Rapportage educatie onderzoek 2014

Page 1

Oorlog in de klas Aandacht voor de Tweede Wereldoorlog in het primair en voortgezet onderwijs


Inhoudsopgave

Oorlog in de klas mei 2014

pagina

1.

Achtergrond en doelstelling

3

2.

Achtergrondkenmerken deelnemende docenten

4

3.

Les over de Tweede Wereldoorlog

8

4.

Persoonlijke interesse en kennis

22

Veldkamp

Bart Koenen Lisa Jorritsma Bijlage

29

Onderzoeksverantwoording

p6089

2


Achtergrond en doelstelling Achtergrond Het ministerie van VWS heeft in 2011 zes taken op het gebied van herinneren van de Tweede Wereldoorlog aan het Nationaal ComitÊ 4 en 5 mei overgedragen. Twee van deze taken hebben betrekking op educatie en voorlichting over de Tweede Wereldoorlog. In het kader van deze nieuwe taken is in 2011 de interesse van Nederlandse burgers voor de Tweede Wereldoorlog onderzocht, evenals de informatiebronnen die zij over de Tweede Wereldoorlog raadplegen. Het voorliggende onderzoek is een soortgelijk onderzoek, maar dan verricht onder docenten in het primair onderwijs en geschiedenis- en maatschappijleerdocenten in het voorgezet onderwijs. Vraagstelling De vraag die in het onderzoek centraal staat is: Welke aandacht besteden leraren en docenten in de les aan de Tweede Wereldoorlog en welke informatiebronnen gebruiken zij hierbij? In het onderzoek is, net als in het kennis- bronnenonderzoek in 2011, specifiek ingegaan op de bekendheid van oorlogsmusea, het feitelijke museumbezoek en de persoonlijke interesse van docenten. Er is nagegaan wat de achterliggende motieven, ervaringen en belemmeringen van docenten zijn bij een bezoek aan een oorlogsmuseum. Ook het gebruik van andere bronnen, zoals films, boeken, getuigenverhalen van overlevenden of televisieprogramma’s is in kaart gebracht. Tevens is het inzetten van gastdocenten onderzocht, net zoals de mate waarin docenten in de les aandacht besteden aan de Holocaust. Tenslotte is getoetst of het vermoeden juist bleek dat oudere docenten in de les meer aandacht besteden aan de oorlog dan jongere docenten, is gekeken naar eventuele verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke docenten. Bij docenten in het voortgezet onderwijs is daarnaast ook gekeken naar verschillen tussen de diverse onderwijsrichtingen (VMBO, HAVO, VWO en

Gymnasium).

3


Achtergrondkenmerken

Achtergrondkenmerken deelnemende docenten

4


Wie namen deel aan het onderzoek? Achtergrondkenmerken De doelgroep van het onderzoek bestaat uit docenten in het primaire onderwijs en geschiedenis- en maatschappijleerdocenten in het voorgezet onderwijs. Om een indruk te krijgen van de groep docenten die deelnam aan het onderzoek worden in het eerste hoofdstuk eerst de achtergrondkenmerken beschreven. In totaal hebben 432 docenten deelgenomen aan het onderzoek. Hiervan zijn 246 docenten werkzaam in het primair onderwijs en 186 in het voortgezet

onderwijs. Beide groepen zijn voldoende groot om betrouwbare uitspraken over te kunnen doen. Alle ondervraagde POdocenten geven les aan groep 7 en/of groep 8. De ondervraagde VO-docenten geven geschiedenis en/of maatschappijleer aan het VMBO, HAVO, VWO of Gymnasium.

Aselecte steekproef Het onderzoek is uitgevoerd in de periode van 10 december 2013 tot en met 7 april 2014. De lange looptijd van het

onderzoek was nodig, omdat een hoge respons onder docenten in de praktijk moeilijk te realiseren bleek. De deelnemende PO-docenten zijn afkomstig uit een aselecte steekproef van 1.703 basisscholen uit een open source adresbestand van het ministerie van Onderwijs van alle 6.802 basisscholen in Nederland. Per school is steeds één docent van groep 7 of groep 8 benaderd. De deelnemende geschiedenisdocenten zijn afkomstig uit het ledenbestand van Vereniging van Docenten in Geschiedenis en Staatinrichting in Nederland (VGN) en uit een open source adresbestand van het ministerie van Onderwijs van alle 1.403 onderwijsinstellingen in het voortgezet onderwijs in Nederland. Vooral de samenwerking met de VNG was nodig om een voldoende hoge respons onder VO-docenten te realiseren. Per school is steeds één docent benaderd. Omdat van PO- als VO-docenten geen populatiegegevens bekend zijn, zijn de resultaten niet herwogen*.

* Dit punt wordt verder toegelicht in de onderzoeksverantwoording op slide 30

5


Deelnemende docenten primair onderwijs: achtergrondkenmerken

Populatiecijfers De deelnemende PO-docenten zijn afkomstig uit een aselecte steekproef van 1.703 basisscholen uit een open source adresbestand van het ministerie van Onderwijs van alle 6.802 basisscholen in Nederland. Per school is één docent van groep 7 of groep 8 benaderd. Uiteindelijk hebben 246 PO-docenten van verschillende basisscholen deelgenomen aan het onderzoek (respons 14% op basis van het aantal basisscholen in Nederland). Op deze slide zijn de achtergrondkenmerken van de deelnemende PO-docenten beschreven. De werkelijke achtergrondcijfers zijn onbekend, het betreft hier de achtergrondgegevens van de PO-docenten die hebben deelgenomen aan het onderzoek.

Achtergrondkenmerken deelnemende PO-docenten 

Groep 7 en 8: 39% van de deelnemende PO-docenten geeft les aan groep 8, 31% geeft les aan groep 7 en 30% geeft les aan beide groepen.

Opleiding: 87% van de deelnemende PO-docenten noemt een HBO opleiding als hoogst voltooide opleiding, hiervan heeft 41% een opleiding aan de PABO gevolgd en 59% aan een andere HBO-opleiding. Daarnaast noemt 5% de universiteit en 8% andere opleidingen.

Grootte school: 94% van de PO-docenten geeft les op een kleine basisschool (minder dan 500 leerlingen), 4% geeft les op een middelgrote basisschool (500 - 1.500 leerlingen).

