NCMagazine
Over herdenken, vieren en herinneren
Nationaal Comité 4 en 5 mei, voorjaar 2014
Veteranen over vrijheid SUCCESVOLLE OPENING DE TWEEDE WERELDOORLOG IN !"" VOORWERPEN Ambassadeurs van de Vrijheid:
‘Voor vrijheid moet je je blijven inspannen’
5 mei-lezer Mary Robinson: ‘Vrijheid is zo kostbaar voor degenen die het niet hebben’ 4 mei-voordracht van Jan Terlouw:
‘Op 4 en 5 mei ontstaat weer het gevoel dat je elkaar nodig hebt’
Welk verhaal willen wij over WOII vertellen aan onze kinderen en kleinkinderen?
Hoofdredactioneel
DYNAMISCH Steeds weer wordt duidelijk in welk een dynamisch werkveld het Nationaal Comité opereert. De betrokkenheid van de samenleving bij herdenken, vieren en herinneren is enorm. Zo bleek naar aanleiding van de bijzondere opening van De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen. De eerste week waren er al meer dan zevenduizend bezoekers in de Kunsthal Rotterdam. Rondom de tentoonstelling vinden er verschillende bijeenkomsten plaats zoals de bijeenkomst Herdenken & Vieren voor lokale comités alsmede de onderwijsconferentie Leren van de Oorlog, bedoeld voor docenten uit het primair en voortgezet onderwijs. Om die maatschappelijke betrokkenheid om te zetten in inspiratie voor een conceptvisie voor het nieuwe beleid (20162020) heeft het Nationaal Comité medio maart vier verkenningsbijeenkomsten georganiseerd waarbij prominente denkers als Micha de Winter, Hans Goedkoop, Barbara Oomen, Peter Romijn en James Kennedy meedenken over 4 en 5 mei in de toekomst. Daarna wordt een conceptvisie geschreven op basis waarvan het comité in gesprek gaat met de samenleving. Het wordt een dynamisch jaar.
Colofon Jaargang 3, nr. 5, voorjaar 2014 Redactie: Nationaal Comité 4 en 5 mei Art direction & vormgeving: Remco Tonino Redactieadres: Nieuwe Prinsengracht 89, 1018VR, Amsterdam Tel: 020 71 83 500 Fax: 020 71 83 501 Mail: simon.jacobus@4en5mei.nl Aan dit nummer werkten mee: Anne Frank Stichting, AP, Maurice Adams, Yvonne Ahrend, Eric Alink, Simon van Boxtel, Laila Cohen, Cristan van Emden, Joyce van Galen Last, Haags Gemeente Archief, Job de Heer, Hagar Heijmans, Ernst Hirsch Ballin, Martin Holstein, Chris van Houts, Tine van Houts, Simon Jacobus, Karen de Jager, Tom Janssen, Jolanda Keesom, Eva Kloosterman, Jan van Kooten, Rutger van Krieken, Renske Krimp, Frank Kromer, Daphne Meijer, Robin de Munnik, Nationaal Monument Kamp Vught, Claartje Nicolas, Jeffrey à Nijeholt, Nine Nooter, Leonard Ornstein, Larissa Pans, Peter Rodrigues, Toine Rongen, Tjeerd Royaards, Hans Schimmelpenningh, Erik Schumacher, Geert Snoeijer, Stichting DovenShoah, Mieke Sobering, Anja Spaninks, Anita van Stel, Helette du Toit, USHMM, Jan van de Ven, Suzanne van de Ven, Marja Verbraak, vfonds, Verzetsmuseum Zuid-Holland, www.oorlogsgetroffenen.nl, Niels Weitkamp, Max van Weezel, Erika Zeegers, Rein Zunderdorp Drukkerij: Senefelder Misset, Mercuriusstraat 35, 7006 RK, Doetinchem Copyright 2014 Nationaal Comité 4 en 5 mei. Overname van artikelen en informatie uit dit magazine is toegestaan voor niet-commercieel gebruik en met vermelding van de auteur en de bron.
Het NCMagazine voorjaar 2014 Over herdenken, vieren en herinneren 04 06 08
16 25 34
14 32 38 40 42 54 59 10 17
COVERSTORY Verkenningsbijeenkomsten: Welk verhaal willen wij onze kinderen en kleinkinderen vertellen? Schrijver Jan Terlouw houdt de 4 mei-voordracht 5 Mei-lezing door Mary Robinson: “Het gaat om de waarde en de waardigheid van ieder mens”
HERDENKEN Getuigenverhalen: John Samuel Cordell over kamp Erika Monument voor Joodse doven kinderen Jeroen Kemperman van het NIOD: ‘Moet de geschiedenis een gezicht krijgen?’
VIEREN 5 Mei-concert op de Amstel Peter Rodrigues: zijn er grenzen aan vrijheid? Commissaris van de Koning Tichelaar in Drenthe: “Ik zie de kloof tussen arm en rijk groeien.” Vrijheid & wederkerigheid volgens Ernst Hirsch Ballin Het succesverhaal van Bevrijdingsfestival Friesland Ambassadeur van de Vrijheid Douwe Bob: “Laat het nooit, echt nooit meer gebeuren” Luisteren naar vrijheid: een schelp als kunstwerk
21 46 58 36 46 50 20 26 27
30
HERINNEREN Succesvolle opening van De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen De restauratie van Barak 1B in Vught. Ton Heerts van het vfonds: “Juist in dit authentieke gebouw kunnen
52 56
generaties leren van het verleden” Tweede generatie: cabaretier Tijl Beckand en onderwijskundige Wilma Knoppersen over het verleden van hun vaders en grootvaders Veteranen over vrijheid Femke de Heer wint de schrijfwedstrijd
HERDENKEN & VIEREN Debatwedstrijd: “4 en 5 mei, hoe kun je daar nou voor of tegen zijn?” Landelijke dag voor lokale comités herdenken & vieren Onder de aandacht
INSPIRATIE De keuze van kinderboekenschrijver Jacques Vriens
SUBSIDIES Geld voor goede zaken Subsidies voor 3 projecten. De stemshow van Verzetsmuseum Zuid-Holland, op zoek naar de historische werkelijkheid achter een jeugdboek en stripboeken krijgen een tweede leven Kennisuitwisseling: Hoe kun je bewuste burgers inzetten om meer bewustzijn te kweken?
INTERNATIONAAL Holocaust Memorial Day in het buitenland Studiereizen: Het verhaal van de oorlog staat niet los van het heden
Verkenningsbijeenkomsten:
04 NCMagazine | voorjaar 2014
Coverstory
Welk verhaal willen wij onze kinderen en kleinkinderen vertellen over WO II? Medio maart hebben vier zogenoemde verkenningsbijeenkomsten plaatsgevonden. Met als doel voor het Nationaal Comité om in gesprek met de samenleving inspiratie op te doen voor herdenken en vieren in de nieuwe beleidsperiode 2016-2020. Bestuursleden Maurice Adams en Hagar Heijmans vertellen. door Maurice Adams en Hagar Heijmans | foto Kristian Sekulic
H
et Nationaal Comité bereidt een nieuwe vijfjarige beleidsperiode voor die 2016 ingaat. Zowel de inhoud als de vorm van het herdenken (4 mei) en het vieren (5 mei) wordt daarbij opnieuw bekeken en doordacht. Het Comité is zich ervan bewust dat 4 en 5 mei onderwerp zijn van publieke aandacht en discussie. Steeds meer worden dit soort vraagstukken in het publieke debat besproken. Het Nationaal Comité juicht dat toe en verwacht daarvan te kunnen leren. Het Nationaal Comité stelt zijn beleidsvisie op in twee stappen. In de eerste plaats door zich te laten inspireren door de samenleving, die wordt gevraagd mee te denken op verkenningsbijeenkomsten. Schrijvers, kunstenaars, historici, wetenschappers, opiniemakers en journalisten zoals Micha de Winter, Hans Goedkoop, Barbara Oomen, Peter Romijn, Maarten Asscher, Rocky Tuhuteru en James Kennedy zijn uitgenodigd om te reflecteren op herdenken en vieren. Op basis daarvan wordt een conceptvisie opgesteld. Vervolgens wordt deze conceptvisie weer besproken met de samenleving en met personen en groepen die een specifieke betrokkenheid hebben bij het werk van het comité en met andere geïnteresseerden. Op basis daarvan stelt het Comité een definitieve visie en een werkplan voor de nieuwe beleidsperiode vast. De conclusies leveren een houvast op voor de concrete activiteiten in de komende jaren.
Nieuwe perspectieven De inhoudelijke aanleiding voor het herijken van herdenken en vieren is dat het activiteiten betreft met een grote nationale sociale en culturele betekenis. De afstand tot de Tweede Wereldoorlog groeit, maar de belangstelling ervoor is onverminderd groot. Nieuwe kennis van historische gebeurtenissen biedt nieuwe perspectieven. Jongere generaties voegen zich naast de oudere. Door migratie verandert de bevolking van samenstelling. Nieuwe nationale en internationale, aan oorlogen en vredesmissies gelieerde ervaringen voegen zich naast die van de Tweede Wereldoorlog. We willen ons bezinnen op de betekenis daarvan voor 4 en 5 mei. Herdenken, vieren en herinneren opnieuw zorgvuldig definiëren. Hoe plaatsen we de Tweede Wereldoorlog, vrijheid, democratie en rechtsstaat opnieuw in deze tijd?
Centrale vragen Het comité is op zoek naar het gemeenschappelijke verhaal (narrative) dat voor een nieuwe periode ten grondslag kan liggen aan het nationale herdenken en vieren. Wat zijn de kernelementen van het verhaal dat wij onze kinderen en kleinkinderen over de Tweede Wereldoorlog willen vertellen? Wat is ons overkomen? In welke mate kunnen we naast het herdenken van de doden ook gebeurtenissen herdenken? Welke zijn daarbij bepalend? Hoe kunnen we aandacht geven aan gebeurtenissen die we soms liever lijken te vergeten, zoals bijvoorbeeld de houding tegenover de massale deportatie van joden in de oorlog en de behandeling van degenen die terugkeerden uit de kampen, de omstreden aspecten van het verzet, de op overleven gerichte houding van de meerderheid van de bevolking, de ervaringen en positie van de dwangarbeiders, de omgang met de ervaringen van de mensen die de oorlog in Indië hebben meegemaakt, de omgang met de dekolonisatie, etc.? Wat willen we vieren? Hoe kunnen we belangrijke onderwerpen op de agenda zetten zoals bijvoorbeeld de samenhang tussen geweldsmechanismen en de uitschakeling van democratie? Per verkenningsbijeenkomst varieerden thema’s en benaderingswijzen, maar steeds stond een aantal vragen centraal. Waar zouden 4 en 5 mei anno 2016 en verder over moeten gaan? Welk verhaal willen wij vertellen? Wat zijn de belangrijke elementen van dat verhaal? Ook kwamen kwesties aan de orde als: hoe verhouden de thema’s van 4 en 5 mei zich tot elkaar? Wat is de verhouding tussen herdenken, herinneren (vertellen over), educatie en vieren? En moeten 4 en 5 mei over thema’s gaan die met elkaar in verbinding staan? Ten slotte werd gesproken over de vraag hoe het historische karakter van de Tweede Wereldoorlog en de betekenis voor het hedendaagse leven zich tot elkaar verhouden. Moeten de verschillende thema’s van 4 en 5 mei vooral worden bekeken als uniek historische thema’s of als metaforen of analogieën voor wat nu speelt? Zijn het historische thema’s die ons iets leren over wie wij zijn of moeten we de thema’s door koppeling met de actualiteit levend houden? In de volgende editie van NC Magazine zal ook uitgebreid aandacht worden geschonken aan de verkenningsbijeenkomsten.
05
‘Op 4 en 5 mei ontstaat weer het gevoel dat je elkaar nodig hebt’ Schrijver en oud-politicus Jan Terlouw zal dit jaar de 4 mei-voordracht houden in De Nieuwe Kerk. Terlouw publiceerde onder meer Oorlogswinter, het boek dat nog steeds veel wordt gelezen en ook werd verfilmd. “In de hongerwinter was ik dertien jaar. Ik ben toen versneld volwassen geworden.” door Max van Weezel | foto Chris van Houts
W
aar vind je voor de 4 mei-voordracht in De Nieuwe Kerk een schrijver die de Duitse bezetting zelf nog heeft meegemaakt? Het is geen sinecure. Harry Mulisch, die in 1992 de eerste voordracht hield, Mies Bouhuys, Rudi van Dantzig, Bernlef en F. Springer zijn inmiddels overleden. Nelleke Noordervliet, Ernst Jansz, Willem Jan Otten, Frank Westerman en Pauline Broekema hielden de afgelopen jaren indrukwekkende toespraken. Maar ja, ze zijn natuurlijk wel van na de oorlog. Daarom togen Joan Leemhuis en Nine Nooter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei dit jaar naar het Gelderse Twello. Daar, op hun eigen landgoed vol koeien, schapen en kippen, woont het echtpaar Terlouw: Jan (82) en Alexandra (79). Jan Terlouw ken ik zelf nog goed uit de tijd dat hij politicus was: fractieleider van D66 van 1973 tot 1981, vicepremier en minister van Economische Zaken in de laatste twee kabinetten van Dries van Agt. Maar hij is natuurlijk ook de schrijver van boeken als Pjotr, Koning van Katoren en het nog steeds veel gelezen Oorlogswinter. Alexandra, die zich een deel van háár leven inzette voor VluchtelingenWerk, publiceerde in 2013 haar eerste oorlogsroman: het aangrijpende De man van Tsinegolde, over wat een Friese vader, een Joodse moeder en hun drie dochters meemaakten. Het is gebaseerd op haar eigen ervaringen. Jan Terlouw houdt dit jaar in De Nieuwe Kerk de 4 mei-voordracht. Alexandra zal zonder twijfel over zijn schouder meekijken.
Persoonlijk verhaal Het is een koude dag waarop ik naar Twello rijd. Jan heeft net de stallen gesloten en water afgetapt voor als de vorst mocht uitbreken. We hebben het over de lezingen die hij nog houdt, zoals laatst bij de Amsterdamse afdeling van D66. Dan zijn er nog zijn optredens samen met het Orion Ensemble. Bijvoorbeeld met Terlouw in de rol van Joseph Haydn die op zijn leven terugkijkt. En de thrillers die zijn dochter Sanne en hij schrijven. Zoals De verdwenen menora, over een kandelaar die uit Jeruzalem werd gestolen en misschien wel in het bezit is van het Vaticaan. Wat gaat hij de genodigden in De Nieuwe Kerk op 4 mei voorhouden? Het wordt een persoonlijk verhaal, zegt hij. Maar de oud-minister
06 NCMagazine | voorjaar 2014
zal het ook niet kunnen laten opmerkingen te maken over wat hem in de tijd waarin we nu leven dwarszit: het gebrek aan belangstelling voor duurzaamheid bijvoorbeeld, het graaigedrag van de bankiers, het materialisme en egoïsme die welig tieren. Nee, een partijpolitieke speech wordt het niet. “Ik heb het Nationaal Comité moeten beloven dat ik geen controversiële uitspraken doe.” Domineeszoon Terlouw was nog maar dertien toen hij de hongerwinter en de bevrijding meemaakte. Zijn ouders woonden in Wezep, aan de rand van de Veluwe. “Ik ben in die tijd versneld volwassen geworden”, herinnert hij zich: “Je maakte zo verschrikkelijk veel mee. De ene week werd een buurman door een Spitfire van de geallieerden in zijn buik geschoten, de volgende week werd iemand opgepakt omdat de Duitsers hem van sabotage van de spoorlijn verdachten. Er klopten vluchtelingen aan bij de pastorie waar we woonden. En bewoners van de grote steden in het westen die 150 kilometer te voet hadden afgelegd omdat bij ons in de buurt nog rogge te krijgen was. Of een mud aardappelen. Ik zie die mensen nog over de Zuiderzeestraatweg schuifelen, op gymnastiekschoenen door de sneeuw. Mijn vader hoorde bij de notabelen van het dorp. Hij is twee keer opgepakt en meegenomen als een soort dreigement. Ik weet nog hoe bang je dan ‘s nachts was. Het heeft een diepe indruk op me nagelaten. Sommige gebeurtenissen uit die tijd vergeet je nooit.” Toen zijn eigen kinderen zo oud waren als hij in de oorlog, dacht Terlouw: ik moet het opschrijven. Maar dan als roman. Dat werd Oorlogswinter, inmiddels in zestien talen vertaald, verfilmd en tot tv-serie bewerkt. Hoofdpersoon Michiel was zoon van de burgemeester. Zijn vader werd doodgeschoten. Dat was fictie. Maar in het boek zijn veel van zijn eigen ervaringen in Wezep verwerkt. “Het was nog zo dichtbij. Van al mijn boeken heb ik Oorlogswinter het snelst geschreven. Lezers waarderen het om zijn authenticiteit. Ik heb veel ervan zelf meegemaakt.”
‘Wat me erg bezighoudt, is hoe moeilijk het is de menselijke natuur te veranderen’
coverstory
De wet van de jungle Valt er na meer dan twintig jaar 4 mei-voordrachten nog iets oorspronkelijks te zeggen in De Nieuwe Kerk? “Wat me erg bezighoudt is hoe moeilijk het is de menselijke natuur te veranderen. Mensen zijn niet uit zichzelf op vrede en gerechtigheid uit. Ze hebben hun primitieve driften, hun hebzucht. Is de mens meer dan een dier met hersens? Om vrede te bereiken heb je wetten nodig en instituties als de Europese Unie, de Verenigde Naties en de Wereldbank. Daarzonder houd je de wet van de jungle. Ik denk dat ik dat maar eens ga zeggen.” Terlouw noemt het opmerkelijk dat zeventig jaar na de oorlog de belangstelling ervoor nog steeds toeneemt. Hij denkt dat ze voortkomt uit nostalgie naar de solidariteit die er toen was. “In een tijd van individualisering en eenzaamheid, voor je eigen tv, zijn mensen dat gaan missen. Op 4 en 5 mei ontstaat weer het gevoel dat je elkaar nodig hebt, dat wij mensen gemeenschapsdieren zijn.” Ernst Hirsch Ballin, die vorig jaar de 5 mei-lezing hield, maakt zich druk over de polarisatie in Nederland, de uitsluiting van minderheden die hem in sommige opzichten aan de jaren dertig doet denken. Zo’n politiek gekleurde uitspraak valt van Terlouw niet te verwachten: “Ik ben niet zo bang voor die polarisatie als Ernst. Als de nood aan de man komt, staan de Nederlanders weer schouder aan schouder. Daar ben ik van overtuigd. Ik maak me veel meer zorgen over de hebzucht die om zich heengrijpt, om de tirannie van de welvaart. Het is een voorrecht om in een rijk land te wonen maar het ondermijnt de onderlinge solidariteit. Hoe kun je de oppervlakkigheid die zich van ons meester heeft gemaakt een halt toeroepen? Daar zal ik het wellicht over hebben.” Jan Terlouw: ‘Ik maak me veel meer zorgen over de hebzucht die om zich heengrijpt, om de tirannie van de welvaart.’ Links: Boekomslag en filmaffiche van Oorlogswinter
Wie is Jan Terlouw? 15 november 1931 Geboren in Kamperveen 1956 Doctoraal wis- en natuurkunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht 1964 Gepromoveerd op een onderzoek naar kernfusie 1970 Debuut als schrijver 1971 Tweede Kamerlid voor D66 1973 Fractievoorzitter 1981 Vicepremier en minister van Economische Zaken 1983 Secretaris-generaal van de Conferentie van Europese transportministers 1991 Commissaris van de Koningin in Gelderland 1999 Lid van de Eerste Kamer
07
‘Vrijheid is zó kostbaar voor degenen die haar niet hebben’ Mary Robinson, oud-president van Ierland, zal dit jaar de 5 mei-lezing houden. De lezing wordt dit keer gehouden in Drenthe. Vrijheid is de basis van de indrukwekkende internationale carrière van de voormalige Hoge Commissaris voor de Mensenrechten. door Tine van Houts in Londen | foto Jennifer O’Gorman
M
ary Robinson is net terug uit Addis Abeba, even in Dublin, op weg naar New York als ik haar vraag wat vrijheid voor haar betekent. Ze citeert onmiddellijk, uit haar hoofd, de Girl Declaration, de verklaring van vijfhonderd arme meisjes uit landen over de hele wereld: Ik ben niet op deze aarde gezet om onzichtbaar te zijn Ik werd niet geboren om geweigerd te worden Ik heb niet het leven gekregen om het bezit van iemand anders te zijn Ik ben van mezelf Ik heb een stem en die zal ik gebruiken. Ze ontmoette een groep van de meisjes in Addis Abeba, waar ze was als de speciale gezant van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor Afrika’s Grote Meren-gebied. Robinson, de oud-president van Ierland, oud-Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties, is advocaat, gespecialiseerd in de mensenrechten. Ze zegt: “Ik heb mijn hele leven geprobeerd om ruimte te maken om de stemmen van anderen te laten horen.” Daarom bezocht ze, in haar vijf jaar als Hoge Commissaris, meer dan honderd landen waar de mensenrechten met voeten werden getreden, vaak met gevaar voor eigen leven. In Tsjetsjenië bijvoorbeeld. “Ik wilde het van de slachtoffers zelf horen, voordat ik erover bij de VN ging rapporteren.” Haar leven leest als een aaneenschakeling van topbanen, een klassieke carrièrestructuur. “Ik had mijn leven helemaal niet gepland. Als jong meisje op het Ierse platteland in de jaren vijftig had je, als je niet artistiek was, twee carrièremogelijkheden: non worden of trouwen. Ik besloot om non te worden, maar de moeder-overste aan wie ik dat kwam vertellen, zei: Mary, ga eerst maar eens een jaar in de wereld rondkijken.”
08 NCMagazine | voorjaar 2014
Mary Robinson ging naar Parijs, studeerde vervolgens rechten in Dublin en kreeg een beurs voor Harvard, waar ze in 1968 studeerde toen Martin Luther King werd vermoord. Die tijd van de grote burgerrechtendemonstraties maakte veel indruk op haar. “Mijn grootvader was een advocaat, hij had een groot gevoel voor rechtvaardigheid en heeft me enorm beïnvloed.”
Eerste vrouwelijke president Ze won jong een Ierse Senaatszetel, maar zegt dat ze besefte dat ze als advocaat meer effect kon hebben dan als senator. Ze bleek, als progressief advocaat, enorm invloedrijk in het katholieke, behoudende Ierland van die dagen. Haar pleidooien voor Ierse cliënten bij het Europese Hof voor de Mensenrechten droegen bij aan de uiteindelijke modernisering van de Ierse wetgeving. Zaken als echtscheiding, contraceptie en homoseksualiteit waren volgens de Ierse grondwet illegaal. Toen Mary Robinson in 1990 tot eerste vrouwelijke president van Ierland werd gekozen, besloot ze om van de tot dan toe ceremoniële functie een presidentschap met een doel te maken. ”Ik wilde een morele stem hebben, dat is het allerbelangrijkste voor een leider. Nelson Mandela, Madiba, gaf het goede voorbeeld in zijn eigen leven: hij vergaf zijn vijanden.” Over haar huidige werk voor de Verenigde Naties in Afrika zegt ze: “Je moet mensen een raamwerk geven. En er moet een zichtbaar vredesdividend zijn voor iedereen, om de hoop en moed erin te houden: vrede, veiligheid, samenwerking en ontwikkeling. Het gaat om de waarde en de waardigheid van ieder mens. Zoals Eleonor Roosevelt zei: het gaat om wat er gebeurt in kleine plaatsen, dichtbij huis.”
‘Het gaat om de waarde en de waardigheid van ieder mens.’
coverstory
Mary Robinson met healthworker Nadhifa Ibrahim Mohamed. Zij heeft 3 jaar in Trócaire’s Dollow Health Centre, Dollow, Somalia gewerkt als vroedvrouw.
