7 minute read

Hoe zit dat, Pim?

Advertisement

Pim,

hoe zit dat?

Beste Pim, In het artikel ‘De kunst is om iedereen in beweging te krijgen’ in de vorige Puur Natuur zeg je: Met Natuurmonumenten gaat het goed, met de natuur niet. Zou je hier iets meer over willen zeggen? Renée Wijnen, Wijdemeren

“Het gaat inderdaad niet goed met de natuur. Steeds meer plant- en diersoorten belanden op de ‘Rode Lijst van bedreigde soorten’. Daarbij zitten veel voor ons land karakteristieke soorten, waardoor we een grote verantwoordelijkheid hebben voor hun behoud.

De natuur heeft te lijden onder bedreigingen van buitenaf: stikstofneerslag, verdroging, verzuring, klimaatverandering en versnippering.

Daarom werken we samen met boeren, bedrijven en overheden om natuur beter te beschermen.

Dat betekent niet alleen vervuiling (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten) stoppen, maar ook natuurgebieden groter maken en met elkaar verbinden. Zodat de natuur weer gezond wordt en ze niet alleen in beschermde natuurgebieden, maar ook op boerenland, langs dijken, in grote wateren en in steden en parken natuur weer kan floreren.

Tegelijkertijd gaat het met Natuurmonumenten als vereniging goed. In coronatijd zagen we hoe steeds meer mensen de natuur herontdekten. Omdat alles gesloten was maar de natuur ‘open’, liepen onze gebieden vol met bezoekers. En die bezoekers merkten hoe fijn het eigenlijk was, zo’n wandeling in het bos. Velen werden lid; we groeiden vorig jaar met zo’n 70.000 leden. Het is geweldig om te merken dat al die mensen betrokken zijn bij de natuur en haar willen beschermen.

Zoals ik hierboven al schetste, is die bescherming hard nodig. In alles wat op ons afkomt is het essentieel dat we de stem van de natuur laten horen, zodat de juiste keuzes worden gemaakt.”

Directeur Pim van der Feltz gaat in elke Puur Natuur in op een vraag van jullie. Heb je ook een vraag? Stuur ‘m naar puurnatuur@natuurmonumenten.nl

kort

Het boek van de kleine dieren

Mooie en interessante dieren zijn overal te vinden, als je maar goed kijkt. Zelfs in het nietigste groenstrookje vind je grappige soorten, zoals het zevenstippelig lieveheersbeestje en de tuinslak. In Het boek van de kleine dieren (en de wat grotere) gaat Kirsten Dorrestijn (ook schrijver voor Puur Natuur) op pad met experts om te kijken hoe het is gesteld met de Nederlandse fauna. Ook geeft ze tips over wat je kunt doen om de dieren te helpen. Uitg. Thomas Rap, € 21,99

A N C ON VAN NATUURMO N UMENTEN

Oisterwijkse Vennen gered

De geschiedenis van Natuurmonumenten samengevat in vijftig historische momenten, personen en gebeurtenissen. Aflevering 2: Oisterwijkse Vennen gered.

De VVV Oisterwijk vroeg Natuurmonumenten in 1912 om hulp. Grote delen van de bossen en vennen bij het Brabantse dorp dreigden te veranderen in een villawijk. Reden voor de vereniging om samen met de VVV geld te zoeken voor aankoop. Penningmeester Piet van Tienhoven van Natuurmonumenten en secretaris van de VVV George Perk waren de voortrekkers. Mede dankzij steun van omliggende gemeenten en de provincie werden in 1913 de eerste vennen gekocht en daarmee veiliggesteld. Thijsse meldde trots in het jaarverslag dat natuurbescherming voor het eerst met publiek geld werd gesteund. De jaren daarna volgden nog twintig aankopen in de Oisterwijkse Bossen en Vennen. Van Tienhoven kreeg als dank van de lokale bevolking in 1935 een bank geschonken. Ook werd er een laan naar hem vernoemd.

DE VORSER

In de ban van de libel

Bijna dagelijks is Corné Klasen in De Wieden te vinden. Nauwgezet speurt hij in oeverranden naar libellen. Hij wil alles weten van hun bijzondere levenscyclus.

TEKST: Frans Bosscher BEELD: Roelof Bos

We lopen al een eindje in de Kiersche Wijde als Corné het pad laat voor wat het is. Langs de oever van een sloot, daar moet hij zijn. Al na een paar meter bukt hij en plukt een bruin huidje van een grasstengel. Alle vormen van de bewoner zijn haarscherp zichtbaar. “Het huidje van een smaragdlibel, vanmorgen uitgeslopen”, constateert Corné. Een paar meter verder ziet hij de volgende. Dan weer één. Binnen een paar minuten haalt hij een handjevol huidjes uit dichte oeverbegroeiing. “Ze zijn heel hard, verteren nauwelijks. Ik bewaar ze.”