Leeftijd: 46% van de PO-docenten is ouder dan 45 jaar, 54% is tussen de 18 en 45 jaar.

Sekse: docenten zijn vaker vrouw (55%) dan man (45%).

6


Deelnemende docenten voortgezet onderwijs: achtergrondkenmerken Populatiecijfers Hoewel exacte cijfers niet bekend zijn, zijn er volgens het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen in Nederland tussen de 3.000 en 3.500 geschiedenisleraren werkzaam in het voortgezet onderwijs. Voor het onderzoek zijn 1.501 geschiedenisdocenten benaderd. Uiteindelijk hebben 186 geschiedenisdocenten deelgenomen aan het onderzoek (respons 12%). Het aantal docenten maatschappijleer is onbekend. Op deze slide zijn de belangrijkste achtergrondkenmerken van de deelnemende VO-docenten beschreven. De werkelijke achtergrondcijfers zijn onbekend, het betreft hier de achtergrondgegevens van de VO-docenten die hebben deelgenomen aan het onderzoek. Achtergrondkenmerken deelnemende VO-docenten ■

Schooltypen: alle VO-docenten die hebben deelgenomen aan het onderzoek geven les aan meerdere schooltypen tegelijk. Zo geeft 75% les aan de HAVO, 70% aan het VWO, 43% aan het VMBO en 35% aan het Gymnasium.

Soort onderwijs: 86% van de VO-docenten geeft geschiedenis, 14% geeft maatschappijleer. Omdat de groep docenten maatschappijleer te klein is om betrouwbare uitspraken over te kunnen doen, wordt gesproken over VOdocenten.

VGN-leden: 91% van de docenten geschiedenis is lid van de Vereniging van Docenten in Geschiedenis en Staatsinrichting in Nederland (VGN).

Grootte school: 51% van de VO-docenten geeft les op een middelgrote middelbare school (500 – 1.500 leerlingen), 33% geeft les op een grote middelbare school (meer dan 1.500 leerlingen) en 14% op een kleine school (minder dan 500 leerlingen).

Leeftijd: 48% van de VO-docenten is ouder dan 45 jaar, 52% is tussen de 18 en 45 jaar.

Sekse: de deelnemende VO-docenten zijn vaker man (55%) dan vrouw (45%).

7


Les over de Tweede Wereldoorlog

Les over de Tweede Wereldoorlog

8


Les over de Tweede Wereldoorlog: samenvatting

Veel extra aandacht voor de Tweede Wereldoorlog In het onderwijs wordt veel extra aandacht aan de Tweede Wereldoorlog besteed. Negen op de tien PO-docenten en acht op de tien VO-docenten besteden in hun lessen extra aandacht aan de Tweede Wereldoorlog. De meeste PO- en VOdocenten verbinden hun les over de Tweede Wereldoorlog aan nieuws en actualiteiten. VO- en PO-docenten besteden in hun les over de Tweede Wereldoorlog de meeste aandacht aan het thema Jodenvervolging. Het onderwerp Jodenvervolging wordt hierbij door weinig PO- en VO-docenten beschouwd als een lastig thema dat emotionele discussies tijdens de les kan opleveren. PO-docenten besteden hiernaast ook veel aandacht aan de thema’s het leven van gewone mensen en verzet. VO-docenten besteden aandacht aan een breder scala aan thema’s. Voor Indische oorlogsgeschiedenis is zowel in het primair als secundair onderwijs weinig aandacht. Interesses van jongeren De interesses van jongeren tussen de 13 en 17 jaar en de aandacht in de les die wordt besteed aan verschillende thema’s komen soms niet overeen. Zo zijn jongeren vaak geïnteresseerd in de onderwerpen verzet (37%) en militaire geschiedenis (31%) terwijl VO-docenten de meeste aandacht besteden aan de onderwerpen Jodenvervolging, het leven van gewone mensen (52%) en verzet (49%).

Brongebruik Bijna alle docenten in het voortgezet en primair onderwijs besteden naast de verplichte lesstof extra aandacht aan de Tweede Wereldoorlog. Hierbij maken zowel PO- als VO-docenten het meest gebruik van geschiedenisboeken, films en documentaires. Oorlogsmusea worden door 56% van de VO-docenten en 45% van de PO-docenten in klasverband bezocht.

9


Les over de Tweede Wereldoorlog: samenvatting Films en romans als bron Van de PO-docenten gebruikt 68% films als bron bij het lesgeven over de Tweede Wereldoorlog, bij VO-docenten is dat 89%. Van romans wordt minder gebruik gemaakt: 27% van de PO- en VO-docenten gebruikt ze. De films Der Untergang, Schindlers List en Saving Private Ryan worden in het voortgezet onderwijs het meest als bron gebruikt. PO-docenten gebruiken de films Oorlogswinter en The Diary of Anne Frank het meest. Het Achterhuis van Anne Frank en Oorlogswinter van Jan Terlouw zijn zowel in het primair als voortgezet onderwijs de meest gelezen romans. Bezoek aan oorlogsmusea en -plaatsen Van de VO-docenten heeft 56% weleens in klasverband een bezoek gebracht aan een oorlogsmuseum of -plaats. Bij POdocenten is dat 45%. In de meeste gevallen vindt een dergelijk bezoek plaats in het kader van een themales over de Tweede Wereldoorlog (PO-docenten 84% en VO-docenten 67%). Het Anne Frank Huis wordt door beide groepen docenten het meest bezocht. Ook het Nationaal Monument Kamp Vught en het Joods Historisch Museum worden relatief

vaak bezocht. Een groot aantal docenten ervaart belemmeringen bij het in klasverband bezoeken van oorlogsmusea en plaatsen. De meest genoemde belemmeringen voor zowel PO- als VO-docenten zijn gebrek aan budget, aan lestijd en aan vervoersmogelijkheden. Gastdocenten Een derde van de VO-docenten en vier op de tien PO-docenten nodigen gastdocenten uit bij hun les over de Tweede Wereldoorlog. In de meeste gevallen zijn dat gastsprekers die de oorlog zelf hebben meegemaakt. VO-docenten benaderen de gastdocenten vaak via het Landelijk Steunpunt Gastsprekers WO-II-heden (21%) terwijl PO-docenten relatief vaak een persoonlijke kennis uitnodigen (17%).