Herdenken in Ierland “We hebben in Ierland geen equivalent van 4 en 5 mei. We herdenken onze gevallenen op de tweede zondag in juli, maar we hebben geen Bevrijdingsdag zoals in Nederland. Mijn eerste herinnering aan de Tweede Wereldoorlog waren de verhalen van mijn ouders over hoe hard het dagelijkse leven was en dat ik als baby (ze werd in 1944 geboren) een bonnenboekje had. Ierland was officieel neutraal in de Tweede Wereldoorlog.” Robinson hamert op het belang van vrijheid. “Net onder de oppervlakte van mijn geest heb ik verschrikkelijke herinneringen: verkrachtingen, verminkingen, vreselijk geweld. Maar ik was altijd zó onder de indruk van de moed en de veerkracht van de mensen ter plekke, hoe hard ze moesten vechten voor de mensenrechten. Vrijheid is zó kostbaar voor degenen die haar niet hebben, dat moeten we ons blijven herinneren, vooral in West-Europa.” Wat moeten we doen om in de toekomst de vrijheid te waarborgen? Wat voor advies geeft ze haar kinderen en kleinkinderen? “Het probleem is dat er in West-Europa nu een gebrek aan vertrouwen is in justitie en politici.” De gevaren zijn: “Hoge werkloosheid, vooral onder jongeren, we moeten de uiterst rechtse partijen goed in de gaten houden en we moeten de migranten en de minderheden, de wanhopige mensen in hun bootjes, waardig behandelen.” Robinson wil de komende tien jaar al haar krachten inzetten voor klimaatbescherming en internationale vrede: “We hebben transformerend leiderschap nodig. We moeten ervoor zorgen dat we op de goede
weg zijn voor een veilige wereld voor onze kleinkinderen.” Ze laat de moed nooit zakken: “Soms ben ik ongeduldig, ik ben niet iemand van: het glas is altijd half vol. Maar je kunt met een paar druppels werken, hoop geven, en dat brengt energie. Bisschop Tutu zegt altijd: ‘Ik ben geen optimist, ik ben de gevangene van de hoop’.”
Wie is Mary Robinson? Mary Robinson (1944) werd geboren in Ierland. Ze studeerde rechten in Dublin, deed haar MA in Harvard in 1968 en keerde terug naar Dublin om als advocaat voor de mensenrechten te werken. In 1969 werd ze in de Senaat gekozen. Ze behield haar zetel twintig jaar lang. Van 1990-1997 was ze de eerste vrouwelijke president van Ierland. Vervolgens was ze vanaf 1997 vijf jaar lang Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties. Sindsdien woont ze weer in Dublin waar ze als advocaat werkt en haar eigen stichting heeft: de Mary Robinson Foundation-Climate Justice. Sinds 2013 is ze ook de speciale VNafgezant voor het gebied van de Grote Meren in Afrika. Ze is getrouwd met Nick Robinson, advocaat en cartoonist, ze heeft drie kinderen en vier kleinkinderen.
09
De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen
Een bijzondere same Op dinsdag 4 februari 2014 opende Koning Willem-Alexander de tentoonstelling De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen in de Kunsthal Rotterdam. De tentoonstelling is onderdeel van een campagne die op initiatief van het Nationaal Comité en de Stichting Musea en Herinneringscentra 40-45 is gestart om meer aandacht te vragen voor alle oorlogsmusea en herdenkingscentra in Nederland. Ook is er door deze campagne een unieke samenwerking ontstaan van 25 oorlogsmusea en herdenkingscentra. door Frank Kromer | foto’s Geert Snoeijer
K
oning Willem-Alexander kijkt aandachtig naar de vierkante vitrine waarin een metalen doosje vol felgekleurde knikkers ligt. “De knikkers van Anne Frank symboliseren het dagelijkse leven van een gewoon meisje,” zegt Teresien da Silva, hoofd collectie van de Anne Frank Stichting, die naast hem staat. Vlak voordat Anne met haar familie in juli 1942 onderdook in het Achterhuis, gaf ze snel nog wat dierbare spullen – waaronder het stel knikkers – aan haar buurmeisje Toosje. Nu, tweeënzeventig jaar later, liggen diezelfde knikkers in de Rotterdamse Kunsthal en maken ze deel uit van de tentoonstelling De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen.
Unieke samenwerking De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen is een initiatief van het Nationaal Comité 4 en 5 mei in samenwerking met de Stichting Musea en Herinneringscentra 40–45 en de Kunsthal Rotterdam. De tentoonstelling is het resultaat van een unieke samenwerking die een positieve uitstraling heeft op alle oorlogsmusea en herinneringscentra. De tentoonstelling is mede mogelijk gemaakt door het vfonds. De tentoonstelling zorgt ervoor dat de komende drie maanden de Kunsthal Rotterdam gevuld is met bijzondere objecten die de verschillende verhalen en gebeurtenissen van de oorlog vertellen. Zoals het SS-uniform van de meedogenloze rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart die tijdens het Neurenbergproces in 1946 ter dood werd veroordeeld. Of een 8mm-film, gemaakt door Noor Prins, gevangene. Het zijn de voor zover bekend de enige bewaard gebleven filmbeelden van de Japanse capitulatie in het vrouwenkamp Aik Paminke III op Sumatra. Of de zelfportretten die tekenaar Cor van Teeseling maakte terwijl hij in de dodencel van de Amsterdamse Weteringschans gevangenis zat. Maar ook het brilletje dat verzetsstrijder Hannie Schaft gebruikte om zich te vermommen. “Veel voorwerpen in deze tentoonstelling zijn zo alledaags dat een relatie tot de Tweede Wereldoorlog in eerste instantie niet aanwezig lijkt te zijn. Een doosje knikkers, een bril, een vulpen, een kano, een pak van Sinterklaas of een
10 NCMagazine | voorjaar 2014
speelgoedbeertje,” zegt Joan Leemhuis-Stout, voorzitter Nationaal Comité 4 en 5 mei, tijdens haar toespraak op de officiële opening (zie ook kader). “De voorwerpen krijgen pas betekenis als de context en de verhalen achter het voorwerp worden verteld. Woord en beeld hebben elkaar nodig. Er zijn zoveel getuigenissen te zien van verlies, pijn, geestelijke wreedheid en verdriet, maar ook verhalen van moed, vreugde en verlangen. Verhalen van dichtbij en verhalen van veraf,” aldus Leemhuis-Stout.
Gewone mensen, extreme omstandigheden Volgens gastcurator van de tentoonstelling Ad van Liempt zijn het de persoonlijke verhalen die “ons meer leren over wat gewone mensen meemaakten onder de extreme omstandigheden van de bezetting.” Tijdens zijn openingsspeech haalt hij het verhaal van de twintigjarige Jochum van Zwol uit Leens aan, het eerste slachtoffer dat standrechtelijk wordt geëxecuteerd tijdens de April-Meistaking van 1943. En dat terwijl hij niet eens gestaakt heeft. Als hij thuis niet op komt draven, besluit zijn ongeruste vader hem te zoeken. Het enige dat hij vindt, is een aanplakbiljet waarop de executie van zijn zoon staat vermeld. “Het verhaal van Jochum heeft de kracht van de ontroering, en geeft de microgeschiedenis van hem, tegen de achtergrond van de macrogeschiedenis van de April-Meistaking – één van de meest ingrijpende gebeurtenissen tijdens de bezettingsperiode, die nooit echt in ons collectieve geheugen terecht is komen,” zegt Van Liempt die later de Koning langs het betreffende aanplakbiljet zou leiden. Een jaar lang bezocht de televisiemaker en publicist Van Liempt de samenwerkende 25 musea en andere musea en depots op zoek naar voorwerpen met aangrijpende oorlogsverhalen. Hoe verder we van de oorlog, hier en in Nederlands-Indië, afkomen te staan, hoe
‘De voorwerpen krijgen pas betekenis als de context en de verhalen achter het voorwerp worden verteld’
herinneren
nwerking
Bijdrage aan vrede en vrijheid Voorzitter Joan Leemhuis-Stout van het Nationaal Comité hield een speech tijdens de opening. Hieronder volgt een deel: “Deze tentoonstelling is geen doel op zich. Velen van ons voelen een verantwoordelijkheid het verhaal van de oorlog te blijven vertellen en mede daardoor een bijdrage te leveren aan ‘vrede en vrijheid’. Het blijven investeren in het bereiken en het betrekken van mensen is daarmee onlosmakelijk verbonden. De samenwerkende musea en herinneringscentra hebben hierbij een belangrijke rol. Wat zij hier in de Kunsthal tonen is maar een fractie van wat beschikbaar is. De tentoonstelling en de daarbij behorende campagne zijn in die zin ook mede bedoeld om mensen te enthousiasmeren de musea te bezoeken. Ze zijn te vinden in het gehele land en vormen met het eigen, regionale of lokale verhaal belangrijke bouwstenen voor hét verhaal. De musea en herinneringscentra zijn niet de enige pijlers. Ook het onderwijs heeft een bijdrage te leveren aan het blijven vertellen van het verhaal. Kennisoverdracht aan met name jongeren vormt een belangrijke basis om hen te bereiken en te betrekken. (….)” “En wat te denken van de rol van lokale 4 en 5 mei comités en gemeenten. Ook zij zijn voor ons partners in het betrekken van mensen bij ‘het verhaal van de Tweede Wereldoorlog.”
Boven: voorzitter Joan Leemhuis-Stout. Midden: Saskia Stuiveling, president Algemene Rekenkamer en Z.M. Koning Willem-Alexander Onder van links naar rechts: Ad van Liempt, Judith Allard-de Kom, Ad de Kom (kinderen van Anton de Kom) en Z. M. Koning Willem-Alexander.
11
De foto’s geven de voorwerpen en de bijbehorende verhalen een context. Kleurenfoto’s uit die tijd zijn zeldzaam.
belangrijker de verhalen worden, meent Van Liempt: “Wat mij het meest heeft getroffen is de enorme kennis en de totale betrokkenheid van de mensen uit de musea en herinneringscentra. Veelal professionals, maar ook heel veel vrijwilligers die vaak alle details van de voorwerpen kennen, en ook weten hoe ze in het museum zijn beland.” Vertegenwoordigers van de musea hadden zitting in werkgroepen die aan de tentoonstelling en communicatie werketen. De tentoonstelling was daardoor ook letterlijk een gezamenlijke inspanning.
Ontdekkingstocht De kracht van de tentoonstelling schuilt in het feit dat de bezoeker zelf op onderzoek moet gaan, zo vindt projectleider Rian Verhoeven. “Er is geen vaste opstelling en we geven geen belerend lesje over de oorlog. Mensen kunnen vrij rondlopen en moeten zich laten leiden door hetgeen zij interessant vinden. Bij het ene voorwerp, zoals de grote zwarte SS-vlag, weet je meteen wat het is. En bij een ander, zoals de ring voor Rosa, moet je eerst het verhaal lezen. Het is een soort ontdekkingstocht,” zegt Verhoeven die anderhalf jaar lang aan de tentoonstelling heeft gewerkt. Ze vindt het vooral bijzonder dat er op zo’n grote schaal is samengewerkt met de verschillende musea en herinneringscentra. “Het uitgangspunt is: hoe kun je met een in-het-oog-springende tentoonstelling de verschillende verhalen van de oorlog vertellen en tegelijk de meewerkende musea meer bekendheid geven. Dat is wel gelukt.” Zelf is Verhoeven zeer blij met de aanwezigheid van de zilveren Elfstedentochtwisselbeker waarop de winnaars van 1941 en 1942 staan ingegraveerd. „We wilden alle facetten van de oorlog belichten. Een voorwerp voor de categorie sport bleek erg moeilijk te vinden en dat terwijl ontspanning heel belangrijk was in de oorlog. Die twee Elfstedentochten boden de aanwezigen een kort moment van vrijheid. Ver weg in het hoge noorden, vrij van de Duitsers met hun regels en verboden.” Voor meer informatie: www.tweedewereldoorlog.nl
12
NCMagazine | voorjaar 2014
Samenwerken Een van de belangrijkste ondersteuners van de tentoonstelling is het vfonds (het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg). Directeur Ton Heerts is dan ook erg trots op de expositie in de Kunsthal. “Het is heel bijzonder dat er op deze schaal aandacht wordt besteed aan de historische waarde van unieke voorwerpen. Ik zie het als een belangrijk signaal naar de musea en herinneringscentra: werk meer samen”, zegt Heerts. “Je ziet wat voor een impact deze tentoonstelling heeft en dan heb ik het nog niet eens over de hoge kwaliteit ervan.” Heerts geeft als voorbeeld de wand met kleurenfoto’s en films uit de Tweede Wereldoorlog. “De foto’s geven de voorwerpen en de bijbehorende verhalen een context. Kleurenfoto’s uit die tijd zijn zeldzaam. De oorlogsbeelden zijn meestal zwart-wit, maar nu komt het verhaal van de Tweede Wereldoorlog veel dichterbij. Je kan jezelf er makkelijker in verplaatsen.” Een van de pijlers van het vfonds is het levend houden van de herinnering aan de oorlog en ons cultureel erfgoed. Volgens Heerts is het essentieel om scholen bij tentoonstellingen zoals De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen te betrekken. “We moeten de educatie over oorlog en vrede blijven stimuleren, zodat het besef en de herinnering als een deken over Nederland valt.”
‘De tentoonstelling is het resultaat van een unieke samenwerking die een positieve uitstraling heeft op alle oorlogsmusea en herdenkingscentra’
herinneren Staatsecretaris Martin van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geeft een toespraak waarin hij pleitte voor intensievere samenwerking tussen de oorlogsmusea.
Nieuwe generaties Tijdens de opening hield Staatsecretaris Martin van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een toespraak waarin hij pleitte voor intensievere samenwerking tussen de oorlogsmusea. “De manier waaróp we herinneren en herdenken is dynamisch. Die ontwikkelt zich met de tijd, die reflecteert de tijdsgeest en die zoekt aansluiting bij steeds nieuwe generaties. Zodat onze kinderen maar ook onze kleinkinderen de oorlog óók blijven herdenken en herinneren. En zich bewust worden van hoe het verleden onlosmakelijk is verbonden met actuele vraagstukken rond vrede, vrijheid, anti-discriminatie en de internationale rechtsorde,” aldus Van Rijn. Hij benadrukte dat als wij de herinnering aan de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog werkelijk willen doorgeven aan volgende generaties, we nieuw paden moeten inslaan. “Denk aan meer en intensievere samenwerking, internationale kennisuitwisseling en nieuwe media. En ook aan snelle technologische ontwikkelingen en digitale innovatie die bijvoorbeeld gebruikt kunnen worden om ons in een handomdraai toegang te geven tot ons verleden. Alleen door samenwerking, vernieuwing en professionalisering zal het lukken om nieuwe generaties te blijven aanspreken. Want het is jammer dat er – hoewel er veel mensen de musea bezoeken – er ook nog veel mensen zijn die de verzets- en oorlogsmusea niet kennen. De collecties zijn stuk voor stuk indrukwekkend.”
Leren van de oorlog Op dinsdag 11 maart organiseerden de Vereniging van docenten in Geschiedenis en staatsinrichting in Nederland (VGN) en het Nationaal Comité 4 en 5 mei een onderwijsconferentie Leren van de oorlog in de Kunsthal te Rotterdam. De dag was speciaal voor docenten – primair en voortgezet onderwijs – en aankomende leraren die zich bezighouden met educatie over de Tweede Wereldoorlog. Naast lezingen van gastcurator Ad van Liempt en historicus/vakdidacticus Stephan Klein, waren er verschillende workshops over beeldvorming over de Tweede Wereldoorlog en over het gebruik van oorlogsvoorwerpen als lesmateriaal. De middag werd afgesloten met een optreden van Leoni Jansen.
Van boven naar beneden: een stencilmachine met fiets, een kano van de Engelandvaarders en een gasvrije kinderwagen voor prinses Beatrix.
13
5 mei-concert op de Amstel
‘Persoonlijke vrijheid brengt verantwoordelijkheid mee’ Het 5 mei-concert op de Amstel sluit herdenken op 4 mei en vieren op 5 mei af. Dit jaar treden onder anderen trompettist Raymond Vievermanns en dirigent Arjan Tien op met de philharmonie zuidnederland. Ook zullen violiste Liza Ferschtman, Jenny Arean en Acda en De Munnik een bijdrage leveren aan het concert. Ze vinden het belangrijk om de vrijheid te vieren. Helette du Toit
door Jolanda Keesom
Met het 5 mei-concert op de Amstel worden 4 en 5 mei feestelijk afgesloten. Dagen die in het teken staan van de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog, de Bevrijding en de vrijheid die daarop volgde. Herdenken op 4 mei en het vieren van 5 mei horen onlosmakelijk bij elkaar en dat komt dit jaar meer dan ooit op muzikale wijze tot uitdrukking. Zo wordt een rode draad van 4 naar 5 mei geweven met delen uit de symfonie De Nieuwe Wereld van Antonin Dvorák. Op 4 mei wordt het verstilde Largo gezongen in De Nieuwe Kerk door het Nationaal Jeugdkoor en op de Dam gespeeld door de militaire kapel. Op 5 mei speelt philharmonie zuidnederland het energieke en optimistische Scherzo uit dezelfde symfonie. En in het begin van het 5 mei-concert legt Jenny Arean met Cimetière, een lied dat gaat over mensen van nu die terugdenken aan geliefde personen die tijdens de Tweede Wereldoorlog uit hun leven verdwenen zijn, eveneens de verbinding met 4 mei. Waarna het orkest met bovengenoemd Scherzo de overgang maakt naar het vieren van de vrijheid. Nieuw dit jaar is de inzet van een verteller, die het publiek meeneemt in het verhaal dat op 5 mei wordt verteld. Deze verteller is acteur Hans Dagelet en de tekst zal geschreven worden door F. Starik. Dit verhaal zal zonder grote woorden of te grote nadruk naar voren brengen dat vrijheid kostbaar en kwetsbaar is, verantwoordelijkheid met zich meebrengt en elke keer weer doorgegeven moet worden, van de één aan de ander, generatie op generatie. Dit laatste vormt ook de inspiratie voor de choreografie van Ed Wubbe.
14
NCMagazine | voorjaar 2014
Arjan Tien: ‘Verantwoordelijkheid voor de vrijheid van anderen’ “Door mijn familiegeschiedenis ben ik me altijd bewust geweest van wat de Tweede Wereldoorlog heeft betekend. Mijn Duitse grootvader werd als predikant gedwongen in het Duitse leger te werken, terwijl mijn oma Engelse piloten hielp onderduiken. Mijn opa kwam pas in 1949 uit krijgsgevangenschap onder Stalin terug. Mijn Nederlandse opa heeft bij de Grebbeberg gevochten en verzetswerk gedaan. Zij hebben ervaren hoe het is om hun vrijheid te verliezen. Daar sta ik op 4 mei en 5 mei altijd bij stil.” Arjan Tien (1968) werd in 1992 aangesteld als altviolist in het Radio Filharmonisch Orkest en voltooide in 1994 zijn studie aan het Utrechts Conservatorium. Van 2006 tot 2012 was hij artistiek leider en chef-dirigent van het Magogo Kamerorkest in Tilburg. Als gastdirigent treedt hij op in Europa, Azië, Afrika en Zuid-Amerika. “In de loop van de jaren kwam ik voor mijn werk veel in landen waar vrijheid tot voor kort minder vanzelfsprekend was, zoals Oost-Duitsland en Zuid-Afrika. In Zuid-Afrika was er een enorme positieve opleving in de maatschappij merkbaar na het einde van de apartheid, maar de gevolgen daarvan zijn ook nu nog steeds aanwezig en voelbaar. Daardoor realiseer ik me wat vrijheidsbeperking betekent, ook in mijn vak. Soms moet je je verantwoorden voor het uitvoeren van werk van politiek incorrecte componisten. Persoonlijke vrijheid brengt de verantwoordelijkheid mee dat die niet tot een beperking van andermans vrijheid mag leiden. Vrijheid werkt naar twee kanten.”
Liza Ferschtman: ‘Vrijheid is delicaat’ “Als mijn ouders als Joodse Russen in de jaren zeventig geen uitreisvisum uit de Sovjet-Unie hadden gekregen, was ik nooit geboren en hier in vanzelfsprekende vrijheid opgegroeid. Mijn ouders konden daar niet zelf kiezen wat er met hun geld gebeurde en hoe ze woonden. Daarom konden ze zich na mijn zus geen tweede kind veroorloven. Als cellist kon mijn vader ook zonder reden ineens niet meer in het buitenland optreden. Dat was dan een soort straf maar hij wist nooit waarom en waarvoor. Door de ervaringen van mijn ouders ben ik me er altijd van bewust hoeveel keuzevrijheid ik heb.” Liza Ferschtman (1979) is in Hilversum geboren en speelt al sinds haar vijfde viool. Ze studeerde aan de conservatoria van Den Haag en Amsterdam, het Curtis Institute of Music in Philadelphia en de Guildhall School of Music and Drama in Londen. Als soliste heeft ze opgetreden met talloze gerenommeerde orkesten in binnen- en buitenland en gewerkt met bekende dirigenten. Sinds 2007 is ze artistiek directeur van het Delft Chamber Music Festival. “Vrijheid is delicaat; met jouw keuzes kun je anderen voor het hoofd stoten. De kunst is om rekening met anderen te houden, zonder daardoor jouw vrijheid kwijt te raken. Ook in mijn werk is dat wel eens ingewikkeld. Ik sta er bijvoorbeeld wel bij stil dat ik volgend jaar in de stad Dachau ga optreden. Tegelijkertijd wil ik daarvoor kunnen kiezen, ondanks mijn Joodse achtergrond.” De viering van 5 mei is voor haar essentieel: “De combinatie van de herdenking op 4 mei met de feestelijkheid van 5 mei vind ik mooi en ik ben blij dat die met klassieke muziek wordt ondersteund.”
Simon van Boxtel
Marco Borggreve
vieren
Raymond Vievermanns: ‘Alles mogen lezen, horen en spelen’ “Vrijheid betekent voor mij: kunnen lezen, horen en spelen wat ik wil en veilig over straat kunnen. Vrijheid associeer ik met trots, blijheid en optimisme. Daarom past voor mij bij 5 mei een feestelijk gevoel.” Raymon Vievermanns (1963) groeide op in Limburg, waar hij lid was van de plaatselijke fanfare en gewend was op 4 mei de Last Post te horen spelen. “Die serene sfeer heeft altijd veel indruk op me gemaakt.” Na zijn studie trompet aan het conservatorium in Maastricht, speelde hij in diverse ensembles en orkesten, waaronder het Nationaal Jeugd Orkest en het Brabants Orkest, dat inmiddels is opgegaan in de philharmonie zuidnederland. Sinds de jaren negentig werkt hij geregeld in Indonesië, nadat het Nederlandse ministerie van Onderwijs en Wetenschappen hem daarvoor in 1992 had uitgenodigd. Hij probeert daar nu een muziektheaterstuk van de grond te krijgen dat is gebaseerd op het werk van de bekende schrijver Pramoedya Ananta Toer. Door zijn kritische houding tegenover de Indonesische machthebbers zat deze schrijver jarenlang gevangen en gold voor zijn werk in zijn vaderland een publicatieverbod. “Tegenwoordig kun je zijn boeken overal in Indonesië kopen, maar sponsors zijn nog steeds huiverig om hun naam aan een theaterstuk of film over hem te verbinden. Daardoor realiseer ik me des te beter wat een groot goed het is als je alles mag lezen en spelen.”
15
herdenken
Het begint met een bas en het eindigt met een bas Het Nationaal Comité heeft in de afgelopen jaren veel getuigenverhalen verzameld en gepubliceerd op www.4en5mei.nl. NC Magazine schenkt elk nummer aandacht aan één van deze verhalen. Dit keer het relaas van John Samuel Cordell over Kamp Erika. door Anita van Stel, bewerking Karen de Jager | foto Harry Woertink
John Samuel Cordell (1923) probeert als rondreizend muzikant te ontkomen aan gedwongen tewerkstelling. De jonge graficus, kunstenaar en muzikant speelt bas in een orkestje met onder anderen John de Mol sr. en Eddy Christiani, destijds bekende muzikanten. In 1943 wordt hij alsnog opgepakt. Binnen enkele dagen zit hij in Kamp Erika, een berucht strafkamp in de bossen van Ommen. Na de oorlog zou hij als herinnering aan deze hel op aarde een monument ontwerpen. Hij vertelt: “Er waren voortdurend strafexercities omdat gevangenen met hulp van boeren in de buurt ontsnapten. De straffen waren gruwelijk. Sommigen werden opgesloten in ondergrondse bunkers van 1.60 meter hoog. Je kon er alleen staan of hurken. Zitten was uitgesloten, er stond twintig centimeter ijskoud water in. Nog een gruwelijk voorbeeld: een drukker die ik kende uit Hilversum moest door de gevangenen levend worden begraven.”
Nummer 2435 In oktober 1943 gaat Cordell op transport naar Kamp Amersfoort, waar hij wordt geregistreerd als nummer 2435 en vanwege zijn naam wordt ondergebracht bij het Judenkommando. “We moesten elke dag vierkante houten bakken vol zand scheppen en 350 meter verderop
16
NCMagazine | voorjaar 2014
brengen. Als we uitgeput waren begon het sarren. Struisvogeltje spelen: een gevangene moest voorover staan, zijn hoofd en nek werden ingegraven tot hij bijna stikte. Iedere minuut leek een uur.” Cordell wordt door de Lager-oudste herkend als musicus uit Amsterdam en krijgt een plaats in de gijzelaarsbarak met hooggeplaatste Nederlanders. “Zodra het verzet iets tegen de bezetter deed, werd één van hen geëxecuteerd.” Hij ruilde tekeningen voor een stukje aardappel. “We hadden altijd honger.”
Monument Kamp Erika In februari 1944 vertrok een transport naar concentratiekamp Oranienburg bij Berlijn. Cordell weet uit de trein te springen en komt terecht in Linz aan de Donau. Hij krijgt werk bij de Herman Göring Werke. Eerst als tekenaar, daarna als bassist in het werkorkest. In de chaos van de belegering door de geallieerden weet hij uiteindelijk weg te komen en neemt de Hongaarse bas mee. Hij arriveert 16 juni 1945 in Amsterdam. Cordell: ”Wat die bas allemaal meegemaakt heeft.” In 2006 mag Cordell het monument voor Kamp Erika onthullen. “Mensen moeten weten wat er gebeurd is.”
herinneren
Nieuw leven voor een unieke barak In Barak 1B in Kamp Vught komen verhalen samen van groepen met zeer uiteenlopende achtergronden over een periode van zeventig jaar. In november 2013 is het gebouw, dat eerder verloren dreigde te gaan, heropend als expositie- en workshopruimte. De restauratie is mede gefinancierd door het vfonds. door Erik Schumacher | foto’s Jan van de Ven
D
rie jaar geleden zag het er slecht uit voor Barak 1B, de laatste overgebleven barak van het voormalige concentratiekamp in Vught. Betrokkenen sloegen alarm: als er niet snel ingegrepen werd, zou instorting een reëel gevaar worden. “De barak stond te verpauperen”, vertelt Brigitte de Kok, collectiebeheerder van het Nationaal Monument Kamp Vught. “Er zat al een gat in het dak. Het was echt vijf voor twaalf.” Daarmee stond het voortbestaan van een bijzonder gebouw op het spel. Als onderdeel van het SS-concentratiekamp diende de barak in 1943 en 1944 als kantine en kampwinkeltje voor de geïnterneerden, onder wie veel Joden maar ook verzetsmensen en politieke gevangenen. Aansluitend werd Kamp Vught heringericht als opvangkamp
voor Duitse burgerevacués en als interneringskamp voor Nederlandse verdachten van collaboratie.
KNIL-militairen Later, vanaf 1951, bood een deel van het kamp onderdak aan geëvacueerde gezinnen van Molukse KNIL-militairen. Voor de Molukse gemeenschap die er sindsdien is gevestigd, kreeg Barak 1 de functie van kerk en artsenpost. Toen in 1992 voor de oude bewoners een woonwijk werd aangelegd op het terrein, bleef alleen deze barak staan. Het was vanaf dat moment in Nederland de laatste barak uit de Tweede Wereldoorlog die nog op de oorspronkelijke locatie overeind stond.
17
Zo’n gebouw mocht niet zomaar verloren gaan. Het Nationaal Monument Kamp Vught, het Moluks Museum en het Vughts Museum bundelden de krachten om Barak 1B te restaureren en een nieuwe bestemming te geven als expositie- en workshopruimte. Het was een kostbare operatie, die alles bij elkaar een kleine anderhalf miljoen euro zou kosten. Dat geld was niet makkelijk bijeen te brengen. Met een subsidie van acht ton leverde het vfonds uiteindelijk een beslissende bijdrage. De barak was gered. Het Nationaal Comité heeft eveneens subsidie toegekend, op basis van Subsidieprogramma Niet mijn oorlog, wel mijn vrijheid (pijler 1, Oorlog, Vrijheid - Wereldwijd). Bij de verbouwing was het vermijden van zogenaamde ‘overrestauratie’ een belangrijke doelstelling, vertelt De Kok. “We hebben zo veel mogelijk authentieke details behouden. De granieten vloer is bijvoorbeeld oorspronkelijk. Op de plekken waar wel herstelwerkzaamheden nodig waren, is een duidelijk onderscheid gemaakt tussen oud en nieuw. Zo is het gat in het dak met glas gedicht, en kun je heel goed zien welke dakspanten vervangen zijn.”
Expositie De expositie die in Barak 1B is ingericht, vertelt het verhaal van
18
NCMagazine | voorjaar 2014
1943 tot de dag van vandaag. Daarbij is gekozen in een opdeling in thema’s, niet in groepen bewoners. “We hebben de vier periodes als vloeipapieren over elkaar gelegd”, zegt De Kok. “Voor iedereen die in Kamp Vught heeft geleefd, geldt dat ze zijn aangekomen, dat ze er hebben geslapen, dat ze muziek hebben gemaakt en dat de meeste bewoners naar de kerk zijn gegaan. Dat zijn gemeenschappelijke ervaringen.”
‘We hebben zo veel mogelijk authentieke details behouden’
Ter aanvulling van het materiaal uit de eigen collectie ging De Kok bij musea, archieven en particulieren in het hele land op zoek naar objecten, foto’s en films. Enthousiast vertelt ze over de pronkstukken. “Ik vind het beeldmateriaal dat we van het Moluks Museum hebben gekregen heel mooi: bijvoorbeeld een Polygoon-journaal over de aankomst van de Molukkers in Vught. Het was het lastigst om materiaal te vinden bij de interneringsperiode, maar uit die tijd stellen we onder meer een kaartspel
Molukse (oud-)bewoners van Lunetten in de gerenoveerde barak 1B, waar ook de geschiedenis van de KNIL-militairen en hun gezinnen wordt belicht.
tentoon.” Barak 1B werd officieel heropend door staatssecretaris Martin van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daaraan vooraf ging een aparte openingsdag voor de Molukse bewoners van de omliggende woonwijk, die de laatste gebruikers van het gebouw waren en in het A-gedeelte nog steeds hun kerk hebben. Zij droegen de barak met muzikale begeleiding over aan het museum.
Buurtbewoners De buurtbewoners zijn door de samenwerkende organisaties heel bewust bij het project betrokken, vertelt De Kok. “De barak staat niet in een museum, losgezongen van de eigenlijke context, maar middenin een woonwijkje. Er wonen mensen pal naast. Als je vanuit de barak uit het raam kijkt, zie je hun tuintjes. Die omwonenden komen nu kijken bij de expositie. Ze zien er de verhalen van hun familieleden. Ze kunnen soms zelfs interviews met hun eigen grootouders bekijken. Dat leeft onder die mensen. Het geeft aan hoe waardevol het is dat de barak op de oorspronkelijke plek bewaard is gebleven. Ze zeggen: ‘Doordat we op deze plek deze verhalen kunnen vertellen, kunnen we de geschiedenis doorgeven aan een volgende generatie’.”
herinneren
Betrokkenheid vfonds Ton Heerts, directeur van het vfonds: “Voor het vfonds was de vraag niet óf we in Barak 1B moesten investeren, maar hoevéél. Het kan niet zo zijn dat de laatste stenen barak van Nederland op instorten staat en niet gered wordt. Juist in dit authentieke gebouw kunnen generaties leren van het verleden: dat wij in vrijheid leven door de offers die vele mensen in de Tweede Wereldoorlog gebracht hebben. Wij vinden niet alleen de geschiedenis van Barak 1B belangrijk, maar ook dat de boodschap van die geschiedenis in de huidige context verteld wordt. Barak 1B is één van de ‘plaatsen van herinnering’ in ons land, waar je het verleden van heel dichtbij ervaart.”
19
Bron van inspiratie
De keuze van:
Jacques Vriens Door wie en door wat worden mensen geïnspireerd? In deze serie ditmaal Jacques Vriens, de eerste Kinderboekenambassadeur van Nederland. Hij schreef meer dan zeventig kinderboeken, ontving vele prijzen en maakt ook nog theatervoorstellingen. Vriens heeft speciaal twee verhalen over de Tweede Wereldoorlog geschreven als lesmateriaal voor Adopteer een Monument. Bij dit onderwijsproject van het Nationaal Comité adopteren basisscholen (groep 7 en 8) een oorlogsmonument in de buurt. Dit najaar is de verfilming van Vriens’ boek Oorlogsgeheimen te zien in de bioscoop.
Wilco van Dijen
door Marja Verbraak
Jacques Vriens
20 NCMagazine | voorjaar 2014
Zelf nadenken
Verhalen uit Limburg “Ik wilde al jaren iets over de oorlog schrijven, maar dat is al vaak gedaan en ik wilde niet in herhaling vallen. Toen kwam ik erachter dat in Zuid-Limburg, waar ik woon, heel andere verhalen de ronde doen dan in de rest van Nederland. Ik heb mensen geïnterviewd die toen kind waren en kreeg zo de inspiratie voor Oorlogsgeheimen. Ze hadden in de klas gezeten bij een openlijke NSB-meester, of werden middenin de nacht uit bed gehaald omdat ze de kelder in moesten. Engelse bommenwerpers die naar het Ruhrgebied vlogen, werden hier door de Duitsers neergeschoten. Die Engelse piloten werden door het verzet op zolders of in mergelgrotten schuilgehouden en dan de grens met België overgesmokkeld. Ook doken in deze dorpen joodse kinderen uit de rest van Nederland onder. Maar daarnaast was 35 tot 40 procent van de mensen hier lid van de NSB. Dus op dit kleine stukje grond had je drie dingen: verzet, joodse kinderen, NSB. Daarover heb ik geschreven, met de vraag: hoe beleef je dat als kind? Oorlog is spannend, maar je kunt doodgaan bij een bombardement, je Joodse vriendinnetje wordt weggehaald. Mijn boodschap is: het allerergste van de oorlog is dat je van het ene moment op het andere mensen kwijt kunt raken van wie je heel veel houdt.”
Oorlogsgeheimen
“Het is belangrijk dat er mensen in je leven zijn die je over de schutting laten kijken. Mijn blik is verruimd door mijn geschiedenisleraar, die zei: ‘De paus heeft niet altijd gelijk’. Dat was heel bijzonder in dat milieu. Later, op de kweekschool, liet een andere leraar me Fromm lezen. Fromm analyseert waarom de mens zo gemakkelijk achter iemand als Hitler aanloopt. De mens is altijd op zoek naar houvast. Als je zegt: hierna is er niets, er is geen hemel, waar moet je je dan aan vastklampen? Je aanpassen aan de meerderheid is dan het gemakkelijkst. Mensen zijn bang om zelf na te denken, om tegen de stroom in te gaan. Ik heb als meester geprobeerd om kinderen hun eigen verantwoordelijkheid te geven. Toen ik wilde uitleggen hoe democratie werkt, viel mijn klas in slaap. Dus heb ik het democratiespel bedacht: kinderen moesten zelf een partij oprichten, verkiezingen houden en regeren. Kwamen ze bij me om te zeggen dat ze het niet eens waren met wat hun Tweede Kamerleden deden. Zei ik: maar heb je van tevoren dan wel nagedacht op wie je ging stemmen, heb je hun programma wel gelezen? Kinderen moeten leren om niet overal klakkeloos achteraan te lopen. ‘Die Marokkanen zijn allemaal crimineel’, maar dát is gemakkelijk, dan heb je je vooroordelen en die zet je in een lijstje en dan ben je klaar, dan hoef je niet meer zelf na te denken. Ik vind: houd je mond of verdiep je erin.” De angst voor vrijheid, Erich Fromm. Uitgeverij Bijleveld
Echte mensen “De Kinderkaravaan, dat ik las toen ik tien, elf jaar was, heeft een schrijver van me gemaakt. Tot die tijd las ik Arendsoog en Puk en Muk. Thuis hadden we geen boeken, mijn ouders hadden het te druk met hun hotel. Maar in de bibliotheek hadden ze wel dertig delen Arendsoog, dus ik kon vooruit. Toen zei die mevrouw daar tegen me: dit boek moet je ook lezen, dit gaat ook over cowboys. In De Kinderkaravaan trekt een familie van Oost- naar West-Amerika, de ouders sterven en dan moeten de twee oudste kinderen het overnemen. Indianen, beren, avontuur! Maar ik las ook voor het eerst een boek waar échte mensen in voorkwamen, met échte gevoelens. Heel anders dan Arendsoog en Puk en Muk. Je moet denken: het waren de jaren vijftig, ik kom uit Brabant, uit een degelijk katholiek gezin...Arendsoog was een soort katholieke cowboy en Puk en Muk waren katholieke kabouters. Ze waren alleen maar goed, zo plat als een dubbeltje. De Kinderkaravaan was mijn ontdekking van de literatuur. Toen dacht ik: zó wil ik schrijven! Ik ben later schoolmeester en schooldirecteur geworden en mijn eerste boek ging over wat er allemaal gebeurde in de klas, de spanningen en verdrietigheden, het plezier. Daarover wilde ik schrijven, over échte kinderen.” De Kinderkaravaan, An Rutgers van der Loeff. Uitgeverij Ploegsma
herinneren
‘Het graf van mijn beide grootvaders is nooit gevonden’ Wat betekent het oorlogsverleden van de eerste generatie oorlogsslachtoffers voor hun kinderen? Welke functie hebben herdenken en vieren voor de tweede generatie? NC Magazine publiceert elke editie een gesprek met de tweede generatie. Dit keer: onderwijskundige Wilma Knoppersen wier beide grootvaders werden weggevoerd uit Putten en cabaretier Tijl Beckand over de oorlogservaringen van zijn vader in een verwoest Den Haag. door Leonard Ornstein en Larissa Pans | foto’s Chris van Houts, jeugdfoto’s privébezit
21
Z
ij kennen elkaar niet. De een is cabaretier en televisiepresentator in Amsterdam, de ander onderwijskundige in Putten. Tijl Beckand en Wilma Knoppersen zijn allebei kinderen van oorlogsslachtoffers, zij het met een totaal ander oorlogsverleden. De vader van Beckand groeide op in een kinderrijk gezin van vijftien broers en zussen in Den Haag. Het gezin overleefde het foutief geplaatste bombardement op hun wijk, maar vijf kinderen stierven de hongerdood gedurende de oorlog. De ouders van Knoppersen zal altijd het beeld van hun weggevoerde vaders bijblijven. Zij hadden – om het oneerbiedig te zeggen – de historische pech dat hun vader meegevoerd werd bij de beruchte vergeldingsrazzia op 1 oktober 1944 in Putten.
Zigeunerorkestjes Een soort interview-blind date hebben we op de bovenste verdieping van het Hilton Hotel, tussen plukjes toeristen en zakenmannen in vergadering. Onder ons rijden – door een waas van mist– de treinen het Amsterdamse Centraal Station binnen. Beckand vertelt beeldend, over de tragische oorlogsgeschiedenis van zijn Waalse opa, over zijn dominante vader en over het gevaar van het onderdrukken van onwelkome sentimenten in de samenleving. Knoppersen doet haar familiegeschiedenis op een rationele manier uit de doeken, een tikje afstandelijk zelfs, maar ze is nauw verbonden met de razzia door haar bestuurswerk voor de Stichting Oktober 44, waarvoor ze jaarlijks naar de herdenking in kamp Neuengamme gaat. Ook coördineert ze de projecten over de vergeldingsrazzia op Puttense scholen. “De geschiedenis doorgeven aan een nieuwe generatie, dat is mijn drijfveer.” Tijl Beckand stamt uit een Waalse familie, zijn opa was cellist. “Echte allochtonen, die alleen Frans spraken. Mijn opa werd geboren in 1894, was achttien jaar toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, dat zette al een dikke knip in zijn cellistencarrière. Toen vluchtte hij naar Nederland, spoelde er wéér een oorlog over hem heen. Hij speelde in zigeunerorkestjes, was vaak niet voor de avondklok thuis en sliep dan met zijn instrument in het park.” Het grote gezin leed in de oorlog, net als vele andere stedelingen, enorme honger en moest vaak uit bedelen. Het laatste slachtoffer uit het gezin-Beckand was de vijfjarige Charly, het jongste kind overleed in de hongerwinter. “Vóór hem waren er al een drieling en een dochtertje gestorven. Ze overleden gewoon, door een gebrek aan alles.” Pas na de oorlog was er gelegenheid om de overleden kinderen te begraven. “Mijn tante vertelde dat ze meeging naar de
22 NCMagazine | voorjaar 2014
‘Mijn moeder heeft lang gehoopt dat haar vader weer terug zou komen’
begrafenis van haar broertje, de kleine Charly. Mijn opa zei tijdens de begrafenis opeens: “Maak die kist open. Ik wil zeker weten dat het mijn zoontje is.” De kist ging open en er zat een totaal vergaan kinderlijkje in. Mijn opa zei tegen mijn tante: ‘Ik heb mijn bril niet bij me, is het hem? Ik herken hem niet.’ Hij was totaal in de war. Heel verdrietig.”
De oktoberdagen
Knoppersen groeide op in Putten, een gehavend dorp, maar ze omschrijft haar kindertijd als “heel gelukkig en harmonieus”, met oma’s en ouders die het lukte om te praten over het verlies van hun echtgenoten en vaders. En een nieuwsgierig meisje dat haar talloze vragen over de oorlog beantwoord zag. “Die razziaverhalen hebben mij altijd getriggerd.” Maar dat wil niet zeggen dat er bij haar niet óók moeilijke dagen waren. Zoals de aanloop naar oktober, door Knoppersens oma steevast aangeduid als de oktoberdagen, een tijd waarin alles weer naar boven kwam. Knoppersen: “Dat is de periode vanaf half september, dan begon voor haar de periode van herdenken, van ingetogenheid, van toeleven naar 1 oktober, de dag van de vergeldingsrazzia in Putten.” Knoppersen heeft haar beide opa’s, de ene boer, de ander bakker, nooit gekend. Zij zijn weggevoerd uit Putten tijdens de grote razzia en zijn niet meer teruggekeerd. De aanslag van het verzet op vier Wehrmachtsoldaten in een auto op de Oldenallersebrug tussen Put-
herinneren
Links: Wilma Knoppersen Rechts: Tijl Beckand
ten en Nijkerk (najaar 1944) was de reden dat de nazi’s 659 mannen uit Putten hebben weggevoerd, waarvan er slechts 48 terugkeerden. “Mijn ene opa woonde in de buurt van de aanslag, in een buitengebied van Putten. Hij is meegenomen van zijn erf door Duitse soldaten. Mijn andere grootvader had een bakkerij tegenover de Oude Kerk in Putten, middenin het centrum. Mijn vader was negen jaar oud en mijn moeder zeven, toen hun vaders werden weggevoerd. Het gebeurde rond het middaguur, allebei mijn ouders waren er getuige van dat hun vader werd opgepakt. Mijn moeder had een heel goede band met haar vader, was zijn enige dochtertje tussen twee zonen in. Ze stonden samen vroeg op, zij ging dan met hem mee naar de bakkerij, haar vader helpen. Zij meent zich te herinneren dat er toen zeker tien soldaten in de gang waren om haar vader mee te nemen, terwijl haar drie jaar oudere broer zegt dat het er maar vier waren. Dat geeft ook weer hoe haar beleving is. Voor mijn moeder kwam het allemaal heel overweldigend over. Mijn oom weet nog goed dat zijn vader toen in die gang tegen hem zei: ‘Kees, zul je goed voor je moeder, broertje en zusje zorgen?’ Blijkbaar voelde mijn opa aan dat het niet goed zou komen.” Twee weken hebben de Puttense mannen in Kamp Amersfoort gezeten, op 14 oktober 1944 kwamen ze aan in concentratiekamp Neuengamme. Daar zijn ze allebei omgekomen. Knoppersen: “Voor zover wij weten, want hun graf is nooit gevonden.”
Parallen Twee gezinnen, waarbij toeval en willekeur de familiegeschiedenis tekenden. En toch is er ook een parallel te trekken. Want de grote onrust die Beckands vader voelde als zijn kinderen hun vakantieplannen ontvouwden, lijkt veel op de diepe stress en de onrust die Knoppersens moeder had als haar dochter op vakantie ging.
Wie zijn Tijl Beckand en Wilma Knoppersen? TIJL BECKAND (1974), is cabaretier en tv-presentator (o.a. De Grote Improvisatieshow, Tiende van Tijl,). Hij maakte onderdeel uit van De Lama’s. Beckand groeide op in Den Haag, zijn vader verloor vijf broers en zussen in de Tweede Wereldoorlog. Beckands vader overleed in 2008. Beckand woont samen en heeft twee dochtertjes. WILMA KNOPPERSEN (1961) is onderwijskundige en komt uit Putten. Haar beide grootvaders zijn bij de Duitse vergeldingsactie in Putten weggevoerd en niet meer teruggekomen. Zij zit in het bestuur van Stichting Oktober 44. Knoppersen gaat jaarlijks naar kamp Neuengamme voor de herdenking van de razzia in Putten en organiseert ook oorlogsprojecten op Puttense basisscholen.
‘Mijn opa was totaal in de war. Heel verdrietig’
Liefst moet iedereen van het gezin altijd bij elkaar blijven, binnen bereik, vonden de ouders. Knoppersen: “Mijn moeder kan niet tegen gebrokenheid. Iedereen moet op honk zijn. Mijn moeder heeft lang gehoopt dat haar vader weer terug zou komen. Dan lag ze in haar bed en dacht: ‘Als ik de poortdeur hoor, is hij er weer.” Beckand: “Ik weet nog dat ik in 2003 naar Thailand op vakantie ging en dat ik er echt tegenop zag om mijn vader dat te vertellen. Zijn gezicht betrok ontzettend. Alsof ik slecht nieuws kwam brengen. ‘Wat had ik daar te zoeken? Wat als ik ziek werd?’ Hij had een obsessieve angst voor wat mijn broer en mij zou kunnen overkomen. Mijn vader wachtte altijd op me, bovenaan de trap of op het balkon, zomer of winter. Ik wil nu nog steeds niet het gevoel hebben: ik moet naar huis, iemand wacht op mij. Na optredens ga ik zo laat mogelijk naar huis.” Cabaretiers meten doorgaans de temperatuur van de samenleving, voelen aan waar het schuurt. Als jongetje leerde Tijl van zijn vader een bijzondere levensles. Ooit, in de jaren tachtig van de vorige eeuw, fietste Tijl met zijn vader door Den Haag. Janmaat (extreemrechtse politicus - red.) liep hen tegemoet op straat. Beckand: “Mijn vader stapte van zijn fiets en zei tegen Janmaat: “Het is moedig van je, wat jij doet.” Het kon totaal niet wat mijn vader zei, het was heel politiek incorrect in die tijd. Ik schrok er erg van. Maar nu moet ik toegeven dat mijn vader goed aanvoelde dat er íemand moet zijn die
23
de discussie openbreekt. Vaak zijn dat niet de meest genuanceerde mensen. Hij vond dat Janmaat te veel beschimpt werd. Door zijn tegengeluid toen geen zuurstof te geven, krijg je op den duur grotere problemen, hield hij me voor.” Zoon Tijl moet daar nog weleens aan denken, nu met de ophef over zijn vakgenoot, de Franse cabaretier Dieudonnée en zijn omgekeerde Hitlergroet. “Ik keur het volstrekt af, maar er zit een probleem achter van Noord-Afrikanen die zich buitengesloten voelen, en dat moet worden aangepakt. Het is een provocatie, een schreeuw om aandacht. Ik accepteerde mijn vaders compliment aan Janmaat
‘De geschiedenis doorgeven aan een nieuwe generatie, dat is mijn drijfveer’
omdat hij de Tweede Wereldoorlog had meegemaakt, mijn vader had voor mij het morele gezag. Ik ben iemand die gaat meemaken dat we in een wereld leven waarin niemand meer de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Een gek besef. Als we onszelf niet continu inpeperen wat er is gebeurd, herkennen we de symptomen niet meer voor als zoiets nog eens zou gebeuren.”
De Tweede Wereldoorlog in steekwoorden HERDENKEN Tijl Beckand: “Bij ons thuis was het verboden om op 4 mei te herdenken. Daar wilde mijn vader niets van weten. Altijd als ik die stilte in acht neem voel ik een soort verraad tegenover hem. Mijn vader vond herdenken onzin. Omdat hij de oorlog had meegemaakt, vond ik dat hij recht van spreken had. De herdenkingsdienst werd weleens aangezet, maar er werd duidelijk over heen gesproken. Mijn vader was daar erg demonstratief niet mee bezig.” Wilma Knoppersen: “In Putten zijn de 1 en 2 oktoberdagen onze herdenkingsdagen, toen de grote razzia door de Duitsers in 1944 plaatsvond. Met die twee dagen is iedereen in Putten emotioneel betrokken. De officiële 4 mei-herdenking heeft altijd wat in de schaduw gestaan. “
ETEN Beckand: “Mijn vader was altijd bezig met het inslaan van eten. Er hingen hammen in de kelder. En hij had een handboor en een knijpkat in huis. Voor als er geen elektriciteit meer zou zijn, als de oorlog weer uitbreekt. Hij spaarde kleine blokjes goud, voor het geval dat. Hij wilde voor zijn verjaardag steevast een fles cognac hebben. ‘Want daar kun je een officier mee omkopen.’ Dat zei hij bloedserieus. Dus gaven mijn broer en ik hem altijd twee flessen cognac als verjaardagscadeau. Mijn vader overleed in 2008, hij had toen een kamer vol flessen cognac, net een slijterij.”
24 NCMagazine | voorjaar 2014
Knoppersen: “Mijn familie had het redelijk rustig in een dorp als Putten, zonder grote hongersnood zoals in de stad. Mijn ouders hebben geen honger geleden, maar eten weggooien doen ze natuurlijk niet, nooit. Mijn oma’s hebben hun hele leven keihard gewerkt, mijn ene oma zette de bakkerij voort en mijn andere oma de boerderij. Ze zijn allebei niet meer hertrouwd. Ik denk dat mijn oma’s vonden dat hun man de enige was.”
WILLEKEUR Knoppersen: “De waarom?-vraag speelde bij mijn moeder niet zo. Je moet je voorstellen, in het hele dorp waren er veel kinderen zonder vader. Ze heeft geleden juist vanwege alle mooie herinneringen aan haar vader. Waar ik pijn van heb, is dat je als kind de pijn van je ouders voelt. En van je oma’s. Dat werkt wel door.” Beckand: “Mijn ouders woonden in een blok in Den Haag dat abusievelijk door de Engelsen is gebombardeerd in 1944, het Bezuidenhout. De Engelse piloot zou verder vliegen richting Stuttgart, maar door mist en door het verkeerd doorgeven van de coördinaten, werden de bommen eerder losgelaten dan de bedoeling was. Ik stel me dan zo’n Brits jongetje van 20, 21 voor die de dood tegemoet vliegt. Hij doet het voor de goede zaak, en dan wordt er zo’n fout gemaakt met gigantische gevolgen.”
herdenken
Monument DovenShoah
‘We wijzen de leerlingen op de geschiedenis van hun eigen school’ Zo’n 3500 oorlogsmonumenten telt Nederland. Achter elk monument gaat een verhaal schuil over de Tweede Wereldoorlog en de geschiedenis van de regio. In NC Magazine wordt geregeld aandacht besteed aan een gedenkteken. Dit keer: een plaquette ter nagedachtenis aan de Amsterdamse dove Joodse kinderen en hun leerkrachten die in de Tweede Wereldoorlog werden gedeporteerd en vermoord. door Daphne Meijer | foto Stichting DovenShoah/Erika Zeegers
Aan de Nieuwe Herengracht in Amsterdam ligt het Hortusplantsoen. In een oud schoolgebouw is de Academie voor Beeldende Vorming gevestigd. Vroeger zat hier de J.C. Ammanschool, een basisschool voor dove kinderen. De school verhuisde en ging negen jaar geleden op in de Koninklijke Kentalis Signis Scholengemeenschap voor speciaal onderwijs. Een plaquette aan de gevel en een beeld op een sokkel voor de deur verwijzen naar het verleden: de deportatie van de Joodse leerlingen en leerkrachten en de moord op Joodse doven. Het bronzen monument De wereld bleef doof van Stichting DovenShoah is ontworpen door Truus Menger. Het werd 17 oktober 2010 onthuld door Anna Vos-van Dam, de enige Nederlandse dove overlevende van concentratiekamp Auschwitz. Bij die gelegenheid werd er in de media eigenlijk voor het eerst aandacht besteed aan de bijzondere geschiedenis van de Joodse oorlogsslachtoffers die doof waren.
Stichting DovenShoah Het monument kwam er dankzij de inspanningen van de Stichting DovenShoah. DovenShoah vraagt aandacht voor het bijzondere verhaal van dove Joodse gedeporteerden, die vanwege hun doofheid nóg minder kans hadden de kampen te overleven dan horende Joden. De plaquette werd in 2007 aangebracht, om te memoreren dat ook de dovenschool Joodse leerlingen was kwijtgeraakt. Hieruit groeide het plan voor een monument voor alle omgebrachte Joodse doven.
Kentalis Signis (organisatie van speciaal onderwijs voor dove en slechthorende kinderen) heeft het monument geadopteerd. Marjan Rakké-Maliepaard is teamleider van de afdeling Auditieve leerstroom SO in de Jan Sluijtersstraat, één van de drie locaties van Kentalis Signis in Amsterdam. De leerlingen volgen alle vakken van de basisschool, met een extra vak dat Culturele Vorming en Identiteit van Dove en Slechthorende Kinderen (CVID) heet. Met de leerlingen van groep 6, 7 en 8 organiseren de leerkrachten geschiedenis en CVID elk jaar de herdenking. De klassen bereiden zich voor door middel van een lesprogramma. Marjan Rakké-Maliepaard: “Wij doen niets anders dan andere Amsterdamse basisscholen die een monument hebben geadopteerd. We wijzen de leerlingen op de geschiedenis van hun eigen school. Van de 73 Joodse kinderen van de J.C. Ammanschool zijn er meer dan 60 vermoord. Aangezien 4 mei altijd in de meivakantie valt, gaan we op de laatste vrijdag voor de meivakantie met de leerlingen naar het monument. Een groepje draagt in gebarentaal een zelfgeschreven gedicht voor. Een tolk vertaalt wat er gezegd wordt in Nederlands ondersteund door gebaren. Daarna leggen we een krans.” Voor de school hoort de herdenking ook bij de bewustwording van de dovenidentiteit. Marjan Rakké-Maliepaard: “Voor een dove leerling die nu opgroeit zijn allerlei rechten vanzelfsprekend. Vroeger werd een dove als gehandicapt beschouwd en in de nazitijd als minderwaardig. Het is goed dat zij hierover weten.”
25
Subsidies
Geld voor goede zaken Een mobiele, audiovisuele, interactieve stemshow over kinderrechten; een educatieve speurtocht rond het jeugdboek Hanna’s reis en stripboeken over de oorlog die in een E-magazine een tweede leven krijgen. Het ontbreekt de aanvragers van subsidie bepaald niet aan verrassende invalshoeken voor hun projecten op het gebied van educatie en voorlichting over de Tweede Wereldoorlog, grondrechten, vrijheid en democratie. Het Nationaal Comité verstrekt sinds 2011 namens de minister van VWS subsidie aan dergelijke projecten op basis van het subsidieprogramma Niet mijn oorlog, wel mijn vrijheid. In elk nummer van NC Magazine laten we u een proeve van de resultaten zien. Dit keer in NC Magazine ook aandacht voor de tweede bijeenkomst voor organisaties die subsidie vragen en waarmee het Nationaal Comité kennis wil uitwisselen. Dé gelegenheid om het netwerk te benutten, nieuwe kansen voor samenwerking te ontdekken en vooral ook om de bezieling voor ‘onze’ thema’s met elkaar te delen. Door Marja Verbraak
Subsidieaanvragen Het subsidieprogramma Niet mijn oorlog, wel mijn vrijheid heeft drie programmalijnen. In het kort: de eerste lijn is voor projecten die het accent leggen op het wereldwijde karakter van de Tweede Wereldoorlog en de internationale inspanningen daarna om de vrijheid te bewaren; de tweede lijn betreft projecten waarbij bestaand educatief materiaal beter en langduriger wordt gebruikt; en de derde lijn
26 NCMagazine | voorjaar 2014
ondersteunt projecten die onderbelichte thema’s onder de aandacht brengen. Meer informatie over de subsidievoorwaarden staat op http://www.4en5mei.nl/subsidies/subsidie_ educatie. Als u vragen heeft over de voorwaarden, neem dan contact op met projectadviseur Cristan van Emden. Telefoon 020-7183500, c.vanemden@4en5mei.nl.
Subsidies
Geld voor goede zaken
E
lk mens heeft het recht om te gaan en staan waar hij wil, maar ook op bescherming door de overheid. Mag het minderjarige zeilmeisje Laura dan in haar eentje de oceanen bevaren of moet de overheid ingrijpen? Ook kinderen hebben recht op vrijheid van meningsuiting én recht op privacy. Mogen ze dan foto’s en filmpjes van anderen op internet zetten? Tijdens de KinderrechtenTop van Verzetsmuseum Zuid-Holland gaan kinderen van tien tot veertien jaar met elkaar in debat over dit soort moeilijke vragen. Je kunt de KinderrechtenTop het best omschrijven als een mobiele, audiovisuele en interactieve stemshow. Nodig: een filmscherm, een beamer, een computer en een stuk of dertig stemkastjes, die op locatie (school, vereniging of museum) kunnen worden gebracht. Op het filmscherm wordt een dilemma rond kinderrechten uitgebeeld. Met de stemkastjes kunnen de kinderen aangeven of ze het eens of oneens zijn met de daarbij horende stelling. Wat volgt is een discussie waarin vurig heel uiteenlopende meningen worden verdedigd. Een beetje zoals bij een ‘echte’ top. Wel is de kleinemensenversie een stuk sneller: de show duurt één, hooguit anderhalf uur. Voor meer informatie: www.4en5mei.nl
Martin Holstein
Kleine mensen over grote vragen Boven: de Kinderombudsman Marc Dullaert. Onder: kinderen tijdens de stemshow.
Waarom subsidie?
Schuivende meningen
Het Nationaal Comité heeft 34.000 euro subsidie verleend op basis van programmalijn 1: Oorlog, Vrijheid - Wereldwijd. Deze programmalijn richt zich onder andere op de internationale inspanningen om na de Tweede Wereldoorlog de vrijheid te bewaren en te bewaken. De stemshow van Verzetsmuseum Zuid-Holland leert kinderen dat de oorlog heeft geleid tot het VN-Kinderrechtenverdrag, om welke rechten het gaat en dat deze rechten voor hele grote groepen kinderen vandaag de dag nog steeds niet vanzelfsprekend zijn. De deelnemers aan de stemshow worden op een laagdrempelige, interactieve manier aangespoord om na te denken over waarden en belangen die soms met elkaar in tegenspraak zijn. Bij de subsidietoekenning wordt onder andere gekeken naar samenwerking met organisaties die een aanvullende expertise hebben. Verzetsmuseum Zuid-Holland werkte samen met het Kinderrechtenhuis Leiden, het Haags Historisch Museum en het Museon.
“Kinderen hebben altijd plezier met de stemkastjes. Het is anders dan anders, dan heb je ze al mee. Ook stille kinderen komen aan het woord. De computer kiest namelijk at random een voor- en tegenstander van een bepaalde stelling om uitleg te geven. Er gebeurt iets in de klas, dat is heel erg mooi om mee te maken. Ik probeer in de discussie telkens te spiegelen en grijze gebieden te benoemen. Er zit bijvoorbeeld best een heftig filmpje over kindsoldaten bij. Als je dan de vraag stelt of een kind van vijftien mag meevechten als zijn land in oorlog is, stemmen ze allemaal ‘nee’. Maar als je daarna vraagt of ze willen vechten als Nederland in oorlog is, vrijwillig, dan gaat bij sommigen die mening schuiven. Daar gaat het om: dat ze onderzoeken waarop ze hun stem baseren. Dat hun gedachten op gang worden gebracht. Als dat lukt, is mijn dag goed.” Aldus project- en discussieleider Ilone van der Bas, die met de stemshow basisscholen bezoekt.
27
Hanna’s reis
historische bronnen
Geld voor goede zaken
Een meisje als Greta “V
ader, als ik thuis kom ben ik een heel ander meisje geworden hoor. Het is beter als ik geen vriendinnen er op na hou. Want vriendinnen brengen je in de nood. Maar als ik nu weer thuis ben ga ik lekker bij de radio zitten of ga ik mee met u en moeder ergens op visite.” Margaretha Swart, vijftien jaar, schreef haar vader vanuit de joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch. Ze zat daar op de afdeling voor moeilijk opvoedbare kinderen. Haar vader stond bekend als Jesaia de Jatter, haar oom als Levie den Boef, en ook Greta had zichzelf in de nesten gewerkt. Greta dacht dat ze snel weer gezellig thuis bij de radio zou zitten, maar in plaats daarvan werd ze samen met de andere patiënten en een deel van het personeel gedeporteerd naar Auschwitz. Op verzoek van CODA (Cultuurhuis met bibliotheek, archief en museum) in Apeldoorn schreef Martine Letterie met Greta’s korte leven in gedachten het jeugdboek Hanna’s reis. Het werd bij de zeventigjarige herdenking van de deportatie door de gemeente aangeboden aan alle Apeldoornse scholen. CODA maakte daarbij ondersteunend educatief materiaal voor groep 8 van het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs: een lesdoos met replica’s van Greta’s geboorteakte, haar brieven, foto’s en andere historische bronnen, waarmee leerlingen een intrigerende speurtocht starten naar de historische werkelijkheid achter het jeugdboek. Een juweeltje voor historici in de dop. Voor meer informatie: www.4en5mei.nl
28 NCMagazine | voorjaar 2014
Lokale impact Waarom subsidie? Voor dit project is bestaand werk hergebruikt. CODA ontving voor de ontwikkeling van een lesdoos en website een subsidie van 16.827 euro, op basis van programmalijn 2. Bestaand materiaal van vooral Herinneringscentrum Kamp Westerbork (over Het Apeldoornsche Bosch) en het Joods Historisch Museum (over Greta) wordt gebruikt in een educatieve schil rond een aansprekend jeugdboek, wat een originele manier is om leerlingen te laten werken met het thema Jodenvervolging. Hanna’s reis is een mooi, afgewogen educatief pakket (boek, lesdoos, website, dvd) dat bijdraagt aan het overdragen van cultureel erfgoed aan de volgende generaties en jongeren aanzet tot nadenken over mechanismes van uitsluiting en discriminatie. Het pakket wordt op uiteenlopende manieren zowel regionaal als landelijk onder de aandacht gebracht.
“Greta was een lastige puber zoals er nu ook bij bosjes rondlopen. Niet vergelijkbaar met Anne Frank, die uit een ander milieu kwam. Op de lesdoos staat Greta’s portret, dat doet me wel wat. Hier in Apeldoorn leeft de ontruiming van Het Apeldoornsche Bosch nog heel sterk. De impact op de lokale bevolking is enorm geweest. We hebben bij Hanna’s reis een dvd gemaakt: Oral history, interviews met mensen van boven de tachtig die de geschiedenis hebben meegemaakt vanuit het omstandersperspectief. Ze woonden bijvoorbeeld op een boerderij in de buurt en daar kwamen patiënten, vaak mensen met een verstandelijke beperking, met de konijnen spelen. Die omstanders wilden gráág aan de dvd meewerken. In Apeldoorn zijn veel mensen blij dat die geschiedenis is vastgelegd”, aldus Elske de Jong, programmamedewerker bij CODA.
Subsidies
Geld voor goede zaken
Stripboeken krijgen een tweede leven D
Een belangrijke meneer
Anne Frank Stichting
e stripboeken waren er al. Honderdduizenden middelbare scholieren hebben de afgelopen jaren in De Ontdekking, De Zoektocht en De Terugkeer gelezen over de bezetting van Nederland, de Holocaust en de bezetting van NederlandsIndië. Het succes van deze strips laat zien dat het mogelijk is een grote groep jongeren te bereiken met een ‘moeilijk’ verhaal. Maar interactief zijn boeken niet. Er is sowieso heel weinig digitaal les- en docentenmateriaal over de Tweede Wereldoorlog. Terwijl daar wel een groeiende behoefte aan is, niet alleen bij jongeren maar ook bij leerkrachten. Daarom heeft de Anne Frank Stichting op basis van het soort keuzes en dilemma’s uit de stripboeken een gratis app gemaakt voor de iPad. De app is bedoeld voor de onderbouw en bestaat uit een E-magazine, een mix van film en geluid, van historisch beeld en actuele interviews waar je als het ware doorheen swiped. In het magazine vertellen jongeren over hun familie of buurt in de oorlog. De centrale vraag is: wat betekenen oorlog en herdenken voor jou? Bij de app hoort onder andere een website waar jongeren hun mening en ideeën kunnen achterlaten. Dat kan via een poll, een foto of een tweet. Het project, Code-R gedoopt, draait dus niet om een vaste, statische les. Niet alleen: je ligt op de bank en leest een stripboek. Of je iPad, waarop Karen vertelt over haar grootvader die in het gewapend verzet zat. Maar ook: zelf een deel van de content maken en meteen reageren op de vraag wat jij daarvan vindt. Voor meer informatie: www.4en5mei.nl
Waarom subsidie? Code-R is een initiatief van de Anne Frank Stichting in samenwerking met het Indisch Herinneringscentrum (dat eerder het stripboek over Nederlands-Indië verzorgde). Het project wordt deels mogelijk gemaakt door een subsidie van 66.300 euro op basis van programmalijn 2. Deze programmalijn is gericht op het beter en langduriger gebruiken van bestaand educatief en erfgoedmateriaal. Het inzetten van digitale media als leermiddel speelt in op trends in het onderwijs, vergroot het leereffect en stimuleert het gebruik van de al bestaande stripboeken. De strips krijgen zo een tweede leven. Bovendien was er nog geen iPadtoepassing over de Tweede Wereldoorlog voor scholen. De Anne Frank Stichting zal de kennis die ze opdoet met de inzet van digitale media na evaluatie ter beschikking stellen aan collega-organisaties.
“Dit jaar komt het vierde stripboek uit: Nieuwe Vrienden, over jongeren met verschillende achtergronden in een Amsterdamse buurt waar de oorlog zijn sporen heeft achtergelaten. Ook komen er nog digitale verwerkingsopdrachten bij de strips van de Anne Frank Stichting, dus bij De Ontdekking en De Zoektocht. Verder willen we graag samenwerken met regionale en lokale media en musea. Docenten hebben aangegeven dat ze vooral het regionale karakter van de verhalen waarderen, plus het persoonlijke perspectief van de jongeren op de gebeurtenissen. Wat is de relevantie van de oorlog voor je eigen omgeving? Eric Heuvel, die alle stripboeken heeft getekend, heeft wat dat betreft een bijzondere ervaring gehad. Op een dag, hij was elf jaar, kwam er een limousine langs met een meneer erin. Vast een belangrijk persoon, dus Eric zwaait. Pas toen Eric door een voorbijganger bestraffend werd toegesproken, besefte hij dat het Hirohito was, de Japanse keizer uit wiens naam in de Tweede Wereldoorlog vreselijke dingen zijn gebeurd. Op de website van Code-R zie je dat soort persoonlijke ervaringen terug. Een meisje schrijft bijvoorbeeld dat ze naar de Indië-herdenking gaat omdat de kranslegging veel betekent voor haar oma. Ze wil haar oma laten zien dat zij het ook vreselijk vindt”, aldus Ita Amahorseija, projectleider van Code-R.
29
!!!
Samen delen, samenwerken Potentiële subsidieaanvragers en organisaties die al projecten gehonoreerd kregen uit de subsidieregeling Niet mijn oorlog, wel mijn vrijheid ontmoetten elkaar vrijdag 22 november 2013 tijdens een netwerkdag, georganiseerd door het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Het doel: partijen bij elkaar brengen en het delen van ervaringen. Daar worden projecten beter van. Een bijbehorende vraag, aldus directielid Jan van Kooten: “Hoe kunnen we meer doen met minder?” door Karen de Jager | foto’s Bruno van Elshout
D
e plaats van samenkomst was De Oude Rubberfabriek in Amsterdam. Onder de titel Samen delen en samenwerken werden projecten gepresenteerd en konden zo’n veertig deelnemers ervaringen uitwisselen en brainstormen over nieuwe projecten. De toon van de dag werd gezet door Juul Martin, initiatiefnemer van Huis van Overvloed, een huis dat met een budget van 800 euro werd gebouwd door mensen te vragen materiaal en expertise gratis ter beschikking te stellen. Mensen willen elkaar graag helpen. Tip van Juul Martin: “Als je goed om je heen kijkt en doorvraagt, liggen ideeën en kennis voor het oprapen. Dat is wat wij hebben ondervonden. Durf te vragen!”
Delen Bij die hartenkreet liet Juul Martin het niet. Uit het nietsvermoedende publiek nodigde hij twee kandidaten uit die een vraag aan de groep moesten stellen. Dat leverde direct de nodige tips op. Lagestee Film maakte een documentaire over de slag om de Grebbeberg en ziet mogelijkheden voor een bijpassend lespakket. Dat is niet hun core business. “Wie kent een geïnteresseerde partij om het op te pakken?” De reacties waren niet helemaal waar Martin Lagestee op hoopte. “Ik kreeg vooral tips over marketing. Maar daar hebben we een heel plan voor.” Suzanne van Leendert, Van Osch Filmprodukties, had wat meer succes. Het bedrijf is bezig met een film over de zoon van een SS’er die op zoek gaat naar de geschiedenis van zijn vader. “Hoe kom ik aan financiën om de film af te maken?”, vroeg ze. Het publiek deed zijn best: “Maak een viral (bijvoorbeeld een filmpje dat mensen kunnen doorsturen via hun sociale netwerk, red.) en probeer zo financiers te vinden.” “Vraag een student van de filmacademie.”
30 NCMagazine | voorjaar 2014
“Kijk op de site fiksers.com.”
Brainstorm
“We moeten eerst het probleem definiëren. Wat moeten we oplossen?” Besloten werd de vraag in onderdelen te splitsen. Op die onderdelen werd geassocieerd, de ideeën werden gegroepeerd en zo kwam opeens de vraag op tafel te liggen hoe je de voedselbank kunt inzetten om bewustzijn in Nederland te verspreiden. Het idee haalde het niet, maar de exercitie liet wel zien dat onwaarschijnlijke combinaties potentieel kunnen hebben. De meerderheid koos voor een project onder de aangepaste slogan van een bekend biermerk: Meesterschap is vakmanschap. Een project dat het creëren van een maatschappelijk klimaat wil bevorderen waarin luisteren, onderzoeken en vragen een plaats verwerven naast direct een mening geven. Voor een concreet plan was helaas geen tijd meer.
Aan vijf tafels gingen deelnemers aan de slag met ideeën voor mogelijke projecten. De eerste keer rond thema’s als: wereldwijd, internationale verdragen, de Tweede Wereldoorlog en het buiten werking stellen van de rechtsstaat, vrijheid: heden en verleden. Er was ook een open tafel. De tweede keer was het doel bestaande projecten een tweede leven te bieden. AT5 gaf daarvan een goed voorbeeld met Jouw stad in de klas (zie kader subsidielijn 2). Het was even wennen voor de deelnemers om de tafel. Waar moet je beginnen als een vraag op tafel ligt als: “Hoe kun je bewuste burgers inzetten om meer bewustzijn te kweken?” “Zullen we ons eerst voorstellen?” “Wat bedoelen we met bewustzijn, daar moeten we het toch eerst over eens zijn.”
Crossmediale projecten
In het kader van subsidielijn 1, Oorlog, Vrijheid – Wereldwijd, werden twee projecten gepresenteerd. Met het lespakket Actief Burgerschap van de Anne Frank Stichting worden leerlingen van het MBO uitgedaagd om op zoek te gaan naar vooroordelen en daarover te discussiëren. Aan de hand van een zelf samengestelde vragenlijst interviewden ze op camera diverse personen over de vooroordelen ten aanzien van het VMBO. Ze monteerden het materiaal tot een korte film. Die werd in de klas gepresenteerd en was de basis voor een discussie. SOL FILMprodukties liet een korte trailer zien van de laatste productie, Broken Silence, over een Roma-journalist die op zoek gaat naar het verzwegen verhaal over de genocide op de 500.000 Roma en Sinti tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een verhaal dat in de Sinti- en Roma-gemeenschap nog steeds taboe is.
