NCMagazine
Over herdenken, vieren en herinneren
Nationaal Comité 4 en 5 mei, najaar 2013
Gerrit Jan Wolffensperger en Judith Belinfante over het grote zwijgen na de Tweede Wereldoorlog Indische gastdocenten:
‘Ik had geen tijd om bij het verleden stil te staan’
Minister Jet Bussemaker van Onderwijs over de Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen:
‘Een goed voorbeeld van hoe musea kunnen samenwerken’
Internationaal: op studiereis naar Noorwegen NC-bestuurslid Jacques Wallage:
‘We herdenken nationaal, maar herdenken we ook samen?’ Botsing tussen het recht op veiligheid en het recht op privacy:
‘Wie niets te verbergen heeft, hoeft niets te vrezen’
Hoofdredactioneel
Colofon Jaargang 2, nr 4, najaar 2013 Redactie: Nationaal Comité 4 en 5 mei Art direction & vormgeving: Remco Tonino Redactieadres: Nieuwe Prinsengracht 89, 1018VR, Amsterdam Tel: 020 71 83 500 Fax: 020 71 83 501 Mail: simon.jacobus@4en5mei.nl
SAMENWERKING De missie van het Nationaal Comité is richting geven aan herdenken en vieren, in verbondenheid en als inspiratie. Belangrijk daarbij is dat de verschillende organisaties en betrokkenen in het veld samenwerken. Het Nationaal Comité werkt op dit moment in tal van projecten samen met andere organisaties. Zoals ook weer blijkt uit dit nummer van NC Magazine: met aandacht voor de campagne De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen waarbij 25 oorlogs- en verzetsmusea en herrineringscentra samenwerken om de tentoonstelling op 4 februari 2014 in de Kunsthal in Rotterdam mogelijk te maken; een artikel over de werkgroepen die het comité heeft ingesteld om gezamenlijk het beleidsplan te formuleren voor de beleidsperiode 2016-2020; een interview met voorzitter Robbert Croll van het vfonds over de banden met het Nationaal Comité en een verhaal met Roos, de winnares van de Dichter bij 4mei 2013 waardoor zij op 4 mei op de Dam stond en haar gedicht voordroeg. Door samenwerking ontstaan geweldige projecten en kan de traditie van herdenken en vieren in ere worden gehouden.
Aan dit nummer werkten mee: 4 mei Comité Zaltbommel, Yvonne Ahrend, Eric Alink, ANP/ Johannes Eisele, Alex Bakker, Neeltje van Balkom, Onno de Bever, Onno de Boer, Peter Boer, Brittney Bolin (IHRA), Josje Botman, B. van Bohemen (Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies – NIOD), Laila Cohen, Nikola Drakulic, Museon, Coco Duivenvoorde, Christan van Emden, Joyce van Galen Last, Shoshanna de Goede, Rense Havinga,, Rudy Hellewegen, Chris van Houts, Carla Huisman, Ruud Hobo Webdesign, Beekbergen (www.4en5meibeekbergen.nl), Simon Jacobus, Karen de Jager, Bettie Jongejan, Joods Historisch Museum, Hester Ketel, Lizzy Kalisvaart, Eva Kloosterman, Jolanda Keesom, Gabrielle de Kroon, Brigitte de Kok, Andrea Komáromy (Ministery of Foreign Affairs of Hungary), Jan van Kooten, Renske Krimp, Eli ten Lohuis, Nienke Majoor, Sándor Makofka, Willem Mes, Museon, Nationaal Archief, Nationaal Archief/ Spaarnestad Photo, Nationaal Archief/ Spaarnestad Photo/ Fotobureau C. Kramer, Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Ilvy Njiokiktjien, Leonard Ornstein, Larissa Pans, Peter Rodrigues, Toine Rongen, Erik Schumacher, Shapolsky Publishers, New York, Geert Snoeijer, Mieke Sobering, Stedelijk 4 en 5 mei Comité Zaandam, Anita van Stel, Karen Tessel, Thailand-Burma Railway Centre, Kanchanaburi, Thailand, Stef Traas, Jan Durk Tuinier, Uitgeverij Ten Have, Marja Verbraak, Verzetsmuseum Amsterdam, Niels Weitkamp en Judith Whitlau. Drukkerij: Senefelder Misset, Mercuriusstraat 35, 7006 RK, Doetinchem Copyright 2013 Nationaal Comité 4 en 5 mei. Overname van artikelen en informatie uit dit magazine is toegestaan voor niet-commercieel gebruik en met vermelding van de auteur en de bron.
INhoud
Het NCMagazine najaar 2013 Over herdenken, vieren en herinneren 04 11
10 18 46 49
15 20 34
30 50 54
COVERSTORY De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen: ‘Je kunt het verleden bijna aanraken’ Drie nieuwe bestuursleden: ‘Wie de ogen sluit voor het verleden, is blind voor de toekomst’
HERDENKEN Scholieren uit Utrecht beloond met Aanmoedigingsprijs Oorlogsmonumenten Roos Reinartz, winnares Dichter bij 4 mei: ‘Mijn heftigste herinneringen zijn die van een ander’ 25 jaar Stichting Gastdocenten WO II Werkgroep Zuid-Oost Azië: ‘Ik had geen tijd om bij het verleden stil te staan’ Getuigenverhaal van Piet de Jong: ‘In een onderzeeboot overleefde je de oorlog meestal niet’
VIEREN Oud-Ambassadeur van de Vrijheid Marco Borsato: ‘Het is enorm belangrijk dat kinderen beseffen wat vrijheid werkelijk inhoudt’ Botsing tussen recht op veiligheid en recht op privacy. Robert Croll, voorzitter vfonds over het belang van vrijheid en het werk van het vfonds
HERDENKEN&VIEREN Gerrit Jan Wolffensperger en Judith Belinfante groeiden op in de schaduw van de Tweede Wereldoorlog Herdenken en vieren in het land Onder de aandacht: Groep 7 van de Van Kampenschool
uit Vlaardingen wint bezoek aan Soldaat van Oranje - De Musical
14 22 36
39 40 42 44
24 27
INSPIRATIE De keuzes van Kars Veling van ProDemos Minister Jet Bussemaker van Onderwijs over de Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen: ‘Museale samenwerking vergt mentaliteitsomslag’ Op zoek naar het gemeenschappelijke fundament voor herdenken: interviews met bestuurslid Jacques Wallage en voorzitter Joan Leemhuis
SUBSIDIES Geld voor goede plannen Dromen werken aanstekelijk: een bijeenkomst over de regeling Niet mijn oorlog, wel mijn vrijheid Subsidies voor een historische versie van Google Earth en een Tijdmachine on Tour About Freedom: Een internationaal en interactief filmfestival in Breda
INTERNATIONAAL International Holocaust Remembrance Alliance: netwerk internationaal verbeterd Het Nationaal Comité organiseerde een studieprogramma naar Noorwegen: hoe je de oorlog kunt verbinden met actuele thema’s Foto cover: Connie Suverkropp als 7-jarig meisje in Bandoeng, 1939
De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen
Je kunt het verleden Op 4 februari 2014 start een unieke tentoonstelling: De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen. Uit de depots van Nederlandse oorlogsmusea en uit privébezit van mensen thuis worden honderd voorwerpen naar de Kunsthal in Rotterdam gebracht. Deze honderd artefacten vertellen gezamenlijk het verhaal van de Tweede Wereldoorlog in het Koninkrijk der Nederlanden. door Alex Bakker
D
e tentoonstelling is een initiatief van het Nationaal Comité 4 en 5 mei en de Stichting Musea en Herinneringscentra 40-45. Rian Verhoeven, projectleider van De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen, vertelt: “Dit is het eerste project waarin oorlogs- en verzetsmusea en herinneringscentra uit het hele land, groot en klein, samenwerken om hun bijzondere collecties voor het voetlicht te brengen. Het Nationaal Comité juicht die samenwerking toe en vindt het essentieel dat het erfgoed van de oorlog in de belangstelling van een breed publiek blijft en dat het publiek de culturele rijkdom van de oorlogsmusea leert kennen. We hebben de bekende tv-journalist Ad van Liempt gevraagd om als gastcurator op te treden. Hij weet als geen ander de Tweede Wereldoorlog voor een groot algemeen publiek te presenteren. En hij staat boven de partijen. Je moet één stem hebben die straks de keuze aan voorwerpen verantwoordt.”
Reacties Want dat een keuze van honderd voorwerpen die de oorlog moeten uitbeelden tot reacties zal leiden, lijkt onvermijdelijk. Ad van Liempt maakt de selectie overigens niet alleen. De musea zijn nauw betrokken bij de samenstelling, evenals de stuurgroep met Kees Ribbens van het NIOD, Wiel Lenders, directeur van Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945, Friso Visser, stafmedewerker van het Museon, Max Meijer, secretaris van de Stichting Musea en Herinneringscentra 40-45 en Jan van Kooten, directie Nationaal Comité 4 en 5 mei. Kees Ribbens, senior onderzoeker bij het NIOD en bijzonder hoogleraar Populaire Historische Cultuur en Oorlog aan de Erasmus Universiteit, ziet niet op tegen kritiek: “We vinden het juist goed als de expositie discussies losmaakt. Discussies over de vraag: wat bewaren we van de oorlog en waarom? Niet iedereen denkt hetzelfde over wat het belangrijkste erfgoed van de oorlog is, en niet iedereen hóeft hetzelfde te denken. Het is een illusie dat er één verhaal over de oorlog zou zijn. Kijk naar iets basaals als regionale verschillen: het is evident dat voor Limburgers de oorlog eerder afgelopen was dan voor Amsterdammers. We pretenderen absoluut niet een canon te maken. Met een canon bevries je als het ware de visie op een tijd. Dit project stimuleert juist de levendigheid van de herinneringen aan de oorlog.” Een willekeurige, inwisselbare selectie van voorwerpen mag het
04
NCMagazine | najaar 2013
tegelijkertijd niet zijn. Ribbens: “Als stuurgroep letten we op de representativiteit. We willen graag dat zoveel mogelijk aspecten aan de orde komen van wat de oorlog voor mensen betekende. Dat de honderd voorwerpen die straks in de Kunsthal te zien zijn, een stem geven aan al die ervaringen. Maar - en nu praat ik als academicus - we moeten ons ervan bewust zijn dat de collecties een afspiegeling zijn van wat musea in de loop der jaren hebben verzameld. Sommige thema’s laten zich moeilijk vangen in voorwerpen. Bijvoorbeeld het grijze gebied van accommodatie, het aanpassen aan de nieuwe orde. Ik hoop dat de oorlogsmusea als neveneffect van de tentoonstelling hun collectiebeleid met nieuwe ogen gaan zien en in de toekomst wellicht gaan zoeken en werven op onderbelichte aspecten.”
Rotterdamse Kunsthal Rian Verhoeven benadrukt het belang van de publieksparticipatie. “De tentoonstelling in de Rotterdamse Kunsthal staat een paar maanden. Het is een uniek en eenmalig evenement. De collectiestukken gaan terug naar de rechtmatige eigenaren. Maar er is meer dan alleen de expositie. Er is inmiddels een gemeenschappelijke website, www.tweedewereldoorlog.nl, waarop alle musea zich presenteren. In aanloop tot de tentoonstelling organiseren musea activiteiten. En als de tentoonstelling straks opent, is er voor ieder wat wils: lezingen en andere activiteiten voor het grote publiek, congressen voor het onderwijs en de WO II-sector. We vragen het publiek actief mee te denken over wat de oorlog voor hen betekent en welk voorwerp dat symboliseert. Ad van Liempt had tot 15 september nog vijf van de honderd plekken vrijgehouden. Die vijf voorwerpen heeft het publiek zelf aangedragen.”
‘Dit project stimuleert de levendigheid van de herinneringen aan de oorlog’
coverstory
bijna aanraken Capitulatievlag (Museum Rotterdam/OorlogsVerzetsMuseum Rotterdam) Witte lap, aan een stuk bezemsteel gespijkerd. Met bloedvlekken. 1940 Deze vlag maakt sergeant-majoor Gerrit van Ommering van een beddenlaken en een bezemsteel op 14 mei 1940, de dag van het bombardement van Rotterdam. Zwaaiend met de vlag loopt hij tijdens de onderhandelingen over de capitulatie van de stad verschillende keren van het Nederlandse militaire hoofdkwartier naar dat van de Duitsers.
25 OORLOGS- EN VERZETSMUSEA PRESENTEREN
Vier dagen eerder zijn Duitse troepen Nederland binnengevallen. Op veel plaatsen wordt hevig gevochten. Ook in Rotterdam. Die ochtend ontvangen de Rotterdamse bevelhebber P.W. Scharroo en de Rotterdamse burgemeester P.J. Oud een ultimatum van de Duitsers. Als Rotterdam zich niet binnen twee uur overgeeft, zal de stad volledig worden vernietigd. Er is snel een witte vlag nodig. Sergeant-majoor Van Ommering vindt in een woning in de buurt van het Witte Huis (een wolkenkrabber die nog steeds in Rotterdam is te zien) een beddenlaken en een bezemsteel. Eenmaal buiten ziet hij een gewonde marinier. Haastig scheurt hij een reep stof van het laken en terwijl hij de man verbindt, spat er bloed op de witte lap. De onderhandelingen over de capitulatie zijn nog gaande als om half twee’s middags Duitse bommenwerpers Rotterdam bombarderen. Ongeveer 850 mensen vinden de dood en 80.000 worden dakloos. De volgende dag, op 15 mei 1940, geeft Nederland zich over. De opgerolde capitulatievlag belandt in de meterkast van de familie Van Ommering. In 1980 schenkt de weduwe Van Ommering de vlag aan Museum Rotterdam
CAPITULATIEVLAG 14 MEI 1940, ROTTERDAM
WWW.TWEEDEWERELDOORLOG.NL
Foto: Nederlands Instituut voor Militaire Historie
1 VAN DE 100 VOORWERPEN VANAF 5 FEBRUARI 2014 TE ZIEN IN DE KUNSTHAL ROTTERDAM
Tijdens de onderhandelingen over de capitulatie van de stad loopt Sergeant-majoor Gerrit van Ommering met witte vlag van het Nederlands militaire hoofdkwartier naar dat van de Duitsers, 14 mei 1940, de dag van het bombardement op Rotterdam.
05
“Het is zeer eervol, zo’n opdracht,” zegt Ad van Liempt, bekend van de tv-series Andere Tijden en De Oorlog. “Het is geweldig om in de depots van al die oorlogsmusea te mogen neuzen.” Hoewel zijn naam prominent verbonden is als gastconservator aan De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen hecht Van Liempt eraan te benadrukken dat hij samenwerkt met de 25 deelnemende oorlogs- en verzetsmusea en herinneringscentra. Een vraaggesprek. door Alex Bakker | beeld Black Magic Marker
Een complex vlechtmatje
A
d van Liempt: “Mijn eerste stap was om aan de museumconservatoren te vragen: als je naar je eigen collectie kijkt, wat springt dan in het oog? Wat mag volgens jou niet ontbreken? Op basis van deze voorkeurslijstjes ben ik aan de slag gegaan. Ter plekke vond ik in het depot soms iets dat mij onverwacht aantrok. Die vrijheid van kiezen had ik wel.” Welke criteria heeft u als gastcurator gehanteerd? “Tja, dat is een lastige vraag. Een harde lijst van criteria bleek niet werkbaar te zijn. Uiteindelijk is het toch een kwestie van voelsprieten. Wat is bijzonder, wat raakt je, wat is er nog nooit vertoond? Niet alleen vanuit mijn intuïtie, daar kwam uitgebreid overleg met de musea, stuurgroep en redactie aan te pas. We streven daarbij een hoge mate van representativiteit na. Vooralsnog heb ik geen grote inhoudelijke lacunes geconstateerd. Ik zie uit naar de reacties van het publiek!” De Tweede Wereldoorlog had voor de betrokkenen, ook binnen het Koninkrijk der Nederlanden, sterk uiteenlopende betekenissen. Lukte het om vanuit verschillende posities te kijken? “Daar heb ik hard mijn best voor gedaan. Zo heb ik lang gezocht naar een object dat het Indonesische perspectief vertolkte. Op een verrassende manier vond ik het. In het Museon bleken ze een complete biels van de Birmaspoorlijn te hebben (Zie pagina ). De uitdrukking was altijd: onder elke biels een slachtoffer. Naast westerse krijgsgevangenen zijn daar heel veel Javaanse dwangarbeiders omgekomen. Dus die biels is straks in de expositie te zien.” Een bijzonder object, zeker qua vorm. Geldt dat voor meer van de honderd voorwerpen? “Vorm is een belangrijk criterium als je een expositie samenstelt. Nu ben ik van huis uit geen tentoonstellingsmaker, dus daar moest ik op letten. Te veel plat papier is in een expositie niet aantrekkelijk. Hoe groot de rol van documenten in de oorlog ook was – denk aan formulieren, brieven, affiches, verordeningen. Dus ik heb gekeken naar variëteit in vorm, in thema, tijd en herkomst. Het was een complex vlechtmatje, maar het resultaat is imposant.
06
NCMagazine | najaar 2013
Een heldere conceptuele keuze was: één voorwerp, één verhaal. Ik had aanvankelijk een ensemble van objecten op het oog, alle horend bij het bombardement op Rotterdam. Uiteindelijk heb ik gekozen voor één item dat dit verhaal moet vertellen. Helaas mag ik nog niet verklappen wat het geworden is.” Zal de bezoeker straks de signatuur van Ad van Liempt in de expositie herkennen? Uw fascinaties, uw voorkeuren? “Misschien wel. Ik heb me enkele jaren geleden intensief beziggehouden met de zogenaamde Jodenjagers, Nederlanders die voor het geld Joden aanbrachten die waren ondergedoken. Daar heb ik het boek Kopgeld over geschreven. Van de familie van een van die Jodenjagers kreeg ik onlangs een telefoontje. Ze waren er recentelijk achter gekomen dat sommige spullen in hun huis in de oorlog van Joden waren gestolen. Ze wilden de spullen meteen de deur uithebben. Het liefst geven ze het terug aan de familie – als daar nog iemand van leeft. Dat hopen we straks, bij de expositie, te achterhalen.” Bent u voorwerpen tegengekomen waar u nog nooit van had gehoord? “De Rupertpop was mij volslagen onbekend. Dat was een pop die de Engelse geallieerden gebruikten als nepparachutist. Hiermee probeerden ze de Duitsers zand in de ogen te strooien. Over het algemeen was het bestaan van de meeste objecten mij wel bekend. Maar daar gaat het niet om. De voorwerpen zelf kunnen immers heel alledaags zijn. Waar het om gaat, zijn de verhalen erachter. Die zijn allesbehalve alledaags: die zijn verbijsterend, ontroerend en soms hemeltergend triest. We hebben een paar spectaculaire vondsten die ik nu helaas nog niet mag onthullen. Een van deze topstukken is nota bene een massaproduct. En een ander stuk is juist het tegendeel: een hoogstpersoonlijk vervaardigd object. Meer zeg ik niet.”
‘Een harde lijst van criteria bleek niet werkbaar te zijn’
coverstory
Ad van Liempt
Niet weggooien De laatste vijf van de honderd voorwerpen van de tentoonstelling De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen kiest Ad van Liempt uit publieksinzendingen, onder meer in samenwerking met de actie Niet Weggooien. Sinds tien jaar roepen de gezamenlijke oorlogs- en verzetsmusea en herinneringscentra het publiek op om oude oorlogsmaterialen niet weg te gooien, maar ze naar het museum te brengen. Guido Abuys, conservator van Herinneringscentrum Kamp Westerbork, coördineert de actie, samen met Bettie Jongejan. Guido Abuys: “Uiteraard verwelkomen wij het hele jaar door schenkingen van oorlogsspullen. Maar twee keer per jaar is er een speciale dag, bedoeld om het publiek de spreekwoordelijke zolder nog eens te laten doorzoeken. En dat werkt. Op 3 mei en op 14 augustus, voorafgaand aan beide herdenkingsdagen, staan bij alle oorlogsmusea rijen van mensen. Met foto’s, kleding, documenten, noodkacheltjes en wapentuig in de hand.“ “Wij conservatoren staan in nauw overleg met elkaar. Als een nieuw binnengekomen object beter thuis is bij een ander museum, dan
wordt het onderling overgedragen. Eigenlijk werken we met z’n allen aan één grote collectie van oorlogserfgoed.” “Het belangrijkste van de actie Niet Weggooien is dat het de mensen wakker schudt. Ze hebben soms geen idee wat van waarde kan zijn. Of ze zeggen: ‘Jullie hebben al zoveel briefkaarten, die van mijn vader zijn vast niet interessant’. Terwijl voor ons geldt: alles wat persoonlijk is, is waardevol. Meer dan massaal geproduceerde items zoals bonkaarten. Daar hebben alle musea wel genoeg van. Maar we zijn geen rovers. We willen alleen iets aannemen als de eigenaar het écht wil schenken. Als hij of zij daar klaar voor is. Soms zijn mensen bang dat hun gekoesterde bezit na hun dood onachtzaam wordt weggegooid. Hiervoor hebben wij een codicil ontwikkeld. De schenker in spe geeft aan wat er na diens overlijden met het voorwerp moet gebeuren. Zo weten de nabestaanden waar ze aan toe zijn en wordt tegelijkertijd een uniek voorwerp voor de toekomst veiliggesteld. Het kan een brief, tekening, broche, schilderij zijn. Als ik één ding heb geleerd de afgelopen jaren, is dat je nooit weet wat er nog boven water komt. De stroom is nog lang niet voorbij.”