Levenscyclus

De 23-jarige Corné Klasen is bijna dagelijks in De Wieden te vinden om libellen te tellen. Als z’n werk in de supermarkt in Nijeveen klaar is, pakt hij de fiets om tien kilometer verderop z’n telronde te lopen. Het libellenseizoen is nog maar net op gang gekomen als hij ons meeneemt. Smaragdlibellen behoren tot de eerste die uitvliegen in ons land. Maar hij heeft inmiddels ook al gevlekte witsnuiten, glassnijders en viervlekken gesignaleerd. “En langs de Regge zag ik beekrombouten.” Liefde voor de natuur is hem met de paplepel ingegeven. Door z’n opa. “Hij nam me vaak mee de natuur in. Hier in De Wieden, maar ook wel op de Veluwe.” Opa’s belangstelling ging vooral uit naar zegges, grasachtige planten, waarvan er in ons land zo’n zestig soorten voorkomen. Corné koos voor libellen. Vanwege hun sierlijke vormen, fraaie kleuren en fascinerende levenscyclus. “Ze overwinteren als larve in water. Sommige soorten blijven wel vijf jaar als larf in het water. Als ze dan uitsluipen, leven ze maar een paar weken. In die tijd paren ze en zetten ze hun eitjes af. Dan is hun leven klaar en begint de volgende cyclus.” Dat uitsluipen is een wonderlijk fenomeen. De larven kruipen uit het water, meestal ’s nachts of in de vroege ochtend omdat ze dan minder zichtbaar zijn voor vijanden, zoals de grote oeverspin. Heel langzaam komt de libel dan uit de larvenhuid, waarbij hij een koprol achterover maakt. Hij kan nog niet meteen vliegen. Daarvoor is hij te nat en te zacht. Hij grijpt zich daarom vast aan een plantenstengel, tot hij uitgehard is. Dan vliegt hij weg en laat het lege huidje achter.

Hengel

Dat hij vooral in De Wieden op zoek gaat naar libellen is niet voor niks. Van de ongeveer 65 soorten die in Nederland voorkomen, leven er zo’n 40 in dit waterrijke gebied in de kop van Overijssel. Daar zitten ook zeldzame bij, zoals de sierlijke witsnuitlibel. “Het gaat over

het algemeen niet goed met libellen, maar in De Wieden wel. Dat maakt het ook leuk om hier naar ze te zoeken”, aldus Corné. Hij noteert de vliegende exemplaren. Z’n tellingen zet hij op waarneming.nl, waar de boswachter van Natuurmonumenten (en de Vlinderstichting) ze terug kan vinden.

Raadsels

Die data geven de boswachter inzicht in de effectiviteit van ingrepen. Het laat hem ook zien waar hij even geen maatregelen kan nemen, zoals in sloten die vol staan met krabbenscheer, dé waardplant van de groene glazenmaker. Juli en augustus zijn de maanden dat deze vrij zeldzame libel uitsluipt. Met een hengel van vijf meter haalt Corné dan de huidjes van de planten af. De aanwezigheid van groene glazenmakers is voor de boswachter het signaal om in die sloten geen beheerwerk uit te voeren. “In Nederland is de groene glazenmaker afhankelijk van krabbenscheer”, zegt Corné. “Waarom dat is, is niet duidelijk. In Polen leeft de libel bijvoorbeeld ook, maar daar vind je geen krabbenscheer.” Zo leveren libellen ook nog op te lossen raadsels op. Wat Corné betreft is de noordse winterjuffer de mooiste libel. “Die overwintert als libel, net als de bruine winterjuffer. In de winter hangt hij aan een heidestruik. Hij overleeft temperaturen tot min 15 graden, dankzij een soort antivries. Als het ongeveer 8 graden onder nul is, komt er een laagje rijp overheen. Dat ziet er geweldig uit.” De noordse winterjuffer was bijna verdwenen uit ons land, maar breidt zich nu in het grensgebied van Overijssel, Friesland en Drenthe weer uit. Zijn voorlopig hoogtepunt als libellenteller beleefde Corné vorig jaar in het Drentse Dwingelderveld. Hij was daar bij familie op bezoek, maar ging toch even kijken of hij nog libellen kon vinden. Bij een plas met in de randen veenmos en veenpluis zag hij een oostelijke witsnuit, een zeer zeldzame libel die maar af en toe gezien wordt. “Toen ik verder ging kijken, kwam ik er nog meer tegen. Daar zat een populatie die nog niet bekend was. Zo’n vondst is wel erg leuk. Als je goed in beeld brengt waarom daar een populatie kan leven, kun je de omstandigheden ook bij andere vennen en plassen geschikt maken.”

De zomer is de tijd dat de zeldzame groene glazenmaker uitsluipt

1

2 3

4 5

6

This article is from: