Met Andere Woorden Kwartaalblad over bijbelvertalen
ste jaargang maart 2015 De vertaling van Titus 2 :13 en 2 Petrus 1:1
S. Janse
De ‘Pearl Bible’ van een Orangist
B. van Noordwijk
Verschillen tussen de Griekse en de Hebreeuwse versie van Jeremia 32 [39]
J. Stegeman
Genesis 1:2 in de Bijbel in Gewone Taal
M.J. de Jong
[15]1 386610_MAW-omslag_1-2015.indd 3
R
09-03-15 14:26
Met Andere Woorden Kwartaalblad over bijbelvertalen 34ste jaargang nr. 1, maart 2015
uitgave
Nederlands Bijbelgenootschap in samenwerking met het Vlaams Bijbelgenootschap
redactie
Redactie: Dr. A.J. van den Berg (hoofdredacteur), drs. A.M. Bol-Drieenhuizen, dr. J. van Dorp, dr. M.J. de Jong, drs. C.N. van der Kruk-de Boer (eindredacteur), drs. M.E. Verburg en prof.dr. L.J. de Vries
adviesraad
Prof.dr. Th.A.J.M. Janssen, dr. J.C. van Loon, dr. E. van Staalduine-Sulman
kopijredactie
redactiesecretariaat
Drs. M.J.C. Hamers Y. Zwart
t
023 - 514 61 51
e
yzwart@bijbelgenootschap.nl
p
Postbus 620, 2003 RP Haarlem
beeldredactie
ontwerp
0pmaak en druk
A.E. Haverman HSTotaal Communicatie & Design, Haarlem De Groot Drukkerij bv, Goudriaan ISSN 0168-18969
foto omslag
‘Schepping van Hemel en Aarde’ (fragment), uit: De gewigstigste geschiedenissen des Bybels, afgebeeld in Twee Honderd Twee en Vijftig printverbeeldingen […], Amsterdam ect. 1791. Foto: NBG / Sandra Haverman
386610_MAW-omslag_1-2015.indd 4
09-03-15 14:26
Inhoud Jezus als God? De vertaling van Titus 2:13 en 2 Petrus 1:1 Sam Janse
2
De ‘Pearl Bible’ van een Orangist Bernard van Noordwijk
7
Wie is de ware Jeremia? Verschillen tussen de Griekse en de Hebreeuwse versie van Jeremia 32 [39] Janneke Stegeman
18
‘Een hevige wind waaide over het water’ Genesis 1:2 in de Bijbel in Gewone Taal Matthijs de Jong
26
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 1
1
09-03-15 14:26
ď ° Petrus afgebeeld op een glas-in-loodraam van de New Ross Church of St. Mary and St. Michael, New Ross, County Wexford, Ierland. Foto: Andreas Franz Borchert
2
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 2
09-03-15 14:26
Jezus als God? De vertaling van Titus 2:13 en 2 Petrus 1:1 Sam Janse De vertaling van Titus 2:13 en 2 Petrus 1:1 is in heden en verleden dogmatisch zwaar belast. Voorstanders van het klassieke dogma van Jezus’ godheid zien onder meer hier de bewijsplaatsen voor hun positie. Dat laat de goede vertaler huiverig worden: gaat het hier echt over ‘onze (grote) God en Heiland, Jezus Christus’? Het is zinnig om nog eens vanuit de grammatica naar deze teksten te kijken. Wat staat er precies?
Laten we hiervoor deze teksten in de versies van de Statenvertaling (SV), NBGvertaling 1951 (NBG 1951), Groot Nieuws Bijbel (GNB), Willibrordvertaling 1995 (WV 1995) en De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) naast elkaar leggen. In 2 Petrus 1:1 wordt gesproken over ‘de gerechtigheid/rechtvaardigheid’ SV NBG 1951 GNB WV 1995 NBV
van onzen God en Zaligmaker, Jezus Christus van onze God en Heiland, Jezus Christus van onze God en redder, Jezus Christus van onze God en redder Jezus Christus van onze God en van onze redder Jezus Christus
In Titus 2:13 gaat het om ‘de verschijning van de majesteit/heerlijkheid’ SV NBG 1951 GNB WV 1995 NBV
van den groten God en onzen Zaligmaker Jezus Christus van onze grote God en Heiland, Christus Jezus van onze grote God en redder, Christus Jezus van onze grote God en onze redder Jezus Christus van de grote God en van onze redder Jezus Christus
In 2 Petrus 1:1 drukken de SV, NBG 1951, GNB en WV 1995 uit dat met ‘God’ en ‘Jezus Christus’ dezelfde persoon bedoeld wordt, alleen de NBV suggereert dat het om twee personen gaat. In Titus 2:13 ligt het iets gecompliceerder Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 3
3
09-03-15 14:26
doordat het bezittelijk voornaamwoord hêmôn (‘ons’), anders dan in 2 Petrus 1:1, vóór Jezus Christus staat. De SV, die graag de woordvolgorde van de brontekst aanhoudt, wekt de suggestie dat het om twee personen gaat. Toch is dat niet de bedoeling, zo blijkt uit de kanttekening die de vertalers hebben geplaatst. Bij ‘van den groten God’ staat: ‘Dat is, Jezus Christus onze grote God en Zaligmaker.’ De NBG 1951 en de GNB hebben het misverstand dat het hier om twee personen zou gaan willen voorkomen door ‘onze’ naar voren te halen. De NBV laat het bezittelijk voornaamwoord echter op zijn plaats staan en geeft daarmee aan dat ‘God’ hier niet op Jezus Christus te betrekken is. Hoewel, bij beide teksten geeft de NBV een voetnoot waarin het alternatief geboden wordt: ‘Ook mogelijk is de vertaling: “van onze grote God en redder Jezus Christus”.’ Maar dit alternatief heeft blijkbaar niet de voorkeur. Uit een ronde langs andere moderne Europese vertalingen blijkt dat verreweg de meeste bekende vertalingen in het Frans, Duits en Engels bij beide teksten ‘Jezus’ en ‘God’ als één en dezelfde beschouwen. Ook de Nije Fryske Bibeloersetting en de Biebel (in t Grunnegers) volgen dat spoor. Een uitzondering is de Lutherbijbel van 1912 en 1984.1 Waarom deze eigenzinnigheid van de NBV? Is er iets voor te zeggen? Daniel B. Wallace gaat in zijn Greek Grammar Beyond the Basics uitvoering op deze teksten in.2 Hij had zich al eerder diepgaand met het Griekse lidwoord beziggehouden en deze kennis komt hem, en ons, in de onderhavige teksten van pas. Hij beroept zich op de Granville Sharp Rule om te verdedigen dat het hier, grammaticaal gezien, om de identiteit van God en Jezus gaat. Granville Sharp is een interessante en erudiete figuur die leefde op de grens van de achttiende en de negentiende eeuw (1735-1813). Hij was muzikaal begaafd en linguïstisch goed onderlegd. Naast meer dan vijftig boeken over maatschappelijke onderwerpen schreef hij zestien bijbelse studies, onder andere zijn Remarks on the Uses of the Definitive Article (1798).3 Een van zijn stellingen, zijn rules, gaat over de constructie lidwoord + substantief + kai (‘en’) + substantief. Als deze constructie betrekking heeft op personen, in het enkelvoud staat en geen eigennamen betreft, dan slaan de substantieven op één en dezelfde persoon. Van groot belang is daarbij dat vóór het tweede substantief geen lidwoord staat. Deze constructie is niet typisch voor het Nieuwe Testament; we vinden bijvoorbeeld bij Philo (In Flaccum 74) soortgelijke verbindingen: ho sôtêr kai euergetês Sebastos, dat is ‘de redder en weldoener Augustus’. De redder en de weldoener zijn in dit verband dezelfde. In 2 Petrus 1:1 gaat het ook om zo’n constructie: ‘van onze God en redder, Jezus Christus’.4 Voor de controle moet ik het Grieks erbij halen: tou (lidwoord) theou (substantief) hêmôn (bezittelijk voornaamwoord: ‘ons’; hier niet rele4
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 4
09-03-15 14:26
vant) kai (voegwoord: ‘en’) sôtêros (substantief) Iêsou Christou. Het gaat hier inderdaad om twee substantieven verbonden door het voegwoord ‘en’, waarbij ‘God’ en ‘redder’ geen eigennamen zijn en in het enkelvoud staan.5 Nu mogen we bij Sharp wel beducht zijn voor een polemische benadering met dogmatische bijbedoelingen (hij wilde namelijk met zijn grammaticale regel het trinitarisch dogma verdedigen), maar Wallaces conclusie na diepgaand onderzoek is dat onder de genoemde strikte voorwaarden de regel van Sharp opgaat en dat ‘God’ en ‘redder’ hier dezelfde persoon aanduiden, namelijk Jezus Christus. In de directe context vinden we vergelijkbaar idioom: 2 Petrus 1:11, 2:20 en 3:18: ‘van onze Heer en redder Jezus Christus’ (tou kuriou hêmôn kai sôtêros Iêsou Christou), waarbij het volstrekt duidelijk is dat kurios en sôtêr op één en dezelfde persoon betrekking hebben. In het geval van Titus 2:13 maakt ook de context duidelijk dat het om één persoon gaat, Jezus Christus. Hier valt namelijk het woord ‘verschijning’ (epifaneia) en dat wordt in het Nieuwe Testament met Jezus verbonden, nooit met God de Vader. De conclusie lijkt me onontkoombaar: de NBV behoeft in de onderhavige teksten revisie.6 Een mogelijkheid zou zijn om het alternatief op te nemen dat in de voetnoten bij de twee teksten genoemd wordt. Zit het dogma van Nicea-Constantinopel dus al in het Nieuwe Testament? Dat zou wat snel geredeneerd zijn. Want wat bedoelen de nieuwtestamentische schrijvers als ze Jezus God noemen? In de hellenistische wereld is de tegenstelling tussen God en mens niet absoluut. Mensen kunnen goden worden. Romeinse keizers worden bij hun dood vergoddelijkt. Bijzondere mensen kunnen ook bij hun leven ‘god’ genoemd worden omdat ze ver boven het gewoon-menselijke uitstijgen. Ook in het jodendom uit de tijd van het Nieuwe Testament kunnen we daar parallellen van vinden.7 Het is waarschijnlijk dat het spreken over Jezus als God in dat kader staat. Nicea is daarmee nog niet te vinden in het Nieuwe Testament. De teksten 1 Petrus 1:1 en Titus 2:13 zijn wel een eind op weg in die richting. Ik schat dat ze net over de helft zijn.