07
Betrokkenheid Nationaal Comité Het Nationaal Comité 4 en 5 mei is initiatiefnemer van De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen, samen met de Stichting Musea en Herinneringscentra 40-45. In het beleidskader Kwaliteitsverbetering Infrastructuur WO II 2011-2016 stelt het Nationaal Comité zich ten doel de positie van organisaties die zich richten op de herinnering van de Tweede Wereldoorlog te ondersteunen, verbeteren en te versterken. Het sluit aan bij andere initiatieven zoals www.tweedewereldoorlog.nl. De samenwerking wordt ook op andere manieren bevorderd middels gezamenlijke studiereizen voor educatieve medewerkers en curatoren, en bijeenkomsten voor directies. De resultaten van het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2011 zijn mede aanleiding geweest voor het project. Uit dit onderzoek blijkt dat een groot deel van de Nederlandse bevolking geïnteresseerd is in de Tweede Wereldoorlog en het bezoeken van een tentoonstelling of museum over dit onderwerp. Echter een aanzienlijk aantal musea is niet bekend bij het grote publiek.
Verzetsmuseum Amsterdam
Hannie Schaft (r) en Truus Menger vermomd, kort na een actie.
Détail van een biels van de Birma-Siamspoorlijn Onder: krijgsgevangenen werken aan de Birma-Siamspoorlijn 1942-1945
Vermommingsbril (Verzetsmuseum Amsterdam) Bril van hoorn en metaal met ronde glazen (gewoon glas) gedragen door Hannie Schaft, Nederlands bekendste verzetsstrijdster. 1943-1945
Thailand-Burma Railway Centre, Kanchanaburi, Thailand
De roodharige studente Hannie Schaft sluit zich in 1943 aan bij een communistische verzetsgroep in Haarlem. De groep liquideert verraders. Als de Duitse politie een roodharig meisje zoekt, verft Hannie het haar zwart en draagt ze een bril met vensterglas om zich te vermommen. Het helpt niet. Vlak voor de bevrijding wordt Hannie gearresteerd en in de duinen van Bloemendaal doodgeschoten. Hannie Schaft is niet de enige die de bril gebruikt. Ze deelt de vermommingsbril met haar studie- en hartsvriendin Erna Kropveld, die ook verzetsactiviteiten uitvoert, maar niet samen met Hannie.
08
NCMagazine | najaar 2013
Hannie werkt intensief samen met de zusjes Truus en Freddie Oversteegen. De drie zijn zeer actief en niet bang om geweld te gebruiken. Dat is heel bijzonder, want vrouwen hebben in het verzet meestal organisatorische en logistieke taken. Soms doen Hannie en Truus zich in vermomming voor als een verliefd stelletje. Truus herinnert zich: “Dan sta je daar zogenaamd te vrijen, met het pistool schietklaar. Zo’n vent komt de deur uit en je gaat er achteraan, heel zenuwachtig. Dan geef je elkaar nog een kick, van ‘daar gaat ie, die schoft’, om elkaar te steunen op dat moeilijke beslissingsmoment.” Als Hannie Schaft op 21 maart 1945 gearresteerd wordt omdat ze illegale bladen en een wapen bij zich heeft, draagt ze de bril niet. Na het overlijden van Erna Kropveld krijgt een neef het brilletje in zijn bezit. Hij schenkt het in 2003 aan het Verzetsmuseum Amsterdam.
coverstory
Achter elk voorwerp zit een verhaal
Teddybeertje (Museon) Lichtbruin teddybeertje met glazen ogen, gestoken in een rood-wit jasje met een knoop. Het draagt lange tijd een schat met zich mee. 1942-1945 Als de negenjarige Margreet Kuiper aankomt bij het kamp in Batavia, de hoofdstad van het toenmalige Nederlands-Indië, heeft ze niets meer. Het laatste koffertje met bezittingen is onderweg verloren gegaan. Dan vindt ze tussen het vuilnis een beertje en een pop. Het is het enige speelgoed dat ze bezit. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is Nederlands-Indië, het huidige Indonesië, een kolonie van Nederland. Als Japan in 1942 Nederlands-Indië bezet, worden alle blanken geïnterneerd in speciale kampen. Indo-Europeanen worden soms wel, soms niet geïnterneerd. Margreet komt
terecht in Tjideng, een kamp voor vrouwen en kinderen. Veel bezittingen worden in beslag genomen en tweemaal per dag moeten alle gevangenen op appel staan in de hete zon en buigen in de richting van Japan. Honger en ziekte slaan toe en bij gebrek aan voldoende medische zorg stijgt het aantal dodelijke slachtoffers. In deze moeilijke tijd koestert Margreet haar beertje. Ze zijn onafscheidelijk. Meer dan zestig jaar is het beertje in Margreets bezit als ze in 2006 een grote ontdekking doet. Tijdens een cursus Beren maken vindt de cursusleidster dat de beer wel erg zwaar aanvoelt. Ze maken hem open, schuiven wat houtwol opzij en er komt een gulden uit Nederlands-Indië tevoorschijn. Dubbeltjes, kwartjes, rijksdaalders en nog meer guldens volgen. Margreet staat perplex: “Nadat we van de Jap alles hadden moeten inleveren, waren er mensen die wat geld in oude matrassen verstopten. Dat wist ik wel. Maar in zo’n beer … Nee, dat heb ik nooit vermoed.” De oorspronkelijke eigenaar/eigenaresse van het teddybeertje is onbekend
09
herdenken
Scholieren beloond met Aanmoedigingsprijs Oorlogsmonumenten Het monument aan de Dorpsstraat in Doorn is het meest ‘levende’ oorlogsmonument van de provincie Utrecht. Tot die unanieme keuze kwam de jury van de Aanmoedigingsprijs Oorlogsmonumenten 2013. De prijs is voor een belangrijk deel de verdienste van scholier Joshua Kamp en zijn A-Team. door Erik Schumacher | beeld Willem Mes
Joshua Kamp raakte vier jaar geleden door een krantenartikel betrokken bij het monument. Hij las het verhaal van de naar Canada geëmigreerde Adrian Hovestad, die bij een bezoek aan zijn geboorteplaats Doorn schrok van de staat van het plaatselijke oorlogsmonument. “Er lagen papiertjes en bierflesjes van hangjongeren, er zaten stenen los en de verf was afgebladderd,” herinnert Joshua zich. “Ik heb op het krantenbericht gereageerd en heb meneer Hovestad beloofd dat ik elke maand de rommel zou opruimen.” Sindsdien zorgt Joshua met een tiental vrienden – ze noemen zichzelf het A-Team – dat het monument er verzorgd uitziet. Nu de gemeente het ook nog eens heeft laten restaureren, is de vooruitgang spectaculair. Het winnen van de Aanmoedigingsprijs, waaraan een stimuleringsbijdrage van 1000 euro is verbonden, maakt een volgende stap mogelijk. Joshua, die handig is met computers, wil het geld gebruiken om een app te ontwikkelen. Daarmee kunnen bezoekers straks op hun telefoon informatie over het monument opvragen. Burgemeester Frits Naafs van Utrechtse Heuvelrug, waaronder Doorn valt, is trots op Joshua. De burgemeester: “Het is heel belangrijk dat jongeren zich betrokken voelen bij de oorlog. Dat Joshua en zijn team nu bedacht hebben om een app te maken, vind ik echt
10
NCMagazine | najaar 2013
fantastisch. Daarmee kun je op een moderne manier aandacht vragen voor dit monument.”
Wat is de Aanmoedigingsprijs? De Aanmoedigingsprijs Oorlogsmonumenten wordt jaarlijks uitgereikt in de provincie waar de 5 mei-lezing en de Nationale Viering van de Bevrijding plaatsvinden. De prijs, ingesteld door het Nationaal Comité, wordt toegekend aan het best beheerde, best behouden en meest levende monument van de provincie. Dit jaar was dat in Utrecht. Mieke Heurneman van Landschap Erfgoed Utrecht, dat de Aanmoedigingsprijs dit jaar samen met het Nationaal Comité organiseerde, kijkt met plezier terug. “We waren heel tevreden over het aantal inzendingen: 21 van de 177 monumenten hebben meegedaan. Het was fijn om te merken dat er zoveel gebeurt op het gebied van herdenken.” Zo’n prijsuitreiking is niet alleen leuk voor de winnaars, vindt projectleider Martine Spanjers van de 5 mei-lezing in Utrecht. “De Aanmoedigingsprijs is een mooie manier om alle vrijwilligers die herdenkingen organiseren in het zonnetje te zetten. Ook organisatoren die niet hebben meegedaan, hebben toch het gevoel gekregen: wat wij doen, is belangrijk.”
coverstory
Nieuwe bestuursleden
Het Nationaal Comité 4 en 5 mei heeft op dit moment veertien bestuursleden. Deze zomer zijn drie nieuwe leden aangetreden: Maurice Adams, Hans Laroes en Hagar Heijmans. Wie zijn deze nieuwe bestuursleden? door Jolanda Keesom | beeld Geert Snoeijer
Maurice Adams:
‘Verantwoordelijk burgerschap’ Maurice Adams: “Een ideale mogelijkheid om mijn academische kennis van democratie en rechtsstaat op een heel directe wijze maatschappelijke relevantie te geven,” noemt Maurice Adams, hoogleraar aan de Tilburg Law School, zijn lidmaatschap van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Hij is niet opgegroeid met een sterke traditie op 4 en 5 mei. “Bij ons thuis werd aan die data niet veel aandacht besteed. Dat kan te maken hebben met mijn generatie.” Hij en zijn vrouw hebben drukke banen en twee jonge kinderen. De afgelopen jaren waren ze in de meivakantie vaak in het buitenland. “Maar ik ben in mijn werk wel altijd bezig met thema’s die met 4 en 5 mei verbonden zijn. Daarom heb ik dit jaar de gelegenheid aangegrepen om op 4 mei op de Dam te staan.” De combinatie van herdenken en vieren op twee achtereenvolgende dagen vindt hij zinvol: “Eerst op 4 mei stilstaan bij het onrecht en ondraaglijk leed, en daarna op 5 mei denken aan de overwinning op het geweld en aan de toekomst. De voormalige West-Duitse president Richard von Weizsäcker heeft eens gezegd dat wie de ogen sluit voor het verleden, blind is voor de toekomst. Daar ligt de verbinding tussen 4 en 5 mei; het zijn de twee kanten van een en dezelfde medaille.” Maurice Adams was vanaf 1997 hoogleraar aan een aantal Vlaamse universiteiten. Sinds 2007 is hij verbonden aan Tilburg University, waar hij vorig jaar de leerstoel Democratie en Rechtsstaat kreeg. In
zijn inaugurele rede pleitte hij voor het bevorderen van ‘constitutionele geletterdheid’: kennis van de grondwet als tegenwicht voor politiek die de normen voor democratie soms uit het oog dreigt te verliezen. “Het Nationaal Comité 4 en 5 mei kan belangrijke onderwerpen op de agenda zetten en bijvoorbeeld de samenhang laten zien tussen geweldsmechanismen en de uitschakeling van democratie.” De jeugd opvoeden tot verantwoordelijk burgerschap vindt hij een belangrijke zaak. “Met mijn kinderen praat ik over de vormen van intolerantie die ze op school en daarbuiten tegenkomen. En in mijn colleges voor eerstejaarsstudenten stimuleer ik open debatten, bijvoorbeeld over de vrijheid van meningsuiting. Ik hoop dat ik daar ook via het Nationaal Comité 4 en 5 mei een bijdrage aan kan leveren.”
- in 1964 geboren in Ittervoort (Limburg) - studeerde in Maastricht, Leuven en Oxford - is gepromoveerd aan de Universiteit van Leuven - is sinds 1997 hoogleraar Encyclopedie van het Recht aan de Tilburg Law School - publiceerde onder meer over democratie en rechtsstaat, en over euthanasie - is vicevoorzitter van een regionale toetsingscommissie euthanasie - is sinds 2012 ook hoogleraar Democratie en Rechtsstaat (leerstoel vfonds) in Tilburg
11
Hagar Heijmans:
‘Geschiedenis is bepalend voor onze nationale identiteit’
Hagar Heijmans: Met Hagar Heijmans, adviseur bij een internationaal consultantsbureau, komt een nieuwe maatschappelijk betrokken generatie het Nationaal Comité 4 en 5 mei binnen. Tien jaar geleden begon ze in Amsterdam debatten te organiseren over maatschappelijke ontwikkelingen, onder de noemer happyChaos. “Ik kom uit een joods gezin en ben opgevoed met het idee dat je een maatschappelijke bijdrage moet leveren. Met happyChaos hebben we ook een aantal jaren debatten georganiseerd voor het Bevrijdingsfestival in Amsterdam.” Ze vindt het belangrijk dat op nationale momenten als 4 en 5 mei de verhalen over de Tweede Wereldoorlog worden verteld. “Tegelijkertijd denk ik dat iedereen die de oorlog niet heeft meegemaakt zelf de puzzelstukjes van zijn eigen geschiedenis zal moeten ontdekken.” Ze groeide op in de buurt van de Dam in Amsterdam. “Thuis kwam de oorlog op veel verschillende momenten in het jaar ter sprake. Op 4 mei was de Dam een vanzelfsprekende plek om naartoe te gaan. Als het kan, ga ik daar nog steeds op 4 mei samen met mijn ouders heen.” Na afloop gaat ze al jaren naar een voorstelling in het kader van Theater na de Dam. Op 5 mei is ze het liefst inhoudelijk bezig met de betekenis van bevrijding, maar ze vindt het belangrijk dat mensen op verschillende manieren met bevrijdingsdag bezig kunnen zijn. “Stilstaan bij de bevrijding kan ook betekenen dat populaire artiesten hun gevoel daarover met hun publiek delen.” Herdenken en vieren op 4 en 5 mei vormen voor haar een vanzelfsprekende combinatie. “Door mijn joodse achtergrond ben ik gewend
12
NCMagazine | najaar 2013
om op feestdagen als Pesach eerst stil te staan bij wat er gebeurd is, het verhaal te vertellen en daarna te kijken wat dat voor het heden betekent. Dat geeft mogelijkheden om de traditie te actualiseren.” Educatie vindt ze een belangrijk aandachtspunt voor haar bestuursperiode bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei. “De overdracht van kennis over de oorlog aan kinderen en jongeren is een belangrijke verantwoordelijkheid omdat de geschiedenis bepalend is voor onze nationale identiteit. Of kinderen nu hier geboren zijn of in een ander land, zonder kennis van de Tweede Wereldoorlog en de gevolgen daarvan kunnen ze de Nederlandse samenleving niet goed begrijpen. Gelukkig zijn inmiddels veel verhalen van de generatie die zelf de oorlog heeft meegemaakt goed vastgelegd. De komende jaren zullen we in het comité moeten nadenken over de manier waarop die verhalen verteld kunnen blijven worden.”
- in 1978 geboren in Amsterdam - studeerde filosofie, theaterwetenschap en rechten in Amsterdam - deed een Master of Public Administration in New York - zat van 2003 tot 2005 in het bestuur van debatorganisatie happyChaos - werkt sinds 2006 als adviseur bij McKinsey
Coverstory
Hans Laroes:
‘Steeds meer debat buiten de traditionele organisaties om’
Hans Laroes: “Het is een eer om via het Nationaal Comité 4 en 5 mei een bijdrage te leveren aan het vertalen van verhalen over de oorlog naar het heden,” zegt Hans Laroes, sinds dit jaar voorzitter van de Raad voor de Journalistiek en tot 2011 hoofdredacteur van NOS Nieuws. “Voor mij wordt een land gedefinieerd door de manier waarop het met zijn verleden omgaat. Daarin vervult het comité een belangrijke taak.” Tot voor kort volgde hij de herdenking op 4 mei meestal op de redactie of via de televisie, net als tijdens zijn jeugd in Middelburg. “Met mijn ouders keek ik altijd naar de tv-beelden van de Waalsdorpervlakte in Den Haag. We woonden middenin Middelburg, waar we vaak de stille tocht zagen langskomen. Dat was indrukwekkend, hoewel de samenstelling ervan in de loop van de tijd wel veranderde.” Dit jaar stond hij voor het eerst op de Dam. “Door de stilte daar voelde ik nog meer het bijzondere van dat moment.” Bevrijdingsdag was vroeger voor hem vooral een vrije dag. “Tegen de tijd dat de Bevrijdingsfestivals kwamen, was ik daar al te oud voor. Pas toen mijn kinderen erheen gingen, merkte ik dat de aandacht voor vrijheid die festivals anders maakt dan andere, vooral ook door de Ambassadeurs (van de Vrijheid, red.).” Inmiddels zijn 4 en 5 mei in zijn ogen onlosmakelijk met elkaar verbonden. “Als schakeltjes in een ketting. Herinneren, herdenken en vieren zijn op zichzelf puur persoonlijke aangelegenheden, maar ze vormen ook een gezamenlijk verhaal. Dat verhaal moeten we blijven doorvertellen.”
Het NOS Journaal is in de loop van de tijd steeds meer aandacht aan individuele oorlogservaringen gaan besteden. “We merkten dat daar behoefte aan was, vooral toen Pauline Broekema zich in die verhalen verdiepte. Dat die behoefte intenser is dan twintig, dertig jaar geleden komt vermoedelijk doordat de kleinkinderen er nu om vragen. Mijn generatie kreeg die verhalen nog uit de eerste hand of werd juist geconfronteerd met een beladen zwijgen.” De discussies in de media rond 4 mei verklaart hij deels uit de opkomst van dagelijkse talkshows, deels uit oprechte vragen over herdenken en vieren die steeds meer via de digitale media worden gesteld. “Daardoor zal het debat over herdenken en vieren steeds meer buiten de traditionele organisaties om gevoerd moeten worden. Zolang het Nationaal Comité maar met een open blik blijft kijken en nieuwe vormen blijft zoeken, hoeven we daar niet bang voor te zijn.”
- in 1955 geboren in Middelburg - na School voor de Journalistiek verslaggever bij regionale kranten - vanaf 1988 werkzaam bij het NOS Journaal; van 2002 tot 2005 als hoofdredacteur - van 2005 tot 2011 hoofdredacteur van NOS Nieuws - 2011 zelfstandig gevestigd mediaconsultant - 2013 voorzitter Raad voor de Journalistiek
13
Bron van inspiratie
Boek
Geen andere keuze
de Dictatuur (Den Haag) en de Dag van de
“Een boek dat me al heel lang stimuleert, is Verzet en overgave van de Duitse predikant en theoloog Dietrich Bonhoeffer. Bonhoeffer heeft het nazisme met alle inzet bestreden, ook tegenover kerkelijk leiders. De Deutsche Reichskirche, een fusie van protestantse kerken, steunde het nationaalsocialisme. Bonhoeffer heeft de gevleugelde uitspraak gedaan: ‘Alleen wie het voor de Joden uitschreeuwt, mag gregoriaans zingen.’ De nazi’s arresteerden hem in 1943 omdat hij Joden naar Zwitserland had helpen vluchten. Een jaar later werd hij ter dood veroordeeld, toen duidelijk werd dat hij gelieerd was aan de groep rond Von Stauffenberg die de mislukte aanslag op Hitler had voorbereid. In april 1945 is hij geëxecuteerd. Verzet en overgave is een bundel brieven en aantekeningen uit de gevangenis. Medegevangenen vonden hem zo kalm, maar hij dichtte: ‘Ben ik werkelijk wat anderen van mij zeggen?/ Of ben ik alleen wat ik weet van mijzelf: / onrustig vol heimwee/ziek als een gekooide vogel/(...)hongerend naar kleuren naar bloemen naar vogels.’ Wat ik bijzonder vind, is dat hij zonder vertoon van heldhaftigheid bleef vinden dat hij als christen geen andere keuze had dan zich te verzetten. Het verzet was voor Bonhoeffer een onontwijkbare plicht, die voor hem verbonden was met de overgave aan God.”
Democratie-LAB, te zien in het Huis voor
Democratie (in verschillende gemeenten):
Verzet en overgave, Dietrich Bonhoeffer.
democratie en rechtsstaat te Den Haag.
www.prodemos.nl.
Uitgeverij Ten Have.
Tentoonstelling
Hoezo subsidie?
Kars Veling Door wie en door wat worden mensen in het werkveld geïnspireerd? In deze serie van het NC Magazine ditmaal Kars Veling aan het woord, directeur van ProDemos Huis voor democratie en rechtsstaat in Den Haag.