10


Aandacht voor de Tweede Wereldoorlog: wordt in de lessen aandacht aan de Tweede Wereldoorlog besteed? In het primair en voortgezet onderwijs wordt veel extra aandacht besteed aan de Tweede Wereldoorlog. Zo besteed 91% van de POdocenten en 83% van de VO-docenten in de lessen extra aandacht aan de Tweede wereldoorlog. De meeste PO- en VO-docenten verbinden hun lessen over de Tweede Wereldoorlog in meer of mindere mate aan nieuws of actualiteiten. Oudere docenten doen dit vaker dan jongere docenten. In welke mate zijn de volgende uitspraken op u van toepassing? Uitspraak: ik verbind mijn lessen over de Tweede Wereldoorlog en de maatschappelijke gevolgen ervan zoveel mogelijk aan nieuws en actualiteiten

Veel extra aandacht in de les voor de Tweede Wereldoorlog Negen op de tien docenten in het primair onderwijs geven aan extra tijd aan de Tweede Wereldoorlog te besteden (91%). In het voortgezet onderwijs zijn dat ruim acht op de tien docenten (83%).

11%

15%

45%

43%

42%

45%

primair onderwijs (n=245)

voortgezet onderwijs (n=183)

helemaal van toepassing

een beetje van toepassing

11

niet zo / helemaal niet van toepassing



Leeftijd: 55- tot en met 64jarige docenten verbinden hun lessen over de Tweede Wereldoorlog vaker aan de actualiteiten dan docenten jonger dan 55 jaar (58% versus 43% van het totale aantal docenten). Naar schooltype zijn geen verschillen.


Thema’s: aan welke thema wordt de meeste aandacht besteed? Docenten in het VO en het PO besteden in hun lessen over de Tweede Wereldoorlog de meeste aandacht aan het thema Jodenvervolging. In het primair onderwijs wordt daarnaast veel aandacht besteed aan het thema verzet en het leven van gewone mensen. In het voorgezet onderwijs is aandacht voor een breder scala aan thema’s. Ook is de aandacht beter over de verschillende thema’s verdeeld.

Aan welk thema van de Tweede Wereldoorlog besteedt u de meeste aandacht tijdens uw lessen?

Interesse 13- tot en met 17-jarigen

74

Jodenvervolging/Holocaust

Uit het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2011 bleek dat de schoolgaande jeugd van 13 tot en met 17 jaar het meest geïnteresseerd is in de onderwerpen verzet en militaire geschiedenis.

83 52

het leven van gewone mensen

67 49

verzet

80

44

collaboratie

23

40

vervolging in het algemeen

44 34

militaire geschiedenis

24

15

Indische oorlogsgeschiedenis

7 15

geen specifiek thema

9 11

een ander thema

6

0 voortgezet onderwijs (n=183)

50

100 %

primair onderwijs (n=245)

12

Persoonlijke interesse en aandacht: docenten met een grote persoonlijke interesse voor bepaalde thema’s besteden in hun les over de Tweede Wereldoorlog logischerwijze ook meer aandacht aan die thema’s. Dit geldt in sterke mate voor het thema Jodenvervolging: 60% van de docenten die persoonlijke interesse in dit onderwerp hebben, besteden hieraan de meeste aandacht in de les.


Belangstelling: les geven over Jodenvervolging wordt niet als moeilijk ervaren Rond de acht op de tien docenten in zowel het VO als het PO denken dat hun leerlingen lessen over de Tweede Wereldoorlog en de maatschappelijke gevolgen hiervan interessant vinden. Vrijwel geen PO- en VO-docenten vinden het moeilijk om les te geven over de Jodenvervolging.

In welke mate is de volgende uitspraak op u van toepassing?

Uitspraak: mijn leerlingen vinden de lessen over de Tweede Wereldoorlog en de maatschappelijke gevolgen van deze oorlog interessant 3%

14%

Uitspraak: ik vind het moeilijk om les te geven over Jodenvervolging omdat dit in de klas soms emotionele discussie oplevert

4% 17%

90%

83%

78%

primair onderwijs (n=245)

7% 2% voortgezet onderwijs (n=183)

93% 90%

4% 2%

7% 2%

4% 2% primair onderwijs (n=245)

voortgezet onderwijs (n=183) helemaal of een beetje van toepassing

93%

een beetje van toepassing

13

voortgezet onderwijs (n=183)

primair onderwijs (n=245) niet zo / helemaal niet van toepassing


Brongebruik: welke bronnen gebruiken docenten in hun les?

Bijna alle PO- en VO-docenten besteden in hun lessen extra aandacht aan de Tweede Wereldoorlog. Geschiedenisboeken, films en documentaires worden zowel in het primair als secundair onderwijs het meest als bron gebruikt. 97 Anne Frank Huis Frank Huis 96

91 Herinneringscentrum Kamp Westerbork 84 de Tweede Wereldoorlog maak ik gebruik van de volgende informatiebronnen. Bij het lesgeven over 84 Nationaal Monument Kamp Vught amp Vught 64 64 85 Joods Historisch Museum h Museum 61 61 87 geschiedenisboek 93 geschiedenisboek 68 vaak vaak 68 Grebbebergfilms (slagveld en ereveld) en ereveld) gebruikt 68 films 65 gebruikt 89 65 69 69 Oorlogsmuseum Overloon 65 documentaires 88 documentaires m Overloon 53 53 71 42 oorlogsmonumenten stripboeken 71 Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats Margraten 55 Margraten 53 53 42 gastdocenten 47 oorlogsmusea 48 48 Margraten Memorial Center rial Center 43 43 38 stripboeken 45 oorlogsmonumenten 63 63 Nationaal Monument Kamp Amersfoort redelijk redelijk Amersfoort 31 38 31 oorlogsmusea 36 gastdocenten vaak vaak gebruikt gebruikt 67 67 Hollandsche Schouwburg chouwburg 27 romans 35 historische oorlogsplaatsen 27 27 59 2359 historische oorlogsplaatsen 32 herrineringscentra Verzetsmuseum Amsterdam Amsterdam 31 31 20 herrineringscentra 27 romans 34 34 Museon Museon 41 41 theaterstukken 5 musicals 4 47 47 Museum Bronbeek Bronbeek 21 weinig weinig 21 2 musicals 3 theaterstukken gebruikt gebruikt 39 39 Airborn Museum Hartenstein Hartenstein 21 25 11 diversen diversen 25

Westerbork

0 0 voortgezet onderwijs (n=186)

50 50 100 % 100 % primair onderwijs (n=246)

0

500

100 %

voortgezet onderwijs (n=186)

14

9 84 84 85

50 primair onderwi


Brongebruik: welke films worden in de les als bron gebruikt? De films Der Untergang, Schindlers List en Saving Private Ryan worden in het voortgezet onderwijs het meest als bron gebruikt. POdocenten gebruiken het meest de films Oorlogswinter en The Diary of Anne Frank als lesmateriaal. Schindlers List kwam in het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2011 uit de bus ook als best bekeken film onder het Nederlands publiek. De best bekeken film onder jongeren van 13 tot en met 17 jaar was toen Oorlogswinter. Top tien films gebruikt bij lessen over de Tweede Wereldoorlog (gesloten vraag) primair onderwijs: 68% gebruikt films als bron Oorlogswinter (2008)

42

The diary of Anne Frank (1959, 1967, 1980)

voortgezet onderwijs: 88% gebruikt films als bron

redelijk vaak gebruikt

27

The boy in the striped pyjamas (2008)

16

Der Untergang (2004)

55

Schindler's List (1993)

54

Saving Private Ryan (1998)

49

Soldaat van Oranje (1977)

11

The boy in the striped pyjamas (2008)

Schindler's List (1993)

10

Oorlogswinter (2008)

28

La vita è bella (1997)

9

The Pianist (2002)

28

A Bridge too Far (1977)

9

La vita è bella (1997)

26

The Longest Day (1962)

9

Zwartboek (2006)

26

Zwartboek (2006)

8

The longest day (1962)

De Aanslag (1986)

8

A Bridge too Far (1977)

0

weinig gebruikt

50

100 %

30

redelijk vaak gebruikt

24 20

0

50

Gebruik films en leeftijd: oudere docenten (50-plus) gebruiken bij hun les over de Tweede Wereldoorlog vaker oudere films (van voor 1990) dan jongere docenten. Nieuwere films (van na 1990) worden in gelijke mate door oudere en jongere docenten gebruikt.

15

vaak gebruikt

100 %


Brongebruik: welke romans worden in de les als bron gebruikt? In de les over de Tweede Wereldoorlog gebruiken zowel PO- als VO-docenten het meest de boeken Het Achterhuis en Oorlogswinter. Beide boeken werden ook het meest gelezen door het Nederlands publiek. Dit bleek uit het bronnenonderzoek van 2011.

Top tien romans gebruikt bij lessen over de Tweede Wereldoorlog (gesloten vraag)

voortgezet onderwijs: 27% gebruikt romans als bron

primair onderwijs: 26% gebruikt romans als bron

Het Achterhuis (Anne Frank, 1947)

Het Achterhuis (Anne Frank, 1947)

24 redelijk vaak gebruikt

Oorlogswinter (Jan Terlouw, 1972)

Oorlogswinter (Jan Terlouw, 1972)

15

21

The boy in the striped pyjamas (John Boyne, 2006)

redelijk vaak gebruikt

20

De aanslag (Harry Mulisch, 1982)

12

The boy in the striped pyjamas (John Boyne, 2006)

13

11

Oorlog zonder vrienden (Evert Hartman, 1979)

9

Haar naam was Sarah (Tatiana de Rosnay, 2009)

10

7

Het meisje met het rode haar (Theun de Vries, 1956)

10

Soldaat van Oranje (Erik Hazelhoff Roelfzema, 1970)

6

De tweeling (Tessa de Loo, 1993)

7

De Donkere Kamer van Damokles (W. F. Hermans, 1958) Het meisje met het rode haar (Theun de Vries, 1956)

6

7

Soldaat van Oranje (Erik Hazelhoff Roelfzema, 1970)

7

Suskind (Alex van Galen, 2012)

6

Sonny Boy (Annejet van der Zijl, 2004)

6

Is dit een mens? (Primo Levi, 1958)

5

Haar naam was Sarah (Tatiana de Rosnay, 2009)

Sonny Boy (Annejet van der Zijl, 2004)

4

De tweeling (Tessa de Loo,1993)

4

De aanslag (Harry Mulisch, 1982)

4

weinig gebruikt

0

50



0

100 %

Gebruik romans en leeftijd: de keuze voor romans blijkt niet afhankelijk van leeftijd. Oude en nieuwe romans worden even vaak gebruikt door zowel jongere als oudere docenten.

16

weinig gebruikt

50

100 %


Brongebruik: welke achtergrond hebben de gastdocenten? Gastdocenten, die zowel in het primair onderwijs als in het voortgezet onderwijs doceren, zijn vaak mensen die de Tweede Wereldoorlog zelf hebben meegemaakt. De wijze waarop men aan de gastdocenten komt, varieert: VO-docenten maken vaak gebruik van het Landelijk Steunpunt Gastsprekers WO II, terwijl PO-docenten relatief vaak persoonlijke kennissen uitnodigen.

Met welk soort gastdocenten werkt men samen en hoe komen docenten met ze in contact? (gesloten vraag)

voortgezet onderwijs: 36% werkt met gastdocenten

primair onderwijs: 42% werkt met gastdocenten

85

mensen die de Tweede Wereldoorlog zelf hebben meegemaakt

vaak gebruikt

89

redelijk vaak gebruikt

23

29 34 24

persoonlijke kennis

39 15

het Veteraneninstituut

3

Stichting Gastdocenten Tweede Wereldoorlog ZO-AziĂŤ

10

mensen die een andere oorlog hebben meegemaakt

59 26

collega's

38

mensen die veel van de Tweede Wereldoorlog weten

Landelijk Steunpunt Gastsprekers WOIIheden

15

weinig gebruikt

11

4 9

herinneringscentra

4

oorlogsmusea

3

Diversen

6 6 6

diversen

0

voortgezet onderwijs (n=66)

50

100 %

6 25 0

primair onderwijs (n=104)

voortgezet onderwijs (n=66)