Noten 1
Een aantal vertalingen, zoals The New English Bible en de New Revised Standard Version, geeft wel als alternatief de mogelijkheid dat het om twee personen gaat.
2
Daniel B. Wallace, Greek Grammar Beyond the Basics. An Exegetical Syntax of the New Testament, Grand Rapids 1996, 270-277.
3
De volledige titel luidt: Granville Sharp, Remarks on the Uses of the Definitive Article in the Greek Text of the New Testament, Containing Many New Proofs of the Divinity of Christ, from Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 5
5
09-03-15 14:26
Passages Which Are Wrongly Translated in the Common English Version, Durham 1798. Het boek is in 1995 herdrukt en is ook digitaal te raadplegen op: https://archive.org/stream/ remarksonusesofd00sharrich#page/vi/mode/2up (27-02-2015). 4
Omstreden is of 2 Tessalonicenzen 1:12 ook een dergelijke constructie biedt. Wallace (Wallace, 276, n. 55) ontkent dit op grond van twee argumenten: 1. Kurios Iêsous Christos is in het Nieuwe Testament zo’n eenheid dat het de trekken van een naam aanneemt; 2. De Griekse kerkvaders halen Titus 2:13 en 2 Petrus 1:1 vaak aan om de godheid van Jezus te bewijzen, maar 2 Tessalonicenzen 1:12 amper. Daarnaast is er nog een derde argument te noemen: voor kenners van de Septuaginta had de aanduiding kurios de trekken van een naam.
5
Dat theos (God) een eigennaam zou zijn, wijst Wallace af (Wallace, 272, n. 42) met het argument dat dit substantief ook in het meervoud voorkomt (Johannes 10:34), hetgeen bij eigennamen onmogelijk is.
6
Er wordt als verdediging van een vertaling zoals de NBV biedt wel aangegeven dat vóór titels als sôtêr het lidwoord wel en niet kan staan. Met andere woorden: het is toevallig dat het hier voor sôtêr ontbreekt, het had er evengoed wel kunnen staan en daarmee zou voorzichtigheid met Granville Sharp’s rule, waar het lidwoord alleen voor het eerste substantief mag staan, geboden zijn. Echter, juist de pastorale brieven gebruiken het lidwoord wel vóór sôtêr, behalve twee keer, Titus 2:13 niet meegerekend, om verklaarbare redenen. Voor 1 Timoteüs 1:1 geldt dat in de inzet van een brief het lidwoord veelal ontbreekt. Zie F. Blass, A. Debrunner & F. Rehkopf, Grammatik des neutestamentlichen Griechisch, Göttingen 199017 par. 252. In 1 Timoteüs 4:10 wordt sôtêr, in afwijking van alle andere plaatsen in de pastorale brieven, niet als titel gebruikt: ‘een redder van alle mensen …’
7
Voorbeelden bij P.W. van der Horst, ‘Korte notities over het godsbegrip bij Grieken en Romeinen en de vergoddelijking van Jezus in het Nieuwe Testament’ in: P.W. van der Horst, Mozes, Plato, Jezus. Studies over de wereld van het vroege christendom, Amsterdam 2000, 79-86.
Dr. S. Janse is nieuwtestamenticus en emeritus predikant te Ameide.
6
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 6
09-03-15 14:26
De ‘Pearl Bible’ van een Orangist Bernard van Noordwijk Een handzaam kerkboekje uit Groot-Brittannië, dat in velerlei opzicht frappeert: ouderdom, betiteling, uitvoering, herkomst en addenda. Het dateert uit 1653 met de bewerkingskenmerken van die periode, zowel wat betreft het drukwerk, de band als het zilveren beslag. De benaming ‘Pearl Bible’ dankt het hoogstwaarschijnlijk aan het minuscule lettertype met diezelfde naam, gekoppeld aan het papierformaat 24mo; het boekje meet niet meer dan 11 1⁄2 x 6 x 4 cm. Het is tot midden achttiende eeuw in het bezit geweest van Catherine Collett, kennelijk een notoire supporter van Willem III en Mary Stuart, gezien de ingebrachte toevoeging in de vorm van beider portretten. Een merkwaardig bijbeltje en zeker de moeite waard om nader te bekijken. Boek
De inhoud bestaat uit het Oude en het Nieuwe Testament, gedrukt met zwarte tekst, elke bladzijde omrand met rode lijntjes. De titelpagina, links met een afbeelding van Mozes, rechts met koning David en onderaan de vier evangelisten, vermeldt dat het bijbeltje is gedrukt door John Field, Printer to the Parliament 1 in Londen. Omdat een gedrukte inhoudsopgave ontbreekt, heeft de eigenaar (Catherine Collett) zowel alle 39 boeken van het Oude Testament als de 27 boeken van het Nieuwe Testament met de hand erin geschreven. Hiertoe werden blanco schutbladen voor in en achter in het boekbandje gebruikt. Deze uitgave is blijkbaar één van meerdere edities die Field in 1653 vervaardigd heeft, en staat om eerdergenoemde reden bekend als de ‘Pearl Bible’. Vermeldenswaard is dat de jaargang 1653 gekenschetst werd als bibliografische rariteit vanwege de talrijke vertaal- en drukfouten plus weglatingen die er schijnbaar in voorkwamen.2 Toch werd een flink aantal van deze bijbeltjes in omloop gebracht en het boekje werd geroemd vanwege het formaat; het was makkelijk in een vestzak of handtasje mee te nemen. Het is overigens voor hedendaagse bibliofielen nauwelijks te bevatten dat de petieterige ‘parelletters’ voor toenmalige lezers te ontcijferen waren.
