Nimwegen
J
ohan en Jante Kortlang werden eind januari opgepakt en vastgezet. Ondanks pogingen van familieleden lukte het niet om de twee vrij te krijgen. Terwijl de bezetting haar einde naderde en de geallieerden terrein wonnen, werd bij de Woeste Hoeve een zware aanslag gepleegd op de BMW van SS-generaal Hanns Rauter. Een vergissing, want de leden van het verzet hadden het eigenlijk voorzien op een vrachtwagen met vlees. In de nachtelijke duisternis herkenden ze het geluid van de naderende BMW als dat van een vrachtwagen. De auto werd doorboord met tweehonderd kogels. Rauter overleefde de aanslag, twee andere inzittenden kwamen om. Een dag later werd bekendgemaakt dat als vergelding driehonderd politieke gevangenen geëxecuteerd zouden worden. Het worden er 263, van wie 117 mensen bij de Woeste Hoeve. Onder hen Johan en Jante Kortlang, de vader en broer van Stien. Ook nu, zeventig jaar later, is het verdriet nog iedere dag voelbaar: “Je blijft het je hele leven moeilijk vinden”, zegt de inmiddels 89-jarige Kortlang. Johan en Jante Kortlang waren twee van de meer dan tienduizend Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog werden gegijzeld door de Duitse bezetter. De gijzelaars zaten in Nederland in de kampen Amersfoort, Beekvliet (Sint-Michielsgestel), Haaren, Ruwenberg (ook Sint-Michielsgestel), Schoorl, Vught, en Westerbork. Anderen werden ondergebracht in de Duitse kampen Buchenwald en Ravensbrück of het Oostenrijkse kamp Mauthausen. In totaal werden 1700 tot 1800 gijzelaars vermoord. De tentoonstelling Gijzelaars 1940-1945 op www.tweedewereldoorlog.nl laat zes verzetsacties zien die aanleiding waren voor grootschalige vergeldingsacties door de Duitsers. De tentoonstelling geeft een beeld van de diversiteit en het leed van alle gijzelaars in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. www.tweedewereldoorlog.nl
| 15
HARDE FEITEN Kale cijfers kunnen de betekenis van oorlogsleed niet uitdrukken. Toch is het van belang om de getalsmatige feiten over oorlogsslachtoffers te kennen. Steeds vaker vragen nabestaanden en journalisten het Nationaal ComitĂŠ 4 en 5 en het NIOD om aantallen doden van de Tweede Wereldoorlog. Daarom is er nu de publicatie De doden tellen, geschreven door Renske Krimp, historicus en medewerker van het Nationaal ComitĂŠ. door Alex Bakker | foto Getty Images International
16
NCMagazine | najaar 2015
herinneren
De Amerikaanse militaire begraafplaats in Margraten
Is op elke zoekvraag een antwoord mogelijk? Tames: “Vaak wel. Zeker als het gaat om militairen, daar is de administratie normaal gesproken goed bijgehouden. Dat hoort bij het legersysteem. Maar bij burgers is het veel moeilijker, vaak zijn precieze aantallen niet te geven. Stel dat iemand bij een bombardement getroffen werd en een paar weken later overleed. De kans dat deze persoon als oorlogsslachtoffer werd geregistreerd, is klein. De ambitie van deze publicatie De doden tellen is dan ook te laten zien wat we wél en niet weten - en waarom. Laten we niet vergeten wat de verhalen zijn die achter de cijfers schuilgaan. Het menselijke perspectief dreigt te verdwijnen als je het alleen over honderden, duizenden, honderdduizenden hebt. Maar anderzijds is het systematisch verzamelen van getallen ook een manier om een onderzoeksroute te openen. Wie waren die mensen die bij deze getallen horen? Hoe zijn ze op die plek terechtgekomen? Welke omstandigheden zorgden ervoor dat ze stierven?”
I
n De doden tellen komt een aantal deskundigen aan het woord over de feiten en cijfers binnen hun expertisegebied. Een van hen is dr. ir. Herman Bussemaker over de aantallen omgekomen burgers in Nederlands-Indië, inclusief de bersiapperiode. Dr. Kees Ribbens, hoogleraar Populaire historische cultuur en oorlog, gaat in op de burgerdoden die in Nederland door oorlogsgeweld, honger en ondervoeding zijn gevallen. Militair historicus dr. Christ Klep analyseert het aantal gesneuvelde Nederlandse militairen na 1945, tijdens de Koreaoorlog en vredesoperaties. Voor deze publicatie is samengewerkt met het NIOD, waar dr. Ismee Tames sinds kort hoofd onderzoek is. Tames: “Bij het NIOD komen allerlei vragen binnen van nabestaanden, journalisten, scholieren, documentairemakers, onderzoekers. De vraag naar aantallen oorlogsslachtoffers is een van de meest gestelde. Mensen willen grote totaalsommen weten, maar ook specifieke aantallen zoals de slachtoffers van een bepaald bombardement. Onze onderzoekers gaan dan aan de slag.”
Leidt cijfermatig onderzoek niet tot onderling vergelijken van oorlogsleed? Tames: “Het is begrijpelijk dat je vanuit rijtjes getallen eerder gaat vergelijken: wat is veel, wat is weinig? Maar dit ligt gevoelig. Vanuit een onbewust mechanisme denken mensen al snel: het grootste aantal is ook het grootste lijden. Terwijl dat voor individuele gevallen niet uitmaakt. Het gaat er niet om hoeveel mensen iets trof, het gaat erom dat jouw moeder daarbij was. Dat neemt niet weg dat cijfers cruciaal zijn om een accuraat beeld te creëren. De herinnering aan de oorlog is nogal eens inzet van debat. Met feiten kun je onzingetallen en mythevorming pareren.” Helpen de cijfers mensen ook bij het verwerken van hun oorlogsverdriet? “Dat vind ik moeilijk om te zeggen. Zo precies mogelijk het hoe en wat weten, kan helpen bij het verwerken. Maar stel dat alle informatie was bewaard, alle archieven toegankelijk waren en we alles onderzocht, geanalyseerd en ingedeeld hadden. Dan zou dat nog geen definitieve oplossing betekenen. Ook met de ultieme getallen in de hand, kun je geen antwoord geven op het immense oorlogsleed van zoveel mensen. Al helemaal niet op de vraag: waarom moest mijn vader, moeder, kind, oom, tante dood?” De doden tellen is online als PDF in te zien: http://www.4en5mei.nl/ onderzoek/toegepast_onderzoek/de_doden_tellen Wilt u de brochure liever per post ontvangen? Dan kunt op bovenstaande website het formulier invullen om de brochure kosteloos te bestellen.
| 17
Academisch Historisch Museum Leiden
Rudolph Cleveringa
18
NCMagazine | najaar 2015
herdenken
Protestrede Cleveringa
‘WIJ VOELDEN ONS TOT BERSTENS EN STIKKENS TOE VOL VERONTWAARDIGING’ Op 26 november 2015 is het 75 jaar geleden dat Rudolph Cleveringa, decaan van de juridische faculteit van de Rijksuniversiteit Leiden, een betoog hield tegen de Duitse maatregel om alle Joodse ambtenaren te ontslaan. Hoe komt het dat er nog altijd aandacht is voor de protestrede van Cleveringa? door Anita van Stel
O
p 23 november 1940 versturen de Duitse bezetters van Nederland ontslagbrieven naar alle Joodse ambtenaren in Nederland. Ook het Joodse personeel van universiteiten moet vertrekken. Het is het begin van de Jodenvervolging. Rudolph Cleveringa, hoogleraar Handelsrecht en Burgerlijk Procesrecht, kondigt in de Leidse Academische Senaat aan dat hij zich niet neer zal leggen bij de ontslagen. Hij schrijft later: “Wij voelden ons als verstard en ontzet; diep geschokt en ontroerd, maar ook tot berstens en stikkens toe vol verontwaardiging.” Cleveringa stelt een protestrede op, waarop zijn vrouw Hiltje Boschloo zegt: “Ze nemen je vast als je dit gaat zeggen, de ellendelingen. Maar als je meent dat het je plicht is, moet je het doen.” Ook de Leidse hoogleraar Anatomie Lambertus Barge en hoogleraar Theologie Tom van Holk besluiten een protestcollege te geven. Cleveringa zet zijn koffertje voor de gevangenis alvast in de gang.
Woede Tijdens het reguliere collegeuur van de Joodse hoogleraar Eduard Maurits Meijers betreedt Cleveringa op 26 november het spreekgestoelte. Twee zalen zijn volgestroomd met studenten die hebben gehoord dat er iets te gebeuren staat. Cleveringa leest eerst de tekst van Meijers’ ontslagbrief voor. Studente Hetty Cohen-Koster, moeder van oud-burgemeester van Amsterdam Job Cohen, is aanwezig en schrijft in 2002: “Na het droge voorlezen daarvan begint de woede al door te dringen in de zin ‘ik geef u dit bericht in zijn kale naaktheid door en zal niet pogen het nader te qualificeren’.” Na een lange uiteenzetting over de wetenschappelijke kwaliteiten van Meijers concludeert Cleveringa dat “Meijers één der grootste rechtsgeleerden van vele landen en vele tijden is.” En: “Het is deze Nederlander, deze nobele en ware zoon van ons volk, deze mensch, deze studentenvader, deze geleerde dien de vreemdeling, welke ons thans vijandiglijk overheerscht, ‘ontheft van zijn functie’!” Hij betoogt dat de bezetter gehouden is de landswetten te eerbiedigen, volgens artikel 43 van het Landoorlogsreglement: “In overeenstemming met Nederlandsche tradities verklaart de Grondwet iedere Nederlander tot elke landsbediening en tot de bekleeding van elke waardigheid en elk ambt benoembaar, en stelt zij hem, onafhan-
| 19
Beeldbank Wo2 – NIOD
herdenken
Het Groot-Auditorium stroomt leeg, nadat Cleveringa zijn protestrede heeft gehouden, Leiden, 26 november 1940
kelijk van zijn godsdienst, in het genot van dezelfde burgerlijke en burgerschapsrechten.” Hij onthoudt zich van enige politieke uitspraak en gaat bewust niet in op het racistische principe van de ontslagmaatregel. Aan het einde van de rede spreekt Cleveringa de hoop uit dat Meijers zal weerkeren. En hij ontraadt de toehoorders in “nuttelooze dwaasheden te vervallen.” Cohen-Koster: “De verachting die de stem uitdrukte, was erger dan welke belediging ook had kunnen zijn.” En: “De prachtige slotzin, die alle hoop op de toekomst richt, doet ons als één man opstaan en spontaan het Wilhelmus zingen zoals ik het nog nooit gehoord heb en nooit meer horen zal.”
Kamp Vught Nog diezelfde nacht typen studenten de tekst van de rede 48 keer over en verspreiden deze exemplaren onder andere universiteiten. Van een gestencilde kopie vinden duizend exemplaren hun weg naar antinazigezinde Nederlanders. De Leidse studenten besluiten te gaan staken, waarna General-Kommissar Wimmer op 27 november de universiteit sluit. Cleveringa wordt opgepakt door de Sicherheitspolizei en gevangengezet in het Oranjehotel in Scheveningen. In de zomer van 1941 komt hij vrij, maar in 1944 volgt een nieuwe internering in Kamp Vught. Dan is hij een van de dertig Leidse gijzelaars die worden gearresteerd als represaille voor een mislukte aanslag. Na de oorlog hervat hij zijn professoraat.
Vroegtijdige verzetsactie De rede van Cleveringa was een zorgvuldig voorbereid publiek protest en daarmee een unieke, vroegtijdige verzetsactie, in een tijd waarin iedereen veronderstelde ‘dat het nog wel mee zou vallen’. Niet eerder sinds mei 1940 reageerden de Duitsers zo hardhandig. Historici beschouwen de protestrede als dé aanzet tot verder georganiseerd verzet en de kopieën ervan zijn de eerste illegale pamfletten uit de Tweede Wereldoorlog. Voor de Universiteit Leiden is Cleveringa van blijvende betekenis, omdat hij met zijn rede het motto van de universiteit, Praesidium libertatis (bolwerk van de vrij-
20
NCMagazine | najaar 2015
heid), gestalte gaf. Al sinds het einde van de Duitse bezetting wordt het openlijke protest daar herdacht. Elk jaar stelt de universiteit een Cleveringa-hoogleraar aan die rond 26 november de Cleveringa-oratie uitspreekt. In binnen- en buitenland vinden Cleveringabijeenkomsten plaats, ter herinnering aan de rede. De lezers van het universiteitsblad Mare kozen Cleveringa in 2004 als grootste universitaire Leidenaar en in 2014 is op de binnenplaats van het Academiegebouw een monument onthuld voor hem, voor Barge en Van Holk. De protestrede werd dit jaar uitgeroepen tot Beste Nederlandse speech aller tijden.
Honderden studenten Ook de Stichting Dodenherdenking Leiden stond op 4 mei uitgebreid stil bij de moed van Cleveringa, Barge en Van Holk. Ton Kohlbeck, voorzitter van de Stichting, kijkt trots terug op het postume eerbetoon, waarbij familieleden van de hoogleraren aanwezig waren. Kohlbeck: “De herdenking vond voor het eerst dichtbij de universiteit plaats, in de Pieterskerk en na een stille tocht over het Rapenburg op het middeleeuwse Pieterskerkplein. De rector magnificus sprak de herdenkingsrede uit en de praeses van de Leidse studentenverenigingen hield een toespraak. Net als bij de protestrede van Cleveringa waren er nu, bijna 75 jaar later, honderden studenten aanwezig. En net als toen eindigden we met het Wilhelmus. Dat was indrukwekkend.” Voor meer informatie over de herdenking: www.luf.nl/cleveringa
Eenheidsgevoel In juni jongstleden overleed mr. Dien Barendsen-Cleveringa, dochter van Rudolph Cleveringa. Ze was van 1981 tot eind 1987 voorzitter van het Comité Nationale Herdenking, een van de rechtsvoorgangers van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Eind jaren negentig sprak ze de hoop uit dat de Herdenking op de Dam zou blijven bestaan, ook als er geen overlevenden van ’40-’45 meer zijn: “Een nationaal moment voor iedereen zou een eenheidsgevoel geven, dat we bij elkaar horen.” Dien Barendsen-Cleveringa werd 88 jaar.
vieren Ed Dumrese van Bevrijdingsfestival Gelderland
WAGENINGEN KIJKT OVER DE GRENZEN De veertien Bevrijdingsfestivals op 5 mei vormen het grootste eendaagse culturele evenement dat jaarlijks in Nederland wordt gehouden. Ze onderscheiden zich van andere festivals doordat projecten over vrijheid en democratie een belangrijke rol spelen. Hoe wordt een Bevrijdingsfestival opgebouwd? Wie zijn erbij betrokken? NC Magazine brengt hierover elk nummer een artikel. Dit keer Bevrijdingsfestival Gelderland. door Erik Schumacher | foto Johan Mulder
‘In Wageningen brengen we met de veteranen een eerbetoon aan de bevrijders’
Bevrijdingsvuur Volgens Ed Dumrese, directeur van de Stichting Wageningen 45, kunnen beide defilés op die manier prima naast elkaar bestaan. “In Den Haag krijgen de Nederlandse veteranen een verdiend schouderklopje. In Wageningen brengen we met de veteranen een eerbetoon aan de bevrijders. Zo herdenken we de slachtoffers die gevallen zijn onder de geallieerde strijdkrachten. Het is belangrijk dat we in Nederland ook bij hen stilstaan. En dat past natuurlijk bij de stad van de bevrijding.” Een van de manieren waarop de geallieerde inzet in Wageningen wordt uitgelicht, is de Bevrijdingsvuurestafette. Dit jaar kwam op 4 mei in Wageningen een fakkel aan die door hardlopers vanaf Normandië langs de hele bevrijdingsroute was vervoerd. Op 5 mei volgde een fakkel die door Nederlandse en Canadese jongeren met de fiets uit Auschwitz naar Nederland was gebracht. Het bevrijdingsvuur werd overhandigd aan zo’n vijfduizend lopers die het door heel Nederland verspreidden. Onder hen waren ook internationale studenten van de universiteit van Wageningen, die
22
NCMagazine | najaar 2015
bij de overhandiging in hun eigen taal iets over vrijheid zeiden. Op Bevrijdingsdag centreert het festival zich op de Markt, waar het grote podium staat, met optredens van populaire artiesten. Maar bijzonder aan Wageningen is dat er door de hele stad ook kleinere podia zijn die inspelen op aparte doelgroepen. Zo zijn er pleinen voor blues, dance, metal en wereldmuziek. Dit wordt georganiseerd door vrijwilligers uit die doelgroepen zelf. “Zij weten zelf veel beter dan wij hoe ze hun doelgroep het beste kunnen aanspreken”, zegt Dumrese. “Zo bereiken we mensen die we anders veel moeilijker zouden kunnen bereiken.”
Symposium Jorrit Dekker is sinds twaalf jaar een van die vrijwillige pleincoordinatoren. Hij organiseert straattheater in het Torckpark. “Wij wilden een plek creëren waar je in een meer relaxte sfeer van cultuur kan genieten dan bij een poppodium”, vertelt hij. “Er zitten in het park mensen te picknicken, en daar lopen dan bijvoorbeeld acrobaten of zanggroepjes doorheen.” Elke anderhalve maand ontmoet Dekker de andere pleincoördinatoren op een vergadering. “Het comité let op of geld goed besteed wordt en geeft inhoudelijke suggesties. Maar we krijgen veel vrijheid om dingen te organiseren zoals ons het beste lijkt.” Naast herdenken en vieren is ook agenderen een belangrijke pijler voor het comité. Zo is er in Wageningen ieder jaar op 5 mei een symposium, waarbij sprekers uit de politiek, de academische wereld en de krijgsmacht samenkomen om over een bepaald thema te discussiëren. Dit jaar ging het bijvoorbeeld over de wederopbouw na een gewapend conflict. In Hotel de Wereld, dat door het Wageningse comité is aangekocht, worden het hele jaar door lezingen georganiseerd rond vrede, vrijheid en veiligheid in brede zin. Ook hier is de internationale oriëntatie duidelijk zichtbaar. Zoals bij alle Bevrijdingsfestivals, blijft het in Wageningen een uitdaging om de balans te vinden tussen vermaak en inhoud. Dekker geeft toe dat het niet ieder jaar lukt om het straattheater bij het thema te laten aansluiten, maar heeft wel het gevoel dat bezoekers zich bewust zijn van de betekenis van Bevrijdingsdag. Volgens Dumrese is er nog verbetering te boeken. “Ik vind dat wij als Bevrijdingsfestivals met z’n allen een imagoprobleem hebben”, zegt hij. “In de beeldvorming gaat het veel over feesten, terwijl er inhoudelijk toch ook heel veel gebeurt. Ik denk dat wij en onze collega’s het heel goed doen, maar ook dat we ons ieder jaar de vraag moeten stellen hoe we onze boodschap nog beter over kunnen brengen.”
