Een brutaal verhaal Boekpresentatie van Verdiep je in … het kerstverhaal, 26 november 2019, Amsterdam Inleiding Fake news zou ik gezegd hebben. Als ik een goede Griek of Romein geweest zou zijn en hoorde dat de kerstverhalen ‘goed nieuws’ waren. Waarom? Omdat ik het woordje ‘evangelie’, euagellion, dat letterlijk ‘goed nieuws’ betekent, gehoord zou hebben als de aankondiging van een belangrijke politieke gebeurtenis. De geboorte van een keizer bijvoorbeeld. Er is een mooie inscriptie uit Asia Minor, bijvoorbeeld, die de geboorte van Caesar Augustus ‘goed nieuws’ noemt. En laat dat nu net de keizer zijn die in het Lukasevangelie een rol speelt bij de geboorte van Jezus, ‘Ten tijde van keizer Augustus En het geschiedde in die dagen, dat er een bevel uitging vanwege keizer Augustus, dat het gehele rijk moest worden ingeschreven.’ (Lukas 2,1). De engel die in Lukas 2,10 een rol speelt, geeft de dimensies van goed nieuws goed weer: ‘`Schrik niet, want ik heb een goede boodschap voor u, een grote vreugde voor het hele volk.’ Alleen zegt de engel dat tegen herders op het veld, niet in een grote stad, op het marktplein, tegen wie er toe doen. Dus: goed nieuws wordt het genoemd, maar wat zou ik dan met het nieuws over de geboorte van een jongetje ergens aan rand van het Romeinse rijk moeten? Als ik een hele moderne Romein zou zijn, zo eentje met een Twitteraccount, onder een naam als TheRealRomanEmperor, dan ligt een Tweet als ‘Wat een nepnieuws, het echte goede nieuws haal je hier, bij mij!’ voor de hand. Nu is het makkelijk om Romeinse keizers en Donald Trump een beetje te vergelijken. Maar wat heb je daaraan voor de verdieping van het kerstverhaal? Één aspect noemde ik al: de taal van de vroegchristelijke verhalen over de geboorte van Jezus lijkt nogal op die van keizerlijke PR. Er is iets aan de hand met Jezus die als heer, redder, brenger van vrede en hoop, gezien wordt en de keizer van wie dat ook geldt. Een tweede aspect is dit: de vergelijking met nepnieuws, fake news, wijst op de kracht van verhalen, de kracht van nieuws. Dat helpt ook om de kerstverhalen te waarderen: zelfs wanneer je ze pure fantasie vindt, blijven het verhalen die de werkelijkheid vormgeven. Voor de Tweede Wereldoorlog was er in Amsterdam een Joods hoogleraar Hebreeuws en Oude Testament, Juda Palache, vermoord in 1944 in Auschwitz. Hij benadrukte precies dit aspect van teksten: ‘Dus niet wordt het verhaal verteld omdat het gebeurd is, maar omgekeerd, doordat het verteld wordt, wordt het tot een realiteit.’ Kortom: niet echt gebeurd, maar toch echt waar (naar Nico ter Linden). Met dit citaat is helder waar het bij discussies over nepnieuws en echt nieuws over gaat: welke verhaal mag je werkelijkheid bepalen. Wie heeft de macht om jou de wereld door haar of zijn ogen te laten zien? En wat zie je dan? Welk effect heeft welk verhaal? Misschien denkt u nu: dat zal wel, maar de Bijbel kan me nog meer vertellen, ik ben een modern mens en bedenk zelf wel wat ik geloof of hoe ik de wereld zie. Uitstekend! Daarmee geeft u me alle ondersteuning. Deze individuele, individualistische insteek is namelijk ook deel van een groot verhaal dat onze werkelijkheid bepaalt, namelijk het verhaal van de moderne wereld, van de autonome mens. Het is een mooi, waardevol en zelfs bevrijdend verhaal, maar ook precies dat: een verhaal. Ik geef u een voorbeeld. Wellicht kent u de film The Life of Brian, een parodie op het verhaal van Jezus. Nu ja, het is ook een parodie op de moderne mens. In een prachtige scene probeert Brian, die tegen wil en dank als Messias gezien wordt, van zijn volgelingen af te komen en roept uit een raam: ‘Luister, jullie zitten ernaast, jullie hoeven me niet na te volgen; jullie hoeven helemaal niemand na te volgen; jullie moeten zelf nadenken – jullie zijn allemaal individuen’ – hij krijgt onmiddellijk bijval van zijn volgelingen; ze roepen in koor ‘Ja! We zijn allemaal individuen!’ – Kortom: ook ons eigen geloof in de kracht van het individu is een verhaal dat onze werkelijkheid vormt.