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 7
7
09-03-15 14:26
De ‘Pearl Bible’ van Catharine Collett. Foto: Bernard van Noordwijk
8
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 8
09-03-15 14:26
Band
Dit stijlvolle bijbeltje is van een kalfsleren boekbandje voorzien, waarop een fraaie goudstempeling is aangebracht. Zowel het voorplat, de rug als het achterplat zijn met vlakvullende patronen bedrukt, bestaande uit gebogen en loodrechte figuren; de daardoor gevormde velden zijn vol gezet met ranken en bloemen. Het dessin lijkt geïnspireerd op oorspronkelijk romaanse boekbanddecoraties, die aan het eind van de zestiende en aan het begin van de zeventiende eeuw in Franse abdijen werden ontwikkeld. Dit concept werd daarna frequent toegepast in meerdere Europese landen, waaronder – kennelijk – ook in Engeland. Treffend is dat volgens een soortgelijk patroon de kop-, front- en staartsneden van dit charmante boekbandje zijn geciseleerd. Deze versiering werd tot stand gebracht door het indrukken van speciale figuren op de snede, hier met een motief praktisch identiek aan de bandstempeling. Beslag
Een bijbeltje op dit geringe formaat, compleet toegerust met twee sluitingen, acht hoekstukken, twee middenstukken en dan nog wel van het allermooiste edelmetaal, zie je zelden. Alle componenten van dit sierzilver zijn gegraveerd overeenkomstig de trend en het schoonheidsgevoel van de zeventiende eeuw, in de zogenoemde ‘bloemenstijl’. Door toedoen van gevluchte hugenoten kwam deze zilverdecoratie in het midden van de zeventiende eeuw in Engeland – en andere Europese landen, ook in Nederland – in de mode. De rustige bloemenstijl bediende zich van gegraveerde bladranken, vruchtentoeven en diverse bloemsoorten, vooral tulpen. Deze floral style vormde min of meer een reactie op de beweeglijke barokperiode met al haar overdadige ornamenten. Talrijke zilversmeden in Groot-Brittannië waren van continentaal protestantse afkomst en hielden hun Franse naam aan. Bekende aanhangers van de bloemenstijl in Engeland waren bijvoorbeeld edelsmeden met francofone achternamen als Platel, Willaume, Pantin, De Lamerie, enzovoort. Zoals gebruikelijk in de zeventiende eeuw heeft het Engelse zilver van dit bijbeltje geen meester- of gehaltetekens, geen jaarletter of stadsmerk meegekregen. Dat het echter puur Engels is, bewijst alleen al de montage van de sloten; ze werden achterwaarts dichtgedaan. Dit is typisch voor Britse kerkboekjes van de zeventiende eeuw, in tegenstelling tot Nederlandse, Duitse of andere Europese bijbeltjes. Die sloten bijna altijd naar voren. De zilveren rug- en fronthoeken zijn op de gebruikelijke manier gemonteerd en vallen, ter protectie van de kwetsbare kanten, als beschermkapjes over de randen van de platten; ze zijn met tijdseigen nageltjes vastgezet. Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 9
9
09-03-15 14:26
Titelpagina van de ‘Pearl Bible’. Foto: Bernard van Noordwijk
10
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 10
09-03-15 14:26
De ‘Pearl Bible’ meet niet meer dan 111/2 x 6 x 4 cm. Foto: Bernard van Noordwijk
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 11
11
09-03-15 14:26
De ‘Pearl Bible’ is voorzien van een kalfsleren boekband met een fraaie goudstempeling. Foto: Bernard van Noordwijk
Zo ook de middenstukken. Op het voor- en achterplat zijn ze eensluidend en geheel in stijl met de andere zilveren elementen. Op beide middenschildjes is de afkorting ‘FbH’ aangebracht. Gewoonlijk werden dergelijke zilveren plaatjes gebruikt voor het initiaal van de eigenaar; in dit geval echter komt dat niet overeen met de gegevens in het kerkboekje. De bezitster was immers Catherine Collett en dus slaat de afkorting vermoedelijk niet op familiedetails. Het is dan ook verleidelijk om de betekenis van de letters ‘FbH’ in een geheel andere richting te zoeken. In de periode dat dit bijbeltje tot stand kwam, was de protestantisering in Engeland volop geaccepteerd. Een reformatorisch geloofsprincipe (denk aan Luther) was: Sola scriptura (alleen door de Bijbel). Dus geloven door te luisteren naar het Woord,3 wat in het Engels omgezet werd tot Faith by Hearing, afgekort ‘FbH’ ...
12
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 12
09-03-15 14:26
Toevoeging
Het meest opmerkelijke van dit kerkboekje is pas te zien wanneer het geopend wordt. Als integrerend deel van de inhoud zijn de beeltenissen van koning Willem III en zijn gemalin koningin Mary in het bijbeltje opgenomen. Het zijn gegraveerde portretten met veelzeggende rand- en onderschriften. Rondom beider hoofden staat de – toegeëigende – functieaanduiding: William King of Great Brittan, France & Ireland en Mary Queen of Great Brittane, France & Ireland. Bekend zal zijn dat het koningschap van Frankrijk met een korrel zout genomen mag worden. De afbeeldingen zijn gemaakt door John Sturt (1658-1730), naaldtekenaar te Londen. Hij was onder andere beroemd om zijn miniatuurkalligrafie, waarvan de teksten uitsluitend per vergrootglas te lezen waren. Zo graveerde hij de complete tekst van het ‘Onze Vader’ binnen de ruimte van een halfpenny en was zijn kalligrafie van een treurdicht op koningin Mary zo klein dat het in een vingerring paste. Ditzelfde grapje haalde hij hier uit bij het gedicht onder het portret van Willem III. In een cirkel van nog geen centimeter (9 mm doorsnee) kalligrafeerde hij het volgende vers: On the King Strugling for life as poysond by the Pope And lawless Powers, our Isle now past all hope Indulgent Heaven by Miracle do’s save And by great Orange snathches from the Grave landed No: 5-88 Voor de duidelijkheid: het laatste regeltje slaat op de aankomst van Willem III in Brixham/ Torbay op 5 november 1688.4 Het onderschrift bij het portret van Mary Stuart luidt:
Gedicht onder het portret van koning Willem III in de ‘Pearl Bible’. Foto: Bernard van Noordwijk
When August Mary, our bright Northern Star, With her Great Monarch, guide our Peace & War, The English may their generous Armes advance, To humble Rome, and to reconquer France. De – inmiddels toch achterhaalde – strekking van beide gedichten is nogal antipaaps en (het tweede) ook contra Frankrijk, zodat een letterMe t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 13
13
09-03-15 14:26
Het beslag van de ‘Pearl Bible’: twee sluitingen, acht hoekstukken en twee middenstukken van edelmetaal. Foto: Bernard van Noordwijk
14
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 14
09-03-15 14:26
Beeltenis van koning Willem III, voorzien van functieaanduiding: William King of Great Brittan, France & Ireland. Foto: Bernard van Noordwijk
Beeltenis van koningin Mary, voorzien van functieaanduiding: Mary Queen of Great Brittane, France & Ireland. Foto: Bernard van Noordwijk
lijke vertaling wel achterwege mag blijven. De bezitters van het bijbeltje hebben klaarblijkelijk nooit aanleiding gezien om de inhoud te censureren en de portretjes maken tot op de huidige dag prominent deel uit van dit bijzondere exemplaar. Catherine Collett
De familienaam Collett (Colet, Collet) is wijdverspreid; behalve in Engeland is de naam bekend in andere Europese landen, maar ook in Zuid-Afrika, Nieuw-Zeeland, Australië, Canada en de Verenigde Staten. Een van de eerste keren dat de naam in de annalen wordt teruggevonden, is ten tijde van de slag bij Hastings in 1066, waarbij Jean Colet, Sieur de Bernouville (Frankrijk) betrokken was. In de vijftiende eeuw was Bartholomew Colet rector te Danbury (Essex), William Collett vicaris te Yalding (Kent), Henry Colet burgemeester van Londen en John Colet deken van St. Paul’s. In de achttiende eeuw, aan boord van de Endeavour, koopvaardijschip van Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 15
15
09-03-15 14:26
Personalia van Catherine Collett in de ‘Pearl Bible’. Foto: Bernard van Noordwijk
James Cook, duikt de naam Collett wederom op in de persoon van zeevaarder William Collett.5 Of hij de vader was van Catherine Collett, eigenaar van het hier besproken kerkboekje, is onzeker. Bekend is in elk geval dat de vader van Catherine Collett (1723-1798) ook William heette. Zijzelf volstond met het vermelden van haar verkorte voornaam, ‘Cath.’, en haar familienaam Collett, daaraan toevoegend dat zij haar aantekeningen dateert in het jaar 1751. Ook vermeldenswaard vond zij haar adres in Londen: James Street, Golden Square (nu Upper James Street en Lower James Street, hartje Soho). Dit werd algemeen gedaan, zodat bij verlies een eerlijke vinder het boekje op de juiste bestemming kon terugbrengen. Dat medio achttiende eeuw de portretten van Willem III en Mary Stuart in het kerkboekje van Catherine Collett gehandhaafd bleven, behoeft geen verwondering. King Billy, de koosnaam van Willem III, werd toen – en nu nog in sommige delen van het Verenigd Koninkrijk (denk aan Noord-Ierland) – de 16
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 16
09-03-15 14:26
held van de protestantse Unionisten en de herinnering aan de Glorious Revolution 6 speelde – en speelt hier en daar nog – een grote rol. Conclusie
Gegevens over het fenomeen ‘Pearl Bible’ zijn uitvoerig en onder grote waardering uitgewisseld met de afdeling Rare Books van de British Library te Londen. Ook het gedichtje onder het portret van Willem III kreeg de volle aandacht van deze instantie en voor hen was de uitleg No: 5-88 = 5 november 1688 een openbaring. Kortom: een schaars bijbeltje met een interessante achtergrond en uitzonderlijke uitvoering.
Noten 1
Darlow & Moule noteren dat in de vorige, de 1652-editie van John Fields Bijbel voor het eerst het woord Parliament genoemd wordt op de titelpagina.
2
Isaac Disraeli, ‘The Pearl Bibles, and six thousand errata’ in: Isaac Disraeli, Curiosities of Literature (1791-1823), Vol. 6, 267-275.
3
Zie: Romeinen 10:17.