ProDemos - Lizzy Kalisvaart
door Marja Verbraak
14
Kars Veling NCMagazine | najaar 2013
Het DemocratieLAB
Manifestatie
Nacht van de Dictatuur
“Op 13 september vond de Nacht van de Dictatuur plaats, met verhalen uit dictaturen, lezingen, workshops, films, een presentatie over de verdediging van een ouddictator en een psychologische quiz over wat macht met mensen doet. Op de 15e was de internationale Dag van de Democratie. Het gaat om het contrast: van onvrijheid naar vrijheid, van de nacht naar de dag. In 2011 organiseerden we de Nacht voor de eerste keer. Jan Terlouw vertelde toen heel inspirerend over zijn eigen oorlogservaringen. De kern van oorlog is volgens hem niet dat er geen democratie is, of dat je het materieel slecht hebt of moet vluchten, maar dat er rechteloosheid heerst. Je bent overgeleverd aan willekeur. De bezetters konden in Nederland hun gang gaan, er was geen verweer mogelijk. Hèt voorbeeld is natuurlijk het lot dat de Joden trof - het recht gold niet meer, ze konden zich nergens op beroepen. Terlouw vertelde dat hij zijn vader, een deftige dominee, na de bevrijding letterlijk heeft zien huppelen. Omdat het recht werd hersteld.” Zie voor meer informatie over de Nacht van
ProDemos - Lizzy Kalisvaart
De keuze van:
“Onlangs kregen we een groep Zimbabwanen over de vloer die zich oriënteerden op de democratie in Nederland. Ze begrepen niets van ProDemos: jullie krijgen subsidie én jullie kunnen onafhankelijk voorlichten over democratie en rechtsstaat? In Zimbabwe doen mensenrechtencomités dat en daar krijgen ze echt geen subsidie voor! Ze vroegen ook wat de relatie is tussen ons koningshuis en het leger. Die relatie moest er zijn, want in Zimbabwe doet het leger wat Mugabe wil. Dat soort vragen krijg je niet van een school uit Arnhem. Ik vind het ontzettend interessant om te zien hoe mensen uit verschillende werelden over dit soort onderwerpen denken. Met DemocratieLAB, onze nieuwe tentoonstelling, proberen we ook om mensen aan het denken te zetten over het functioneren van de democratie. Bezoekers krijgen keuzes voorgelegd, toetsen hun antwoord in op een tablet en krijgen op het eind een certificaat met hun profiel en feedback op de keuzes die ze hebben gemaakt. Het gaat erom je eigen afwegingen en de consequenties van je keuzes zichtbaar te maken. De jeugd ís niet onverschillig. We zijn daar weleens wat somber over, maar als je het interactief en niet kinderachtig brengt, gaan ze enorm geconcentreerd aan de slag.”
Jan Terlouw tijdens de Nacht van de Dictatuur
vieren
Oud-Ambassadeur van de Vrijheid Marco Borsato
‘Ik bewaar prachtige herinneringen aan 5 mei’ Oorlog, vrijheid, het opkomen voor mensenrechten. Het zijn bij uitstek thema’s die bij Marco Borsato een grote bevlogenheid oproepen. Sinds 2008 zet hij zich in voor War Child. De gevierde zanger doet alles om de situatie van oorlogskinderen onder de aandacht te brengen. Opvallend is dat het heilige vuur om zich in te zetten voor de goede zaak vlam vatte tijdens zijn ambassadeurschap van het Nationaal Comité in 1996. “Dat heeft me echt getriggerd.” door Toine Rongen | Foto’s Ilvy Njiokiktjien en Chris van Houts
O
pkomen voor de goede zaak zit vermoedelijk in zijn DNA. “Als tiener verkocht ik al postzegels voor Unicef,” vertelt Marco Borsato (46) in zijn met gouden en platina platen behangen kantoor in Abcoude. Als ambassadeur van de Nederlandse afdeling van War Child ondersteunt hij talloze fondswervende en promotionele activiteiten. Hij geeft lezingen en interviews, werkt mee aan documentaires en reportages. Geregeld reist hij af naar oorlogsgebieden en ontmoet hij getraumatiseerde kinderen. Elk concert legt hij stil om aandacht te vragen voor dit goede doel. In 2008 debuteerde Borsato zelfs als acteur met zijn hoofdrol in Wit licht. Een indringende film die het leed van oorlogskinderen op de kaart zette. “Films kunnen een enorme impact hebben,” aldus Borsato. Vooral speelfilms over de Tweede Wereldoorlog laten hem niet onberoerd. Als eerste schiet de artiest de Italiaanse speelfilm La vita è bella te binnen. “Die ultieme
Marco Borsato in vogelvlucht Marco Borsato (46) geldt al jaren als de meest succesvolle Nederlandstalige zanger aller tijden. De carrière van de voormalige kok begon met het winnen van de Soundmixshow in 1990. Vier jaar later brak hij door met Dromen zijn bedrog. Deze hit stond twaalf weken lang nummer 1 in de Nederlandse Top 40. Maar ook latere hits zoals Rood, Vrij en Binnen zijn in ons nationaal collectief geheugen gegrift. Hij scoorde inmiddels veertien nummer 1-hitsingles, negen nummer 1-albums en zeven nummer 1-dvd’s. Hij vulde met zijn liveshow ruim negen maal de Kuip en twintig maal Ahoy. In 2006 startte hij Symphonica in Rosso, waarbij hij tien dagen schitterde in het Arnhemse Gelredome.
16
NCMagazine | najaar 2013
‘Enorm belangrijk is dat kinderen beseffen wat vrijheid werkelijk inhoudt’
poging van een vader om de ziel van zijn zoontje niet te beschadigen door van hun gevangenschap in een concentratiekamp een rollenspel te maken. Zo ontroerend. Maar ook Schindler’s List en The Pianist zijn zo confronterend. Sommige beelden zullen me vermoedelijk eeuwig bijblijven.” Vanwege zijn maatschappelijke betrokkenheid was Borsato een voor de hand liggende Ambassadeur van de Vrijheid. Op 5 mei 1996 bezocht hij met de helikopter van de Koninklijke Luchtmacht Bevrijdingsfestivals in Leeuwarden, Den Bosch, Amsterdam en Vlissingen.
Welke beelden zijn je van die dag bijgebleven? “Toen we boven Vlissingen vlogen, was het beneden zwart van de mensen. Een politie-escorte begeleidde ons naar het festival, alsof ik een staatshoofd was, haha. Alles was als in een militaire operatie georganiseerd. Het is een geweldige opdracht om zo’n belangrijk thema dichtbij de mensen te brengen. Ik bewaar prachtige herinneringen aan die dag.” Op verzoek van het Nationaal Comité maakte ik een aangepaste versie van Vrij zijn. Het ging oorspronkelijk over een achttienjarig meisje dat haar vrijheid tegemoet gaat, maar in de nieuwe versie heeft vrijheid een andere lading. Dan gaat het om vrijheid in het maken van keuzes, dat je het leven in eigen hand hebt, dat vrijheid een groot goed is waarvoor je gaat stáán. Sindsdien heb ik ook altijd
vieren
Marco Borsato presenteert het Nationaal Aandenken samen met schoolkinderen van basisschool De Zeetuin in Almere
die versie gezongen.” Je was ook actief voor het Nationaal Aandenken, het boekje over oorlog, vrede en veiligheid dat het Nationaal Comité elk jaar uitgeeft voor ruim 200.000 kinderen van groep 7. “Het is enorm belangrijk dat kinderen beseffen wat vrijheid werkelijk inhoudt. Wat mij opviel was dat kinderen doorgaans heel bewust zijn van ons oorlogsverleden, maar dat ze er nog altijd meer over willen weten. Een heel positieve ervaring.” Je kinderen zijn vijftien, elf en tien jaar. Hoe breng je hun het belang van vrijheid bij? “Als ze meegaan naar mijn optredens in het Gelredome bezoeken we samen geregeld het Airborne Museum in Oosterbeek. Dat maakt altijd weer veel indruk op ze.” Heb je ook andere monumenten, gedenkplaatsen en musea bezocht? “Als ik langs het monument op de Dam loop, sta ik daar altijd even stil. Een moment van eerbied is daar gepast natuurlijk. Toen ik als militair in Duitsland was gelegerd en met mijn bataljon het concentratiekamp Bergen-Belsen bezocht, liep het kippenvel pas echt van mijn scheenbeen tot aan mijn kruin.” Welke familieverhalen uit WO II zijn je bijgebleven? “De vader van mijn moeder hielp onderduikers. Maar wat hij toen precies deed? Geen idee. Ze spraken er thuis nooit over, alsof ze over hun verzetsdaden niet wilden opscheppen of ze ons met die
Bevrijdingsfestivals De veertien Bevrijdingsfestivals die op 5 mei worden gehouden, vormen inmiddels het grootste culturele evenement in Nederland. Op zo’n veertig podia in alle delen van het land treden circa 250 bands op en worden er inhoudelijke activiteiten georganiseerd. Belangrijke trekpleisters zijn de drie Ambassadeurs van de Vrijheid. Het afgelopen jaar waren dat de rapper Dio, de band Chef’Special en Miss Montreal. In 1996 was Marco Borsato Ambassadeur van de Vrijheid. De Bevrijdingsfestivals worden mede mogelijk gemaakt door het vfonds en het ministerie van Defensie, dat drie helikopters met bemanning beschikbaar stelt om de Ambassadeurs van festival naar festival te vliegen. Voor meer informatie: www.bevrijdingsfestivals.nl.
gruweltijd niet wilden belasten. Dat opa onderduikers hielp, weet ik ook niet van hem persoonlijk, maar via via. Ze deden in elk geval wat ze konden. Dat fascineert me nog altijd. Er zijn blijkbaar mensen die alles doen wat in hun macht ligt om onrecht te voorkomen. Gelukkig maar.” Sinds 2008 ben je wekelijks, zo niet dagelijks, actief voor War Child. Wat drijft je? “De laatste vijftien jaar bezocht ik talloze (voormalige) oorlogsgebieden. Tijdens mijn eerste reis voor War Child bezocht ik Kosovo. In het decor van uitgebrande en kapotgeschoten huizen vertelden kinderen me over de wreedheden die ze meemaakten. De consequenties van oorlog en een dictatuur op met name kinderen zijn zo confronterend. In Afghanistan mochten meisjes vaak niet naar school, omdat recht op educatie, op ontwikkeling, hun is ontnomen. In talloze landen krijgen kinderen vanaf hun jeugd haat gepredikt. Zo schrijnend. Maar gelukkig ken ik inmiddels talloze voormalige kindsoldaten die dankzij de activiteiten van War Child nu goed geïntegreerd zijn, die dankzij onze programma’s weer in contact met hun gevoel zijn gebracht. Ze staan open voor normale, gezonde communicatie, ze willen zich inzetten voor hun land, voor een betere toekomst van iedereen. Maar het maakt je niet echt vrolijk als je beseft dat er momenteel in de wereld 25 gewapende conflicten woeden.” Waarom juist War Child? Er zijn talloze goede doelen. “Toen ik als zanger doorbrak, trad ik vaak op voor allerlei goede doelen. Maar dat was altijd voor slechts één optreden. Ik zocht iets waarin ik me ook kon verdiepen, waarin ik mijn tanden kon zetten. Dat gevoel om echt iets constructiefs bij te dragen, is getriggerd tijdens mijn ambassadeurschap van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Inhoudelijk snijdt het hout, de organisatie is perfect. Het is echt zinnig.”
‘Het ambassadeurschap is echt zinnig’
17
Roos Reinartz, winnares Dichter bij 4 mei
Dichter bij 4 mei De jonge dichter die elk jaar op 4 mei het woord krijgt op de Dam, direct na de twee minuten stilte, is de winnaar van Dichter bij 4 mei. Elk jaar worden jongeren van 14-19 jaar in het voortgezet onderwijs, uit de provincie waar de Nationale Viering van de Bevrijding wordt gehouden, opgeroepen om mee te doen aan deze dichtwedstrijd. Naast de winnaar op de Dam zijn er nog drie andere winnaars, die hun gedicht op 4 mei mogen voordragen tijdens de herdenkingen in de voormalige kampen Amersfoort, Vught en Westerbork.
Het waren slechts 79 woorden. In totaal 434 letters en leestekens. Maar voordragen op 4 mei blijft spannend. Zeker als je voor het oog van koning en camera op de Dam staat. Gesprek met Roos Reinartz, winnares van de jongerenwedstrijd Dichter bij 4 mei. Door Eric Alink | Foto Ilvy Njiokiktjien
H
aar vader en moeder waren erbij. Maar ook enkele vriendinnen. Plus de oom van Roos, wiens verhalen over de oorlog haar bij het schrijven hadden geïnspireerd. Bloedzenuwachtig was ze, lacht Roos (16) een half jaar later. “Maar toen ik naar die microfoon liep, viel alles van me af. Ik wilde dat m’n boodschap sterk zou overkomen.” Nachtelijke overdenkingen heette haar winnende gedicht. Uit het juryrapport: “Roos schetst een rijkdom aan beelden, beschrijft plekken waar iets in de oorlog is gebeurd en zet een poëtisch contrast neer.” Het gedicht vertelt hoe de Utrechtse scholiere in het donker van haar slaapkamer herinneringen aan de oorlog oproept. Kransen, foto’s, verhalen uit tweede of derde hand. Nadat ze haar bedlampje heeft aangeknipt, concludeert ze in de eindregel: “Mijn heftigste herinneringen zijn die van een ander.”
Facebook Ze behoort tot de generatie van de stille verontschuldiging. “Wij zijn zo verwend. Zo opgegroeid in zorgeloosheid. Als ik ’s ochtends wakker word, kan ik in vrijheid op Facebook inloggen. Terwijl onderduikers bang waren dat ze elk moment ontdekt konden worden. Dat is raar om bij stil te staan. Dat is wat ik met mijn gedicht duidelijk wil maken. Vooral aan jongeren.” Roos is opgegroeid met 4 mei. Thuis zijn twee minuten stilte een vanzelfsprekendheid. Enkele malen bezocht ze herdenkingsbijeenkomsten in de Utrechtse wijk Tuindorp en bij Fort De Bilt. Maar
een gedicht over 4 mei schrijven? Nooit gedaan. Begin 2012 gaf een stadsdichter op haar school, het Christelijk Gymnasium in Utrecht, een workshop. Roos schreef Nachtelijke overdenkingen, een van de 180 inzendingen. In april bereikte ze de finale in het Spoorwegmuseum. Dat ze zelfs naar de Dam mocht, verbijsterde haar. “Wel heeft taal me altijd getrokken. Een van onze achterburen was Koos Meinderts – ja, de bekende kinderboekenschrijver. Van hem las ik veel. Maar zelf kwam ik nooit verder dan Sinterklaasgedichten.”
Tranen Voor inspiratie putte ze uit de verhalen van onder anderen haar oom uit Groningen. Hij woont op een boerderij. Tijdens de oorlog zaten er onderduikers verborgen, in een kamertje op de zolder van de schuur. Literaire grondstof vormden ook de oorlogsverhalen van de opa van Roos. Vanuit Schiedam zag hij de bombardementen op Rotterdam. Hij is erg trots op zijn kleindochter: “Bijna elke week kijkt hij naar de video van de Dodenherdenking. In tranen.” Aan het nut van herdenken twijfelt Roos niet. Stilstaan bij de hel die oorlog heet, vindt ze ook in de toekomst noodzakelijk. Niet voor niets maakt het woord peace deel uit van haar e-mailadres. Tegelijkertijd is Roos realistisch. De kans op wereldwijde vrede acht ze klein. Een extra zorg: “Ik zie dat het eigenbelang van landen toeneemt. Ze raken banger om macht te verliezen. Maar ook de economie verslechtert. Dat vergroot de kans op conflicten. Daarom vind ik de Europese eenwording belangrijk.”
Drie toehoorders Jeroen van den Eijnde, directeur Nationaal Monument Kamp Vught: “Het blijft een kunst om jongeren bij herdenken te betrekken, zeker in de meivakantie. Maar Dichter bij 4 mei helpt ons daar absoluut bij. De kwaliteit van de gedichten is ook hoog, dankzij het lange traject dat aan de uitverkiezing voorafgaat. Het is geen goedbedoelde rijmelarij, maar poëzie met nuance.” Harry Ruijs, directeur Nationaal Monument Kamp Amersfoort: “Steevast vertelt een van de oud-gevangenen – ruim zestig van hen leven nog – bij de herdenking hier een verhaal. Daarna komt een finalist van
18
NCMagazine | najaar 2013
Dichter bij 4 mei aan het woord. Oud en jong, toen en nu: samen een prachtig tweeluik. Sowieso zie ik een stijgende belangstelling van jongeren voor Kamp Amersfoort.” Dirk Mulder, directeur Herinneringscentrum Kamp Westerbork: “In hun professionele overdracht zijn historici – in de breedste zin van het woord – altijd beperkt. Gelukkig biedt artistieke verbeelding kans om dicht bij het onzegbare te komen. Ik merk dat jongeren hun eigen gevoelens het makkelijkst in taal uitdrukken. Meer nog dan in muziek of beeldende kunst.”
Herdenken
‘Mijn heftigste herinneringen zijn die van een ander’
19
Op zoek naar de vrijheid
Wie niets te verbergen heeft, hoeft Een half jaar geleden werd de wereld opgeschrikt door klokkenluider Edward Snowden die een boekje opendeed over de afluisterpraktijken van de Amerikaanse overheid. Hoe zit dat eigenlijk in Europa en Nederland? Over de botsing tussen het recht op veiligheid en het recht op privacy.
door Peter Rodrigues | beeld Johannes Eisele/ANP
20
NCMagazine | najaar 2013
D
ankzij klokkenluider Edward Snowden weten we waartoe de Amerikaanse National Security Agency (NSA) met het programma PRISM in staat is. Dit grootschalige surveillanceprogramma verschaft de NSA toegang tot de servers van verschillende grote aanbieders van internetdiensten, zoals Microsoft, Apple, Google, Skype en Facebook. Zo verkrijgt deze Amerikaanse veiligheidsdienst niet alleen ontelbare gegevens van klanten van deze bedrijven, maar heeft hij ook toegang tot e-mailberichten, gedownloade documenten en chatgesprekken. De publieke verontwaardiging was na het bekend worden van dit nieuws groot, maar evenzo was er veel begrip voor het opsporingsbelang van mogelijk terroristische en criminele activiteiten. Dat begrip slonk echter als sneeuw voor de zon toen Snowden onthulde dat bevriende Europese regeringen eveneens door de NSA werden afgeluisterd. Vrienden afluisteren, dat was een brug te ver en werd door de Europese Commissie en de Europese lidstaten direct veroordeeld. Onveiligheid is toch niet afkomstig van je gouvernementele partners?
Vieren
Demonstranten met spandoek ‘Yes, we scan’ tijdens het bezoek van Barack Obama aan Berlijn, 18 juni 2013
‘Waarom zo stiekem? Niemand is tegen veiligheid’
niets te vrezen Veiligheid versus privacy Het belang van veiligheid is onomstreden en dient als een grondrecht te worden beschouwd. Artikel 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bepaalt dat het recht van een ieder op leven wordt beschermd. Dit recht op leven is waar het bij veiligheid primair om draait. Maar hoe verhoudt het recht op veiligheid zich tegenover het recht op respect voor ieders privéleven, woning en correspondentie? Het grondrecht op privacy is eveneens in het EVRM te vinden; het is opgenomen in artikel 8. In het debat dat Snowden heeft doen oplaaien, gaat het hem om het gebrek aan transparantie dat bij het inwinnen van informatie over burgers wordt betracht. Vertaald in termen van grondrechten, gaat het over de botsing tussen het recht op veiligheid en het recht op privacy.
Luistervinken Nederlandse opsporingsdiensten plaatsten vorig jaar 16.676 internettaps, vijf keer zoveel als in 2011. Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie meent dat de tap zijn nut heeft bewezen. Maar als
dat zo is, is het wel merkwaardig dat de Nederlandse overheid haar burgers veel vaker afluistert dan de haar omringende landen doen. Zijn wij betere luistervinken? In 2012 werden 25.487 telefoontaps afgenomen en door de opsporingsdiensten 56.825 keer belgegevens gevorderd. Over het tappen van de sociale media zijn geen officiële cijfers bekend. De provider XS4ALL maakte daarop zelf de gegevens over 2012 openbaar. Opsporingsdiensten vroegen 150 taps bij deze provider op. De tapcijfers nemen jaarlijks toe. Daarvan heeft u normaliter vermoedelijk geen last, maar dat wordt anders als uw gegevens ‘toevallig’ in een verdachte context uit een van de gebruikte zoekprogramma’s komen rollen. In die omstandigheden is het van belang recht te hebben op inzage van de opgeslagen gegevens, eventuele correctie van onjuistheden en zo nodig zelfs verwijdering bij onrechtmatige of foutieve opslag. Dat zijn immers de drie basisrechten voor burgers die geregistreerd zijn in databestanden, zoals vastgelegd in de Europese richtlijn voor dataprotectie. De huidige ongebreidelde drang naar dataverzameling gaat gepaard met een schrikbarend gebrek aan openheid. Waarom zo stiekem? Niemand is tegen veiligheid. Dat wil echter niet zeggen dat burgers hun drie basisrechten mogen worden onthouden en evenmin dat zij niet geïnformeerd hoeven te worden dat de overheid toegang heeft tot haar elders opgeslagen gegevens. Burgers zijn immers geen verdachten. Verdachten zijn personen van wie een redelijk vermoeden aanwezig is dat zij een strafbaar feit hebben begaan. Zolang dat vermoeden afwezig is, dienen de vrijheidsrechten van burgers gerespecteerd te worden. Onder die voorwaarde is het nog steeds mogelijk persoonsgegevens op te vragen en aan verschillende databanken te koppelen om zo te zoeken naar mogelijk kwaadaardige patronen.
Transparantie De NSA heeft aangegeven gewoon door te gaan met PRISM. Wat daaraan vooral stoort, is dat de dienst doet voorkomen of beschermers van de nationale veiligheid niet aan regels zijn gebonden. Natuurlijk dienen ook veiligheidsdiensten zich aan de wet te houden. Deze regels zijn juist bedoeld om misbruik te voorkomen. Het betrachten van transparantie ten aanzien van de geraadpleegde bronnen hoeft geen belemmering op te leveren voor een effectieve uitoefening van hun werkzaamheden. De legitimatie van het inlichtingenwerk en het vertrouwen van de burger zal er door toenemen. Want ook voor overheden geldt: wie niets te verbergen heeft, heeft niets te vrezen.