Duitser Het blijft opmerkelijk: een Duitser die een bevrijdingsfeest organiseert. Ed Dumrese is gewend dat hij in zijn positie vaak
Foto’s Wageningen 45/Nationaal Comité Herdenking Capitulatie
D
e bezoekers van het Bevrijdingsfestival in Wageningen werden dit jaar op 5 mei even meegenomen naar een plek tussen de sterren. Astronaut André Kuipers ontstak als speciale gast het bevrijdingsvuur. Daarbij vertelde hij hoe hij vanuit het ruimtestation ISS naar de aarde had gekeken. Hij zag een kleine, kwetsbare planeet. Het wierp voor hem een heel ander licht op internationale conflicten. Met zijn kosmische perspectief was Kuipers een bij uitstek passende spreker voor het Gelderse Bevrijdingsfestival, dat graag over de landsgrenzen kijkt. Die internationale dimensie heeft alles te maken met de bijzondere plaats van de Gelderse stad in de oorlogsgeschiedenis. Het was hier in Wageningen dat op 5 mei 1945 de voorwaarden voor de Duitse capitulatie uitgewerkt werden. Namens de geallieerde bevrijders ontbood de Canadese generaal Charles Foulkes de Duitse opperbevelhebber Johannes Blaskowitz in Hotel de Wereld, een plek met een voor deze gelegenheid symbolische naam. Als commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten was ook Prins Bernhard bij de onderhandelingen aanwezig. Hij zou later een niet weg te denken plaats krijgen bij de Wageningse 5 meiherdenkingen. Bijna dertig jaar lang nam hij de parade van veteranen af die voor Hotel de Wereld passeerde. Maar na zijn dood in 2004 werd het officiële defilé verplaatst naar de Nationale Veteranendag in Den Haag. Het dwong Wageningen, dat een eigen parade met veteranen blijft organiseren, om duidelijker een eigen invalshoek te zoeken. Die werd gevonden in het internationale perspectief.
vieren
opmerkingen krijgt over zijn afkomst. “Zeker twaalf jaar geleden, toen ik begon, merkte ik dat het soms gevoelig lag. Maar inmiddels krijg ik eigenlijk vooral veel waardering. ‘Goed dat je het doet en mooi dat het kan’, zeggen mensen vaak. Ik vind het ook mooi om te zien dat de betrekkingen met Duitsland de laatste jaren steeds beter worden. Het was een goede stap dat de Duitse president Joachim Gauck in 2012 de 5 mei-lezing mocht houden.”
Back to basics Fred de Graaf, oud-voorzitter van de Eerste Kamer, is sinds mei van dit jaar voorzitter van het bestuur van de Stichting Wageningen 45. Hij ziet voor de komende jaren vooral uitdagingen op het financiële vlak. “Door bezuinigingen op gemeentelijk niveau en aflopende sponsorcontracten moeten we echt even back to basics. Onze core business is herdenken, vieren en agenderen. Daar is in de loop der jaren het nodige omheen ontstaan. Op het moment dat de kranen dichtgaan, moet je je beraden hoe je dat allemaal overeind kunt houden. Wij richten ons er op dit moment op om in ieder geval de core business in volle omvang te behouden.”
De Bevrijdingsfestivals De veertien Bevrijdingsfestivals zijn de afgelopen 25 jaar uitgegroeid tot het grootste eendaagse culturele evenement in Nederland. Ze worden mede mogelijk gemaakt door het vfonds. Op zo’n veertig podia in alle delen van het land treden elk jaar circa 250 bands op. Op de Bevrijdingsfestivals wordt veel aandacht geschonken aan thema’s als vrijheid, democratie en mensenrechten. Elk jaar treden drie Ambassadeurs van de Vrijheid op. De Ambassadeurs zijn bekende artiesten die het publiek op het belang van het vieren van de vrijheid willen wijzen. Traditiegetrouw stelt het ministerie van Defensie drie helikopters met bemanning beschikbaar om deze artiesten/bands naar de plaats van bestemming te vliegen. Voor meer informatie: www.bevrijdingsfestivals.nl
| 23
Oud-Ambassadeur van de Vrijheid Miss Montreal
‘IK VOEL ME BEVOORRECHT’ Elk najaar interviewt NC Magazine een oudAmbassadeur van de Vrijheid. Wat is de invloed geweest van het ambassadeurschap? Hoe is men ambassadeur gebleven? Na Hessel, Marco Borsato en Typhoon een gesprek met Miss Montreal. door Frank Kromer | foto Hans van Eijsden
A
ls Sanne Hans, oftewel Miss Montreal, wederom door het comité gevraagd zou worden om op 5 mei op te treden, zou ze onmiddellijk “ja” zeggen. In 2013 was Hans een van de Ambassadeurs van de Vrijheid, een rol die haar met trots vervulde. Samen met rapper Dio en de Haarlemse band Chef’Special vloog zij twee jaar geleden Nederland rond met de bekende helikopter om op verschillende podia op te treden.”Het was een heel indrukwekkende week. Vooral de Herdenking op de Dam, waar wij als Ambassadeurs bij aanwezig waren, was adembenemend. Natuurlijk had ik het vaak op televisie gezien, maar dat is niks vergeleken met daar zelf staan. Tijdens de minuten stilte kreeg ik een brok in mijn keel”, vertelt Hans, die momenteel druk bezig is met de opnames van een nieuw seizoen The Voice. “Nu we het over 4 mei hebben, komt dat gevoel weer op.”
Kracht van muziek Speciaal voor Bevrijdingsdag 2013 schreef Miss Montreal een nummer over het belang van vrijheid. “Het was een soort bevrijdingslied. Eigenlijk heb ik het in een oprisping geschreven. Ik kwam Simon Keizer [van Nick & Simon, red.] een keer tegen en we begonnen te praten over het ambassadeurschap. Hij mocht namelijk een jaar eerder de bevrijdingspodia af. We hadden het over de oorlog, over vrijheid, en over de kracht van muziek als drager van een boodschap. Voor ik het wist was het zaadje in mijn hoofd geplant en ben ik gewoon gaan schrijven. Ik wilde mensen laten stilstaan bij datgene wat onze opa’s en oma’s hadden meegemaakt. Voor mij had het een speciale lading omdat mijn opa net was overleden. Vlak voor zijn dood sprak hij nog met me over de oorlog.”
Dromen over onderduiken
Wie is Miss Montreal? Sanne Hans werd geboren op 22 september 1984 in het Overijsselse Hardenberg en groeide op in een muzikale familie. Na een tijd aan de ArtEZ Popacademie in Enschede te hebben gestudeerd, brak zij op 24-jarige leeftijd door met haar debuutsingle Just a Flirt. In 2009 verscheen het eerste van vier albums, getiteld Miss Montreal. Momenteel is zij als coach verbonden aan het tvprogramma The Voice. In februari 2016 zal Hans weer de studio opzoeken.
24
NCMagazine | najaar 2015
Ook al zijn we nu twee jaar verder, het thema vrijheid heeft Hans nog niet losgelaten. “Ik ben er nog steeds vaak mee bezig. Want als ik heel eerlijk ben, schuilt er in mij wel een angst dat een oorlog dichterbij komt. Kijk bijvoorbeeld naar de opkomst van IS. Daarom ben ik heel blij dat ik in Nederland woon, in een ontwikkeld land waar vrijheid heel normaal is. En toch kruipt er iets onder de huid. Stel je voor dat we weer moeten onderduiken. Ik droom daar met enige regelmaat over.” Een bekende Nederlandse zangeres die droomt over de onderduik, dat zou je niet zo snel verwachten. “Tja, het gebeurt gewoon. Misschien komt het omdat ik zo gebiologeerd ben door de Tweede Wereldoorlog. Ik wil daar alles over weten, over alles lezen en alles zien. Vlak na mijn optredens op 5 mei overleed mijn oma. Ik wist dat zij en mijn opa na de oorlog een Joodse jongen hadden opgevangen. Op haar begrafenis stond ik opeens oog in oog met hem. Hij moest ontzettend huilen, hij was mijn familie zo dankbaar. Hij is een surrogaatopa van me geworden. Dat is zo dierbaar. Hij komt nu ook naar bijna ieder optreden van mij kijken. Welke opa doet dat nou? Ik voel mezelf bevoorrecht dat ik hem in mijn leven heb.”
vieren
Over de Bevrijdingsfestivals De veertien Bevrijdingsfestivals zijn de afgelopen 25 jaar uitgegroeid tot het grootste eendaagse culturele evenement in Nederland. Op zo’n veertig podia in alle delen van het land treden circa 250 bands op. Op de Bevrijdingsfestivals wordt veel aandacht geschonken aan thema’s als vrijheid, democratie en mensenrechten. Elk jaar treden drie Ambassadeurs van de Vrijheid op. De Ambassadeurs zijn bekende artiesten die het publiek van de Bevrijdingsfestivals op het belang van het vieren van de vrijheid willen wijzen. Traditiegetrouw stelt het ministerie van Defensie drie helikopters met bemanning beschikbaar om deze artiesten/bands naar de plaats van bestemming vliegen. Het vfonds investeert in vrede en levert een substantiÍle bijdrage aan de exploitatie van de veertien Bevrijdingsfestivals. Voor meer informatie: www.bevrijdingsfestivals.nl.
Op uitnodiging van het Nationaal Comité hield historicus en programmamaker Hans Goedkoop een betoog tijdens het afscheid van Joan Leemhuis-Stout als voorzitter van het comité. NC Magazine publiceert een samenvatting. “Hoe meer de bezetting van ons afdrijft, des te sterker dringt zich het verlangen op haar juist weer naar ons toe te halen.” door Hans Goedkoop
26
NCMagazine | najaar 2015
Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/NFP/Fotograaf onbekend
VAN HERINNERING NAAR GESCHIEDENIS
N
iet zo lang geleden stond ik voor een groepje zestienjarigen en het ging over vallen voor de vrijheid. Vechten voor je overtuiging. In verzet komen wanneer je moet besluiten dat je iets niet meer over je kant kunt laten gaan – een zin van Erik Hazelhoff Roelfzema (Soldaat van Oranje/red.). Eigenlijk, zei een van de jongens, gewoon zoals die gasten die naar Syrië gaan om te vechten! Ik wil niet meteen vervallen in cultuurpessimisme, maar het geeft zomaar een indicatie van wat er gevraagd wordt van een comité dat de Tweede Wereldoorlog ook voor nieuwe generaties wil herdenken. Zo’n herdenking is een ritueel, maar een ritueel alleen is niet voldoende. Het verleden moet weer leven krijgen, een betekenis voor nu, en dat vraagt steeds weer inspanning om het tot je door te laten dringen. Hoe doe je dat? En hoe kun je dat blijven doen voor generaties die steeds verder na de oorlog opgroeien? “Wij zullen nooit vergeten, lezen wij op de oorlogsmonumenten.” Een citaat van Harry Mulisch, uit een rede voor een gehoor dat de bezetting nog had meegemaakt. “Nee, natuurlijk niet, wij niet. Maar op een dag zullen wij er niet meer zijn om het nooit te vergeten – en dan? Wie is ‘wij’ dan?” Mulisch schreef dat in de jaren negentig en zag al aankomen wat nu gebeurt. De oorlog maakt de overgang van de herinnering naar de geschiedenis, ze wordt het domein van wie er zelf niet bij geweest is. Met gebruik van de getuigenissen van wie er wel bij was, maar ook van iets wat je gewoon verbeelding kunt noemen. Naoorlogse generaties vormen zich een beeld van de oorlog en verbeelden zich die dus, letterlijk.
herinneren
Het ‘verzet’ in de jaren ‘60 met damzittende hippies
Met als gevolg dat de bezetting onontkoombaar van ons afdrijft. De verbeelding werkt in verhalen. Een verhaal geeft orde. Maar de werkelijkheid vaak niet. Een goed verhaal geeft een slecht beeld van de werkelijkheid. Het is een argwaan waar we mee zijn opgevoed door de bezettingsjaren zelf, toen de verhalen propaganda waren of geruchten, hoe dan ook niet te vertrouwen, en die waakzaamheid keert zich ook tegen de verhalen over de bezetting zelf. Bijvoorbeeld over het heldhaftige verzet. Of juist over het verzet als onverantwoordelijk zootje avonturiers. Of over het verzet als een soort afreizen naar Syrië. Het zijn allemaal mythes, het is allemaal verbeelding, en het drijft ons allemaal van de oorlog af.
Vrijheid van meningsuiting? Dat is de ene kant van dit verhaal. Maar er is ook een andere die tegenwicht biedt, viel me op in twee persoonlijke ervaringen. Eén. Ik was bij een brainstorm van de Amsterdamse burgemeester Van der Laan over de vrijheid van meningsuiting en hoe ver die in de stad mag gaan. Met als uitgangspunt dat ze ver mag gaan. Dat past in een lange traditie, die nog eens bevestigd is door de ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog. Maar wat als die vrijheid ingaat tegen andere waarden die wij danken aan de oorlog? Wat als, zeg, sharia-liefhebbers willen demonstreren bij het monument op de Dam, rond 4 en 5 mei? Ik betrapte me daar op een felheid die me zelf verraste. Even niks vrijheid van meningsuiting, hoorde ik mezelf zeggen, daar op de Dam ís al een demonstratie aan de gang. Dat is wat dat monument is en dat leg je maar uit als burgemeester. Kijk, een permanente, steengeworden demonstratie. Anderen waren nauwelijks minder fel. Met als hoogtepunt de Nationale ombudsman, toen nog Brenninkmeijer, who came prepared met kant-en-klare jurisprudentie die als rechtsgrond kon dienen om zo’n demonstratie te verbieden. Bij de koffie achteraf was iedereen verbaasd. Waarom doen we ineens zo heilig over een monument en dat je daar niet aan mag komen? Een monument waar generaties demonstranten én toe-
risten én eerlijk gezegd ook sommigen van ons laat in een nacht ooit tegenaan hadden gepist. Hoezo die vurige moraal, alsof we de oorlog zelf nog hebben meegemaakt?
Oranjehotel Maar dat is het juist. Wie die oorlog zelf heeft meegemaakt, is er niet meer en daardoor hebben wij niet meer de luxe om er nonchalant over te doen. Het komt nu op ons aan om die nagedachtenis te eren. We zoeken de bezettingstijd weer op, juist nu die van ons afdrijft, en mijn tweede anekdote sluit daarop aan. Ik mocht de herdenkingsrede houden bij het Oranjehotel, monument van het verzet in Den Haag, en bleek gevraagd omdat ik juist als ‘jongere’ geschikt kon zijn om het verhaal aan nieuwe generaties door te geven. Dat verhaal van het verzet, hoe keek ik ernaar? Voor de eerste generatie lag het simpel. Het verzet was de morele norm. Voor de tweede generatie, sinds de jaren zestig, bleef dat zo, verzet tegen autoriteiten als norm, maar die keerde zich tegen de eerste generatie, die juist veel te weinig in verzet gekomen was. En waar stond ik nu? Bij de research realiseerde ik me hoe ik was gevormd door het sarcastische geluid dat sinds de jaren zestig opklonk. Ach, zoveel verzet was er niet geweest – en wat er was werkte vaak ook nog averechts, tegen burgers die als repercussie werden opgepakt. Dat soort geluiden lispelde steeds over mijn schouder als ik mijn eigen stem probeerde te horen. Tot ik Mom Wellenstein ontmoette, verzetsman en oud-gevangene in het Oranjehotel, en de tegenvraag zich opdrong. Zelfs als die wrevel tegen het verzet terecht zou zijn – wie moet je zijn om in verzet te komen? Om het risico te nemen van gevangenschap en executie, voor een zaak groter dan jezelf? Ineens brak tussen de bestaande mythes een vraag door, met daarachter de mogelijkheid iets terug te vinden van de werkelijkheid van de bezetting, die misschien wel helemaal geen ordelijk verhaal vormde.
Verlangen naar feiten Zo komen we zo’n driekwart eeuw na dato terug bij het soort vraag dat Harry Mulisch ons juist niet meer zag stellen – en dat brengt mij bij een stelling. Of eigenlijk een paar. Hoe meer de bezetting van ons afdrijft, des te sterker dringt zich het verlangen op haar juist weer naar ons toe te halen. En hoe meer de bezetting het domein van de verbeelding wordt, des te sterker dringt zich het verlangen op naar informatie, kennis, feiten die een indicatie geven hoe het in die jaren was, voor wie daar was. De oorlogsherdenking is daarom naar mijn besliste overtuiging geen aflopende zaak. In zekere zin begint ze pas en kan ze nog eeuwen doorgaan – mits er niet een oorlog overheen komt natuurlijk. De toenemende afstand wekt behoefte aan nabijheid. De verbeelding wekt behoefte aan feiten. En die feiten helpen om van het herdenken meer te maken dan een ritueel en telkens weer iets te ontdekken om de werkelijkheid van de oorlog tot je door te laten dringen. Ad fontes, naar het woord van de historicus. Terug naar de bronnen. Kijk en kijk opnieuw – en zie iets nieuws.
| 27
Liselotte Schoo
LOKAAL HERDENKEN & VIEREN
Een Georgische geschiedenis op Texel
Nederland telt meer dan vierhonderd organisatoren van lokale herdenkingen en vieringen.Wie zijn dit? Hoe kijken zij naar de toekomst en wat kan men van hen leren? NC Magazine portretteert elke editie drie organisatoren die de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend houden. Daarnaast wordt één vrijwilliger in het bijzonder uitgelicht. door Karen Waterman | Coördinatie Robin de Munnik
28
NCMagazine | najaar 2015
Het Texelse 4/5 mei comité kreeg in 1995 een officiële status en vanaf dat moment was de burgemeester van Texel voorzitter. Francine Giskes, de vijfde voorzitter op rij, sluit daarmee een traditie af. Na haar afscheid als burgemeester in oktober, is haar opvolger geen voorzitter meer maar adviserend lid. Francine Giskes: “Een gemeente wil betrokken zijn bij het herdenken van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en het vieren van de bevrijding, maar het is geen core business. Het comité is onafhankelijk en zorgt nu zelf voor voldoende draagvlak: door de samenstelling van het comité met Texelaars uit verschillende lagen van de samenleving. En door het organiseren van activiteiten die onze bewoners en bezoekers aan het denken zetten over oorlog en vrede.” Hoe herdenkt Texel? “Onze herdenking heeft een vast format. Er is een (niet-religieuze) bijeenkomst in de grote kerk in Den Burg met muziek en een spreker met een persoonlijke verhaal, gelieerd aan Texel. Daarna lopen we naar de begraafplaats, leggen we kransen, zijn er twee minuten stilte en sluiten we af met het Wilhelmus.” Dilemma’s? “Wie kies je als spreker? Waar gaat die het over hebben? De herdenking is voor iedereen en dat moet zo ook ervaren worden. We zoeken altijd naar een verhaal met een link naar Texel. Vooral de laatste jaren vielen onze keuzes niet altijd in goede aarde, maar kregen ze achteraf wel veel waardering.” Texel heeft een eigen oorlogsgeschiedenis: de zogenaamde Russenoorlog, de opstand van de Georgiërs tegen de Duitsers op 5 en 6 april 1945. Texelaars kijken hier met gemengde gevoelens op terug. Francine Giskes: “Terwijl de rest van Nederland was bevrijd, werd er
herdenken
Dronten en airgunners van de RAF Dirk Drogt was ruim twee jaar bestuurslid van de Stichting 4 mei Herdenking Dronten, toen hij een jaar geleden voorzitter werd. Het bestuur bestaat uit een secretaris, een penningmeester en drie algemene leden.