4
Zie: ‘Willem III van Oranje’ op Wikipedia, de vrije encyclopedie.
5
London Gazette, maandag 26 augustus 1768.
6
Benaming van de machtsovername door Willem III en Mary Stuart als koning en koningin van Engeland, Schotland en Ierland in 1688/89 op uitnodiging van een aantal protestantse leiders in Londen.
B. van Noordwijk (1934) was tot zijn pensionering werkzaam in de branche van bedrijfsorganisatie, annex bouwde hij sinds 1965 een collectie op van kerkboekjes met zilveren sloten en beslag. Hij verdiept zich in de ornamentiek, oorsprong en functie van het zilverwerk en wisselt onderzoeksgegevens uit met musea, universiteiten en bibliotheken. Zie zijn pagina op Wikipedia.
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 17
17
09-03-15 14:26
Jeremia, uit: J., P. & T. Gallée, Aldernouwkeurigste verhandelinge der geschiedenissen van het Oud Testament […], Antwerpen 1784. Foto: NBG/Sandra Haverman
18
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 18
09-03-15 14:26
Wie is de ware Jeremia? Verschillen tussen de Griekse en de Hebreeuwse versie van Jeremia 32 [39]1 Janneke Stegeman Inleiding: een gelaagde tekst
Achter het boek Jeremia en hoofdstuk 32 gaan spanningen schuil tussen verschillende groepen Judeeërs. Als gevolg van de Babylonische overheersing waren de Judeeërs verdeeld in degenen die achterbleven in het land, degenen die naar Babel waren weggevoerd – van wie sommigen na een paar generaties terugkeerden naar het land – en vluchtelingen naar bijvoorbeeld Egypte. Met name tussen terugkeerders en achterblijvers in het land ontstonden spanningen over de vraag wie nu het ware volk van God was, en aan wie het land toebehoorde. Hoofdstuk 32 gaat over God, land en volk, en bevat verschillende perspectieven die betekenis geven aan het verhaal van Jeremia’s aankoop van een stuk land in gebied dat door de Babyloniërs bezet is (Jeremia 32:6-13). In de verzen 14-15 en 43-44 wordt de aankoop economisch geduid. In het eerste geval zal het leven doorgang vinden in het gebied van Benjamin, wat erop duidt dat we hier met de stem van de achterblijvers te maken hebben, in de verzen 43 en 44 wordt datzelfde perspectief toegepast op een veel groter gebied, en is die toekomst alleen voor degenen die terugkeren uit Babel. De verzen 36-41 bevatten een perspectief dat voorbij de controversen tussen achterblijvers en terugkeerders reikt. Ik beschouw die verzen als de laatste laag van de tekst. De masoretische eindgestalte van de tekst richt de aandacht van de lezer juist op deze verzen. Het is een visie op de toekomst, geschilderd in verheven religieuze taal, die de ervaring suggereert dat niet alles pais en vree was na de terugkeer. Ballingschap werd geherdefinieerd als weg zijn van God – het was dus mogelijk om in het land te zijn, en toch in ballingschap. In mijn dissertatie ga ik uitgebreid in op de spanningen tussen verschillende groepen Judeeërs en de resten daarvan die zichtbaar zijn in de tekst. In dit artikel ga ik in op de vraag hoe twee verschillende versies van dit hoofdstuk, de Griekse traditie van de Septuaginta (LXX) en de Hebreeuwse masoretische traditie (MT), dit gelaagde hoofdstuk duiden. Ik ga er daarbij van uit dat Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 19
19
09-03-15 14:26
de toch al complexe tekst van Jeremia zich in verschillende richtingen heeft doorontwikkeld. Ik spreek daarom van de doorgaande Jeremiaanse traditie, waarin zich steeds nieuwe betekenissen ontwikkelen. Verschillen volgens de LXX en de MT in het boek Jeremia
Dat de Griekse versie en de Hebreeuwse versie van Jeremia van elkaar verschillen is niet bijzonder: iedere vertaling is anders dan het origineel, maar in dit geval ligt de zaak nog anders. In de eerste plaats is de relatie tussen de MT en de LXX niet zomaar die tussen origineel en vertaling – dan zou je bijvoorbeeld verwachten dat de Griekse tekst langer is, en dat is juist niet het geval. Het lijkt erop dat de Griekse tekst is vertaald op basis van een Hebreeuwse tekst (de zogenaamde Vorlage, LXXV) die anders is dan de Hebreeuwse tekst die we nu hebben.2 Bijzonder aan het boek Jeremia is dat het proces van tekstdoorgave al begon toen het proces van tekstontwikkeling nog in volle gang was. Kennelijk representeren de Griekse en de Hebreeuwse tekst twee verschillende routes die de traditie is gegaan. Die ingewikkelde geschiedenis van tekstontwikkeling en tekstdoorgave heeft niet geresulteerd in twee gladgestreken versies, maar in twee teksten met oneffenheden en struikelblokken, maar ook met een eigen kijk op het hoofdstuk. Ik wijs eerst de voornaamste verschillen in de tekst aan. Daarna ga ik in op wat dit betekent voor mijn visie op religieuze traditie en onze eigen rol daarin. Verschillen in structuur
In vers 1 wordt een woord van God aangekondigd. De twee versies verschillen in wat gepresenteerd wordt als de vervulling van dit woord van God. Verbonden met dit verschil in structuur is een aantal inhoudelijke verschillen. 1
MT
ha-davar ’asjèr-hajah èl-jirmejahoe mee’eet jhwh 6 wajjomèr jirmejahoe hajah devar-jhwh ’elaj lemor 26 wajhi debar-jhwh ’èl-jirmejahoe lemor
LXX ho logos ho genomenos para kuriou pros Ieremian kai logos kuriou egenêthê pros Ieremian legôn kai egeneto logos kuriou pros me legôn
De structuur van de Griekse tekst is eenduidig: in vers 6 wordt het woord opnieuw aangekondigd; weer is daar de verteller aan het woord. In vers 7 volgt het eigenlijke Godswoord: Jeremia’s neef Chanamel zal hem een stuk land te koop aanbieden. Vervolgens ontvouwt zich het verhaal van de aankoop in de 20
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 20
09-03-15 14:26
verzen 8-44. Het is gegoten in de vorm van een gesprek tussen de profeet en God. Vreemd is wel dat in vers 8 Jeremia zonder nadere aankondiging aan het woord komt. De structuur van de MT is complexer. Hier moet de lezer tot vers 26 wachten op het woord van God: in vers 6 is Jeremia namelijk aan het woord, pas in vers 26 herneemt de verteller vers 1. Wat de structuur betreft vormen de verzen 2-25 een uitgebreide inleiding, maar inhoudelijk vormen de verzen 26-44 een antwoord op Jeremia’s gebed in de verzen 16-25. Binnen de verzen 26-44 ligt het accent op de verzen 36-41, in de MT is dat nog sterker dan in de LXX. De structuur van beide teksten is als volgt: secties Jeremia 32 (MT) 1 opschrift: aankondiging woord van God 2-5 introductie 6-15 verhaal: aankoop van het land 16-25 gebed 26-35 antwoord van God 36-42 antwoord van God, deel II 42-44 profetie van goede dingen
secties Jeremia 39 (LXX) 1 opschrift: aankondiging woord van God 2-5 introductie 6-7 woord van God 8-44 nadere ontvouwing van het woord: Jeremia’s verhaal van de aankoop en de daaropvolgende gebeurtenissen
Het verschil in spreker in vers 6 – in de MT is Jeremia spreker en in de LXX de verteller – is verbonden met andere verschillen in de verzen 4, 5 en 6. Om te beginnen treffen we in de MT een plus4 aan (onderstreept in de tekst) in vers 5: 4 5
6
MT
LXX
we tsidqijahoe mèlèch jehoeda lo jimmaleet oevavèl jolik ’èt-tsidqijahoe wesjam jihjèh ‘ad-poqdi oto neoem-jhwh ki tillochamoe èt-ha-kasdim lo tatslichoe wajjomèr jirmejahoe hajah devar-jhwh ’elaj lemor
kai Sedekias ou mê sôthêi kai eiseleusetai Sedekias eis Babulôna kai ekei kathieitai
kai logos kuriou egenêthê pros Ieremian legôn Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 21
21
09-03-15 14:26