Peter Rodrigues in ‘t kort Peter Rodrigues levert elk NC Magazine een bijdrage over de zoektocht naar de vrijheid. Hij is hoogleraar Immigratierecht aan de Universiteit Leiden en directeur van het Instituut voor Immigratierecht. Van juni 2001 tot september 2010 was hij hoofd van de afdeling Onderzoek & Documentatie van de Anne Frank Stichting. Rodrigues heeft veelvuldig gepubliceerd over discriminatie op grond van ras en nationaliteit, gelijke behandeling en immigratierecht. Hij is lid van de Commissie Meijers: de permanente commissie van deskundigen in internationaal vreemdelingen-, vluchtelingen- en strafrecht.
21
Minister Jet Bussemaker van Onderwijs:
‘Museale samenwerking vergt mentaliteitsomslag’ Minister Bussemaker van Onderwijs heeft onlangs de museumbrief Samen werken, samen sterker naar de Kamer verzonden. De nota bevat interessante gedachten en voorstellen: meer samenwerking, betere zichtbaarheid van collecties, grotere naamsbekendheid en meer aandacht voor educatie. Dit zijn precies de doelen die zijn geformuleerd bij de campagne De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen. door Karen de Jager en Jan van Kooten | beeld Ilvy Njiokiktjien
D
e oorlogs- en verzetsmusea en herdenkingscentra vallen niet onder haar ministeriële verantwoordelijkheid, maar het herdenken van de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog is iets wat Jet Bussemaker persoonlijk raakt. Pas tijdens een gezamenlijke reis door Indonesië in de jaren tachtig hoorde zij het verhaal van haar vader, die de kampen in Nederlands-Indië overleefde. Hoewel er niets fysieks meer over was van deze kampen of van het huis waar haar vader met zijn broers en ouders had gewoond, staat de reis met alle indrukken, geuren, kleuren en geluiden, samen met het verhaal van haar vader, blijvend in haar geheugen gegrift. Het geeft haar focus, ook als minister.
Onderwijs over de Tweede Wereldoorlog In overleg met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport start het Nationaal Comité 4 en 5 mei binnenkort een onderzoek onder leraren naar het onderwijs over de Tweede Wereldoorlog. Welke materialen worden gebruikt? Welke activiteiten worden ondernomen? En vooral: wat is het effect?
Wat vindt Jet Bussemaker zelf het belangrijkst? “Ik wil graag weten hoe we leraren kunnen helpen zodat ze kennis over de Tweede Wereldoorlog zo goed en volwaardig mogelijk kunnen overbrengen. Inhoudelijk, maar vooral ook praktisch. Wat hebben zij nodig om dit goed te kunnen doen? Als minister van Onderwijs kijk ik ook naar de vaak overbelaste agenda van leraren van wie we heel veel vragen en die heel veel moeten kunnen.” Educatie is ook in de museumbrief een belangrijk onderwerp. Musea zouden naar de scholen moeten komen. “Je ziet dat bij cultuuronderwijs de praktische organisatie een van de grootste problemen is. Een klas naar een museum krijgen is a hell of a job. Dat vergt veel organisatie en kost veel tijd. Dus als je een deel van een les over kunst of geschiedenis kunt overnemen, met deskundigen die wat over het onderwerp vertellen, dan help je de docent daarbij. Denk bijvoorbeeld aan studenten van de kunstacademie of studenten geschiedenis als het gaat om oorlogsmusea.”
22
NCMagazine | najaar 2013
inspiratie Jet Bussemaker in vogelvlucht Mariëtte (Jet) Bussemaker (1961) is minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ocw). Sinds 1979 is ze lid van de Partij van de Arbeid. Ze zat vanaf 1988 voor deze partij in de Tweede Kamer. Tijdens het kabinet Balkenende IV was ze staatssecretaris op het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (vws). Jet Bussemaker is de dochter van een overlevende uit de kampen in Nederlands-Indië. In 2011 verscheen haar boek Dochter van een Kampkind, Ervaringen van een staatssecretaris met de oorlog in Nederlands-Indië. Op verzoek van het Nationaal Comité 4 en 5 mei sprak zij op 4 mei in 2008 een rede uit tijdens de Nationale Herdenking op de Dam.
Ze kent mooie voorbeelden. “Ik herinner me een ontmoeting met een archeologe die met een kruiwagen vol scherven en kleine voorwerpen een klas inging. Aan de hand van deze voorwerpen vertelde ze de kinderen hoe honderden jaren geleden in de buurt van hun school mensen leefden: waar ze in geloofden, wat ze verbouwden.”
Kennis delen Ondanks teruglopende middelen hebben cultuur en cultuuronderwijs toekomst, meent Jet Bussemaker. Het belangrijkste doel is kunst en kennis ter beschikking te stellen. Samenwerken en kennis delen kan voorkomen dat onnodig veel geld wegvloeit naar kosten voor bijvoorbeeld een back office en kan leiden tot een groter bereik. Ze wil niet voorschrijven hoe die samenwerking eruit moet zien. “Dat moet van onderaf komen, anders krijgen we niet de energie en dynamiek die ik wil zien. Musea en landgoederen in Gelderland hebben een coöperatie opgericht waarin ze de boekhouding en publiciteit hebben ondergebracht. Er zijn combinatiebezoeken mogelijk aan het Glasmuseum in Leerdam en de Biesbosch. Zo’n samenwerking kan ook met private partners. Dat kan ook interessant zijn voor oorlogsmusea. Zo zou bijvoorbeeld Herinneringscentrum Kamp Westerbork samen met het Drents Museum in Assen een interessante regionale tentoonstelling kunnen maken.” De minister erkent dat samenwerken niet altijd makkelijk is. Dat vraagt een mentaliteitsomslag. Maar om te overleven zullen culturele instellingen stappen moeten maken. Ze zullen meer ondernemend moeten worden.
Wat staat er in de museumbrief? In de museumbrief geeft minister Bussemaker haar visie op het toekomstige beleid voor musea. Vanaf 2017 moeten musea samenwerken om te kunnen meedingen naar de overheidssubsidie. In aanloop naar 2017 zouden de musea daar al mee moeten beginnen, adviseert de minister. De komende periode ziet zij als een oefentraject waarin musea diverse manieren van samenwerken kunnen uitproberen. Voor dergelijke pilots stelt zij een extra budget van twee miljoen euro beschikbaar. Ook musea van andere departementen of gemeenten kunnen aanspraak maken op dit budget als zij aan de criteria van de regeling voldoen. De minister ziet de campagne De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen als een goed voorbeeld van de manier van werken die zij in haar museumbrief en visie voorstaat.
Internationaal netwerk verbeterd Tegelijkertijd met de nieuwe naam van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA, voormalig ITF) is de communicatie over het internationale netwerk sterk verbeterd. Handig voor Nederlandse instellingen die zich bezighouden met de Holocaust en aanverwante thema’s. Want niet alleen het laatste nieuws is beschikbaar, uitgebreide databases en achtergrondinformatie maken internationaal samenwerken ook een stuk makkelijker. door Renske Krimp | beeld Såndor Makofka
24
NCMagazine | najaar 2013
De herdenking bij het Holocaust Memorial Centre in Boedapest, Hongarije op 13 april 2013. De IHRA was daarbij vertegenwoordigd door de voorzitter dr. Mario Silva en secretaris dr. Kathrin Meyer.
Internationaal
O
p de website van de IHRA staat sinds dit jaar een uitgebreide evenementenkalender met informatie uit alle aangesloten landen. Van de lancering van een nieuwe antisemitismemonitor in Hongarije tot een conferentie over de reacties op de Holocaust in Kopenhagen en informatie over de onthulling van een nieuw monument getiteld to B Remembered in Berlijn, op initiatief van het Internationaal Auschwitz ComitÊ. Al het nieuws op het gebied van onderwijs en musea over en onderzoek naar de Holocaust is terug te vinden op de website van de IHRA. Het is ook te vinden via de hernieuwde pagina’s op sociale media: Facebook, LinkedIn en de tweets van de Canadese voorzitter dr. Mario Silva. Wie op zoek is naar de laatste stand van zaken bij internationale projecten over de Holocaust raadpleegt de kanalen van de IHRA.
Nieuws delen De overzichten en de actuele informatie op de IHRA-website maken het makkelijk aansluiting te vinden bij activiteiten en projecten die elders in Europa en in ArgentiniĂŤ, de VS en Canada plaatsvinden. Op de site is namelijk te vinden wat in andere landen werd en wordt georganiseerd en door wie. Er staat informatie op van de 31 landen in het netwerk, van de expertwerkgroepen over de genocide op de Roma, over andere genocides, antisemitisme en Holocaustontkenning en ook van andere organisaties die zich verwant voelen met het werk van de IHRA. Ook Nederlandse oorlogs- en verzetsmusea kunnen hun nieuws delen met partners in andere landen door het aan te leveren bij de IHRA. Ondertussen geeft de huidige voorzitter van de IHRA, Canada, de door Nederland ingezette plannen verder vorm. In een meerjarenplan zijn de prioriteiten van de IHRA gesteld. Prioriteiten zijn het lokaliseren en behouden van killing sites, plaatsen waar (met name in Oost-Europa) massa-executies zijn uitgevoerd en waarvan de meeste nog onbekend zijn, en daarnaast het vertalen van bestaand onderzoek naar de Holocaust opdat het bruikbaar is in het onderwijs. Ook zetten bij de IHRA aangesloten landen zich in voor toegang tot archieven met informatie over de Holocaust en steunt het netwerk de belangrijke herdenkingsdagen in de aangesloten landen. In oktober 2013 zal in Toronto een volgende bijeenkomst van delegatieleden plaatsvinden. Bekijk de vernieuwde website op holocaustremembrance.com
25
Breekbare dagen
4 en 5 mei door de jaren heen
Breekbare dagen 4 en 5 mei door de jaren heen In 2012 was het een kwart eeuw geleden dat de Nederlandse regering het Nationaal Comité 4 en 5 mei instelde. Eén organisatie die zowel invulling geeft aan de Dodenherdenking als aan het vieren van Bevrijdingsdag, bestond tot 1987 niet. Wat wel bestond was een sequentie van een herdenkingsdag en een feestdag, een unicum in de wereld. Breekbare dagen laat in woord en beeld zien hoe Nederlands sinds 1945 zijn doden herdenkt en zijn bevrijding en vrijheid viert, en hoe nieuwe generatie nieuwe vormen
vinden voor het uiten en beleven van oude en universele emoties. Deze geschiedenis wordt afgewisseld met de voordrachten die sinds 1992 op 4 mei door literaire auteurs in De nieuwe Kerk in Amsterdam zijn gehouden. Breekbare dagen kost 15,- euro en is beschikbaar in de boekhandel en de webshop van het Nationaal Comité: www.4en5mei.nl.
Internationaal Het voormalige Duitse concentratiekamp Falstad in Noorwegen
Misstanden na de oorlog nog steeds taboe Te midden van glooiende okerkleurige velden, sparrenbossen en fjorden ligt het voormalig concentratiekamp Falstad. Het idyllische Noorse landschap doet de gewelddadige geschiedenis van de plek bijna vergeten. Historicus Jon Reitan (40) is senior conservator van het Falstad Centrum. Hij stond aan de wieg van het herinnerings- en mensenrechtencentrum. Een interview met Jon Reitan, door twee deelnemers van de studiereis naar Noorwegen. door Judith Whitlau en Bettie Jongejan | beeld Renske Krimp en Bettie Jongejan
Deelnemers van het internationaal studieprogramma
Studieprogramma Internationaal Het Nationaal ComitÊ organiseert een studieprogramma gericht op internationale uitwisseling. De dertien deelnemers zijn professionals uit het werkveld van oorlogsmusea en organisaties die zich bezighouden met vrijheid, democratie en rechtsstaat. In september gingen de deelnemers naar het congres Crossing Borders in het Noorse Falstad. Dit congres ging over de vraag of we de Tweede Wereldoorlog wel of niet mogen koppelen aan actuele thema’s. Verschillende sprekers gaven hun kijk op deze verbinding: mag dit en zo ja hoe? Is het een meerwaarde? En geldt dat op dezelfde manier voor plekken waar de misdaden tijdens de oorlog ook daadwerkelijk plaatsvonden? Deelnemers van het studieprogramma interviewden daarnaast een van de sprekers van het congres. Hier leest u het verhaal van conservator van Falstad Jon Reitan over de vraag of hij een verbinding legt tussen de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, andere geschiedenis en actuele mensenrechtenschendingen in het voormalige concentratiekamp. Hoe men worstelt met de koppeling tussen verleden en heden in Noorwegen: een verslag. (Renske Krimp)
E
ducatie over de Tweede Wereldoorlog was er nog nauwelijks toen Jon Reitan jong was. De televisieserie While my father was in Grini was zijn eerste kennismaking met de geschiedenis van de concentratiekampen in het door Duitsland bezette Noorwegen. Zijn generatie was de laatste die geen bezoek aan Auschwitz bracht. Twintig jaar later is dit bezoek een verplicht onderdeel in het Noorse curriculum. Inmiddels zijn 150.000 jongeren met organisaties als The White Buses en Travel for Peace naar het voormalige vernietigingskamp afgereisd.
Herdenkingscultuur Lange tijd stonden Joodse slachtoffers in de schaduw van de Noorse herdenkingscultuur. Zij kregen de rol de heldendaden van de Noorse verzetshelden te benadrukken. In de jaren negentig veranderde dit. Volgens Reitan deels door het toen opkomende en inmiddels wijdverbreide idee dat de tastbare en verontrustende overblijfselen van bijvoorbeeld Auschwitz van internationaal en maatschappelijk belang zijn. Een artikel in de krant DagensNĂŚringsliv had eveneens impact op de Noorse herdenkingscultuur. Het stuk verscheen op 27 mei 1995, vijftig jaar na de bevrijding. Iedereen kon lezen over hoe Noren hun Joodse landgenoten verraadden en hun huizen en spullen inpikten. Als reactie ontstond een collectieve poging om de Joodse
27
Senior conservator Jon Reitan naast een foto van concentratiekamp Falstad
cultuur te reconstrueren. Het Holocaust Centrum in Oslo werd opgericht en een fonds waar Joodse slachtoffers uit gecompenseerd werden. Vanaf dat moment staat de Holocaust centraal in de Noorse herdenkingscultuur.
onthielden van geweld. Vijf jaar na de bevrijding diende de plek als speciale school. Ook over deze periode is bekend dat er sprake was van mishandelingen. In 1991 sloot het tehuis zijn deuren.
Historie Falstad
Sinds 2010 draait in Falstad het zogenoemde landschapsproject waar historici, architecten en archeologen bij betrokken zijn. Het doel hiervan is de bezoekers informeren over het historische en topografische landschap. Reitan: “In 1950 besloot men de barakken en wachttorens af te breken om de verschrikkelijke tijd van de Duitse bezetting uit te wissen. Deze actie maakt ook deel uit van een geschiedenis die we willen laten zien.”
1995 is ook het oprichtingsjaar van het Falstad Centrum, The Norwegian Memorial and Human Rights Centre. De huidige functie staat in schril contrast met de decennialange periodes van mensenrechtenschendingen die er plaatsvonden. In 1921 werd het gebouwd als opvanghuis voor moeilijk opvoedbare jongens. Veel van deze jongens zijn seksueel, fysiek en mentaal mishandeld. Toen de nazi’s het in 1941 overnamen hebben ze vrijwel niets aan de inrichting veranderd, wat alles zegt over de autoritaire opzet van het jongenshuis. Falstad was het op een na grootste concentratiekamp in Noorwegen. Ongeveer 4500 gevangenen met vijftien verschillende nationaliteiten waren er geïnterneerd, “een multiculturele samenleving achter prikkeldraad”, aldus Reitan. Tussen 1942-1943 werden 220 gevangenen geëxecuteerd in het nabijgelegen bos, onder wie acht Joden. Falstad fungeerde tevens als doorgangskamp voor Joden en als strafkamp voor Oost-Europese krijgsgevangenen. Een dag na de bevrijding werden Noorse nazi’s in Falstad geïnterneerd. Voormalige gevangenen werden bewakers, die zich ook niet
28
NCMagazine | najaar 2013
Landschapsproject
“We willen het landschap niet fixeren in een specifieke tijd of herinnering, maar vooral laten zien dat er een organische ontwikkeling in de tijd heeft plaatsgevonden. De geschiedenis wordt steeds weer opnieuw ingezet om ons perspectief van vandaag beter te begrijpen. Ons besluit om de plaatsen van de voormalige barakken te markeren met gras is daar een voorbeeld van.” Archeologische vondsten en historische foto’s op de houten panelen in het landschap laten dit ook zien. “We werken met apps en de volgende stap is om gebruik te maken van geluidsopnamen in het landschap. We beschikken over honderden getuigenissen, dagboeken
Internationaal
Monument ter nagedachtenis aan de 220 geëxecuteerde gevangenen in het bos nabij Falstad
en brieven die verhalen over het leven in de barakken.” Voorlopig legt The Falstad Centre zijn focus op de Tweede Wereldoorlog. De Noren willen niets weten over de misstanden in Falstad die begaan zijn door hun eigen landgenoten, voor en na de Tweede Wereldoorlog. De herinneringen zijn nog te vers en pijnlijk. Reitan heeft er tijdens de oprichting van het centrum voor gepleit om ook deze geschiedenis te vertellen, maar zijn voorstel werd afgewezen. Hij spreekt de hoop uit dat er over twintig jaar wel ruimte is voor een presentatie van de integrale geschiedenis van de plek.
Educatieve aanpak Falstad trekt ieder jaar zo’n zesduizend scholieren. De klassen krijgen een vier uur durend programma aangeboden. Tijdens dit programma krijgen leerlingen uitleg over de geschiedenis van Falstad waarbij ze gebruikmaken van bronnen, foto’s en biografieën van gevangenen. De leerlingen worden aangemoedigd zich af te vragen waarom de geschiedenis van Falstad belangrijk is voor vandaag en te reflecteren op het feit dat de mensenrechten in Noorwegen een integraal onderdeel zijn van de wetgeving. Reitan benadrukt het belang van historische plekken, ook voor educatieve doeleinden: “Met het wegvallen van de laatste mensen die de oorlog hebben meegemaakt zal de belangstelling voor historische plekken en objecten groeien. Zij zullen voor een belangrijk deel de ooggetuigen vervangen.”
‘Met het wegvallen van de laatste mensen die de oorlog hebben meegemaakt zal de belangstelling voor historische plekken en objecten groeien’
Bettie Jongejan (1985) is historica en journaliste. Zij is sinds 2010 werkzaam als coördinator voor de Stichting Oorlogsen Verzetscentrum Groningen en vanaf september 2013 vervult zij dezelfde functie voor de kersverse Stichting Oorlogs- en Informatiecentrum Drenthe. Judith Whitlau (1967) is afgestudeerd docent levensbeschouwing en sinds 2006 werkzaam bij de afdeling educatie van het Joods Cultureel Kwartier in Amsterdam.
29
Gerrit Jan Wolffensperger en Judith Belinfante over opgroeien in de schaduw van de oorlog
Conspiracy Gerrit Jan Wolffensperger en Judith Belinfante spreken met elkaar over hun jeugd en de doem van de Tweede Wereldoorlog die over hun eerste levensjaren lag. Over opgroeien in de schaduw van de vermoorde verzetsheld Gerrit Jan van der Veen, rationaliteit als overlevingsstrategie en the conspiracy of silence. door Leonard Ornstein en Larissa Pans | beeld Peter Boer
Serie tweede generatie NC Magazine publiceert sinds dit jaar een serie over de ervaringen van de zogenaamde tweede generatie. De eerste generatie is die van de ooggetuigen, zij die de oorlog bewust hebben ervaren. De tweede generatie is na de oorlog geboren en heeft daar geen directe ervaringen mee. Welke invloed hebben de oorlogservaringen van de ouders op het leven en de ontwikkeling van hun kinderen? Wanneer hoorden zij de verhalen van hun ouders en familie? Wat vertellen zij op hun beurt aan hún kinderen? Voor alle generaties is herdenken belangrijk, zo blijkt uit het Nationaal Vrijheidsonderzoek, en met het ouder worden van de eerste generatie zal de tweede generatie meer op zoek moeten gaan naar de verhalen van hun ouders.
30
NCMagazine | najaar 2013
Dit keer worden de eerste voorzitter van het Nationaal Comité, Judith Belinfante, en oud-politicus Gerrit Jan Wolffensperger geïnterviewd, beiden geboren in de Tweede Wereldoorlog. Zij behoren tot wat in het generatieonderzoek van het comité en de Universiteit Utrecht de ‘tussengeneratie’ wordt genoemd, kinderen die tussen 1940 en 1945 zijn geboren. Zelf hebben ze de oorlog niet heel bewust meegemaakt. De oorlog is allereerst verbonden met hun ouders. Hoe gaan zij om met de oorlog van hun ouders en grootouders? Voor meer informatie over het generatieonderzoek: http://www.4en5mei. nl/onderzoek/generatieonderzoek.