Wie, waar en wat Maar terug naar de geboorteverhalen van Jezus. Wat voor nieuws bieden die en wat doet dat met de werkelijkheid. Welke verhaal proberen ze te vertellen en met welk effect? Ik ga op deze vraag in door een element uit ieder van de drie teksten te bespreken in die Verdiep je in … het kerstverhaal centraal staan. Dat zijn de eerste twee hoofdstukken van het Matteüs- en het Lukasevangelie als ook het eerste hoofdstuk van het Johannesevangelie. In het Matteüsevangelie kijk ik naar wie er centraal staat in dit ‘goede nieuws’, in het Lukasevangelie naar waar het nieuws vandaan komt, en in het Johannesevangelie wat dit goede nieuws nu inhoudt. Wie, waar en wat dus. Daarbij kijk ik vooral naar de werking van het verhaal op zijn eerste lezers om erachter te komen hoe het hun wereld opnieuw vormgaf. De vraag naar of het nu ‘echt gebeurd’ is, laat ik even liggen – met de kanttekening dat het, hoe je het wendt of keert, werkelijkheid was voor wie deze boeken las en werkelijkheid kan worden voor wie ze leest. Voordat we de teksten zelf induiken benoem ik kort wat ik als belangrijke aspecten van de historische context van deze Evangelies zie. Het gaat me om de volgende vier aspecten. (1) Het zijn teksten op het snijvlak van Joodse en ‘Grieks-Romeinse’ cultuur en filosofie; (2) Ze zoeken het verhaal van Jezus te vertellen als een verhaal over de toekomst van het volk Israël dat zich opent voor niet-Joden; (3) De politieke context is die van het Romeinse Rijk dat Judea en Jeruzalem veroverde en stad, land en tempel in 70 met de grond gelijk maakte; (4) het gaat om teksten van een minderheid binnen een minderheid, de christelijke groep binnen het Jodendom; wij krijgen de Bijbel als wereldliteratuur aangereikt, ontstaan zijn de teksten binnen wat je nu een sekte zou noemen; een groep ook die moet vechten voor zijn bestaansrecht en zijn visie op de werkelijkheid. Wie doet ertoe? Het Matteüsevangelie Laat ik met een vraag beginnen: wie van u kan de namen van alle vier haar of zijn grootouders noemen? En wie die van haar of zijn overgrootouders? En wie die van haar of zijn betovergrootouders? Allemaal? En laat me raden: ik denk dat hoe verder u teruggaat, hoe meer u vooral de mensen nog kent die iets voor u betekent hebben, die familiegeschiedenis bepaald hebben, of die grote uitstraling gehad hebben. Ik zeg dit om een gevoel te krijgen voor het begin van het Matteüsevangelie. En kunt u zich nu meer aan voorvaders of voormoeders herinneren? En waarom dan precies? Ook dat speelt zo een rol. Want, stel, u heeft als beschaafd mens een uitvoering van Bachs Matthäuspassion bijgewoond en denkt: dat is een prachtig verhaal. Ik wil het hele boek wel eens lezen; ik ken het einde, hoe zit het met het begin? Als u dan, goed bedoelend en niets vermoedend begint te lezen, is dit het eerste wat u tegenkomt: ‘Afstamming van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham. 2 Abraham was de vader van Isaak, Isaak van Jakob, Jakob van Juda en zijn broers.’ En zo gaat het nog even verder, verzen lang, met als slot ‘16 Jakob was de vader van Jozef, de man van Maria; uit haar is Jezus geboren, die Messias genoemd wordt.’ Het is een vreemde wereld. Matteüs kijkt meer dan 40 generaties terug. Dat is veel meer dan wij kunnen, of zelfs maar zouden willen. Het effect is natuurlijk wel hetzelfde: het opsommen van je voorouders zegt iets over waar je vandaan komt en over wie je bent (of je het nu leuk vindt of niet). Dit geldt ook voor Jezus: hij is een afstammeling van de grote aartsvader Abraham en de grote koning David en van een hele reeks andere grootheden. So far, so good. Er zitten ook wat hobbels in deze stamboom, dit geslachtsregister: tussen alle heren staan vier dames, Tamar, Rachab, Ruth en ‘die vrouw van Uria’, Batsheba. Ze vallen op omdat ze vrouw zijn en omdat er iets met ze is, dan wel: iets met de mannen in hun omgeving is. Heel kort: Tamar zet haar schoonvader, Juda, te kijken, wanneer ze onrechtvaardig door hem behandeld wordt (ze doet dit door hem als prostituee te verleiden, maar dat voert voor nu te ver); Rachab is een prostituee die het