De plus bestaat uit twee delen: ‘totdat ik acht op hen sla, spreekt God’ en ‘als jullie vechten tegen de Chaldeeën, zullen jullie niet slagen’. Eén mogelijkheid om de plus te verklaren is parablepsis in de LXXV: het oog van de kopiist versprong van jihjèh in vers 5 naar een woord in vers 6 dat er bijna hetzelfde uitziet, hajah, zodat de woorden ertussen zijn weggevallen.5 Deze onachtzaamheid leidde tot een keten van wijzigingen: de vertaler zag zich geconfronteerd met een merkwaardige tekst: wesjam-jihjèh devar-jhwh elaj. De vertaler heeft zijn6 best gedaan er een begrijpelijke tekst van te maken: hij voegde kathieitai toe7 en las elaj, ‘tot mij’, als afkorting van ‘tot Jeremia’. Vervolgens wilde de vertaler wel zichtbaar maken dat de Hebreeuwse formule die hij voor zich zag om het woord van God te introduceren, uniek was. Hij koos dus voor een evenzeer unieke woordvolgorde in het Grieks.8 Een andere optie om de plus uit te leggen – die ik verkies – is om die te zien als een bewuste uitbreiding in de Hebreeuwse tekst. Deze verklaring is meer inhoudelijk: de plus gaat in op het lot van Sedekia en adresseert een niet nader geïdentificeerde groep (‘jullie’, vers 5). Van Sedekia wordt gezegd dat hij in Babel zal blijven ‘tot ik acht op hem sla (poqdi)’. Vergelijking met Jeremia 34[LXX 41]:1-5, een introductie die sterk op 32:1-5 lijkt, wijst erop dat dit een toevoeging is. In hoofdstuk 34 wordt een ironisch en negatief beeld geschetst van koning Nebukadnessar: de opmerking dat Sedekia zal sterven in vrede moet gelezen worden als een heavily ironic proclamation to Zedekiah that he will not die in the military conflict […] but will instead be treacherously murdered by Nebuchadnezzar.9 De MT schetst Nebukadnessar elders juist als dienaar van God.10 De toevoeging ‘totdat ik acht op hem sla’ in hoofdstuk 32 is bedoeld om Nebukadnessar te rehabiliteren. Ook de weergave van pqd in de LXX in hoofdstuk 32 wijst erop dat het om een redactionele toevoeging in de MT gaat. Normaal gesproken is de Griekse weergave episkepsomai. Verrassend genoeg vinden we dit werkwoord wel in vers 41 van de LXX. Het Hebreeuws heeft daar een woord dat niet overeenkomt: sws, ‘zich verheugen’. Het is mogelijk de oorspronkelijke lezing in de MT pqd was, maar dat een redacteur van MT pqd heeft gewijzigd in sws nadat vers 5b was toegevoegd: pqd was toen te ambigue geworden. De oudere lezing van vers 41 is bewaard gebleven in de LXX. Het tweede deel van de plus in de MT heeft een adressant die in de LXX niet voorkomt: een niet nader geïdentificeerde jullie-groep (‘als jullie vechten tegen de Babyloniërs, zullen jullie niet slagen’). Inhoudelijk past deze plus bij de genuanceerde presentatie van Nebukadnessar in de MT: God heeft tenslotte de Chaldeeën gezonden. Het is daarom beter de vreemde macht tegemoet te komen dan hen te bevechten. 22
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 22
09-03-15 14:26
Deze adressant speelt een belangrijke rol in de MT: ook in de verzen 36 en 43 wordt de jullie-groep sprekend opgevoerd en aangesproken. In de LXX gaat het hier steeds over Jeremia. Ook in vers 25 voert de LXX Jeremia nadrukkelijker op, en in vers 44 in de LXX is Jeremia de handelende figuur, terwijl in de MT het kopen, schrijven, verzegelen en getuigen algemene handelingen zijn. Door het aanspreken van een groep die als het ware buiten de tekst valt, creëert de MT de mogelijkheid van een nieuwe identiteit, die voorbij de ballingschap ligt. Op deze manier bewerkstelligt de MT dat de lezer zelf zich aangesproken voelt. De profeet verdwijnt in feite uit beeld. 1
MT
Het woord dat tot Jeremia kwam van God 5 Naar Babylon zal Sedekia gebracht worden en daar zal hij zijn totdat ik acht op hem sla – spreekt God als jullie [niet-geïdentificeerde groep] vechten tegen de Chaldeeën, zullen jullie niet slagen 6 en Jeremia zei: het woord van God kwam tot mij zeggende: 8 En Chanamel kwam naar me toe 25 ‘Koop voor jezelf het veld voor geld en laat getuigen getuigen.’
26 En het woord van God kwam tot Jeremia zeggende:
36 ’èl-ha-‘ir ha-zot asjèr ’attèm ’omrim nittenah de stad waarvan jullie [meervoud, nietgeïdentificeerde groep] zeggen: ‘Zij is gegeven [….]’ 37 mikol-ha-’aratsot uit alle landen
LXX Het woord dat van God kwam tot Jeremia En Sedekia zal Babylon ingaan en daar zal hij zitten
En het woord van God kwam tot Jeremia zeggende: En Chanamel kwam naar me toe ‘Koop voor jezelf het veld voor geld.’ En ik schreef een boek en verzegelde het en liet getuigen getuigen. En het woord van God kwam tot mij zeggende: epi tên polin hên su legeis paradothêsetai de stad waarvan jij [enkelvoud, Jeremia] zegt: ‘Zij zal worden gegeven […]’ ek pasês tês gês uit het hele land
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 23
23
09-03-15 14:26
MT 43 ba-’arèts ha-zot asjèr attèm ’omrim In het land waarvan jullie [meervoud, niet-geïdentificeerde groep] zeggen: 44 Velden zullen met geld gekocht worden en een boek geschreven en verzegeld en getuigen zullen getuigen
LXX en têi gêi hêi su legeis In het land waarvan jij [enkelvoud, Jeremia] zegt: Velden zullen met geld gekocht worden en jij zult een boek schrijven en het verzegelen en getuigen laten getuigen
In de Griekse tekst verloopt de identificatie juist via Jeremia: hij is een modelfiguur met wie de lezer zich kan identificeren. De profeet krijgt hier de rol van notaris die garant staat voor de juiste gang van zaken bij de aankoop van land. Zo wordt hij een exemplarisch figuur in de omgang met de uitdagingen van de post-exilische periode. Deel uitmaken van de Jeremiaanse traditie
De verschillende stemmen in de tekst en de verschillen tussen de MT en de LXX maken duidelijk dat de Jeremiaanse traditie een meerstemmige traditie is die zich voortdurend ontwikkelt. Een concept als de originele tekst is hier niet bruikbaar: het is niet te zeggen of de MT of de LXX meer origineel is, en het is bovendien de vraag of het relevant is. We hebben te maken met een traditie die zich nog steeds ontwikkelt: ook hedendaagse lezers zijn uitgenodigd met de tekst in gesprek te gaan. Het concept van doorgaande traditie maakt bijbellezen erg spannend: je kunt niet zomaar een stem uit de traditie selecteren en die uitroepen tot dé stem. De traditie is niet normatief en prescriptief – ze geeft geen kant-en-klaar recept voor hoe om te gaan met vragen rondom religie en conflict. Eerder is ze descriptief: de traditie wijst ons erop dat land, God en identiteit ertoe doen. Identiteit is open en vloeibaar, maar als mensen en bijbellezers hebben we vaak de behoefte precies vast te leggen wie we zijn, en wie we niet zijn. Vandaag de dag leiden we enigszins aan identiteitsovergewicht. Het is heilzaam te ontdekken dat wat ons kenmerkt – ambivalentie, gelaagdheid en de neiging soms onze hakken in het zand te zetten – ook de teksten kenmerkt. Ik pleit voor een erkenning van veelstemmigheid en een omgang met de traditie die zoekt naar verborgen stemmen, zoals die van de achterblijvers in het land in de tekst. De Jeremiaanse thema’s zijn ook nu nog zeer relevante thema’s, niet alleen in Israël en Palestina, waar ik deze tekst met joodse Israëliërs en 24
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 24
09-03-15 14:26
christelijke Palestijnen heb gelezen, maar ook in onze eigen context. Op welke manieren zijn wij verbonden met de plek waar we vandaan komen en waar we wonen? Ook in onze context zijn er verborgen stemmen. Hoe inclusief of hoe exclusief denken ‘wij’ over wie ‘wij’ zijn en wie ‘zij’ zijn? Wat zegt bijvoorbeeld Fort Europa over onze ideeën over identiteit? Noten 1
Als gevolg van een andere volgorde van de hoofdstukken is hoofdstuk 32 in de MT hoofdstuk 39 in de LXX.
2 3
In feite zijn zowel de MT als de LXX in zichzelf divers. Deze varianten laat ik buiten beschouwing. Binnen de verzen 26-41 wordt de verwachting van de lezer nog verhoogd door we‘attah lacheen in vers 36. Lacheen is niet weergegeven in de LXX. De combinatie komt verder alleen voor in Jeremia 42:15, daar heeft de LXX alleen dia touto. Dit suggereert dat de redacteur van de MT lacheen heeft toegevoegd om extra nadruk te geven aan deze sectie.