Herdenken en vieren
of silence Gerrit Jan Wolffensperger: “In 1983 heb ik als locoburgemeester van Amsterdam een toespraak moeten houden bij de herdenking van de aanslag op het Bevolkingsregister aan de Plantage Middenlaan (een beroemde verzetsactie geïnitieerd door zijn vader Gerrit Jan van der Veen/red.). Ik ben erin geslaagd die toespraak te houden zonder daarin de naam van mijn vader te noemen. Het was een mooie toespraak, ik heb gesproken over ‘de helden die dit gedaan hadden’, maar de naam van mijn vader kon ik niet uitspreken. Waarom? Daar zijn meerdere verklaringen voor, één daarvan is boosheid. Boosheid dat zo’n bijzonder iemand al voor jouw geboorte verdwenen is. En je weet, boosheid is nooit rationeel hè. Boosheid is irrationeel, het idee van: godverdomme, ik had weleens op zijn schoot willen zitten.” Een fysieke weerstand voelde Wolffensperger altijd, als hij geconfronteerd werd met de Tweede Wereldoorlog en “de figuur van mijn vader”, van wie hij een buitenechtelijk kind was. “Ik werd door elke organisatie die zich met de Tweede Wereldoorlog bezighield gevraagd om in het bestuur te komen en dan wist ik niet hoe snel ik zoiets moest afwijzen.” De lounge van het Apollo Hotel in Amsterdam-Zuid, een rustige hoek achterin met fauteuils. Op tafel liggen twee boeken. Gerrit Jan Wolffensperger: “Ik heb vreselijk tegen dit gesprek opgezien. Decennialang heb ik een complete muur opgetrokken tussen mezelf, de oorlog en mijn vader. Nu wil ik er wel over praten, ook omdat ik Judith graag mag. Ik merk dat naarmate ik ouder word, mijn oorspronkelijk ongelooflijke afweer tegen praten over de oorlog begint af te brokkelen. Ik ben bijna 69, ik begin te accepteren dat een stuk van mijn verleden nu eenmaal een periode is waar ik toch een keer iets van weten moet. Weet je dat ik dit boek nog nooit heb gelezen? Puur uit dwarsigheid.” ‘Dit boek’, dat is een dik, zwart boek uit 1946. Het is de biografie Een
doodgewone held van Albert Helman over Gerrit Jan van der Veen, waarin zijn heldendaden breed uitgemeten worden. Gerrit Jan Wolffensperger: “Het is een slecht boek, een hagiografie.” Hij zegt: “In retrospectief kan ik beter verklaren waarom ik in mijn leven zo’n moeizame relatie heb gehad met de Tweede Wereldoorlog. Dat komt allereerst omdat ik in de eerste tien jaar van mijn leven nooit heb mogen vertellen wie mijn vader was. Er lag een soort zwijgplicht op. De familieverhoudingen waren zo complex dat ik de instructie kreeg niet over hem te praten.” Het is kortom gevoelige materie, Wolffenspergers familiegeschiedenis. Zijn voorgeschiedenis in een notendop: beeldhouwer Gerrit Jan van der Veen trouwde in 1931 met Louise van der Chijs en kreeg met haar twee dochters: Louise, ‘Loukie’ (1933) en Gerda (1935-2006). In 1936 kreeg Van der Veen een verhouding met Guusje Rübsaam. Zij raakten samen betrokken bij het verzetswerk, in de oorlog raakte zij zwanger van hem. Krap twee maanden nadat Gerrit Jan van der Veen op 10 juni 1944 gefusilleerd werd in de Overveense duinen, werd op 9 augustus 1944 zijn zoon geboren: Gerrit Jan Wolffensperger. De voornaam is van zijn vader, de achternaam kreeg hij van zijn tweede vader, Willem Wolffensperger. In genoemde biografie komt het bestaan van zijn zoon Gerrit Jan niet voor. Gerrit Jan Wolffensperger : “Ik leefde in de schaduw van een man die was uitgegroeid tot een held van mythische proporties. Mijn moeder was omringd door mensen uit het verzet die naar mij keken en dan uitriepen: ‘Hij lijkt op hem, hij lijkt op hem!’
‘De eerste tien jaar van mijn leven heb ik nooit mogen vertellen wie mijn vader was’
31
Maar wie mij heeft opgevoed, is Willem Wolffensperger, de man met wie mijn moeder op mijn tiende trouwde. Ik ben heel veel van die man gaan houden, hij heeft ontzettend goed voor mij gezorgd. Dat was een reden temeer om voor mijn moeder noch voor mezelf terug te komen op het verleden.” Het valt op, ze zijn alle twee uiterst beheerst. Rationaliteit is hun tweede natuur. Judith spreekt sober en analytisch over de oorlogsgeschiedenis van haar familie, die zeer schrijnend was. Het andere boek op tafel is haar eigen boek, Uit de onderwereld, waarin Belinfante hartverscheurend mooi haar door de Tweede Wereldoorlog getekende jeugd beschrijft. Judiths prilste begin is doordesemd van de oorlog, als op 19 juni 1943 haar geheime geboorte plaatsvindt, ‘in de onderduik’. (…) ze was hoogzwanger van haar derde kind. de andere twee waren miskramen, dood geboren. (…) en nu, nu zou ze, op een geheime plek, bij onbekenden thuis, moeten bevallen, door medicijnen opgewekt op het moment dat de arts haar zou kunnen helpen. op zondag, als hij geen dienst had. en hoe het daarna met het kind moest? daarvoor hadden ze nog geen oplossing gevonden. (Uit: Uit de onderwereld) Bij het gezin Belinfante was het adagium: nooit praten over de oorlog, over de gruwelijke dingen die gebeurd zijn. Twee mensen die van elkaar vervreemd waren, moesten weer samenwonen na de oorlog, met peuter Judith erbij, die zonder haar ouders was opgegroeid in een pleeggezin. “Verwoestend”, noemt ze de oorlogsjaren voor haar ouders en hun relatie. “Mijn ouders doken samen onder in mei 1943, een maand later werd ik geboren, op een ander adres voor de veiligheid, geregeld door een blonde vrouw uit het verzet. Mijn moeder, Hes Goudeket, kreeg meteen na de bevalling een postnatale depressie. Toen wist nog niemand wat dat was.” Op onderkoelde toon: “Mijn moeder kon mij niet voeden en de firma Nutricia bracht nog geen potjes, poedertjes en oplosmelk op de markt.” Judith kreeg gekookte rijstkorrels
32
NCMagazine | najaar 2013
te eten. “Dat maakte mij ontzettend ziek en in razende vaart woog ik nog maar twee pond. Ik was hartstikke op weg naar de dood. Ik krijste daar de hele dag op dat zoldertje, levensgevaarlijk voor iedereen.” Ten slotte duikt baby Judith onder bij het grote gezin van het dienstmeisje van haar ouders in de Haagse Schilderswijk. Daar wordt ze tot het einde van de oorlog liefdevol opgevoed. De blonde verzetsstrijdster die haar geboorteadres regelde, wordt later Judiths stiefmoeder, als ze na de oorlog verliefd wordt op Judiths vader - Guus Belinfante - en ze een verhouding krijgen. Intuïtief voelt Judiths vader aan dat scheiden grote, wellicht onherstelbare, schade zal veroorzaken bij zijn intelligente, maar depressieve vrouw. Hij wacht jarenlang, aarzelt, krijgt werk in Parijs en vertrekt ten slotte in 1955 uit het huis waar hij woont met zijn vrouw en hun kinderen Judith en Joost, het broertje dat in 1946 geboren werd. Na jaren wordt in 1958 de scheiding uitgesproken. Judith is dan vijftien jaar. er wordt gebeld. voor de deur staan twee mannen in leren jassen. ‘ze is dood’ zegt het meisje dat open doet. ‘ze is dood, mijn moeder’. (…) pas dan hoort ze dat haar moeder inderdaad voor de trein gesprongen is. (…) een paar dagen later ligt haar moeders blauwe tas verscheurd en kapot in de gang de echtscheidingsacte zit er nog in.
Judith Belinfante: “Ik ben in allerlei fases op allerlei manieren ontzettend boos geweest op iedereen. Ik voelde me in de steek gelaten, en niet zo’n klein beetje ook. De oorlog was geen onderwerp van gesprek, bij niemand. Als je daarover nu nadenkt, kun je je dat goed voorstellen. Iedereen had zo’n buitenmenselijke maat ervaring gehad. Als je ooit buiten die menselijke maat terecht bent gekomen, dan kun je later niet meer binnen de ‘normale’ maat blijven leven. Dat lukt alleen als je jezelf tot in het uiterste beheerst. Anders kom je in zulke grote emoties
Herdenken en vieren
Wie is Gerrit Jan Wolffensperger? Gerrit Jan Wolffensperger (1944) is onder andere fotograaf, oud-fractievoorzitter van D66 en oud-omroepbestuurder. Hij studeerde rechten en economie. Wolffensperger is de zoon van de vermoorde verzetsstrijder en beeldhouwer Gerrit van der Veen. Hij is getrouwd en woont in Amsterdam.
Judith Belinfante in het kort Judith Belinfante (1943) is historica. Zij was directeur van het Joods Historisch Museum en werd in 1987 de eerste voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Ook was zij Tweede Kamerlid voor de PvdA. Belinfante woont in Amsterdam, is getrouwd en heeft een zoon. terecht, dat is een schaal van emoties die je niet aankunt. Zo heb ik het zelf ook gedaan: als je niet voor jezelf een heel duidelijke lijn trekt, dan haal je het niet. Ik hield afstand tot mijn vader toen hij mijn moeder verliet. Ik kon niet én voor mijn moeder zorgen en daarnaast bij mijn vader en zijn vriendin langsgaan. Ik moest het wel zo doen om zelf te overleven. Ik had geen keus.” Kun je je moeder begrijpen? Judith: “Het woord begrijpen is hier niet van toepassing, want depressiviteit is niet rationeel. Mensen die niet meer in staat zijn om het leven in de ogen te zien, krimpen weg. Een angstig proces om naast te zitten. Niks is meer leuk, alles wordt steeds kleiner, ongelukkiger en akeliger.” The conspiracy of silence, noemt Wolffensperger het grote zwijgen van zijn moeder en tweede vader. “Tot haar vijfenzeventigste heeft mijn moeder nooit over de oorlog willen praten, en toen kwam het. En ik werd boos. Al die tijd niks, en opeens eindeloze verhalen. Ik was er nog niet aan toe. We kregen daar wrijving over.” Judiths vader is altijd blijven zwijgen. “De laatste keer dat ik probeerde met mijn vader over de oorlog te praten was in 1985, vlak na het interview dat Ischa Meijer met mij hield. Ik dacht: ik ga het nog één keer proberen. Het bleek een totale no go area. Mijn vader, mijn stiefmoeder en ik zaten te praten en ik begon met een simpele vraag over de oorlog. Mijn vader draaide zich om, begon te huilen en ik dacht: oké, ik zal het nooit meer doen.” Gerrit Jan, nog even terug naar je vader. Je bent behoorlijk kritisch over hem. Hoe komt dat? Gerrit Jan: “Ik heb niet de minste twijfel over wat de belangrijkste drijfveer van mijn vader was: verontwaardiging, woede. Vanuit een basisgevoel: dit kàn niet, dit mag je niet accepteren. Maar één van de dingen waar ik veel over heb nagedacht, is wat mijn vader ertoe gebracht heeft om zodanig risicovolle verzetsdaden te plegen dat het aan de rand van de zelfdestructie kwam. De laatste verzetsacties die mijn vader heeft ondernomen, werden hem aan alle kanten afgeraden, zoals de overval op de Weteringschans om zijn vrienden te bevrijden. Het was bijna suïcidaal. Wat bezielde die man? Zou hij geweten hebben dat hij het einde van de oorlog niet zou halen? Zou hij dat ook gewíld heb-
ben? Nu kom ik op een wankel terrein. Misschien gaan mijn gedachten hierover wat ver. (Aarzelend) Ik heb weleens het gevoel gehad dat mijn vader enigszins teleurgesteld was in zijn carrière als beeldhouwer. Hij was geen kunstenaar die volkomen grensverleggend en vernieuwend werkte. Ik heb diep in mijn hart weleens het gevoel gehad dat hij teleurstelling voelde over zijn werk en dat dat mede heeft geleid tot die andere ‘carrière’, als ik het zo mag uitdrukken. Mijn vader was iemand die boven iedereen uit wilde steken, en die ook heel veel kon. Hij kon zingen, muziek maken, hij schreef operettes. Ik denk dat hij in zijn verzetswerk verder wilde gaan dan iedereen. Zijn grootste verdienste is het opzetten van de Persoonsbewijzencentrale geweest, die duizenden mensen aan valse papieren heeft geholpen, die hun de mogelijkheid heeft gegeven de oorlog te overleven. Daar ben ik trots op.” Judith: “En terecht. De vrouw die mij twee keer het leven heeft gered, is ook een held. Zij is iemand die vanuit dezelfde emotie redeneerde: ‘Wat krijgen we nou?’ Waar ik ben opgegroeid, was een echt eenvoudige omgeving in de Haagse Schilderswijk, in een bordpapieren huisje. Het waren het dienstmeisje van mijn ouders en haar familie die hun leven waagden voor mij. In een kamertje waar nu één student woont, woonde zij met haar familie van zeven mensen. En die zeiden tegen elkaar: we nemen die baby er wel bij. Dit is klein verzet, maar heel groot binnen hun eigen kader. Iedere schaal heeft zijn eigen mogelijkheden en binnen die mogelijkheden doen mensen wat ze kunnen.” Inmiddels begint Wolffenspergers ‘Tweede Wereldoorlog-weerzin’ langzaam af te nemen. Hij vertelt: “Kortgeleden was ik bij de zoveelste herdenking van de aanslag op het Bevolkingsregister. Daar hield de voorzitter van het 4 en 5 mei-comité van de Plantagebuurt (Amsterdam/red.) een fantastische toespraak. Gewoon een verhaaltje recht voor zijn raap. En toen moest ik huilen. Opeens brak er toen iets door. En daar schaam ik me niet voor. Voor het eerst van mijn leven heb ik erom gehuild.”
‘Ik was hartstikke op weg naar de dood’
33
Robert Croll, voorzitter vfonds:
Boven: Bevrijdingsfestival Den Bosch 2013 Bevrijdingsfestival Vlissingen 2013
34
NCMagazine | najaar 2013
‘Vrijheid mis je pas als je onderdrukking hebt meegemaakt’
vieren
Is 390372285 een nummer dat geluk brengt? Absoluut, weten ze bij de BankGiro Loterij. Al vier jaar op rij belandt er één miljoen euro op. Daar kun je veel zinnigs mee doen. Gedachtewisseling met Robert Croll, voorzitter van het vfonds. Door Eric Alink | Beeld Chris van Houts, Laila Cohen, Coco Duivenvoorde
L
aten we de identiteit van de gelukkige rekeninghouder onthullen – vrijheid en transparantie horen bij elkaar: het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Waagt het comité zich aan kansspelen? Nee, het zit iets ingewikkelder in elkaar. De BankGiro Loterij, die geld aan culturele doelen schenkt – ruim 64 miljoen euro in 2013 – steunt onder meer het vfonds. Op zijn beurt subsidieert dit Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg het comité met één miljoen euro per jaar. Het geld is met name bestemd voor de veertien Bevrijdingsfestivals die op 5 mei in Nederland worden gehouden. “Onze samenwerking met het Nationaal Comité is dynamisch,” zegt Robert Croll. “In zeiltermen: windkracht 4 of 5.” Dat zal niet snel luwen, voorziet de voorzitter van het vfonds. “Naarmate minder mensen zich de oorlog nog kunnen herinneren, groeit de noodzaak om te herdenken. Bovendien is het besef onder Nederlanders maar matig dat vrede en vrijheid niet vanzelfsprekend zijn. Onze wereld gaat gebukt onder een gebrek aan verwondering. Veel is te vanzelfsprekend. Klaarblijkelijk mis je vrijheid pas als je onderdrukking hebt meegemaakt.”
Fundament Het vfonds bestrijkt drie werkvelden. Een: erkenning en waardering. Twee: herinnering, herdenken en vieren. En drie: vrede, democratie, rechtsstaat en internationale rechtsorde – het jongste aandachtsveld. Zij zijn met elkaar, maar ook met geopolitiek verbonden. Zo noemt Croll vrede en veiligheid in één adem met Europa. Enige kanttekening: “Ik begrijp de scepsis over Brussel. Met gedetailleerde regelgeving over het toegestane percentage water in ijsjes ga je het grote publiek niet overtuigen – ook mij niet trouwens. Laten we ons liever concentreren op het fundament van de Europese samenwerking.” Croll, die rechter in de rechtbank Gelderland is, houdt van balans. “De afgelopen vier jaar is er steeds meer evenwicht in onze relatie met het Nationaal Comité gekomen. De zichtbaarheid van het vfonds op de Bevrijdingsfestivals is steeds beter geworden. Het publiek kan inmiddels goed zien dat het vfonds bij 4 en 5 mei en bij de herdenking op 15 augustus betrokken is. We willen de wereld tonen
Robert Croll
dat we het geld op een goede manier besteden. Gelukkig heeft het Nationaal Comité laten blijken dat het oog heeft voor dat communicatieve belang.”
Sleutelzin Al ruim twintig jaar werken de twee organisaties intensief samen. “Het is meer dan een verstandshuwelijk,” stelt Croll. “Het gedachtegoed overlapt elkaar en beide partijen delen in geduld en passie.” Maar gezapig zal het niet snel worden, lacht hij. “Wij spreken nooit over ‘consolideren’. Dat klinkt alsof de relatie in beton is gegoten. In dat verband past de paradoxale sleutelzin uit Il gattopardo, de roman van Tomasi di Lampedusa. Die luidt: ‘Als je alles bij het oude wilt houden, moet je veranderen’. Dat veronderstelt noodzakelijke dynamiek.” Heeft Croll nog een credo of cri de coeur? Ja. “Ik zou willen dat het veld van herinneren en herdenken iets enthousiaster defragmenteert. Als je bij wijze van spreken even aan je oor krabt, is er wéér een nieuwe groep opgericht. Aan de intenties twijfel ik niet, maar laten we oog voor doelmatigheid krijgen. Samenwerken is niet vies.”
Goed besteed Robert Croll over de financiering: “Het vfonds bestaat al jaren bij gratie van loten verkopen. Als je ‘onze’ loten koopt, win je altijd. Win je niet zelf, dan wint Nederland.” Het vfonds ondersteunt vier projecten van het Nationaal Comité: de veertien Bevrijdingsfestivals, Adopteer een Monument, de fakkelcampagne Vrijheid geef je door en de website lesmateriaaloorlogenvrede.nl
35
Jacques Wallage, voorzitter Werkgroep Herdenken
Zoektocht naar het gemeenschappelijke verhaal Wie herdenken we, wat herdenken we, met wie en waarom? Het Nationaal Comité 4 en 5 mei gaat opnieuw op zoek naar het gemeenschappelijke fundament voor herdenken. Jacques Wallage, voorzitter van de werkgroep herdenken: “Het is niet alleen hún verhaal. Het is óns verhaal. Dat opnieuw met elkaar formuleren voor de nieuwe beleidsperiode is van essentieel belang”. door Marja Verbraak | beeld Geert Snoeijer
Het Nationaal Comité maakt het nieuwe beleidsplan altijd in samenspraak met vele partijen, maar organiseerde niet eerder openbare verkenningsgesprekken. Wat is de waarde van die verkenningsgesprekken voor de werkgroep Herdenken? “Het maatschappelijk debat vindt steeds meer plaats in de publieke ruimte en minder binnen instituties. In de media worden ook over herdenken stevige, felle uitspraken gedaan. Het comité moet in dat openbare debat een actieve rol spelen - richting geven aan de zingeving van herdenken en vieren is een van onze kerntaken. Binnen het comité bestaat veel kennis en ervaring, maar we kunnen het absoluut niet alleen en starten een zoektocht naar wat leeft in de samenleving. Daar staan we open in: we geven geen antwoorden, maar formuleren vragen en onderzoeken of er een gemeenschappelijk fundament gevonden kan worden voor herdenken en vieren in de komende vijf jaar. Welke manier van herdenken past bij de huidige samenleving? Dat verandert elke keer weer. We gaan goede gespreksverslagen maken, ook om te kunnen verantwoorden welke beleidskeuzes we uiteindelijk maken. Deelname wordt dus niet vrijblijvend. Iedereen kan zien wie wat zegt namens welke groep. Het wordt niet: roept u maar. Eind 2014 hopen we voorlopige conclusies te hebben, die we dan weer voorleggen aan de gesprekspartners.” Wie nodigt u uit? “We zoeken nog naar de precieze inhoud en vorm. Vanzelfsprekend vragen we de groepen die van oudsher betrokken zijn bij de Dodenherdenking. Vertegenwoordigers van de Joodse en Indische gemeenschap, het verzet, de veteranen en andere slachtoffergroepen. Maar we willen wel breder uitnodigen. Denk aan historici en ook andere wetenschap-
36
NCMagazine | najaar 2013
Werkgroepen Het Nationaal Comité heeft vier werkgroepen ingesteld voor herdenken, vieren, internationaal en educatie. Deze werkgroepen zijn bedoeld om opnieuw richting te geven aan herdenken, vieren en herinnering in gesprek met de samenleving. De werkgroepen zullen voorgezeten worden door een bestuurslid. In een serie van NC Magazine worden de voorzitters aan het woord gelaten. Dit keer: Jacques Wallage van de werkgroep Herdenken. De voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, Joan Leemhuis-Stout, zal de werkzaamheden van de werkgroepen in een breder kader zetten (zie pagina 38).