Links: Burgemeester Francine Giskes legt samen met gastspreker Lodewijk Dros een krans tijdens de herdenkingsbijeenkomst op Texel, 4 mei 2015.
Hoe herdenkt Dronten? Dronten bestaat sinds 1962 en ligt op een plek waar tijdens de Tweede Wereldoorlog het IJsselmeer lag. De 4 mei-herdenking bestaat nu vijftig jaar met een hoofdrol voor de airgunners van de RAF, boordschutters van de vliegtuigen die op de terugweg naar Engeland vaak over het IJsselmeer vlogen. Bij de drooglegging zijn veel neergestorte vliegtuigen gevonden en geborgen. Samen met bergingsofficier Gerrit Zwanenburg besloot de Stichting 4 mei Herdenking vindplaatsen te markeren om de geschiedenis zichtbaar te maken. Een belangrijke taak van de stichting, aldus Dirk Drogt. De vindplaatsen zijn herkenbaar aan een paal met bovenop een vliegtuig dat met de neus wijst naar de plaats waar het vliegtuig is neergestort. Een bord vermeldt de namen en functies van de bemanning, de datum waarop het vliegtuig is neergestort en het soort vliegtuig. De vindplaatsen zijn opgenomen in de zogenaamde crashroute, een route die met de fiets en auto afgelegd kan worden. Maar de Stichting doet meer. Dirk Drogt: “In het cultureel centrum De Meerpaal is sinds 2006 de Airgunnersroom ingericht, een permanente tentoonstelling met onder meer persoonlijke voorwerpen van airgunners. En elk jaar bezoeken we scholen om over de oorlog te vertellen.” Dat juist de airgunners de hoofdrol kregen, is een speling van het lot. Dirk Drogt: “41 jaar geleden ontmoette airgunner Mike Smit de
bij ons tot 20 mei gevochten. Hulptroepen van de Duitsers, achthonderd Georgiërs die dienst in het Duitse leger hadden verkozen boven krijgsgevangenschap, kwamen in opstand. Veertien Texelaars werden direct opgepakt. Tien werden geëxecuteerd. Vier wisten te ontsnappen. Daarna ontbrandden felle gevechten, met honderden slachtoffers onder militairen en burgers. Herdenken van die geschiedenis blijft iets waarmee we voorzichtig omgaan.” Er was altijd een aparte herdenking op de Georgische begraafplaats. Inmiddels is dit geïntegreerd met de algemene herdenking op 4 mei: dan wordt een krans gelegd bij het Georgische monument. Ook de aparte herdenking van de tien gefusilleerde Texelaars op 6 april is nu onderdeel van de algemene 4 mei-herdenking. Maar er zijn nog meer gevoeligheden. Francine Giskes: “De wens van oud-Indiëgangers om 4 mei het woord te voeren, is niet gehonoreerd. Op ons verzoek wordt wel nadrukkelijk stilgestaan bij de impact op mensen die gedwongen aan oorlogshandelingen moesten deelnemen.” Het comité zorgde voor interviews met oud-Indiëgangers in de lokale krant en steunt de bijeenkomst van de Texelse veteranenclub op 29 augustus. Hoe ziet uw herdenking er over vijf jaar uit? “Niet veel anders dan nu. Misschien met nog meer deelnemers. Elk jaar wordt de bijeenkomst op 4 mei beter bezocht, ook door de jeugd die actief deelneemt aan het project Adopteer een Monument (project van het NC waarbij kinderen een lokaal monument adopteren om te leren over de oorlogsgeschiedenis in de regio, red.). Dat is een onderdeel van het reguliere schoolprogramma. De kinderen zijn tijdens de slotbijeenkomst op de geallieerdenbegraafplaats, met 167 jonge militaire oorlogsslachtoffers, altijd weer onder de indruk. Het zijn vooral de persoonlijke verhalen van getuigen of nabestaanden die hen aanspreken. Dat willen we vasthouden.”
© FRED DOCTER FD2
Onder: De kranslegging op het plein in Dronten, 4 mei 2013.
| 29
Dordrecht wil 5 mei als officiële vrije dag Het Centraal Comité Oranjedag Dordrecht heeft net een wisseling van de wacht achter de rug. In september trad Peter van der Leer als voorzitter aan. Verder bestaat het comité uit een tweede voorzitter, een penningmeester, een secretaris en twee algemene leden. Een van hen is een vrouw, met vijftig jaar de jongste in dit Oranje Comité. Peter van der Leer zou er graag nog een vrouw bij hebben. Twee vrouwen in een bestuur brengt de ideale balans. Vrouwen letten op andere dingen dan mannen. Maar dat is iets voor de (nabije) toekomst. Eerst wil hij zich bezinnen op de eventuele nieuwe activiteiten van het comité. Met Koningsdag nieuwe stijl moet het comité haar activiteiten aanpassen, vindt hij. Ook die voor 4 en 5 mei. Het huidige comité komt voort uit de Vereniging Oranjedag, opgericht in1885. In 1978 is de Vereniging Oranjedag opgegaan in het Centraal Comité Oranjedag Dordrecht en dit organiseert de activiteiten op 4 en 5 mei. Hoe herdenkt Dordrecht? Voorafgaand aan de Nationale Herdenking op 4 mei om 20.00 uur is er een dienst in de kerk. De burgemeester houdt een toespraak en er is muziek. Daarna vertrekken de aanwezigen naar een verzamelpunt in het Oranjepark en van daar - met voorop het college van burgemeester en wethouders, begeleid door trommelaars van Jubal
30
NCMagazine | najaar 2015
Foto persbureau Busink
toenmalige burgemeester van Dronten, Eppo van Veldhuizen, en werd het idee geboren airgunners voor de herdenking uit te nodigen. Dat was het begin van een lange traditie.” Op 4 mei is er eerst een herdenkingsdienst voor de gevallenen van de Tweede Wereldoorlog. Dirk Drogt: “In een indrukwekkende optocht, met de airgunners in uniform met hun onderscheidingen opgespeld en een vaandeldrager, loopt het gezelschap vervolgens naar het plein De Rede. Daar, bij het vliegermonument, houden we twee minuten stilte en worden kransen gelegd. Vliegtuigen maken een flypast over het plein. ”Leerlingen van groep zeven die dat jaar het monument hebben onderhouden, zijn ook aanwezig. Dilemma’s? Dirk Drogt ervaart geen echte dilemma’s. “We discussiëren wel over de locatie van de herdenkingsdienst. Nu vindt die plaats in een kerkgebouw, dat zou voor sommigen een drempel kunnen zijn. Misschien moeten we een andere ruimte zoeken.” Hoe ziet de herdenking er over vijf jaar uit? Dirk Drogt: “In ieder geval net zo waardig en respectvol als nu. Doel van 4 mei is om degenen die voor onze vrijheid zijn gevallen, blijvend en met respect te herdenken. We houden graag vast aan het thema airgunners. Daardoor spreekt onze herdenking Drontenaren aan. Afgelopen 4 mei waren er ruim vierduizend aanwezigen. Op hoogtijdagen hadden we tweehonderd airgunners op bezoek, dit jaar waren het er acht. We moeten naar een andere invulling kijken. Inmiddels hebben we gesprekken met een voormalige hoge officier van de luchtmacht om mogelijkheden voor een andere invulling te onderzoeken.”
Boven: Bevrijdingsdag 2010 bij het bevrijdingsmonument in het Merwesteinpark. Er worden twee bevrijdingsschoten door het regiment Gele Rijders afgeschoten, Dordrecht 5 mei 2010. Rechts: Heiko Roelfsema voor het monument Japanse Zeetransporten
- naar het herdenkingsmonument Voor Hen die Vielen. Peter van der Leer: “Er worden kransen gelegd door vertegenwoordigers van B&W, de gemeenteraad, maatschappelijke instanties en de burgerij. Precies om 20.00 uur is het twee minuten doodstil. Iedereen koestert zijn gedachten. Elk jaar opnieuw is dat een indrukwekkend moment. De plechtigheid wordt afgesloten met een concert. Nog steeds neemt de belangstelling elk jaar toe.” Dilemma’s? Echte dilemma’s kent het Oranjecomité niet. Peter van der Leer: “Misschien omdat we naast de herdenking op 4 mei, gericht op gevallen Nederlandse soldaten en burgers, ook nog een andere herdenking hebben. Elke eerste zondag in mei is er op de Algemene Begraafplaats Essenhof een herdenking voor alle gesneuvelde militairen tijdens de Tweede Wereldoorlog, ook die in NederlandsIndië.” De burgemeester en vertegenwoordigers van militaire oudIndiëgangers houden toespraken. Leerlingen lezen de namen van de omgekomen militairen voor. Daarna worden kransen gelegd bij de graven en het monument, samen met diverse scoutinggroepen uit Dordrecht. De bijeenkomst wordt afgesloten met de Last Post, twee minuten stilte en het Wilhelmus.” Hoe ziet een herdenking er over vijf jaar uit? “Hoe mooi zou het zijn als we over vijf jaar Bevrijdingsdag kunnen vieren en iedereen een officiële vrije dag heeft. Nu vieren we 5 mei om de vijf jaar groots met een bijdrage van het Regiment Gele Rijders en wordt de bevrijdingsfakkel vanuit Wageningen door de atletiekvereniging naar Dordrecht gelopen en ontstoken in het Merwesteijnpark. Alleen als de overheid zelf 4 en 5 mei serieus neemt, kun je verwachten dat jongeren dit serieus blijven nemen. Over vrijheid sluit je geen compromis.”
herdenken
De zoektocht van Heiko Roelfsema Hoe herdenk je een man wiens naam je draagt, maar wiens verhaal je nooit kende? De zoektocht naar het antwoord op die vraag drijft Heiko Roelfsema (60), bioloog, geneticus en counseler, als voorzitter van de Stichting Herdenking Slachtoffers Japanse Zeetransporten 1942-1945 (SHSJZ). Heiko Roelfsema is de kleinzoon van Heiko Roelf Roelfsema die op 18 september 1944 verdronk op transport vanuit Batavia naar de beruchte PakanBaruspoorlijn op Sumatra. 6500 mannen zaten opgepropt in het bloedhete vrachtruim van het Japanse vrachtschip Junyo Maru dat door een Britse onderzeeër werd getorpedeerd. 5620 mannen verdronken. Van begin 1942 tot medio 1945 voeren 182 schepen met totaal meer dan 100.000 gevangenen naar de verschillende dwangarbeiderskampen op Sumatra, in Birma en Japan. Meer dan 22.000 van hen kwamen om, door beschietingen en bombardementen van de geallieerden, door gebrek aan water en voedsel en door de mensonterende omstandigheden op de schepen; daarom werden ze Hell Ships genoemd. Heiko Roelfsema kende de nuchtere feiten van het verhaal van zijn grootvader. Dat hij in 1891 in Leeuwarden was geboren. Dat hij hoofd van de Europese School in Jogjakarta was. Dat hij zich in 1941 vrijwillig bij het KNIL had gemeld. “Losse flarden, maar niemand wilde of kon mij vertellen wie mijn grootvader werkelijk was, waar hij van hield, wat hij dacht, of ik op hem leek. Mijn grootmoeder wilde het niet, zij kon het na haar eigen kamptijd niet opbrengen. Mijn vader wist het niet, die was al op jonge leeftijd, in 1937, naar Nederland teruggestuurd en daar later ondergedoken voor de Arbeitseinsatz. Mijn tante wilde dat uiteindelijk zestig jaar later wel, maar overleed na een beroerte op de dag dat ze zou praten.”
de présence. Elf jaar geleden verhuisde het monument naar Bronbeek en werd de herdenking er een voor alle Hell Ships. Roelfsema, inmiddels ceremoniemeester tijdens de herdenkingen, liet nabestaanden vooral persoonlijke verhalen vertellen. In 2012 richtte hij de SHSJZ op met in het bestuur een jongere generatie nabestaanden en hijzelf als voorzitter. Sindsdien organiseren zij de herdenking en realiseerden ze een uitbreiding van het bestaande monument. Het is een indrukwekkende zee van scheepsnamen geworden: 182 namen van Hell Ships als golven uitgebeeld, onthuld op 12 september 2015.
Pas eind jaren tachtig vond Heiko Roelfsema fysiek ‘eerbewijs’ aan zijn grootvader. Hij bezocht samen met zijn vrouw de erebegraafplaats in Loenen. Daar ontdekte hij een kapelletje met een plaquette ter nagedachtenis aan allen die als onderdaan van het Koninkrijk der Nederlanden een zeemansgraf vonden in het Verre Oosten. Ondertekend door de Stichting Herdenking Junyo Maru. In het kapelletje stond ook een vitrine met opengeslagen boeken met namen. “We belden aan bij de beheerder en mochten ze inzien. Toen vond ik de naam van mijn grootvader. Mijn hart veerde op. De beheerder vertelde ons dat jaarlijks op 18 september een herdenking plaatsvond, georganiseerd door de Bond van Exgeïnterneerden en Gerepatrieerden van Overzee (BEGO).” Vanaf de eerstvolgende bijeenkomst gaf Heiko Roelfsema acte
Chris van Houts
Zeemansgraf
| 31
Kinderlezing 5 mei
DOOR DE LEERPLICHT ‘LEER JE WAT VRIJHEID IS’ Tijdens de 5 mei-lezing 2015 in Vlissingen werd voor de tweede keer de kinderlezing gehouden. Judith Smaal, twaalf jaar, schreef een brief aan Malala, de Pakistaanse activiste voor gelijke rechten voor meisjes en Nobelprijswinnaar voor de Vrede 2014. Een ontroerend betoog over het opeisen van de vrijheid, over hoop. door Judith Smaal | foto Chris van Houts
32
NCMagazine | najaar 2015
Beste Malala, Hoe gaat het met je? Heb je nog pijn? Ik weet dat er iemand in je hoofd heeft geschoten. Alleen omdat je naar school wilde gaan. Verschrikkelijk! Ik weet ook dat je niet meer in je eigen land kunt wonen. Dat lijkt me ook heel erg. Ik schrijf je deze brief omdat ik vandaag, 5 mei, een lezing houd over vrijheid. 5 mei is de nationale dag van de vrijheid in Nederland, waar ik woon. Hier in Nederland mag iedereen naar school. Hier moet iedereen zelfs naar school. Er is een leerplicht. Nou vind ik dat niet erg. Ik houd van leren en op school is het gezellig met vrienden. Soms zou ik wel wat meer vakantie willen, maar ik zou voor geen goud willen stoppen met school. Op de plek waar jij vandaan komt, de Swatvallei in Pakistan, willen de Taliban niet dat meisjes naar school gaan. Jij ging toch, en daarom schoten zij je neer. De Taliban onderdrukken de vrijheid van vrouwen. “Niet morren, maar thuis de was doen.” Leerplicht klinkt alsof je niet vrij bent, maar juist door de leerplicht leer je wat vrijheid is. Want op school leer je niet alleen rekenen en taal. Je leert er ook omgaan met de mening van anderen en je leert bedenken wat je er dan zelf van vindt. Als niemand naar school ging, zou het helemaal misgaan. Stel je voor dat we dom werden gehouden. Dan zouden ze ons van alles wijs kunnen maken! Zoals dat meisjes onderdanig moeten zijn…nou ja, jij weet er alles van. Als je niet naar school gaat, is het moeilijk om je vrijheid op te eisen. Want ja, ik denk dat je vrijheid op moet eisen. Bij mij is dat niet meer nodig. Ik heb nooit iets hoeven te doen voor mijn vrijheid. Anderen hebben dat al voor mij gedaan. Ik heb echt geluk. Natuurlijk, ik ben niet vrij in de allerhoogste graad. Ik mag bijvoorbeeld niet ‘s avonds in bed op mijn mobiel (al merkt niemand dat, want ik heb een eigen kamer). Ik mag ook niet vaak cola drinken. Zeker niet nu ik een slotjesbeugel heb. Dat soort dingen. Je snapt, dat valt allemaal wel mee. Ik heb een leuke school en fijne vrienden. Ik ben vrij. Dat is hier niet altijd zo geweest. In de Tweede Wereldoorlog mochten Joodse kinderen hier ook niet naar school. Veel Joodse mensen, maar ook homo’s en Roma zijn in die tijd vermoord. Als er toen geen dappere mensen waren geweest die hun vrijheid op hadden geëist, was de oorlog nu nog niet voorbij. Dat weet ik, want ik leerde bij een project op school over de Tweede Wereldoorlog. Nog steeds zijn er mensen die vrijheid opeisen. Mensen zoals jij, of bijvoorbeeld de soldaten die strijden tegen IS. Eén ding hebben ze allemaal: hoop. Sommigen proberen die hoop op vrijheid weg te schieten. Maar gelukkig kun je hoop niet wegschieten. Daar is ze veel te sterk voor. Jij was vorig jaar hier om de award voor Freedom From Fear in ontvangst te nemen. Als ik jouw speech lees, krijg ik koude rillingen. Je moet wel heel erg dapper zijn om je mond open te durven doen tegen de Taliban. Jij bent daarom een groot voorbeeld! Iedereen zou zijn mond open moeten doen. Wij zouden er bij ons op school veel meer over moeten praten, er veel meer van af moeten weten en ervoor moeten zorgen dat er wat aan gebeurt. Maar dan moet iedereen meedoen, dus alle kinderen op alle scholen. Daarom maken we van Bevrijdingsdag een feest voor iedereen. Zo krijgen we met z’n allen het gevoel dat we blij zijn met de vrijheid. En zo krijgen we met z’n allen hoop op een betere toekomst voor iedereen. Ik wou dat je erbij was om het mee te vieren. Met hartelijke groeten, Judith
vieren
HET WONDER VAN BLARICUM In 58 Duitse bioscopen draait sinds deze zomer een documentaire over een bijzonder, waargebeurd verhaal uit de Tweede Wereldoorlog: twee Duitse Wehrmachtsoldaten vervalsten documenten en redden daarmee tientallen onderduikers die in het Gooi verborgen zaten. door Daphne Meijer | foto’s privécollectie familie van Perlstein en Michael Ballak
I
n de documentaire Treffpunkt Erasmus, de oorlogsjaren van Werner Klemke ontrafelt filmmaakster Annet Betsalel de banden tussen de in Blaricum wonende families Van Perlstein en De Jong en de Berlijnse illustrator Werner Klemke. Die contacten ontstonden in 1942. Hoofdpersonen zijn een Joodse schoonvader, Sam van Perlstein uit Blaricum, en zijn niet-Joodse schoonzoon, Mels de Jong, die getrouwd was met Van Perlsteins dochter Evie. Mels, zoon van de bekende schrijver A.M. de Jong, was op zoek naar een manier om zijn schoonfamilie te ontsterren, met hulp van een ‘goede’ Duitse soldaat. In antiquariaat Erasmus in Amsterdam kwam Mels de Jong Wehrmachtsoldaat Johannes Gerhardt tegen, die in kamp Crailo gelegerd was bij het luchtafweergeschut. Gerhardt bleek een felle anti-nazi te zijn. Gerhardt (fotograaf van huis uit) nam bij een ontmoeting zijn eveneens antinazistische collega Werner Klemke mee, een jongen met tekentalent. De twee Duitsers wisten valse Duitse dooppapieren te produceren, zodat Sam van Perlstein een niet-Joodse afstamming kreeg. Eenmaal ‘geariseerd’ konden vader Van Perlstein en de rest van de familie hun verzetswerk intensiveren. Hun huis werd het doorgangshuis voor tientallen onderduikers; Klemke en Gerhardt zorgden voor vervalste bonkaarten en persoonsbewijzen.