4
Een plus in de MT wil zeggen dat de MT een element bevat dat in de LXX niet is weergegeven. Bij een plus in de LXX is dat andersom. In het boek Jeremia treffen we de meeste plussen in de MT aan. Een plus kan duiden op een verschil tussen de MT en de Hebreeuwse tekst die de basis vormde van de LXX, maar ook op een vergissing of bedoelde wijziging door de vertaler. Tot slot kan een plus verklaard worden door een ontwikkeling in de doorgave van de Hebreeuwse dan wel de Griekse tekst – er kunnen een paar woorden zijn weggevallen, of er kan bijvoorbeeld ter verklaring iets zijn toegevoegd.
5
Andrew G. Shead, The Open Book and the Sealed Book. Jeremiah 32 in its Hebrew and Greek Recensions, Sheffield 2002, 102-103.
6
Ik ga ervan uit dat het onwaarschijnlijk is dat er vrouwen hebben meegewerkt aan de totstandkoming van de tekst.
7
Kathieitai, ‘zitten’, is een onwaarschijnlijke weergave van jihjèh. De vertaler heeft mogelijk het
8
Kai egeneto/egenêthê logos kuriou is de normale volgorde in het Grieks. De vertaler heeft hier
werkwoord kathizô aangevuld zodat jhjh begrijpelijk werd. het werkwoord verplaatst om duidelijk te maken dat de LXXV bijzonder was. 9
Carolyn Sharp, Prophecy and Ideology in Jeremiah, Londen 2003, 136-140.
10 De titel ‘mijn dienaar’ voor Nebukadnessar treffen we alleen aan in de MT van Jeremia, namelijk in Jeremia 25:9, 27:6 en 43:10.
Dr. J. Stegeman is bijbelwetenschapper. In januari 2014 promoveerde ze op het proefschrift Decolonizing Jeremiah. Identity, Narratives and Power in Religious Tradition. Ze is projectcoordinator bij de vereniging Kerk en Vrede en doet onderzoek naar religie en conflict.
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 25
25
09-03-15 14:26
‘Schepping van Hemel en Aarde’, uit: De gewigstigste geschiedenissen des Bybels, afgebeeld in Twee Honderd Twee en Vijftig printverbeeldingen […], Amsterdam etc. 1791. Foto: NBG/Sandra Haverman
26
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 26
09-03-15 14:26
‘Een hevige wind waaide over het water’ Genesis 1:2 in de Bijbel in Gewone Taal Matthijs de Jong Wie de Bijbel in Gewone Taal begint te lezen in Genesis, komt meteen een opvallende vertaalkeuze tegen. Genesis 1:2 heeft als laatste zin: ‘Een hevige wind waaide over het water.’ Deze weergave roept vragen op: Waar is de Geest van God gebleven? Waar komt die hevige wind vandaan? Deze bijdrage biedt een toelichting op Genesis 1:2.1 We bespreken achtereenvolgens de kwestie, de vertaalkeuze, en de consequenties van die keuze. De kwestie van Genesis 1:2
Verschillende opties Het slot van Genesis 1:2 luidt: weroeach ’elohim merachèfèt ‘al-penee ha-majim En de roeach ’elohim cirkelde boven het water. Het onderwerp van de zin is roeach ’elohim. De eerste stap die we zetten, is kijken wat de verschillende opties zijn om deze aanduiding weer te geven. Het woord roeach, dat 389 keer voorkomt in het Oude Testament, heeft een breed betekenisveld. Het kan ‘wind’ betekenen, of ‘geest’, ‘adem’, ‘kracht’ of ‘levenskracht’. Het woord ’elohim duidt meestal op God, maar kan ook ‘goden’ betekenen. En er is een derde mogelijkheid: het woord ’elohim kan dienen om een overtreffende trap weer te geven. Dit is algemeen erkend in de Hebreeuwse grammatica’s.2 Enkele bekende voorbeelden: Genesis 30:8
‘ik heb worstelingen Gods geworsteld’ = ik heb op bovenmenselijke wijze gevochten; 1 Samuel 14:15 ‘het werd tot een schrik Gods’ = er ontstond een enorme paniek; Jona 3:3 ‘Nineve was een Godsgrote stad’ = Nineve was een enorm grote stad. Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 27
27
09-03-15 14:26
Behalve deze voorbeelden zijn er nog zeker tien andere passages in het Oude Testament waarin het woord ’elohim, of een andere godsaanduiding, door uitleggers als superlatief is aangemerkt.3 Een variant treffen we in Genesis 10:9, dat spreekt over Nimrod als ‘een geweldig jager voor de HEER’ (= door niemand overtroffen). Het inzicht dat ’elohim en andere godsaanduidingen in het Hebreeuws gebruikt kunnen worden om een overtreffende trap weer te geven, is al eeuwenlang bekend. Joodse uitleggers beschrijven dit verschijnsel en het staat ook genoemd in de aantekeningen bij de Statenvertaling, bijvoorbeeld bij Genesis 13:10 en Jona 3:3. De Statenvertalers merken op dat het Hebreeuws het woord ‘HEERE’ of ‘God’ kan gebruiken in de betekenis van ‘uitnemendheid’.4 Veel uitleggers hebben erop gewezen dat ook voor Genesis 1:2 deze mogelijkheid valt te overwegen.5 Ieder uitgebreid commentaar op Genesis laat zien dat roeach ’elohim in Genesis 1:2 op verschillende manieren kan worden opgevat. Er zijn vijf mogelijke opties: (a) de Geest van God; (b) Gods geest; (c) de (levens)adem van God; (d) wind van God; (e) een hevige wind. Deze vijf opties zijn echter niet alle even goed verdedigbaar. De moeilijkheid Waarom is het lastig om de betekenis van deze zin te bepalen? Dat komt doordat de functie van de zin niet lijkt te passen bij de woorden. Genesis 1:2 schetst de toestand die er was vóór het moment dat God sprak, vanaf vers 3. Die toestand wordt getypeerd door woorden als ‘woest’, ‘verlaten’, ‘watermassa’ en ‘duisternis’. Als het slot van vers 2 nog bij die typering hoort – en alles wijst daarop – dan verwacht je eerder een woeste wind die over het water blaast dan de Geest van God die boven het water zweeft. Dat is de moeilijkheid en geen van de vijf vertaalopties lost het probleem volledig op. (a) Geest van God: dit creëert een parallel met de heilige Geest in het Nieuwe Testament. Het is een theologisch geïnspireerde vertaalkeuze, die op gespannen voet staat met het eigen karakter van het Oude Testament. Recente studies maken duidelijk dat deze keuze geen recht doet aan de voorstellingswereld van Genesis 1.6 (b) Gods geest: dit is de meest veilige optie, bijvoorbeeld in de weergave: ‘Gods geest zweefde over het water’ (De Nieuwe Bijbelvertaling [NBV]). Toch is deze keuze inhoudelijk gezien problematisch. Want wat betekent het? In het Oude Testament betekent Gods geest meestal zoiets als Gods kracht. In verbinding met een participiumvorm die een concrete, fysieke beweging aanduidt, is dat vreemd. Hoe moeten we ons dit voorstellen? 28
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 28
09-03-15 14:26
(c) (Levens)adem van God: dit lijkt op het eerste gezicht een slimme oplossing, omdat de adem van God elders wordt voorgesteld als levengevende kracht. Dat past bij de schepping. Dan is dit een vooruitwijzing naar de schepping van alle levende wezens. Maar het motief van de roeach als Gods ‘adem’ speelt in Genesis 1 (en 2) geen rol. Het is dus vergezocht. In Genesis 6:17 en 7:15 komt roeach voor in de betekenis ‘adem’, maar in de combinatie roeach chajjim ‘levensadem’, niet als roeach ’elohim. Soms wordt een beroep gedaan op Psalm 33:6, waar Gods ‘woord’ en ‘de adem (roeach) van zijn lippen’ samen zijn scheppen aanduiden. Maar in Genesis 1:2 staat de roeach juist niet parallel aan Gods spreken (1:3). De roeach bevindt zich boven het water, als deel van een situatie die gemarkeerd wordt als voorafgaand aan het moment van Gods spreken. (d) Wind van God: een storm of wind past in Genesis 1:2 uitstekend. Maar ‘storm/wind van God’ is geen bekende aanduiding in de Bijbel. Het is niet duidelijk wat daarmee bedoeld zou kunnen zijn. En als het hier zou gaan om de wind als oerelement, dan is de aanduiding ‘van God’ vreemd. (e) Een hevige wind: dit past goed in Genesis 1:2. Maar de keuze om ’elohim hier als superlatief op te vatten is een radicale. Andere voorbeelden van roeach ’elohim in de betekenis ‘hevige wind’ zijn er niet in het Oude Testament. De dilemma’s zijn als volgt. Theologisch is er vaak een voorkeur voor ‘geest’ of ‘Geest’, maar exegetisch is de keuze voor ‘wind’ sterk (zie onder). Wie daar echter voor kiest, staat voor een tweede dilemma: de betekenis van ’elohim. Enerzijds lijkt ‘de wind van God’ niet goed te passen in de context, anderzijds schrikt men vaak terug voor de radicale oplossing, ‘een hevige wind’. Deze moeilijkheden zijn al eeuwenlang bekend. Wie denkt dat er een simpele oplossing is, heeft nog niet genoeg gestudeerd. De keuze
Roeach als wind We bespreken allereerst twee argumenten om roeach in Genesis 1:2 op te vatten als ‘wind’. Ten eerste de uitspraak die over de roeach wordt gedaan: de roeach ’elohim beweegt zich boven het water. Het gaat om de participiumvorm merachèfèt, van het werkwoord rchf, dat in deze formatie, de pi’el, nog op één andere plaats in het Oude Testament voorkomt, namelijk in Deuteronomium 32:11. Daar betreft het een adelaar, die zich door de lucht beweegt ‘boven’ zijn jongen. In beide teksten wordt voor ‘boven’ hetzelfde voorzetsel gebruikt, ‘al.7 Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 29
29
09-03-15 14:26
