Ieder zijn boek
Een onderzoek naar een methode om fictie in de bovenbouw van het vmbo te toetsen
Merrylene Maduro
Ieder zijn boek
Een onderzoek naar een methode om fictie in de bovenbouw van het vmbo te toetsen
Voorwoord
Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om in het bijzonder mijn dierbare stagebegeleider, collega en goede vriendin Nina te bedanken voor haar hulp en steun. Zij heeft mij gedurende dit hele proces bijgetsaan en extra gepushed om mijn bevoegdheid dit studiejaar nog te halen. Daarnaast wil ik ook Hans Wegman en Gerard Pijnapples bedanken voor hun begeleiding tijdens een zeer moeilijke periode. Ondanks mijn twijfels in mijn eigen kunnen, hebben zij mij keer op keer moed gegeven om door te gaan, waardoor ik uiteindelijk mijn stages heb gehaald. Verder wil ik Truus Hermans bedanken voor haar medewerking. Ik kon altijd op haar rekenen als ik iets voor mijn studie moest regelen. Ook wil ik mijn vrienden en familie bedanken, want zonder hun steun en liefde had ik het niet gehaald. Tot slot wil ik de belangrijkste persoon in mijn leven bedanken voor haar vertrouwen in mij. Als enig kind van mijn moeder ben ik al 10 jaar in Nederland en nooit heeft zij geklaagd over het feit dat het mij zo lang heeft geduurd om een studie af te ronden. Daarentegen heeft zij mij altijd gesteund en aangemoedigd om datgene te doen wat mij gelukkig zou maken. Bedankt, mama!
Merrylene Maduro
Juni 2010
5
IEDER ZIJN BOEK
Deze scriptie is geschreven in het kader van het afstuderen aan de lerarenopleiding Nederlands van de HAN te Nijmegen. Deze opleiding is gericht op het opleiden van studenten, die plezier hebben in taal en die het leuk vinden om kinderen of volwassenen te begeleiden in hun taalontwikkeling. Deze scriptie is het resultaat van een onderzoek naar een methode om fictie in de bovenbouw van het vmbo te toetsen.
Inhoudsopgave Voiorwoord Samenvatting
5 9
Hoofdstuk 1: Introductie Uitgangspunt Hoofd- en deelvragen Type onderzoek
11 11 11 12
Hoofdstuk 2: Theorie
14
Hoofdstuk 3: Dataverzameling Onderzoeksopzet Dataverzamelingsmethoden Schooldocumenten Interviews
18 18 18 18 19
Hoofdstuk 4: Data-analyse Canisius College De Goffert Samenvatting Canisius College Berg en Dalseweg Samenvatting Kandinsky College Molenhoek Samenvatting Kandinsky College Hatertseweg Samenvatting Het Rijk van Nijmegen Fictieonderwijs in de bovenbouw vmbo
20 20 21 22 25 25 26 27 28 29 30
Hoofdstuk 5: Uitkomsten en conclusies Leerjaar 3 Conclusie Leerjaar 4 Conclusie Leeslijst Taallijnen aanbevelingen
31 31 32 32 33 33 34 34
Hoofdstuk 6: Procesverslag Verloop Onderzoeksvaarigheden Evaluatie Onderzoek in relatie tot mijn beroepspraktijk
35 35 36 37 37
Bibliografie
39
41 42
Bijlage 2: Leesverslag versie A Leesverslag versie B
54 54 56
Bijlage 3: Literatuuronderzoek Bijlage 4: Filmverslag leerjaar 3 Bijlage 5: Filmverslag leerjaar 4
59 61 63
Bijlage 6: Gedicht 3 basis Gedicht 3 kader Gedicht 3 gemengd
67 67 68 69
Bijlage 7: Leesautobiografie Stripverhaal
70 70 71
Bijlage 8: Berg en Dalseweg PTA leerjaar 3 PTA leerjaar 4
73 73 74
Bijlage 9: Leesverslag leerjaar 3 versie A Leesverslag leerjaar 3 versie B Filmverslag
75 75 76 77
Bijlage 10: Autobiografie Boekverslag Filmverslag
78 78 79 80
Bijlage 11: Leeslijst leerjaar 3 Bijlage 12: Leeslijst leerjaar 4 Bijlage 13: Molenhoek PTA Basisberoepsgerichte leerweg 3&4 PTA Kaderberoepsgerichte leerweg 3&4 PTA Theoretische leerweg 3&4
82 83 84 84 85 86
Bijlage 14: Leestoets 3 basis Leestoets 3 kader Leestoets 3 theoretisch
87 87 89 91
Bijlage 15: Filmopdracht 3 kader
93
Bijlage 16: Creatieve schrijfopdracht 3 theoretisch
97
Bijlage 17: Leesdossier 4 basis Leesdossier 4 kader Leesdossier 4 theoretisch
98 98 105 111
Bijlage 18: Hatertseweg PTA basisberoepsgerichte leerweg 3&4 PTA kaderberoepsgerichte leerweg 3&4
119 119 119
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
120 121 122 124
19: Leesverslag leerjaar 3 20: Leesverslag leerjaar 4 21: Film/tv programma leerjaar 4 22: Verwerkingsopdrachten leerjaar 4
7
IEDER ZIJN BOEK
Bijlagen Bijlage 1: Jaarboekje De Goffert
SAMENVATTING
Achtergronden
Onderzoeksresultaten
Conclusies
Deze scriptie is geschreven in het kader van het afstuderen aan de lerarenopleiding Nederlands van de HAN te Nijmegen. In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de volgende probleemstelling: hoe kan de kennis van de leerlingen, in leerjaar 3 en 4 basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte en gemengd en theoretische leerweg van het Canisius College, locatie De Goffert, op het gebied van fictie het beste schriftelijk getoetst worden? Naar aanleiding van het antwoord op de probleemstelling zal nieuw toetsmateriaal voor het onderdeel fictie in leerjaar 3 en 4 van alle niveaus op het Canisius College, locatie De Goffert ontwikkelt en/of samengesteld worden. Scholieren lezen niet veel meer. De voornaamste reden hiervoor is het gebrek aan motivatie en belangstelling van leerlingen voor literatuur. De vmbo-scholen binnen Het Rijk van Nijmegen vormen een geschikte groep voor dit onderzoek aangezien dat het Canisius College, locatie De Goffert zelf een deel uitmaakt van dit scholelgemeenschap. De onderzoekresultaten zijn tot stand gekomen door het verzamelen en vergelijken van de schooldocumenten van het Canisisus College, locatie De Goffert, met schooldocumenten van drie andere vmbo-scholen binnen Het Rijk van Nijmegen. Het verzamelen van deze documenten is middels interviews met docenten Nederlands, die lesgeven in de bovenbouw van een vmbo-school, verkregen.
Het PTA van het Canisius College De Goffert is voor het onderdeel fictie erg overzichtelijk. De toetsmaterialen komen redelijk overeen met wat er in het PTA staat. Alleen het toetsmateriaal voor het leesverslag is gedateerd en niet aangepast op de verschillende niveaus. Het Canisius College De Goffert maakt ook geen gebruik van het fictiedossier, dat in de bovenbouw van het vmbo verplichte examenstof is.
Het introduceren van het fictiedossier is noodzakelijk. Daarnaast moeten het leesverslag voor leerjaar 3 vernieuwd en aangepast worden aan de verschillende niveaus. Aan het PTA voor de gemengd theoretische leerweg moet aangepast, aangezien de overstap vanhet aantal gelezen boeken van leerjaar 3 naar 4 veel te groot is.
9
IEDER ZIJN BOEK
HOOFDSTUK 1: INTRODUCTIE
Uitgangspunt
Na deze periode heb ik in het studiejaar 2008-2009 heb ik de kans gekregen om zowel mijn vervolgstage als mijn LIO-stage op deze locatie te doen. En vanaf 2009 ben ik in dienstverband bij Stichting Scholengroep Rijk van Nijmegen. Sindsdien heb ik lesgegeven in de verschillende leerwegen: basis, kader, gemengd en theoretisch. Ook heb ik lesgegeven in zowel de bovenbouw als onderbouw. Hoewel ik achter de keuzes van de sectie Nederlands sta, loop ik tegen één probleem aan: de ervaring van de leerlingen met het onderdeel fictie en de toetsing van het onderdeel fictie. In mijn ervaring wordt dit pas een probleem in de bovenbouw, wanneer de leerlingen voor het onderdeel fictie zelf een boek moeten gaan kiezen en lezen. Als docent word ik met verschillende feiten geconfronteerd. Op de eerste plaats hebben nog lang niet alle leerlingen een bibliotheekpasje. Op zich hoeft dit geen probleem te zijn, omdat onze leerlingen met hun schoolpasje ook een boek kunnen lenen. Jammer genoeg blijkt dan dat het merendeel van de leerlingen ook nooit eerder in een bibliotheek is geweest en dus ook nooit eerder zelf een boek heeft moeten kiezen, laat staan lezen. Dan heb je ook leerlingen die af en toe wel eens een boek lezen, maar die maar niet kunnen begrijpen waarom ze geen fantasieverhaal mogen lezen. En daardoor al met tegenzin opzoek gaan naar een boek. Je hebt ook leerlingen die heel erg gemotiveerd zijn, maar nooit eerder een boek hebben gelezen en dus ook niet weten welk boek bij ze past. Deze leerlingen hebben behoefte aan een lijst waaruit ze een boek kunnen kiezen; een lijst die wij op school niet hebben. Een andere feit is dat we in leerjaar 3 en 4 basis, kader en gemengde leerweg voor het leesverslag dezelfde toetsen gebruiken. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende niveaus en leerjaren. Het is een probleem die de docenten Nederlands afzonderlijk oplossen door de toetsen aan te passen aan het niveau waarin zij lesgeven, wat ook weer andere problemen met zich meebrengt n.l. dat de leerlingen in een leerweg niet op dezelfde manier getoetst worden en dus niet op één lijn zitten.
Hoofd- en deelvragen
Het Canisius College De Goffert is een vmbo-school met vier leerwegen: een basisberoepsgerichte leerweg, kaderberoepsgerichte leerweg en een gemengde en theoretische leerweg. In de bovenbouw is fictie onderdeel van het PTA. In het PTA staat vast wat de leerlingen voor het onderdeel fictie moeten doen. De leerlingen worden schriftelijk getoetst. Jammer genoeg zijn deze toetsen niet afgestemd op de verschillende niveaus. Op alle niveaus worden dezelfde toetsen gebruikt en er wordt ook geen onderscheid gemaakt tussen leerjaar 3 en 4.
11
IEDER ZIJN BOEK
In 2007 heb ik ter voorbereiding op mijn vervolgstage een halfjaar als klassenassistente rondgelopen op het Canisius College, locatie De Goffert. Locatie De Goffert is binnen de regio Nijmegen de enige vmbo-school die binnen de sector techniek alle afdelingen in huis heeft. Daarnaast is er een afdeling Consumptief. Ook de vmbo-t-leerlingen worden goed voorbereid op de diverse vervolgstudies, met name op het ROC. Locatie De Goffert biedt leerlingen, die in het reguliere vmbo moeite hebben met het volgen van het programma, extra ondersteuning en aandacht via het leerweg ondersteunend onderwijs (lwoo).
Mijn hoofdvraag luidt als volgt: Hoe kan de kennis van de leerlingen, in leerjaar 3 en 4 basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte en gemengd en theoretische leerweg van het Canisius College, locatie De Goffert, op het gebied van fictie het beste schriftelijk getoetst worden? Om de huidige situatie in kaart te brengen, wil ik eerst antwoord geven op de volgende deelvragen:
1. 2.
Hoe ziet het PTA voor de verschillende leerwegen eruit? Welke toetsen/materialen worden gebruikt om het onderdeel fictie te toetsen? 3. Welke termen komen in de methode aan bod?
Daarnaast wil ik een idee krijgen van de manier waarop het onderdeel fictie op andere vmbo-scholen binnen het Rijk van Nijmegen getoetst wordt. Op deze manier kan ik verifiëren hoe het elders opgezet is en zo enige uniformiteit te creëren. Daarbij staan de volgende vragen centraal:
1.
Hoe ziet het programma voor leerjaar 3 en 4, basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte en gemengd theoretisch leerweg voor het vak Nederlands eruit? 2. Welke toetsen/materialen worden gebruikt om het onderdeel fictie te toetsen?
Omdat de leerlingen op het Canisius College, locatie De Goffert, behoefte hebben aan een leeslijst, die wij op onze school niet hebben, wil ik naast de bovengenoemde vragen nog een aantal vragen stellen:
1. 2.
Beschikt de sectie Nederlands over een leeslijst? Op basis van welke criteria is deze leeslijst samengesteld?
Verder is 96% van de leerlingen van het Canisius College, locatie De Goffert, jongens. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de leessmaak van jongens anders is dan die meisjes. Om een zo goed mogelijke leeslijst samen te stellen, is het ook van belang om te weten wat de schoolsamenstelling is. Het kan zijn dat dit gegeven indirect van invloed is op de keuze van leesboeken.
Type onderzoek Om een beter zicht te krijgen van de invulling van het onderdeel fictie op zowel het Canisius College, locatie De Goffert, als op andere vmbo-scholen binnen het Rijk van Nijmegen, is het noodzakelijk om eerst data over de huidige situatie te verzamelen. Uiteindelijk gaat het om het verzamelen en/of ontwikkelen van materiaal, dat geschikt is voor de verschillende leerjaren en leerwegen, voor het onderdeel fictie. In het tijdschrift Velon, jaargang 2008, editie 4, staat het volgen de geschreven: “De term ontwerponderzoek kent twee componenten: ontwerpen en onderzoeken. Ontwerpen betekent op een systematische wijze bedenken en ontwikkelen van een oplossing voor een probleem, in deze context een onderwijsprobleem. Onderzoeken is in dit verband een systematische bestudering van de kwaliteiten van deze oplossing. Ontwerp-
onderzoek is een relatief nieuwe onderzoeksbenadering. Onvrede met de beperkte praktische relevantie van onderwijskundig onderzoek is een belangrijke reden voor de opkomst van deze benadering. Dat is echter niet alleen vanuit een praktische invalshoek interessant, maar ook vanuit wetenschappelijk perspectief, omdat het empirisch beproeven van interventies in de volle praktijk van het onderwijs een bijdrage aan de theorievorming kan leveren.�
Deskresearch is een vorm van literatuurstudie die wordt uitgevoerd om te kijken wat er al aan bruikbare gegevens beschikbaar is over de onderzoeksvraag. Hierbij wordt gebruik gemaakt van rapporten, boeken, notities, beleidsstukken, et cetera. Op basis hiervan wordt beslist wat er nog onderzocht moet worden en op welke manier dat het beste kan gebeuren. Het verschil tussen deskresearch en ontwerponderzoek zit in het uiteindelijke doel: bij deskresearch moet er nog iets onderzocht worden, terwijl het ontwerponderzoek gericht is op het samenstellen/ontwerpen van een product. Het type onderzoek dat dus past bij mijn onderwerp, mijn einddoel en de manier van analyseren is het ontwerponderzoek. Omdat dat type onderzoek bijna altijd neerkomt op het vergelijken van onderwerpen of materialen is dit het meest geschikt. Mijn opzet is dan ook om de manier waarop fictie behandeld en getoetst wordt op het Canisius College te beschrijven en deze werkwijze te vergelijken met de werkwijze van andere scholen.
IEDER ZIJN BOEK
Het ontwerponderzoek is een relatief nieuwe onderzoeksbenadering. Er is nog weinig bekend over de onderzoeksmethoden die bij dit type onderzoek behoren. Mijn onderzoek is gebaseerd op het verzamelen en vergelijken van data uit verschillende bronnen om vervolgens een nieuw concept, dat bruikbaar is voor het type school waar ik les geef, te ontwerpen. Deze methode van onderzoeken lijkt heel veel op deskresearch.
13
HOOFDSTUK 2: THEORIE
Dat scholieren niet meer veel lezen, vormt al jaren een probleem. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat dit probleem zich voornamelijk in de klassen van de bovenbouw voordoet. De reden dat er niet meer veel gelezen wordt, is het gebrek aan motivatie en belangstelling van leerlingen voor literatuur. Tussen 2003 en 2006 heeft Martine Braaksma een onderzoek verricht, waarbij de vraag naar de leesattitude onder leerlingen van het voortgezet onderwijs (vmbo tot en met vwo niveau) centraal stond. Uit haar onderzoek blijkt dat 44% van de scholieren (vmbo tot en met havo) lezen leuk vindt, 28% neutraal staat tegenover lezen en dat 28% een hekel heeft aan lezen. 11% Tot 15% van de scholieren heeft moeite met lezen en ervaart het boekenaanbod als klein. Voor mijn onderzoek ben ik meer ge誰nteresseerd in de vmbo-leerling en uit de onderzoekresultaten van Braaksma kan ik nog niets opmaken betreffende de leesattitude van de vmbo-leerling. Verder geeft Braaksma aan dat de verschillen in leesattitude (en daarmee leesfrequentie) voor een groot deel te maken hebben met verschillen in persoonlijkheid, leesvaardigheid, leesklimaat, mogelijkheden tot lezen en kennis van het boekaanbod. Ook haar verklaring is erg algemeen, maar omdat iedereen, ongeacht schoolniveau, anders is en een andere achtergrond heeft, is haar verklaring naar mijn idee wel toepasbaar op de vmbo-leerling. Tot slot kunnen docenten volgens Braaksma de kennis van het boekenaanbod bij leerlingen vergroten door zogenaamde boekproeverijen aan te bieden: leerlingen krijgen van vijftien verhalen een kort fragment en mogen vervolgens op basis van dit fragment het boek kiezen dat bij hen past. Braaksma doet hier een aanbeveling die heel nauw aansluit op mijn visie op de manier waarop fictie op het vmbo aangeboden moet worden. Uit ervaring weet ik dat de meeste vmbo-leerlingen moeite hebben met het kiezen van een boek. Naar mijn idee kunnen ze geholpen worden met het kiezen van een boek dat bij ze past, door ze verschillende fragmenten met daarbij horende verwerkingsopdrachten aan te bieden. Op deze manier maken de leerlingen kennis met verschillende genres, waardoor ze hun leessmaak beter leren kennen en kunnen ontwikkelen. Een keuze maken in de manier waarop fictie op een vmbo-school gegeven moet worden, heeft te maken met een aantal factoren zoals: leesgewoonten, leesmotivatie en leesinteresses. In de laatste decennia is er in ruime mate onderzoek verricht op het gebied van de beginsituatie van scholieren. Een relevant onderzoek naar de affectieve leesbeleving van leerlingen was het onderzoek van Van der Bolt in 2000. Een ander belangrijk onderzoek naar de leesaandacht was het onderzoek van Tellegen en Frankhuizen in 1998. Bij beide onderzoeken waren leerlingen in de tweede en vierde klas van vbo en mavo betrokken. Uit deze onderzoeken blijkt duidelijk een verschil te zijn in het leesgedrag van jongens en meisjes. Omdat 96% van de leerlingen van het Canisius College, locatie de Goffert jongens is, zijn deze resultaten zeer belangrijk voor mijn onderzoek. Hier volgt een korte samenvatting van de onderzoeksresultaten van beide onderzoeken.
Leesmotivatie
Over het algemeen lezen vmbo-leerlingen om iets te weten te komen. Bij de helft tot tweederde van de meisjes is de leesmotivatie: afleiding of rust. Terwijl hooguit een derde van de jongens voor de afleiding of rust leest. De leesmotivatie die de meeste vmbo-jongens wel kennen, is het lezen voor spanning en opwinding.
Leesaandacht
Leesbeleving: emotioneel
Driekwart van de jongens waardeert droevige boeken niet, terwijl driekwart van de meisjes droevige boek juist wel waardeert. Veel leerlingen willen niet verrast worden en willen ook geen open einde, nog teleurstellender is een slechte afloop. Boeken met zo nu en dan een grappig incident en met een goede afloop worden vaak door de meeste leerlingen op prijs gesteld. Verder tonen jongens relatief veel instemming met vormen van leesbeleving die ze associëren met informatie.
Leesbeleving: verbeeldend
Voor vmbo-leerlingen is het beleven van een verhaal waarin zij zelf als het ware aanwezig zijn, een vorm die velen uit ervaring kennen. De helft van de jongens stemt in met de uitspraak “in het verhaal meedoen”, twee van de drie meisjes stemmen in met de uitspraak “in het verhaal zijn”. Voor deze leerlingen moeten de gebeurtenissen iets herkenbaars hebben, het personage waar ze zich mee identificeren moet aardig zijn en liefst geen domme dingen doen. Toch is de mate van identificatie geringer dan de mate van de ervaren aanwezigheid in het verhaal als zichzelf. Ook bij deze onderzoeken worden er een aantal aanbevelingen gedaan. Om te beginnen is het van belang om leerlingen kennis te laten maken met fragmenten uit boeken en bij de kennismaking moet het accent gelegd worden op het inleven in het verhaal. Volgens de onderzoekers kunnen leerlingen hierdoor geholpen worden bij het kiezen van een boek. Ook de drempel van het beginnen in een boek zou hierdoor verholpen worden. Verder vinden de onderzoekers dat, omdat veel leerlingen enthousiast kunnen vertellen over hun leesbeleving, het de moeite waard zou zijn om in de vmbo-klassen te experimenteren met “de klas als leeskring” zoals dat ook in havo-vwo-klassen is gedaan als onderdeel van het Sirene project. Voor mijn onderzoek moet ik zeker rekening houden met een aantal van de bovengenoemde resultaten. Mijn doelgroep is de vmbo-leerlingen en dan met name de vmbo-jongens. Belangrijk is dat het aanbod afgestemd is op deze groep. Omdat ik in de richting van een boekproeverij denk, moeten de boekfragmenten aan een aantal eisen voldoen. Het moeten fragmenten zijn van boeken, die spannend en opwindend zijn. Het liefst moeten de boeken iets te maken hebben met sporthelden en zakelijke informatie, machines en ruimtevaart. Het moeten geen droevige boeken zijn. Grappige boeken komen wel in aanmerking. Verder zijn boeken met een open einde of een slechte afloop afgeraden. Tot slot moeten het verhalen zijn, die vanuit een ik-perspectief verteld worden.
15
IEDER ZIJN BOEK
Als een jongen al geboeid wordt tijdens het lezen, dan is de kans groter dat het daarbij een tijdschrift betreft dan een boek. Meisjes lezen graag in het algemeen over persoonlijkheden en over biologie en de natuurlijke wereld (realiteit). Daar tegen over lezen jongens graag over sporthelden en zakelijke informatie, over machines en ruimtevaart. Het lijkt of vmbo-leerlingen vooral geboeid worden door nuttige informatie over het heden. Toch ervaren vmbo-leerlingen lezen vaak als vermoeiend. Waarschijnlijk speelt een tekort aan leeservaring deze leerlingen parten.
Wat de aanbevelingen betreft, ben ik het deels met de onderzoekers eens. De vmbo-leerling heeft moeite met lezen en ervaart het dus ook als moeilijk. Daarnaast vormt het kiezen van een boek een ook probleem. Door deze leerlingen kennis te laten maken met verschillende fragmenten kan ervoor gezorgd worden dat ze hun leessmaak ontwikkelen, waardoor het kiezen en lezen van een boek minder als negatief ervaren wordt. Verder denk ik dat de onderzoekers zichzelf tegenspreken als ze menen dat een project zoals Sirene op het vmbo gebruikt kan worden. Hun aanbeveling is gebaseerd op onderzoeken, waarbij het leesgedrag van havo/vwo-leerlingen centraal stond. De leescultuur op havo/vwo-scholen is totaal anders dan de leescultuur op vmbo-scholen. Naar aanleiding van het bovengenoemde onderzoek van Braaksma stelt Stalpers (2006a) in zijn onderzoek vast, dat 44% van de scholieren (vmbo tot en met havo) lezen leuk vindt. Ook wordt vastgesteld dat circa de helft van de leerlingen thuis en met vrienden niet veel over boeken gepraat. In 83% van de gevallen werd thuis door de ouders regelmatig tot vaak voorgelezen. En in 66% van de gevallen hebben ouders hun kinderen naar de bibliotheek meegenomen. Als ik dan naar mijn praktijk ervaring kijk, kan ik concluderen dat deze resultaten voornamelijk betrekking hebben op de havo/vwo-leerlingen.
Volgens Bolt, Tellegen en Frankhuizen moeten onze vmbo-leerlingen geholpen worden in het kiezen van boeken om uiteindelijk boeken te gaan lezen. Alleen al om die reden lijkt het mij niet logisch en verstandig dat deze leerlingen hun leesbeleving van gelezen boeken, die ze trouwens niet hebben, gaan uitwisselen met andere medeleerlingen. Het is niet bewezen, maar de kans is groot dat deze leerlingen zo’n didactische vorm als negatief gaan ervaren en erger nog, dat ze negatiever tegenover het lezen van boeken gaan staan. Hoe meer ik mij verdiep in de manier waarop het onderdeel fictie getoetst wordt op het voortgezet onderwijs, hoe meer ik ervan overtuigd ben dat de oplossing voor het probleem op het Canisius College, locatie De Goffert, te verhelpen is door het leesdossier als toetsvorm in het PTA op te nemen. Toch brengt het leesdossier als toetsvorm een aantal problemen met zich mee. Aan het begin van de tweede fase leek de invoering van het leesdossier het geschikte middel om leerlingen met plezier aan het lezen te krijgen en leerlingen lezend aan het leren te krijgen. Maar de internetvaardigheid van leerlingen (met name op sites als : www.scholieren.com), het tijdgebrek van de docent en het matige niveau van veel dossiers verhinderen het ideaal. In 1997 heeft Hamel een onderzoek verricht om inzicht te krijgen in problemen en oplossingen met betrekking tot het leesdossier. De problemen waren onder zes categorieÍn te brengen: organisatie op sectieniveau, inhoud en kwaliteit, motivatie en werkhouding van de leerlingen, fraude, begeleiding, en beoordeling en toetsing. Als ik terugkijk naar de situatie op het Canisius College, locatie De Goffert, doen de problemen zich op dezelfde vlakken voor.
Verder concludeert Hamel dat het leesdossier niet werkt als het wordt gebruikt als controlemiddel bij de formele analyse van boeken. Het werkt wel goed als hulpmiddel bij een vorm van literatuuronderwijs waarin aandacht is voor tekstervaringsprocedures en ruimte voor verschillende leerlingen met hun individuele voorkeuren en leerstijlen. Vooral de laatste uitspraak is zeer belangrijk. Je hebt natuurlijk met individuen in ontwikkeling te maken; leerlingen met ieder een eigen voorkeur qua kledingstijl, muziek, praktijkvakken, dus ook een eigen leesvoorkeur, die ze al kennen of nog moeten ontdekken. Net zoals het belangrijk is dat ze boeken lezen die bij hun leessmaak passen, is het ook belangrijk dat de verwerkingsopdrachten in zekere mate overeenkomen met de leerstijl van ieder leerling afzonderlijk. Voordat ik een definitief besluit kan nemen over de schriftelijke toetsvorm van het onderdeel fictie, wil ik eerst de manier waarop het onderdeel fictie op het Canisius College, locatie De Goffert, getoetst wordt, vaststellen. Daarnaast wil ik een beeld krijgen over de manier waarop het onderdeel fictie op andere vmbo-scholen getoetst wordt. Voor deze gegevens verwijs ik naar hoofdstuk 4: Data-analyse.
17
IEDER ZIJN BOEK
Hamel heeft voor deze problemen een aantal oplossingen bedacht: 1. Zorg voor een overeenstemming in de sectie over de doelstelling van het leesdossier (organisatie op sectieniveau). 2. Laat de leerlingen opdrachten maken, waarvan de antwoorden niet in uittrekselboeken staan. Oefen alvast vanaf de brugklas (inhoud en kwaliteit). 3. Geef niet steeds dezelfde opdrachten, maar varieer in soort en laat de leerlingen zelf uit opdrachten kiezen (motivatie en werkhouding van leerlingen). 4. Wissel per jaar van opdrachten en geef vooral tekstervarende opdrachten (fraude). 5. Kijk niet alles na en laat leerlingen op elkaars werk reflecteren (begeleiding). 6. Beoordeel door middel van reflectieopdrachten en laat het leesdossier de basis zijn voor het mondeling ( beoordeling en toetsing).
HOOFDSTUK 3: DATAVERZAMELING
Dit hoofdstuk gaat in op de vraagstelling en methode van onderzoek. Eerst worden de vormen van verslaglegging toegelicht. Vervolgens komt de onderzoeksopzet aan bod. Tot slot wordt de keuze van dataverzameling beargumenteerd.
Onderzoeksopzet Op het Canisius College, locatie De Goffert, is fictie een verplichte onderdeel van het PTA. De leerlingen moeten aantal schriftelijke toetsen maken om dit onderdeel af te sluiten. Het probleem is dat de toetsen niet afgestemd zijn op de verschillende niveaus. Op alle niveaus worden dezelfde toetsen gebruikt en er wordt ook geen onderscheid gemaakt tussen leerjaar 3 en 4. Met mijn onderzoek wil ik de manier waarop fictie behandeld en getoetst wordt op het Canisius College beschrijven en deze werkwijze vergelijken met de werkwijze van andere scholen. Het uiteindelijke doel is het samenstellen/ontwerpen van schriftelijke toetsen en leeslijsten die afgestemd zijn op leerjaar 3 en 4 en ook afgestemd zijn op de verschillende niveaus die wij op school hebben. De onderzoekseenheden zijn vmbo-scholen binnen het Rijk van Nijmegen. Het betreft hier twee willekeurig gekozen scholen: 1. Het Kandinsky College, locatie Hatertseweg, 2. Het Maaswaal College, locatie Oosterweg. De derde school die bij dit onderzoek van belang is, is het Canisius College, locatie Berg en Dalseweg. Dit schooljaar werkt de locatie De Goffert samen met de locatie Berg en Dalseweg aan het verbeteren van het gemengd en theoretisch niveau op De Goffert. Om deze reden wordt locatie Berg en Dalseweg bij dit onderzoek betrokken.
Dataverzamelingsmethoden Dit onderzoek is gebaseerd op het verzamelen van documenten. Daarnaast vindt er enige vorm van interview plaats. De documenten zijn hoofdzakelijk schooldocumenten zoals: schriftelijke toetsen voor het onderdeel fictie, schriftelijke beschrijving van het programma van toetsing en afsluiting en Nederlands methode. Hieronder volgt een bespreking van de wijze waarop deze data zijn verzameld. Allereerst komt de verzameling van schooldocumenten aan de orde, gevolgd door dataverzameling middels interviews. Schooldocumenten Het hele proces van onderzoeken berust op het verzamelen en analyseren van documenten. Allereerst moet de huidige situatie op De Goffert in kaart gebracht worden. Om een antwoord te kunnen geven op de vraag hoe het PTA eruit ziet, is er een analyse gemaakt van het PTA-boekje. Het PTA-boekje is op de website van het Canisius College De Goffert te downloaden.
Uiteindelijk moeten nieuwe toetsen samengesteld/gemaakt worden voor de verschillende leerjaren en niveaus. Om ervoor te zorgen dat de toetsen overeenkomen met de theorie die de leerlingen in de les krijgen, moeten ook termen, die in methodes behandeld worden, geĂ?nventariseerd worden.
Interviews
Om inzicht te krijgen in de manier van toetsing van het onderdeel fictie op andere vmbo-scholen, is ervoor gekozen om interviews te houden met collega’s van drie vmbo-scholen binnen het Rijk van Nijmegen. Het betreft hier het Canisius College, locatie Berg en Dalseweg voor de gemengd en theoretische leerweg, het Kandinsky College, locatie Hatertseweg voor basis- en kaderniveau, en het Maaswaal College, locatie Oosterweg voor basis- en kaderniveau en gemengd en theoretisch niveau. Het uiteindelijke doel van deze interviews is het verkrijgen van toetsmateriaal voor de verschillende leerjaren en leerwegen. De vragen die twee vragen die centraal staan zijn: 3. Hoe ziet het programma voor leerjaar 3 en 4, basisberoeps gerichte, kaderberoepsgerichte en gemengd theoretisch leerweg voor het vak Nederlands eruit? 4. Welke toetsen/materialen worden gebruikt om het onder deel fictie te toetsen? Omdat de leerlingen op het Canisius College, locatie De Goffert, behoefte hebben aan een leeslijst, die wij op onze school niet hebben, wil ik naast de bovengenoemde vragen nog een aantal vragen stellen: 5. Beschikt de sectie Nederlands over een leeslijst? 6. Op basis van welke criteria is deze leeslijst samengesteld? Verder is 96% van de leerlingen van het Canisius College, locatie De Goffert, jongens. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de leessmaak van jongens anders is dan meisjes. Om een zo goed mogelijke leeslijst samen te stellen, is het ook van belang om te weten wat de schoolsamenstelling is. Het kan zijn dat dit gegeven indirect van invloed is op de keuze van leesboeken.
De analyse van de dataverzameling is te lezen in hoofdstuk 4 van dit verslag.
19
IEDER ZIJN BOEK
Vervolgens zijn de (schriftelijke) toetsen verzameld. Alle bovenbouwdocenten van de sectie Nederlands hebben aan het begin van het schooljaar een map gekregen met onder andere de schriftelijke toetsten voor het onderdeel fictie. Dit zijn alleen de toetsen voor leerjaar 3 en 4 basis- en kaderniveau en leerjaar 3 gemengd en theoretisch niveau. De toetsen voor leerjaar 4 gemengd en theoretisch niveau zijn ook te vinden op de site van de school. Alleen leerlingen en docenten Nederlands kunnen deze documenten downloaden.
HOOFDSTUK 4: DATA-ANALYSE
Om een zo goed mogelijk antwoord te kunnen geven op mijn hoofdvraag, moet ik eerst de huidige situatie op het Canisius College, locatie De Goffert, in kaart brengen. Daarnaast wil ik een idee krijgen van de manier waarop het onderdeel fictie op andere vmbo-scholen binnen het Rijk van Nijmegen getoetst wordt. Op deze manier kan ik verifiëren hoe het elders opgezet is om zo enige uniformiteit te creëren.
Canisius College De Goffert Locatie De Goffert is een vmbo-school met verschillende leerwegen: basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte en gemengd en theoretische leerweg. Vanaf leerjaar 3 krijgen de leerlingen een PTA-boekje (“het programma van toetsing en afsluiting”). In dit boekje staat voor leerjaar 3 en 4 per vak welke onderdelen getoetst worden en hoe deze onderdelen getoetst worden. Mijn eerste deelvraag is:
Hoe ziet het PTA voor de verschillende leerwegen voor het onder deel fictie van vak Nederlands eruit?
Basisberoepsgerichte leerweg leerjaar 3 Leerstofomschrijving
Wegings-factor
Herkansing
Periode 1
Fictie-leesdossier: Jeugdroman
1
√
Basisberoepsgerichte leerweg leerjaar 4 Leerstofomschrijving
Wegingsfactor
Periode 1
Leesboek
1
Herkansing
√
Periode 2
Fictie-leesdossier: 1 √ Gedicht
Basisberoepsgerichte leerweg leerjaar 4
Fictie-leesdossier: Filmrecensie (wb146) 1 √
Periode 1
Kaderberoepsgerichte leerweg leerjaar 3
Kaderberoepsgerichte leerweg leerjaar 4
Leerstofomschrijving
Leerstofomschrijving
Periode 3
Wegingsfactor
Herkansing
Periode 1 Fictie-leesdossier: Jeugdroman 1 √ Periode 2 Fictie-leesdossier: Gedicht
1
√
Periode 3 Fictie-leesdossier: Filmrecensie (wb166)
1
√
Leerstofomschrijving n.v.t.
Periode 1 Leesboek
Wegingsfactor n.v.t.
Wegingsfactor
1
Herkansing n.v.t.
Herkansing
√
Gemengde leerweg leerjaar 3
Gemengde leerweg leerjaar 4
Leerstofomschrijving
Leerstofomschrijving
Wegingsfactor
Herkansing
Periode 1 Fictie-leesdossier:
Periode 1 Leesboek
Jeugdroman
Literatuuronderzoek
1
√
Gedicht
1
√
1 1
Periode 2
Literatuuronderzoek
Herkansing
1
√ √ X
Voor een complete overzicht van het PTA zie bijlage 1.
De tweede stap is het verzamelen van het materiaal dat gebruikt wordt tijdens het afnemen van deze toetsen. De vraag die hierbij hoort is:
Welke toetsen/materialen worden gebruikt om het onderdeel fictie te toetsen?
Basis3 Basis 4 Kader 3 Kader 4 Gemengd 3 Gemengd 4 Toets Toets Toets Toets Toets Toets Periode 1 Jeugdroman Schriftelijk Schriftelijk Schriftelijk Schriftelijk Schriftelijk n.v.t. versie A/B versie A/B versie A/B versie A/B versie A/B Periode 2 Gedicht Schriftelijk n.v.t. Schriftelijk n.v.t. Schriftelijk Versie A Versie B Versie C
n.v.t.
Literatuuronderzoek n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Schriftelijk Versie A Periode 3 Filmrecensie Schriftelijk Schriftelijk Schriftelijk Schriftelijk n.v.t. n.v.t. versie A versie B versie A versie B
Samenvatting Het programma voor het onderdeel fictie ziet er voor zowel basisals kaderberoepsgerichte leerweg hetzelfde uit. Alle leerlingen uit leerjaar 3, ongeacht leerweg, moeten een jeugdboek lezen en een leesverslag maken, een opdracht over gedichten maken en een filmverslag schrijven. Behalve de leerlingen, die in leerjaar 4 de basisberoepsgerichte leerweg met LWT (leerwerk traject)volgen, moeten alle leerlingen uit leerjaar 4, ongeacht leerweg, een leesverslag maken. De sectie Nederlands heeft wat betreft toetsmateriaal betreft twee schriftelijke toetsen die gebruikt worden tijdens het maken van het leesverslag (zie bijlage 2). De ene toets is uitgebreider dan de ander en de docent bepaalt zelf welke toets zij geschikt vindt voor haar groep. Deze toetsen worden zowel op basis- als kaderberoepsgerichte leerweg gebruikt. Ook in de gemengd en theoretische leerweg leerjaar 3 worden deze toetsen gebruikt. Voor leerjaar 4 van dit niveau heeft sectie Nederlands dit schooljaar een nieuwe toetsvorm ontwikkelt (zie bijlage 3). Verder heeft de sectie twee films gekozen. Leerlingen krijgen de film tijdens de les te zien en moeten hierna een aantal vragen en opdrachten over de film maken. Ook hier wordt dezelfde toets gebruikt in zowel basisals kaderberoepsgerichte leerweg. De film Save the Last Dance wordt in het leerjaar 3 gebruikt (zie bijlage 4) en Freedom Writers wordt in leerjaar 4 gebruikt (zie bijlage 5).
21
IEDER ZIJN BOEK
Periode 2 Fictie-leesdossier:
Wegingsfactor
Uit het gesprek met de vakgroepvoorzitter blijkt dat voor de gedichten de opdrachten uit de methode Taallijnen als toets gebruikt moeten worden (zie bijlage 6). Verder mag ieder docent zelf bepalen of zij haar leerlingen een opdracht over autobiografie en/of een opdracht over een stripverhaal laat maken (zie bijlage 7).
Canisius College Berg en Dalseweg locatie Berg en Dalseweg, is een school waar leerlingen kunnen kiezen uit vmbo-t, havo en vwo, dat uit atheneum en gymnasium bestaat. Voor mijn onderzoek ben ik ge誰nteresseerd in het vmbo-t. Aan de hand van de verzamelde documenten en een interview heb ik antwoord kunnen geven op de volgende deelvragen. Hoe ziet het programma voor leerjaar 3 en 4, theoretische leerweg voor het vak Nederlands eruit? Gemengd theoretische leerweg leerjaar 3
Gemengd theoretische leerweg leerjaar 4
Leerstofomschrijving
Leerstofomschrijving
Wegingsfactor
Herkansing
Periode X
Periode 3
Boekverslag
Fictie, dossier:
2
Nee
Periode X
1. Autobiografie
Filmverslag
2 Nee
2. Boekverslag
5. Filmverslag
Wegingsfactor
Herkansing
1
Nee
3. Boekverslag 4. Boekverslag
Voor een complete overzicht van het PTA zie bijlage 8.
Op de vraag: Welke toetsen/materialen worden gebruikt om het onderdeel fictie te toetsen?, heb ik de volgende gegevens gekregen: G/T 3 G/T 4 Toets Toets
Boekverslag Schriftelijk Schriftelijk Versie A/B Versie C
Filmverslag Schriftelijk Schriftelijk Versie A Versie B
Autobiografie
n.v.t. Schriftelijk
Versie A
Naast de bovengenoemde vragen heb ik nog een aantal vragen gesteld. 1.Beschikt de sectie Nederlands over een leeslijst? De sectie Nederlands heeft zelf geen leeslijst samengesteld. Om de leerlingen te helpen bij het maken van een boekkeuze, gebruiken ze de leeslijst uit de methode Op nieuw niveau. Deze leeslijst is achter in de methode te vinden.
3. Wat is de school samenstelling? In het schooljaar 2009-2010 telt het Canisius College, locatie Berg en Dalseweg, 1441 leerlingen, waarvan 78 leerlingen de theoretische leerweg volgen. Van deze 78 leerlingen is 47% jongens.
Verder is het van belang om te onderzoeken of de beoordeling van de leesverslagen ook overeenkomt met de aangeboden lesstof. Om hierop een zo goed mogelijk beeld te krijgen, is de volgende deelvraag van pas:
Welke termen komen in de methode Taallijnen aan bod?
Leerjaar 1 Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk
Basis 1
2
3
4
5
Kader
G/T
- Fictie - Non-fictie - Genre - Stripverhalen - Soorten strips - Striptaal - Uiterlijk verhaalpersonen
- Fictie - Non-fictie - Genre - Stripverhalen - Soorten strips - Striptaal - Uiterlijk verhaalpersonen
n.v.t
- Innerlijk verhaalpersonen
- Innerlijk verhaalpersonen
-
-
PoĂŤzie Strofe Rijm Dichter Leesboek voor jongens
PoĂŤzie Strofe Rijm Dichter Leesboek voor jongens
- Leesboek voor meisjes
- Leesboek voor meisjes
Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 8
-
- Humor - Leesboek kiezen - Leesautobiografie - Mening - Speelfilm - Spanning in een film
Humor Leesboek kiezen Leesautobiografie Mening Speelfilm Spanning in een film
IEDER ZIJN BOEK
2. Op basis van welke criteria is deze leeslijst samengesteld? Omdat de sectie Nederlands gebruik maakt van de leeslijst uit de methode die ze gebruiken, is deze vraag niet van toepassing.
23
Kader
G/T
- Fictie - Non-fictie - Verhaal, lijkt echt - Sprookjes
- Fictie - Non-fictie - Realistisch - Sprookjes
n.v.t
- Informatie over verhaalpersonen
- Informatie over verhaalpersonen
- Hoofdpersonen - Spanningen - Tijd - Plaats - Dagboek - Vertelde tijd - Tijd vertragen en versnellen
- Hoofdpersonen - Spanningen - Tijd - Plaats - Dagboek - Vertelde tijd - Tijd vertragen en versnellen
- Bedoeling van de schrijver
- Bedoeling van de schrijver
- Spanning in een film
- Spanning in een film
- Recensie
- Recensie
Basis
Leerjaar 2 Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk
3
4
5 6
Hoofdstuk 7
Basis
Kader
Leerjaar 3 Hoofdstuk 1 - Sprookjes - Bijzondere verhalen - Fabels - Fabels - Sage - Mythe Hoofdstuk 2 - Hij/zij-verhaal - Vertelperspectief - Ik-verhaal - Hij/zij-verhaal - Ik-verhaal Hoofdstuk 3 - Gedicht-vorm - Gedicht-vorm - Gedicht-inhoud - Gedicht-rijm - Liedtekst - Gedicht-inhoud - Liedtekst en rap Hoofdstuk 4 - Tijd in verhalen - Tijd in verhalen: heden, verleden, - Fantasie verhaal of toekomst, realistisch verhaal chronologisch - Volgorde van tijd - Fantasie verhaal of realistisch verhaal - Terugblik en - Terugblik en vooruitblik vooruitblik
G/T -volksverhalen - Fabels - Sage - Mythe - Vertelperspectief - Hij/zij-verhaal - Ik-verhaal - Alleswetende verteller - Perspectief wissel - Beeldspraak - Vergelijking - Personificatie - Strofe - Rijm - Eindrijm - Beginrijm - liedtekst en rap - Tijd in verhalen: heden, verleden toekomst, chronologisch
- Terugblik en terug verwijzijn
Basis
Kader
G/T
Leerjaar 4
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t
Samenvatting
Kandinsky college Molenhoek
locatie Molenhoek is een vmbo-school voor de opleidingen Sport, Dienstverlening, Recreatie en Veiligheid (S.D.R.V.) Locatie Molenhoek is een vmboschool waar leerlingen op basisberoepsgerichte -, kaderberoepsgerichte - en theoretische leerweg de bovengenoemde opleidingen kunnen volgen. Voor mijn onderzoek zijn alle drie de niveaus van belang. Aan de hand van de verzamelde documenten en een interview heb ik antwoord kunnen geven op de volgende deelvragen.
Hoe ziet het PTA voor de verschillende leerwegen voor het onder- deel fictie van vak Nederlands eruit?
Basisberoepsgerichte leerweg leerjaar 3 Leerstofomschrijving
Wegingsfactor
Herkansing
Periode 5 - Toets gelezen 1 Ja
fictiewerk
- Filmopdracht
1
Basisberoepsgerichte leerweg leerjaar 4 Leerstofomschrijving Periode 8 Leesdossier
Wegingsfactor
2
Herkansing
Nee
Ja
Kaderberoepsgerichte leerweg leerjaar 3
Kaderberoepsgerichte leerweg leerjaar 4
Leerstofomschrijving
Leerstofomschrijving
Wegingsfactor
Herkansing
Periode 5 - Toets gelezen 1 Ja fictiewerk - Creatieve schrijf- opdracht over leesboek
1
Ja
- Filmopdracht
1
Ja
Periode 8 Leesdossier
Wegingsfactor 2
Herkansing
Nee
Theoretische leerweg leerjaar 3
Theoretische leerweg leerjaar 4
Leerstofomschrijving Wegingsfactor
Leerstofomschrijving Wegingsfactor
Herkansing
Periode 5 - Toets leesboek 1 Ja - Creatieve schrijf- opdracht over leesboek
1
- Filmopdracht
1
Periode 8 Leesdossier
Herkansing
2
Ja Ja
Voor een complete overzicht van het PTA zie bijlage 13.
Nee
25
IEDER ZIJN BOEK
Het programma voor het onderdeel fictie ziet er voor het 3de leerjaar anders uit dan het programma voor het 4de leerjaar (zie bijlage 8). Ook het toetsmateriaal is anders; in leerweg 3 worden andere toetsen gebruikt dan in leerjaar 4. Voor het leesverslag in leerjaar 3 zijn er twee versies. Voor een overzicht van het toetsmateriaal voor leerjaar 3 zie bijlage 9 en voor het toetsmateriaal van leerjaar 4 zie bijlage 10. Zoals eerder vermeld, gebruiken de docenten Nederlands de leeslijst van de methode Op nieuw niveau. Voor een overzicht van de leeslijst voor leerjaar 3 zie bijlage 11 en voor een overzicht van de leeslijst van leerjaar 4 zie bijlage 12.
Op de vraag: Welke toetsen/materialen worden gebruikt om het onderdeel fictie te toetsen?, heb ik de volgende gegevens gekregen:
Basis3 Basis 4 Kader 3 Kader 4 Theoretisch 3 Toets Toets Toets Toets Toets Periode 5 -Toets gelezen Schriftelijk n.v.t. Schriftelijk n.v.t. Schriftelijk versie A versie B versie C fictiewerk
Theoretisch 4 Toets
-Creative schrijf- n.v.t. n.v.t. Schriftelijk n.v.t. Schriftelijk opdracht Geen Toets V ersie A
n.v.t.
n.v.t.
-Filmopdracht Schriftelijk n.v.t. Schriftelijk n.v.t. Schriftelijk n.v.t. Geen Toets Versie A Geen Toets Periode 8 leesdossier
n.v.t. Schriftelijk n.v.t. Schriftelijk n.v.t. Schriftelijk versie A versie B versie C
Naast de bovengenoemde vragen heb ik nog een aantal vragen gesteld. 1. Beschikt de sectie Nederlands over een leeslijst? De sectie Nederlands heeft zelf geen leeslijst samengesteld. De sectie beschikt over een kleine ruimte, die ze als bibliotheek gebruiken. Leerling kunnen hier gebruik van maken om een boek te kiezen. 2.
Op basis van welke criteria is deze leeslijst samengesteld? De sectie Nederlands maakt geen gebruik van een leeslijst. Ze hebben een aantal boeken in hun bezit, waaruit de leerlingen kunnen kiezen. Er zijn pakweg 70 willekeurig gekozen jeugdboeken waaruit ze kunnen kiezen.
3.
Wat is de school samenstelling? In het schooljaar 2009-2010 telt het Kandinsky College, locatie Molenhoek, X leerling en, waarvan X leerlinen de theoretische leerweg volgen. Van deze X leerlingen is X% jongens.
Samenvatting
Het programma voor het onderdeel fictie ziet er voor het 3de leerjaar anders uit dan het programma voor het 4de leerjaar (zie bijlage 13). Voor leerjaar 3 van alle niveaus zijn aparte leestoetsen (zie bijlage 14). Daarentegen is er alleen voor leerjaar 3 kaderberoepsgerichte leerweg een officiële filmopdracht. De leerlingen maken een filmverslag van de film Simon (zie bijlage 15). Voor de opdracht ‘Creatieve schrijfopdracht over leesboek’ van het 3de leerjaar is alleen voor de theoretische leerweg een toets (zie bijlage 16). Het toetsmateriaal, dat gebruikt wordt in leerjaar 4, is voor alle niveaus aanwezig (zie bijlage 17). Zoals hierboven vermeld staat, maakt de sectie Nederlands geen gebruik van een leeslijst. Ze hebben wel een aantal boeken op school, die de leerlingen in periode 5 en 8 uit mogen lenen voor de fictieopdrachten.
Kandinsky College Hatertseweg
Hoe ziet het PTA voor de verschillende leerwegen voor het onderdeel fictie van vak Nederlands eruit? Basisberoepsgerichte leerweg leerjaar 3
Basisberoepsgerichte leerweg leerjaar 4
Leerstofomschrijving Wegingsfactor Herkansing Periode 4 Leesvaardigheid: leesverslag 1
Leerstofomschrijving Periode 6 Fictiedossier (leesverslag 2)
Wegingsfactor
Herkansing
Periode 7 Fictiedossier (leesverslag 3)
Periode 8
Fictiedossier Filmverslag
Kaderberoepsgerichte leerweg leerjaar 3
Kaderberoepsgerichte leerweg leerjaar 4
Leerstofomschrijving Wegingsfactor Herkansing Periode 4 Leesvaardigheid: leesverslag 1
Leerstofomschrijving Periode 6 Fictiedossier (leesverslag 2)
2
Wegingsfactor
Nee
Herkansing
Periode 7 Fictiedossier (leesverslag 3)
Periode 8 Fictiedossier Filmverslag
2
Nee
Voor een complete overzicht van het PTA zie bijlage 18.
27
IEDER ZIJN BOEK
Locatie Hatertseweg is een vmbo-school voor de opleidingen Zorg&Welzijn en Economie. Locatie Hatertseweg is een vmbo-school waar leerlingen op basisberoepsgerichte - en kaderberoepsgerichte leerweg de bovengenoemde opleidingen kunnen volgen. Met ingang van het schooljaar 2010-2011 zal het Kandinsky College, locatie Hatertseweg ook de gemengde leerweg aanbieden (VMBO-GL). Deze leerweg lijkt veel op de theoretische leerweg, waarbij de leerlingen in de gemengde leerweg naast de theoretische vakken ook een beroepsgericht programma volgen. De locatie Hatertseweg zal in de gemengde leerweg het uitstroomprofiel “Dienstverlening en Commercie� aanbieden. Voor mijn onderzoek komen de bestaande niveaus basis en kader van pas. Aan de hand van de verzamelde documenten en een interview heb ik antwoord kunnen geven op de volgende deelvragen.
Op de vraag: “Welke toetsen/materialen worden gebruikt om het onderdeel fictie te toetsen?” , heb ik de volgende gegevens gekregen: Basis3 Basis 4 Kader 3 Kader 4 Toets Toets Toets Toets Periode 4 Leesvaardigheid: Schriftelijk n.v.t. Schriftelijk n.v.t. Versie A Versie A Leesverslag1
Periode 6 Fictiedossier n.v.t. Schriftelijk n.v.t. Schriftelijk (Leesverslag2) Versie A1 Versie A1
Periode 7 Fictiedossier n.v.t. Schriftelijk n.v.t. Schriftelijk Versie A2 Versie A1 (Leesverslag3) Periode 8
Fictiedossier n.v.t. Schriftelijk n.v.t. Schriftelijk Zie periode Versie A3 6t/m8 Zie periode 6t/m8
Filmverslag n.v.t. Schriftelijk n.v.t. Schriftelijk Versie A4 Versie A4
Naast de bovengenoemde vragen heb ik nog een aantal vragen gesteld. 1. Beschikt de sectie Nederlands over een leeslijst? De sectie Nederlands heeft zelf geen leeslijst samengesteld. 2. Op basis van welke criteria is deze leeslijst samengesteld? Bovenstaande is niet van toepassing. 3. Wat is de schoolsamenstelling? In het schooljaar 2009-2010 telt het Kandinsky College, locatie Hatertseweg, ongeveer 576 leerlingen, waarvan ongeveer 45% jongens is.
Samenvatting
Het programma voor het onderdeel fictie ziet er voor het 3de leerjaar anders uit dan het programma voor het 4de leerjaar (zie bijlage 18). In leerjaar 3 basis- en kaderniveau wordt één toets gebruikt voor het leesverslag (zie bijlage 19). De leerlingen maken in leerjaar 3 ongeacht niveau één leesverslag. Ook in leerjaar 4 basis- en kaderniveau worden dezelfde toetsen gebruikt voor het maken van het leesverslag (zie bijlage 20). De leerlingen, die de basisberoepsgerichte leerweg volgen, moeten in leerjaar 4, 2 boeken lezen en de leerlingen, die de kaderberoepsgerichte leerweg volgen, moeten 3 boeken lezen. Daarnaast moeten de leerlingen in leerjaar 4 basis- en kaderniveau een filmverslag of een verslag over een tv-programma maken. Ook hier wordt zowel op basis- als kaderniveau dezelfde toetsen gebruikt (zie bijlage 21). Tot slot moeten de leerlingen in leerjaar 4 basis- en kaderniveau voor het fictiedossier nog een aantal opdrachten maken: 1. Samenvatting van internet, 2. Twee artikelen en 3. Auteursbespreking (zie bijlage 22). Ook voor deze opdrachten wordt hetzelfde materiaal gebruikt op zowel basis- als kaderniveau. Het fictiedossier wordt afgesloten met het onderdeel: Verantwoording en slotwoord, dat ongeacht niveau dezelfde inhoud heeft (zie bijlage 22). Verder krijgen de leerlingen in leerjaar 3 een cijfer voor het leesverslag, maar dit telt pas aan het einde van het schooljaar mee met het periodecijfer. Dit is ook de reden waarom er in het PTA geen weging staat bij het onderdeel Leesvaardigheid: leesverslag 1.
HET RIJK VAN NIJMEGEN
Canisius College
Basis 3
Basis 4
Basis 4 LWT
Kader 3
Kader 4
G/T 3
G/T 4
1 boek 1 film 1 gedicht
5 boeken 1 film
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 3 boeken n.v.t. 1 film
3 boeken 1 film 1 verwerkingsopdracht
De Goffert
1 boek 1 boek 1 film 1 film 1 gedicht
Geen fictie
1 boek 1 boek 1 film 1 film 1 gedicht
Berg en Dalseweg
Kandinsky Molenhoek
1 boek 1 film
2 boeken 1 film of
n.v.t
2 boeken 1 film 1 verwer- kingsopdracht
documentaire
3 boeken 1 film of
2 boeken 5 boeken 1 film 1 film of documentaire 1 verwer- documentaire kingsop- 4 verwer5 verwerdracht kingsop kingsop drachten drachten
Hatertseweg
1 boek 1 film
2 boeken n.v.t. 1 boek 1 film of tv programma
3 boeken n.v.t. n.v.t. 1 film of tv programma
3 verwerkings
3 verwerkings
opdrachten
opdrachten
29
IEDER ZIJN BOEK
Binnen Het Rijk van Nijmegen zijn er 4 vmbo-scholen. De Goffert en Molenhoek hebben alle niveaus in huis: basisberoepsgerichte leerweg, kaderberoepsgerichte leerweg en gemengd theoretische leerweg. Daarnaast heeft De Goffert ook een basisberoepsgerichte leerweg met Leerwerktraject. Berg en Dalseweg heeft alleen de theoretische leerweg in huis en Hatertseweg heeft alleen de basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg in huis. In het schema hieronder is per school en per niveau aangegeven wat er aan fictie gedaan wordt in leerjaar 3 en 4.
FICTIEONDERWIJS IN DE BOVENBOUW VAN HET VMBO
In de bovenbouw van h et vmbo is het samenstellen van een fictiedossier voor alle leerwegen verplichte examenstof. In het schema hieronder is een richtlijn voor het aantal ‘verplicht’ te lezen titels te lezen:
Basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg
Gemengde en theoretische leerweg
Boeken Films
4 à 5 1 à 2
7 à8 1 à2
In de basisberoepsgerichte leerweg kunnen i.p.v. boeken eventueel ook verhalen en stripboeken gelezen worden.
Voorwaarden voor het fictiedossier voor het vmbo-examen zijn: • Een voorblad met ten minste klas en naam van de eigenaar van het fictiedossier • Een lijst met titels van gelezen en bekeken fictiewerken met auteur/ regisseur en jaartal erbij • Een afgesproken aantal boek- en filmverslagen
De inhoud kan uitgebreid worden met bijvoorbeeld: • Een afgesproken aantal verwerkingsopdrachten bij boeken, films en eventueel andere fictiesoorten • Een fictieautobiografie • Balansverslagen • Een overzicht van gemaakte opdrachten • Een inhoudsopgave van het gehele fictiedossier
HOOFDSTUK 5: UITKOMSTEN EN CONCLUSIES
In dit hoofdstuk zal ik per leerjaar de resultaten analyseren en interpreteren. Vervolgens zal ik per leerjaar een conclusie trekken, die een zo goed mogelijk antwoord geeft op mijn hoofdvraag:
Tot slot zal ik mijn bevindingen omtrent de leeslijst beschrijven. Daarnaast wil ik enig aandacht besteden aan de termen, die in de methode Taallijnen behandeld worden.
Leerjaar 3
Uit de analyse blijkt dat vooral in leerjaar 3 het materiaal òf niet overeenkomt met het PTA òf er is nog geen materiaal beschikbaar. In het geval van het Canisius College De Goffert is het materiaal voor het leesverslag wel aanwezig, maar is het zeer gedateerd. Daarnaast is het materiaal niet toegespitst op de verschillende niveaus. Wat ook blijkt, is dat het materiaal voor het gedicht weldegelijk aanwezig is, maar dat de docenten daar niet van op de hoogte zijn. Het materiaal, dat gebruikt wordt voor het gedicht, staat in het werkboek van de methode Taallijnen en is dus aangepast aan het niveau. De leerlingen moeten stapsgewijs de opdrachten uitvoeren, maar hebben wel ruimte om zelf een keuze te maken uit de gedichten en/of liedteksten, die ze bij de opdracht willen gebruiken. Voor het filmverslag is ook een toets gemaakt. Maar ook deze toets is niet toegespitst op het niveau en daarnaast gaat de toets niet over een Nederlandse film. Dit vind ik wel heel erg jammer, want er zijn genoeg Nederlandse boeken verfilmd die geschikt zijn voor de verschillende niveaus. Op het Canisius College Berg en Dalseweg komt fictie niet voor in het PTA, maar er wordt wel aan fictie gewerkt. Het materiaal is ook aanwezig, maar het is wel heel erg jammer dat de leerlingen tot zeker 2 keer toe hetzelfde leesverslag moeten maken. Er is dus weinig variatie in het materiaal, dat gebruikt wordt voor de leesverslagen. Aangezien de leerlingen 3 boeken moeten lezen, zou het beter zijn als de verslagen van elkaar verschillen. Ieder keer hetzelfde doen, komt niet ten goede aan het leesgedrag en de motivatie van de leerlingen. Voor het filmverslag moeten de leerlingen een film zien en een verslag daarvan maken. Dit alles doen ze thuis. Er is dus weinig controle op hoe het verslag gemaakt wordt. Dit neemt niet weg dat het verslag op het niveau aansluit; er wordt veel naar argumenten en meningen van de leerling gevraagd. Het Kandinsky College Molenhoek heeft voor leerjaar 3 ook materiaal dat aansluit op de verschillende niveaus. Naast één verplichte opdracht, mogen de leerlingen uit een viertal vragen twee vragen kiezen om te maken. Dit geeft aan dat de docenten het belangrijk vinden dat de leerlingen niet alleen een boek lezen dat bij ze past, maar ook opdrachten maken die hen aanspreken. Verder staat in het PTA ook heel duidelijk wat er aan fictie gedaan wordt. Voor het filmverslag worden bij uitstek een Nederlandse films gebruikt. Dat vind ik heel goed, want het gaat hier wel om het vak Nederlands. Wel jammer is, dat ze voor de filmopdracht nog geen materiaal ontwikkeld hebben voor basisberoepsgerichte
IEDER ZIJN BOEK
Hoe kan de kennis van de leerlingen, in leerjaar 3 en 4 basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte en gemengd en theoretische leerweg van het Canisius College, locatie De Goffert, op het gebied van fictie het beste schriftelijk getoetst worden?
31
leerweg en theoretische leerweg. Het is in ieder geval een geruststelling dat de sectie Nederlands wel rekening houdt met de niveaus en dus niet dezelfde toetsen gebruiken voor alle niveaus. Dit geldt ook voor de creatieve schrijfopdracht; voor de kaderberoepsgerichte leerweg moet het materiaal nog ontwikkelt worden. Tot slot het Kandinsky College Hatertseweg; in het PTA staat dat de leerlingen een leesverslag moeten maken, maar wat ze in feite moeten doen is een boek beoordelen. De toets stelt niet veel voor en ik kan me heel goed voorstellen dat de leerlingen hierdoor niet gemotiveerd zijn om een boek te lezen. Het kost onze vmbo-leerlingen heel veel moeite om te lezen. Als ze deze toets voor hun neus krijgen, werkt dit alleen demotiverend; al deze moeite voor niets. Dit neemt niet weg dat deze opdracht wel als een verwerkingsopdracht gebuikt kan worden. Een ander minpunt is het feit dat ook niet dezelfde toets voor zowel basis- beroepsgerichte leerweg als voor kaderberoepsgerichte leerweg gebruikt wordt. Wat dat betreft moet Hatertseweg nog heel veel doen om haar leerlingen enthousiast te krijgen voor fictie.
Conclusie
Het PTA van het Canisius College De Goffert is heel erg overzichtelijk, voor zowel docenten als leerlingen en hun ouders. Het materiaal voor het leesverslag is niet alleen aan vernieuwing toe, daarnaast moet het ook aangepast worden aan de verschillende niveaus. Het materiaal dat ze op het Kandinsky College Molenhoek gebruiken, is een goed voorbeeld van hoe het kan. De leerlingen hebben ruimte om de inhoud van hun verslag te bepalen; wat een zeer motiverende werking op de leerlingen kan hebben.Verder moeten de docenten op de hoogte gebracht worden van de opdrachten die in het werkboek staan voor het gedicht. Deze opdrachten zijn bruikbaar en sluiten aan op zowel het niveau als de lesstof. Voor het filmverslag is het veel beter als de leerlingen een Nederlandse film zien; het sluit aan op hun leefwereld en de taal van het vak waarvoor ze het verslag moeten maken, is Nederlands. Je kan twee dingen doen: 1. Een algemeen filmverslag maken voor ieder niveau, zodat je ieder jaar een andere film kunt kiezen of 2. je kiest om de twee jaar een film en maakt daar bijbehorende opdrachten bij, die ook aansluiten op de verschillende niveaus. Het Canisius College Berg en Dalseweg heeft een aardig algemeen filmverslag samengesteld, dat op De Goffert als richtlijn gebruikt kan worden.
Leerjaar 4 Uit de analyse blijkt dat in leerjaar 4 voornamelijk met een fictiedossier gewerkt wordt. De inhoud van het fictiedossier bestaat uit leesverslagen, filmverslagen en andere verwerkingsopdrachten. Van de 4 vmbo-scholen, die betrokken waren bij dit onderzoek, maakt het Kandinsky College Molenhoek als enige goed gebruik van het fictiedossier. Hun fictiedosier bestaat uit een filmverslag of documentaire/tv-programma, en nog een aantal verwerkingsopdrachten. Het fictiedossier wordt ingeleid met een uitleg over de opbouw van het fictiedossier, gevolgd door een overzicht aan opdrachten met een korte uitleg. Hierna staan de aanwijzingen voor de verzorging en lay-out van het fictiedossier. Hierna volgen de vragen/opdrachten per onderdeel. Ook het Kandisky College maakt aardig gebruik van het fictiedossier. Ze moeten alleen nog ervoor zorgen dat ze een onderscheid maken tussen het fictiedossier voor basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg, want tot nu toe worden op beide niveaus dezelfde opdrachten gebruikt. Op het Canisius College De Goffert maken de leerlingen in leerjaar 4 op alle niveaus één leesverslag. Ook hier is het materiaal voor het leesverslag aanwezig, maar is het zeer
Conclusie
Kandinsky Hatertseweg, Canisius College Berg en Dalseweg en Canisius College De Goffert kunnen van Kandinsky Molenhoek een voorbeeld nemen. Behalve dat Molenhoek zich aan de voorwaarden van het fictiedossier van het vmbo-examen houdt, is het fictiedossier hét middel om enig uniformiteit op de vmbo-scholen binnen Het Rijk van Nijmegen te kunnen creëren. In leerjaar 3 hebben al deze scholen een ander PTA-programma, waarbij zelfs het aantal gelezen boeken niet met elkaar overeenkomt. Dit maakt het streven naar enige vorm van uniformiteit bijna onmogelijk.
Leeslijst
Het Kandinsky College Hatertseweg maakt geen gebruik van een leeslijst. Daar tegenover gebruikt het Canisius College Berg en Dalseweg de leeslijst, die achterin het de methode staat als richtlijn. Het Kandinsky College Molenhoek stelt een aantal boeken aan haar leerlingen ter beschikking. Maar geen van beide scholen geeft een reden voor de keuze in leeslijst/voorraad boeken. Zeker voor Kandinsky College Molenhoek is dit heel erg jammer, aangezien de school uit ruim 60% uit jongens bestaat. Om een leeslijst voor het Canisius College De Goffert, dat voornamelijk uit jongens bestaat, een leeslijst samen te stellen, moet uit andere bronnen zoals de bibliotheek, internetsites geput worden, want het onderzoek biedt hiervoor geen antwoord.
33
IEDER ZIJN BOEK
gedateerd. Daarnaast is het materiaal niet toegespitst op de verschillende niveaus. De sectie Nederlands moet rekening gaan houden met het feit, dat het samenstellen van een fictiedossier voor alle leerwegen verplichte examenstof is. Het fictiedossier moet dus zo snel mogelijk geïntroduceerd worden. Dit geldt niet alleen voor De Goffert, ook het Canisius College Berg en Dalseweg, waar de leerlingen in leerjaar 4 weer 3 leesverslagen, een filmverslag en als extra opdracht een autobiografie moeten maken, moet het fictiedossier ingevoerd worden. Berg en Dalseweg heeft al het een en ander aan toetsmateriaal, dat gebruikt kan worden voor het fictiedossier. Voor beide scholen dient het materiaal voor het fictiedossier van het Kandinsky College Molenhoek als voorbeeld; het fictiedossier is overzichtelijk, geeft goede richtlijnen van hoe leerlingen een leesverslag moeten schijven, hoe ze een filmverslag moeten schrijven en er voor ieder niveau zijn er bijpassende verwerkingsopdrachten. Een minpuntje is dat leerlingen nu geen keuze meer hebben in wat voor opdrachten ze leuk vinden. Alle opdrachten in het fictiedossier van Kandinsky Molenhoek zijn verplicht. Maar voor de rest heeft de sectie Nederlands Molenhoek zich netjes aan de voorwaarden voor het fictiedossier voor het vmbo-examen gehouden. Dit jaar heeft De Goffert voor het eerst een examenklas op gemengd theoretische niveau heeft, die voor het onderdeel fictie literatuuronderzoek moest doen. De opdrachten zijn toegespitst op het niveau, maar om aan de voorwaarden van het fictiedossier voor het vmb0-examen te kunnen voldoen, moet de inhoud aangepast worden. Naast de bestaande opdrachten moeten er meer verwerkingsopdrachten verzonnen worden en er moeten duidelijke richtlijnen over de aanpak van de opdrachtenen en de opbouw van het fictiedossier in het fictiedossier, terug te vinden zijn. Waar de sectie ook over na moet denken, is het feit dat de leerlingen van de gemengd theoretische leerweg in leejaar 4 ineens 5 boeken moeten lezen, terwijl ze in leerjaar 3 maar 1 boek gekzezen hebben. De overstap is te groo. Een veel logischer verhouding is bijvoorbeeld 3 boeken in leerjaar 3 en 5 in leerjaar 4. Op dit punt zou dus het PTA voor het onderdeel fictie in leerjaar 3 aangepast moeten worden.
Taallijnen De methode die wij op het Canisius College De Goffert gebruiken behandeld gedurende de eerste drie leerjaren alle termen die noodzakelijk zijn om een fatsoenlijk leesverslag te maken. In leerjaar 1 en 2 worden echter niet alle hoofdstukken behandeld, toch komen de termen die belangrijk zijn terug in het derde leerjaar. De methode biedt de leerlingen genoeg ondersteuning op dat gebied. De Goffert hoeft zich dus wat dat betreft geen zorgen te maken over de literaire termen bij het samenstellen van het fictiedossier en het vernieuwen van het leesverslag voor het derde leerjaar van alle niveaus.
Aanbevelingen
Het is bekend dat het leesgedrag van jongens negatiever is in vergelijking met dat van meisjes. Alleen al om die reden zou het nuttig zijn als er in de toekomst meer onderzoek verricht zou worden naar leesboeken voor jongens op het vmbo. Hoe meer kennis van boeken voor deze groep we hebben, hoe meer invloed we kunnen oefenen op hun leesgedrag. Wat ik ook zou willen weten is waarom er op het vmbo zoveel verschil zit in het aantal ‘verplicht’ te lezen boeken, terwijl er toch wel degelijk richtlijnen zijn voor het aantal boeken, die gelezen moeten worden op de verschillende niveaus van het vmbo. Je zou toch denken dat binnen een sholengemeenschap men ervoor kan zorgen dat voor het onderdeel fictie alle leelingen, die in hetzelfde niveau zitten ogeacht opleiding, op eenzelfde lijn gaan zitten. Toch is dit niet het geval. Waar zou dit aan liggen? En hoe zou er hier in verandering kunnen komen?
HOOFDSTUK 6: PROCESVERSLAG 35
IEDER ZIJN BOEK
Verloop Jeugdliteratuur betekent voor mij kijken naar de wereld door de ogen van iemand anders, de werkelijkheid van een andere kant bekijken, een nieuwe gedachte leren kennen, waardoor je een nieuwe en geheel eigen gedachte vormt. Het is een ervaring die ik mijn leerling zeker gun. Jammer genoeg heb ik in de drie jaar tijd, dat ik op De Goffert lesgeef, niet het gevoel dat mijn leerling het lezen van boeken ook op deze manier hebben ervaren. Mijn leerlingen ervaren lezen als niet leuk. Zodra er verteld wordt dat ze een boekverslag moeten gaan schrijven, wordt ik overvallen met negatieve reacties; ze weten niet wat voor een boek ze moeten lezen, zijn nooit in een bibliotheek geweest en vinden het stom dat ze geen sciencefiction mogen lezen. Daarnaast liep ik tegen het feit dat de toetsen die wij gebruiken om het onderdeel fictie te beoordelen heel erg oud zijn en dezelfde toetsen worden op alle niveaus gebruikt; er wordt geen onderscheid gemaakt in niveaus. Ik was vastberaden hier verandering in te brengen en na overleg met de sectievoorzitter, heb ik besloten dat ik voor de bovenbouw basisberoepsgerichte leerweg, kaderberoepsgerichte leerweg en gemengde en theoretische leerweg gepast toetsmateriaal zou gaan ontwikkelen/samenstellen. Om een zo goed mogelijk product te leveren, was het een en ander aan onderzoek nodig. Allereerst was het noodzakelijk om de situatie op De Goffert goed in kaart te brengen. Ik heb het PTA bestudeerd en gekeken naar wat de leerlingen voor het onderdeel fictie moeten doen. Hierna heb ik al de toetsmaterialen die wij gebruiken verzameld, om vervolgens te kijken in hoeverre deze overeenkomen met wat er in het PTA staat. Ook de termen die in de methode Taallijnen behandeld worden, heb ik geïnventariseerd, zodat ik kon nagaan of de toetsen ook overeenkomen met de lesstof. Om een beter zicht te krijgen op hoe het onderdeel fictie het beste getoetst kan worden, wilde ik onderzoeken hoe dit onderdeel op andere middelbare scholen getoetst wordt. Omdat het Canisius College De Goffert tot de scholengroep Het Rijk van Nijmegen hoort, heb ik mijn onderzoek gericht tot scholen binnen Het Rijk van Nijmegen. Zo heb ik contact opgenomen met mevrouw I. Hagemans van het Canisius College Berg en Dalseweg voor de theoretische leerweg, mevrouw K. schuifels van het Kandinsky College Molenhoek voor de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg en theoretische leerweg en tot slot mevrouw S. Nihot van het Kandinsky College Hatertseweg voor de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg. Het voornaamste doel van mijn gesprekken met de bovengenoemde docenten Nederlands was het verzamelen van het toetsmateriaal, dat zij gebruiken om het onderdeel fictie op hun school te toetsen. Ik was ook benieuwd naar het PTA, want ik wilde graag weten of de toetsen ook overeenkwamen met wat er in het PTA stond, maar ik wilde ook het PTA van De Goffert vergelijken met het PTA van deze scholen. Op deze manier wil ik verifiëren hoe het elders opgezet is om zo enige uniformiteit te creëren. Tot slot was het duidelijk dat mijn leerlingen behoefte aan een leeslijst hadden. Op De Goffert beschikken wij niet over zo’n leeslijst. Naast het ontwerpen/samenstellen van geschikte toetsmateriaal voor het onderdeel fictie op De Goffert, wil ik ook een leeslijst samenstellen, die toegespitst is op de leessmaak van onze leerlingen, die voor het merendeel uit jongens bestaat. Om dit te bereiken wilde ik dus weten of de andere scholen wel een leeslijst gebruiken en om een zo goed mogelijke leeslijst samen te stellen, was het ook van belang om te weten wat de schoolsamenstelling is. Het kan zijn dat dit gegeven indirect van invloed is op de keuze van leesboeken.
Onderzoeksvaardigheden
Het uiteindelijke doel van mijn onderzoek was het ontwerpen/samenstellen van toetsmateriaal voor de bovenbouw, dat toegespitst is op de verschillende niveaus, die het Canisius College De Goffert in huis heeft. Het type onderzoek dat het beste hierbij past, was het ontwerponderzoek. Maar het ontwerponderzoek is een relatief nieuwe onderzoeksbenadering. Er is nog weinig bekend over de onderzoeksmethoden die bij dit type onderzoek behoren. Mijn onderzoek was gebaseerd op het verzamelen en vergelijken van data uit verschillende bronnen om vervolgens een nieuw concept, dat bruikbaar is voor het type school waar ik les geef, te ontwerpen/samenstellen. Deze methode van onderzoeken lijkt heel veel op deskresearch. Conclusie is dus dat ik voor mijn onderzoek als het ware een deskresearch in een jasje van ontwerponderzoek heb gestoken om zo mijn doel te bereiken. Als onderzoeker moet je je niet vastklampen aan één type onderzoek, want soms ben je genoodzaakt een methode te gebruiken, die misschien niet bij jouw type onderzoek hoort, maar die wel belangrijk is voor je dataverzameling. Wat ik moeilijk vond, was een theoretische kader voor mijn onderzoek te schetsen. Er is op het gebied van fictie op het vmbo niet veel aan onderzoek gedaan. Daarnaast zijn de meeste onderzoeken gericht op fictie in de tweede fase; een totaal andere type leerling dan de vmbo-leerling. Ik heb heel veel deskresearch moeten doen en heb heel veel gelezen. Uiteindelijk waren er maar een handje vol artikels geschikt voor mijn onderzoek. Soms had ik het idee dat een artikel helemaal niet geschikt was voor mijn onderzoek, maar dan las ik een zin of een alinea, die mij op nieuwe ideeën bracht of die ik juist wel voor mijn onderzoek kon gebruiken. Om een goed theoretische kader te schetsen moet je heel veel aan theorie lezen en je moet goed kunnen bepalen wat voor jouw onderzoek bruikbaar is. Dit neemt heel veel tijd in beslag. Uiteindelijk, toen ik in de fase van dataverzameling was, dacht ik dat deze fase snel en makkelijk uit te voeren was. Dat viel vies tegen. Ik heb gebeld, mailtjes gestuurd en heb heel lang op reacties moeten wachten. Toen ik eenmaal contact had kunnen krijgen met mijn collega’s van de andere vestigingen, was het maken van een afspraak niet altijd even makkelijk vanwege onze roosters. Desondanks waren deze collega’s heel erg coöperatief, wat ik enorm waardeer! Mijn onderzoek heb ik helemaal alleen opgezet. Ik heb volgens de ‘richtlijnen voor het schrijven van de scriptie en visie’ gewerkt. Ik heb ervoor gezorgd dat ik gestructureerd aan de slag ging. Allereerst heb ik aan hoofdstuk 1: “Introductie” gewerkt. Vervolgens heb ik aan hoofdstuk 2: “Theorie” gewerkt. Toen ik deze twee hoofdstukken af had, ben ik aan hoofdstuk 3: “Dataverzameling” begonnen. Toen deze drie hoofdstukken af waren, was ik aan de ene kant enthousiast om verder met mijn onderzoek te gaan en aan de andere kant wist ik niet of ik goed bezig was. Dus heb ik mijn collega N. Joosten om feedback gevraagd en ik heb ook mijn scriptiebegeleider H. Wegman gemaild. In de tussentijd ben ik het materiaal, dat ik nodig had, gaan verzamelen. Ik ben ook contact gaan zoeken met de scholen. In de tussentijd heb ik positief feedback gekregen van zowel mijn collega als mijn scriptiebegeleider. Gelukkig maar, want het had ook anders kunnen verlopen. Mijn advies is om na ieder hoofdstuk contact te nemen met je scriptiebegeleider(ster), zodat je zeker weet dat je op de goede weg zit. Het grootste werk is het verwerken van de data geweest. In mijn geval vond ik het niet moeilijk, maar het was wel heel veel. Ook het op orde zetten van alle bijlagen neemt heel veel tijd in beslag. Toch is dit de moeite waard, want hoe duidelijker je de gegevens structureert, hoe makkelijker het is, om je conclusies en aanbevelingen te schrijven.