Joods archief Johannes Gerhardt overleed kort na de Slag om Arnhem in 1944,
34
NCMagazine | najaar 2015
herinneren
links: Werner Klemke, Evie de Jong-van Perlstein en Mels de Jong in Blaricum, waarschijnlijk 1943 Onder: Filmmaakster Annet Betsalel (rechts) in de Hurva Synagoge in Jeruzalem, met links Bea Blatmann-van Perlstein, de kleindochter van Sam van Perlstein en midden Sabine Kahane-Klemke, de dochter van Werner Klemke, die beiden in Israël wonen, 2013
Werner Klemke en de familie Van Perlstein overleefden. Annet Betsalel stuitte op dit verhaal toen zij in 2011 het archief van de Joodse Gemeente Bussum opruimde waar haar man als voorzanger werkt. Ze trof de vrijgeleide aan die onderduikers voor hun redder Werner Klemke hadden geschreven. Ze zegt: “Dit verhaal moest op mijn pad komen. Mijn perceptie van Duitsers is ten positieve veranderd en daar wil ik anderen graag in laten delen. In de film komt een nicht van Johannes Gerhardt aan het woord. Zijn familie had absoluut geen idee; de hele perceptie van wie hun oom was, is omgeklapt.” Ook de kinderen van Werner Klemke wisten weinig van dit verhaal. Betsalel: “Hun vader had ze praktisch nooit iets over zijn steun aan het Nederlandse verzet verteld. Pas nadat ik ze in contact had gebracht met de kleinkinderen van Sam van Perlstein vielen allerlei puzzelstukjes op hun plek. Sabine Klemke heeft zich jaren geleden in Israël gevestigd, uit interesse in het jodendom. Ik heb haar in contact gebracht met een kleindochter van Sam van Perlstein die ook in Israël woont. Ook zij wist niet hoe het verhaal precies in elkaar zat, en hoe nog jaren na de oorlog Mels de Jong als uitgever opdrachten aan Klemke heeft verstrekt, om hem financieel te kunnen steunen. Tot hun dood zijn Mels de Jong en Klemke bevriend gebleven.” De Nederlandse première vindt plaats op maandag 9 november in Filmhuis Bussum. Voor vertoningen op andere locaties zie de website van Treffpunkt Erasmus.
Werner Klemke in vogelvlucht Werner Klemke (1917-1994) kwam uit de Berlijnse voorstad Weissensee. Hij had voor de oorlog gewerkt in een studio voor animatiefilms. Na de bevrijding van Nederland werd hij geïnterneerd in Oost-Friesland. In 1946 keerde hij terug naar Berlijn. Hij koos voor het leven in de DDR en ging in Oost-Berlijn werken als graficus, boekvormgever, illustrator en later ook hoogleraar aan de kunstacademie. Klemke werd in Oost-Duitsland gaandeweg steeds beroemder. Vrijwel elk huishouden heeft nog altijd boeken in de kast met Klemkes werk; kinderen groeien nog steeds op met kinderboeken die door hem zijn geïllustreerd. Annet Betsalel heeft inmiddels bij Yad Vashem de erkenning van Klemkes oorlogsactiviteiten in gang gezet.
Wie was Johannes Gerhardt? Johannes Gerhardt (1910-1944) werkte voor de oorlog als fotograaf op luxe cruiseschepen. Hij was ingedeeld bij de Duitse luchtafweer in Nederland. Hij kwam in oktober 1944 door een granaat om het leven in de duinen bij Loon op Zand. In 1938 had hij een boekje gepubliceerd met foto’s van zijn reizen naar de tropen, onder andere naar Hawaï, Cocktail über See. De gedichten van Gerhardt zijn pas na de oorlog gepubliceerd met illustraties van Klemke.
| 35
SUBSIDIES Geld voor goede zaken Het Nationaal Comité geeft met het ambitieuze programma Niet mijn oorlog, wel mijn vrijheid subsidie aan educatieve en publieksgerichte projecten die de betekenis van de Tweede Wereldoorlog voor nu op vernieuwende wijze vormgeven. Programmalijn 1 draait om de mondiale aspecten van de oorlog en de internationale verdragen daarna om vrijheid te stimuleren. Bij programmalijn 2 gaat het om effectiever gebruik van bestaande materialen en bij programmalijn 3 om aandacht voor onderbelichte thema’s. In elk nummer van NC Magazine laten we u een proeve van de resultaten zien. door Marja Verbraak
Het is een traditie geworden dat Amsterdammers op 4 mei, na de Dodenherdenking, in het Concertgebouw kunnen luisteren naar een uur muziek en een bijzondere spreker of dichter. Op 4 mei 2015 werd er in verband met zeventig jaar bevrijding een wel heel bijzonder muziekstuk uitgevoerd: de Anne Frank Cantate van Hans Kox. Het is een eerbetoon aan het Amsterdam van Anne Frank waarbij Kox gebruik heeft gemaakt van heel uiteenlopende bronnen. De Anne Frank Cantate wordt bijna nooit ten gehore gebracht, omdat de uitvoering behoorlijk duur is: het is een stuk voor groot orkest, koor en drie solisten. Op 4 mei waren dat het Nederlands Philharmonisch Orkest, het Nederlands Concertkoor en drie solisten. Een van die solisten, bariton Bastiaan Everink, vertelt op de educatieve website www. annefrankcantate.nl wat hij interessant vindt aan dit stuk: “De teksten gaan niet alleen over de Tweede Wereldoorlog en over Anne Frank, maar over oorlog en verschrikkingen, en het verdriet en de pijn die ze met zich meebrengen, wat van alle tijden is.” Op de website, gesubsidieerd door het Nationaal Comité, staan opdrachten voor de bovenbouw van vmbo en havo/vwo.
36 NCMagazine | najaar 2015
Fotocollectie Anne Frank Stichting
Van alle tijden
www.annefrankcantate.nl
Muziek, sfeer, gevoel Waarom subsidie? Podium, bureau voor educatieve communicatie, had zo’n vijftien jaar geleden al een cd-rom gemaakt rond de Anne Frank Cantate. Dit materiaal voldeed niet meer en kreeg een opfrisbeurt met 25.000 euro subsidie van het Nationaal Comité. De subsidie is toegekend op basis van programmalijn 2 voor implementatie en toepassing van bestaande (erfgoed)materialen. Podium ontwikkelde www.annefrankcantate.nl en zorgde ervoor dat de lessen ook geschikt zijn voor het digibord in de klas en voor de tablets die de leerlingen op school of thuis gebruiken. Bovendien is er nu ook een vmbo-t-variant (eerder waren er alleen opdrachten voor havo/vwo) en is het materiaal geschikt gemaakt voor het vak CKV (Culturele en Kunstzinnige Vorming).
Yolande van Harten zit namens Podium in het bestuur van de Stichting 4 mei Concert en zegt: “Een cd-rom, dat is tegenwoordig zinloos. De technieken daarachter kunnen in de huidige schoolcomputers niet meer worden gebruikt. Er zijn nieuwe technieken voor online gebruik van lesmateriaal die we met deze subsidie konden toepassen. Bovendien blijven de lessen nu de komende jaren voor iedereen beschikbaar. En het is fijn dat de opdrachten ook een vmbo-variant hebben gekregen; omdat vmbo-klassen zo multicultureel zijn, is het voor veel docenten de vraag hoe ze de Jodenvervolging en de Tweede Wereldoorlog kunnen behandelen. Dit materiaal prikkelt ze om het daarover te hebben vanuit een nieuwe invalshoek, in de CKV-les, met muziek, sfeer en gevoel als leidraad.”
SUBSIDIES
“Ik wou altijd een lange man hebben”, vertelt de 91-jarige Ellis Cohen Paraira, “langer dan ik. Hij drukte me tegen zich aan, ja, zo is het begonnen. We waren geen dag zonder elkaar (...) We zagen het wel aankomen, hoor. Pap zag het aankomen. Pap zei: ‘niemand zal het overleven.’” Ellis Cohen Paraira en Bernie Spier, allebei zeventien jaar, waren begin 1942 straalverliefd. Ze dachten al aan trouwen, maar ze waren Joods en moesten onderduiken. Ellis overleefde en zou na de bevrijding wekenlang elke dinsdag op Bernie wachten, zoals ze hadden afgesproken, op het bankje aan het Belgischeplein in Scheveningen waar ze altijd zaten. Een heel gewoon stadsbankje, zoals er duizenden zijn. Ruim zeventig jaar later weet ze het nog precies: “Dan kwam er iemand uit de verte. Maar híj kwam niet.” Bernie werd vermoord in Auschwitz. Ellis vertrok na de oorlog naar Israël, waar ze nog steeds woont. Op de dag van haar trouwen met een Israëli - ze stond op het punt om haar bruidsjurk aan te trekken kwam er een onbekende aan de deur met het laatste dagboek van Bernie. Ze verbande het naar de kelder, tot haar dochter decennia later zei: doe er wat mee. In 2011 werden de dagboeken van Ellis en Bernie uitgegeven door Balans. En nu is met subsidie van het Nationaal Comité ook educatief materiaal rond deze geschiedenis gemaakt. Eind dit jaar staan de introductiefilm (25 minuten, met jonge acteurs die het verhaal naspelen), enkele korte filmpjes en lesbrieven op de openbare website www.ellisenbernie.nl. Een presentator neemt de leerlingen van het vmbo - want daar is het lesmateriaal voor bedoeld - in de introductiefilm mee naar plekken in vooral Den Haag waar toentertijd iets bijzonders is gebeurd. Naar de Pletterijstraat bijvoorbeeld, naar het vroegere Joodse Weeshuis waarvandaan alle kinderen in de nacht zijn afgevoerd. In de korte themafilmpjes en de lesbrieven wordt telkens gerefereerd aan het heden, om ervoor te zorgen dat leerlingen verbanden leggen met discriminatie en antisemitisme nu.
David Cohen Paraira
Verliefd
Bernie en Ellis, 1942
www.ellisenbernie.nl
Geschiedenis intrekken Waarom subsidie? Stichting Dialoog ontving in het kader van programmalijn 1, Oorlog, Vrijheid - Wereldwijd, een subsidie van 50.000 euro. Door het verhaal van de jonge en verliefde Ellis en Bernie als uitgangspunt te nemen, is de kans groot dat jongeren zich in het lesmateriaal herkennen. De uitwerking van thema’s uit de introductiefilm in korte clips, met daarbij aparte lesbrieven, maakt het pakket gemakkelijk in het gebruik. Stichting Dialoog werkt voor dit project samen met uiteenlopende, elkaar aanvullende organisaties: vmbo-scholen en de Respect Education Foundation helpen bijvoorbeeld in didactisch opzicht en organisaties als de Anne Frank Stichting en het Joods Historisch Museum denken mee met de inhoud. Ook bij de promotie en distributie wordt met verschillende organisaties samengewerkt, waaronder uiteraard uitgeverij Balans. De educatieve uitgevers Malmberg en Noordhoff willen hun lesmateriaal verrijken met informatie uit dit project.
Docenten vinden het soms moeilijk om in vmbo-klassen te vertellen over de Jodenvervolging; het komt voor dat leerlingen antisemitische opmerkingen maken. Volgens Sep Schaffers, samen met Malou André initiatiefnemer van Ellis & Bernie, is er nog iets aan de hand: lesmateriaal over de oorlog is snel te abstract voor deze groep. “Wij wilden het heel graag hebben over vervolging, antisemitisme en discriminatie, maar dan moesten we wel mensen van vlees en bloed hebben om het verhaal levend te maken. Dit liefdesverhaal zit heel dicht op je huid. Bovendien hebben we veel foto’s en films, onder andere gekregen van Ellis zelf, waarmee we de leerlingen de geschiedenis intrekken. De familie die hertjes voert op het Malieveld, Ellis met haar vriendinnen in Lisse, tussen de bollen. In de korte filmpjes en de lesbrieven refereren we dan aan het heden, met thema’s als tolerantie, omgaan met elkaar, je verdiepen in elkaars geschiedenis, zelf verantwoordelijkheid nemen. Ons doel: kennisvergroting en morele bewustwording.”
SUBSIDIES
Ach, wat is ze mooi, de Odalisque. De odalisk, een concubine in de harem, werd in de negentiende eeuw vaak geschilderd en later waagde ook Matisse zich aan dit bekende oriëntaalse thema. Zijn schilderij uit 1921 was van maart tot en met mei te zien in het Stedelijk Museum Amsterdam. In de tentoonstelling Het Stedelijk in de oorlog werden zestien kunstwerken getoond die mogelijk niet in het museum thuishoren. Het Stedelijk doet mee aan Museale verwervingen sinds 1933, een landelijk onderzoek naar de herkomst van werken die onder verdachte omstandigheden in de collecties van Nederlandse musea terecht zijn gekomen. Bijvoorbeeld omdat ze geroofd zijn door de nazi’s of omdat ze door Joodse kunstenaars of kunstverzamelaars gedwongen voor een te lage prijs zijn verkocht. De zoektocht in de archieven bracht daarnaast inzicht in de belangrijke rol die het Stedelijk speelde in het veiligstellen van nationale kunstschatten. Directeur David Roëll en zijn assistent en opvolger Willem Sandberg verstopten de kunstschatten, ook van andere musea, in een bomvrije bunker bij Castricum. Uiteindelijk werden er in deze schuilkelder voor kunst zo’n vijfhonderd collecties bewaard, waaronder de Nachtwacht en collecties van Joodse verzamelaars. De laatsten werden soms voor hun veiligheid niet geregistreerd, wat de teruggave na de bevrijding bemoeilijkte. Om deze geschiedenis bekend te maken, organiseerde het Stedelijk rondleidingen voor de bovenbouw van het basisonderwijs en de onderbouw van havo/vwo. Het museum wilde ook méér leren over de eigen oorlogsgeschiedenis. Daarom werden filmpjes gemaakt van mensen die daarover konden vertellen. De verhalen werden in het Stedelijk verteld aan het brede publiek, tijdens het Oral History Weekend, en de filmpjes zijn ook op de website en in de bibliotheek van het museum te zien.
38
NCMagazine | najaar 2015
© Succession H. Matisse / Pictoright 2015
Het Stedelijk in de oorlog
Henri Matisse, Odalisque, 1920-1921, olieverf op doek, 61,5 x 74,5 cm, Stedelijk Museum Amsterdam
Kunst gaat over vrijheid
Waarom subsidie? Programmalijn 3 is bedoeld voor activiteiten ten aanzien van lacunes en onderbelichte thema’s. Het Comité kende 25.000 euro subsidie toe aan de publieks- en educatieve programmering rond Het Stedelijk in de oorlog. De tentoonstelling bood nieuwe inzichten in de bijzondere oorlogsgeschiedenis van het Stedelijk en de naoorlogse gevolgen daarvan: het verzet, het veiligstellen van (Joodse) kunstschatten, het binnensluipen van roofkunst en het huidige kritische onderzoek naar de herkomst daarvan. Onbekende verhalen, niet eerder vertoond filmmateriaal (Sandberg in de bunker in de duinen) en discutabel bezit kwamen onder de aandacht van het grote publiek. Het onderzoek naar deze dubieuze verwervingen wordt voortgezet.
Marie-José Raven, persvoorlichter van het Stedelijk: “Het accent van het educatieve en publieksprogramma lag aan de ene kant op scholieren. Dankzij steun van het Nationaal Comité 4 en 5 mei konden we alle basisscholen in Amsterdam het kinderboek De bevrijding van het Stedelijk van K. Schippers cadeau doen. Een succesvolle actie: het is overal voorgelezen. Schippers beschrijft dat hij als jongetje van acht, meteen toen de oorlog was afgelopen, met zijn moeder naar het Stedelijk ging. Dat bezoek voelde voor hem als een enorme bevrijding na die donkere jaren: kunst gaat over vrijheid en experiment. Aan de andere kant lag het accent op ouderen die konden vertellen over die tijd, vooral tijdens het Oral History Weekend. Door hen te interviewen, weten we nu veel meer over de geschiedenis van het Stedelijk en onze collectie. We hadden al een foto van Emmy Andriesse, van De Verborgen Camera, waarop een doodgraver staat te wachten op de volgende klant. Wat uit een van de interviews blijkt, is dat die foto is genomen toen Andriesse meeging met een bekende uit het verzet. Hij ging zijn vrouw begraven, samen met zijn dochters. Een van die dochters, Myriam Maters, heeft daar nu over verteld.” Meer informatie over de subsidievoorwaarden: Cristan van Emden, telefoon 020-7183500, c.vanemden@4en5mei.nl
SUBSIDIES ‘Stop met wij en zij, het is wij!’ Oudgedienden en nieuwkomers ontmoetten elkaar 10 april 2015 op de inmiddels bekende netwerkdag voor subsidie-ontvangers, die het Nationaal Comité 4 en 5 mei jaarlijks organiseert. In het net heropende Museum Rotterdam ‘40-‘45 NU aan de Coolsingel wisselden de deelnemers ervaringen uit en presenteerden ze hun projecten, die met ondersteuning van de subsidieregeling Niet mijn oorlog, wel mijn vrijheid zijn gerealiseerd.
door Karen Waterman
Spannende film geïnspireerd op de gelijknamige bestseller van Jacques Vriens
OORLOGSGEHEIMEN over vriendschap, vertrouwen & verraad
‘NET ALS IN HET BOEK GAAT DE FILM OVER OVERLEVEN TIJDENS DE OORLOG’
Maartje vertrouwt haar geheim haar vriend Tuur
Van boek tot film Boeken over de Tweede Wereldoorlog zijn er al zoveel,
dacht schrijver Jacques Vriens. Toch wilde hij er ook
Young Crouwds
over schrijven. Maar dan wel een verhaal dat anders was dan alle andere oorlogsverhalen. Toen hij in Limburg kwam wonen, hoorde hij heel andere oorlogsverhalen
dan in de rest van het land. Wat hem opviel, was dat er veel mensen voor de Duitsers werkten en bij de NSB zaten, maar dat er ondertussen ook veel mensen voor hun vrijheid vochten en voor het verzet kozen. Ze lieten joden onderduiken en hielpen Engelse soldaten die het land
kwamen bevrijden. Die lieten ze naar België vluchten via ondergrondse grotten.