volk Israël helpt; Ruth is een buitenlandse die zich in Israël vestigt en Batsheba is de buitenechtelijke relatie van koning David. Nogal avontuurlijk allemaal in de stamboom van God op aarde. Waarom zou je in vredesnaam deze vrouwen benadrukken? Ik bedoel: de dames vallen op omdat de bijbehorende heren zich misdragen en dat werpt z’n schaduw vooruit op afstammelingen. Geen zichzelf respecterende keizer zou zo’n stamboom willen hebben. En weglaten had prima gekund. De vraag is vooral: wat zegt zo’n afkomst over Jezus? Een goed antwoord vind je als je naar de vijfde vrouw in het verhaal kijkt: Maria. Met haar is ook wat, zoals Matteüs vertelt: ‘De herkomst van Jezus Christus was deze. Zijn moeder Maria was verloofd met Jozef, en voordat ze bij elkaar gingen wonen, bleek zij zwanger te zijn van de heilige Geest.’ Oeps. Natuurlijk, dit wordt allemaal rechtgezet, Jozef, haar man, wil haar wegsturen, maar krijgt een droom waarin hij te horen krijgt dat dit kind ‘van de heilige Geest’ is en dat hij het de naam ‘Immanuël,’ Hebreeuws voor ‘God met ons’ moet geven. Probleem opgelost, Jezus’ geboorte is van goddelijke oorsprong. Nu ja, misschien beginnen de problemen dan pas goed. Voor moderne mensen zoals u en ik en voor antieke mensen zoals Matteüs lazen. Voor ons is er vooral een biologisch probleem en voor antieke mensen een politiek probleem met een biologisch randje. Beide hebben te maken met ‘wie staat hier centraal’. Ik pak beide problemen samen om te laten zien dat ze samen licht werpen op hoe Matteüs iets wil zeggen over welke mens er bij uitstek toe doet. Eerst het biologische probleem. Dat speelde bij Jozef ook: het kind is niet van hem, hoe kan dat. Hij stelt zich tevreden met het antwoord dat het van de heilige Geest is. U zich wellicht niet, of ook wel. Dat doet er weinig toe: de vraag is waarom het voor Jozef en de lezers van het Matteüsevangelie werkte. Het antwoord is dubbel: (a) er is een rijke traditie van ongebruikelijke geboortes op goddelijke belofte in de familiegeschiedenis van Jezus, de geschiedenis van Israël: aartsvader Abraham was volgens zijn vrouw Sara ‘al heel oud geworden’ toen er nog een kind moest komen en haar ging het niet meer ‘naar de wijze der vrouwen’ – kortom: hij was impotent en zij had de overgang gehad; als Izaäk dan toch geboren wordt, is dat een godsgeschenk; (b) van farao’s en keizers, met name weer keizer Augustus, gold dat ze kinderen van goden waren; de moeder van Augustus werd maar niet zwanger, sliep vervolgens in een tempel van Augustus, droomde van een slang – dit was voor Freud! – en was prompt in verwachting. Om een lang verhaal kort te maken: zulke zwangerschappen kwamen wel meer voor én ze wezen op een bijzonder, bijzonder belangrijk kind. Dan het politieke probleem: wanneer een konings- of keizerszoon geboren wordt, hoort daar wel een behoorlijk plek bij. Natuurlijk, er zijn verhalen over een nobele, doch eenvoudige komaf, maar als lid van een overwonnen volk geboren worden, afstammend van een koning wiens stad en tempel verwoest zijn, dat kan nauwelijks goed nieuws zijn – zeker niet met allerlei dubieuze relaties in je familiegeschiedenis. Bij Maria’s zwangerschap komt het allemaal samen: er zit relationeel iets onduidelijk én er wordt verwezen naar de god van een marginaal volkje. Hoe is dat goed nieuws? Zo belangrijk, blijkbaar, en zo verbonden met allerlei menselijke kwetsbaarheid. Hoe kan dit een redder zijn, een Messias? Dat is precies de vraag die Matteüs bij zijn gehoor neerlegt. Toen en nu. Naar wie kijk je namelijk als je hulp verwacht, of inspiratie? … Iedereen