Evaluatie
Het onderzoek in relatie tot mijn beroepspraktijk
Mijn onderzoek was gericht op het ontwerpen/samenstellen van toetsmateriaal dat geschikt is voor leer jaar 3 en 4 basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte en theoretische leerweg. Na het verzamelen en analyseren van de data heb ik zeker een antwoord op mijn hoofdvraag kunnen formuleren. Mijn hoofdvraag was: Hoe kan de kennis van de leerlingen, in leerjaar 3 en 4 basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte en gemengd en theoretische leerweg van het Canisius College, locatie De Goffert, op het gebied van fictie het beste schriftelijk getoetst worden? Om te begninnen is het belangrijk dat het fictiedossier op het canisius College De Goffert geïntroduceerd wordt. Daarnaast moeten het leesverslag voor leerjaar 3 vernieuwd en aangepast worden aan de verschillende niveaus. Aan het PTA voor de gemengd theoretische leerweg moet aangepast, aangezien de overstap vanhet aantal gelezen boeken van leerjaar 3 naar 4 veel te groot is. De theorie die ik gebrikt heb voor mijn onderzoek was een richtlijn waar ik voor op moet letten tijdens mijn onderzoek. Dit was zeker het geval bij het samenstellen van een leeslijst, want het is een feit dat jongens een andere leessmaak hebben dan meisjes. Daarnaast moet je als docent met een aantal dingen rekening houden, wil je dat je leerlingen gemotiveerd en met plezier een boek lezen. Het motiveren kan op verschillende manieren en het is aan de sectie om te bepalen wat de juiste manier is voor hun doelgroep. Ondanks het feit dat fictie voor alle leerwegen verplichte examenstof is, heeft de sectie echter veel vrijheid bij de invulling en beoordeling ervan. Daarom is het onmogelijk om binnen de scholengemeenschap enig uniformiteit te scheppen. Wat wel mogelijk is, is dat binnen de school duidelijke afspraken betreft toetsing en beoordeling gemaakt worden, zodat alle leerlingen op dezelfde manier en op hun niveau getoetst en beoordeeld worden. Middels dit onderzoek heb ik het gevoel dat ik op een ander niveau bezig ben
37
IEDER ZIJN BOEK
Zoals ik eerder vermeld heb, was mijn onderzoek gebaseerd op het verzamelen van documenten. Daarnaast heeft er enige vorm van interview plaatsgevonden. De documenten waren hoofdzakelijk schooldocumenten zoals: schriftelijke toetsen voor het onderdeel fictie, schriftelijke beschrijving van het programma van toetsing en afsluiting en de methode Taallijnen van de bovenbouw van alle niveaus. Om aan het materiaal te komen, heb ik eerst contact moeten leggen met een aantal scholen. Dat is niet altijd even snel en makkelijk gegaan, maar dat kan haast ook niet anders. Je moet contact zien te leggen met mensen, die je niet kent. Vaak weet je ook niet met wie je contact moet opnemen en je hoopt dat iemand jou wilt helpen en doorverwijst naar de persoon, die jou bij je onderzoek verder kan helpen. Het contact leggen heb ik allemaal via de mail gedaan. Contact leggen met het Kandinsky College, locatie Hatertseweg ging wat moeizamer. Na veel mailen en bellen had ik de hoop al bijna opgegeven toen ik toch een mail kreeg van een docent Nederlands, die bereid was om mij te helpen. Mijn manier van data verzamelen was succesvol, alleen had ik veel geduld nodig om zowel op een reactie te wachten, als om afspraken te maken. Wat ik toch anders zou doen, is eerder contact leggen . Ik heb pas nadat ik hoofdstuk 3: “Dataverzameling” geschreven had contact gezocht, terwijl ik dat al na hoofdstuk 1: “Introductie” had kunnen doen. In hoofdstuk 1 had ik immers mijn hoofdvraag en deelvragen al geformuleerd. Dat was al genoeg om contact te leggen.
met het uitvoeren van mijn werk. Als beginnend docent ben ik voortdurend mezelf aan het ontwikkelen. De ‘geliefde’ competenties zijn nog steeds populair. Maar eerlijk gezegd ben ik nog nooit zo intensief bezig geweest met het inhoudelijk aspect van mijn beroep. Op de hoogte zijn van de ontwikkelingen in mijn vakgebied en deze ontwikkelingen in praktijk brengen is even belangrijk asl het lesgeven, daar was ik me niet van bewust.
Bibliografie Boeken Bolscher, I. et al. (2004). Literatuur & fictie. Een didactische handreiking voor het voortgezet onderwijs. Leidschendam: Biblion.
Kraaijeveld, R. et al. (2004). Opnieuw niveau. Nederlands voor de basisvorming. 3 vmbo-g/t basisboek. Utrecht: ThiemeMeulenhoff. Kraaijeveld, R. et al. (2004). Opnieuw niveau. Nederlands voor de basisvorming. 4 vmbo-g/t basisboek. Utrecht: ThiemeMeulenhoff. Riel, W. van et al. (2009). Taallijnen. Nederlands voor het vmbo 3. Werkboek vmboB (LWO) . 3e, herz. dr. Den Bosch: Malmberg. Riel, W. van et al. (2009). Taallijnen. Nederlands voor het vmbo 3. Werkboek vmboK . 3e, herz. dr. Den Bosch: Malmberg. Riel, W. van et al. (2009). Taallijnen. Nederlands voor het vmbo 3. Werkboek vmboGT . 3e, herz. dr. Den Bosch: Malmberg. Riel, W. van et al. (2009). Taallijnen. Nederlands voor het vmbo 1. Handboek vmboB . 3e, herz. dr. Den Bosch: Malmberg. Riel, W. van et al. (2009). Taallijnen. Nederlands voor het vmbo 1. Handboek vmboKGT . 3e, herz. dr. Den Bosch: Malmberg. Riel, W. van et al. (2009). Taallijnen. Nederlands voor het vmbo 2. Handboek vmboB (LWO) . 3e, herz. dr. Den Bosch: Malmberg. Riel, W. van et al. (2009). Taallijnen. Nederlands voor het vmbo 2. Handboek vmboB (LWO) . 3e, herz. dr. Den Bosch: Malmberg. Riel, W. van et al. (2009). Taallijnen. Nederlands voor het vmbo 3. Handboek vmboKGT . 3e, herz. dr. Den Bosch: Malmberg. Riel, W. van et al. (2009). Taallijnen. Nederlands voor het vmbo 3. Handboek vmboB (LWO) . 3e, herz. dr. Den Bosch: Malmberg. Riel, W. van et al. (2009). Taallijnen. Nederlands voor het vmbo 3. Handboek vmboG/T . 3e, herz. dr. Den Bosch: Malmberg. Steehouder, M. e.a. (1999). Leren communiceren. Handboek voor mondelinge en schriftelijke communicatie. 4e, herz. dr. Groningen: Wolters-Noordhoff.
IEDER ZIJN BOEK
Bonset, H., Boer, M. de & Ekens, T. (2000). Nederlands in de basisvorming. Een praktisch didactiek. 3e, herz. dr. Bussum: Coutinho.
39
Artikels Interessant dilemma. Het leesdossier revisited. Levende talen 95, nr.1. (2008). pp. 27-28. Witte, T. (2009) Het juiste boek op het juiste moment deel 1. Wat belemmert een goede keuze? Levende Talen magazine 96, nr. 4, pp.5-8. Witte, T. (2009). Het juiste boek op het juiste moment deel 2. Wat bevordert een goede keuze? Levende Talen Magazine 96, nr. 5, pp.9- 12.
Internetsites Braaksma, M. & Breedveld, E. (2002). Onderzoek onderwijs Nederlands. Taaluniversum. http://taalunieversum.org/onderwijs/onderzoek/literatuuronderwijs/ Jaarboekje. Canisius College, locatie De Goffert. (2010). http://www.canisiuscollege-degoffert.nl/Goffert/Bovenbouw/Jaarboekje.asp?c=Bovenbouw&s=Jaarboekje Stalpers, C. (2006). De aard van de lezer. Taaluniversum. http://taalunieversum.org/onderwijs/onderzoek/publicatie/2727/de_aard_van_delezer Tellegen, S. (2007). Leesgedrag van vmbo-leerlingen. Taaluniversum. http://taalunieversum.org/onderwijs/onderzoek/publicatie/2791/_leesgedrag_van_vmboleerlingen Tellegen, S. & Lampe, M. (2000). Leesgedrag van vmbo leerlingen. Taaluniversum. http://taalunieversum.org/onderwijs/onderzoek/publicatie/375/leesgedrag_van_bo_leerlingen Tellegen, S. (2007). Leesgedrag van vmbo-leerlingen. Taaluniversum. http://taalunieversum.org/onderwijs/onderzoek/publicatie/2791/_leesgedrag_van_vmboleerlingen Tellegen, S. & Lampe, M. (2000). Leesgedrag van vmbo leerlingen. Taaluniversum. http://taalunieversum.org/onderwijs/onderzoek/publicatie/375/leesgedrag_van_bo_leerlingen
BIJLAGEN
41
IEDER ZIJN BOEK
BIJLAGE 1:
JAARBOEKJE
Programma van Toetsing en Afsluiting
WAT DOEN WE BIJ NEDERLANDS? Beschrijving:
43
Bij Nederlands werken we met taal. We lezen, schrijven en luisteren.
We lezen de verhalen en uitleg in het tekstboek. Maken opdrachten in het werkboek. Ook schrijven we regelmatig brieven, verhalen en/of gedichten.
Lesmateriaal en lesbenodigdheden: Taallijnen tekstboek. Taallijnen werkboek. Woordenboek Nederlands. Pen, potlood, kleurpotloden, puntenslijper, gum.
Kenmerken: In het werkboek moet netjes gewerkt worden. Deze vragen en opdrachten moet je bij elke toets leren.
IEDER ZIJN BOEK
Wat wordt er gedaan?
Nederlands Leerstofomschrijving
Basisberoepsgerichte leerweg 3 Wegingsfactor Cijfer Herkansing
Periode 1 Fictie-leesdossier: jeugdroman 1 Schrijfvaardigheid: zak. brief (wb 13)
J
1
J
2 2
N N
Schrijfvaardigheid: Formulier (wb 39)
1
N
SO *
1
N
Proefwerk hoofdstuk 1 Proefwerk hoofdstuk 2
Periode 2 Fictie-leesdossier: gedicht 1
Proefwerk hoofdstuk 3
J
2 2
N N
Schrijfvaardigheid: Verslag stage (wb 64/65)
1
J
SO *
1
N
Proefwerk hoofdstuk 4
Opmerking
Handtekening ouder
Paraaf docent
Nederlands
Basisberoepsgerichte leerweg 3
Leerstofomschrijving Periode 3
Wegingsfactor
Cijfer
Herkansing
45
filmrecensie (wb 146)
1
J
Module lezen SO * SO *
2
N
1
N
1
N
* Naar keuze van docent.
Gewogen jaarcijfer
Dit jaarcijfer is onderdeel van het schoolexamen leerjaar 4 Weging : 1/3
Opmerking
Handtekening ouder
Paraaf docent
Opmerking
Handtekening ouder
Paraaf docent
IEDER ZIJN BOEK
Fictie-leesdossier:
Nederlands Leerstofomschrijving
Basisberoepsgerichte leerweg 4 Wegings-factor Cijfer
Periode 1 Kijk- en luistertoets 2 SO woordjes 1 SO tekstverbanden 1 SO * 1
SO * PW leesexamen PW *
Leesboek
Herkansing
N N N N N N N J
1 3 3 1
Periode 2 PW schrijfvaardigheid (gem. schrijfopdrachten) PW compleet examen SO persoonlijke brief SO zakelijke brief SO sollicitatie brief SO email SO verslag (uit boek of van stage)
3 3 1 1 1 1 1
J N N N N N N
* Het betreft handelingsopdrachten die voldoende moeten worden afgesloten
Gewogen jaarcijfer
Dit jaarcijfer is onderdeel van het schoolexamen leerjaar 4 Weging : 2/3
Opmerking
Handtekening ouder
Paraaf docent
Nederlands LWT
Basisberoepsgerichte leerweg 4
Leerstofomschrijving
Wegings-factor
Cijfer
Herkansing
47 N N N N
Periode 2 PW schrijfvaardigheid 3 (gem. schrijfopdrachten) PW compleet examen SO persoonlijke brief SO zakelijke brief SO sollicitatie brief SO email SO verslag (uit boek of van stage)
J
3 1 1 1 1 1
N N N N N N
* Het betreft handelingsopdrachten die voldoende moeten worden afgesloten
Gewogen jaarcijfer
Dit jaarcijfer is onderdeel van het schoolexamen leerjaar 4 Weging : 2/3
Opmerking
Handtekening ouder
Paraaf docent
IEDER ZIJN BOEK
Periode 1 Kijk- en luistertoets 2 SO woordjes 1 SO tekstverbanden 1 PW leesexamen 3
Nederlands Leerstofomschrijving
Kaderberoepsgerichte leerweg 3 Wegings-factor
Cijfer
Herkansing
Periode 1 Fictie-leesdossier: jeugdroman 1
J
Schrijfvaardigheid: Zakelijke brief (wb 15)
1
J
Schrijfvaardigheid: Formulier (wb 43)
1
J
2
N
2
N
1
N
Proefwerk hoofdstuk 1 Proefwerk hoofdstuk 2 SO *
Periode 2 Fictie-leesdossier: gedicht 1
J
Proefwerk hoofdstuk 3
2
N
Proefwerk hoofdstuk 4
2
N
Schrijfvaardigheid: Stageverslag (wb 70/71)
1
SO *
1
J N
* Naar keuze van docent. Opmerking
Handtekening ouder
Paraaf docent
Nederlands Leerstofomschrijving
Kaderberoepsgerichte leerweg 3 Wegings-factor
Cijfer
Periode 3 Fictie-leesdossier: Filmrecensie (wb 166) 1
49 J
2 1 1
N N N
2
N
* Naar keuze van docent.