Trots op verfilming Genoeg stof voor een spannend boek, vond de schrijver. Nadat hij zich helemaal had ondergedompeld in het onderwerp, begon hij
met schrijven en wekte hij drie hoofdpersonen tot leven. Tuur, een nieuwsgierige jongen, die niets liever wil dan de oorlogsgeheimen van zijn ouders ontrafelen. Lambert, die met zijn gevoelens worstelt omdat zijn ouders bij de NSB zitten. En Maartje, een meisje dat haar huis moest verlaten omdat het te gevaarlijk werd. Het boek werd een succes en nu – zeven jaar later – is Jacques Vriens
Niets is wat het lijkt
Het leven in oorlogstijd
‘De film had meer drama nodig’
Tuur, Lambert en Maartje ontdekken dat iedereen in de oorlog zo zijn eigen geheimen heeft. Lees meer over de keuzes die de hoofdpersonen in de film moeten maken.
Je ging gewoon naar school, maar dan had je soms wel de hele nacht in de schuilkelder doorgebracht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ging alles net even anders.
Interviews met acteur Nils Verkooijen, schrijver Jacques Vriens, en scenarioschrijfster Karen van Holst Pellekaan.
toe aan
ontzettend trots dat zijn verhaal is verfilmd: ‘Net als in het boek gaat de film over overleven tijdens de oorlog, verdriet, vriendschap en vertrouwen. Maar het verhaal laat ook zien dat het leven tijdens de oorlog gewoon doorgaat en dat niemand alleen maar goed of slecht is. Ik hoop dat de kijkers straks net zo door de film geraakt worden als ik.’ n
OORL OGSGEHE
IMEN vanaf 3 juli 20 in de biosco 14 op
En verder 5 + :'(. / 1 ) Oorlogsgeheimen 5 8 & 3*0 ) - ) 1'0 #/ )9 *)" - ) 1 ) )0 ) # / 2**-
Kinderen van Toen
Wat zijn de projecten van de toekomst? Dat zijn projecten waarbij verschillende generaties het verhaal van de oorlog delen; projecten waarin mensen die geen vanzelfsprekende historische band met Nederland hebben, zich toch betrokken voelen bij de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Zoals de voorstelling van Armin Tashakoor van Theater Mach. Tashakoor vluchtte als zestienjarige uit Irak. Hij maakte Right Now, over de relatie tussen een meisje, Eva, dat zich thuisvoelt in de maatschappij en haar vriend Mo, die zich verstoten voelt en zich wil aansluiten bij zijn wapenbroeders. Via Eva’s Joodse oma wordt een verbinding gelegd met de Joodse oorlogsgeschiedenis en groeit bij beiden het besef van de waarde van vrijheid en democratie. Het motto is: stop met wij en zij, het is wij! Het project Beeldtijd van oudgedienden Hans van Boxtel (journalist) en Wil van Iersel (fotograaf) is een voorbeeld van een goed alternatief voor gastsprekers, ‘getuigendeskundigen’ die over hun ervaringen in de oorlog vertellen. Beeldtijd bestaat uit animatieclips voor scholen die verhalen van Brabanders – kinderen tijdens de oorlog – illustreren. De animaties zijn gemaakt door studenten en ex-studenten van St. Joost, de Academie voor Kunst en Vormgeving in Breda. Van Boxtel en Van Iersel maakten kennis met Podium uit Utrecht, een organisatie die educatieve projecten in samenwerking met anderen ook internationaal aan de man brengt. Samen hopen ze meer afnemers te vinden voor dit project. Voor schoolkinderen, bezoekers van Kamp Amersfoort en studenten en docenten van pabo’s maakten tekstschrijver Yolande Gastelaars en Carla Huisman van Kamp Amersfoort Kinderen van toen. Een boek met verhalen van getuigen die kind waren in de oorlog, vlakbij Kamp Amersfoort woonden en bijvoorbeeld onderduikers in hun ouderlijk huis hadden. Wat merkten zij van die onderduikers en het kamp? Bij de film Oorlogsgeheimen, gemaakt op basis van het kinderboek van Jacques Vriens, is educatief materiaal gemaakt. Roland Pelle van Young Crowds vertelde over de werkboekjes voor het basisonderwijs, een krant voor het voortgezet onderwijs en een krant voor alle Limburgse bibliotheken, gepromoot door Jacques Vriens zelf. De digitale les die hiervan is gemaakt, is ruim zesduizend keer verkocht. Anki Duin, extern adviseur van de subsidieregeling die door het Nationaal Comité wordt uitgevoerd, waarschuwde de deelnemers. Samenwerking zoeken en vinden is noodzakelijk. Marketing is een must. Want mooie projecten zijn leuk, maar pas zinvol als de resultaten ervan worden gebruikt. Cristan van Emden van het Nationaal Comité merkte op dat steeds meer partners tijdig informeren naar de voorwaarden van de subsidielijn waarvoor hun project in aanmerking zou kunnen komen. “Dat scheelt veel tijd en energie”, aldus Van Emden.
Boven: Krant Oorlogsgeheimen voor het Voortgezet Onderwijs Onder: Een compilatie van jeugdfoto’s van de mensen die participeren in het project Kinderen van Toen
Kernwoorden Verhalen en beleving zijn de kernwoorden van de projecten van de toekomst. Speelden de getuigenverhalen van oorlogsoverlevenden tot voor kort een belangrijke rol, nu wordt dat steeds moeilijker. De eerste generatie die de oorlog zelf heeft meegemaakt, wordt steeds kleiner. Hoe vervang je de eigen ervaringen van deze generatie? Animaties kunnen uitkomst bieden, wijst onderzoek door het Nationaal Comité uit. Net als korte verhalen die to the point zijn en aangevuld worden met achtergrondinformatie.
Herdenking bij Bachiv, juli 2015
40 NCMagazine | najaar 2015
internationaal
HOLOCAUST DOOR KOGELS Ruim twee miljoen Joden vonden tussen 1941 en 1944 de dood op de rand van duizenden massagraven verspreid over Oost-Europa in de zogeheten Holocaust door kogels. Om meer bekendheid te geven aan deze beladen plekken wijdde de IHRA haar eerste eigen onderzoek aan dit onderwerp. door Katja Meertens | foto American Jewish Committee, Berlijn
| 41
Wat is de IHRA?
Laura Robertson (IHRA)
De International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) is een intergouvernementele organisatie waarbinnen 31 landen samenwerken op het gebied van onderwijs over, onderzoek naar en herdenken van de Holocaust. De organisatie werd in 1998 opgericht op initiatief van de voormalige Zweedse premier Göran Persson, daarbij ondersteund door de toenmalige Britse premier Tony Blair en oud-president Bill Clinton van de Verenigde Staten.
Publicatie van de IHRA over de Killing Sites
Nederland is sinds 1999 lid en heeft een achtkoppige delegatie bestaande uit medewerkers van het ministerie van Buitenlandse Zaken, het ministerie van VWS, het NIOD, het Joods Historisch Museum, de Anne Frank Stichting, het Nationaal Comité 4 en 5 mei en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Rusland en Oekraïne, die tijdens de Tweede Wereldoorlog meer dan 1,5 miljoen Joodse inwoners verloren, zijn geen lid van de IHRA. Jaarlijks komen de IHRA-afgevaardigden twee keer bijeen. Naar aanleiding van het recente onderzoek van de IHRA naar de killing sites, is er dit jaar extra aandacht voor deze relatief onbekende geschiedenis. Meer informatie: www.holocaustremembrance.com/focus/ killing-sites.
D
e Duitse Rosa Schlamowitz is dertien als zij in 1943 vanuit Westerbork wordt gedeporteerd naar het vernietigingskamp Sobibor en daar wordt vermoord in de gaskamers. Haar ouders liggen dan waarschijnlijk al begraven in een anoniem massagraf in de bossen bij Riga in Letland. Hun gruwelijk lot is hetzelfde, maar voor de wijze waarop Rosa is vermoord, is meer aandacht dan voor de wijze waarop haar ouders werden omgebracht. Wist Rosa dat haar vader Abraham Schlamowitz en haar moeder Anna Schlamowitz-Urbach vanuit haar geboorteplaats Hamborn naar Düsseldorf waren overgebracht? En dat ze van daaruit begin december 1941 werden gedeporteerd naar Riga in Letland? Waarschijnlijk niet. Dat in Oost-Europa Joden op grote schaal werden geëxecuteerd, was tijdens de oorlog - én in de tientallen jaren daarna - in West-Europa goeddeels onbekend. Van het echtpaar Schlamowitz is na de winter van 1941 in de archieven niets meer terug te vinden, maar het is vrijwel zeker dat zij snel na aankomst in Riga, met hulp van lokale collaborateurs, naar de nabijgelegen bossen van Rumbula werden gebracht. En daar door leden van de Duitse Einsatzgruppen, aan de rand van een massagraf samen met zo’n 25.000 andere Joden uit Riga en Duitsland, met één nekshot werden gefusilleerd.
Killing sites Ruim twee miljoen Joden vonden tussen 1941 en 1944 de dood bij duizenden massagraven verspreid over Oost-Europa in de zogeheten Holocaust door kogels. Op deze plekken werden meer Joden vermoord dan in Auschwitz. Dit aspect van de Holocaust is onbekender dan de moord in de vernietigingskampen, waarover vele films en boeken zijn gemaakt en waaraan diverse monumenten herinneren. Om meer bekendheid te geven aan deze massamoord-
42
NCMagazine | najaar 2015
plekken, publiceerde de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) onlangs haar onderzoek hiernaar; het eerste IHRA-onderzoek ooit. “Het idee van een plek waar kinderen levend in een kuil werden gegooid met hun dode ouders over zich heen, lijkt te gruwelijk om te bevatten”, zegt Karel Berkhoff, die namens het NIOD bij het onderzoek betrokken was. In Nederland had men er wel kennis van kúnnen nemen, bijvoorbeeld in 1978, toen de Amerikaanse dramaserie Holocaust op tv werd uitgezonden waarin onder meer over de schietpartijen werd verteld. Of in 1980, toen er in de kranten aandacht was voor de Nederlandse oorlogsmisdadiger Pieter Menten, die werd veroordeeld wegens het deelnemen aan de executie van vele Joden in het dorpje Podhorodce in Oost-Polen (nu West-Oekraïne), waar hij in 1941 als tolk voor de Einsatzgruppen werkte. Maar het werd niet groots opgepakt, waardoor niemand hoorde van slachtoffers als Abraham en Anna Schlamowitz. We weten pas van hun bestaan door het hangertje (zie kader: ‘Bijzonder medaillon’) van hun dochter Rosa. Rosa was met een van de kindertransporten van Mies Boissevain-Van Lennep van Duitsland naar Nederland gekomen en opgevangen in Rotterdam. Zij werd vanuit Rotterdam gedeporteerd naar doorgangskamp Westerbork en op 1 november 1942 ondergebracht in barak 22, het weeshuis van het kamp. Uiteindelijk werd ze op 10 maart 1943 gedeporteerd naar Sobibor, waar ze op 13 maart, onmiddellijk na aankomst, werd vermoord in de gaskamers. Voor haar en de 170.000 andere slachtoffers van Sobibor werd in 1965 een eerste monument in het voormalige kamp in toen nog communistisch Polen opgericht. Daarna volgden diverse grote en kleinere herdenkingsplekken, waaronder de in 2003 geopende Gedenklaan met ruim 250 stenen in het voormalige vernietigingskamp Sobibor.
internationaal Rumbula-bossen Rosa’s ouders en hun lotgenoten moesten het lange tijd zonder gedenkteken doen. Terwijl in West-Europa vanaf de jaren zestig steeds meer aandacht kwam voor de Holocaust, bleven de getuigen van de killing sites achter het IJzeren Gordijn zwijgen. Overheden in communistisch Oost-Europa ontmoedigden hen te praten, immers, als je het hebt over slachtoffers, moet je het ook hebben over de pijnlijke hoeveelheid collaborateurs. “Uit het onderzoek van de IHRA blijkt hoe ontstellend weinig er tot op heden aan conservering van de plekken is gedaan”, zegt Berkhoff. “De alliantie wil de organisaties en personen die zich al met de killing sites bezighouden aanmoedigen om meer samen op te trekken. Ze belegde de eerste conferentie waar alle betrokken organisaties en personen samenkwamen. Sommigen wisten niet eens van elkaars bestaan af.” Dat conserveren en markeren lastig is, blijkt wel uit de poging die een groep Joodse dissidenten in 1962 deed om een monument te plaatsen bij de Rumbula-bossen ter nagedachtenis aan de duizenden Joodse slachtoffers. De antisemitische Sovjet-Unie, waarvan Letland destijds deel uitmaakte, verwijderde de davidster onmiddellijk. Onder druk van de publieke opinie kwam er wel een gedenksteen voor terug, maar deze werd opgedragen aan álle slachtoffers van het fascisme van 1941 tot 1944; Joden werden niet apart genoemd. Pas in 2002, ruim tien jaar na de onafhankelijkheid van Letland, kwam er een apart monument: een gestileerde menora met daaromheen granieten stenen met een groot aantal namen van slachtoffers erin gegraveerd. Abraham en Anna Schlamowitz werden eindelijk geëerd met een monument.
Sinds dit jaar is het Joods Historisch Museum een object rijker: een zilveren hartvormig medaillon met daarin een foto van een jong, verlegen lachend meisje met donker haar in een boblijn gekapt. Wie is dit meisje? Is het Rosa Schlamowitz, van wie het hangertje was? Of is het een vriendinnetje dat Rosa moest achterlaten toen ze met één van de kindertransporten van Mies Boissevain-Van Lennep van haar geboorteland Duitsland naar Nederland werd gebracht? Rosa gaf het medaillon aan de dochter van het gezin dat haar opving in Rotterdam. Zij, op haar beurt, schonk het aan het museum. De schenkster kon weinig vertellen over het voorwerp; zo is onbekend wie op het fotootje staat en of Rosa na 1939 nog contact had met haar ouders die in Duitsland moesten achterblijven. Toch illustreert dit ene kleine object het lot van een Duits-Joods gezin dat uit elkaar werd gedreven en waarvan de ouders uiteindelijk de dood vonden in de massale executies.
In Oost-Europa en met name in Oekraïne en Wit-Rusland, zijn veel killing sites te vinden waar diverse Joden in de eerste jaren van de oorlog zijn vermoord. Tamelijk bekend is Babi Jar in Kiev. De plaatsen zijn echter zelden gemarkeerd met een monument voor de Joodse slachtoffers. “Helaas kan de IHRA geen grote rol spelen in het plaatsen van monumenten, zolang de landen waar zich bijna alle Holocaust-killing sites bevinden - Wit-Rusland, Oekraïne en Rusland - geen IHRA-lidstaat zijn of beogen te worden. Hooguit kan er een moreel appèl worden gedaan”, zegt Berkhoff. Joods Historisch Museum
Bijzonder medaillon
Monumenten voor Joodse slachtoffers in massagraven
De Franse pater Patrick Desbois, schrijver van het boek Holocaust door kogels (Nederlandse vertaling 2009), zet zich met hulp van het Amerikaans Joods Comité en zijn eigen organisatie Yahad-In Unum in om massamoordgraven te identificeren en te markeren, zodat nabestaanden en getuigen een plek hebben om bij stil te staan en te herdenken. Afgelopen zomer werden bij wijze van pilot vijf monumenten geplaatst bij de massagraven in de Oekraïense dorpen Bachiv, Kysylyn, Ostrozjets, Prochid, and Rava-Roeska, waar vóór de oorlog veertig tot tachtig procent van de inwoners Joods was. Studenten uit de dorpen maakten informatieborden waarop de geschiedenis wordt verteld. Het plaatsen van de monumenten bij de massagraven vergt goede coördinatie. Gesproken moet worden over wat de grenzen van het graf zijn, wie verantwoordelijk is voor het onderhoud en hoe groot het risico is op vandalisme, want behalve antisemieten trekken de massagraven ook grafrovers aan. Berkhoff: “Vaak wil de lokale bevolking een plek markeren. Het is immers een akelig idee dat er in jouw dorp een graf is, zonder dat het netjes in orde is gemaakt. Als er een officieel monument is, geeft dat een gevoel van afsluiting.” Meer informatie: www.protecting-memory.org.
| 43
HOE ÉÉN DAPPERE BOER HET LOT VAN VELEN BEPAALDE “Familie Zwanenburg, kijk nog eens goed”, zegt presentator Eric Corton tijdens de uitzending van het tv-programma Concert van de Vrijheid op 2 mei 2015. Onder applaus staan tientallen mensen op, van ouderen tot een moeder met baby Teun van acht maanden in haar armen. “Deze mensen waren er niet geweest zonder de dappere keuze van Lammert Zwanenburg”, stelt Corton. Een terugblik. door Larissa Pans | foto’s privébezit
44
NCMagazine | najaar 2015
A
ardige ogen onder een pet, een zwart-wit foto van boer Lammert uit Beilen. Samen met zijn vrouw Wobbigje en hun kinderen Yntze en Wietske verleende hij in de Tweede Wereldoorlog illegaal onderdak aan zes families, maar ook aan verzetsmensen, neergeschoten, geallieerde piloten en andere eenlingen. Verzetsgroepen vergaderden in de boerderij, edities van Trouw lagen er verstopt. Onder de voederbakken van de koeien lagen bonkaarten. De boerderij in Beilen stond op een terp en dankzij geheime ruimtes onder het huis herbergde de familie Zwanenburg de families Kats, Mazur, Polak, Van Gelder, Smit en Roelfsema. In oktober 1944 werd Lammert Zwanenburg opgepakt, zwaar gemarteld en gefusilleerd in Westerbork. De onderduikers konden ternauwernood in veiligheid worden gebracht. Hun nazaten kwamen voor het eerst allemaal samen met de nazaten van Lammert Zwanenburg tijdens het Concert van de Vrijheid. Muziek naast verschillende petites histoires: bijzondere oorlogsportretten, van de Roma-jongen in de oorlogsjaren tot de gevechtspilote in Afghanistan.