heeft een rijtje bronnen, soms ook heldinnen of helden. Jezus hoort daar voor velen ook bij. Dat kan nu vanzelfsprekend lijken, in de eerste eeuw was het dat niet. Geen beroep op cultuurchristendom was toen mogelijk omdat christendom en Romeinse cultuur behoorlijk schuurden. Wie zich toen op Jezus beriep en Matteüs 1 las, beriep zich op een jongetje uit een patchwork gezin, wel met goddelijke claims omgeven, maar met misbruikte vrouwen en overspelige mannen in de stamboom, opgroeiend in bezet gebied. Als je het mij vraagt, lijkt Jezus zo meer op kinderen in vluchtelingenkampen dan op kroonprins. En toch draait het verhaal om hem, God wil met hem zijn verhaal onder de mensen vertellen. Dat maakt dit verhaal brutaal: of je het nu gelooft of niet, het waagstuk om in deze Jezus een Messias te zien blijft
staan. Het stelt voor iedereen de vraag: naar wie kijk ik nu, meer of minder vanzelfsprekend, voor inspiratie, hulp, of zelfs verlossing? En naar wie kijk ik net zo vanzelfsprekend niet? Wie doet er echt doet. Dat is maar net de vraag. En dat is ook net de vraag die Matteüs in zijn brutale verhaal stelt. Ook vandaag. Waar gebeurt het? Welke plekken doen ertoe? Een oefening die ik in colleges soms gebruik is deze. U kunt hem in uw hoofd met me mee doen. Als ik u vraag zich een wereldkaart voor te stellen, hoe ziet dat er dan uit? Welke plekken zijn het meest zichtbaar? … In de meeste gevallen zal dit een kaart zijn met Europa goed herkenbaar erop en, pak ‘m beet, Nieuw-Zeeland in een rechter onderhoek, ver weg van het centrum. Dat is natuurlijk maar een plaatje, maar wel een plaatje dat verhoudingen aangeeft. De oefening heeft een tweede deel: als ik u nu vraag zich een kaart voor te stellen met de belangrijkste plekken uit uw leven erop, wat gebeurt er dan? … Ik vermoed dat er nu twee dingen gebeuren: de kaart heeft een veel grotere schaal, het gaat om dingen in de buurt, en: de plaatsen hebben betekenis omdat ze voor u van belang zijn, niet omdat ze de wereldpolitiek bepalen. Voor mij zou IJmuiden erop staan, bijvoorbeeld, de plek waar ik opgegroeid ben, of Ooltgensplaat, de plek waar we als gezin lang een vakantiehuisje hadden. Geen wereldsteden, maar voor mij van wereldbelang. In het Lucasevangelie vindt er ook een spel met plaats plaats. Ik benoem dat omdat de plekken waar belangrijke dingen gebeuren iets zeggen over hoe je de wereld ziet, in dit geval letterlijk: als landkaart. Het voorbeeld dat me daarbij het meeste interesseert betreft een tekst die we straks ook in Distlers Weihnachtsgeschichte zullen horen en die klinkt in ieder kerkelijk avondgebed: het loflied van Maria, het Magnificat, en iedere tweede componist heeft het wel getoonzet. Maar zoals ik zei: we lezen en horen dit soort teksten als wereldliteratuur, terwijl ze zo niet ontstaan zijn. Heeft u enig idee waar Maria is wanneer ze haar loflied zingt? De zeer bijbelvasten onder u – ook in het koor – weten het wellicht, u kunt nu kijken of ik het goed vertel. Ik beweeg me van binnen naar buiten wat de landkaart en de gebouwen erop betreft en ga dan in op de betekenis van zulke plaatsen. Maria zingt haar lied bij haar Elisabeth, een familielid van haar; ik stel me dit thuis voor. Elisabeth woont ergens in het heuvelland van Judea. Judea is op dat moment in het verhaal onderdeel van een Romeins protectoraat, op het moment dat Lukas schrijft is het echter al een provincie, ingelijfd sinds de verovering ervan in 70. Het is, kortom, werkelijk ergens in het niets, the middle of nowhere, en toch gebeuren hier cruciale dingen. Maria zingt haar lied en Elisabeth begroet haar met de woorden ‘wie ben ik dat de moeder van de Heer mij bezoekt?’ Elisabeth herkent zo als allereerste Jezus als Gods vertegenwoordiger op aarde en Maria vat de kern van Jezus’ toekomstige verkondiging al samen: ‘Hij [God] toont zijn macht en de kracht van zijn arm en drijft uiteen wie zich verheven wanen; heersers stoot hij van hun troon en wie gering is, geeft hij aanzien. Wie honger heeft overlaadt hij met gaven, maar rijken stuurt hij weg met lege handen.’ Het zijn pittige woorden – als u er een beeld bij wilt hebben, stelt u zich er een meisje met het temperament van Greta Thunberg bij voor; wat Maria zegt, ligt dicht bij haar ‘how dare you!’ Wat leeftijd betreft, klopt het ook nog aardig; Maria zal een jaar of veertien, vijftien geweest zijn. Maar ik dwaal af: het ging en gaat me om plaats. Welke plekken doen ertoe als het om belangrijke dingen gaat? De eerste eeuw ligt dicht bij de éénentwintigste in dat opzicht: belangrijk is wat er in het openbaar en op plekken van betekenis gebeurt. Een persconferentie van de regering is openbaar en in Den Haag, bijvoorbeeld. Nieuws uit New York is ook hier nieuws, maar omgekeerd? Dat is maar zeer de vraag. Dat lijkt logisch, maar is het dat ook? Voor Lukas niet, in ieder geval: hij kiest ervoor de belangrijkste dingen ergens in de negorij, ook nog eens bezet gebied, te laten zeggen, binnenshuis, door twee vrouwen die ook achter de voordeur horen (in Lukas’ tijd dan). Wat Matteüs doet met
personen doet Lukas met plaats: heel brutaal stelt hij de vrouwelijke, binnenkamerse sfeer centraal en laat daar woorden klinken die tot op de dag van vandaag gezongen worden. Het leidt tot een vraag aan iedere lezer: naar welke plekken kijk je voor belangrijk nieuws? Welke sites bezoek je op het internet en welke plekken in het gewone leven? Lukas laat je eerder naar dorpjes in Groningen kijken en gesprekken binnenskamers aldaar dan naar Den Haag, zou ik zeggen. Waarom doet welke plek ertoe? Wat doet ertoe? Het laatste evangelie dat in Verdiep je in ... het kerstverhaal aan bod komt, is het Johannesevangelie. Hiervan worden de eerste achttien verzen traditioneel op eerste kerstdag gelezen. Ze beginnen met ‘In het begin was het woord, en het woord was bij God, en het woord was God’ en het slot ervan zegt onder meer ‘de genade en de waarheid zijn gebracht door Jezus Christus.’ Het is een mooie, poëtische en filosofische tekst die Gods woord verbindt met begrippen als licht, waarheid, en genade. Het is een tekst waar je als lezer makkelijk inkomt en dat lijkt ook de bedoeling van Johannes geweest te zijn. Dit geldt zowel voor de vorm van de tekst als ook voor de inhoud ervan: Johannes zet in bij het woord ‘woord’. In het Grieks is dat logos, wij hebben er begrippen als ‘logisch’ en ‘logica’ aan te danken. Dat laat al gelijk zien dat het meer gaat dan om spreken alleen, het gaat om geordend spreken en sprekend ordenen. Er zit in de tekst ook een echo van het scheppingsverhaal uit het begin van de Bijbel, het boek Genesis, waar God het woord spreekt en zo werkelijkheid schept en ordent. In populaire Griekse filosofie, zoals die van de Stoa, stond het begrip ‘woord,’ ‘logos,’ voor het filosofische, ook goddelijke principe dat de wereld ordende en dat te herkennen viel in een goed geordende maatschappij, voor echte redelijkheid ook, voor dat wat in de waarste zin ‘normaal’ en de ‘norm’ was. Johannes pakt dit op. Voor een gemiddelde lezer in de eerste eeuw is dit prima te volgen: wie zou er God niet met het woord, met de ‘logos’ verbinden? En met licht, en met waarheid, en met genade? Dat is de normaalste zaak van de wereld – en precies daar zit ook de crux: na een aantal verzen vertelt Johannes de lezer dat het woord vlees, mens geworden is in Jezus. Daarmee is al het normale van tafel. Je zou veel verwacht hebben, maar niet dit. Filosofen konden de ‘logos,’ het woord, identificeren met Zeus of Jupiter, de Grieks-Romeinse oppergod, het was ook goed mogelijk om in de orde van het keizerrijk de ‘logica’ van de ‘logos’ te herkennen: een goed geordende, geoliede maatschappij. Natuurlijk met duidelijke