pers. Want de startvraag van de werkgroep is: kunnen we meer dan een halve eeuw na de Tweede Wereldoorlog een gemeenschappelijk verhaal detecteren over wat we hebben meegemaakt? Een verhaal over wat óns is overkomen, als natie? Dat betekenis heeft voor wie we nu zijn? Het gaat dan niet alleen om de vraag wie je herdenkt, niet alleen om het herdenken van de doden. Het gaat ook om wát je herdenkt. Mijn vraag is nu wat wij als Nederlanders aan onze kinderen en kleinkinderen gaan vertellen over ons verleden. Wat herdenken we eigenlijk op 4 mei? Joodse Nederlanders zijn fabrieksmatig vermoord; het hart van Rotterdam is weggeslagen door een bombardement; er was verzet en collaboratie, compassie en onverschilligheid. Hoort dat alles bij ons gemeenschappelijke verhaal?” Raakt de geschiedenis van specifieke slachtoffers niet ondergesneeuwd in dat grotere, nationale verhaal? “Nee. Juist niet. Het is niet alleen hún verhaal, het is óns verhaal. We moeten als Nederlanders de geschiedenis eerlijk onder ogen zien. Er zijn volgens mij dingen die elke Nederlander moet weten. Niet als boetedoening, maar vanuit de historische vraag: wie zijn we, wat heeft ons gevormd, wat is de doorwerking van het verleden op het heden. We moeten bespreken of de kille ontvangst van de Joden die terugkeerden uit de kampen, de ontvangst van de mensen uit Nederlands-Indië, de aandacht voor de vele verschillende groepen oorlogsslachtoffers, maar ook bijvoorbeeld de gebeurtenissen in Srebrenica onderdeel zijn van ons gemeenschappelijke verhaal. Vanuit de Joodse gemeenschap is er op dit moment fundamentele kritiek op de aard en vorm van de herdenking op de Dam zoals het Nationaal Comité die nu organiseert. Je hoort: wat nu op de Dam gebeurt is niet mijn herdenking, ik ga liever naar de Hollandsche Schouwburg. Sommigen voor wie de geschiedenis in voormalig Nederlands-Indië belangrijk is, voelen zich meer thuis bij de Indische herdenking of bij de herdenking in Roermond. Juist door de scherpte van de reacties moet het comité heel wakker zijn. Er rust bij het comité geen taboe op kritiek, we willen ervan leren. Telkens opnieuw laaien de emoties hoog op. Niet alleen recent. Als je de geschiedenis van herdenken in de afgelopen decennia bekijkt, gebeurt het telkens weer. Waar komt die emotie vandaan? Waarom luistert het zo nauw? De boosheid van slachtoffers komt volgens mij voort uit het gevoel opnieuw alleen te staan in hun verdriet. Waarom, vraagt de Indische gemeenschap, heeft het zo lang geduurd voordat het Indisch Monument in Den Haag werd opgericht? De Joden hebben tot in de jaren zestig moeten wachten op wetgeving voor hulp aan de slachtoffers. Dit voorjaar, ruim zestig jaar na de Tweede Wereldoorlog, werd bekend dat Amsterdamse Joden die terugkeerden uit de onderduik of de concentratiekampen boetes kregen opgelegd omdat ze enkele jaren hun erfpacht niet hadden betaald. Dat
Inspiratie
gevoel alleen te staan moeten we heel serieus nemen. Het verdriet daarover hoort bij ons als gemeenschap. Wat de Joden is overkomen, is een vanzelfsprekend onderdeel van de Joodse identiteit. Maar de vraag is: in hoeverre is de moord op de Joden ook onderdeel van de Nederlandse identiteit? Ik heb het gevoel dat in Nederland verschillende groepen vooral hun eigen slachtoffers herdenken. We herdenken nationaal, maar herdenken we ook samen? We willen in de verkenningsgesprekken toe naar de fundamentele vraag hoe we die verschillende ervaringen van verschillende groepen mensen een plek kunnen geven in het gemeenschappelijke verhaal. Dat moet geen belangenstrijd zijn. Ik zou op zoek willen naar het overstijgende, het gezamenlijke. Wat bindt ons? Ik ben ervan overtuigd dat wat ons land is overkomen in de Tweede Wereldoorlog cruciaal is geweest voor onze identiteit. Net zoals in andere landen de Eerste Wereldoorlog vormend is geweest voor hun geschiedenis.” Waarom gaat de werkgroep Herdenken juist nu op zoek naar dat gemeenschappelijke verhaal? “De behoefte daaraan is gegroeid door de Europese Unie, de mondialisering, de verwevenheid van de wereldeconomie. Landsgrenzen hebben minder betekenis dan vroeger. Daar is veel verzet tegen omdat mensen de angst hebben dat ze van hun ankers worden geslagen, ze voelen zich niet meer thuis. Ik beschouw herdenken en vieren als gemeenschap als een belangrijke bijdrage aan dat anker dat ons bindt. Nederlanders willen weten wie ze zijn, daar hoeven we niet tobberig over te doen. Zie de enorme belangstelling die er tegenwoordig is voor onze geschiedenis, hoe blij mensen zijn met de heropening van het Rijksmuseum. We zouden erin moeten slagen om ons gemeenschappelijke verhaal zo vorm te geven dat je ook tegen nieuwe Nederlanders kunt zeggen: dit is nu ook jouw verhaal. Als burgemeester van Groningen viel het me op dat er bij de intocht van Sinterklaas, een oerhollands gebeuren, buitenproportioneel veel migranten met hun kinderen op de Grote Markt stonden. Nieuwe Nederlanders willen erbij horen. Dat gesprek over het herdenken hoort zich ook tot migranten uit te strekken. Ook die dialoog zullen we zoeken. Na de val van de Muur zeiden de Wie is Jacques Wallage? West-Duitsers tegen hun oosterburen: Wir sind ein Volk. Waarop de Jacques Wallage, oud-PvdAOost-Duitsers zeiden: Wir auch. Met politicus, oud-staatssecretaris andere woorden: dat wij-gevoel komt en oud-burgemeester van Groningen, zit sinds 2012 in het be- niet uit de lucht vallen, daar moet stuur van het Nationaal Comité. je aan werken. De zoektocht die we als werkgroep willen initiëren, raakt Hij is onder andere voorzitter van de Raad voor het Openbaar aan de vraag wie we zijn, wat ons tot natie maakt. Dat zijn lastige, fundaBestuur, bijzonder hoogleraar Integratie en Openbaar Bestuur mentele vragen. Het zal niet zonder aan de Rijksuniversiteit Gronin- slag of stoot gaan. Ik beschouw dit als een van de ingewikkeldste, gen en op voordracht van de zwaarste opdrachten die ik ooit heb werknemers commissaris bij gehad.” PostNL.
37
Onno de Bever
Inspiratie
Nationale herdenking op de Dam 2012
Voorzitter Joan Leemhuis-Stout over de herijking van het beleid rond herdenken en vieren
‘Een eervolle, maar complexe taak’ Joan Leemhuis-Stout: “Sinds de instelling, bij Koninklijk Besluit, van het Nationaal Comité in 1987 hebben kabinet en parlement bij herhaling bevestigd dat zij herdenken en vieren belangrijk vinden voor de Nederlandse samenleving. Dit voorjaar deden minister-president Rutte en staatssecretaris Van Rijn van VWS dat nog in dit magazine. Het parlement heeft er - terecht- steeds voor gekozen herdenken en vieren apolitiek te benaderen. Ook het Nationaal Comité neemt een neutrale positie in.”
Verankeren Een van de opdrachten van het Nationaal Comité is herdenken en vieren blijvend te verankeren in de samenleving en periodiek te ijken aan de actualiteit. “Of je de Tweede Wereldoorlog zelf hebt meegemaakt of als tweede of derde generatie met de gevolgen te maken hebt, verandert de wezenskenmerken van herdenken en vieren niet. Wel zullen uitingsen verschijningsvormen worden beïnvloed. Onze eervolle, maar complexe taak is ervoor te zorgen dat alle verschillende ervaringen met die oorlog worden samengebundeld en tot hun recht komen in de nationale momenten op 4 en 5 mei. Ook de periode na de oorlog tot nu toe heeft daarbij een plaats. 4 En 5 mei hebben een bewuste opbouw: van de vlaggen halfstok, de herdenkingsbijeenkomst in de Nieuwe Kerk, de twee minuten stilte om acht uur om te herdenken, via de bewustwording van het belang van vrijheid en democratie op de ochtend van 5 mei, naar aandacht voor de (eigen) verantwoordelijkheid voor vrijheid op de Bevrijdingsfestivals en het bewust genieten van de vrijheid ‘s avonds op de Amstel.” De voorzitter benadrukt dat het Nationaal Comité geen enkele taak heeft gekregen rond herdenken en vieren op lokaal niveau. “Dat is de verantwoordelijkheid van gemeenten en lokale comités. Desgevraagd geven we hun wel adviezen en overwegingen mee, maar we kunnen niets opleggen.”
Grote verantwoordelijkheid Tegenover organisaties van oorlogsgetroffenen voelt zij wel een grote
38
NCMagazine | najaar 2013
verantwoordelijkheid. “De oorlogsslachtoffers zullen we altijd blijven herdenken, maar wat de aanwezigheid van de eerste generatie betreft hebben we een kantelpunt bereikt. Het Nationaal Comité moet daarom in gesprek gaan en blijven met volgende generaties over de manier waarop we herdenken en vieren voortzetten. Voor het draagvlak van 4 en 5 mei is het belangrijk dat we aansluiting vinden bij de verschillende contexten waarin de jongere generaties herdenken en vieren en de beelden die ze erbij hebben. Daar ligt ook een belangrijke taak voor onderwijs en educatie, want het is maar de vraag of de mogelijkheden om kennis op te doen over de Tweede Wereldoorlog of over onze staatsinrichting wel voldoende gewaarborgd zijn. Daarin zie ik ook een rol weggelegd voor de ministeries van Onderwijs en Binnenlandse Zaken.” Over het draagvlak voor herdenken en vieren maakt de voorzitter zich nog geen zorgen: “Uit onderzoek blijkt dat de Tweede Wereldoorlog voor alle generaties nog steeds het belangrijkste referentiekader is voor herdenken en vieren. Die oorlog is nog steeds de meest desastreuze ervaring in de geschiedenis van ons land. Maar daarmee is het nog niet vanzelfsprekend dat volgende generaties de traditie van herdenken en vieren ook gaan dragen.”
Verkenningsbijeenkomsten Het Nationaal Comité werkt in een beleidsperiode van vijf jaar. Waarom eigenlijk? Joan Leemhuis-Stout: “Vijf jaar beleidsperiode geeft ruimte voor gesprekken en reflectie alsmede de helderheid dat men niet terugkomt op gemaakte afspraken. We hebben speciaal vier werkgroepen voor herdenken, vieren, internationaal en educatie ingesteld. Deze werkgroepen gaan verkenningsbijeenkomsten rond verschillende thema’s organiseren. De tijd is rijp voor een open en interactieve aanpak waaraan jongeren en andere burgers die niet bij een organisatie zijn aangesloten kunnen meedoen. Hun inbreng wordt meegenomen in de discussies die we als Nationaal Comité over ons beleid gaan voeren.” (Jolanda Keesom)
Subsidies
Geld voor goede plannen Een tijdmachine, een historische versie van Google Earth, een theatervoorstelling...Nee, het ontbreekt de aanvragers van subsidie bepaald niet aan verrassende invalshoeken voor hun projecten op het gebied van educatie en voorlichting over de Tweede Wereldoorlog, grondrechten, vrijheid en democratie. Het Nationaal Comité verstrekt sinds 2011 namens de minister van VWS subsidie aan educatieve projecten op basis van het subsidieprogramma Niet mijn oorlog, wel mijn vrijheid. In elk nummer van NC Magazine laat het comité u een proeve van de resultaten zien. Dit keer ook aandacht voor een bijeenkomst die het comité organiseerde om kennis te delen. Dé gelegenheid om het netwerk te benutten, nieuwe kansen voor samenwerking te ontdekken en vooral ook om de bezieling voor ‘onze’ thema’s met elkaar te delen. Door Marja Verbraak
Subsidieaanvragen Het subsidieprogramma Niet mijn oorlog, wel mijn vrijheid heeft drie programmalijnen. In het kort: de eerste lijn is voor projecten die het accent leggen op het wereldwijde karakter van de Tweede Wereldoorlog en de internationale inspanningen daarna om de vrijheid te bewaren; de tweede lijn betreft projecten waarbij bestaand educatief en erfgoed materiaal beter en langduriger wordt gebruikt; en de derde lijn ondersteunt projecten die onderbe-
lichte thema’s onder de aandacht brengen. Aanvragen voor 2013 moeten zo spoedig mogelijk worden ingediend. Meer informatie over de subsidievoorwaarden staat op http://www.4en5mei.nl/subsidies/ subsidie_educatie. Als u vragen heeft over de voorwaarden, neem dan contact op met projectadviseur Cristan van Emden. Hij denkt graag met u mee over het indienen van een zo goed mogelijke aanvraag. Telefoon 020-7183500, c.vanemden@4en5mei.nl
39
Dromen zijn aanstekelijk Op 12 april organiseerde het comité onder de titel Denken, doen en delen een bijeenkomst voor organisaties die subsidie hebben ontvangen uit de regeling Niet mijn oorlog, wel mijn vrijheid. Oorlogs- en verzetsmusea, herinneringscentra, producenten van lesmateriaal en organisatoren van educatieve activiteiten deelden kennis en ervaringen. Een praktische bijeenkomst om do’s en don’ts uit te wisselen, te netwerken en positieve energie op te doen voor mooie nieuwe projecten. door Cristan van Emden en Yvonne Ahrend | beeld Peter Boer
S
inds het startjaar 2011 heeft het comité op basis van deze regeling aan ruim veertig projecten een subsidie verstrekt. Tijdens de bijeenkomst op 12 april in Amsterdam werden twaalf projectpresentaties van tien minuten gegeven. De bijeenkomst werd geleid door Jim Stolze, medeoprichter van TEDx Amsterdam en bestuurslid van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Hij verleidde de deelnemers om hun projecten te presenteren op de manier die bij TEDx
In het volgende magazine: De Ontdekking, De Zoektocht, De Terugkeer. Honderdduizenden middelbare scholieren hebben in de afgelopen jaren uit deze stripboeken geleerd over de bezetting van Nederland, de holocaust, de bezetting van Nederlands-Indië en de nasleep daarvan. De eerste twee delen werden gemaakt door de Anne Frank Stichting, het laatste deel werd verzorgd door het Indisch Herinneringscentrum. De succesvolle stripboeken krijgen nu een tweede leven met subsidie van het comité. Docenten hebben behoefte aan digitaal les- en docentenmateriaal over de Tweede Wereldoorlog, maar dat is er nu nog weinig. Daar komt verandering in nu de Anne Frank Stichting, die ook aanwezig was bij de kennisuitwisselingsbijeenkomst op 12 april, bij de bestaande stripboeken digitaal materiaal ontwikkelt. Denk E-magazine, denk iPad, denk smartphone en smartboard. Er is nog geen digitaal platform waar jongeren met leeftijdgenoten kunnen discussiëren over de Tweede Wereldoorlog en de betekenis voor hun eigen leven, dus dat komt er ook. In het volgende nummer van NC Magazine hierover meer!
40
NCMagazine | najaar 2013
gebruikelijk is: kort, krachtig en kritisch. De presentaties waren verdeeld over de vier thema’s: samenwerking, digitalisering, implementatie en wereldwijd.
Samenwerking Een van de subsidievoorwaarden van programmalijn 1 (Oorlog, vrijheid Wereldwijd) is samenwerking tussen uiteenlopende organisaties. Mariëlle Beek van ontwerpbureau Perspekt: “Helaas zit samenwerken nog niet standaard in het DNA van de meeste organisaties. Dat is jammer, want samen bereik je meer.” Volgens Lidwien Hupkens van de stichting Freedom you pass on, moet er wederzijds profijt zijn bij samenwerking. “We moeten zoeken naar de droom achter iemands ogen, “aldus Hupkens. “Dromen werken aanstekelijk en kunnen zorgen voor samenwerking.” Met haar project About Freedom, een filmfestival over dialoog en vrijheid, maakte ze haar eigen droom alvast waar.
Digitaal Onder het kopje digitaal stond de vraag centraal hoe te voorkomen dat historische feiten en gebeurtenissen geweld wordt aangedaan in digitale toepassingen, die flitsend en snel moeten zijn. Jan van de Venis van Upact, projectbureau voor jongerenparticipatie, heeft de ervaring dat het kan helpen om te werken met dilemma’s. Je kunt de bezoeker van een interactief programma een keuze voorleggen en zo naar meer informatie leiden.
Implementatie Programmalijn 2 draait om de implementatie en educatieve toepassing
van bestaande materialen, zodat er méér, langduriger en optimaler gebruik van wordt gemaakt. Ton Offerman van Artoloco, een locatietheatergezelschap: “Zoek naar nieuwe manieren om het verhaal opnieuw te vertellen en geef vooral geen geschiedenisles!” Geu Visser van Stichting Vredeseducatie vertelde over de Vrede Express, een reizende tentoonstelling, of beter: een spelcircuit voor kinderen van tien tot vijftien jaar. Het spelcircuit is op een vrachtwagentrailer gemonteerd, die bijvoorbeeld op het centrale plein van een wijk kan worden neergezet. De Vrede Express bestond al langer, maar met subsidie van het comité worden nu ook doelgroepen buiten het onderwijs bereikt, zoals deelnemers aan jeugd- en jongerenwerk.
Wereldwijd De Tweede Wereldoorlog was een mondiaal conflict waarbij alle landen in de wereld waren betrokken in tegenstelling tot wat veel Nederlanders denken. Liesbeth van der Horst van het Verzetsmuseum Amsterdam vertelde dat ze voor het nieuwe Kindermuseum op zoek zijn gegaan naar internationale oorlogsverhalen uit onder andere Suriname. Theatermaakster Leoni Jansen maakte de voorstelling Geheim over haar foute vader, die Wehrmachtsoldaat was in Noord-Afrika en als Amerikaans krijgsgevangene op de Texaanse katoenvelden werkte. Ter afsluiting van de middag zong ze voor de deelnemers een Arabisch liedje, geschreven door Souad Massi: “Verhalenverteller, vertel het verhaal/ Verzin er niets bij,/haal er niets af,/maar vertel gewoon wat er gebeurd is.”
Subsidies
Jim Stolze van TEDx
Lidwien Hupkens van Freedom you pass on
Jan van de Venis van Upact
Ton Offerman van Artoloco
e werktitel is: 1930-1950. Een grenzeloos conflict. Perspekt, bureau voor ruimtelijke projecten, werkt aan een installatie over de Tweede Wereldoorlog, zijn voor- en nageschiedenis die de dwarsverbanden tussen gebeurtenissen op verschillende continenten laat zien. De presentatie lijkt nog het meest op een historische versie van Google Earth. De basis is een dynamische wereldkaart. Te zien is hoe de Asmogendheden en de geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog voortdurend in beweging zijn. Wie inzoomt op bepaalde plekken ziet gebeurtenissen die de veranderende machtsverhoudingen verklaren. Ook kan worden ingezoomd op een van de drie hoofdpersonen, wier levens worden voortgestuwd door de grote geschiedenis. De wereld is in beweging en zij draaien mee. Al die verhalen die in elkaar grijpen, al die acties en reacties zijn prima te visualiseren met multimedia. Peter de Rijk, ontwerper bij Perspekt: “Je laat met nieuwe middelen een verhaal van zeventig jaar geleden zien. De uitwerking moet zijn dat de bezoeker wordt ondergedompeld in het wereldwijde effect van de Tweede Wereldoorlog.” Het project is vanaf 2015 beschikbaar als reizende installatie (in vaktermen: exhibit) voor musea, bibliotheken en andere openbare plekken. Het concept wordt ook vertaald in een webpresentatie. Perspekt heeft nog ruimte voor instellingen die geïnteresseerd zijn in plaatsing. U kunt bellen met Perspekt (023-5316312).
42
NCMagazine | najaar 2013
Joods Historisch Museum
D
Japanse interneringskaart van Chaim Nussbaum
Dagboek van Chaim Nussbaum 1944-1946
Speelbal van de geschiedenis
New York: Shapolsky Publishers, 1988
Een historische versie van Google Earth
collectie Nationaal Archief
Geld voor goede zaken
Nussbaum en twee Joodse Nederlanders die met hem in Japanse krijgsgevangenschap verkeerden, v.l.n.r. Lou Veltmans, Chaim Nussbaum en Eddie Rappaport, 21 september 1945
Waarom subsidie? Het concept visualiseert op een krachtige manier de gelijktijdigheid van gebeurtenissen op wereldschaal in samenhang met persoonlijke verhalen. Het comité heeft voor ontwikkeling en research 50.000 euro subsidie verleend op basis van programmapijler 1: Oorlog, vrijheid, Wereldwijd. Hieronder vallen projecten die het wereldomvattende karakter van de Tweede Wereldoorlog benadrukken - veel Nederlanders weten niet hoe groot de schaal en omvang van deze oorlog was - en aandacht schenken aan de internationale inspanningen om herhaling te voorkomen. Een van de subsidievoorwaarden is samenwerking tussen organisaties die elkaars expertise aanvullen. Perspekt werkt inhoudelijk samen met het NIOD.
“Traditioneel ligt de focus bij tentoonstellingen over de Tweede Wereldoorlog op Nederland, soms op Europa of Zuidoost-Azië. Wij willen juist de gelijktijdigheid van gebeurtenissen laten zien. Wat gebeurt er op hetzelfde moment op de strijdtonelen in Europa, ZuidoostAzië en Noord-Afrika? Hoe beïnvloeden die gebeurtenissen elkaar? De vraag is dan hoe je dat grote verhaal behapbaar maakt voor het publiek. Het antwoord: door persoonlijke verhalen te vertellen. Chaim Nussbaum bijvoorbeeld, een van de hoofdpersonen, verlaat Nederland in 1939 om in Litouwen als leraar te werken, maar daar vallen de Russen binnen. Hij gaat naar Japan, in de hoop van daaruit naar Canada of Curaçao te reizen. Maar hij komt op Java terecht omdat daar een leraar en een rabbijn nodig zijn. Als Japan de archipel bezet wordt Nussbaum, die vrijwilliger is bij de burgerwacht, krijgsgevangen gemaakt. Hij werkt dan aan de Birmaspoorlijn, waar hij fungeert als rabbijn voor de joodse gevangenen. Zo’n man is een speelbal van de geschiedenis”, aldus Paul Ariese, inhoudsontwikkelaar bij Perspekt.