Nieuw gevoel Eén histoire betrof de verzetsdaden van de Drentse boer. Achterkleindochter Gabrie Woltinge (34) zat in de zaal. Het moment waarop ze al die families zag opstaan, ontroerde haar. “Als kind voelde ik altijd al het grote verdriet dat over de dood van mijn overgrootvader hing, ik kon er geen positief gevoel bij hebben. Toen ik die hele groep zag opstaan, kreeg ik een nieuw gevoel. Ik dacht: dit heeft het óók voortgebracht, dat zij nog leven, en dat al die kinderen en kleinkinderen er zijn dankzij de moed van mijn overgrootouders. Het heeft zin gehad. Na de opnames van het Concert van de Vrijheid ben ik meteen naar dat andere vak gegaan om ze te ontmoeten en hebben we e-mailadressen uitgewisseld.” In dat vak
herinneren
Uit: Dijkstra, G.J. e.a., Gemeente Beilen 1940-1945 deel 3, Beilen 2001
Links: Boerderij De Strank aan de Beilervaart, waar vele onderduikers werden geherbergd. Midden: Onderduiker Nico Polak met aanstaand echtgenote Loes Roeper-Piekema; Groningen, 1947. Rechts: De familie Zwanenburg. Vanaf links: Lammert Zwanenburg, Wietske, Wobbigje van der Honing en Yntze.
stond onder anderen Bettine Polak (67), dochter van onderduiker Nico Polak. Haar vader, toen 37 jaar, zat van april 1942 tot de dag van de inval, 18 oktober 1944, bij de familie Zwanenburg. “Al voor de opname hadden we, toen de zaal nog leeg was, voor de mensen van het licht geoefend met het opstaan. Op het moment van opname deed het me echt wat. Zóveel nabestaanden door het handelen van één man: geweldig.”
Het verraad en de executie van Lammert Zwanenburg tekenden de levens van zijn nazaten. Lammerts vrouw stierf een paar jaar later, “van verdriet”, zo hoorde achterkleindochter Gabrie altijd. “Een soort depressie”, vermoedt kleindochter Giny Zwanenburg (67). Zoon Yntze ontsnapte per toeval aan de inval in de boerderij - hij was net bij zijn verloofde - want ook naar hem waren ze op zoek. Hij moest halsoverkop onderduiken en sliep in een gat dat in stropakken was gemaakt. Op een ochtend werd hij wakker met
een scheve mond. Hij bleek MS te hebben en kon het werk op de boerderij niet meer aan. “Mijn oma en mijn ouders hadden het na de oorlog financieel moeilijk, en de gezondheid van mijn vader liet dus te wensen over”, zegt Giny. “Een grootheid uit het verzet, Albert van Aalderen, trok zich hun lot aan en liet hem in aanmerking komen voor een uitkering als verzetsslachtoffer. De boerderij werd verkocht.” Gabrie was altijd al geïnteresseerd in de oorlogsgeschiedenis van haar familie, en is nu bezig alle informatie die er is te verzamelen, voor een boekje of wellicht een familiewebsite. “Nieuwe generaties Zwanenburg, onder wie mijn twee kindjes, kunnen dan later op een gemakkelijke manier kennisnemen van het verleden van hun voorouders. Ik vind het belangrijk dat ze historisch besef meekrijgen. Mijn ouders hebben me altijd bijgebracht: ‘Je moet goed voor elkaar zijn, wat je geloof of afkomst ook is’. Ik vind het verzet van mijn overgrootouders krachtig en bewonderenswaardig, tegelijkertijd denk ik ook: ze namen wel een heel groot risico.”
Viering 70 jaar bevrijding
Opklapbed
Het Nationaal Comité 4 en 5 mei heeft op 2 mei in samenwerking met de NOS, het vfonds en het Nationaal Fonds 4 en 5 mei het Concert van de Vrijheid gehouden. Een lustrumbijeenkomst ter gelegenheid van 70 jaar bevrijding die op televisie werd uitgezonden. De muzikale bijdragen van oud-Ambassadeurs van de Vrijheid zoals Guus Meeuwis, Ali B en Nick & Simon vormden de omlijsting van verhalen over de Tweede Wereldoorlog. Verhalen die werden verteld door de zus, de (klein)kinderen of de echtgenote van degenen die (de) oorlog hebben meegemaakt. De ruim 900.000 televisiekijkers beloonden de uitzending met maar liefst een 8.1.
De familie van Bettine Polak sprak niet vaak over “de oorlog”. “Ik durfde er ook niet naar te vragen, het was te beladen. Na de uitzending belde opeens mijn schoonzus uit Frankrijk, ze was zeer geemotioneerd. Voor het eerst hoorde ik dat zij met haar toenmalige man en mijn ouders terug is geweest naar de boerderij, mijn vader wees haar aan waar hij precies zat ondergedoken: er was een luik gemaakt onder een opklapbed. Daaronder zat een ruimte, waar de onderduikers sliepen. Als het veilig was, mochten ze bovenkomen. De familie was heel gelovig, op zondag verzamelde iedereen zich in de woonkamer rondom het orgeltje en zongen ze samen psalmen. Mijn vader kende zijn leven lang alle psalmen uit zijn hoofd.”
Verraad en executie
| 45
GENERATIES OVER VRIJHEID EN ONVRIJHEID IN NAOORLOGS NEDERLAND Wat is vrijheid? Die vraag stelde het Nationaal ComitĂŠ 4 en 5 mei aan ruim tien bekende en minder bekende Nederlanders. Het leverde inspirerende gesprekken op, die worden gebundeld in een publieksboek dat op 4 april 2016 zal verschijnen. Een voorproefje. door Esther Captain en Maarten Dallinga | foto Anton Corbijn
MARION BLOEM
Ivan Wolffers
‘Mijn ouders vertelden dat ze teleurgesteld waren dat het op 4 en 5 mei nooit over hún verleden ging’
MARION BLOEM
V
rijheid is geen duidelijk afgebakend begrip. Het betekent dat ieder individu, iedere generatie, een eigen invulling zoekt. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei vindt het belangrijk om te verkennen wat vrijheid voor Nederlanders betekent, en in hoeverre dit tussen generaties verschilt. Het comité wil het debat over dit onderwerp stimuleren en mensen van verschillende leeftijden inspireren om hun visie op vrijheid verder te ontwikkelen. Dat kan richting geven aan handelen en past bij de doelstelling van het comité om van 5 mei de belangrijkste dag van het jaar te maken. Dr. Esther Captain, historicus en hoofd onderzoek bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei, en Maarten Dallinga MSc, socioloog en freelance journalist, spraken met onder anderen Glenn de Randamie (alias rapper Typhoon), Auschwitz-overlevende Lotty Huffener-Veffer, schrijfster Marion Bloem, voormalig vredesactivist Mient Jan Faber, oud-minister Jan Pronk, dichter/columnist Rob Schouten en rechtsfilosoof/publicist Thierry Baudet.
Onderzoeksprogramma Het publieksboek is onderdeel van het onderzoeksprogramma Vrijheid en onvrijheid door de generaties heen, dat het Nationaal Comité 4 en 5 mei uitvoert in samenwerking met de afdeling Sociologie van de Universiteit Utrecht. Meer informatie: www.4en5mei.nl/onderzoek/meerjarig_onderzoek/generatieonderzoek.
De ouders van Marion Bloem (1952) kwamen in 1950 vanuit Indonesië naar Nederland, nadat ze zowel tijdens als na de Tweede Wereldoorlog in respectievelijk Japanse en bersiapkampen waren geïnterneerd, de laatste om ze te beschermen tegen de Indonesische onafhankelijkheidsstrijders. “Er werd thuis over gesproken, mijn ouders vertelden bijvoorbeeld dat ze teleurgesteld waren dat het op 4 en 5 mei nooit over hún verleden ging. Ook werd soms een grap verteld, een anekdote.” En dan zegt ze: “Bijvoorbeeld dat een vriend van mijn vader stenen at en dat de Japanners toen medelijden kregen en hem wat te eten gaven.” Het Indisch verleden was volgens Bloem altijd dichtbij, in het gezin en daarbuiten: “Ik leefde in een Indische gemeenschap. Mijn familie en alle mensen die we kenden hadden met onvrijheid te maken gehad.” Daarnaast beïnvloedden de geschiedenislessen op school haar idee over vrijheid, vertelt ze. “Je leert over de Tweede Wereldoorlog, over de vergassing van de Joden. Dat maakt veel indruk. En het verhaal van Anne Frank, dat is het eerste wat je hoort natuurlijk. Ook de slavernij trok ik mij heel erg aan, net als het verhaal dat zwarten in Amerika niet naar universiteiten mochten. Toen ik een stripboek las over de apartheid in Zuid-Afrika moest ik huilen. Toen ik een jaar of tien was, was ik gek op geschiedenis en las ik meer dan nodig. Ik voelde toen al veel verontwaardiging - dat zegt veel over mij. Het maken van onderscheid tussen mensen vond ik verschrikkelijk; ik vond het al heel erg dat de dieren in de dierentuin gevangen zaten.” Marion Bloem (Arnhem, 24 augustus 1952) studeerde klinische psychologie. Bloem schreef meer dan veertig boeken. Haar romandebuut Geen gewoon Indisch meisje, uit 1983, is haar bekendste werk. Ze schildert en maakte films voor onder meer de IKON, VARA en VPRO, zoals de documentaire Het land van mijn ouders (1983). Haar gedicht Vrijheid, in 1999 geschreven in opdracht van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, werd vele malen vertaald.
Fleur Speet
‘Vluchtelingen weten hoe het is om in weinig vrijheid te leven’
Ronald Huffener
ROB SCHOUTEN
LOTTY HUFFENER-VEFFER Ze haalt een vinger langs haar keel. “En toen is hij gevlucht naar Nederland.” Lotty Huffener-Veffer (1921) heeft het over een veertienjarige jongen van Somalische afkomst. Zij ontmoette hem tijdens een gastles die ze verzorgde op een school in de Amsterdamse Transvaalbuurt. Ondanks haar leeftijd is ze regelmatig op scholen te vinden, om te vertellen over haar Tweede Wereldoorlog-ervaringen. “Die jongen zat in groep acht, met kinderen die een paar jaar jonger waren. Hij heeft gezien hoe zijn vader en moeder…” En dan stopt Huffener met spreken, ze kijkt even voor zich uit. Ze zit in een gemakkelijke stoel in de woonkamer van haar flat in Amsterdam Buitenveldert. Naast haar ligt haar tablet. Huffener herkent zichzelf soms in de verhalen van kinderen, vertelt ze. Ook al is het leeftijdsverschil tachtig jaar, dat maakt niet uit, misschien juist niet: Huffener was net volwassen toen de Tweede Wereldoorlog in Nederland begon. “Die jongen heeft alleen maar hele nare dingen gezien. Het is overal zo, dat vind ik zo erg. Voor ons was het ook heel moeilijk.” Dit soort verhalen, van vluchtelingen die naar Nederland uitwijken, kunnen volgens Huffener helpen om het belang van vrijheid te verduidelijken. Om vrijheid een gezicht te geven. “Vluchtelingen weten hoe het is om in weinig vrijheid te leven.” Ze vervolgt: “Dan is Nederland een eldorado, we leven in een geweldig vrij land. Maar toch zijn we ook hier nog steeds niet echt vrij. Je wordt altijd in een hokje gestopt, of je nou jong bent of oud - hoewel dit land niet meer in oorlog is. Er zijn nog genoeg racistische mensen.” De Joodse Lotty Huffener-Veffer (Amsterdam, 10 juli 1921) groeide op in een niet-godsdienstig gezin in Amsterdam en werkte als diamantsnijdster toen ze in 1943 met haar ouders en zus werd afgevoerd naar Kamp Vught. Daarna kwam ze terecht in concentratiekamp Auschwitz. Na de oorlog keerde zij als enige overlevende van haar familie terug naar Nederland.
“Vrijheid staat voor mij voor onafhankelijkheid en dat hangt direct samen met mijn werkzaamheden als criticus, columnist en dichter”, vertelt Rob Schouten (1954). “Ik heb nooit een echte baan gehad, omdat ik altijd op mezelf was en wilde werken. Ooit solliciteerde ik bij een bedrijf en ik was heel blij toen ik niet was aangenomen. Ik had het gevoel dat de maatschappij van mij vroeg om een baan te vinden en verlangde dat ik sociale verantwoordelijkheden op me zou nemen. Toen diezelfde maatschappij mij afwees, was ik opgelucht. De wens om vrij te zijn komt door mijn jeugd. Ik kom uit een sektarische geloofsgemeenschap van zevendedagsadventisten.” “De enige druk die ik ooit in mijn leven heb gevoeld, was afkomstig van die geloofsgemeenschap. Mijn ouders bekeerden zich eind jaren veertig tot de zevendedagsadventisten. Mijn vader verhuisde vanuit de Gereformeerde Bond, mijn moeder kwam uit een gezin waar mijn grootvader van zijn geloof was gevallen. Ze gingen beiden theologie studeren, gaven beiden hun baan op. Ze voelden zich geroepen. Mijn vader was predikant en ik ben opgegroeid met het idee dat we in het einde der tijden leefden. Het lag niet voor de hand dat ik uit die gemeenschap zou stappen, maar in mijn puberteit heb ik mij er met veel geweld van losgemaakt. Ik groeide op in de jaren zestig en toen ontstond als het ware een fusie tussen mijn persoonlijke vrijheidsdrang en die in de samenleving. Iedereen was zich aan het bevrijden.” Rob Schouten (Hilversum, 22 februari 1954) is schrijver, dichter, literatuurcriticus en columnist. Hij studeerde Nederlands en schrijft voor dagblad Trouw en weekblad Vrij Nederland. In 1986-1987 was hij writer in residence aan de Universiteit van Minnesota in de Verenigde Staten en schreef daarover Adres gewijzigd, brieven uit Amerika (1987). Van 1993 tot 1996 was hij bijzonder hoogleraar literaire kritiek aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Zijn meest recente dichtbundel verscheen in 2012 onder de titel Zware pijnstillers.
Een bericht ontvangen wanneer het boek Vrijheid in naoorlogs Nederland verschijnt? Mail: vrijheidsboek@4en5mei.nl
internationaal
VERSCHILLENDE PERSPECTIEVEN Hoe kijken Nederland en Duitsland zeventig jaar na de bevrijding naar de Tweede Wereldoorlog? Medewerkers van Duitse musea en herdenkingscentra bezochten begin mei Nederland en spraken met Nederlandse collega’s. “Woede, verdriet, vreugde, agressie: we moeten in de musea in Duitsland meer over gevoelens nadenken die met oorlog te maken hebben.” door Marja Verburg | foto Bouke Noorlander
Museum Rotterdam
A
ls het gaat om de Tweede Wereldoorlog werken Nederlandse en Duitse museummedewerkers vanuit verschillende perspectieven: die van de slachtoffers en die van de daders, aldus Karin Grimme van het Militärhistorisches Museum der Bundeswehr in Berlijn. Dit Duitse museum heeft samen met het Museum Rotterdam en het Stadsarchief Rotterdam de tentoonstelling De aanval gemaakt, over het bombardement op Rotterdam. “Het is de eerste keer dat Nederlanders en Duitsers samen zo’n tentoonstelling maken”, vertelt Grimme. De aanval is van april tot 25 oktober in Rotterdam te zien. De bedoeling is dat de tentoonstelling ook naar Berlijn komt. “We denken nu na over wat we dan eventueel moeten aanpassen. In Rotterdam worden het bombardement en de gevolgen voor de stad getoond. In Berlijn moet je het perspectief veranderen: je bent hier bij ons, bij de Luftwaffe die het bombardement heeft uitgevoerd. Hier moeten we ons bezighouden met de daders en wat ze hebben gedaan.” In het middelpunt van de tentoonstelling staat een enorm vliegtuig, precies zo’n vliegtuig als dat waarmee Rotterdam in 1940 is gebombardeerd. “Dat alleen al is heel dramatisch en emotioneel. Maar in Duitsland moeten het andere emoties zijn dan in Nederland.”
Meer context Grimme constateert zowel bij de voorbereiding van de tentoonstelling als tijdens de studiereis dat Nederlandse musea veel meer met multimedia en andere moderne middelen werken. “Dat kunnen wij in Duitsland niet.”
50
NCMagazine | najaar 2015
Waarom niet? Ze lacht. “Eh, ja…hoe zeg ik dat kort. In Duitsland heb je meer context nodig.” Als voorbeeld noemt ze het Museum Rotterdam 40-45 NU, dat op de website de indringende experience van het bombardement een belangrijk onderdeel van het museumbezoek noemt. Op de website: “Je neemt plaats aan een acht meter lange touchscreen-tafel. En voor je het weet is het 14 mei 1940. Bommen vallen, de stad brandt, mensen schreeuwen, gebouwen storten in en huizen zijn vernietigd.” Grimme: “Je zit er inderdaad middenin. Dat is heel overtuigend. Dan zie je de ruïne van de stad en gaat het over de wederopbouw. Maar je ervaart niets van het waarom van de aanval. Waarom deden de Duitsers dat? Welke ideologie zat daarachter? Je hebt meer historische en politieke context nodig, vind ik. Nu zijn de vliegtuigen een soort natuurcatastrofe, als onweer.”
Intellectueel en terughoudend Christoph Kreutzmüller van het Museum Haus der Wannsee Konferenz, waar de nazi’s in 1942 plannen voor de uitroeiing van de Joden bespraken, noemt ook direct de experiencecultuur in Nederland. “Zo’n moderne presentatie heeft zeker zin”, zegt hij. Het spreekt andere zintuigen aan en trekt je direct de geschiedenis in. “Maar dan komt de Duitse historicus in mij naar boven die vraagt:
Studieprogramma Duitse museummedewerkers waren van 2 tot en met 5 mei 2015 in Nederland. De reis maakte deel uit van een studieprogramma van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Duitse en Nederlandse collega’s bezochten verschillende Nederlandse musea en herdenkingsoorden en debatteerden met elkaar over hun ervaringen. De Nederlandse museummedewerkers reizen in november 2015 naar Duitsland.
internationaal
foto vorige pagina & links: tentoonstelling De Aanval rechts: Nederlandse soldaten bij het Maasstation, Rotterdam, 1940
J. Kroon/ Stadsarchief Rotterdam
‘De emoties die ik op 4 en 5 mei in Nederland heb gezien, die zou ik voor Duitsland wensen’
waar is de inbedding, waar zijn de feiten?” In Duitsland zijn musea over de oorlog vaak intellectueel en terughoudend van opzet, vertelt Kreutzmüller. “In het Haus der Wannsee Konferenz doen we bewust geen ensceneringen.” Maar hij neemt zijn ervaringen in Nederland wel mee in zijn werk in Berlijn. “Het is goed om je te realiseren wat Nederlandse bezoekers gewend zijn. Nederlandse scholieren denken als ze bij ons binnenkomen: wat een saai museum. Daar kan ik rekening mee houden als ik zo’n groep ontvang.”
Goed en fout Kreutzmüller heeft zich verbaasd over “de anachronistische vragen over goed en fout” die in Nederland gesteld worden met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog. “Het debat over het grijze verleden is op zichzelf goed, maar wel laat. In andere landen gaat het meer over vragen als: waarom wordt iemand dader? Wat weerhoudt iemand ervan dader te worden? Welke opties, wat voor speelruimte hebben mensen? Dat heb ik in de Nederlandse musea waar wij waren niet gezien. In Duitsland stellen we die vragen wel. En in de VS en Engeland zeker.” De Duitse museummedewerkers waren 4 mei aanwezig tijdens de Dodenherdenking op de Dam in Amsterdam en 5 mei op het Bevrijdingsfestival in Den Haag. Het heeft op Karin Grimme diepe indruk gemaakt. “Daarmee leg je ook een verbinding met de betekenis van oorlog. Want je moet de vraag beantwoorden: wat vieren we? Dat doen we in Duitsland niet.”