Verder kennen we dit werkwoord uit enkele Ugaritische teksten. Behulpzaam als parallel zijn twee passages in het Ugaritische Aqat-epos: de vogels zullen boven hem cirkelen de vogels cirkelen boven het huis van haar vader8 Net als in Deuteronomium 32:11 duidt het woord hier de vlucht van roofvogels aan. Daarbij wordt het ook in deze Ugaritische teksten gebruikt in combinatie met het voorzetsel ‘al, ‘boven’, zoals in Genesis 1:2 en Deuteronomium 32:11. Over de precieze fysieke activiteit lopen de meningen uiteen (‘cirkelen’, ‘bidden’, ‘klapwieken’). Het gaat waarschijnlijk om een intensieve, krachtige beweging. En hoe dan ook gaat het om een fysieke beweging van vleugels. Dat is een belangrijke aanwijzing voor de interpretatie van roeach in Genesis 1:2. Als we kijken waar roeach voorkomt in combinatie met vleugels (kanaf) in het Oude Testament, zien we een duidelijk beeld: 2 Samuel 22:11 Psalm 18:11 Psalm 104:3 Hosea 4:19
hij (God) verscheen op de vleugels van de wind (roeach) hij (God) zweefde op de vleugels van de wind (roeach) hij (God) wandelt op de vleugels van de wind (roeach) een wind (roeach) heeft hen met zijn vleugels omsloten
Volgens de oud-oosterse voorstelling heeft de wind vleugels. Dat beeld treffen we aan in zowel het Oude Testament als de literatuur van de omringende culturen. Dit is een sterk argument om roeach in Genesis 1:2 als ‘wind’ op te vatten.9 Het werkwoord rchf veronderstelt een beweging van vleugels, en dat brengt ons bij roeach als ‘wind’. Het gaat om een beeld van ‘de wind-metvleugels’ die zich boven het wateroppervlak heen en weer beweegt. Een tweede argument bevestigt deze uitleg: de manier waarop de termen roeach en majim (water) elders in combinatie voorkomen. Het gaat dan doorgaans over ‘wind’ en ‘water’. Ze worden getypeerd als oerkrachten waarover God heer en meester is (Genesis 8:1, Job 28:25, Psalm 104:3, Psalm 147:18, Spreuken 30:4, Jeremia 10:13, 51:16 en Daniël 7:2). In deze lijn past ook Genesis 1:2, dat oerelementen noemt waarover God zich, in het vervolg van Genesis 1, heer en meester maakt. Deze thematische parallellen binnen het Oude Testament onderstrepen dat roeach in Genesis 1:2 waarschijnlijk ‘wind’ betekent.10 Deze uitleg wordt door veel huidige onderzoekers onderschreven.
30
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 30
09-03-15 14:26
’Elohim als superlatief De volgende vraag is of het gaat om ‘de wind van God’ of om een ‘hevige wind’. Er zijn twee goede argumenten om voor het laatste te kiezen. Het eerste argument is de opbouw van de tekst in Genesis 1:1-3. Over één ding zijn alle uitleggers het eens: Genesis 1:2 beschrijft een toestand en vanaf Genesis 1:3 wordt verteld over Gods spreken en de gevolgen daarvan. Genesis 1:2 schetst een bestaande situatie, waarin God door te spreken verandering aanbrengt. Genesis 1:2 bevat drie korte zinnen: de aarde was leeg en verlaten en duisternis lag over de watervloed en de roeach ’elohim cirkelde boven het water Hoe hangen de zinnen inhoudelijk samen? Dat is af te leiden uit het vervolg. Eerst begrenst God de duisternis door er het licht tegenover te stellen (verzen 3-5), daarna begrenst God het water (verzen 6-10). Daaruit kunnen we opmaken dat watervloed en duisternis aanvankelijk onbegrensd waren. De Bijbel in Gewone Taal (BGT) brengt dat beeld op de lezer over: ‘De aarde was leeg en verlaten. Overal was water, en alles was donker.’ Het ligt voor de hand om de derde zin te lezen als een direct vervolg op dit tafereel: ‘En een hevige wind waaide over het water.’ Zo vormt Genesis 1:2 een hechte eenheid, een duidelijk beeld. Zo zag het eruit voordat God orde aanbracht en zijn scheppende woorden sprak. Wie afgaat op de opbouw van Genesis 1:1-3, zal vers 2 als situatiebeschrijving opvatten, en in vers 3 het begin van de handeling zien. Dan ligt het voor de hand om de roeach ’elohim met de duisternis en de watermassa te associëren. Dit wordt, ten tweede, bevestigd door de grammaticale structuur van Genesis 1:2. Het vers bestaat uit drie parallelle zinnetjes. De tweede en derde zin zijn daarbij opvallend parallel opgebouwd, met tehom en ha-majim als synoniemen: en duisternis [lag] over de watervloed (‘al-penee tehom) en de roeach ’elohim cirkelde boven het water (‘al-penee ha-majim) De grammaticale structuur van Genesis 1:2 wekt de sterke indruk dat het gaat om drie uitspraken die in dezelfde sfeer liggen. Daarmee hebben we een tweede indicatie om roeach op te vatten als element in dezelfde lijn als duisternis, watermassa, woestheid en verlatenheid. Het gaat niet om zomaar een wind. Genesis 1:2 beschrijft een totale verlatenMe t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 31
31
09-03-15 14:26
heid, een totale woestheid, een diepe duisternis, een onbegrensde watervloed en dus ook een onbegrensde wind. En omdat het voor de hand ligt om deze wind te associëren met de andere oerelementen, watermassa en duisternis, is het een logische stap om ’elohim hier op te vatten als superlatief, ‘een hevige wind’. Wat doet die hevige wind? Afgaande op de eerder genoemde parallellen, moeten we het voorzetsel ‘al opvatten als ‘boven’. Het gaat dus niet om een wind die het water opjaagt, maar om een wind die zich boven het water beweegt. Het intensief heen-en-weer bewegen waar het werkwoord op duidt, is, in geval van de wind, als ‘wervelen’ op te vatten. Een mooie weergave van het slot van Genesis 1:2 zou kunnen luiden: ‘en een woeste wind wervelde boven het water’. De aarde was één en al water, overal was duisternis, en boven het water heerste de wind.11 Wat spreekt er tégen deze keuze? Ten eerste dat roeach ’elohim nergens anders de betekenis ‘hevige wind’ heeft. Toch weegt dat niet zo zwaar. De uitspraak in Genesis 1:2 over de roeach ’elohim heeft namelijk sowieso geen parallel in het Oude Testament: nergens anders komt roeach ’elohim voor met een vorm van rchf, ‘cirkelen’. Bovendien is ook de combinatie van roeach als wind met ’elohim uitzonderlijk in het Oude Testament. Het gaat dus om een eenmalige uitspraak over de roeach ’elohim. Dan kun je beter afgaan op wat we wél kunnen vaststellen, zoals de opbouw, de grammaticale structuur, het beeld van de wind-met-vleugels, en wind en water als oerelementen. Een tweede tegenwerping weegt zwaarder. Het woord ’elohim komt voor in vers 1, vers 2 en vers 3. In vers 1 en vers 3 betreft het God. Dan is het onwaarschijnlijk dat hetzelfde woord in het tussenliggende vers opeens iets anders betekent. Dit is voor veel onderzoekers hét argument om toch te kiezen voor ‘wind van God’. Die keuze brengt echter óók een moeilijkheid met zich mee. Vers 2 vormt een contrastbeeld tegenover het scheppingsrelaas van vers 3-31, en binnen dat contrastbeeld is de rol van ‘de wind van God’ moeilijk plausibel te maken. Een veelgehoorde uitleg is dat de ‘wind van God’ in vers 2 te zien is als voorbode van Gods scheppende optreden, vanaf vers 3. Maar dit staat op gespannen voet met de sterke suggestie van vers 2 als een thematische eenheid. Alles afwegend lijkt het mij de beste keuze om ‘de wind Gods’ hier op te vatten als een traditioneel element dat een plek in Genesis 1 heeft gekregen in een nieuwe betekenis van ‘onbegrensde wind’. Het woord ’elohim betekent hier dan inderdaad iets anders dan in de verzen 1 en vers 3, maar het woord heeft hier ook een heel andere grammaticale functie dan in de verzen 1 en 3. 32
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 32
09-03-15 14:26
De opbouw van Genesis 1:1-3, de grammaticale structuur van vers 2, en de betreffende uitspraak ‘wervelen boven het water’ maken het mijns inziens waarschijnlijk dat roeach ’elohim hier fungeert in de betekenis van onbegrensde wind. Genesis 1:1-2:4 Over de grammaticale interpretatie van Genesis 1:1-3 zijn veel studies geschreven. Het voert te ver om daar diep op in te gaan. Maar over een paar zaken bestaat in het huidige onderzoek een verregaande overeenstemming: •
• •
Vers 1 fungeert als een soort mottovers of samenvatting (grammaticaal vaak als voorzin getypeerd met vers 2 als hoofdzin, of met vers 2 als parenthese en vers 3 als hoofdzin). De aanduiding ‘hemel en aarde’ wordt doorgaans als merisme opgevat en daarmee als verwijzing naar heel de schepping, zoals beschreven in de verzen 3-31. Het scheppingsverhaal veronderstelt geen ‘schepping uit het niets’ (creatio ex nihilo), die voorstelling ontstond pas in later eeuwen.12 Vers 2 is een beschrijving van ‘de voorwereld’, de situatie die bestond voordat God zijn scheppingswerk verrichtte. In vers 3 begint de handeling: Gods scheppende optreden. Het draait in het scheppingsverhaal om wat God maakte. De voorwereld zoals die in vers 2 is beschreven, dient alleen als contrastbeeld. Het fungeert als een opstap voor het scheppingsrelaas dat begint in vers 3.