Dit jaarcijfer is onderdeel van het schoolexamen leerjaar 4 Weging : 1/3
Gewogen jaarcijfer
Opmerking
Handtekening ouder
Paraaf docent
Opmerking
Handtekening ouder Paraaf docent
IEDER ZIJN BOEK
Module lezen SO * SO * Module 2 Kijken & Luisteren
Herkansing
Nederlands
Kaderberoepsgerichte leerweg 4
Leerstofomschrijving
Wegings-factor Cijfer
Herkansing
Periode 1 Kijk- en luistertoets 2 SO woordjes 1 SO tekstverbanden 1 SO * 1 SO * 1 PW leesexamen 3 PW * 3 Leesboek 1
N N N N N N N J
Periode 2 PW Schrijfvaardigheid: (gem. schrijfopdrachten) 3
J
PW compleet examen SO persoonlijke brief SO zakelijke brief SO sollicitatie brief SO email SO artikel SO verslag (uit boek of van stage)
3 1 1 1 1 1
N N N N N N
1
N
* naar keuze van docent
Gewogen jaarcijfer
Dit jaarcijfer is onderdeel van het schoolexamen leerjaar 4 Weging : 2/3
Opmerking
Handtekening ouder
Paraaf docent
Nederlands
Leerstofomschrijving
Gemengde leerweg 3
Wegingsfactor
Cijfer
Herkansing
51 J
Schrijfvaardigheid: Artikel (wb 13)
1
J
Schrijfvaardigheid: Formulier (wb 43)
1
J
2
N
2 1
N
Proefwerk hoofdstuk 1 Proefwerk hoofdstuk 2 SO *
Periode 2 Fictie-leesdossier: 1 Gedicht
Schrijfvaardigheid: Stageverslag (wb 70/71)
Proefwerk hoofdstuk 3 Proefwerk hoofdstuk 4 SO * SO *
J
1
J
2
N
2 1 1
N
Opmerking
Handtekening ouder
N
Paraaf docent
N N
IEDER ZIJN BOEK
Periode 1 Fictie-leesdossier: jeugdroman 1
Nederlands Leerstofomschrijving
Gemengde leerweg 3
Wegingsfactor
Cijfer
Herkansing
Periode 3 Module 1 Lezen 2 Module 2 Kijken & Luisteren 2
N
Module 3 Project
N
2
* Naar keuze van docent. Dit jaarcijfer is onderdeel van het schoolexamen leerjaar 4 Weging : 1/3
Opmerking
Handtekening ouder
Paraaf docent
Opmerking
Handtekening ouder
Paraaf docent
N
Gewogen jaarcijfer
Nederlands
Gemengde leerweg 4
Leerstofomschrijving
Wegings-factor
Cijfer
Periode 1 Kijk- en luistertoets 2
1 1 1 1 3 3 1 1
Periode 2 PW Schrijfvaardigheid: gem. schrijfopdrachten 3 PW compleet examen 3 SO persoonlijke brief 1 SO zakelijke brief 1 SO sollicitatiebrief 1 SO email 1 SO verslag 1 (uit boek of van stage)
SO artikel Literatuuronderzoek
1 1
N N N N N N N J J
J N N N N N N N N
Opmerking
Handtekening ouder
Paraaf docent
Dit jaarcijfer is onderdeel van het schoolexamen leerjaar 4 Weging : 2/3
Gewogen jaarcijfer
53
IEDER ZIJN BOEK
SO woordjes SO tekstverbanden SO * SO * PW leesexamen PW * Leesboek Literatuuronderzoek
Herkansing
Bijlage 2:
Leesverslag versie A
55
IEDER ZIJN BOEK
Leesverslag versie B
57
IEDER ZIJN BOEK
Bijlage 3:
Literatuuronderzoek
Opdracht 1 Van één bepaalde schrijver ga je twee boeken lezen. Van beide boeken maak je een samenvatting met verslag en je gaat ze met elkaar vergelijken. Welke overeenkomsten verschillen zitten er in beide verhalen. Verder ga je opzoek naar achtergrond informatie over de schrijver. Wie is die schrijver? Wat is zijn of haar achtergrond? Opdracht 2 Van een bepaalde onderwerp (naar keuze) ga je twee boeken lezen. Een onderwerp kan zijn loverboys, verliefdheid, spanning, etc. Het gaat erom dat het wel twee literaire werken zijn dus informatieboeken doen NIET mee. Ook hier is het de bedoeling dat je van beide boeken een verslag maakt. Verder ga je de boeken vergelijken. Waarin zijn ze hetzelfde en waarin niet. Ook hier maak je een uitgebreid verslag van. Het verslag moet tussen de 5 en 10 pagina’s bestaan. Je kiest dus 1 van de opdrachten. Welke je kiest is aan jou!Dit verslag lever je uiterlijk 11 januari in. Eerder mag! Na 11 januari gaat er per dag van te laat inleveren er een punt af Opdracht 1 Stap 1 Kies een schrijver die jij leuk vindt! Hieronder staan een paar sites waar je boeken kan vinden van verschillende schrijvers met ook wat achtergrond informatie. http://www.boekenzoeker.org/12+/home.asp http://www.jongejury.nl/home/
Stap 2 Kies twee boeken die jou leuk lijken en ga ze huren in de bibli otheek of leen ze van anderen, etc
Stap3 Neem de tijd om de boeken te lezen. Stap 4 Het verslag -Per boek maak je een kort boekverslag. -Titel -Schrijver -Jaartal van uitgave -Hoofdpersonen, wie zijn ze, wat doen ze, etc -Samenvatting van het boek (zelfgemaakt!! Geen uittreksel!!)
59
IEDER ZIJN BOEK
Literatuuronderzoek, Opdracht Voor de afsluiting van het onderdeel fictie moet er een literatuuronderzoek worden gemaakt. Het is niet echt een onderzoek maar je gaat op onderzoekende wijze twee boeken met elkaar vergelijken en daar maak je een verslag van. Je hebt de keuze uit twee opdrachten.
–Verslag van 1 A4’tje over de verschillen en overeenkomsten. In het verslag moet worden verwerkt. –Schrijfstijl (wat kan je daarover vertellen), wat is ken merkend voor deze schrijver (bijv, schrijft alleen maar probleem boeken), overeenkomsten in het verhaal, etc.
Stap 5 Verslag netjes bundelen en inleveren uiterlijk 11 januari, eerder mag!
Opdracht 2
Stap 2 Kies twee boeken die jou leuk lijken en ga ze huren in de bibli otheek of leen ze van anderen, etc
Stap3 Neem de tijd om de boeken te lezen.
Stap 4 Het verslag –Per boek maak je een kort boekverslag. -Titel -Schrijver -Jaartal van uitgave -Hoofdpersonen, wie zijn ze, wat doen ze, etc -Samenvatting van het boek (zelfgemaakt!! Geen uittreksel!!)
–Verslag van 1 A4’tje over de achtergrond van de schrijver. Hierbij mag je het internet wel gebruiken!
Stap 1 Kies een onderwerp die jij leuk vindt! Hieronder staan een paar sites waar je boeken kan vinden van verschillende schrijvers met ook wat achtergrond informatie. http://www.boekenzoeker.org/12+/home.asp http://www.jongejury.nl/home/
–Verslag van 1 A4’tje over de verschillen en overeenkomsten. In het verslag moet worden verwerkt. Beschrijving van de hoofdpersonen tussen beide boeken. Zijn er verschillen/overeenkomsten. Goed uitleggen. Zitten er overeenkomsten in het boek. Bijv. een verhaal over loverboys. In het ene verhaal wordt een meisje via de webcam overgehaald om iets van haarzelf te laten zien. In een ander boek leert een meisje een loverboy via de discotheek kennen. Dat is dus een verschil. Zoek van dit soort verschillen maar ook zeker overeenkomsten tussen beide verhalen en zet ze op papier! –Zoek op het internet naar 2 recensies over de door jou gekozen boeken. Je geeft zelf aan of je het daar mee eens bent of niet. Leg dat wel uit!! Stap 5 Verslag netjes bundelen en inleveren uiterlijk 11 januari, eerder mag!
Bijlage 4:
Filmverslag leerjaar 3 61
5)
Hoe komt Sara met Chenille in contact? ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ………………………………………………………………
6)
Derek wilt graag met Sara afspreken. Wat is het ‘excuus’ om met haar af te spreken? ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ………………………………………………………………
IEDER ZIJN BOEK
1) Wat is je mening over deze film? Leg ook uit waarom je deze mening hebt. ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… 2) Leg uit waarom de film deze titel heeft. Probeer 2 betekenissen te bedenken. …………………………………………………………… ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… 3) Welke boodschap(pen) zit(ten) in de film? ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… 4) Wat is de reden dat Sara naar een nieuwe school gaat? ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ………………………………………………………………
7)
Derek leeft in ‘twee werelden’. Leg uit hoe dat komt. ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ………………………………………………………………
8)
Hoe komt het dat veel meisjes boos en jaloers zijn op Sara? ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ………………………………………………………………
9)
Welke rol speelt Nikki hierin? ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ………………………………………………………………
10) 11)
Door wie komt Derek steeds weer in de problemen en hoe komt dat? Noem voorbeelden. ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ………………………………………………………………
12)
Hoe komt het dat niet iedereen in hun omgeving positief reageert op de relatie tussen Sara en Derek? Noem min stens 2 redenen. ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ………………………………………………………………
13)
Waarom en waarover krijgen Sara en Derek ruzie? ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ………………………………………………………………
14)
Voor welke keuze staat Derek aan het eind van de film? Geef je mening over de keuze die hij maakt. ……………………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………………………
15)
Schrijf een samenvatting van de film (minimaal een half kantje geschreven).
Ontwerp een eigen cover voor de dvd.
16)
Welk schuldgevoel heeft Sara? Welk effect heeft dat op haar leven? ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… ………………………………………………………………
Bijlage 5:
Filmverslag leerjaar 4 63
IEDER ZIJN BOEK
65
IEDER ZIJN BOEK
Bijlage 6:
Gedicht 3 basis 67
IEDER ZIJN BOEK
Gedicht 3 kader
Gedicht 3 g/t 69
IEDER ZIJN BOEK
Bijlage 7:
Leesautobiografie
Stripverhaal 71
IEDER ZIJN BOEK
Bijlage 8:
PTA leerjaar 3 73
IEDER ZIJN BOEK
PTA leerjaar 4
Bijlage 9:
Leesverslag leerjaar 3 versie A 75
IEDER ZIJN BOEK
Leesverslag
Leerjaar 3 versie B
Filmverslag
Versie A 77
IEDER ZIJN BOEK
Bijlage 10:
Autobiografie Versie A
Boekverslag, Versie C 79
IEDER ZIJN BOEK
Filmverslag, versie B
81
IEDER ZIJN BOEK
Bijlage 11:
Leeslijst leerjaar 3
Bijlage 12:
Leeslijst leerjaar 4 83
IEDER ZIJN BOEK
Bijlage 13:
PTA basisberoepsgerichte leerweg,leerjaar 3 & 4
PTA Kaderberoepsgerichte leerweg, Leerjaar 3 en 4 85
IEDER ZIJN BOEK
PTA theoretische leerweg, Leerjaar 3 en 4
Bijlage 14:
Leestoets 3 basis, Versie A 87
IEDER ZIJN BOEK
Leestoets 3 kader, Versie B 89
IEDER ZIJN BOEK
Leestoets 3 theoretisch, Versie C 91
IEDER ZIJN BOEK
Bijlage 15:
Filmopdracht 3 kader, Versie A 93
IEDER ZIJN BOEK
95
IEDER ZIJN BOEK
Bijlage 16:
Creatieve schrijfopdracht 3 theoretisch 97
IEDER ZIJN BOEK
Bijlage 17:
Leesdossier 4 basis, Versie A
99
IEDER ZIJN BOEK
101
IEDER ZIJN BOEK
103
IEDER ZIJN BOEK
Leesdossier leerjaar 4 kader. Versie B 105
IEDER ZIJN BOEK
107
IEDER ZIJN BOEK
109
IEDER ZIJN BOEK
Leesdossier leerjaar 4 Theoretisch 111
IEDER ZIJN BOEK
113
IEDER ZIJN BOEK
115
IEDER ZIJN BOEK
117
IEDER ZIJN BOEK
Bijlage 18:
PTA Basisberoepsgerichte leerweg, Leerjaar 3&4 119
IEDER ZIJN BOEK
PTA Kaderberoepsgerichte leerweg, Leerjaar 3&4
Bijlage 19:
Leesverslag, leerjaar 3
Bijlage 20:
Leesverslag, leerjaar 4 121
IEDER ZIJN BOEK
Bijlage 21:
Film/tv programma, leerjaar 4
123
IEDER ZIJN BOEK
Bijlage 22:
Verwekingsopdrachten, leerjaar 4
125
IEDER ZIJN BOEK