Beetje jaloers Uit onderzoek blijkt dat het draagvlak in Nederland voor de Nationale Herdenking op 4 mei zeer groot is (86 procent). Karin Grimme: “Dat hebben wij in Duitsland niet.” Duitsland herdenkt het einde van de Tweede Wereldoorlog op 8 mei, de dag in 1945 dat het Duitse leger capituleerde. Op Volkstrauertag in november worden de slachtoffers van oorlog en geweld wereldwijd herdacht, maar dat speelt niet zo’n rol in Duitsland als op 4 mei in Nederland, zegt Grimme.
Wat de Duitse pedagoge vooral meeneemt uit Nederland is “de emotionaliteit”. “De emoties die ik op 4 en 5 mei zag in Nederland, die zou ik voor Duitsland wensen. Daar ben ik wel een beetje jaloers op. Het verdriet, de vreugde, het was zeer overtuigend en authentiek. Je moet meer over gevoelens nadenken die met oorlog en het einde van de oorlog te maken hebben. Woede, verdriet, vreugde, agressie. Die gevoelens komen in ons museum niet voor. Daar denk ik nu over na.” Ook Kreutzmüller denkt na over wat hij in Nederland heeft gezien en hoe je de Nederlandse enscenering en de Duitse inhoud met elkaar zou kunnen verbinden. “Ik heb daar nu geen snel antwoord op. Dat is heel spannend.” In het najaar komen de Nederlandse museummedewerkers naar Duitsland en worden de discussies voortgezet. “Vraag het me daarna nog eens.” Dit artikel is eerder verschenen op duitslandinstituut.nl
Internationaal Het Nationaal Comité 4 en 5 mei stimuleert internationale samenwerking op het gebied van herdenken, vieren en herinneren. Dit jaar zijn er diverse programma’s in samenwerking met Duitsland. Een daarvan is het studieprogramma.
| 51
Van links naar rechts: Max Wolff in Brussel, 1944. Max Wolff met zijn ouders, zussen en zwager in Sonsbeek, 1940. Max Wolff in 2015.
Het verhaal van Max Wolff:
‘EEN BEETJE LAAT, WEL BIJZONDER’ Hij had er niet meer op gerekend, maar was toch vereerd met de hoge Franse onderscheiding die hij op 14 juli 2015 kreeg: Chevalier dans l’ordre national de la Légion d’Honneur. Max Wolff (1926) was met het Britse leger actief betrokken bij de bevrijding van Frankrijk, België en Nederland. door Jolanda Keesom | foto’s privécollectie
ENGELANDVAARDERS Onlangs heeft ZM koning Willem Alexander het Museum Engelandvaarders in Noordwijk geopend. Het museum verhaalt over de geschiedenis van alle mannen en vrouwen die in de Tweede Wereldoorlog naar Engeland zijn gevlucht en hebben deelgenomen aan de bevrijding van bezet Europa. Voor meer info: www.museumengelandvaarders.nl
52
NCMagazine | najaar 2015
herinneren
M
ax Wolff groeide op in Arnhem in het gezin van een Joodse groothandelaar in vee en vlees. In 1941 doken zijn twee oudere zussen en zijn zwager in België onder met als doel naar Zwitserland te ontkomen. “Toen het in 1942 ook voor mij en mijn ouders te gevaarlijk werd, vertrokken ook wij met hulp van het verzet naar België, eveneens met Zwitserland als eindbestemming. Nadat mijn zussen en zwager in oktober 1942 door de Zwitserse grenspolitie waren gearresteerd en overgedragen aan de Duitsers, kwamen zij via de gevangenis in Besançon uiteindelijk in het concentratiekamp Drancy bij Parijs terecht. In november werden ze op transport gesteld naar Auschwitz en bij aankomst vermoord. Toen wij vernamen dat hun vlucht mislukt was, keerden we terug naar België, waar we drie jaar lang van onderduikadres naar onderduikadres gingen. In die tijd citeerde mijn vader vaak onze uit 1760 daterende familiespreuk: Al wat van mij is, draag ik bij me.”
Tolk Na de invasie van de Normandische kust van 6 juni 1944 besloot Max, achttien jaar oud, zich bij de geallieerden aan te sluiten. “Wekenlang heb ik door Frankrijk gezworven totdat ik in juli in bevrijd gebied kwam. Daar meldde ik mij als vrijwilliger bij het Engelse leger. Na screening werd ik overgebracht naar het Allied Training Center Wrottesley Park bij Wolverhampton. De Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene was inmiddels vertrokken naar de Engelse kust. Omdat ik vier talen sprak, werd ik eerst als tolk ingedeeld bij de Expeditionaire Macht. Met een onderdeel van de Royal Engineers landde ik in augustus 1944 in Normandië.” Na de doortocht door Frankrijk en de bevrijding van Brussel, ontmoette Max zijn ouders weer. Begin november hielp hij aan het front aan de Maas in Heusden mee met het bergen van slacht-
offers in het net opgeblazen stadhuis. In Heusden werd hij gedetacheerd bij de Royal Artillery die begin december 1944 in de Ardennen ondersteuning bood aan de Amerikanen tijdens hun omsingeling in Bastogne. In februari 1945 volgde detachering bij Canadese onderdelen die ingezet werden bij de operatie Veritable in het Reichswald. Vervolgens bracht hij in april 1945 met een transportcompagnie medisch materiaal naar het pas bevrijde concentratiekamp Bergen-Belsen. Daarna vroeg Max overplaatsing naar Arnhem aan. Zijn ouderlijk huis, dat in mei 1942 in beslag genomen was als hoofdkwartier van de Germaanse SS in OostNederland, bleek op Dolle Dinsdag te zijn verwoest. Max werd gedetacheerd bij de Engelse identificatie- en bergingsdienst in Oosterbeek en drie maanden lang ingezet bij het herbegraven van de ruim tweeduizend gesneuvelde Britse soldaten op de nieuw aan te leggen Airborne Begraafplaats in Oosterbeek.
Genoeg oorlog gehad Bij zijn afscheid van het Britse leger in 1946 werd hij onderscheiden voor zijn deelname aan de gevechten in Frankrijk, België en Duitsland. Tot zijn schrik verwachtte het Nederlandse leger toen dat hij ook nog zijn dienstplicht zou vervullen in Nederlands-Indië. “Na acht jaar onderduik, oorlog zonder opleiding of normaal jeugdleven, had ik genoeg oorlog gehad. Dankzij de bemoeienis van de Arnhemse burgemeester Chris Matser kreeg ik vrijstelling van uitzending, maar ik moest nog wel twee jaar in dienst blijven.” Toen hij eind 1948 eindelijk uit dienst werd ontslagen, kreeg hij het Oorlogsherinneringskruis met twee gespen. Daarna duurde het vele jaren voordat hij via het Veteranen Instituut in contact kwam met de Prinses Irene Brigade. Uit respect voor zijn oorlogsverleden werd hij voorgedragen voor de hoge Franse onderscheiding. “Een beetje laat na zeventig jaar, maar wel bijzonder”, vindt hij.
| 53
Een van de grootste problemen in Europa is de stroom van vluchtelingen. Moet de EU een veilige en legale toegang verstrekken tot het Europese asielsysteem? De geschiedenis leert hoe complex het vluchtelingenprobleem is, aldus hoogleraar Rodrigues. door Peter Rodrigues
Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Het Leven/Fotograaf onbekend
VLUCHTELINGEN LATEN ZICH NIET TEGENHOUDEN
Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Het Leven/Fotograaf onbekend
Op zoek naar de vrijheid
600 Joodse vluchtelingen arriveren per trein in Nijmegen, 1938. Velen dragen een registratienummer. Duits-Joodse vluchtelingen (‘Ongewenchste Vreemdelingen’) worden onder begeleiding van de Nederlandse marechaussee per trein teruggestuurd naar Duitsland vanaf station Zevenaar 1933. Groep gevluchte Joodse kinderen uit Duitsland komt aan in Harwich, Engeland, 15 december 1938.
54
NCMagazine | najaar 2015
Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad
Van boven naar beneden:
herinneren
en daarmee zijn aanzienlijke kosten gemoeid. Dat geldt overigens ook voor opvang in Nederland. In 2014 nam Nederland 21.810 vluchtelingen op. Dat is veel, maar in 1994 ging het om drie keer zoveel personen. Belangrijker is om ons te realiseren dat achter de getallen mensen schuilgaan.
Duits-Joodse vluchtelingen
E
en van de grootste hedendaagse problemen van de Europese Unie is niet Griekenland, maar dat vluchtelingen uit vooral Syrië en Eritrea een veilig heenkomen in Europa zoeken en omkomen bij hun oversteek van de Middellandse Zee. Duizenden mensen lieten al het leven. In december 2014 nam het Europees Parlement een resolutie aan dat de EU daartegen meer moet doen. Pas toen in het voorjaar van 2015 bleek dat de Italiaanse kustwacht niet meer in staat was de enorme hoeveelheid vluchtelingen in veiligheid te brengen en zich een humanitaire ramp voltrok, sprongen de andere Europese lidstaten bij. De Europese Commissie stelde voor 40.000 extra vluchtelingen op te vangen en naar draagkracht over de lidstaten te verdelen. Daar dachten de lidstaten anders over en ze wezen het voorstel in eerste instantie af. Moet de EU een veilige en legale toegang verstrekken tot het Europese asielsysteem? Of dienen de vluchtelingen juist in de regio opgevangen te worden? Het vluchtelingenprobleem wordt door eenieder onderkend, maar bij het zoeken naar oplossingen blijken de meningen sterk verdeeld. De draagkracht van de samenleving is in de politieke discussie een belangrijk ijkpunt. In Hongarije bouwt de regering een hek om asielzoekers uit Servië tegen te houden.
Vluchtelingenverdrag In 2014 vroegen 562.265 asielzoekers bescherming in een lidstaat van de EU. Van hen komt 21% uit Syrië. Ruim 4 miljoen Syriërs zijn hun land ontvlucht en nog eens 7,6 miljoen zijn ontheemd. Ontheemden zijn mensen die gevlucht zijn, maar in eigen land zijn gebleven. De meeste Syrische vluchtelingen – ongeveer 90% – worden opgevangen in Turkije, Libanon of Jordanië. Hoeveel vluchtelingen kunnen nog in de regio worden opgevangen? In Libanon is een op de vijf mensen een vluchteling. Het moge duidelijk zijn dat vluchtelingen uit Syrië bescherming behoeven. Zij verkrijgen in Nederland dan ook een verblijfsstatus indien er geen onrechtmatigheden worden geconstateerd. De opvang van vluchtelingen is niet vrijblijvend. Het Vluchtelingenverdrag van 1951 bepaalt dat degene die vervolging heeft te vrezen vanwege ras, nationaliteit, geloof, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep bescherming toekomt. In de asielregelgeving van de EU is het Vluchtelingenverdrag als uitgangspunt genomen. Daarnaast dienen de opvang en de beoordeling of iemand vluchteling is aan bepaalde kwaliteitsnormen te voldoen. In Griekenland lukt het al jaren niet meer om aan die kwaliteitseisen te voldoen door het hoge aantal asielzoekers en de crisis. Indien de EU de opvang meer in de regio wil laten plaatsvinden, dan moeten die opvang en de asielprocedure in elk geval aan de EU-asielregels voldoen. Dat vraagt de nodige inspanning
Tussen 1933 en 1938 kwamen ongeveer 25.000 Duits-Joodse vluchtelingen naar Nederland. De meesten gebruikten Nederland als tussenstop en reisden door naar een andere eindbestemming. De Nederlandse regering wilde bewust een onaantrekkelijk vluchtalternatief zijn en had niet alleen de arbeid in loondienst beschermd tegen de vluchtelingen, maar ook het vrije beroep. Vanaf april 1937 werd de zelfstandige vestiging van vreemdelingen praktisch onmogelijk. Tegenwoordig zouden we spreken van bescherming van de eigen arbeidsmarkt. In januari 1938 vond overleg plaats tussen de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken. Tijdens dit overleg stond de wens centraal om de “stroom vluchtelingen verder in te dammen”. Vervolgens werd bij justitiele circulaire van 7 mei 1938 bepaald dat in principe geen enkele vluchteling meer zou worden toegelaten. Elke vluchteling werd als ongewenst vreemdeling beschouwd. Alleen bewijs van werkelijk levensgevaar kon een vluchteling nog redden. Het is deze geschiedenis die ons leert hoe complex het vluchtelingenprobleem is. Vluchtelingen laten zich immers niet tegenhouden door strengere regels; zij verkeren in levensgevaar.
Opvang in de regio Het is goed om de opvang in de regio verder te ondersteunen. De meeste vluchtelingen willen en kunnen ook niet verder. Het is de vraag of in de regio nog meer kan worden gedaan dan nu al gebeurt. Nog beter zou het zijn indien brandhaarden zoals in Syrië kunnen worden voorkomen. Helaas lijkt dat een illusie. Het vluchtelingenvraagstuk is alleen op te lossen met wederzijds vertrouwen. Dat geldt tussen EU-lidstaten onderling, waarbij er meer bereidheid zou moeten bestaan om elkaar te helpen bij de opvang van mensen die bescherming vragen. Het geldt ook tussen de lidstaten en de asielzoekers. Een zorgvuldige procedure moet uitwijzen of iemand recht heeft op bescherming en dient misbruik van migratieregels te voorkomen. Dat de komst van vluchtelingen in pieken en dalen gaat, is van alle tijden. Het aanscherpen van de toelatingseisen en het hoger bouwen van de hekken heeft alleen maar meer slachtoffers tot gevolg. Peter Rodrigues is hoogleraar Immigratierecht aan de Universiteit Leiden.
| 55
De interactieve leeropstellingen van Stichting Vredeseducatie
Stichting Vredeseducatie Vredeseducatie bestaat sinds 1992. Oprichters Jan Durk Tuinier en Geu Visser vormen de directie. Het team houdt kantoor op het terrein van Fort De Bilt. In het buitenland is veel belangstelling voor de ontwikkelde methodieken. Ze worden gebruikt in onder andere Rusland, Israël en in landen van de Europese Unie. Vredeseducatie maakt jaarlijks ook een tijdelijke reizende opstelling, altijd in samenwerking met andere organisaties. Gemeenten, scholen, buurthuizen kunnen een reizende interactieve tentoonstelling voor een paar weken huren. In 2012-2013 besteedde Vredeseducatie aandacht aan driehonderd jaar Vrede van Utrecht. In 2014-2015 werkte men samen met het Indisch Herinneringscentrum en rijdt de Wereld Express door Nederland: een grote vrachtwagen met een interactieve tentoonstelling over de NederlandsIndische geschiedenis, met vragen over de koloniale tijd, etniciteit, diversiteit en anders-zijn. In 2015 maakte de stichting ook de installatie De Democratiefabriek. Voor het vernieuwde Rotterdamse Museum 40-45 NU maakte ze De Bouwplaats. Ook verscheen het Vrijheid Doeboek ter gelegenheid van 70 jaar Bevrijding. In 2016 gaat Vredeseducatie samenwerken met het Limburgs Museum in Venlo. Stichting Vredeseducatie ontvangt financiële steun van het vfonds, het Gieskes-Strijbis Fonds, de Adessium Foundation, het Nationaal Comité 4 en 5 mei en de Gemeente Utrecht.
WAAR HEB JIJ SPIJT VAN? Wat betekenen vrijheid, vrede en anders-zijn; wat is diversiteit en wat is het verschil tussen feiten en vooroordelen? Deze abstracte begrippen worden verrassend concreet uitgewerkt in het werk van de Stichting Vredeseducatie in Utrecht. Leerlingen van de basisschool en het voortgezet onderwijs krijgen dilemma’s voorgelegd in interactieve tentoonstellingen: Wat doe jij tegen pesten? Waar heb jij spijt van? door Daphne Meijer | Foto’s Stichting Vredeseducatie, Utrecht
56
NCMagazine | najaar 2015
herinneren
links: Binnen in het Fort van de Democratie onder: deelnemers tijdens Project radicalisering
‘W
aar zullen we afspreken? Bij Fort De Bilt of het Fort van de Democratie?” vraagt Jan Durk Tuinier van Vredeseducatie. Met andere woorden: stap je in de schoenen van een basisscholier, of in die van iemand van zestien tot twintig jaar oud? Vredeseducatie kan gebruikmaken van twee geweldige locaties aan de rand van Utrecht. Jaarlijks kunnen op elke locatie zo’n zesduizend scholieren terecht uit de (zeer wijde) omgeving van Utrecht. Ten oosten van Utrecht ligt Fort De Bilt als onderdeel van de vestingwerken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Op de open plek rond het fort zijn in de Tweede Wereldoorlog meer dan 140 verzetsmensen gefusilleerd. Binnenin het negentiende-eeuwse bouwwerk heeft Vredeseducatie een vaste opstelling gemaakt voor leerlingen van de basisschool. Ook buiten is er van alles te zien: behalve het monument op de fusilladeplaats vallen grote houten schotten op, restanten van een voormalige militaire schietbaan. Ten zuidoosten van Utrecht ligt Fort Lunet I ofwel het Fort van de Democratie, ooit onderdeel van de verdediging van Utrecht. Hier is onder het negentiende-eeuwse bouwwerk in de jaren vijftig een atoomschuilbunker aangelegd. Die kan Vredeseducatie gebruiken voor grotere installaties voor oudere leerlingen.
Punten scoren Stichting Vredeseducatie maakt geen tentoonstellingen, want het woord tentoonstellingen klinkt als kijken naar objecten in vitrines. Dat is nadrukkelijk niet de bedoeling. De bezoekers moeten in de beide forten zelf aan het werk, door interactieve objecten te lezen, vragen te beantwoorden, punten te scoren, plaatjes om te klappen,
aan hendels te trekken, op fietsen te klimmen en in spiegels te kijken. Iedereen krijgt een routekaart mee om de antwoorden te noteren. Jan Durk Tuinier: “Vrede kun je leren. Het komt niet uit de lucht vallen, je kunt er zelf voor kiezen. Je kunt je waarden trainen.” In Fort De Bilt komt het verschil tussen feiten en meningen aan de orde. Op allerlei subtiele manieren daagt de opstelling de basisschoolleerlingen uit om samen te werken. Hoe lees je een tekst die in spiegelschrift is geschreven? Met behulp van een handspiegel, misschien? Een andere wens van de makers is vooroordelen ontmaskeren zonder belerend te zijn, want vooroordelen heeft iedereen. Door het zondebokmechanisme te laten zien wordt een verband gelegd tussen verleden en heden, tussen oorlog en vrede. In Fort De Bilt kunnen de kinderen een Top 5 met tips voor verzet tegen pesten samenstellen. Zet vijf methoden in een volgorde die voor jou het beste zou werken: je ouders vertellen, de gepeste klasgenoot laten weten dat je weet dat het gebeurt, de pesters zelf erop aanspreken et cetera.