Na de lunch, aan één van de andere tafels, wilde Bob Entrop van SOL FILMprodukties meer doen met het filmmateriaal dat hij over de Roma en Sinti heeft gemaakt. Roma en Sinti zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog naar de concentratiekampen gedeporteerd. Intern is die geschiedenis taboe. Tegelijkertijd ondervindt deze groep discriminatie in diverse landen in Europa. “Een mooi voorbeeld van uitsluiting en vervolging in de Tweede Wereldoorlog en discriminatie nu”, vond één van de deelnemers. “Uitstekend materiaal voor scholen, voor leraren maatschappijgeschiedenis.” Er werd gesuggereerd contact op te nemen met de Vereniging voor Leraren Maatschappijleer om te onderzoeken welke mogelijkheden zij zien voor dit materiaal. “Ik heb net Gerben Hoetink van iGlow Media uit Amersfoort ontmoet. Zijn bedrijf doet veel met crossmediale projecten. Misschien is
Subsidies
Linksboven: De moderatoren Justin Junier en Juul Martin. Midden: Kees Ribbens Rechts: Mariëlle Beek Links: Maurice Adams, bestuurslid van het NC, hield een spreekbeurt.
dat een goed contact.” Gerben Hoetink en Bob Entrop spraken elkaar nog even tijdens de borrel na afloop van de bijeenkomst en zijn van plan een eventuele samenwerking te onderzoeken.
Pijlers De thema’s wereldwijd, lacune en implementatie kwamen in drie blokken aan bod. Onderwerpen die de pijlers vormen van de subsidieregeling Niet mijn oorlog, wel mijn vrijheid. Wereldwijd, want de Tweede Wereldoorlog was een internationale aangelegenheid. Implementatie, wat kunnen we meer met materiaal dat al gemaakt is? En ten slotte lacunes. “Daarbij gaat het niet om onderwerpen waar mensen niets over weten, maar om nieuwe invalshoeken”, legde Kees Ribbens van het NIOD uit. Een perspectief op de oorlog dat tot dusverre ontbrak vanuit bronnen, vanuit geschiedschrijving of de bekendheid daarvan bij verschillende doelgroepen. “We weten nog steeds weinig over vreemdelingen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland verbleven. Ook daders blijven nog onderbelicht.”
In het kader van subsidielijn 2, Implementatie, presenteerde CODA een project over Het Apeldoornsche Bosch, de Joodse inrichting voor geesteszieken die op 22 januari 1943 door de Duitsers werd leeggehaald. Zie voor het project pagina: AT5 liet zien wat je met archiefmateriaal kunt doen. Onder de titel Jouw stad in de klas zijn korte filmpjes gemaakt om met leerlingen van tien tot veertien jaar aandacht te besteden aan moeilijke onderwerpen zoals vluchtelingen. Met subsidie maakte AT5 een filmpje over een leeftijdgenoot, Jossef Kallid, die als kind van anderhalf moest vluchten uit Soedan.
Jan van Kooten, directielid van het Nationaal Comité, lichtte de pijler lacunes toe met twee projecten. Ten eerste de digitale tentoonstelling op www.tweededewereldoorlog.nl over de koopvaardij tijdens de oorlog, waar achttienduizend tot twintigduizend mannen van de ene op de andere dag bij de marine werden ingelijfd. “Ook scheepsjongens van twaalf of dertien. Ze zouden hun huis pas vijf jaar later terugzien, als ze al overleefden.” Ten tweede een project over de tienduizenden kinderen die tijdens de hongerwinter van 1944 naar het platteland werden gesmokkeld. Sommigen van hen werden van de Berlagebrug in Amsterdam gegooid, op passerende schepen, in de hoop dat ze buiten
Amsterdam beter af waren. Dit betreft een project van Verzetsmuseum Amsterdam.
Inspirerend Concrete plannen leverde de netwerkdag niet direct op. Wel veel nieuwe visitekaartjes en contacten. De presentaties van de brainstormsessies en projecten waren een bron van inspiratie die hun beslag zullen krijgen in de nieuwe projecten van de deelnemende organisaties. Marielle Beek van Perspect Studio’s vond de meerwaarde van de dag vooral de mensen die ze tegenkwam. “Het was een selecte groep innovatieve mensen. Allemaal gepassioneerd om het verhaal rond de oorlog te vertellen. Met een aantal mensen die op een aangrenzend werkterrein actief zijn, heb ik afgesproken om eens verder te verkennen wat zij doen en hoe we in de toekomst misschien kunnen samenwerken.” De dag werd afgesloten door een bestuurslid van het Nationaal Comité, Maurice Adams. Ook hij was geïnspireerd door de bijeenkomst. De ideeën sloten aan bij zijn eigen werkgebied: het belang van een sterke rechtsstaat, die door zijn democratische principes kan instaan voor de vrijheid van al zijn burgers. Maurice Adams is sinds 2012 hoogleraar Democratie en Rechtsstaat (leerstoel vfonds) in Tilburg.
In het kader van subsidielijn 3, Lacunes, presenteerde Van Osch Filmprodukties de tentoonstelling Bevrijdingskinderen die met subsidie van het Nationaal Comité werd gemaakt, in aanvulling op een documentaire en een boek. De tentoonstelling liet een nieuwe invalshoek zien op een bekend thema: een familiegeheim dat voor sommigen van deze bevrijdingskinderen (geboren uit een relatie tussen een Nederlandse vrouw en een van de bevrijders) nooit zal worden opgelost.
Op zoek naar de vrijheid
De grenzen van GRONDRECHTEN Sinds de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, opgesteld in 1948, zijn er verschillende internationale verdragen afgesloten om fundamentele grondrechten voor de mens te waarborgen. Zijn er echter grenzen aan grondrechten? door Peter Rodrigues | illustratie Tom Janssen
D
e Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens vierde in december 2013 haar 65ste verjaardag. Deze verklaring is in 1948 opgesteld naar aanleiding van de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog. Die verschrikkingen waren de drijfveer achter de totstandkoming van meerdere mensenrechtenverdragen, zoals het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (1950), het Vluchtelingenverdrag (1951), het Staatlozenverdrag (1954) en het Verdrag ter Uitbanning van alle Vormen van Rassendiscriminatie (1965). De door staten gevoelde noodzaak om fundamentele rechten door middel van conventies te beschermen, is er sindsdien bepaald niet minder op geworden. Zo zijn daarna het Verdrag tegen Marteling en andere onmenselijke behandeling (1984), het Verdrag voor de Rechten van het Kind (1989), het Verdrag voor de Rechten van Personen met een Handicap (2006) en het EU-Handvest voor de Grondrechten (2009) afgekondigd. Er wordt nog steeds belang gehecht aan de bescherming van grondrechten. Deze rechten zijn immers bedoeld om minderheden in democratische samenlevingen tegen de meerderheid te beschermen. Daarnaast betreft het fundamentele rechten waarop burgers tegenover verdragstaten een beroep kunnen doen. Indien dat beroep in eigen land niet gehonoreerd wordt, staat de weg open naar het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. Dit hof ziet toe op de naleving van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Inmiddels zijn 47 landen bij dit verdrag aangesloten en vallen bijna 820 miljoen mensen onder bescherming ervan. In tegenstelling tot de meeste andere instanties die toezicht houden op mensenrechtenverdragen zijn de uitspraken van het Straatsburgse Hof bindend. Daarin ligt de kracht van dit hof, maar meteen ook de kwetsbaarheid.
Criticasters In de eerste plaats is er de opvatting dat het Straatsburgse Hof zich te vaak inlaat met binnenlandse aangelegenheden en zich daardoor schuldig maakt aan ongepaste inmenging. Dat was de kritiek die in het Verenigd Koninkrijk losbarstte nadat de Britse regering door het hof vermanend was toegesproken over de kwestie van het
32
NCMagazine | voorjaar 2014
kiesrecht voor gedetineerden. Een gevangene had in Straatsburg gelijk gekregen met zijn betoog dat het categorisch uitsluiten van alle gevangenen van het kiesrecht in strijd is met het Europese mensenrechtenverdrag. Een voorbeeld dichter bij huis is het onderzoek dat de Nederlandse regering liet uitvoeren naar het verbod op foltering en
Vieren
‘Zijn de mensenrechtenverdragen niet meer van deze tijd?’
Zo wordt door sommigen het Nationaal Actieplan Mensenrechten dat minister Plasterk in december 2013 presenteerde als overbodig gekenschetst. Het is gelukkig inderdaad zo dat de schending van bepaalde klassieke grondrechten, zoals marteling, in Nederland hoegenaamd niet meer voorkomen. Dat neemt niet weg dat andere schendingen van grondrechten, zoals discriminatie, zich in ons land nog steeds voordoen. Zijn de mensenrechtenverdragen niet meer van deze tijd en gaat de inmenging van het hof te ver? Het Europese mensenrechtenverdrag is een levend instrument en er worden nog steeds nieuwe protocollen door de verdragstaten afgesloten. Het verwijt dat de mensenrechtenverdragen niet meer van deze tijd zouden zijn, is een gelegenheidsargument. Toezichthouders zoals het Straatsburgse Hof achten het hun plicht om de verdragsbepalingen te interpreteren naar de omstandigheden van het huidige tijdsgewricht. Daarnaast houdt het Straatsburgse Hof rekening met de eigenaardigheden van (en tussen) de verschillende lidstaten. Het is niet vereist dat zij hun rechtsstelsel allemaal op dezelfde manier vorm geven. Uitgangspunt is wel dat aan het minimumniveau van mensenrechtenbescherming wordt voldaan. Over het algemeen laat het hof de lidstaten daarbij een aanzienlijke eigen beleidsruimte, de zogenoemde margin of appreciation. Dat neemt niet weg dat een veroordeling door het hof hard kan aankomen.
Minimumfatsoensnormen
onmenselijke behandeling en het recht op gezinsleven, omdat deze grondrechten uit het Europese mensenrechtenverdrag de uitvoering van de vreemdelingenwet in de weg zouden zitten. In de tweede plaats zijn er de criticasters die menen dat zich in hun eigen land geen mensenrechtenschendingen van betekenis voordoen.
Grondrechten zoals vastgelegd in het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, kunnen worden gezien als codificatie van de minimumfatsoensnormen die wij als samenleving in acht willen nemen. Daarbij moet worden opgemerkt dat een grondrecht een sterk recht is, maar niet altijd aan het langste eind trekt. Schendingen van grondrechten komen overal voor, ook in Nederland. Het doel van de mensenrechtenverdragen is dat we onze eigen fatsoensnormen serieus nemen. Bij schending moeten we proberen die in de toekomst te voorkomen. Peter Rodrigues (hoogleraar Immigratierecht aan de Universiteit Leiden)
33
Moet de geschiedenis een gezicht krijgen? Hoeveel doden zijn er in de oorlog gevallen? Die kwestie duikt met enige regelmaat op. In 2007 was het aanleiding voor het NIOD, het Nederlandse Rode Kruis, Herinneringscentrum Kamp Westerbork en de Oorlogsgravenstichting om de ‘Werkgroep Tellen’ in te stellen. Een interview met Jeroen Kemperman, informatie- en collectiespecialist bij het NIOD. door Max van Weezel
34 NCMagazine | voorjaar 2014
herdenken
Hans Schimmelpenningh via Haags Gemeente Archief
“A
ls historicus zeg ik: er staat niets onomstotelijk vast”, zegt Jeroen Kemperman, informatie- en collectiespecialist bij het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, het NIOD. Elk jaar tegen de Dodenherdenking komen bij het NIOD de telefoontjes binnen van nabestaanden van oorlogsslachtoffers en van journalisten die willen weten hoeveel Nederlanders in de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. Kemperman, afgestudeerd op de geschiedenis van de Indische Nederlanders tijdens de Japanse bezetting, handelt de meeste van die telefoontjes af. Meestal met de teleurstellende mededeling: we kunnen wel een schatting geven maar weten geen exact aantal. Kemperman in het monumentale pand van het NIOD aan de Amsterdamse Herengracht: “Het gaat in twee ronden. Eerst bellen radio en tv met de vraag hoeveel Nederlanders in de oorlog in Europa en Azië zijn omgekomen. Dat zijn er vermoedelijk tussen de 235.000 en 280.000. Houd het gemiddelde daarvan aan, adviseer ik dan. Na de herdenking krijgen we mensen aan de lijn die via de media hebben gehoord dat er 250.000 slachtoffers zijn gevallen. Terwijl dat aantal ook hoger kan zijn. U helpt eraan mee het aantal slachtoffers te bagatelliseren, is dan soms het verwijt. Dat is niet de bedoeling. Maar de werkelijkheid is dat je geen precieze cijfers kunt geven.”
Digitaal Slachtofferregister Hoeveel mensen zijn in de oorlog omgekomen? Die kwestie duikt met enige regelmaat op. In 2007 was het aanleiding voor het NIOD, het Nederlandse Rode Kruis, Herinneringscentrum Kamp Westerbork en de Oorlogsgravenstichting om de Werkgroep Tellen in te stellen. De cijferaars kwamen er niet helemaal uit. Eind vorig jaar gingen het Nationaal Comité 4 en 5 mei en het NIOD om de tafel. Het Nationaal Comité wilde duidelijkheid over het aantal slachtoffers. Daar vroeg de samenleving om. Het NIOD kon die duidelijkheid niet geven. In 2014 wordt er verder over gepraat. Wat weten we zo goed als zeker? Het Rode Kruis inventariseerde na de oorlog wie in welk Duits concentratiekamp was vermoord. De Oorlogsgravenstichting heeft die gegevens in een digitaal Slachtofferregister bijeengebracht. Dat zijn in totaal 106.500 doden. Defensie heeft bijgehouden hoeveel gesneuvelden de landmacht, de marine en de koopvaardij telden. Bij elkaar zijn dat zo’n 7000 mensen. Veel moeilijker valt vast te stellen hoeveel andere slachtoffers zijn omgekomen, welke dwangarbeiders niet uit Duitsland terugkwamen en wie de hongerwinter niet overleefden. Kemperman: “Dat zijn de lastige groepen.” Nog meer onduidelijkheid bestaat over het aantal slachtoffers van de Japanse bezetting van voormalig Nederlands-Indië. Nederland had zijn bevolkingsregister op orde, legt Kemperman uit, dat was in de gordel van smaragd veel minder het geval. De Japanners moesten het Rode Kruis melden welke Europeanen in kampen
www.oorlogsgetroffenen.nl
Links: Terugkeer van Haagse dwangarbeiders uit Duitsland op Den Haag HS, mei 1945. Rechts: Een Rodekruis-formulier
werden opgesloten en wie daarbij om het leven kwamen. Het gaat om ongeveer 13.000 burgers en nog eens zo’n 8200 krijgsgevangenen. Maar wat was het lot van de Indische Nederlanders die door de Japanners bij de Aziaten werden ingedeeld en daarom niet in het kamp hoefden? En van andere bewoners van de archipel die toen Nederlands onderdaan waren? Velen van hen stierven door slechte levensomstandigheden, als dwangarbeider of bij executies. Honderdduizenden Indonesische romusha’s (dwangarbeiders, red.) werden van Java weggevoerd om in Zuidoost-Azië onder erbarmelijke omstandigheden wegen, spoorwegen en vliegvelden aan te leggen. Hoeveel van hen zijn om het leven gekomen? We weten het niet precies. “Als je dat zegt, volgt er soms een boze reactie van nabestaanden van de slachtoffers van de Japanse bezetting. Zo van: u vindt de oorlog in Azië kennelijk van minder belang dan de oorlog in Europa. Maar dat is het niet. We beschikken gewoon over te weinig data.”
Namenwand Bijna zeventig jaar na de Bevrijding neemt de roep om precieze gegevens alleen maar toe. Mensen willen weten wat het verhaal van hun opa, oma of in het niets verdwenen oom is. Het ligt mogelijk aan de tijdgeest die de nadruk legt op individualisering, zegt de medewerker van het NIOD. De geschiedenis moet een gezicht krijgen. Die trend is er nu al een jaar of vijftien. “Op het Vietnam Memorial in Washington staan de namen van de 57.000 gesneuvelde Amerikaanse militairen vermeld. De Hollandsche Schouwburg heeft sinds 1993 een wand met Joodse familienamen. Roermond kent tegenwoordig twee namenwanden, eentje voor Indiëgangers en eentje voor gesneuvelde VN-militairen.” Hij begrijpt het verlangen om “het verdriet een individueel gezicht geven” maar absolute precisie nastreven blijft “problematisch”. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei raadt hij aan die gedachte in het achterhoofd te houden nu er een toenemende roep is om precieze aantallen slachtoffers. “Mijn persoonlijke overtuiging is dat we nooit zover komen dat we het helemaal weten”, zegt Kemperman: “Men zal hiermee moeten leven.”
‘We kunnen wel een schatting geven maar weten geen exact aantal’
35
NK Debatteren voor Scholieren
Zijn 4 en 5 mei over 20 jaar achterhaald? Het Nationaal ComitĂŠ 4 en 5 mei was dit jaar voor het eerst themapartner van het NK Debatteren Scholieren. Hiermee wil het comitĂŠ middelbare scholieren laten meedenken over herdenken op 4 mei en vieren op 5 mei. Op 11 januari werd in Leiden de finale gehouden met de stelling Zodra de generatie die WO II heeft meegemaakt is overleden, zijn 4 en 5 mei achterhaald. door Eva Kloosterman | foto Stichting Nederlands Debat instituut
36 NCMagazine | voorjaar 2014
herdenken en vieren
“4 En 5 mei, hoe kun je daar nou voor of tegen zijn?” vraagt bestuurslid van het comité, Jim Stolze, zich hardop af tijdens zijn openingswoord voor het slotdebat van het NK Debatteren in een overvolle zaal in Leiden. En toch moeten de twee finalisten, het Utrechts Stedelijk Gymnasium en het St. Ignatiusgymnasium uit Amsterdam, een verbale strijd aangaan over dit onderwerp. En dat is nou juist de bedoeling van het Nationaal Comité. Want ook jongeren hebben een mening over herdenken en vieren en ook die mening doet ertoe. Zij bepalen in de toekomst hoe we oorlogsslachtoffers herdenken en vrijheid vieren. 35 van de 105 deelnemende teams van leerlingen uit havo/vwo bovenbouw hebben zich gekwalificeerd om mee te doen aan de finaledag van het NK Debatteren. En uiteindelijk staan aan het einde van de dag het Utrechts Stedelijk Gymnasium en het Amsterdamse St. Ignatiusgymnasium in het slotdebat. Zij moeten nu debatteren over de stelling: Zodra de generatie die WO II heeft meegemaakt is overleden, zijn 4 en 5 mei achterhaald. Het Utrechts Stedelijk Gymnasium is door loting bepaald als de voorstander van de stelling en moet daarom beginnen. Özgü Varan (17) bijt het spits af door te betogen dat zij graag zou zien dat 4 en 5 mei worden samengevoegd tot één herdenkingsdag naar Brits voorbeeld. In Groot-Brittannië is 11 november de dag waarop oorlogsslachtoffers worden herdacht. Volgens Özgü gaat het er niet om of we wel of niet herdenken maar om hoe we herdenken. De voorstanders pleiten ervoor dat alle oorlogsslachtoffers wereldwijd herdacht worden en niet alleen Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. “Want als we iets van de Tweede Wereldoorlog hebben geleerd is het dat er geen onderscheid gemaakt moet worden tussen verschillende volken en dat iedereen gelijkwaardig behandeld moet worden”, voegt teamgenoot Simon Toussaint (16) daar aan toe.
Het St. Ignatiusgymnasium brengt daar tegenin dat we ook nu al op 4 mei slachtoffers herdenken van na de Tweede Wereldoorlog en dat 4 en 5 mei zeker niet achterhaald zijn omdat meer dan 80% van de Nederlanders deze dagen nog steeds belangrijk vindt. Rimke de Kroon (17) houdt een vurig betoog voor het behoud van 4 en 5 mei in de huidige vorm: “De Tweede Wereldoorlog is nog steeds het belangrijkste referentiekader voor Nederland als je wilt laten zien dat vrijheid kwetsbaar is. Dat creëert een nationale eenheid op 4 en 5 mei.” Beide teams hebben zich duidelijk goed voorbereid op de eindstrijd en na de slotpleidooien is het daarom voor de zaal nog niet duidelijk welke school met de enorme wisselbeker naar huis gaat. De teams worden door een professionele jury beoordeeld op hun argumentatie en hun presentatie. De zenuwen van de debaters gieren bijna zichtbaar door hun lijf als Rob Honig van het Nederlands Debat Instituut de winnaar bekendmaakt. De leerlingen van het Utrechts Stedelijk Gymnasium mogen zich een jaar lang Nederlands Kampioen Debatteren noemen. Het doel van het Nationaal Comité, jongeren betrekken bij herdenken en vieren, is in ieder geval gehaald. Jim Stolze: “Scholieren die hardop over de toekomst van gedachten wisselen, dat is toch wel de ultieme vorm van vrijheid.”
Jacques Tichelaar, commissaris van de Koning in Drenthe
Vrijheid is ongehinderd kunnen kiezen Al zo’n 55 eeuwen slapen de Drentse hunebedden. Maar op 5 mei 2014 trillen ze ongetwijfeld wakker. Feest! Gesprek met Jacques Tichelaar, commissaris van de Koning in Drenthe, gastprovincie voor de Nationale Viering van de Bevrijding.
door Eric Alink | foto Chris van Houts
38
NCMagazine | voorjaar 2014
H
ij is een Fries in Drenthe. Maar dat bijt elkaar niet, lacht hij. Tichelaar (1953) groeide op in Heerenveen, waar zijn vader een schildersbedrijf had. De stille boodschap van zijn ouders: zorg dat je goed uit de verf komt, maar heb nooit lak aan eenvoud. Lang gaf hij les op een basisschool in een achterstandswijk van Leeuwarden. “Als je een klassengesprek over vrijheid zou houden, zou driekwart glazig voor zich uitkijken. Wat moet je met zo’n thema als je moeder met een blauw oog rondloopt, de drank tot aan de dakgoot staat en speelgoed ontbreekt? Praten over vrijheid vind ik een farce als niet aan de eerste levensbehoeften is voldaan: werk, een fatsoenlijk huis, brood op de plank en sociale veiligheid – zowel achter de voordeur als op straat.” Anno 2014 weet niet elke burger zich van dat fundament verzekerd, stelt hij. Wie buiten de boot valt, kan zich in zijn vrijheid beteugeld voelen. Daarnaast ziet Tichelaar in de Drentse samenleving – maar ook elders in Noord-Nederland – groepen die amper dulden dat leden zich van hen losmaken. “Zulke tegenwerking vind ik ontoelaatbaar. Vrijheid betekent immers ook dat je ken-
Vieren
Jacques Tichelaar (rechts) met Maartje van Weegen en Roel Robbertsen tijdens start Nationale Viering Bevrijding 2013 in Utrecht
zorgen om maak, zijn de Marokkaanse jongeren. Velen leven finaal in twee werelden: thuis en daarbuiten. Onderwijs en werk kunnen bruggen slaan.”
Kanteling
‘Als je een klassengesprek over vrijheid zou houden, zou driekwart glazig voor zich uitkijken’ nis van het onbekende mag nemen. Het blijft onze taak om een klimaat te scheppen waarin elk individu kan kiezen. Daarom moet je vrijheid aan veiligheid koppelen. Je moet iets kunnen zeggen zonder de angst dat je in een benarde positie wordt gebracht of een klap op je gezicht krijgt.”