rangen en standen, slaven en vrijen, nette rollen voor mannen en vrouwen, met ook heldere grenzen tussen burgers en barbaren, maar wat zou je anders willen? Dat is toch normaal, en toch ook de norm? Nou, Johannes, poëtisch, filosofisch, maar net zo brutaal als Matteüs en Lukas, wil iets anders: hij ziet in Jezus de vleesgeworden redelijkheid, de belichaming van hoe de wereld geordend zou moeten zijn. Goed, kunt u zeggen, dan maar Jezus, die stond toch voor allerlei goede dingen, naastenliefde en zo? Ík ben dat helemaal met u eens, maar met mijn fictieve Romeinse petje op niet: met Jezus is er één groot probleem voor iedere zichzelf respecterende Romein, hij eindigde aan het kruis. En de kruisdood was gereserveerd voor iedereen die de heersende orde ondermijnde, weggelopen slaven, opstandelingen en piraten met name. En zou nu de eigenlijke, goddelijke, logische, normale ordening van de maatschappij in deze Jezus te herkennen zijn? Johannes’ antwoord is ‘ja’ en daarvoor heeft hij een reden. Hij ziet de eigenlijke basis van een goede samenleving in dat wat Jezus voorleefde: een bestaan voor anderen, een inzet voor wie het nodig heeft, en niet in het beschermen van de eigen groep of het hooghouden van de eigen natie, eigen volk eerst. Het is een flinke verschuiving van wat normaal is: niet het in stand houden van bestaande verhoudingen, nee, er zijn voor anderen, dat is centraal en verhoudingen passen zich maar aan. Johannes lijkt hier een hele vroege vertegenwoordiger van het principe: form follows function, de vorm volgt de functie, in dit geval volgt de maatschappij het ideaal. Dit laat zich als vraag en uitdaging moeiteloos doorvertalen naar de Nederlandse setting anno nu. Ik illustreer het aan de hand van een discussie die een klein jaar geleden in de Tweede Kamer plaats vond. Een politicus van
partij X, een partij die ruimte wil bieden voor democratie, verweet een politicus van partij Y, een kleine christelijke partij, dat hij zich niet voor naastenliefde inzette. Want je moest toch een soort van ‘eigen volk eerst’ denken koesteren als je je ‘naaste,’ wie dichtbij is, serieus wilde nemen en niet wie er levensgevaar in een bootje op de Middellandse Zee zat. De repliek hield dit in: weet u waar de notie naastenliefde vandaan komt? Precies van iemand die het eigen volk niet op de eerst plek zette, maar de naast herkende in wie hulp nodig heeft. Een brutaal verhaal, ook nu. Slot Ik kom tot mijn slot. We zijn begonnen met fake news en zijn via de kracht van de verhalen, en drie voorbeelden van wie er toe doet, welke plekken ertoe doen en wat ertoe doet uitgekomen bij, nu ja, een discussie in de Tweede Kamer. Het zegt iets over de actualiteit van het kerstverhaal, dan wel: de kerstverhalen. Het zijn brutale verhalen, geschreven vanuit de marge, in een poging een nieuwe werkelijkheid te ontdekken. Als je ze leest, gaat het er niet primair om of je ze nu gelooft of niet, of je denkt dat ze waar zijn of niet; wel gaat erom je te laten uitdagen en je af te vragen: kan waar zij voor staan waar worden? Is dat zinnig? En hoe dan? Het zijn zo verhalen die verbeeldend, creatief over een wereld spreken zoals die zou kunnen zijn, waar mensen die er niet toe lijken te doen, god op aarde zijn, waar plekken die niemand boeiend, bronnen van wijsheid worden, en het meest abnormale, naastenliefde, tot nieuw norm kan worden. Deze creativiteit heeft velen voor mij aangesproken en zal ook velen na mij aanspreken, u, bijvoorbeeld, als u met het kerstverhaal bezig gaat. U bent de toekomst. Die toekomst kan zich ook nog laten voeden door het recentere verleden en daarmee doel ik op wat we nu gaan horen, Hugo Distlers Weihnachtsgeschichte. Een werk uit het Duitsland van de jaren ’30 van de vorige eeuw. Distler was een meesterlijk componist, ik vraag me altijd af of hij niet ook politiek net zo gevoelig