17

50

100 %

primair onderwijs (n=104)


Brongebruik: welke oorlogsmusea en -plaatsen worden in klasverband bezocht? In voortgezet onderwijs heeft 56% van de ondervraagde docenten weleens een bezoek gebracht aan een oorlogsmuseum of -plaats. In het primair onderwijs is dat 45%. In de top-3 van best bezochte oorlogsplaatsen en -musea in het voortgezet en primair onderwijs komen het Anne Frank Huis, het Nationaal Monument Kamp Vught en het Joods Historisch Museum voor. Het Verzetsmuseum Amsterdam wordt vaker door VO-klassen dan door PO-klassen bezocht. In het voortgezet onderwijs worden vaker oorlogsmusea en -plaatsen bezocht dan in het primair onderwijs. 97 96

Anne Frank Huis

um Kamp Westerbork

onument Kamp Vught

Anne Frank Huis

Top tien best bezochte oorlogsmusea en -plaatsen (gesloten vraag*) 91 84 84 Anne Frank Huis

Herinneringscentrum Kamp Westerbork

64

8

84 84

Nationaal AnneMonument Frank Huis Kamp Vught 15

64

85

ds Historisch Museum 7

(slagveld en ereveld)

Joods Historisch Museum ogsmuseum Overloon

Verzetsmuseum Amsterdam

68 65 69

5 53

Oorlogsmuseum Overloon

31 Grebbeberg (slagveld en ereveld) andsche Schouwburg 27

4

smuseum Amsterdam Verzetsmuseum Amsterdam 31

4

0 voortgezet onderwijs (n=186)

63

48 43 63

Oorlogsmuseum Overloon 4 Nationaal Monument Kamp Amersfoort

67

31 67

Hollandsche Hollandsche Schouwburg Schouwburg 4

59

27 59

Verzetsmuseum Amsterdam

Herinneringscentrum Kamp Westerbork

3

Grebbeberg (slagveld en ereveld)

2

31 34

Museon Museum Bronbeek

2 0

53

6 Margraten Memorial Center

3

21 Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats Margraten 39 Museum Hartenstein 25

71

Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats Margraten

47

Museum Bronbeek

53

10

Airborne Museum Hartenstein

4

ent Kamp Amersfoort

34 Museon 41 Herinneringscentrum Kamp Westerbork

11

Joods Historisch Museum

53 4

43 Hollandsche Schouwburg

68 65 69

Grebbeberg (slagveld en ereveld)

48

aten Memorial Center

61

12

Nationaal Monument Kamp Vught

71

graafplaats Margraten Oorlogsmuseum Overloon

8

Joods Historisch Museum

61

Nationaal Monument Kamp Vught

Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats Margraten

41 47 21

2

39

Airborn Museum Hartenstein

50

50 100 % primair onderwijs (n=246)

100 %

0

50

0 voortgezet onderwijs (n=186)

* Alle respondenten hebben een lijst van 43 oorlogsmusea en -plaatsen voorgelegd gekregen waaruit ze een keuze konden maken. De belangstelling voor 33 musea en plaatsen was kleiner dan 1% en zijn om die reden niet gerapporteerd.

18

25

100 %

50 primair onder


Museumbezoek: welke problemen ervaren docenten bij museumbezoek? Zoals verwacht zijn te weinig budget, problemen met vervoer en gebrek aan (les) tijd de grootste belemmeringen bij het (al dan niet) bezoeken van oorlogsmusea of -plaatsen in schoolverband. De meest genoemde, gemeenschappelijke belemmering is een gebrek aan budget. Problemen met vervoer worden vaker genoemd door PO-docenten, gebrek aan lestijd door VO-docenten. 97 96

Frank Huis

Anne Frank Huis 91 84 Herinneringscentrum Westerbork 84ervaart u bij het (al dan niet) bezoeken Welke belemmeringen van oorlogsmuseaKamp of –plaatsen in schoolverband? amp Vught 64 Nationaal Monument Kamp Vught 85 64 h Museum 61 Joods Historisch Museum 68 61 n ereveld) 65 74 te weinig budget 68 81 te weinig budget Grebbeberg (slagveld en ereveld) 65 69 veel veel m Overloon genoemde 68 gebrek aan (les)tijd 53 genoemde 69 70 problemen met vervoer Oorlogsmuseum Overloon belemmering 53belemmering 71 Margraten problemen met vervoer 53 38 71 gebrek aan (les)tijd Margraten 39 Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats 53 48 rial Center 21 13 mijn schoolleiding is niet akkoord 48 gebrekMargraten aan begeleiding 43 Memorial Center 43 63 Amersfoort gebrek aan begeleiding 3 16 63 ik weetMonument er te weinig Kamp vanaf Amersfoort 31 Nationaal 31 67 houwburg 3 mijn schoolleiding is niet akkoord 2 67 te weinig animo onder mijn 27 leerlingen Hollandsche Schouwburg

9 9

Westerbork

59

msterdam ik weet er te weinig 31 vanaf

2

Museonde ouders zijn niet34akkoord 41

1

Bronbeek

artenstein

21

47 diversen

15

39deze geen van 25

0 voortgezet onderwijs (n=186)

minder vaak genoemde belemmering

1

de ouders zijn niet akkoord

0

diversen

9

Verzetsmuseum Amsterdam Museon

geen van deze

41 47 21 39

4

Airborn Museum Hartenstein 50

50 100 % primair onderwijs (n=246)

0

100 %

19

85

minder vaak 59 genoemde belemmering

31 34

Museum Bronbeek

6

0

27

te weinig animo onder mijn leerlingen

91 84 84

25 50

0 voortgezet onderwijs (n=186)

100 %

50 primair onderwijs


Potentieel bezoek: welke oorlogsmusea en -plaatsen wil men bezoeken? Een vijfde van zowel de PO- als VO-docenten zou het Anne Frank Huis nog wel eens in klasverband willen bezoeken. Het Anne Frank Huis is daarmee niet alleen het best bezochte oorlogsmuseum, het is ook de plaats die PO- en VO-docenten het meest frequent zouden willen bezoeken.