Biotoop Hij is socialist. Maar bovenal realist. Zonder omhaal: “De verheffing, waar onderwijs en cultuur voor zouden zorgen, heeft niet volledig plaatsgevonden. De achterstand in werk, kennis en inkomen is nog steeds groot. Er zijn groepen in dit land voor wie de malaise een biotoop is. Van generatie op generatie. Toch moet je je blijven inspannen. Waarom? Omdat zo’n biotoop onvrij maakt.” Hij herinnert aan een werkbezoek dat hij met het PvdA-kamerlid Marcouch bracht aan Amsterdam-Noord. “Toen we bij een Marokkaans gezin binnenstapten, week de vrouw des huizes naar achteren. Vader nam het over, zij zweeg. Gelukkig kan het ook anders, zoals het project waarbij Marokkaanse vrouwen een werkplaats voor fietsreparaties runnen – ook dat is vrijheid. Waar ik me vooral
In zijn doorleefde betoog klinkt geregeld het woord economie. Vrijheid staat daar niet los van, weet Tichelaar. “Ik zie de kloof tussen arm en rijk groeien. Die mag niet groter worden. Dat maakt onvrij. Tegelijkertijd zie ik verminderde economische groei ook als een zegen in vermomming. Langzaam slaat de aandacht om van welvaart naar welzijn.” Hij hoopt dat die kanteling het wij-gevoel – een conditie voor vrijheid – zal versterken. “Tweemaal Oranje is het enige dat Nederland verenigt: het koningshuis en een elftal. Verder zijn we individuen, die onder vrijheid vooral ‘Ik zeg wat ik wil’ verstaan. We zenden, maar ontvangen weinig. Ik vind dat de overheid moet bevorderen dat we de balans tussen ’ik’ en ‘wij’ hervinden.” Voor de commissaris van de Koning raakt vrijheid vooral aan verant-woor-de-lijk-heids-be-sef. Acht lettergrepen, die hun waarde in Wordfeud bewijzen. Maar hij ziet ze liever in praktijk gebracht. Voor hem is 5 mei de dag waarop je extra beseft dat vrijheid geen natuurverschijnsel is. Of Tichelaar dat thuis al leerde? Zijn vader zweeg over de oorlog. Anderhalf jaar was hij in Duitsland tewerkgesteld – doffe ellende. Vrijheid was niet vanzelfsprekend, snapte Jacques al vroeg.
Bedreiging De grootste bedreiging van vrijheid? Tichelaar zonder aarzelen: “De vrijheid om op te roepen tot angst. Zowel uiterst links als uiterst rechts bedient zich van formuleringen voor angst op verschillende thema’s. Dat leidt tot nog grotere individualisering en de houding als-het-mij-maar-niet-raakt. Niet dat ik de vrijheid van meningsuiting instrumenteel zou willen beperken. Sowieso laten mensen zich in hun handelingen uiteindelijk niet leiden door wetsartikelen.” Indachtig het jaarthema Vrijheid geef je door ziet Tichelaar meer heil in “voorleven”. En noblesse oblige benadrukt hij: de bovenlaag in de samenleving moet bij uitstek het goede voorbeeld geven.
Oor Op 5 mei dreunt Drenthe. Feest, inclusief de 5 mei-lezing van Mary Robinson, voormalig Iers president en Hoge Commissaris voor de Mensenrechten. Enkele activiteiten in de aanloopperiode: alle Drentse gemeenten nemen deel aan de fakkelcampagne; jongeren schrijven poëzie voor Dichter bij 4 mei; de Aanmoedigingsprijs Oorlogsmonumenten wordt uitgereikt. Bovendien krijgt Assen een zes meter hoge oorschelp van cortenstaal van kunstenares Maria Koijck (zie pagina….). Het omlijstende project stelt de vraag wat luisteren is. Het antwoord van Tichelaar zelf? Hij denkt vijf seconden na. Zegt: “Luisteren is stil worden.”
39
Vrijheid geef je door, WEDERKERIGHEID Vorig jaar werd de wederkerigheid van vrijheid onder de aandacht gebracht door 5 mei-lezer Ernst Hirsch Ballin, hoogleraar Nederlands en Europees constitutioneel recht in Tilburg en hoogleraar Rechten van de mens aan de Universiteit van Amsterdam. Hieronder volgt een verdiepende tekst van zijn hand.
door Ernst Hirsch Ballin | illustratie Tjeerd Royaards
Wie uitgesloten wordt, is niet vrij
Rechten van de mens
Vrijheid is meer dan bewegingsvrijheid. Wie opgesloten wordt, verliest zijn vrijheid; daarom zijn we solidair met mensen die door een repressief regime zonder reden worden opgesloten. Ook als mensen worden uitgesloten, tast dit hun vrijheid aan. Als je wordt uitgesloten omdat je anders bent, schendt dat de vrijheid om jezelf te zijn, met jouw eigenschappen en overtuigingen. Jezelf kunnen zijn: dat is vrijheid. Ongemerkt kan die vrijheid onder druk worden gezet. Vaak wordt van mensen geëist dat ze zich aanpassen aan een meerderheid. Als ze zich niet aanpassen, worden ze uitgesloten. Ze komen niet aan werk, mogen niet laten zien wie ze zijn, wat ze geloven of voor anderen voelen. De vrije samenleving gaat aan hen voorbij.
De bescherming van de rechten van de mens is gebaseerd op wederkerig respect. Geen groep mag meer rechten opeisen dan een andere. Gelijke bescherming is een hoeksteen van de rechtsstaat. Als het bijvoorbeeld gaat om de vrijheid van meningsuiting of de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, kan het recht van de één niet worden gerealiseerd zonder een gelijk recht voor de ander die misschien fundamenteel verschillende opvattingen heeft. Vrijheid is ondeelbaar. Mensen die opkwamen tegen de schending van mensenrechten van anderen, hebben aan de wieg gestaan van een rechtvaardiger samenleving. Een man uit het verzet, zoals van Heuven Goedhart, nam na de Tweede Wereldoorlog het voortouw bij de internationale bescherming van vluchtelingen. Wie zich door het principe van wederkerigheid laat leiden, zoekt naar mogelijkheden om achtergestelde en uitgesloten groepen en individuen bescherming te bieden. Vergroting van hun weerbaarheid, vervolging van plegers van genocide en hulp aan mensen in nood zijn een paar van de manieren waarop dat kan worden gedaan.
Wederkerigheid Dat mensen elkaar respecteren is dan ook een belangrijk kenmerk van een vrije samenleving. Mensen moeten elkaar over en weer zien staan. Dit is de betekenis van de wederkerigheid, waarop het eerste artikel van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens doelt. Anderen zien staan betekent niet dat je iedereen ook sympathiek vindt. Mensen zijn nu eenmaal verschillend. Sommige mensen gedragen zich zo onuitstaanbaar dat je ze liever niet meer tegenkomt. Maar als iemand al van tevoren denkt dat een ander niet deugt omdat hij tot de verkeerde groep hoort, is er iets mis. Mensen hebben meer gemeen dan we soms denken: bijna ons hele DNA, de aardbol waarop we leven, en in onze tijd ook al die informatie die op het wereldwijde web te vinden is. Mensen zijn op elkaar aangewezen. Iedere samenleving waarin mensen iets willen opbouwen, begint ermee dat we elkaar accepteren. Aan deze fundamentele wederkerigheid mag nooit worden getornd. Ontmoetingen tussen mensen met verschillende ideeën zijn vaak een bron van creativiteit en ondernemerschap. Wanneer iemand zich misdraagt, moet je zijn gedrag afwijzen, maar die ander blijft een mens. De straf, behandeling of opvoeding moet erop gericht zijn de verbroken band met de samenleving te herstellen.
40 NCMagazine | voorjaar 2014
Onverschilligheid Vooroordelen over bevolkingsgroepen kunnen leiden tot minachting en het ontlopen van de ander. Uitsluiting begint vaak klein, zonder dat mensen er lang over nadenken. Jaren later verhaalde een joods meisje dat dankzij het Kindertransport naar Engeland nog aan de Holocaust was ontkomen, wat er gebeurde nadat in Duitsland de nazi’s aan de macht waren gekomen: stap voor stap werden joodse burgers geïsoleerd, terwijl veel mensen om hen heen onverschillig toekeken. Eerst moesten joodse kinderen naar een andere school en een ster dragen; niet lang daarna wilde het vriendinnetje van haar vroegere school niet eens meer terugzwaaien als ze elkaar op straat tegenkwamen. Toen al was de wederkerigheid van de samenleving verbroken. Een vorm van uitsluiting die de weg effende voor de Holocaust. De genocide in Rwanda was voorafgegaan door een hersenspoeling via de radio, die de minderheidsgroep van de Tutsi’s kakkerlakken
Vieren
noemde. Toen al werden degenen die later het slachtoffer werden, uitgesloten van de wederkerige erkenning als medemensen. Daarom is het belangrijk dat mensen waakzaam zijn voor sluipenderwijs groeiende discriminatie. Een stevig debat kan helpen de lucht te klaren, maar daarna moeten we wel met elkaar verder.
Een samenleving gebouwd op respect Om respectvol met elkaar om te gaan in een gelijkwaardige samenleving, is het belangrijk waakzaam te zijn voor discriminatie en uitsluiting. Om die reden moet juist als het gaat over de identiteit van mensen (herkomst, sekse en seksuele geaardheid of overtuigingen) respect de boventoon voeren. Het recht kan dat niet afdwingen. Respect moet voortkomen uit de manier waarop mensen elkaar benaderen. Mensen hebben - zoals gezegd - veel gemeen, en juist daarom geven verschillende ideeën en interesses kleur aan de samenleving. Echter, niet onvoorwaardelijk. Die verschillen mogen niet worden opgeblazen tot gevoelens van superioriteit. Hoe sterk iemands overtuiging ook is, niets geeft hem het recht die aan anderen op te leggen of daarom anderen aan de kant te drukken. Wederkerige erkenning van mensen in hun eigenheid legt de basis voor democratisch burgerschap. Burgers hebben rechten en plichten ten opzichte van elkaar op voet van gelijkheid. Alleen op die basis kan een vitale democratie worden gebouwd. Besluiten worden in een democratie bij meerderheid van stemmen genomen. Toch betekent het niet dat de meerderheid alles voor het zeggen heeft. Grondrechten beschermen de minderheid, speciaal degenen die niet gemakkelijk voor zichzelf opkomen. De wederkerigheid van rechten en plichten wordt verzekerd doordat voor allen dezelfde regels gelden. Een staat en al helemaal de Europese Unie (met 28 lidstaten) is veel te groot om te mogen verwachten dat iedereen zich persoonlijk solidair toont met anderen. Om die reden hebben rechtsregels (die iedereen gelijk behandelen) zo’n belangrijke plaats gekregen bij de oprichting van de Europese Gemeenschappen (tegenwoordig: de Europese Unie). Als die rechtsregels ontbreken of te gemakkelijk worden vervangen door onderhandelingen tussen regeringsleiders,
‘Wie zich door het principe van wederkerigheid laat leiden, zoekt naar mogelijkheden om achtergestelde en uitgesloten groepen en individuen bescherming te bieden’
tast dat op den duur de wederkerigheid van rechten en verplichtingen aan, en daarmee ook democratie en rechtsstaat zelf.
Herdenken en vooruitzien
4 En 5 mei zijn de jaarlijkse momenten om stil te staan bij de slachtoffers van oorlog en vervolging en om de vrijheid te vieren. De agressie van nazi-Duitsland en Japan tegen buurlanden en personen die als minderwaardig werden gezien, ontstond niet uit het niets. Er waren jaren aan voorafgegaan waarin de bevolking rijp werd gemaakt voor een verkeerde strijd. Er waren daar en in de buurlanden heel wat mensen die het kwaad wel zagen, maar dachten dat het voorbij zou gaan. Het geweld richtte zich nog niet tegen henzelf, en dus bleven ze er ‘neutraal’ tegenover staan. Als het besef van wederkerigheid in recht en samenleving groter was geweest, waren ze misschien wel in actie gekomen. De jaarlijkse viering van de Bevrijding laat de andere kant zien. Door schade en schande wijs geworden moest Nederland de sociale cohesie herstellen. Verantwoordelijk politiek leiderschap manifesteerde zich van toen af door samenwerking van democratische krachten voorop te stellen. Burgers hebben rechten en plichten ten opzichte van elkaar op voet van gelijkheid. Alleen op die basis kan een vitale democratie bestaan. Niemand mag wegens wat hem of haar eigen is, worden uitgesloten van het maatschappelijk leven. Iedere Nederlander ongeacht overtuiging, herkomst of seksuele identiteit - kan elk openbaar ambt vervullen. De grondwet brengt dit in de eerste artikelen tot uitdrukking. Vrijheid staat of valt bij de ruimte die we elkaar bieden. Mensen zijn op elkaar aangewezen. Vrijheid is meer dan elkaar met rust laten, iets anders dan je gang gaan alsof er geen ander mens is. Vrijheid kan alleen bestaan op basis van wederkerigheid.
41
Het succes van Bevrijdingsfestival Friesland
‘Veel jongeren vinden het Nederland telt veertien Bevrijdingsfestivals. Samen vormen zij het grootste eendaagse culturele evenement dat jaarlijks in Nederland wordt gehouden. Een Bevrijdingsfestival onderscheidt zich van andere muziekfestivals doordat projecten over vrijheid en democratie een belangrijke rol spelen. Hoe wordt een Bevrijdingsfestival opgebouwd? Wie zijn erbij betrokken? NC Magazine brengt van nu af aan een kijkje achter de schermen. Dit keer het Befrijdingsfestival Fryslân. door Toine Rongen | foto’s Geert Snoeijer
Over de Bevrijdingsfestivals De veertien Bevrijdingsfestivals (BF) zijn de afgelopen 24 jaar uitgegroeid tot het grootste eendaagse culturele evenement in Nederland. Op zo’n veertig podia in alle delen van het land treden circa 250 bands op. Op de Bevrijdingsfestivals wordt veel aandacht geschonken aan thema’s als vrijheid, democratie en mensenrechten. Elk jaar treden drie Ambassadeurs van de Vrijheid op. De Ambassadeurs zijn bekende artiesten die het publiek van de Bevrijdingsfestivals op het belang van het vieren van de vrijheid willen wijzen. Zoals gewoonlijk stelt het ministerie van Defensie drie helikopters met bemanning beschikbaar om deze artiesten/bands naar de plaats van bestemming te vliegen. Het vfonds investeert in vrede en levert een substantiële bijdrage aan de exploitatie van de veertien Bevrijdingsfestivals.
42 NCMagazine | voorjaar 2014
vieren
cool om vrijwilliger te zijn’
O
p deze zonnige donderdagmiddag hangt op de volle terrasjes van het Hofplein, het historische hart van Leeuwarden, een bruisende sfeer. “Maar het kan toch bij lange na niet tippen aan het BF op 5 mei”, vertelt organisator/coördinator van het Befrijdingsfestival Fryslân, Jan Gaastra, tijdens de stadswandeling. Wijzend naar Oldehove, de Middeleeuwse, scheve kerktoren, vervolgt hij op gedreven toon: “Pal voor de toren staat altijd het podium voor de hoofdacts. Het volle plein genereert een kolkende energie.” Met ruim tachtigduizend bezoekers en een tweehonderd koppen tellend vrijwilligersleger is het Befrijdingsfestival Fryslân in grootte het vierde Bevrijdingsfestival van het land. Het bestaat inmiddels uit vijf podia en strekt zich over de hele binnenstad uit. Het verhaal van het festival wemelt van de hoogtepunten. Zo praten bewoners nog altijd over het defilé van 5 mei 1995. Voor het vieren van vijftig jaar vrijheid waren maar liefst 850 Canadese bevrijders van destijds naar Fryslân gekomen. Via vier routes reden de veteranen in oude jeeps opnieuw de binnenstad binnen. “Langs de routes stonden de mensen met tranen in de ogen”, aldus Gaastra, die de toeschouwersaantallen sinds de eerste editie in 1991 alsmaar zag stijgen. “In 2011 was het zo druk dat de gemeente overwoog de stad dicht te gooien. Maar met het omleggen van enkele routes werd dat gelukkig voorkomen.”
Familiefeest Toch kende BF Fryslân een uitermate moeizame start. “In de eerste jaren liep het in de binnenstad vaak uit de klauwen”, vertelt hij openhartig. “Absoluut dieptepunt was 1997 toen de politie tot negentig arrestaties moest overgaan. Toen dacht het bestuur serieus aan stoppen.” Maar vandaag openbaart hij met pretoogjes de cijfers van het
laatste festival: “De politie slingerde toen in totaal welgeteld één bezoeker op de bon. Een wildplasser nota bene.” De ommekeer voltrok zich in 2001. De organisatie had dankzij een gemeentelijke subsidie het gehele festivalterrein met hekken beveiligd. Bij de ingangen werden de bezoekers gefouilleerd. “Ook in de rest van de stad gold een alcoholverbod”, aldus Gaastra. “Sindsdien is het meer en meer een familiefeest geworden. De beveiliging is vanwege de veilige sfeer hier en daar zelfs versoepeld.” Het succes is niet los te koppelen van de flow waarin Leeuwarden zich sinds de eeuwwisseling bevindt. In december 2013 nog zetten de 3FM-dj’s van Serious Request de Friese hoofdstad nationaal dagenlang in de belangstelling. Verder beschikt de stad sinds september met het nieuwe Fries Museum over een ware trekpleister. De trots op de stad kreeg al een boost toen Leeuwarden werd uitgeroepen tot de Culturele Hoofdstad van Europa in 2018. “Bewoners hingen toen zelfs de vlag uit”, aldus Gaastra. “Leeuwarden heeft meer te bieden dan de Bonkevaart, de legendarische finishplaats van de Elfstedentocht”, concludeert hij als we in een uitgaansstraatje tientallen studenten ontwaren. Van de 107.000 bewoners is maar liefst bijna een kwart student. De enorme toestroom van hbo’ers voltrok zich vooral in de afgelopen tien jaar. “Jongeren leveren een actieve bijdrage aan het leefklimaat”, aldus Gaastra. “Daarbij trekt met name de Hogere Hotelschool veel Duitse en zelfs Chinese studenten aan. Dat
Befrijdingsfestival Fryslân: ‘Iedereen kent elkaar, de lijnen zijn kort’
43
geeft de stad een internationaal tintje.” Daarbij kent Leeuwarden een bruisende muziekscene met inmiddels een tiental poppodia. De concerten trekken ook van buiten de stad vele muziekliefhebbers aan. BF Fryslân is voor hen het absolute hoogtepunt van het jaar. “Veel jongeren vinden het cool om vrijwilliger te zijn bij het BF Fryslân”, aldus Gaastra.
Nieuwe generaties We staan in een lift van de moderne Achmea-toren. Op de twaalfde etage bevindt zich het kantoor van Jorrit Volkers, de dean van Deloitte University. De fiscaal jurist is sinds 2001 voorzitter van het bestuur van het BF Fryslân. De stadsfries vindt het bevrijdingsthema nog altijd zo waardevol dat hij zich er graag voor inspant. “Sowieso is het hartstikke leuk om aan de knoppen te draaien van een winnend team”, vertelt hij met een aanstekelijk enthousiasme. “De Friese mentaliteit is doorgaans toch van: het was niks, het is niks en het zal ook nooit wat worden. Maar is eenmaal die barrière beslecht, dan gaat iedereen erachter staan. Dat is inmiddels het geval. Niet alleen in Leeuwarden, ook in de provincie leeft het BF Fryslân enorm. Tegenwoordig kloppen ook de nieuwe generaties aan de deur. Mijn dochter studeert en woont in Rotterdam maar op 5 mei is ze altijd, als het even kan in Leeuwarden.“ Een belangrijk voordeel is de overzichtelijkheid van de compacte binnenstad. “Iedereen kent elkaar”, stelt hij vast. “De lijnen zijn kort. En, ook niet onbelangrijk, de zes bestuursleden mogen elkaar, dat genereert nog meer enthousiasme en motivatie om het thema in de aandacht van zo veel mogelijk mensen te brengen. Om dat te realiseren blijven we ook continu innoveren.” Zo is PvdA-burgemeester Ferd Crone, tevens voorzitter van het bestuur Stichting Herdenking Gevallenen 4 mei, een voorstander van de aangepaste Dodenherdenking op 4 mei. “De laatste twee jaar vonden op een podium in de Prinsentuin optredens plaats van de Friese Ambassadeurs van de Vrijheid (die worden in tegenstelling tot de nationale Ambassadeurs door het Bevrijdingsfestival zelf benoemd/red.)”, vertelt hij. “Daarnaast waren er voor de herdenking om
44 NCMagazine | voorjaar 2014
19.30 uur interviews over het thema met deze artiesten. Ook waren er interviews met een man die als schooljongen meemaakte dat zijn Joodse ouders werden afgevoerd (ze werden omgebracht in een concentratiekamp), met een luchtmachtpiloot die vanaf vliegveld Eelde bombardementen op Bosnië had uitgevoerd en met een lid van de Turkse gemeenschap die vertelde hoe het is om als lid van een minderheidsgroep in Fryslân te leven. We verwachten dat het stadspark daardoor met zo’n duizend bezoekers vol blijft voor de herdenking. Dat geldt ook voor de kijkcijfers van Omrop Fryslân die de Dodenherdenking rechtstreeks uitzendt. Met de verbinding van herdenking en bevrijding betrekken we ook meer jongeren bij beide dagen.”
4 En 5 mei horen bij elkaar Voor Crone horen de herdenking op 4 mei en het vieren van de vrijheid op 5 mei bij elkaar. “In sommige steden zijn 4 mei en 5 mei strikt gescheiden, maar BF Fryslân zoekt juist die binding op”, vertelt hij in zijn werkkamer in het gemeentehuis. “Vorig jaar zong Elske DeWall in de Prinsentuin om 19.30 uur een mooi en meerstemmig lied. En de volgende dag op 5 mei was ze op het hoofdpodium van het Bevrijdingsfestival. Zo maakten we de link tussen herdenken en vieren en dat komt de kwaliteit van het festival ten goede.” Crone geniet van de laagdrempeligheid van het Befrijdingsfestival Fryslân. Velen spreken de man met de ambtsketen spontaan aan en gaan met hem op de foto. Als voormalige Randstedeling is hij als geen ander in staat om het succes van het BF Fryslân te verklaren. “Friezen vinden het leuk om met elkaar iets leuks te organiseren”, concludeert hij. “Dat vinden ze in Amsterdam en omstreken ook, maar daar blijft het enthousiasme vaak steken bij die ene brainstormsessie in de kroeg. Friezen zijn doeners, die instelling zie je terug in het skûtsjesilen, het fierljeppen, noem maar op. De organisatie van Serious Request liet ons weten nog nooit zoveel participatie van scholen en andere instellingen meegemaakt te hebben als in Leeuwarden. Dat-
‘Kolkende energie bij de hoofdacts’
vieren Froukje Bouma (24) Student vrijetijdsmanagement Vrijwilliger sinds 2012
zelfde geldt voor het BF Fryslân. De gemeente faciliteert, het doel is evident maar het gaat om de bereidwilligheid onder de bevolking om dat in te vullen.”
“Als productieassistent ben ik betrokken bij talloze activiteiten in en rondom het BF. Ik onderhoud onder meer met Jens Koudstaal de contacten met de hogescholen, waarmee we allerlei projecten opzetten. Ik besef dat we leven in een vrije maatschappij. Mijn vader zat als VN-militair in het door oorlog verscheurde Libanon, mijn oma maakte als meisje die afschuwelijke Hongerwinter mee. Hun verhalen doen mij beseffen hoe goed we het hebben. Het doorgeven van die boodschap, verpakt in een groot muzikaal feest, maakt van 5 mei zo’n inspirerende dag.”
44 Basisscholen In een bruine kroeg ontmoeten we Jens Koudstaal, sinds 2007 Gaastra’s compagnon, dus medeverantwoordelijk voor Befrijdingsfestival Fryslân. Koudstaal benadrukt de saamhorigheid, ook in het voortraject. “De groepen 7 en 8 van 44 basisscholen in de gemeente Leeuwarden bezochten de laatste twee jaar het Verzetsmuseum in de stad. Na een rondleiding ontvingen ze een les- en doepakket waarmee ze in de klas aan de slag gingen.” Een van die activiteiten betrof het beschilderen van cd-hoesjes. Uiteindelijk is van 1100 hoesjes een metershoge Poort van de Vrijheid gemaakt. “Dit jaar maakten de kinderen met de cd-hoesjes een kubus van 2,5 meter. In die kubus konden bezoekers bijvoorbeeld opschrijven wat vrijheid voor ze betekent. Hun reacties verschenen later op onder meer Facebook en de website”, aldus Koudstaal. In het hart van het festival lag het Plein van de Vrijheid, de plek waar inhoudelijk op het thema vrijheid werd ingegaan. Zo was daar de Wall of Freedom. Vrijwilligers en stagiaires maakten een foto van een bezoeker, die werd opgehangen bij de persoon met wie diegene Facebookvriend zou willen zijn. Afgelopen editie kon je offline vrienden worden met Martin Luther King, Moeder Teresa en Nelson Mandela. “Mandela scoorde de meeste likes”, aldus Koudstaal. Daarnaast konden de bezoekers op Facebook hun favoriete stelling liken. Graffitikunstenaars maakten er een Wall Of Freedom van. “De inhoudelijke boodschap is terug te vinden op het gehele festivalterrein en die proberen we elk jaar weer te versterken”, vertelt Koudstaal, die het heerlijk vindt om zo’n grootschalig en veelzijdig festival met een positieve boodschap te organiseren. “Ik wil de medemens bewust maken van de vrijheid en onvrijheid in de wereld.” Diepere en persoonlijke drijfveren spelen vaak een rol. Zo zat Crones vader tijdens de oorlog in strafkamp Vught. De vader van voorzitter Volkers ontvluchtte de Arbeidsdienst door drie jaar lang bij een Friese boer onder te duiken en Willem Gaastra, de vader van Jan Gaastra die het Befrijdingsfestival Fryslân organiseert, bezorgde in Amsterdam Het Parool, de verzetskrant. Op het eind van de wandeling over het festivalterrein vertelt organisator Gaastra ontroerd: “Na de oorlog zat mijn vader als verbindingssergeant drie jaar in het huidige Indonesië. Tijdens de politionele acties maakte hij afschuwelijke zaken mee. Eenmaal thuis sliep hij moeilijk, ging aan de drank en uiteindelijk is hij veel te vroeg overleden. Hij had de ziekte van Korsakov, maar een hartaanval werd hem fataal. Vanwege dit drama las ik vanaf mijn twaalfde alles over de Tweede Wereldoorlog, waaronder het complete werk van Lou de Jong. Oorlog is het ergste dat de mensheid kan overkomen en het leven in vrijheid is een groot goed. Daarom vind ik 4 en 5 mei zo belangrijk.”