Subsidies
Geld voor goede zaken
Tijdmachine on Tour H
et ziet eruit als een liftcabine of zo’n modern fotohokje met hendels, knoppen en touchscreens. De Tijdmachine van Upact is een futuristisch ogende installatie die jongeren van nu terugbrengt naar de Tweede Wereldoorlog. Je stapt erin en vliegt in een razend tempo van 2013 naar het NederlandsIndië van 1935, waar de jonge Amir naar school gaat en speelt met zijn vriendje Bennie. Amir en Bennie hebben allebei een Nederlandse vader en een Indische moeder. Ze maken samen de oorlog mee. Maar dan, na de capitulatie van Japan, wordt de Republiek Indonesië uitgeroepen. Op dat punt in het verhaal krijgt de tijdreiziger uit 2013 een belangrijke, toekomstbepalende keuze voorgelegd: wordt het boerenkool (Nederland) of nasi goreng (Indonesië)? Bij wie hoor je? En wat zijn de gevolgen voor je leven nu? Mensen die kozen voor het Indonesische staatsburgerschap worden daar vanwege hun Nederlandse afkomst nog steeds gediscrimineerd. Velen van hen zijn straatarm. Aan het einde van de reis door de tijd kun je aangeven of je deze vergeten Nederlanders, de Warga Negara, wilt helpen met een donatie. De reis door de tijd duurt heel kort, twee en een halve minuut. Maar de Tijdmachine is gekoppeld aan de Timeline Movement, een applicatie, die jongeren goed kennen van Facebook, waarop de tijdlijn is nagebouwd. Op Facebook staat meer informatie over de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië en de gevolgen daarvan in de huidige tijd. Een foto van de bezoeker, gemaakt in de Tijdmachine, wordt onderdeel van dit online verhaal. Deze manier om over de geschiedenis te vertellen, blijkt bij de doelgroep (van dertien tot dertig) tot de verbeelding te spreken. Bij de kick-off op het Bevrijdingsfestival in Utrecht op 5 mei stonden ze voor de Tijdmachine in de rij.
Jongeren op het Bevrijdingsfesival bij de tijdmachine van Upact
Waarom subsidie? Het comité heeft 60.000 euro subsidie verleend op basis van programmalijn 1: Oorlog, vrijheid - Wereldwijd. Tijdmachine en Timeline tonen op een verrassende, eigentijdse manier het wereldwijde karakter van de Tweede Wereldoorlog en leggen een relatie met naoorlogse levens, gebeurtenissen en verdragen. Jongeren worden geïnformeerd, aangezet tot positiebepaling en gemotiveerd tot actie. De keuze om hen ook buiten het onderwijs te benaderen (de Tijdmachine reist langs scholen, musea en festivals), kan een meerwaarde hebben voor andere educatieve projecten. Voor deze subsidielijn komen alleen projecten in aanmerking waarbij partners uit verschillende ‘werelden’ hun krachten bundelen. Upact brengt kennis mee van nieuwe media en ICT-toepassingen ten behoeve van jongerenparticipatie en werkte voor dit project samen met het Indisch Herinneringscentrum en het Bevrijdingsfestival Utrecht.
Het verschil maken “Ons doel is jongeren bewust maken van de oorzaken en gevolgen van conflicten en hen inspireren om hun invloed aan te wenden om vrede te bevorderen. De boodschap is positief: jij kunt het verschil maken. In dit geval vragen we het verhaal van de Warga Negara op Facebook te delen met vrienden om ze meer bekendheid te geven en om een donatie te doen. Als jongeren uit de Tijdmachine stappen, zeggen ze: maar dat wisten we helemaal niet, dat er in Indonesië mensen wonen die nog steeds worden gediscrimineerd omdat ze een Nederlandse vader hebben! Dus het lukt om ze te verbazen. Op de Tong Tong Fair in Den Haag wilden ook oudere Indische mensen de Tijdmachine in. Ze kwamen geëmotioneerd naar buiten. Want hún verhaal wordt ook verteld. Wie koos voor Nederland, werd gediscrimineerd in Indonesië én in Nederland”, vertelt Jan van de Venis, directeur Upact.
43
Filmfestival
About Freedom Dit jaar vond op 5 mei voor de eerste keer About Freedom plaats, een internationaal en interactief filmfestival over vrijheid. De kern was een serie internationale korte films. De eerste zes werden al in 2012 gemaakt voor de Nationale Viering van de Bevrijding in Breda. Voor het festival op 5 mei werden vier shorts toegevoegd. Het Nationaal Comité heeft aan dit project subsidie toegekend. door Karen de Jager | Beeld Stills uit de films
D
e films zijn telkens in dezelfde vorm gegoten. Een gesprek aan de keukentafel, over vrijheid en het gevoel van bevrijding. Generaties uit één familie in verschillende landen, zoals Zuid-Afrika, Polen, Egypte, Indonesië, Chili, Spanje, Suriname en Nederland, met elkaar in gesprek. Voor Lidwien Hupkens, een van de initiatiefnemers van het festival, waren deze korte filmportretten de bron van inspiratie voor About Freedom. Lidwien Hupkens: “Wij kennen oorlog en bevrijding vooral uit de verhalen van onze grootouders. Bekende verhalen. Verhalen die je op een gegeven moment een beetje aan je voorbij laat gaan. Maar deze korte films uit diverse landen laten de verschillende vormen en gezichten van vrijheid zien. Door de contacten met andere filmmakers en door de inhoud van de films voel je hoe fundamenteel de behoefte aan vrijheid is. En hoe universeel. Dan zit opeens een stagiair van achttien jaar met tranen in zijn ogen naar zo’n film te kijken. Opeens blijkt dat het helemaal niet zo moeilijk is om ook de jongere generatie te interesseren voor vrijheid.” De organisatoren programmeerden zes bestaande korte films onder de titel Kitchen Table Series. Voor het festival werden er vier korte films bijgemaakt. Ook werden er langere films opgenomen met vrijheid als thema. De organisatoren kijken tevreden op het festival terug. Met ruim 750 bezoekers tussen de 20 en 65 jaar mag dat ook. Film was weliswaar het uitgangspunt van About Freedom, film & festival, maar ook interactieve media zoals Skype en YouTube/Vimeo speelden een belangrijke rol. Het doel was vooral het uitwisselen van ideeën en opvattingen over vrijheid door bezoekers en internationale deelnemers. Dat kon in de wandelgangen, in Skype-gesprekken met internationale filmmakers en kunstenaars en tijdens het eten. Verder op het programma: een special over Zuid-Afrika, de cabaretvoorstelling About Freedom, dichtkunst met Marion Bloem en een talkshow met medewerking van arabiste Petra Stienen. Het festival kreeg internationale likes op Facebook.
44
NCMagazine | najaar 2013
Egypte De Egyptenaren strijden nog altijd voor hun vrijheid. In Egypte hebben Ahmed Fadl Allam en Alham El Saiyad een gesprek met hun zoon Ramy Ahmed Fadl over de Egyptische revolutie. De ouders willen vrijheid voor hun kinderen. Ahmed Fadl Allam: “Ik beschouw vrijheid als de belangrijkste definitie van menselijkheid.”
Indonesië In Indonesië spreekt Kezia Supit met haar grootvader Johan Alexander Supit over de tijd dat Indonesië een kolonie was van Nederland, de Japanse bezetting, het veroveren van vrijheid daarna en de euforie over het aantreden van Soekarno als president. Johan Alexander Supit: “Ik denk nu vaker aan hoe we onze vrijheid moeten invullen.”
Subsidies
Generaties uit één familie in gesprek over oorlog en bevrijding
Chili Zuid-Afrika Tatani Ndyalvan vertelt zijn zoon Rodney en zijn kleinkinderen Bulelani en Inathi over de euforie als Nelson Mandela in 1994 de eerste zwarte president van Zuid-Afrika wordt. Tatani Ndyalvan: “Iedereen was erg benieuwd hoe leven in vrijheid zou zijn.” Maar, zegt zijn zoon Rodney: “Economisch (…) zijn we nog steeds niet vrij.”
Polen De Poolse Julia Giesman praat met haar oom Marian Slowinski en haar tante Jozefa Slowinska over het leven in en na de Tweede Wereldoorlog en het communisme in Polen. Haar oom streed met de geallieerden tegen de nazi’s. Hij voelde zich pas bevrijd na het vertrek van de communisten, toen hij zijn baret met de witte adelaar weer uit zijn geheime bergplaats mocht halen. Marian Slowinski: “Wat ze je opdroegen, ging altijd in tegen je geweten.”
Martin Tomás Barros Menenes gaat met zijn grootvader Roberto Manuel Barros Gonzales in gesprek over de tijd dat dictator Pinochet aan de macht was. Roberto Manuel Barros Gonzales: “Op 11 september 1973 (de datum van de staatsgreep door Pinochet, red.) is Chili voor mij gestorven.” Pinochet is dood, maar echte vrijheid heeft Barros Gonzales nog niet gevonden.
Nederland Yvonne Raeijmaekers stelt vragen aan haar grootmoeder An Dirven en aan de broer van An, Jan Bachman, over onvrijheid en bevrijding tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Jan Bachman: “Je voelde je als een dier dat af en toe eens werd uitgelaten.”
Meer informatie? De films zijn terug te vinden op YouTube onder de zoekterm: Freedom you pass on. Festivalwebsite:www.aboutfreedom.net
45
Indische gastdocenten 25 jaar actief
‘De weerstand tegen onze verhalen
Kampkeuken vrouwenkamp Lampersari-Sompok, Semarang, september 1945
Tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië waren ze nog kinderen. Vervolgens bouwden ze in Nederland een nieuw leven op. Het gebrek aan aandacht voor hun oorlogservaringen bracht hen eind jaren tachtig bij elkaar. Na 25 jaar krijgt het bestuur van de Stichting Gastdocenten WO II Werkgroep Zuidoost-Azië versterking van de tweede generatie.
Door Jolanda Keesom | beeld Nikola Drakulic, Museon
46
NCMagazine | najaar 2013
H
onderdtachtig mensen tot gastdocent opgeleid, een stapel achtergrondmateriaal, het boek Zo is het gebeurd, diverse lespakketten en tachtig persoonlijke portretten van mensen die de oorlog in ZuidoostAzië hebben meegemaakt. De Stichting Gastdocenten WOII Werkgroep Zuidoost-Azië, hierna afgekort tot de Stichting Gastdocenten, heeft veel werk verzet om in het Nederlandse onderwijs aandacht te krijgen voor een verwaarloosd deel van de oorlogsgeschiedenis. Initiatiefnemer Jan Willem Hoegen vertelt hoe het in 1988 allemaal is begonnen in kringen van de Vereniging van Kinderen uit de Japanse Bezetting en de Bersiap 1941-1949 (KJBB). “De aanleiding voor het organiseren van gastlessen was de ontdekking van een mevrouw met een Indische achtergrond dat haar dochter voor het eindexamen geschiedenis op het VWO niets te horen kreeg over de Tweede Wereldoorlog buiten Europa. Zij vond dat raar en wilde daar wat aan doen. Daarom zocht ze contact met andere mensen met een Indische achtergrond.” Zij troffen elkaar bij het toenmalige ICODO, dat het initiatief aanmoedigde.
Herdenken
is nu wel overwonnen’ Vredespedagogiek In de loop van 1988 kwam Jan Willem Hoegen in contact met Wim Tensen, een van de aanjagers van de gastlessen door het voormalig verzet in Nederland. Hij was bovendien betrokken bij het jeugdvoorlichtingsbeleid van het pas opgerichte Nationaal Comité 4 en 5 mei. Tensen zette hem op het spoor van de subsidies. Op zoek naar een eigen invulling van het gastdocentschap ging Jan Willem Hoegen onder andere te rade bij Lennart Vriens, hoogleraar Vredespedagogiek in Utrecht. “Vriens adviseerde ons de oorlog niet als een spannend verhaal te presenteren, maar te benadrukken dat het buitengewoon saai was en dat je niets mocht en kon. Hij vond ook dat we kinderen nooit mochten achterlaten met een machteloos gevoel, maar de boodschap moesten overbrengen dat het de moeite waard is om een goed mens te zijn. Daar kon ik me helemaal in vinden.” Vriens legde ook het verschil uit tussen de emotioneel geladen vragen van elfjarigen en de rationele en politieke vragen van zeventienjarigen. Dat laatste leidde ertoe dat Hoegen samen met lerares Connie Suverkropp besloot voor de toekomstige gastdocenten een zo volledig mogelijk historisch overzicht – een vademecum - over de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost-Azië samen te stellen.
Geen therapie Vanaf 1991 zijn met steun van het Nationaal Comité 4 en 5 mei en ICODO tientallen Indische gastdocenten opgeleid. Jan Willem Hoegen was blij met de adviezen van beide organisaties: “Daarvan heb ik geleerd dat je je eigen verhaal moet vertellen en niet wat anderen je over de oorlog hebben gezegd. Dat betekende wel dat potentiële gastdocenten afvielen omdat ze het niet over pijnlijke zaken wilden of konden hebben.” Lesgeven kon in zijn ogen geen vorm van therapie zijn.”Als gastdocent moet je stevig in je schoenen staan. Hoe helend het misschien ook kan werken, je kunt niet therapeutisch lesgeven.” Connie Suverkropp werd via rollenspelen goed voorbereid op confronterende vragen van leerlingen, maar merkte ook dat het in de klas belangrijk is om de spanning te doorbreken. “Daarom vertelde ik ook over gekke voorvallen, bijvoorbeeld over het plaspotje dat ik had meegenomen tijdens een urenlang transport in een tjokvolle trein. Toen de trein stopte en de wagondeur openging, kieperde ik dat volle potje snel leeg. Daarop volgde er een enorme schreeuw. Dat vinden
Kennis over oorlog in Azië toegenomen Nederlanders weten nog steeds meer over de Tweede Wereldoorlog in Europa dan in Azië. Terwijl de kennis over de Tweede Wereldoorlog in het algemeen de afgelopen jaren is gedaald, weten nu meer mensen dat Nederlanders tijdens de Japanse bezetting te maken hadden met gevangenschap en dwangarbeid: tachtig procent van de bevolking in 2012, tegen 64 procent in 2007. Dat blijkt uit het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2012. Deze stijging kan natuurlijk niet uitsluitend op het conto van de gastdocenten worden geschreven, maar hun werk heeft er zeker aan bijgedragen.
‘Het clichébeeld over de oorlog in Indië was dat wij het altijd lekker warm hadden’
kinderen grappig. Maar dan vertelde ik hoe spannend die situatie voor mij was. Mijn geluk is geweest dat de deur weer snel werd dichtgetrokken omdat het binnen zo vreselijk stonk. Zo’n verhaal geeft kinderen een idee van hoe het leven daar toen was. Het clichébeeld over de oorlog in Indië was dat wij het altijd lekker warm hadden. Daarom vertelde ik dat wij met onze lichte huid urenlang in de brandende zon op appel moesten staan omdat we geteld moesten worden; met als gevolg dat bijna iedereen nu net als ik huidkanker heeft.”
Weerstand Dat de gastdocenten tegen een stootje moesten kunnen, had nog een andere reden. In de jaren negentig moesten ze vooral in de Randstad rekening houden met negatieve reacties van leerkrachten, vertelt Jan Willem Hoegen. “Veel leerkrachten vonden dat wij geen recht van spreken hadden omdat we ons als Nederlanders in Ind onesië vreselijk hadden gedragen. Als gastdocent moest je op die weerstand voorbereid zijn.” Door zich tot hun eigen verhaal te beperken, probeerden de gastdocenten politieke discussies of concurrentie met de geschiedenisleraar te voorkomen. Connie Suverkropp merkte hoe weinig sommige leerkrachten wisten: “Ze zeiden bijvoorbeeld dat kamp Struiswijk in Batavia, waarin ik had gezeten, niet bestond omdat ze dat niet kenden.” Bij de leerlingen kwam Jan Willem Hoegen weinig vooroordelen tegen. “Die luisterden en vroegen je het hemd van het lijf. Het scheelde ook dat wij allemaal kind waren geweest in de oorlog. Mensen uit de oudere generatie schaamden zich vaak zo voor hun Indische afkomst dat ze bijvoorbeeld zeiden dat ze Portugese ouders hadden.” De Anne Frank Stichting was een belangrijke wegbereider voor de Indische gastdocenten. Die attendeerde scholen op hun werk en maakte twee videoportretten van bekende Nederlanders met een Indische achtergrond in het kader van het project Kind in de oorlog.
Op zoek naar fondsen Het werk van de Indische gastdocenten was halverwege de jaren negentig net goed op gang gekomen toen de subsidieregeling waar zij een beroep op deden, kwam te vervallen. Aanleiding was dat de Commissie Jeugdvoorlichting van het voormalig verzet werd opgeheven in verband met de hoge leeftijd van de gastdocenten. Daarop besloot het ministerie van WVC de subsidies voor alle gastdocenten vanaf 1996 te beëindigen. Met als gevolg dat ook de veel jongere Indische gastdocenten hun inhoudelijke en financiële ondersteuning via het Nationaal Comité 4 en 5 mei en ICODO kwijtraakten. Voortaan waren ze aangewezen op fondsen als de SFMO, het huidige vfonds, en op eenmalige subsidies. Op aanraden van het Nationaal Comité 4 en 5 mei en ICODO besloten de Indische gastdocenten hun werk in een
47
‘Mijn belangstelling is in eerste instantie gewekt door de verhalen van mijn vader’
Connie Suverkropp als 7 jarig meisje met haar kleine zusje in Bandoeng, 1939
Maar het loopt anders, want de afgelopen maanden hebben diverse leden van de tweede generatie laten merken dat ze het werk graag willen voortzetten. Jan Willem Hoegen blijft voorzitter en geschiedenislerares Cobine Ramaekers neemt de secretarisfunctie van Connie Suverkropp over. Cobine Ramaekers: “Mijn belangstelling is in eerste instantie gewekt door de verhalen van mijn vader, die zelf de Tweede Wereldoorlog in Indië heeft meegemaakt. Met die achtergrond heb ik later veel samengewerkt met de Indische gastdocenten. Hun verhalen maakten altijd zoveel indruk op de leerlingen. Daarmee brachten ze hun binnen een uur bij waar ik soms weken mee bezig was.” Ze realiseert zich dat het op termijn moeilijk wordt om de gastdocenten te vervangen, maar wil graag meewerken aan een geschikte vorm om de gastlessen te bewaren. “Dat vind ik belangrijk omdat het nog steeds vrij onbekend is in Nederland wat deze mensen als kind in de oorlog hebben meegemaakt. Gelukkig heeft een organisatie als War Child er ook belangstelling voor.”
Wie is Jan Willem Hoegen? aparte stichting onder te brengen. Dankzij de opgebouwde contacten lukte het hen om hun werk voort te zetten. Met bijdragen uit Het Gebaar, waarmee de Nederlandse regering in 2000 besloot Indische Nederlanders schadeloos te stellen voor de kille ontvangst na 1945, kon de stichting in 2008 een boek, een dvd-box met dertig portretten en een lesbrief uitbrengen. Sinds 2011 ondersteunt het Nationaal Comité 4 en 5 mei de Stichting Gastdocenten in het kader van de regeling voor reünies en lotgenotencontacten.
Tweede generatie Na 25 jaar is de weerstand in de Nederlandse samenleving tegen verhalen over de Tweede Wereldoorlog in Indië inmiddels wel grotendeels verdwenen. De leeftijd en gezondheid van de gastdocenten beginnen echter te tellen. Toen Jan Willem Hoegen zich vorig jaar realiseerde dat hij een van de jongste docenten was, stelde hij voor de stichting in 2013 op te heffen. Samen met Connie Suverkropp was hij op zoek naar een goede manier om de erfenis over te dragen.
Lesmateriaal De Stichting Gastdocenten WO II Zuidoost-Azië heeft, al dan niet in samenwerking met andere organisaties, verschillende soorten lesmateriaal ontwikkeld, waaronder: - Lespakket Onvergetelijk Indië in samenwerking met het Tropenmuseum (2008) - Lesbrief en docentenhandleiding bij de dvd-box Oorlogsverhalen Nederlands-Indië 1941-1949. 37 Portretten in de serie Filmportretten tegen het vergeten (2008) - Dvd Verhalen uit de jaren 2602-2605 Dai Nipon (2008). Voor meer informatie: www.gastdocenten.com
48
NCMagazine | najaar 2013
Jan Willem Hoegen is in 1940 in Indië geboren als zoon van een Nederlandse leraar. Hij bracht met zijn moeder de oorlog door in het kamp Lampersari in Semarang. In 1946 werd hij in Nederland met zijn vader, die als leider van een verzetsgroep was opgepakt en in Japan krijgsgevangen had gezeten herenigd. “Mijn vader was uit idealisme naar Indië gegaan om het middenkader te helpen opbouwen en zo de bevolking te steunen in haar streven naar onafhankelijkheid.” Over het Indische verleden wilde hij na terugkeer in Nederland weinig horen. “In die tijd werden Indische mensen als uitbuiters gezien, terwijl mijn vader zijn nek had uitgestoken voor de Indische jeugd.” Pas in de jaren tachtig, toen hij na een conflict op zijn werk ontslagen werd, kwamen met zijn woede zijn kampervaringen naar boven. Uiteindelijk ging hij in therapie bij Centrum ’45 en kreeg hij een uitkering op grond van de WUV. Zijn werk voor de Stichting Gastdocenten beschouwt hij als een maatschappelijke tegenprestatie.