Top tien potentieel bezoek aan 97 oorlogsmusea en –plaatsen: welke oorlogsmusea en/of – plaatsen zou u nog 96 willen bezoeken met uw klas? (gesloten vraag) 91 Anne Frank Huis

Anne Frank Huis

m Kamp Westerbork

nument Kamp Vught

s Historisch Museum

Anne Frank Huis

21

85

Nationaal Monument Kamp21Vught Anne Frank Huis

61 Kamp Westerbork

gsmuseum Overloon

Grebbeberg

12 8

Verzetsmuseum Amsterdam

Oorlogsmuseum Overloon

Grebbeberg (slagveld en ereveld)

11

Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats Margraten

10

34

21

0 voortgezet onderwijs (n=186)

0

41 47

Museum Bronbeek

4

39

25

59 31 34

Museon

4

47

Verzetsmuseum Amsterdam

67 27

Verzetsmuseum Amsterdam

5

41 Hollandsche Schouwburg

63 31

Schouwburg Oorlogsmuseum Hollandsche Overloon 11

59

Museon

43

HollandscheMonument Schouwburg Kamp Amersfoort 13 Nationaal

7

31Vught Nationaal Monument Kamp

48

13 Center Margraten Memorial

7

museum Amsterdam

71 53

Joods Historisch Museum

63

27Museon

53

16

Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats Margraten

67

ndsche Schouwburg

16

Kamp Westerbork

7

nt Kamp Amersfoort Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats Margraten 31

68 65 69

Grebbeberg (slagveld en ereveld)

53

48 ten Memorial Center Oorlogsmuseum Overloon43

61

16

Nationaal Monument Kamp Vught

71

7

64

Joods Historisch Museum

68 65 69

53

Joods Historisch Museum aafplaats Margraten

Museum Hartenstein

Herinneringscentrum Kamp Westerbork

64

slagveld en ereveld)

Museum Bronbeek

84 84

Nationaal Monument Kamp Amersfoort 50

100

%

50 100 % primair onderwijs (n=246)

21

9

39

Airborn Museum Hartenstein 0

25 50

0 voortgezet onderwijs (n=186)

20

100 %

50 primair on


Museumbezoek: in welk kader worden musea en plaatsen bezocht? Zowel PO- als VO-docenten bezoeken oorlogsmusea en -plaatsen vaak in het kader van een themales over de Tweede Wereldoorlog. Verder zijn de verschillen in de bezoekredenen groot: zo bezoekt de helft van de docenten in het basisonderwijs een oorlogsmuseum of -plaats in het kader van een 4 of 5 mei activiteit. VO-docenten bezoeken veel vaker oorlogsmusea en -plaatsen in het kader van binnen- en buitenlandse schoolreizen. 97 96

Anne Frank Huis

Anne Frank Huis

91 Herinneringscentrum Kamp Westerbork 84 In welk kader bezoekt met uw klas? 84 u oorlogsmusea of –plaatsen doorgaans Nationaal Monument Kamp Vught Monument Kamp Vught 64 85 Joods Historisch Museum ods Historisch Museum 61 68 themales over de Tweede Wereldoorlog 84 themales de Tweede Wereldoorlog Grebbeberg (slagveld en ereveld) rg (slagveld en over ereveld) 65 69 Oorlogsmuseum Overloon orlogsmuseum Overloon 53 42 buitenlandse schoolreis 51 activiteit in het kader van 4 en/of 5 mei 71 Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats Margraten begraafplaats Margraten 53 33 binnenlandse schoolreis Memorial Center themales over burgerschap 4815 Margraten graten Memorial Center 43 63 Nationaal Monument Kamp Amersfoort ument Kamp Amersfoort 12 activiteit in het kader van 4 en/of 5 mei 31 13 themales over democratie en rechsstaat 67 Hollandsche Schouwburg ollandsche Schouwburg 27 themales over burgerschap 4 binnenlandse schoolreis 7 59 Verzetsmuseum Amsterdam etsmuseum Amsterdam 31 34 Museon Museon themales over democratie en rechsstaat 3 buitenlandse schoolreis41 1

ntrum Kamp Westerbork

Museum Bronbeek

rn Museum Hartenstein

47

0 voortgezet onderwijs (n=186)

diversen

9

0

61

53 71 53 48 43 63 31 67 27 59 31 34 41 47 21

9

39

Airborn Museum Hartenstein 50

50 100 % primair onderwijs (n=246)

100 %

21

68 65 69

67

Museum Bronbeek

21

diversen 39 25

64

0

25 50

100 %

0 voortgezet onderwijs (n=186)

50 primair on


Persoonljike interesse

Persoonlijke interesse en kennis

22


Persoonlijke interesse en kennis Persoonlijke interesse In dit hoofdstuk staat de persoonlijke interesse van docenten voor de Tweede Wereldoorlog centraal. Ongeveer negen op de tien PO- en VO-docenten hebben (zeer) veel interesse in de Tweede Wereldoorlog. Veel PO- en VO-docenten zijn in gelijke

mate geïnteresseerd geraakt in de Tweede Wereldoorlog door verhalen van familie, speelfilms over de Tweede Wereldoorlog en museumbezoek. Voor VO-docenten - in de meeste gevallen vakdocenten geschiedenis - spelen daarnaast geschiedenisboeken, boeken en hun opleiding een belangrijke rol in het ontstaan van hun persoonlijke interesse voor de Tweede Wereldoorlog.

Persoonlijke interessegebieden Bijna zeven op de tien VO- en PO-docenten zijn geïnteresseerd in het onderwerp Jodenvervolging. Daarnaast zijn VOdocenten relatief vaak geïnteresseerd in het onderwerp ‘het leven van gewone mensen’ (63%) en zijn PO-docenten relatief vaak geïnteresseerd in het onderwerp ‘verzet’ (68%). Circa acht op de tien PO- en VO-docenten geven aan vaak documentaires en films over de Tweede Wereldoorlog te kijken. Driekwart van de PO- en VO-docenten leest vaak een geschiedenisboek over de Tweede Wereldoorlog. Oorlogsmusea zijn redelijk populair: bijna vier op de tien geven aan vaak uit persoonlijke interesse een oorlogsmuseum te bezoeken.