Democratische processen Bezoekers aan het Fort van de Democratie zijn ouder. De leerstof is pittiger, er worden meer vragen gesteld. Met als doel: aandacht voor democratische processen, uitsluiting, discriminatie, aspecten van de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Ook de geschiedenis van de bunker komt aan de orde. Bezoekers krijgen eerst een introductiefilm te zien en daarna lopen ze door een lange gang naar de atoomschuilbunker. Binnen zijn Roos (19), Danique (20) en Sharon (20) al bezig met de
| 57
herinneren
vragen. Ze hebben ook al op de fietsen gezeten en naar de filmpjes over ‘zondebokken’ gekeken. Ze weten goed raad met de interactieve installaties en draaien, klappen en schuiven geroutineerd. De drie vriendinnen kennen elkaar van hun bijbaan bij de Jumbo in Odijk. Sommige vragen zijn doordenkers. “Bij sport moeten mannen en vrouwen gelijk behandeld worden, ja of nee”, leest Danique voor. Twee van de drie zijn het met de stelling eens. Eentje niet. Er bestaat immers een krachtsverschil. Ze bekijken de opstelling over Utrecht in de oorlog: verzetsmensen, Joodse onderduikers, omstanders, een kind van NSB’ers. Zoals bij de meeste vragen is er telkens zicht op nóg een ander perspectief. Na afloop van het parcours vertellen de drie dat Roos het programma in het Fort van de Democratie moet volgen voor haar mbo-opleiding verpleegkunde. De anderen zijn uit solidariteit meegekomen - en voor de gezelligheid, want er is genoeg om over te giebelen. Desondanks is de ervaring positief; het was verrassender en boeiender dan ze hadden verwacht. “Je komt erachter hoe je over dingen denkt waar je normaal nooit naar gevraagd wordt”, concludeert Sharon. “Over vrijheid en democratie.”
Sharon, Danique en Roos met certificaten
Extreme standpunten Gevraagd naar de toekomst van Vredeseducatie vertelt Jan Durk Tuinier dat de opstelling acht jaar oud is en in het najaar wordt vervangen. Een gunstige ontwikkeling vindt hij dat de weekendscholen de forten steeds beter weten te vinden. Op de weekendscholen krijgen leerlingen uit achterstandswijken extra lessen. Er is niet alleen goed nieuws. In de afgelopen jaren heeft hij gezien dat het moeilijker is geworden om sommige leerlingen bij het onderwerp te betrekken. Sommige islamitische leerlingen storen zich aan het paneel waar moslims, hindoes, Joden en christenen kunnen kiezen of ze zich willen laten beledigen. Er ontstaat vaker discussie, leerlingen nemen meer dan vroeger extreme standpunten in. Vredeseducatie heeft hierop gereageerd en geanticipeerd; men heeft inmiddels een korte cursus ontwikkeld voor docenten over (allerlei vormen van) radicalisering.
58
NCMagazine | najaar 2015
Onderwijs in democratie heeft zin Heeft het enig effect, zo’n bezoek aan het Fort van de Democratie? Jazeker. Stichting Vredeseducatie heeft een onderzoek laten doen naar de opvattingen van bezoekers door de vakgroep Sociale Psychologie van de Universiteit van Amsterdam. Bezoekers vulden voor en na hun bezoek vragenlijsten in. Kort gezegd bleek dat er een positief verband bestaat tussen leren over democratie, democratie waarderen en minder discrimineren. Het verschil tussen voor en na was bij jongens significant groter dan bij meisjes. Meisjes hadden bij aanvang vaker al meer waardering voor democratie. Meer lezen? Het onderzoek is te bestellen bij de Stichting Vredeseducatie: vrede@xs4all.nl
herdenken
VRIJHEID VERBINDT Op 1 juli wordt elk jaar bij het Nationaal Monument Slavernijverleden in Amsterdam een herdenking gehouden. In 1863 heeft Nederland de slavernij afgeschaft. De Nationale Herdenking op 4 mei en de Slavernijherdenking kennen een eigen context en geschiedenis. Wat kunnen ze van elkaar leren? door Anita van Stel | foto’s Peter Boer
| 59
O
p een warme woensdagmiddag komen honderden belangstellenden en betrokkenen bijeen in het Oosterpark in Amsterdam. Het is een kleurrijke herdenking met rituelen zoals een plengoffer en het aanroepen van de geesten van voorouders en ook voordrachten, muziek en kranslegging. Onder anderen vicepremier Lodewijk Asscher, de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan en zanger Typhoon spreken tot de aanwezigen. Het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee) is verantwoordelijk voor de organisatie van de Nationale Herdenking Afschaffing van de slavernij.
Grootouders vertellen de verhalen Kennis van en inzicht in elkaars verleden en wederzijdse erkenning van een gedeelde geschiedenis zijn noodzakelijk om succesvol te kunnen samenleven, stelt het NiNsee. Slavenhandel en slavernij maken deel uit van deze historie. In Nederland wonen momenteel ruim 345.000 mensen met een Surinaamse en 130.000 mensen met een Antilliaanse of Arubaanse achtergrond. Door gemengde huwelijken is de groep Nederlanders die een directe verbondenheid heeft met het slavernijverleden nog veel groter. Grootouders en betovergrootouders van nazaten van slaven hebben de afschaffing in 1863 nog meegemaakt. Binnen families geeft men de verhalen door. Het slavernijverleden is niet alleen een thema voor deze groepen, het is een gedeeld verleden dat van belang is voor de samenleving in den brede. Ne-
60 NCMagazine | najaar 2015
derlanders zijn actief geweest als slavenhandelaar en -houder, maar ook als voorvechters van de afschaffing van deze mensonterende praktijken.
Doorwerking en discussie Mercedes Zandwijken is directeur en initiatiefnemer van de Stichting Keti Koti Tafels. Zij strijdt vol vuur – “in eigen kring vinden ze me soms te fel” – voor het agenderen van het slavernijverleden en de lange doorwerking daarvan. Lodewijk Asscher beaamde het belang daarvan in zijn speech tijdens de herdenking: “Kinderen worden ook nu nog op kleur en afkomst beoordeeld. Racisme is niet verdwenen.” “Maar waar blijft de actie?” reageert Zandwijken. Ze vindt dat de Nederlandse overheid bijvoorbeeld tekortschiet bij het helpen verwerken van de slavernijtrauma’s die van generatie op generatie zijn doorgegeven. Een reden voor Zandwijken om zelf het gesprek hierover op gang te brengen met Keti Koti Dialoogtafels. Keti koti betekent: verbreek de ketenen. Zandwijken legt uit: “Het is een nieuwe traditie, geënt op de Joodse seidertafel tijdens Pesach, waar Joden aan een speciaal gedekte tafel het verhaal voorlezen van de bevrijding uit de slavernij in Egypte. Voor mij is de dialoogtafel een kleine oase waar het moeilijke gesprek wél wordt gevoerd.” Dit jaar vond voor de tweede keer onder leiding van Zandwijken een 24-uurs Keti Koti Dialoogestafette plaats, naast het monument in het Oosterpark. Een witte
herdenken
en zwarte Nederlander gingen drie kwartier met elkaar in gesprek over kwesties die in brede zin met zwart en niet-zwart zijn te maken hadden. Voorafgaand smeerden zij elkaars polsen in met kokosolie, een ritueel om de oude pijn van de ketenen te verzachten. Het zwart/witte duo, psychotherapeut Lilien Macnack en Jan van Kooten, directeur van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, wisselde de overeenkomsten en verschillen tussen 1 juli en 4 en 5 mei uit. Van Kooten: “Elke herdenking heeft een eigen context en geschiedenis. Maar ondanks deze verschillen zijn er ook raakvlakken en kunnen we van elkaar leren.”
Toenadering Waar kunnen het Nationaal Comité 4 en 5 mei, het NiNsee en de Stichting Keti Koti Tafels elkaar vinden? Zandwijken is expliciet: “Het Nationaal Comité heeft veel expertise opgebouwd over hoe je met herdenken, vieren en educatie grote groepen, meest witte, Nederlanders kunt bereiken. Het jaarlijkse Nationaal Vrijheidsonderzoek, een draagvlakonderzoek, geeft inzicht in hoe de samenleving tegen herdenken en vieren aankijkt. Onze achterban is jonger en multicultureel, en het Nationaal Comité wil deze jongeren meer betrekken bij 4 en 5 mei. We moeten de ‘ieder voor zich’-opstelling ombuigen in een constructieve samenwerking.” Jan van Kooten geeft aan dat het comité zijn expertise op het gebied van herdenken en vieren graag ter beschikking stelt en samenwerking waar mogelijk een warm hart toedraagt. “Zeker als het gaat om thema’s als vrijheid en respect zie ik volop kansen.”
Foto’s: Slavernijherdenking in het Oosterpark Amsterdam, 1 juli 2015 Boven: Slavernijmonument in Amsterdam
Nationaal Vrijheidsonderzoek Ieder jaar laat het Nationaal Comité 4 en 5 mei het draagvlak voor 4 en 5 mei onderzoeken met het Nationaal Vrijheidsonderzoek. Historische gebeurtenissen hebben invloed op hoe mensen over vrijheid en onvrijheid denken. Uit het Nationaal Vrijheidsonderzoek van 2013 kwam naar voren dat de val van de Berlijnse muur in 1989 en de afschaffing van de slavernij in 1863 voor de helft van de Nederlanders sterk bepalend is geweest voor de manier waarop zij over vrijheid denken. Jongeren tussen de dertien en zeventien jaar noemen slavernij als eerste op de vraag waaraan ze denken bij het begrip onvrijheid. Informatie over dit onderzoek: www.4en5mei.nl/onderzoek/meerjarig_onderzoek/nationaal_vrijheidsonderzoek/nationaal_vrijheidsonderzoek_2013_draagvlak. Meer informatie over de Stichting Keti Kotitafels: www.ketikotitafel.nl.
| 61
Op 15 augustus 2015 was het zeventig jaar geleden dat Japan capituleerde en de Tweede Wereldoorlog eindigde. Ruim drieduizend mensen, onder wie mensen uit de eerste generatie, kwamen samen bij het Indisch Monument in Den Haag om de herdenkingsplechtigheid bij te wonen. Ook aanwezig waren koning Willem-Alexander, die de eerste krans legde, en ministerpresident Rutte. Acteurs Eric en Beau Schneider, vader en zoon, lazen een ontroerende briefwisseling voor over het oorlogsverleden van Schneider sr. in Nederlands-Indië. Sanne Menken, scholiere op het Vrijzinnig-Christelijk Lyceum in Den Haag, hield een indrukwekkende voordracht. Alle aanwezigen droegen het passende symbool van de Indië-herdenking: de melati. Deze Indische jasmijn staat voor respect, betrokkenheid en medeleven op 15 augustus. De melati is een initiatief van Stichting Herdenking 15 Augustus 1945 en het Indisch Herinneringscentrum. Online werd dit jaar eveneens stilgestaan bij de herdenking met de digitale campagne #ikherdenk. Op deze manier worden jongeren aangemoedigd om stil te staan bij de herdenking op 15 augustus en om hun verhaal te delen. Op www.indieherdenking. nl vindt u een verslag van de herdenking, evenals foto’s en de teksten van de voordrachten.
Ilvy Njiokiktjien
Herdenking 15 augustus
Eric en Beau Schneider tijdens de Indiëherdenking, 15 augustus 2015
Schietpartij op de Dam Amsterdam, 7 mei 1945
Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Wiel van der Randen
DAMSLACHTOFFERS 7 MEI 1945 De schietpartij op de Dam op 7 mei 1945 was decennialang een open wond in de bewogen geschiedenis van Amsterdam. Deze schietpartij kostte minstens 31 levens en daarnaast nog vele gewonden. Op initiatief van enkele nabestaanden, die zich afvroegen waarom er zo weinig bekend was over de slachtoffers, is Stichting Memorial 2015 voor Damslachtoffers 7 mei 1945 opgericht. De stichting stelt zich ten doel de namen van de slachtoffers te achterhalen, hen een gezicht te geven en te eren met een memorial in een eigentijdse vorm. Ook verricht de stichting onderzoek naar de context van de schietpartij. Het bloedbad staat symbool voor de chaotische overgangsperiode van de oorlog naar de vrede. Samen met curator en adviseur Ronald van Tienhoven heeft de stichting ontwerpstudio Moniker opdracht gegeven om een memorial te ontwikkelen gebaseerd op eerdere participatieve projecten van deze ontwerpstudio. Op de website plaatseensteen.nl kunnen bezoekers deelnemen aan het ‘schrijven’ van de 31 doden, wat moet resulteren in een collectief gedragen gedenkteken dat op 7 mei 2016 op de Dam zal worden onthuld. De stichting is nog steeds op zoek naar nabestaanden en ooggetuigen. Op de website www.de-dam-zevenmei1945.nl kunnen zij contact opnemen.
Bommen op Rotterdam: Twee perspectieven, één verhaal Hoe kunnen Nederlandse en Duitse oorlogsmusea een stap verder gaan en echt gaan samenwerken? Deze vraag stond centraal tijdens de conferentie Bommen op Rotterdam -Twee perspectieven, één verhaal. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei en Museum Rotterdam organiseerde in samenwerking met het Stadsarchief Rotterdam op 13 oktober de conferentie, die plaatsvond binnen het project Voor Vrijheid/Für Freiheit. Een Duits-Nederlandse samenwerking wordt spannend en interes-
62 NCMagazine | najaar 2015
sant wanneer we echt gezamenlijk tentoonstellingen en educatieve programma’s ontwikkelen. Het kan lastig zijn; het haalt ons uit onze comfortzone. Maar we krijgen er ook wat voor terug: de mogelijkheid om vanuit verschillende perspectieven te leren denken, werken en kijken. Dit zijn vaardigheden die onze sector toekomstbestendig maken. Tijdens de conferentie spraken Duitse en Nederlandse deskundigen over succesvolle praktijkvoorbeelden. Zij gaven een historische terugblik en filosofeerden over een samenwerking in de toekomst.
inspiratie Stand van zaken onder redactie van Robin de Munnik, met medewerking van Tamara Hartman
Koning Willem-Alexander in gesprek met acht leerlingen op evenement Voor Vrijheid/Für Freiheit
Jasper Juinen
Koning Willem-Alexander in gesprek met Nederlandse en Duitse studenten tijdens het evenement Voor Vrijheid/Für Freiheit
Het Nationaal Comité 4 en 5 mei organiseert in 2015 een reeks samenwerkingsprojecten in het kader van 70 jaar Bevrijding. Hoogtepunt was het festival Voor Vrijheid/Für Freiheit op 26 en 27 augustus in Münster. Aan de vooravond van het festival gaf Tessa de Loo een drukbezochte lezing over haar boek De Tweeling. Gerdi Verbeet, voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, opende het dagprogramma in Theater Münster. Het programma bestond onder andere uit een optreden van de Konrad Koselleck Big Band met Ellen Ten Damme en Vincent Bijlo. Petra Stienen hield keukentafelgesprekken met Gerdi Verbeet, met ooggetuigen van de bevrijding, de heer Jan Bachman en mevrouw Dölle-Oelmüller, met professor Friso Wielenga en schrijfster Tessa de Loo. Ook werden er workshops gegeven aan Nederlandse en Duitse (pabo)studenten. In de middag waren er korte films te zien van festival About Freedom en ging koning Willem-Alexander in gesprek met Nederlandse en Duitse studenten over (on)vrijheid. Voor meer informatie zie voorvrijheid.wordpress.com/author/duitslandinstituut.
HERDENKINGSMONUMENT 1940-1945 KOUDEKERKE WINT AANMOEDIGINGSPRIJS Commissaris van de Koning Han Polman van Zeeland (r.) reikt de prijs uit aan leden van de Dorpsraad, onder wie Dorine Noorlander (l.)
Mieke Wijnen Fotografie
Jaarlijks wordt de Aanmoedigingsprijs Oorlogsmonumenten uitgereikt in de provincie waar de 5 mei-lezing plaatsvindt. Dit jaar was dat in Zeeland. Het Herdenkingsmonument 1940-1945 in Koudekerke won de prijs, bestaande uit een stimuleringsbijdrage van duizend euro en een QR-code voor bij het monument (een QR-code is een streepjescode die met een smartphone kan worden ingescand en naar de website leidt). “De bewoners van Koudekerke kwamen zelf in actie om dit monument te redden. De verhalen erbij zullen ook de jonge generaties bereiken”, sprak de jury tijdens de uitreiking in het Bevrijdingsmuseum Zeeland. “Het monument uit 1947 herinnert aan de twintig inwoners van Koudekerke die tijdens de Tweede Wereldoorlog omkwamen. Het stond op de begraafplaats en was verwaarloosd. Het hele dorp steunde de restauratie en vanaf 2012 vinden er ook weer herdenkingen plaats”, vertelt Dorine Noorlander, voorzitter van de Dorpsraad. Van de 185 oorlogsmonumenten in Zeeland waren er vijf genomineerd: Park Toorenvliedt Middelburg, Domburgse Oorlogsmonumenten, Frans militair ereveld Kapelle, het Oorlogsmonument Hoedenskerke en het winnende Herdenkingsmonument in Koudekerke. De Aanmoedigingsprijs Oorlogsmonumenten is in het leven geroepen om behoud, beheer en beleving van oorlogsmonumenten te stimuleren.
63
PROJECTSUBSIDIE IHRA Overweegt u in 2016 een internationaal project te starten op het terrein van de Holocaust? De International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) kan u ondersteunen met een projectsubsidie.
De focus van het project moet liggen op:
Komt u in aanmerking? Om in aanmerking te komen voor subsidie moet uw project een internationale dimensie hebben, moeten meerdere organisaties uit verschillende landen betrokken zijn en u moet zich richten op specifieke doelgroepen. De minimum aanvraag is 15.000 euro. Maximaal 50% van de projectkosten wordt vergoed.
Praktisch Een samenvatting van uw project en de financiële onderbouwing moeten voor 15 januari 2016 ontvangen zijn door het IHRA Permanent Office in Berlijn. De gehele aanvraag dient uiterlijk op 31 januari 2016 om 23:59 uur ingediend te zijn.
Heeft u belangstelling? Neem dan contact op met het IHRA Permanent Office. www.holocaustremembrance.com/grant-programme
Foto: Janita Sassen
Strategieontwikkeling voor Holocaust Memorial Day zodat de inhoud, betekenis en educatieve waarde van deze dag in Nederland wordt versterkt; Bewustzijn van en onderzoek naar de oorzaken van de Holocaust. Doel van dergelijke projecten: het voorkomen van genocide, etnische zuivering, racisme, antisemitisme en xenofobie.