Janneke Vonk (24) Student vrijetijdsmanagement Vrijwilliger sinds 2012 “Tijdens mijn eerste jaar was ik onder meer betrokken bij het basisschoolproject. De kinderen beschilderden cd-hoesjes die uiteindelijk op de toegangspoort naar het kinderfestival werden geplakt. Het tweede en ook het aankomende jaar ben ik backstage manager, vanwege mijn passie voor muziek is dat echt mijn ding. Het optreden vorig jaar van Miss Montreal vond ik super. Met haar zelf geschreven bevrijdingslied werd zij mijn favoriete Ambassadeur van de Vrijheid. Het BF Friesland is ook inhoudelijk bijzonder sterk. Alles in en rond het festivalterrein doet de bezoeker beseffen dat de vrijheid waarin we sinds 5 mei 1945 leven, een heel bijzonder goed is. Iets wat we met zijn allen moeten koesteren.”
45
Bijeenkomst voor organisaties lokale herdenkingen en vieringen
‘Hoe kunnen we de nieuwe Nederlander bij herdenken en vieren betrekken?’ Op zaterdag 8 februari organiseerde het Nationaal Comité in de Kunsthal Rotterdam de negende bijeenkomst voor organisaties voor lokale herdenkingen en vieringen onder de noemer Herdenken & Vieren in het land. Ruim 130 lokale organisatoren uit het hele land kregen de gelegenheid om in zes werkgroepen ervaringen uit te wisselen en ideeën op te doen. En natuurlijk ook om de tentoonstelling De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen te bezoeken, die van 5 februari tot en met 5 mei 2014 in Rotterdam is te zien. door Karen de Jager | foto’s Geert Snoeijer
D
oel van de dag was om lokale organisatoren van herdenken en vieren van elkaar te laten leren en het onderlinge contact te versterken. Ook was de dag bedoeld om inspiratie te leveren voor de inhoudelijke programma’s, om tips en trucs te bieden voor de praktische uitvoering van de diverse activiteiten en om naar de toekomst te kijken. Hoe zorgen we ervoor dat we blijven herdenken en vieren? Dat voorwerpen daar een belangrijke rol bij kunnen spelen, liet Ad van Liempt, een van de sprekers, zien in zijn korte introductie van de tentoonstelling De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen. Van Liempt: “Achter elk ogenschijnlijk onschuldig voorwerp zit een verhaal dat je nekharen overeind doet staan. Het geeft je inzicht in hoe het was.”
Gezamenlijk verhaal Die gezamenlijke beleving, dat gezamenlijke verhaal, daar is ook het Nationaal Comité 4 en 5 mei naar op zoek. Die zoektocht is de grote uitdaging, aldus voorzitter Joan Leemhuis-Stout. “Lokale 4 en 5 mei comités en gemeenten zijn voor ons ook partners in het betrekken van mensen bij het verhaal van de Tweede Wereldoorlog.” Jacques Wallage, vicevoorzitter van het Nationaal Comité, riep op samen te zoeken naar wat ons verbindt. “Wat herdenken we? Welk verhaal moeten alle schoolkinderen kennen? Het bombardement op Rotterdam, 14 mei 1940, dat het hart uit de stad sloeg? Dat mensen genummerd werden en vermoord? De vreselijke ervaringen van de mensen in de Indische kampen? Een gemeenschappelijk trauma?
46 NCMagazine | voorjaar 2014
Verzet? Collaboratie? Met vier openbare bijeenkomsten willen we de elementen van dat gezamenlijke verhaal identificeren.” In maart hield het Nationaal Comité een aantal verkenningsbijeenkomsten. De uitkomsten van de verkenningsbijeenkomsten vormen de basis voor de nieuwe beleidsperiode herdenken en vieren 2016-2020 (zie pag……). Nationaal Monument Kamp Vught is met 64.000 jaarlijkse bezoekers een voorbeeld van de manier waarop je met plaatselijke monumenten kunt bouwen aan een gemeenschappelijke herinnering. Directeur Jeroen van den Eijnde van Vught gaf tips. Gebruik verschillende verhalen rondom het monument om het verhaal van de oorlog verschillende keren te vertellen. Laat bezoekers op een of andere manier meedoen aan een herdenking. Maak het persoonlijk. Zet foto’s en persoonlijke verhalen in. Zoek samenwerking. Met elkaar, met andere musea. Gebruik het lesmateriaal dat ons ter beschikking staat. De gedichtenwedstijd die het Nationaal Comité organiseert, kun je ook overal inzetten.
Workshops Er werden zes workshops gehouden die werden voorgezeten door mensen die zelf actief zijn binnen lokale organisaties. Een van de workshops betrof Oorlogsmonumenten en verhalen. Tijdens de workshop werd besproken dat sociale media een goed middel zijn om een verhaal te vertellen. Het Comité 4 en 5 mei Nijkerk maakt een Facebookpagina, zo vertelde Birgit Oosterhuis. Hierop staan diverse
Herdenken & Vieren
Herdenken en vieren in gemeenten onderzocht Eens in de vijf jaar laat het Nationaal Comité 4 en 5 mei onderzoek verrichten naar 4 en 5 mei in de Nederlandse gemeenten. Het onderzoek is door bureau Veldkamp uitgevoerd onder burgers en organisatoren en gemeenten. In bijna iedere gemeente herdenkt men net als in 2008 jaarlijks. In 85 procent herdenkt men op 4 mei om 20 uur. In een vierde van de gemeente wordt (ook) op een ander tijdstip op 4 mei herdacht. Slechts in vijf procent gemeenten vindt de herdenking plaats op een andere datum en in twee op de tien gemeente is ook aandacht voor de Indië herdenking. In gemeenten wordt minder gevierd dan herdacht. De helft van de gemeenten viert de bevrijding jaarlijks en bijna vier op de tien eens in de vijf jaar. In iets meer dan een op de tien gemeenten viert men de bevrijding op een andere datum en in veertig procent wordt de bevrijding niet gevierd. Herdenken en vieren in de eigen gemeente vindt de meerderheid van de Nederlanders belangrijk. Toch neemt maar een klein aantal Nederlanders ieder jaar deel aan de herdenking. Zes op de tien Nederlanders gaat zelfs nooit naar de herdenking toe. In ongeveer de helft van de gemeenten zijn minder dan 200 personen aanwezig bij de herdenking. Het gehele rapport is te vinden op www.4en5mei.nl/onderzoek.
foto’s variërend van een oproep voor de Arbeitseinsatz tot een klein monument: een traan met daarin de sleutel van de synagoge. Birgit Oosterhuis: “Op Twitter worden herdenkingen aangekondigd en die berichten verschijnen ook op Facebook. Nee, niet iedereen heeft Facebook, maar je moet ergens beginnen.” De werkgroep Communicatie had veel aandacht voor de nieuwe Nederlander. Hoe kunnen we die betrekken bij herdenken en vieren? In Amsterdam-Zuidoost heeft het lokale comité een goede samenwerking met het Centrum Beeldende Kunst Zuidoost. Ze lieten een lespakket en een serie schilderijen maken van acht verzetshelden uit Oost en West, onder wie Anda Kerkhoven, Anton de Kom en Evie Poetiray. Het lokale comité Gouda vroeg vluchtelingen hun verhaal te vertellen. In de werkgroep Samenwerken met de gemeenten bleek deze samenwerking niet voor alle comités gemakkelijk te zijn. Jan Gortel uit Zwijndrecht bijvoorbeeld maakte lange tijd deel uit van het Oranjecomité dat de herdenking organiseerde, maar nu gaat hij alleen door. De gemeente heeft minder haast dan hij. “Ik ben 65 en ik weet niet hoelang ik dit nog kan doen. Ik kreeg een praktische tip om snel te kunnen starten en wil daarom iemand uit het gemeentebestuur vragen om op persoonlijke titel in mijn comité plaats te nemen. Of een jong gemeenteraadslid dat uit de politiek stapt en toch nog iets maatschappelijks wil doen.”
Fakkel doorgeven
Laat bezoekers op een of andere manier meedoen aan een herdenking. Maak het persoonlijk
Verjonging in het bestuur was een populaire workshop met ruim dertig deelnemers. Op tafel ligt de originele fakkel waarmee jaarlijks het bevrijdingsvuur uit Beekbergen naar Wageningen wordt gebracht. Hoe geven we deze fakkel door aan de kinderen die nu geboren worden? De praktijk blijkt weerbarstig. Jongeren zouden niet willen vergaderen, doen maar een jaar mee. “Ons gaat het goed af”,
Linker pagina: presentator Jeroen Overbeek in gesprek met vicevoorzitter van het NC, Jacques Wallage. En NC-medewerker Nienke Majoor en Jeroen Overbeek.
Voorzitter van het NC, Joan Leemhuis-Stout sloot de succesvolle bijeenkomst af.
reageerde Gerhard Beekelaar uit Nijmegen. “Misschien omdat we een universiteitsstad zijn. Misschien omdat in Nijmegen ruim drieduizend mensen omkwamen in de oorlog. Jongeren komen binnen via een stage of een onderzoeksonderwerp en blijven hangen.” Hij benadrukte verder dat het belangrijk is om ook jonge bestuursleden eigen verantwoordelijkheid te geven. Latere oorlogen moeten een plaats hebben in herdenken en vieren, is een opmerking die geregeld opduikt. Het maakte de tongen nog even flink los. Een waarschuwing: laten we er geen algemeen menselijk probleem van maken, dan gaat het straks nergens meer over. Een geruststelling uit Haagse regionen door Jeanette Doll: “Iedereen heeft ergens een link met de oorlog. Die moeten we vinden.” Tot slot werden de lokale organisatoren van herdenkingen en vieringen opgeroepen om herinneringscentra en oorlogsmusea in de buurt te bezoeken.
47
Verhalen van veteranen
Het ministerie van Defensie ondersteunt herdenken op 4 mei en vieren op 5 mei. Zo levert Defensie de drie helikopters waarmee op 5 mei de Ambassadeurs van de Vrijheid worden rondgevlogen, veteranen staan in het erecouloir tijdens de Nationale Herdenking op 4 mei en genisten helpen met de opbouw voor het 5 mei-concert. Maar zij ondernemen zelf ook actie. Met persoonlijke verhalen en anekdotes van oud-militairen probeert Defensie abstracte begrippen zoals oorlog, vrijheid en herdenken tastbaar te maken voor jongeren. door Frank Kromer
48 NCMagazine | voorjaar 2014
Korporaal buiten dienst Gerrit Jan Hoefnagel geeft een gastles in het kader van Verhalen van Veteranen op de Christelijke Scholengemeenschap in Veenendaal, 23 april 2012.
herinneren Een sleutelwoord, zo meent Wehren, als het aankomt op herdenken. Vanuit Defensie hebben ze daarom een speciaal educatieprogramma opgezet: Verhalen van Veteranen. Honderden keren per jaar trekken Nederlandse veteranen, uit onder andere Libanon, voormalig Joegoslavië en Afghanistan, langs basis- en middelbare scholen om te vertellen over hun persoonlijke ervaringen in oorlogsgebieden. Aan de hand van foto’s uit hun diensttijd en legerattributen zoals blauwhelmen en schermvesten laten de veteranen zien wat abstracte begrippen zoals oorlog en vrede in de realiteit betekenen. “Jongeren denken bij het woord veteraan vaak aan hun opa, aan oude mannen in blauwe blazers met een hoop medailles op de borst. Maar als er opeens een knul van 21 voor de klas staat, die heeft gevochten voor andermans vrijheid, dan merk je dat het begint te leven. De jonge veteraan spreekt de taal van de jeugd, heeft ook Facebook en voelt sneller aan wat er speelt”, zegt Wehren, terwijl hij rustig in zijn stoel leunt, in zijn kantoor op het ministerie van Defensie. “Als de leerlingen begrijpen welke offers wij dagelijks moeten brengen om de vrijheid te bewaken, kun je een verband leggen met eerdere conflicten zoals de Tweede Wereldoorlog.”
Veteraneninstituut
Ver Afghanistan
I
edere keer dat luitenant-generaal Hans Wehren de beelden aan een klas middelbare scholieren toont, staren de leerlingen minutenlang ademloos naar het scherm. Ze zien een filmpje over een gesneuvelde jonge soldaat. Met R&B-muziek op de achtergrond flitsen tal van jeugdfoto’s voorbij: de soldaat als kind op schoot bij zijn moeder, als jongen rennend over het voetbalveld en als puber hangend in de kroeg. Op de laatste paar foto’s staat hij in gevechtsuniform, onder de brandende zon van Afghanistan. Hij glimlacht. “Je ziet de kinderen dan denken: dat had één van mijn vrienden kunnen zijn”, zegt Wehren, plaatsvervangend commandant der Strijdkrachten en bestuurslid van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. “De begrippen oorlog en vrede staan voor veel jongelui heel ver van hun bed. Ze weten misschien dat er problemen zijn in Azië en Afrika, maar dat zijn andere werelddelen. Het heeft geen invloed op hun leven, want ze kunnen nog steeds elke week lekker stappen. Als je kinderen bewust wil laten worden van vrijheid, moet je het tastbaar maken.” Tastbaar. Het woord valt verschillende keren tijdens het interview.
Als voorbeeld geeft Wehren een discussie die vaak ontstaat in de klaslokalen op middelbare scholen: wat hebben wij in dat verre Afghanistan te zoeken? “Wij proberen dan de link te leggen met de Canadezen, Britten en Amerikanen die ons kwamen bevrijden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Als zij er niet waren geweest, dan weet ik niet hoe de ramp die ons land toen trof opgelost had kunnen worden.” Het koppelen van de moderne veteraan aan de herdenking van de Tweede Wereldoorlog is volgens de plaatsvervangend commandant der Strijdkrachten de manier om het verleden levend te houden: “Hoe verder je van de conflicten in eigen land staat, hoe meer je moet uitleggen over vrijheid. Als je kijkt naar 25 jaar geleden, dan merk je dat de Tweede Wereldoorlog voor de jeugd echt een verhaal uit een geschiedenisboek is. Daarom moet je andere manieren bedenken om mensen te bereiken. Iedereen leeft zijn leven in een soort automatisme; we zijn vrij en dat zal wel zo blijven. Het is dan lastig om mensen bewust te maken van hun bevoorrechte positie. Daar moet je veel in investeren. Niet alleen wij, maar ook de ouders en het onderwijs.”
Voor de klas Zelf staat Wehren zo’n zeven keer per jaar voor de klas. Net zoals andere hoge staffunctionarissen van de landmacht, luchtmacht, marine en marechaussee. “Het is geen mooi wervingspraatje over hoe fantastisch het is bij Defensie. Onze boodschap gaat dan echt over hoe bijzonder vrijheid is. Want vrijheid gaat ook om tolerantie, om elkaar de ruimte geven. Ook wij in Nederland moeten ervoor zorgen dat bevolkingsgroepen niet worden weggeduwd of gediscrimineerd, want daar is het bij de meeste conflicten mee begonnen.” De les moet geen een-op-een vergelijking zijn tussen toen en nu, zo meent Wehren. Het spiegelen dient om inhoud te geven aan een moeilijk begrip als vrijheid. “De eerste dingen die kinderen altijd willen weten van een militair: heb je weleens iemand doodgeschoten, of ben je weleens geraakt? Maar wat we proberen te bereiken, is dat ze aan het einde van de dag naar huis gaan met een idee van wat vrede is. Met het idee dat wij met elkaar in een heerlijk vrij land leven. Dat ze begrijpen waarom het belangrijk is dat we herdenken. Dan heb je het goed gedaan.”
49
Nieuwe bioscooptrailer voor de Bevrijdingsfestivals
John Carey
In aanloop naar 5 mei wordt in de grote bioscopen van Nederland een trailer over het vieren van vrijheid en het bezoeken van de Bevrijdingsfestivals getoond. Uit publieksonderzoek is namelijk gebleken dat de zogenoemde netpromoter van de Bevrijdingsfestivals – de vriend of kennis die u erop attendeert om een Bevrijdingsfestival te bezoeken – zich in de bioscoop begeeft. Het doel van de trailer is om mensen te attenderen op de Bevrijdingsfestivals en hun een boodschap over vrijheid mee te geven. De bioscooptrailer wordt in samenwerking met het ministerie van Defensie ontwikkeld en wordt door reclamebureau Jean Mineur over de verschillende bioscopen verspreid. De bioscooptrailer zal in negentien bioscopen rond de veertien festivalsteden te zien zijn. Samen tellen de bioscopen maar liefst 147 zalen met meer dan dertigduizend stoelen. Daarnaast wordt de trailer op sociale media en op de veertien Bevrijdingsfestivals zelf getoond. De trailer zal ook te zien zijn op www.bevrijdingsfestival.nl
dr. Anthony Beevor, militair historicus aan de Birkbeck College en de Universiteit van Londen
Internationaal congres over generaties en oorlog Het Nationaal Comité 4 en 5 mei organiseert op 1 en 2 mei 2014 een internationaal wetenschappelijk congres in samenwerking met Centrum 45 en Stichting COGIS. Dit congres in de Kunsthal gaat over het thema Family, Generations and War. Historical, Psychological and Artistic Views. In het congresprogramma staat een interdisciplinaire invalshoek centraal: psychologische, historische en artistieke perspectieven op het thema familie, generaties en oorlog komen aan de orde. Keynote sprekers zijn: dr. Theresa Betancourt, psycholoog aan de Harvard School of Public Health (VS), prof. dr. Jay Winter, historicus aan Yale University (VS) en dr. Anthony Beevor, militair historicus aan Birkbeck College en de Universiteit van Londen. Het ochtendprogramma bestaat uit een plenaire sessie met bovengenoemde internationaal gerenommeerde sprekers, het middagprogramma uit diverse workshops (een van de workshops levert accreditatiepunten op voor psychologen). Naast de workshops zijn er rondleidingen door de expositie in de Kunsthal en een optreden van Theater RAST.
Fakkelvlag Dit jaar ontvangen alle 4900 scholen die het Nationaal Aandenken (boekje over oorlog en vrijheid voor groep 7) hebben besteld een speciale fakkelvlag. Door de vlag op te hangen laten de basisscholen zien herdenken en vieren belangrijk te vinden De fakkelvlag hoort bij de fakkelcampagne. Met deze campagne wil het Nationaal Comité mensen oproepen om voorafgaand aan en op 4 en 5 mei de fakkel te dragen. De fakkel is het symbool van herdenken en vieren. Volgend jaar kunnen de scholen de vlag weer gebruiken als ze aandacht besteden aan herdenken en vieren.
50 NCMagazine | voorjaar 2014
Herdenken & Vieren
Gamen voor vrijheid In april 2014 brengt het Nationaal Comité 4 en 5 mei een game uit die te spelen is op de mobiele telefoon. Met de game wil het Nationaal Comité het thema vrijheid op een vernieuwende manier bij een jonge doelgroep onder de aandacht brengen. Hiermee gaat het Nationaal Comité mee met de trend om de doelgroep spelenderwijs dingen te leren. Dit wordt gamification genoemd. Ook wordt met behulp van de game de mogelijkheid onderzocht om gedurende het hele jaar meer betrokkenheid van de doelgroep te creëren. De game wordt ontwikkeld in samenwerking met professionele game
Onder de aandacht
onder redactie van Simon Jacobus, m.m.w. Jeffrey á Nijeholt en Izaak van der Star
designers en developers Black Magic Marker, We Love Your Work en Weirdbeards. De speler wordt tijdens het spelen uitgedaagd om zich in te spannen voor vrijheid. De achterliggende gedachte van de game is dat vrijheid voortdurend onder vuur ligt en je altijd obstakels zal tegenkomen. De game is vanaf april gratis te downloaden voor iPhone in de Appstore en Android in de Google Play Store. De game maakt geen gebruik van in-apppurchases. Dat wil zeggen dat het spelen van de game volledig gratis blijft.
xxxx xxxxxx
For(t) Freedom Vorig jaar heeft het Nationaal Comité 4 en 5 mei het project For(t) Freedom gelanceerd. For(t) Freedom is een project voor veertig beginnende filmmakers die samen tien filmpjes van dertig seconden voor op de grote schermen van de veertien Bevrijdingsfestivals produceren. In één weekend worden de fimpjes in een afgelegen fort door hen gemaakt en gemonteerd. De filmmakers krijgen vrije keuze in hun onderwerp, zolang ze het thema Vrijheid geef je door en de fakkel van het Nationaal Comité 4 en 5 mei maar in hun filmpje verwerken. Op 1 maart vond een voorbereidende dag plaats om de filmmakers inhoudelijk te voeden en ze te laten brainstormen over hun concept. De regisseur van For(t) Freedom is dit jaar Ben van der Meyden. Voor meer informatie: www.bevrijdingsfestivals.nl
Aanmoedigingsprijs Oorlogsmonumenten in Drenthe Op 17 april 2014 wordt de Aanmoedigingsprijs Oorlogsmonumenten uitgereikt aan het best beheerde en behouden monument van Drenthe. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei en de provincie Drenthe hebben alle gemeenten, organisatoren van herdenkingen en historische verenigingen die in Drenthe actief zijn op het gebied van herdenken en vieren opgeroepen om deel te nemen. De deelnemer die op de meest overtuigende manier kan aangeven waarom zijn monument het best beheerde en behouden is, komt in aanmerking voor de prijs. Ieder jaar organiseert het Nationaal Comité 4 en 5 mei de wedstrijd in samenwerking met de provincie waar de Nationale Viering van de Bevrijding met de 5 mei-lezing plaatsvindt. Dit jaar is Drenthe aan de beurt. De Aanmoedigingsprijs is bedoeld om het voortbestaan van oorlogsmonumenten te stimuleren. De winnaar ontvangt een plaquette en 1000 euro ter ondersteuning van de activiteiten.
Het Onderduikershol in Diever, Drenthe 51
Vertegenwoordigers uit 31 landen, vijf landen met een status als observer en zes internationale partnerorganisaties (de VN, Unesco, OSCE/ ODIHR, de EU, de Raad van Europa en de Claims Conference) vormen samen de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA). De leden van de IHRA kwamen in oktober 2013 samen in Toronto om gezamenlijk te bespreken hoe de herinnering aan de Holocaust en andere genociden in de toekomst levend kan worden gehouden. De Nederlandse delegatie bestaat uit VWS-departementshoofd Marcel Floor en vertegenwoordigers van de Anne Frank Stichting, het NIOD, het Joods
Historisch Kwartier, Herinneringscentrum Kamp Westerbork en het Nationaal Comité 4 en 5 mei. In Toronto werd gesproken over het in het leven roepen van de Yehuda Bauer Grant, over de toenadering tot twee nieuwe landen (Oekraïne en Australië) en werden afspraken gemaakt over het tegengaan van antisemitisme en Holocaustontkenning in (in ieder geval) IHRA-landen. Sinds 25 februari 2014 neemt het Verenigd Koninkrijk het voorzitterschap van de IHRA op zich in de persoon van Sir Andrew Burns. Tijdens de plenaire vergadering in Canada werd besloten dat Hongarije in 2015 het stokje overneemt.