Kennis Het aantal oorlogsmusea in Nederland – ruim tachtig in totaal – wordt door PO- en VO-docenten beter ingeschat dan het Nederlands publiek. Gemiddeld schatten docenten dat er 43 oorlogsmusea in Nederland zijn. Oorlogsmuseum Overloon, Herinneringscentrum Kamp Westerbork, het Anne Frank Huis en Kamp Vught zijn zowel onder PO- als onder VO-docenten het meest bekend. Over het algemeen zijn de meeste musea bekender onder VO- dan onder PO-docenten. De bekendheid van de musea komt niet altijd overeen met het daadwerkelijke bezoek in klasverband.

23


Persoonlijke interesse in de Tweede Wereldoorlog Ruim negen op de tien PO-docenten en acht op de tien VO-docenten geven aan (zeer) veel persoonlijke interesse in de Tweede Wereldoorlog te hebben. Het interesseniveau van docenten is fors hoger dan dat van Nederlandse burgers en 13- tot en met 17-jarigen (VO-scholieren).

Hoeveel interesse heeft u in de Tweede Wereldoorlog?*

Oorlog in de klas 2014

Nationaal Vrijheidsonderzoek 2011 Nationaal Vrijheidsonderzoek 2011 12 9

Nederlands publiek: uit het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2011 bleek dat een sterk verband bestaat tussen leeftijd en de mate waarin men geïnteresseerd is in de Tweede Wereldoorlog: hoe ouder men is, des meer interesse men in de Tweede Wereldoorlog heeft.

Leeftijd: dit leeftijdseffect gaat niet op voor PO- of VO-docenten: oudere en jongere docenten zijn in dezelfde mate persoonlijk geïnteresseerd in de Tweede Wereldoorlog.

1

5 10

9

5 10

9 14 Oorlog in de klas 2014 1

9

14

12

42

60

52

44

42

60

52

44

35

28 35

33

30

28

7

33

9

9 Nationaal Nationaal 7 Vrijheidsonderzoek: Vrijheidsonderzoek: NL Nationaal Nationaal jongeren 13-17 jaar (n=69) Publiek (n=929) Vrijheidsonderzoek: Vrijheidsonderzoek: NL jongeren 13-17 jaar (n=69) Publiek 13+ (n=929) zeer veel interesse

veel interesse

30

voortgezet onderwijs (n=174) docenten voortgezet onderwijs (n=174)

niet veel of weinig interesse

primair onderwijs (n=245)

weinig interesse

24

docenten primair onderwijs (n=245) zeer weinig interesse


Oorzaak interesse: waardoor is men geïnteresseerd geraakt? Zowel PO- als VO-docenten zijn vaak geïnteresseerd geraakt in de Tweede Wereldoorlog door verhalen van familie, speelfilms en museumbezoek. Bij vakdocenten geschiedenis spelen geschiedenisboeken, boeken en hun school of opleiding een grote rol in het ontstaan van hun belangstelling. PO- en VO-docenten hebben de meeste interesse in het onderwerp Jodenvervolging, PO-docenten hebben relatief vaak interesse in het onderwerp verzet. VO-docenten zijn geïnteresseerd in een breder scala aan thema’s dan PO-docenten.

Docenten: waardoor bent u geïnteresseerd geraakt in de Tweede Wereldoorlog? (Basis: docenten met (zeer) veel interesse in de Tweede Wereldoorlog; n=388)

Docenten: welk thema van de Tweede Wereldoorlog heeft vooral uw interesse? (Basis: docenten met (zeer) veel interesse in de Tweede Wereldoorlog; n=388)

82

geschiedenisboeken

67 68

jodenvervolging/Holocaust

69 76

boeken

63

school of opleiding

53

71 70 67 68 67 66

verhalen van familie speelfilms museumbezoek

sterke invloed

68 63

het leven van gewone mensen

51

28 31

vervolging in het algemeen

40

collaboratie

53

nieuws of actualiteiten

49

verzet

76

18

39 49

romans

matige invloed

27 46

sporen in het landschap 11 10 10 17 10 6

theater en/of musicals diversen 0

voortgezet onderwijs (n=156)

17 29

indische oorlogsgeschiedenis

31

verhalen van vrienden

31

militaire geschiedenis

15 15 18

geen specifiek thema geringe invloed

50

100 %

10 6

een ander thema 0

voortgezet onderwijs (n=156)

primair onderwijs (n=224)

25

50

100 % primair onderwijs (n=224)


Spontane bekendheid: welke oorlogsmusea en -plaatsen kent men? Oorlogsmuseum Overloon, Herinneringscentrum Kamp Westerbork, het Anne Frank Huis en Nationaal Monument Kamp Vught zijn vier oorlogsmusea en -plaatsen die het meest spontaan worden genoemd door zowel VO- als PO-docenten. De spontane bekendheid van Airborne Museum Hartenstein is alleen onder VO-docenten redelijk groot. Andere oorlogsmusea en -plaatsen worden minder vaak spontaan genoemd. De bekendheid van de musea komt niet altijd overeen met het daadwerkelijke bezoek. Zo genieten Oorlogsmuseum Overloon en Herinneringscentrum Kamp Westerbork veel bekendheid, terwijl ze niet in de top-3 staan van beste bezochte musea (in klasverband).

Spontane bekendheid: welke oorlogsmusea en – plaatsen in Nederland kent u, al is het alleen maar van naam? (open vraag) 52

Oorlogsmuseum Overloon

40 45 43 41 42 39

Herinneringscentrum Kamp Westerbork Anne Frank Huis Nationaal Monument Kamp Vught Airborne Museum Hartenstein

Nationaal Bevrijdingsmuseum Groesbeek Verzetsmuseum Amsterdam Nationaal Monument Kamp Amersfoort Hollandsche Schouwburg Grebbeberg (slagveld en ereveld) Oorlogsbegraafplaats Margraten Fries Verzetsmuseum Leeuwarden Joods Historisch Museum

Welke oorlogsmusea en -plaatsen noemt men nog meer?

Hoge spontane bekendheid

23 27 15 19 11 17 6 16 7 16 4 12 10 11 8 10 2 8 10

0 voortgezet onderwijs (n=186)

Matige spontane bekendheid

100 %

50 primair onderwijs (n=246)

26

Vrijwel alle docenten weten één of meer oorlogsplaatsen en -musea te noemen. Slechts 7% (n=30) geeft aan geen enkele plaats of museum te kunnen noemen. Kleine of lokale musea worden ook veel genoemd: 19% van de docenten noemt lokale musea zoals het Verzetsmuseum in Breda of het Bevrijdingsmuseum in Nieuwdorp (Zeeland).