was. In 1937 paste hij zijn compositie uit 1933 aan: in plaats van een jubelend slotkoor, liet hij nu het openingskoor herhalen. In mijn ogen ook nogal brutaal. De tekst ervan komt goeddeels uit het bijbelboek Jesaja en luidt in het Nederlands: ‘Het volk dat ronddwaalt in het donker, ziet een helder licht. Over hen die wonen in een land vol duisternis gaat een stralend licht op. Want een kind wordt geboren, een zoon wordt ons gegeven. De heerschappij rust op zijn schouders; men noemt hem wonder van beleid, goddelijke held, vader voor eeuwig, vredevorst. Moge zijn heerschappij groot word en er geen einde aan zijn vrede komen.’ Fake news? Of de toekomst? Het is aan u. Ik dank u voor uw aandacht. Peter-Ben Smit
Een brutaal verhaal Boekpresentatie van Verdiep je in het kerstverhaal, 26 november 2019 (Amsterdam)
De kalenderinscriptie van Priene (9 BCE) Het heeft de Grieken van Asia behaagd (te besluiten tot aanpassing van de jaartelling), volgens de hogepriester Apollonius van Menophilus Azanitus: “Omdat de Voorzienigheid, die alles regelt en diep met ons meeleeft, de volkomen orde heeft aangebracht door ons Augustus te schenken, die Zij vervulde met deugdzaamheid zodat hij de mensheid ten voordeel kan strekken. Zij zendt hem als redder, voor ons en ons nageslacht, opdat hij oorlogen kan beĂŤindigen en alles kan bestieren. En omdat hij als Caesar door zijn verschijning onze verwachtingen overtrof en alle voorgaande weldoeners voorbijstreeft, en zelfs aan het nageslacht elke hoop ontneemt om zijn daden te overtreffen, en omdat de geboortedag van de god Augustus het begin was van het goede nieuws voor de wereld dat kwam door hem". Besloten in Smyrna, Asia. Uit The Life of Brian
Mattëus 1,1-25 1 Afstamming van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham. 2 Abraham was de vader van Isaak, Isaak van Jakob, Jakob van Juda en zijn broers. 3 Juda was de vader van Peres en Zerach en Tamar was hun moeder. Peres was de vader van Chesron, Chesron van Aram, 4 Aram van Amminadab, Amminadab van Nachson, Nachson van Salmon. 5 Salmon was de vader van Boaz en Rachab was zijn moeder. Boaz was de vader van Obed en Ruth was zijn moeder. Obed was de vader van Isaï, 6 Isaï van koning David. David was de vader van Salomo en de vrouw van Uria was zijn moeder. 7 Salomo was de vader van Rechabeam, Rechabeam van Abia, Abia van Asaf, 8 Asaf van Josafat, Josafat van Joram, Joram van Uzzia, 9 Uzzia van Jotam, Jotam van Achaz, Achaz van Hizkia, 10 Hizkia van Manasse, Manasse van Amos, Amos van Josia. 11 Josia was de vader van Jechonja en zijn broers, ten tijde van de ballingschap in Babylon. 12 Na de ballingschap in Babylon: Jechonja was de vader van Sealtiël, Sealtiël van Zerubbabel, 13 Zerubbabel van Abiud, Abiud van Eljakim, Eljakim van Azor, 14 Azor van Sadok, Sadok van Achim, Achim van Eliud, 15 Eliud van Eleazar, Eleazar van Mattan, Mattan van Jakob. 16 Jakob was de vader van Jozef, de man van Maria; uit haar is Jezus geboren, die Messias genoemd wordt. 17 In totaal zijn er dus van Abraham tot David veertien generaties, van David tot de ballingschap in Babylon veertien generaties, en van de ballingschap in Babylon tot de Messias veertien generaties. 18 De herkomst van Jezus Christus was deze. Zijn moeder Maria was verloofd met Jozef, en voordat ze bij elkaar gingen wonen, bleek zij zwanger te zijn van de heilige Geest. 19 Jozef, haar man, was een rechtvaardige. Omdat hij haar niet in opspraak wilde brengen, kwam hij op de gedachte om in stilte van haar te scheiden. 20 Terwijl hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer, die zei: `Jozef, zoon van David, wees niet bang uw vrouw Maria bij u te nemen, want wat bij haar tot leven is gewekt, is van de heilige Geest. 21 Ze zal een zoon krijgen en u moet Hem de naam Jezus geven, want Hij is degene die zijn volk zal redden uit hun zonden.' 