Connie Suverkropp in vogelvlucht Connie Suverkropp is in 1932 geboren in Sukabumi op Java. Van vaderskant behoorde zij tot de vierde Indische generatie, terwijl haar moeders familie in Nederland woonde. Haar ouders en grootouders hebben de Japanse bezetting niet overleefd. In 1946 kwam Connie met haar oudere broers en jongere zusjes naar Nederland. Connie stortte zich op het leren, trouwde, kreeg drie kinderen en ging na haar scheiding in 1975 aan de slag als docente Duits. “Ik had geen tijd om bij het verleden stil te staan. Totdat mijn oudste broer in 1988 overleed en ik tijd had om te rouwen. Na dat jaar las ik een bericht over Indische gastdocenten in het blad van de protestants-christelijke onderwijsorganisatie waarvan ik lid was. Ik heb me aangemeld en de opleiding gevolgd. Dat deed ik vanuit het gevoel dat mijn ouders en grootouders niet voor niets gestorven waren en om hen te eren. Dat heb ik ook altijd in de klas gezegd.”
Herdenken
Oud-marineofficier Piet de Jong
Nationaal Archief/Spaarnestad Photo/Fotobureau C. Kramer
‘In een onderzeeboot overleefde je de oorlog meestal niet’
Tewaterlating van de Nederlandse onderzeeboot O24 op de werf van de RDM, Rotterdam, 18 maart 1940
De bemanningsleden van de O-24 keerden heelhuids uit de oorlog terug. Zij hadden geluk. Piet de Jong: “In een onderzeeboot kwam je de oorlog meestal niet door. Vijfenzeventig procent sneuvelde.” De overheid had weinig aandacht voor deze offers, herinnert hij zich. Voor hem een reden temeer om elke 4 mei zonder uitzondering acte de présence te geven bij het Monument voor de Gevallenen van de Onderzeedienst in Den Helder. Toen de oorlog uitbrak was Piet de Jong ‘gelegerd’ in Rotterdam en hield toezicht op de bouw van een onderzeeër. “Ik werd gebeld en verliet mijn huurkamer met een tandenborstel en een scheermes. Onze boot was nog niet af, maar de orders waren: direct inschepen en vertrekken naar Engeland. Terwijl we parachutisten zagen neerkomen in de Waalhaven vertrokken we, beschoten door ons eigen leger.
Piet de Jong (1915), marineofficier, vocht zes jaar mee onder Brits bevel op de O-24, een Nederlandse onderzeeër die pas in Engeland werd afgebouwd. Na WO II was hij tussen 1959 en 1971 staatssecretaris, minister van Defensie en ministerpresident. Het verhaal van Piet de Jong en andere getuigenverhalen werden opgetekend in het kader van het project oorlogsmonumenten en staan op de website van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. door Anita van Stel | bewerking Karen de Jager
We hadden koperen staven in de laadruimte om het gewicht van de incomplete bemanning te compenseren en te kunnen duiken.” In Engeland werd de boot afgebouwd en werd de O-24 ingezet bij de Engelse marine: konvooien begeleiden, maar ook meevechten, zoals bij Ceylon (het huidige Sri Lanka, red.). “Bij de Golf van Bengalen beschoten we een Japans schip. Vijftien man overleefden het, maar ze zwommen weg toen we ze wilden oppikken. Ze verdronken liever dan dat ze zich gevangen lieten nemen.” In 1944 werd Piet de Jong commandant van de O-24. Eind 1945 repatrieerde hij gevangenen die aan de Birma-Siamspoorlijn hadden gewerkt. Een indrukwekkende reis. April 1946 arriveerde de O-24, na zes jaar op zee, met de complete bemanning in Hoek van Holland. Bijna thuis. Om negen uur voeren ze Rotterdam binnen voor een ontvangst door koningin Wilhelmina.
49
HERDENKEN & VIEREN IN HET LAND In opdracht van het Nationaal Comité heeft onderzoeksbureau Veldkamp in 2013 onderzoek gedaan naar de herdenkingen en vieringen die in het land worden georganiseerd op 4 en 5 mei en op andere data. Dit onderzoek is een deel van het jaarlijkse Nationaal Vrijheidsonderzoek waarin diverse thema’s worden onderzocht. Uit het
onderzoek blijkt dat bijna in iedere gemeente wordt herdacht. Bij het Nationaal Comité zijn honderden organisatoren van herdenkingen en vieringen bekend, zes hiervan komen aan het woord. Wat zijn hun activiteiten? Met welke dilemma’s hebben ze te maken? En hoe bereiken ze de mensen?
door Erik Schumacher
Herdenken en vieren in gemeenten onderzocht Eens in de vijf jaar laat het Nationaal Comité 4 en 5 mei onderzoeken welke herdenkingen en vieringen op 4 en 5 mei worden georganiseerd in de Nederlandse gemeenten, wie deelneemt en waarbij wordt stilgestaan. Voor het onderzoek zijn burgers, organisatoren en gemeenten ondervraagd. Het is uitgevoerd door onderzoeksbureau Veldkamp. Hierbij de meest verrassende conclusies. Overal wordt herdacht Net als in 2008 wordt bijna in iedere gemeente jaarlijks herdacht. In 85 procent van de gemeenten vindt de herdenking plaats op 4 mei om 20.00 uur. In een vierde van de gemeente wordt (ook) op een ander tijdstip op 4 mei herdacht. Slechts vijf procent herdenkt op een andere datum in het jaar. In twee op de tien gemeenten is er ook aandacht voor de Indië-herdenking. Minder gevierd Er wordt minder gevierd dan herdacht. In de helft van de gemeenten vindt jaarlijks een viering van de bevrijding plaats en in bijna vier op de tien eens in de vijf jaar. In iets meer dan een op de tien gemeenten wordt de bevrijding op een andere datum gevierd en in vier op de tien wordt de bevrijding niet gevierd. Belang is groot, deelname niet altijd De meerderheid van de Nederlanders vindt herdenken en vieren in de eigen gemeente belangrijk. Toch heeft in de afgelopen vijf jaar maar
50
NCMagazine | najaar 2013
een klein aantal Nederlanders ieder jaar deelgenomen aan de herdenking. Zes op de tien Nederlanders gaat zelfs nooit naar de herdenking toe. In ongeveer de helft van de gemeenten zijn minder dan tweehonderd personen aanwezig bij de herdenking. Wie herdenken we? In 2012 en 2013 is naar aanleiding van onder andere de herdenking in Vorden veel discussie geweest over het al dan niet herdenken van Duitsers op 4 mei. Aan alle organisatoren en gemeenten is in dit onderzoek gevraagd wie men herdenkt in de eigen gemeente en of men ook bezetters herdenkt. Uiteindelijk blijkt dat in slechts drie gemeenten Duitsers worden herdacht; twee gemeenten liggen aan de grens en één gemeente heeft een stedenband met een Duitse stad. In nog drie andere gemeenten speelt de discussie wel. Deze discussie ervaart met als waardevol. (NW) Het gehele rapport is te vinden op www.4en5mei.nl/onderzoek
Ruud Hobo Webdesign Beekbergen (www.4en5meibeekbergen.nl)
herdenken & vieren
Rémon Mulder Stichting 4 en 5 mei Beekbergen Fakkeloptocht 5 mei 2013 Beekbergen
‘Op 4 mei organiseren wij een herdenkingsbijeenkomst in de Nederlands Hervormde Kerk. Daarop volgt een stille tocht naar het gedenkteken, waar de twee minuten stilte worden gehouden. Op 5 mei doen we een bevrijdingsvuur-estafette, die eindigt met een ceremonie met een gastspreker.’ Wat is uw gouden tip voor andere organisatoren? “Ik ben zelf 24. Ik voel me heel erg betrokken bij 4 en 5 mei. Maar de meeste organisatoren in het land zijn boven de vijftig. Ik wil niet zeggen dat de ouderen meteen moeten stoppen, maar laat ze beter naar de ideeën van jongeren luisteren.” Wat raadt u andere organisatoren af? “Je moet niet te gemakkelijk zijn als je afspraken maakt met andere organisaties. Het is niet zo dat het bij ons op dat vlak echt is misgegaan, maar ik heb wel ondervonden dat je dingen duidelijk moet afspreken.” Wat doet u om specifieke doelgroepen te bereiken? “Wij zorgen dat er in het programma voor iedere groep een passende activiteit is. Voor de wat oudere leeftijden hebben we bijvoorbeeld een bevrijdingsconcert, terwijl de estafette mensen aanspreekt die wat actiever willen zijn. Die variëteit is heel belangrijk.”
Wyb Jan Groendijk 4 mei comité Schiermonnikoog “Wij hebben op 4 mei om zeven uur een herdenking in de hervormde kerk, waar ook de eilanders begraven liggen. Van daaruit gaat een stille tocht naar Vredenhof, de drenkelingenbegraafplaats, waar we de twee minuten stilte houden.”
Ansichtkaart: begraafplaats Vredenhof op Schiermonnikoog 1940
Wat is uw gouden tip voor andere organisatoren? “Als je specifieke levensverhalen uitlicht, zorg je dat de afstand met de oorlog kleiner voelt. In de kerk vertellen we ieder jaar het verhaal van een andere eilander die in de Tweede Wereldoorlog is omgekomen. Op Vredenhof staan we ook iedere keer apart stil bij iemand die daar ligt.” Wat raadt u andere organisatoren af? “Omdat er op Vredenhof ook Duitse slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog liggen, is het bij ons zo gegroeid dat we op 4 mei het Duitse volkslied spelen. Ik zou dat andere comités niet aanraden, want elders ligt het vaak gevoeliger.” Wat doet u om specifieke doelgroepen te bereiken? “Wij hebben op Schiermonnikoog veel toeristen. Zij denken soms niet aan 4 mei, of weten niet waar ze dan heenkunnen. We zorgen dat er overal programma’s liggen en affiches hangen, zodat goed duidelijk is waar de herdenking plaatsvindt.”
51
Herdenking in Vrouwenploder 2013
‘Wij organiseren de dodenherdenking op 4 mei bij het gedenkteken op onze begraafplaats. Daarnaast organiseren we de herdenking van de bevrijding van ons dorp op 8 november op de plaats waar de laatste Duitse troepen zich destijds hebben overgegeven.’
Wat is uw gouden tip voor andere organisatoren? “Door alle gedoe met veiligheid, waarvan Haren een extreem voorbeeld is, leggen gemeenten steeds meer voorschriften op. Het is daarom belangrijk om te zorgen dat je goede contacten hebt met de burgemeester, de wethouders en de verantwoordelijke ambtenaren. Dat voorkomt misverstanden.” Wat raadt u andere organisatoren af? “Je moet oppassen dat je de ouderen niet vergeet. Zij willen graag dat het gaat zoals ze dat altijd gedaan hebben. Daar moet je heel voorzichtig mee zijn. De meesten staan heus wel open voor bepaalde veranderingen, maar niet als je als een olifant door de porseleinkast gaat.” Wat doet u om specifieke doelgroepen te bereiken? “We hebben relatief veel allochtonen in de gemeente. Wij proberen met hen meer contact te krijgen. Er is een islamitische school die graag met ons wil samenwerken. Zo’n school is een goed aanspreekpunt om ingang te krijgen tot die gemeenschap.”
52
NCMagazine | najaar 2013
B. van Bohemen/NIOD
Het verzetsmonument in Zaandam
Wat is uw gouden tip voor andere organisatoren? “De bevrijding van ons dorp ging gepaard met geallieerde bombardementen, die veel indruk hebben gemaakt. Wij gebruiken op scholen een dagboekverslag van iemand die de bombardementen heeft beschreven. Als je het op die manier dichtbij en persoonlijk maakt, komt de oorlogsgeschiedenis tot leven. Dan wordt het stil in de klas.” Wat raadt u andere organisatoren af? “Als je het vizier uitsluitend op de Tweede Wereldoorlog richt, blijft het voor de jeugd een ver-van-mijn-bed-show.” Wat doet u om specifieke doelgroepen te bereiken? “Wij betrekken jongere mensen bij de organisatie. Die komen soms met verrassende ideeën voor modernere wijzen van herdenken. Dit jaar hebben we op hun initiatief bij de herdenking een orkest gehad dat vaderlandse liederen speelde, zoals Blijf bij mij, heer. Die hebben we met zijn allen meegezongen. Dat kwam in de plaats van een toespraak.”
Els Veenis-Kaak Stedelijk 4 en 5 Mei Comité Zaanstad ‘Zaanstad is in 1974 gevormd uit verschillende gemeenten, die allemaal hun eigen 4 mei-comités hadden. Die comités zijn bij de samenvoeging gehandhaafd en organiseren hun eigen herdenkingen. Het Stedelijk Comité overkoepelt die herdenkingen en organiseert de centrale viering op 5 mei.’
Oranjevereniging Vrouwenpolder
Piet Corbijn Oranjevereniging Vrouwenpolder
Peter Hotke 4 Mei Comité Zaltbommel ‘Op 4 mei organiseren wij een bijeenkomst met diverse sprekers. Van daaruit start een stille tocht langs een aantal begraafplaatsen. Om acht uur houden we twee minuten stilte bij het monument tegenover de algemene begraafplaats.’ Wat is uw gouden tip voor andere organisatoren? “Twee jaar geleden hebben we de bijeenkomst van de katholieke kerk naar een openbaar gebouw verplaatst. Daardoor is de herdenking toegankelijker gemaakt, omdat veel mensen wel in de oorlog zijn geïnteresseerd, maar niets meer met de kerk hebben. Sindsdien hebben we tien keer zoveel bezoekers.” Wat raadt u andere organisatoren af? “Om iets te veranderen als het niet noodzakelijk is. We hebben weleens een andere route voor de stille tocht overwogen, maar daar hebben we toch van afgezien. Mensen zijn gehecht aan tradities.” Wat doet u om specifieke doelgroepen te bereiken? “We hebben een keer een verstoring gehad, toen Marokkaanse jongetjes op het moment van de twee minuten stilte dwars door alles heenfietsten. Sindsdien helpt een aantal Marokkaanse vaders om bij de herdenking de rust te bewaren. We zetten die mannen ook in om in hun gemeenschap kennis te verspreiden over de oorlog.”
Joos Gerbrandy Stichting 3 maart ‘45 ‘We organiseren de jaarlijkse herdenking van het bombardement van 3 maart 1945 op Den Haag. De herdenking vindt middenin de getroffen wijk plaats en bestaat uit een kerkdienst, een bloemenhulde bij het monument en een herdenkingsconcert in het conservatorium.’
Dodenherdenking Zaltbommel, 2013
Monument Johanna van Stolberg in een verwoest Den Haag, maart 1945
Nationaal Archief/Spaarnestad Photo
4 mei Comité Zaltbommel
herdenken & vieren
Wat is uw gouden tip voor andere organisatoren? “Je moet zorgen dat de burgemeester achter je staat. Bij ons is dat geen moeite, omdat Jozias van Aartsen de herdenking heel belangrijk vindt. Daardoor is makkelijker te regelen dat de politie meewerkt, de straten schoongeveegd worden en de vlaggen uithangen.” Wat raadt u andere organisatoren af? “We hebben de herdenking weleens bij een ander monument gedaan, dat wat minder centraal in de wijk ligt. We merkten dat er minder ouderen kwamen, omdat die minder mobiel zijn. Je moet dus goed rekening houden met de afstanden die afgelegd moeten worden.” Wat doet u om specifieke doelgroepen te bereiken? “We hechten veel belang aan het leggen van contacten met bedrijven en ministeries hier in de wijk. Die blijken vaak bereid om ons te sponsoren, waardoor we bijvoorbeeld een boekje kunnen drukken.”
53
Fakkelcampagne en de schoolklas Groep 7 van de Van Kampenschool uit Vlaardingen heeft een bezoek aan Soldaat van Oranje - De Musical gewonnen. De klas deed mee met de fakkelcampagne 2013 onder het motto: Vrijheid geef je door. Zij hebben de fakkel op de meest originele manier verspreid. De inzending van de winnende school was middels een Youtube filmpje, waarin te zien was hoe de kinderen de Vrijheid door gaven. In totaal heeft het Nationaal Comité meer dan 75 inzendingen ontvangen. De jury, over de opdracht: “iedereen was heel actief en betrokken!”. Voor meer informatie over Soldaat van Oranje – De Musical: www.soldaatvanoranje.nl
Nick & Simon 54
NCMagazine | najaar 2013
Gabrielle de Kroon
Metro samenwerking Op 3 mei 2013 publiceerde Dagblad Metro een vrijheidskrant. Deze speciale krant stond in het teken van Herdenken en Vieren met als gasthoofdredacteur Nick & Simon. Het Dagblad Metro besteedt al jaren uitgebreid aandacht aan 4 en 5 mei, zo zal Metro als eerste journalistiek medium van Nederland op 4 mei online twee minuten op zwart gaan. Hoofdredacteur Robert van Brandwijk, geboren op 4 mei, is zeer betrokken bij het thema vrijheid. “Mijn moeder ontsnapte aan een fusillade. Mijn vader werd te werk gesteld. Zulke verhalen houden je wakker”, aldus de hoofdredacteur.
Rudy Hellewegen
Groep 7 van de Van Kampenschool uit Vlaardingen
Herdenken & Vieren Onder de aandacht
onder redactie van Josje Botman / Simon Jacobus
Scouting Nederland Elk jaar ondersteunt Scouting Nederland op 4 mei de Nationale Herdenking op de Dam. Hierbij helpen de scouts onder meer bij het aanreiken van de kransen en de begeleiding van genodigden in een rolstoel. Ook zijn ze betrokken bij het 5 mei-concert op de Amstel, waar de scouts het rood-wit-blauwe lint van 600 meter langs de kades doorgeven. Daarnaast participeren zij bij talloze lokale herdenkingen en vieringen. Door de intensieve samenwerking met Scouting Nederland biedt het kansen om jongeren meer te betrekken bij de Nationale Herdenking. Voor meer informatie over Scouting Nederland: www.scouting.nl
Samenwerking met Bibliotheek.nl
Ilvy Njiokiktjien
De Nederlandse koepelorganisatie Bibliotheek.nl heeft dit jaar een widget ontwikkeld met als thema Herdenken en Vieren. Een widget is een mobiele site die je eenvoudig op je eigen website plaatst. De widget bestrijkt één kolom, waarmee de aandacht op een collectie gevestigd kan worden. Vijftig bibliotheken zijn deze widget gaan gebruiken. Via de widget hebben duizenden bezoekers van de vijftig bibliotheken toegang tot alle 4 mei-voordrachten en de 5 mei-lezingen van het Nationaal Comité, een Special van Literatuurplein en een themapagina met jeugdboeken over dit onderwerp. Speciaal voor de widget stelt de Bibliotheek een aantal luisterboeken over oorlog en vrede beschikbaar. Reacties op deze widget zijn zo positief en enthousiast dat Bibliotheek.nl ook voor volgend jaar een widget beschikbaar stelt.. Voor meer informatie over de Bibliotheek: www.bibliotheek.nl
2014 Nationale Viering van de Bevrijding in Drenthe Jaarlijks organiseert het Nationaal Comité 4 en 5 mei, samen met een provincie de 5 mei-lezing. In de bijeenkomst laat de provincie en haar gemeenten zien hoe zij invulling geven aan het vieren van de vrijheid. De 5 mei-lezing wordt uitgesproken op uitnodiging van het Nationaal Comité. In 2014 zal de Nationale Viering van de Bevrijding in de provincie Drenthe plaatsvinden. De 5 mei-lezing zal in Assen in De Nieuwe Kolk worden gehouden. Tijdens een muzikaal en cultureel programma presenteert de provincie Drenthe zich als provincie van de vrijheid. In aanloop naar 5 mei 2014 vinden in de hele provincie diverse activiteiten plaats rondom het thema Vrijheid geef je door. In dat kader wordt na de provincies Noord-Brabant (2012) en
Utrecht (2013) ook in de provincie Drenthe de jaarlijkse Aanmoedigingsprijs Oorlogsmonumenten uitgereikt. Deze Aanmoedigingsprijs is ingesteld om goed beheer en behoud van oorlogsmonumenten te stimuleren en ervoor te zorgen dat de monumenten ook in de toekomst blijven leven en beleefd kunnen worden. Drenthe kent diverse bijzondere oorlogsmonumenten, waarvan er meerdere staan op het terrein van Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Oorlogsmonumenten zijn plaatsen om bij te herdenken en herinneren aan bijzondere aspecten van de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en oorlogssituaties en vredesoperaties daarna. Voor meer informatie over de Nationale Viering van de Bevrijding in Drenthe: www.5meilezing.nl
55
Doe mee aan de Fakkelcampagne Met de fakkelcampagne wil het Nationaal ComitĂŠ 4 en 5 mei zoveel mogelijk mensen enthousiasmeren de fakkel te dragen in aanloop naar, en op 4 en 5 mei. De fakkel staat symbool voor herdenken op 4 mei en het vieren van de bevrijding en vrijheid op 5 mei. Door de fakkel te dragen laten mensen zien dat ze herdenken en vieren belangrijk vinden. Ook in 2014 is de fakkel te koop. Geef de vrijheid door en vraag een displaypakket met fakkeltjes aan. Een displaypakket met 200 fakkeltjes bedraagt 20 euro. Voor meer informatie: www.4en5mei.nl