Holocaust Memorial Day in het buitenland Op 27 januari is het Holocaust Memorial Day, de dag waarop internationaal de slachtoffers van de Holocaust worden herdacht. Holocaust Memorial Day is een herdenking die in bijna heel Europa en in een aantal landen daarbuiten op de kalender staat. De dag werd ook in 2014 ingevuld met verschillende herdenkingen en activiteiten om bewustwording over de Holocaust en andere genociden te stimuleren. door Renske Krimp
52
NCMagazine | voorjaar 2014
D
e International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) en de 31 landen die zich daarbij hebben aangesloten, waaronder Nederland, stimuleren aandacht voor Holocaust Memorial Day. Zo werd in 2014 in bijna alle IHRAlanden stilgestaan bij de bevrijding van Auschwitz op 27 januari 1945. Bijvoorbeeld in Oostenrijk, waar een grote herdenking plaatsvond op de Heldenplatz in Wenen. Of in Kroatië, waar een toespraak werd gehouden in het parlement, ter nagedachtenis aan de gebeurtenis. Net als in Duitsland, waar op Holocaust Memorial Day ieder jaar een getuige spreekt in de Bondsdag. Dit jaar was dat de Russische schrijver Daniil Granin. In 2011 sprak de Nederlander Zoni Weisz op 27 januari in de Bondsdag, over de vervolging van en moord op Roma en Sinti onder de nazi’s.
Wertheimpark In Nederland herdenken we de bevrijding van Auschwitz op de laatste zondag van januari bij het Spiegelmonument Nooit meer Auschwitz in het Wertheimpark in Amsterdam. In 2014 waren bij deze herdenking de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Lodewijk Asscher en de staatssecretaris van VWS Martin van Rijn aanwezig,
AP / USHMM
Over de IHRA
Internationaal Yehuda Bauer Grant
Stille tocht Holocaust Herdenking naar het Wertheimpark, Amsterdam.
De IHRA heeft een nieuwe beurs in het leven geroepen: de Yehuda Bauer Grant. Dit is besloten tijdens de plenaire vergadering van de IHRA in oktober 2013 in Toronto. De prijs is een geldbedrag dat jaarlijks wordt toegekend aan een uitzonderlijk projectvoorstel dat bij de IHRA wordt ingediend. De prijs is vernoemd naar IHRA’s honorary chairman Yehuda Bauer, professor in de Holocauststudies aan het Ayraham Harman Instituut van de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem. Bauer was jarenlang voorzitter van de IHRA (voorheen ITF) en wordt gezien als vader van het gedachtegoed van de internationale organisatie, waar ook Nederland lid van is. De winnaar van de Yehuda Bauer Grant wordt jaarlijks gekozen door het Funding Review Committee uit alle voorstellen die voor eind januari (in 2014 op 31 januari) zijn ingediend. Organisaties uit IHRAlanden kunnen een projectsubsidie van de IHRA krijgen voor een project dat bijdraagt aan het levend houden van de herinnering aan de Holocaust. Voorwaarde voor een toekenning is dat wordt samengewerkt met minstens twee organisaties uit twee verschillende landen, om internationale samenwerking te bevorderen. De projecten dienen een bijdrage te leveren aan de doelstellingen van de IHRA die staan beschreven in de Stockholm Verklaring en op de website van de IHRA. Een van de belangrijkste doelstellingen van projectfinanciering is mensen bewustmaken van de Holocaust en de genocide op Roma en Sinti. De digitale tentoonstelling over de genocide op Roma en Sinti op tweedewereldoorlog.nl en romasinti.eu, waar de levensverhalen van zes Roma en Sinti interactief worden gepresenteerd, kreeg in 2012 een toekenning van de IHRA. Deze tentoonstelling is inmiddels online beschikbaar in vijf talen. Daarnaast worden herdenkingen op Holocaust Memorial Day gesteund.
Razzia in het getto van Warschau in 1943.
net als een aantal buitenlandse ambassadeurs. Overlevenden van de Holocaust en het college van B&W van Amsterdam legden kransen. De burgemeester van Amsterdam Eberhard van der Laan hield een speech. Hij zei: “Tussen februari 1941 en september 1944 werden meer dan 107.000 Joden gedeporteerd uit Nederland. Slechts 5200 overleefden de concentratiekampen en keerden terug. Wij gedenken hier de slachtoffers die door de nazi’s werden vermoord. Alleen omdat zij Jood waren of Roma, Sinti, homoseksueel, Jehova’s getuige of politiek gevangene.” Ook refereerde de burgemeester aan het gedicht Sjema van Primo Levi, dat hij een jaar na zijn bevrijding uit Auschwitz heeft geschreven. In Sjema roept Primo Levi op om niet te vergeten “dat dit geweest is”, door te gebieden “herhaal ze tot je kinderen”. Ook de voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité Jacques Grishaver hield een toespraak. “Herdenken is niet alleen voor hen die het zich kunnen herinneren. Het is juist ook voor hen die het niet hebben meegemaakt. Voor de kinderen van hen die het meemaakten, voor hun kinderen en voor de volgende generaties.” De dag en de week rond de herdenking worden in veel landen aangegrepen om educatieve activiteiten te organiseren om mensen bewust te maken van de gevaren van discriminatie en antisemitisme. In Nederland coördineert het NIOD deze activiteiten.
Internationale gedenkdag Op 27 januari 1945 bevrijdde het Rode Leger AuschwitzBirkenau. Meer dan zevenduizend mensen waren op dat moment nog aanwezig in het kamp. Zij waren overwegend ziek of stervende als gevolg van de vreselijke omstandigheden in het concentratie- en vernietigingskamp. Zestigduizend gevangenen van AuschwitzBirkenau waren in de periode daarvoor door de SS gedwongen het kamp te verlaten om de sporen van de Holocaust uit te wissen. Tijdens deze berucht geworden dodenmarsen kwam nog eens een kwart miljoen mensen om het leven. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties besloot op 1 november 2005 (in resolutie 60/7) dat 27 januari de internationale gedenkdag is ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Holocaust. De lidstaten gaven hiermee aan dat wat de nazi’s probeerden met de dodenmarsen, het uitwissen van de sporen van de Holocaust, nooit meer mag gebeuren. Ze spraken af samen de herinnering levend te houden met als doel antisemitisme en genociden in de toekomst te voorkomen.
53
Ambassadeur van de Vrijheid Douwe Bob:
Bevrijdingsfestivals De afgelopen twintig jaar zijn de Bevrijdingsfestivals uitgegroeid tot het grootste eendaagse culturele muziekevenement in Nederland, met optredens van zo’n 250 bands op circa 40 podia. Elke provincie heeft een Bevrijdingsfestival, dat gratis toegankelijk is. In 2013 werden de festivals door ruim 800.000 mensen bezocht. Het ministerie van Defensie, samenwerkingspartner van het Nationaal Comité, zorgt voor helikopters, waardoor de Ambassadeurs van de Vrijheid in het hele land kunnen optreden. De festivals worden georganiseerd in samenwerking met het Nationaal Comité. Het vfonds investeert in vrede en levert een substantiële bijdrage aan de exploitatie van de 14 Bevrijdingsfestivals. Meer informatie: www.bevrijdingsfestivals.nl
54
NCMagazine | voorjaar 2014
vieren
´Voor vrijheid moet je je blijven inspannen´ Douwe Bob Posthuma (21) vindt het een eer om Ambassadeur van de Vrijheid te zijn. Maar de beladenheid van deze eervolle functie benauwt de zoon van hippieouders soms. Het voelt voor hem als een grote verantwoordelijkheid. Douwe: “De Tweede Wereldoorlog was enorm heftig. Laat het nooit meer gebeuren. Dat ik die boodschap mag uitdragen, is wel supervet.” door Toine Rongen | foto Laila Cohen
D
ouwe Bob: “Ik ben opgegroeid in Amsterdam, de volkswijk De Pijp was voor mij een grote, veilige huiskamer. Van mijn ouders mocht ik echt alles. Ik kon al vanaf mijn vijftiende thuiskomen wanneer ik wilde. Er is me nooit iets verboden, ik kreeg hooguit een advies mee. Daar ben ik mijn ouders zeer dankbaar voor. Maar omdat vrijheid voor mij zo’n vanzelfsprekendheid was, kost het me wat moeite een wereld zonder vrijheid en tolerantie voor te stellen. Ik snap niet waarom tegenwoordig al die moeilijke discussies worden gevoerd. Al die issues over geloof, huidskleur, afkomst. De een is zwart, de ander moslim. Nou en, denk ik dan, waar gaat het over, we zijn toch allemaal mensen?” Je hebt een oudere vader die de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Wat kreeg je daarvan mee? “Op 4 mei, 20.00 uur, tijdens de Dodenherdenking waren we thuis altijd stil. Mijn vader was een jaar of zes toen hij op 5 mei 1945 in zijn woonplaats Zaandam schoten hoorde op een naburig plein. Hij rende er vol nieuwsgierigheid naartoe en trof daar zijn oom en zijn neef aan, bloedend op de grond. Beiden door Duitsers door hun hoofd geschoten. Mijn vader sprak daar heel mondjesmaat over. Hij leefde als kunstenaar dan wel in grote artistieke vrijheid, maar over zijn diepste emoties kon hij moeilijk praten. Mijn vader is namelijk zwaar christelijk opgevoed. Bij hem thuis werd nooit over gevoelens gesproken.” Wat voel jij bij de Tweede Wereldoorlog? “De Tweede Wereldoorlog was enorm heftig. Laat het nooit, echt nooit meer gebeuren. Dat ik die boodschap straks mag uitdragen, is wel supervet. Ook wel een grote verantwoordelijkheid. Maar ik zie het Ambassadeurschap toch iets ruimer. Want inmiddels, jaren later, zijn we met zijn allen toch aan het afglijden, vind ik. In Amsterdam worden er regelmatig homo’s in de gracht gegooid. Ikzelf ben biseksueel, ik heb homovrienden die in het vrije Amsterdam niet hand in hand over straat durven. Ik kan daar serieus om huilen, weet je dat. Ik ben erg van respect, van liefde.“
Wat betekent 5 mei voor jou? “Nederlanders hebben de neiging om over van alles en nog wat te klagen maar we hebben het hier in vergelijking met andere landen heel aardig voor elkaar. We moeten beseffen dat we vrij zijn. 5 Mei is het moment waarop we de vrijheid vieren. De vrijheid moeten we koesteren. Want vrijheid is kwetsbaar en niet vanzelfsprekend. Voor vrijheid moet je je blijven inspannen.” Hoe kun je bijdragen aan het vieren van de vrijheid? “Aha, zo veel mogelijk optreden! Ik creëer met het publiek altijd een heel gezellige en tolerante sfeer. Ik heb ook veel contact met het publiek, haal ze letterlijk uit hun dagelijkse sleur. Ik wil dat ze alles even loslaten om vervolgens met zijn allen vrij te zijn. Springen, dansen, schreeuwen, het maakt niet uit. Wees samen lekker vrij! Als Ambassadeur van de Vrijheid wil ik het publiek meegeven dat we nog niet zo lang geleden, nog geen zeventig jaar geleden, niet vrij waren. Ik wil ze meegeven dat we zuinig moeten zijn op onze vrijheid en dat we op 5 mei, met z’n allen, de vrijheid gaan vieren.”
Wie is Douwe Bob? Douwe Bob Posthuma (21) won in de zomer van 2012 de titel Beste Singer-Songwriter. Met zijn debuutalbum Born in a storm met daarop onder meer de hit You don’t have to stay profileert Douwe Bob zich als een eigenzinnige, authentieke en talentvolle artiest. Zijn vader is kunstenaar en muzikant Simon Posthuma die onder meer samenwerkte met The Beatles. Voor hun legendarische langspeelplaat Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band ontwierp Simon Posthuma de cover die een icoon van de hippietijd werd. Van zijn vader leerde Douwe de kracht van beeld en geluid. Zijn moeder toerde als rock ’n rolldanseres door de wereld. Zij bracht Douwe de liefde voor het podium bij. Over zijn bijzondere, vrije opvoeding is de documentaire Whatever forever: Douwe Bob gemaakt die in 2012 op het documentairefestival IDFA werd vertoond.
55
Studieprogramma Internationaal Het Nationaal ComitĂŠ organiseert een studieprogramma gericht op internationale uitwisseling. De dertien deelnemers zijn professionals uit het werkveld van oorlogsmusea en organisaties die zich bezighouden met vrijheid, democratie en rechtsstaat.
ProDemos ProDemos - Huis voor democratie en rechtsstaat informeert burgers over de democratische rechtsstaat en stimuleert hen om hierin een actieve rol te spelen. Om zoveel mogelijk mensen bij de politiek te betrekken, werkt ProDemos op gemeentelijk, provinciaal en landelijk niveau.
door Suzanne van de Ven
56 NCMagazine | voorjaar 2014
Deelnemers Jacco van Mersbergen en Piet van Ledden in Kazerne Dossin
W
at me opvalt: alle bezochte musea en herinneringscentra koppelen ergens in hun tentoonstelling of educatief materiaal het verleden aan het heden. Het verhaal van de oorlog staat niet los van het heden. Maar wat is mij nu het meest bijgebleven van de bezochte musea en herinneringscentra? Wat neem ik mee naar huis en vertel ik op werk of aan mijn vrienden en familie? Dat zijn de verhalen. De verhalen die zich op die plekken hebben afgespeeld. De verhalen over voormalig concentratiekamp Natzweiler bovenop de berg waar het in de winter zo vreselijk koud was. De barakken waar medische experimenten werden uitgevoerd op gevangenen. De treffende beschrijvingen van ooggetuigen in het In Flanders Fields Museum. Het enorme aantal begraafplaatsen en de talloze namen op de Menenpoort in Ieper. De tocht met de bus langs de loopgraven in het landschap van Ieper, de stad van de vrede die de zinloosheid en uitzichtloosheid van de Eerste Wereldoorlog laat zien. De beklemmende sfeer in Fort Breendonk en de gedetailleerde informatie over hoe gevangenen daar behandeld werden. De voorbeelden van massageweld in het nieuwe museum Kazerne Dossin. Het landschap, de gebouwen, de monumenten, samen
Eva Kloosterman
In het najaar van 2013 nam Suzanne van de Ven namens ProDemos deel aan het internationaal studieprogramma van het Nationaal ComitĂŠ. Dertien medewerkers van musea en andere organisaties bezochten de conferentie Crossing Borders in Noorwegen. Daarnaast vonden er studiedagen in Nederland en een studiereis naar Natzweiler, Ieper en Mechelen plaats. De centrale vraag van het studieprogramma: moet je het verleden van de Tweede Wereldoorlog koppelen aan hedendaagse mensenrechtenschendingen? Suzanne van de Ven vertelt over haar conclusies.
Renske Krimp
Het verhaal van de oorlog staat niet los van het heden
Internationaal
Voormalig concentratiekamp Natzweiler-Struthof
vertellen zij het verhaal van wat zich op verschillende plekken heeft afgespeeld. Ieder museum vertelt ook zijn eigen verhaal. En al die musea samen vertellen het grote verhaal over de Tweede Wereldoorlog en over vrijheid en democratie. Hoe meer musea en herdenkingsplaatsen een leerling tijdens zijn of haar schoolcarrière bezoekt, hoe meer bagage hij of zij heeft om uiteindelijk kritisch naar de geschiedenis te kijken. Zijn alle gebeurtenissen uit de oorlog verleden tijd? Of gebeuren dezelfde dingen nog steeds? Waarom is het belangrijk om te blijven strijden voor mensenrechten? Deze vragen kan de docent stellen in de klas, maar ze kunnen ook worden gesteld bij ProDemos, het Fort van de Democratie of het Humanity House.
Hedendaagse democratie Als ik het thema van de studiereis moet je het verleden van de Tweede Wereldoorlog koppelen aan hedendaagse mensenrechtenschendingen? betrek op mijn eigen werk bij ProDemos, dan is mijn antwoord beamend. Ja, je moet de hedendaagse democratie koppelen aan de gebeurtenissen in het verleden. De ervaringen die we hebben opgedaan tijdens het studieprogramma zijn zeer bruikbaar in
ons eigen werk met bijvoorbeeld scholieren. Als zij een dagje bij ons op excursie zijn geweest, dan hoop ik dat ze beseffen dat een democratische rechtsstaat niet zo vanzelfsprekend is als zij misschien denken. Maar ook dat er tijden zijn geweest waarin Nederland geen democratie was en wat voor gevolgen dat had voor burgers. Ook willen we graag dat de jongeren zich realiseren dat politiek ook over hen gaat, dat politici veel dichter bij hen staan dan ze misschien denken en dat ze zelf invloed kunnen uitoefenen. Dat zijn de belangrijkste leerdoelen die we bij ProDemos willen bereiken. Maar ProDemos gebruikt de Tweede Wereldoorlog slechts als een referentiekader. Willen we een samenhangend verhaal vertellen aan scholieren, dan is samenwerking essentieel. De organisaties van alle deelnemers van het studieprogramma vormen samen het antwoord op de centrale vraag van de studiereis. Door samen te werken, bijvoorbeeld met een gezamenlijk onderwijsaanbod of een serie excursies, vertellen we met zijn allen het hele verhaal over de betekenis van vrijheid in heden en verleden. Suzanne van de Ven is projectmedewerker educatie bij ProDemos - Huis
57
herinneren
Een verrassend einde
Schrijfwedstrijd Adopteer een Monument Naar aanleiding van het verhaal Meester Jaap en het verdwenen oorlogsmonument van Jacques Vriens heeft het Nationaal Comité een schrijfwedstrijd uitgeschreven onder de scholen die meedoen aan Adopteer een Monument. Dit gebeurde in het kader van het Jaar van het Voorlezen (2013). Voorlezen is een beproefd middel om kinderen bij herdenken en vieren te betrekken. Femke de Heer uit Drenthe heeft de wedstrijd gewonnen. door Daphne Meijer | foto Job de Heer
“De opa van Quinten kwam in de klas vertellen over de Tweede Wereldoorlog. Als jongen had hij gezien hoe dorpsgenoten een zwaargewonde Canadese piloot hadden geprobeerd te redden, door hem in het gemeentehuis te verbergen. Later was op die plek een monumentje geplaatst, een plaquette. Meester Jaap, opa en de klas gingen direct door naar het gemeentehuis om de plaquette te bekijken. Maar die was nergens te vinden!” Zo begint het verhaal Meester Jaap en het verdwenen oorlogsmonument van Jacques Vriens. De kinderboekenauteur schreef ter gelegenheid van de wedstrijd voor de veertienhonderd adopteerscholen een verhaal om voor te lezen in de klas. De basisschoolleerlingen in groep acht kregen de uitdaging een einde te verzinnen, op te schrijven en in te sturen. Femke de Heer uit Annen in Drenthe deed vorig jaar november mee met de schrijfwedstrijd. In haar verhaal nemen de leerlingen van Meester Jaap zelf het initiatief om de plaquette te vinden. Het heeft een verrassend en hoopvol einde.
Luisterboek Femke hoorde begin februari dat zij de wedstrijd heeft gewonnen. Ze vertelt dat zij al wel vaker heeft geschreven. “In groep zeven ben ik begonnen met schrijven, in een schriftje en op de computer. Mijn lievelingsmeester in groep zeven schreef in mijn rapport dat ik een
58
NCMagazine | voorjaar 2014
zeer goed schriftelijk taalgebruik had.” Haar ene opa was in de oorlogsjaren nog te jong om spannende verhalen over die tijd te kunnen vertellen. “Mijn opa en oma zijn in de oorlog geboren, en kunnen zich er niets van herinneren. Mijn pake en beppe uit Friesland waren iets ouder, en hebben de oorlog wel bewust meegemaakt. Maar zij zijn al overleden, dus die kan ik het niet meer vragen. Daarom weet ik er zelf niet zo veel van.” Met haar klasgenoten gaat Femke eind april bloemen leggen bij het oorlogsmonument in Annen. “Dat is nieuw voor ons, want het is iets wat je pas doet als je in groep acht zit.” Femke gaat ook naar Oorlogsgeheimen, de film naar het boek van Jacques Vriens. Het door Femke geschreven verhaal wordt als luisterboek opgenomen en is te vinden op www.4en5mei.nl.
Adopteer een Monument Adopteer een Monument is een landelijk onderwijsproject waarbij leerlingen van groep zeven of acht een oorlogsmonument in hun eigen gemeente of buurt adopteren. Het project is in 1985 van start gegaan en het is in 2000 aan het Nationaal Comité 4 en 5 mei overgedragen. Kinderen leren door dit project meer over de lokale geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, de traditie van herdenken en bijbehorende rituelen. De leerlingen organiseren een herdenking bij het monument op een voor de school geschikt tijdstip. Voor meer informatie: www.4en5mei.nl.
vieren
Luisteren naar Vrijheid in Assen
Beeldend kunstenares Maria Koijck uit Groningen was ooit op vakantie in Casablanca. Bij een stalletje kocht ze een portie escargots. De slakkenhuizen vielen haar op, vanwege de bijzondere vorm. Nu vormen deze de inspiratie voor het kunstwerk Luisteren naar Vrijheid dat op 17 april in Assen wordt onthuld, in het kader van de Nationale Viering van de Bevrijding. door Daphne Meijer
De Provincie Drenthe benaderde Koijck vorige zomer om een ontwerp in te dienen voor een kunstwerk voor de Nationale Viering van de Bevrijding op 5 mei die dit jaar in de provincie Drenthe wordt gehouden. De Groningse kunstenares staat bekend om haar community art: zij werkt graag samen met bewoners, zodat een kunstwerk veel meer gedragen wordt door de omgeving dan wanneer het ergens plompverloren wordt neergezet. Maria Koijck: “Ik wilde een mooi, groot beeld ontwerpen dat echt iets betekent en waar de bevolking in participeert. Een beeld dat harmonie representeert, en waarin naar elkaar luisteren een rol speelt. Dat bracht me op een schelp. Een zeeslak bouwt een kamer om zich heen, waar hij op enig moment uitgroeit. Dan voegt hij een nieuwe kamer toe, die groter is dan de vorige, volgens het wiskundige principe van de Fibonaccireeks. Een voorbeeld van natuurlijke schoonheid. Daarom koos ik voor de nautilusschelp, mede omdat een schelp ‘luisteren’ symboliseert.” Het beeld van Koijck is een zes meter hoge dwarsdoorsnede van een schelp, uitgevoerd in kleine vleugels van ijzer, dat met de vlakke kant naar voren staat. Maria Koijck: “Ik sta te popelen om met het lassen te beginnen. Niet alleen vanwege het beeld, maar ook omdat ik dit samen ga doen met mensen uit Assen die verslavingsproblemen hebben gehad.”
Lesbrieven Hoe participeren andere Drentenaren? Er komt een lesbrief voor scholen. In onder andere bibliotheken, scholen, verzorgingshuizen en gemeentehuizen worden vanaf begin maart kaarten verspreid. Op de kaart staat de vraag: Wat betekent vrijheid voor jou? Beschrijf een moment waarop je dat hebt ervaren. Mensen beantwoorden de vraag niet zelf, maar bevragen elkaar. De ingevulde en ingestuurde kaarten worden tot windmolentjes gevouwen en bevestigd aan de randen van de schelp. Op de ochtend van 5 mei zullen de windmolens draaien, bij de Kop van de Vaart in Assen, waar ook het ochtendprogramma van de Nationale Viering van de Bevrijding plaatsvindt. Maria Koijck: “Ik hoop op 1500 windmolentjes. Dat zou heel fijn zijn.”
Schetsontwerp kunstwerk voor de Nationale Viering van de Bevrijding op 5 mei
59
Fakkelcampagne Vrijheid geef je door Met de fakkelcampagne wil het Nationaal ComitĂŠ 4 en 5 mei zoveel mogelijk mensen enthousiasmeren de fakkel te dragen in aanloop naar en op 4 en 5 mei. De fakkel staat symbool voor herdenken op 4 mei en het vieren van de bevrijding en vrijheid op 5 mei. Door de fakkel te dragen laten mensen zien dat ze herdenken en vieren belangrijk vinden. Ook in 2014 is de fakkel te koop. Geef de vrijheid door en vraag een displaypakket met fakkeltjes aan. Een displaypakket met 300 fakkeltjes kost 30 euro, inclusief verzendkosten. De displays zijn vanaf 14 april in de webshop te bestellen. Voor meer informatie: www.4en5mei.nl