Leeftijd: docenten van 55 tot en met 64 jaar noemen relatief vaak het Oorlogsmuseum Overloon (60%). Het oorlogsmuseum Overloon werd in 1946 geopend onder de naam Nationaal Oorlogs- en Verzetsmuseum geopend en is daarmee het oudste oorlogsmuseum van Nederland.


Geholpen bekendheid: de bekendste oorlogsmusea en -plaatsen Het Anne Frank Huis en Herinneringscentrum Kamp Westerbork zijn alom bekend onder docenten. De bekendheid van andere oorlogsmusea en -plaatsen is minder groot. De bekendheid van de meeste oorlogsmusea en -plaatsen is onder VO-docenten groter dan onder PO-docenten. Dit geldt in sterke mate voor Nationaal Monument Kamp Amersfoort, de Hollandsche Schouwburg en het Verzetsmuseum Amsterdam; drie musea die redelijk bekend zijn onder VO-docenten, maar relatief onbekend zijn bij veel PO-docenten.

Geholpen bekendheid: hieronder staat een aantal oorlogsmusea en –plaatsen in Nederland weergegeven. Welke kent u, al is het alleen maar van naam?

91

Herinneringscentrum Kamp Westerbork

84 84

Nationaal Monument Kamp Vught

64 85

Joods Historisch Museum

61 68 65 69

Grebbeberg (slagveld en ereveld) Oorlogsmuseum Overloon

53

Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats Margraten

53

Welke oorlogsmusea en -plaatsen worden het best bezocht?

71 48

Margraten Memorial Center

43

In het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2011 is aan het Nederlands publiek gevraagd welke oorlogsmusea- of plaatsen zij ooit hebben bezocht. Het Anne Frank Huis en de Amerikaanse oorlogsbegraafplaats Margraten zijn het best bezocht: 38% van de Nederlanders gaf aan deze plaatsen ooit te hebben bezocht. Herinneringscentrum Kamp Westerbork (32%), slag- en ereveld de Grebbeberg (32%) en Oorlogsmuseum Overloon (30%) zijn eveneens veel bezochte oorlogsmusea en –plaatsen.

63

Nationaal Monument Kamp Amersfoort

31 67

Hollandsche Schouwburg

27 59

Verzetsmuseum Amsterdam

31 34

Museon

Airborne Museum Hartenstein

Aan docenten is gevraagd een schatting te maken van het aantal oorlogsmusea in Nederland. De gemiddelde schatting is dat er in Nederland 43 oorlogsmusea zijn. In werkelijkheid zijn er ruim tachtig. Docenten schatten het aantal musea beter in dan het Nederlands publiek. In het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2011 werd dezelfde vraag voorgelegd. De meeste Nederlanders dachten dat er minder dan 20 oorlogsmusea in Nederland waren.

97 96

Anne Frank Huis

Museum Bronbeek

Hoeveel oorlogsmusea zijn er in Nederland?

41 47 21 39 25

0 voortgezet onderwijs (n=186)

50 100 % primair onderwijs (n=246)

27

Leeftijd: de geholpen bekendheid van de meeste oorlogsmusea en plaatsen is groter onder docenten van 55 jaar en ouder dan onder docenten die jonger zijn dan 55 jaar.


Activiteiten: een vergelijking tussen docenten en het Nederlands publiek PO- en VO-docenten ondernemen veel vaker activiteiten die gerelateerd zijn aan de Tweede Wereldoorlog dan het Nederlands publiek en jongeren van 13- tot en met 17 jaar (VO-scholieren). Dat geldt voor zowel activiteiten binnenshuis én buitenshuis. Activiteiten binnenshuis worden vaker ondernomen dan activiteiten buitenshuis.

Welke activiteiten ondernemen PO- en VO-docenten en het Nederlandse bevolking in het kader van de Tweede Wereldoorlog? (vergelijking met het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2011; alleen percentages ‘regelmatig’ tot ‘vaak’)

hoogdrempelig: activiteiten buitenshuis

% 100

laagdrempelig: activiteiten binnenshuis

83 77

75

66

63

57 50

41

39

47

44

42 38

31 24

14

13

30

27 17

16

15

0 een oorlogsmuseum bezoeken

een oorlogsplaats een een roman (fictie) een een documentaire een film over WO II bezoeken oorlogsmonument over WO II lezen geschiedenisboek over WO II kijken kijken bezoeken over WO II lezen

voortgezet onderwijs (n=174)

primair onderwijs (n=246)

28

2011 (NL publiek)


Belangstelling en thema’s

Onderzoeksverantwoording

29


Onderzoeksverantwoording

Vragenlijst Het onderzoek liep van 10 december 2013 tot en met 7 april 2014 en heeft online plaatsgevonden. De respondenten ontvingen een uitnodigingsbrief met een unieke link die ze toegang gaf tot de online vragenlijst. De gemiddelde invulduur van de vragenlijst bedroeg ruim 15 minuten. Docenten geschiedenis voortgezet onderwijs Uit het ledenbestand van de Vereniging van Docenten in Geschiedenis en Staatinrichting in Nederland (VGN) en een open source adresbestand van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zijn 1.501 geschiedenisdocenten uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek. Hierbij ontving elke onderwijsinstelling één brief die was geadresseerd aan de sectie geschiedenis of werd de betreffende docent op naam uitgenodigd. In totaal hebben n=186 docenten aan het onderzoek deelgenomen wat de respons onder deze groep op 12% brengt.

Docenten primair onderwijs In totaal zijn 1.703 scholen in het primair onderwijs benaderd om te deel nemen aan het onderzoek. Hierbij ontving elke onderwijsinstelling één brief die was gericht aan de docent van groep 7 of groep 8. De steekproef is at random getrokken uit een open source bestand van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen met daarin alle adressen van onderwijsinstellingen in het primair onderwijs in Nederland (totaal 6.802 adressen). In totaal hebben n=245 docenten deelgenomen aan het onderzoek, wat de respons op 14% brengt.

30


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.