22 Dit alles is gebeurd opdat vervuld zou worden wat door de Heer bij monde van de profeet gezegd is: 23 Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en ze zullen Hem de naam Immanuël geven, wat betekent: God met ons. 24 Toen Jozef uit zijn slaap wakker werd, deed hij zoals de engel van de Heer hem had opgedragen. Hij nam zijn vrouw bij zich, 25 en hij had geen gemeenschap met haar voordat zij een zoon baarde. Hij gaf Hem de naam Jezus. Lukas 1,39-56 39 Na enkele dagen vertrok Maria met spoed naar het bergland, naar een stad van Juda. 40 Zij ging het huis van Zacharias binnen, en begroette Elisabet. 41 Meteen toen Elisabet de begroeting van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot. Elisabet werd vervuld met heilige Geest. 42 Ze riep met luide stem: `Gezegend ben jij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot. 43 Waar heb ik het aan te danken dat de moeder van mijn Heer bij mij komt? 44 Op het moment dat je groet mij in de oren klonk, sprong het kind van blijdschap op in mijn schoot. 45 Gelukkige vrouw, zij die gelooft! Wat haar namens de Heer is gezegd, zal in vervulling gaan.' 46 Daarop zei Maria: `Met heel mijn hart roem ik de Heer, 47 met al mijn adem juich ik om God, mijn redder; 48 want Hij heeft omgezien naar zijn dienares in haar geringheid. Voortaan prijzen alle generaties mij gelukkig, 49 want grote dingen heeft de Machtige met mij gedaan. Heilig is zijn naam, 50 barmhartig is Hij, iedere generatie weer, voor wie Hem eerbiedigen. 51 Hij heeft de kracht van zijn arm getoond, wie zich verheven waanden, heeft Hij uiteengeslagen. 52 Machthebbers heeft Hij van hun troon gehaald, geringen gaf Hij een hoge plaats. 53 Hongerigen overlaadde Hij met het beste, rijken heeft Hij met lege handen weggestuurd. 54 Hij heeft het opgenomen voor Israël, zijn knecht, indachtig de barmhartigheid die Hij, 55 zoals aan onze vaderen toegezegd, bewijzen wil aan Abraham en zijn nageslacht, voor eeuwig.' 56 Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar; toen keerde ze naar huis terug.
Johannes 1,1-18 1 In het begin was het woord, en het woord was bij God, en het woord was God. 2 Het was in het begin bij God. 3 Alles is door Hem ontstaan, en buiten Hem om is er niets ontstaan. Wat ontstaan was, 4 had leven in Hem, en het leven was het licht van de mensen. 5 Het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis kon het niet aan. 6 Er is een mens geweest, een gezondene van God; zijn naam was Johannes. 7 Hij kwam als getuige: hij moest getuigen van het licht, opdat allen door hem tot geloof zouden komen. 8 Hij was niet het licht, hij moest getuigen van het licht. 9 Het ware licht was er, dat elke mens verlicht en dat in de wereld moest komen. 10 Het was in de wereld, een wereld die door Hem was ontstaan, en die wereld heeft Hem niet erkend. 11 In zijn eigen huis is Hij gekomen, en zijn eigen mensen hebben Hem niet opgenomen. 12 Aan diegenen die Hem toch opnamen, heeft Hij het vermogen gegeven om kinderen te worden van God: aan hen die geloven in zijn naam. 13 Niet langs de weg van het bloed, niet door de begeerte van het vlees of door mannelijk streven, maar uit God zijn ze geboren. 14 Ja, het woord is vlees geworden! Hij is onder ons zijn tent komen opslaan en we hebben zijn heerlijkheid gezien, de heerlijkheid die Hij als eniggeboren Zoon aan de Vader ontleende, vervuld als Hij was van genade en waarheid. 15 Van Hem legt Johannes getuigenis af en zijn verklaring luidt: `Hem bedoelde ik toen ik zei: "Hij die na mij komt, is mijn meerdere, want vóór mij was Hij er al."' 16 Van zijn volheid hebben wij allen ontvangen, genade op genade. 17 Want is de wet gegeven door Mozes, de genade en de waarheid zijn gebracht door Jezus Christus. 18 Niemand heeft God ooit gezien, maar de eniggeboren God, die rust aan het hart van de Vader, Hij heeft Hem doen kennen.