De keuze voor ‘hevige wind’ past bij het geheel van Genesis 1:1-2:4. Zoals bekend wordt de roeach niet meer genoemd in Genesis 1 (en ook niet in het scheppingsverhaal van Genesis 2). Als het zou gaan om een belangrijke grootheid die in vers 2 wordt geïntroduceerd, is het vreemd dat die verder geen rol speelt in het verhaal. Als het gaat om een van de oerelementen is het minder vreemd. Want ook de tehom, ‘watermassa’, komt niet terug in het vervolg. Van de oerelementen in vers 2 komen alleen majim, ‘water’, en chosjèk, ‘duisternis’, terug. Het andere wordt opgeheven en begrensd zonder expliciet genoemd te worden. En, niet toevallig, de tehom en de roeach uit Genesis 1:2 komen samen terug in het zondvloedverhaal, als ‘water’ en wind’ (Genesis 8:1-2). Opvallend aan het scheppingsrelaas in Genesis 1:1-2:4 is het ontbreken van strijd. God spreekt zijn scheppingswoorden, hij maakt wat hij zegt. Hij levert geen gevecht, zoals in sommige (oudere) scheppingsverhalen. De oerelementen in Genesis 1:2 worden niet getypeerd als vijandige chaosmachten die overwonnen moeten worden. Het is de situatie van onbegrensde chaos en onMe t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 33
33
09-03-15 14:26
leefbaarheid die door Gods ingrijpen wordt opgeheven. Gods scheppen wordt beschreven als een soeverein optreden, aangeduid met ‘hij sprak’, ‘hij maakte’ en ‘hij schiep’, zonder dat enig instrument daarbij een rol speelt. Genesis 1 is een superieure tekst, die het scheppingsgebeuren op een heel eigen manier vertelt. Termen die van oudsher met scheppingstradities verbonden waren, zoals tehom, ‘oerzee’, (Genesis 1:2) en tanninim, ‘zeemonsters’, (Genesis 1:21) krijgen in Genesis 1 een nieuwe functie. Ze zijn volledig ontmythologiseerd. Het is goed mogelijk dat roeach ’elohim op eenzelfde manier een plaats heeft gekregen in Genesis 1, als een oude term met een nieuwe functie, ondergeschikt gemaakt aan het eigen karakter van dit nieuwe scheppingsrelaas. Psalm 104 wordt vaak beschouwd als voorloper van het scheppingsrelaas van Genesis 1. Daar komt de roeach voor: ‘Hij (= God) maakt de wolken tot zijn wagen, hij wandelt op de vleugels van de wind (roeach).’ Zo wordt God getypeerd als de machtige schepper van hemel en aarde. Het scheppingsverhaal van Genesis 1:1-2:4 bevat echo’s van oudere scheppingstradities, maar de betekenis ervan is ondergeschikt gemaakt aan het nieuwe verhaal. De wind is niet langer een macht die door God wordt bedwongen en tot zijn strijdwagen wordt gemaakt. De ‘wind’ hoort nu bij de onbegrensde chaoselementen die door Gods soevereine spreken en handelen worden begrensd. Sommige uitleggers wijzen erop dat in de oudere scheppingstraditie de wind juist wordt ingezet door de schepper-god in de strijd tegen de watermassa. De roeach ’elohim, als ‘de wind van God’, bedwingt de watermassa. Als achtergrond is dit een zinvolle parallel, maar het punt is dat Genesis 1:1-2:4 dergelijke oudere motieven wel opneemt, maar ze van hun lading ontdoet. De schepping wordt niet beschreven in termen van strijd, maar als gevolg van Gods soevereine spreken. Genesis 1:2 schetst geen strijdtoneel, maar een situatie van onbegrensde chaos. De tehom is geen aanduiding meer van een ‘watermonster’, maar van een onbegrensde watermassa. En de roeach ’elohim is geen instrument meer waarvan God gebruikmaakt (zoals bijvoorbeeld in Job 26:7-13 of Psalm 104:2-4), maar een oerelement, onbegrensde wind, dat door Gods soevereine optreden wordt begrensd. Deze voorstelling komen we ook elders tegen. Job 28:25 verwijst naar het moment van de schepping, en typeert dit onder meer zo: ‘Toen hij (= God) voor de wind de kracht bepaalde, en voor het water de maat vaststelde.’ Vergelijkbaar, maar meer fysiek geformuleerd, is Spreuken 30:4: ‘Wie heeft de wind met zijn handen gevangen? Wie heeft het water in zijn mantel gebonden? Wie heeft de grenzen van de aarde bepaald?’ Zo heeft de wind ook in Genesis 1:2 een natuurlijke plek. De ‘koepel’ (raqia‘) die God maakt in Genesis 1:6-8 om de watermassa’s van 34
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 34
09-03-15 14:26
elkaar te scheiden, legt, zo mogen we veronderstellen, ook de onbegrensde wind aan banden. Zoals het water boven de aarde verdwijnt achter de hemelse sluizen, zo wordt de wind in de hemelse voorraadschuren gesloten (Jeremia 10:13). Zo ontstaat er een luchtruim waarin leven mogelijk is, en waarin de hemellichten hun vaste plek kunnen krijgen. De keuze voor ‘hevige wind’ past daarom uitstekend bij de thematiek en de strekking van Genesis 1:1-2:4 als geheel. Conclusie Uit het voorgaande kunnen we enkele conclusies trekken. De keuze voor ‘een hevige wind’ is goed verdedigbaar, zowel taalkundig als exegetisch. De keuze past ook het beste bij de BGT. Deze vertaling wil een begrijpelijke tekst bieden. Het gaat daarbij om begrijpelijke woorden én om een heldere samenhang. En juist die heldere samenhang wordt met deze keuze gediend. De consequenties
De vertaalkeuze ‘een hevige wind waaide over het water’ is opvallend. Er worden veel vragen over gesteld en er wordt soms kritiek op geleverd. Wat is precies het probleem? Verwachting Soms klinkt als reactie: ‘Hier hoort de Geest van God te staan, en dus is de BGT fout.’ De lezer weet inmiddels beter. Ten eerste, we hebben te maken met een complexe, omstreden vertaalkwestie. Er hoort dus helemaal niets te staan in de vertaling. Ten tweede, als je taalkundig en exegetisch alles in overweging neemt, is er veel te zeggen voor de keuze voor roeach als ‘wind’. Dat men vanuit een theologische voorkeur graag al in Genesis 1 ‘Gods geest’, of liever nog ‘Gods Geest’, zou willen lezen, is begrijpelijk. Maar theologische voorkeuren moeten niet de vertaalkeuze dicteren. Bovendien moet je belangrijke (theologische) kwesties niet laten afhangen van omstreden en notoir complexe teksten. Dat is ook niet nodig in dit geval. Gods geest is deel van God zelf. Het spreekt vanzelf dat die er was, omdat God er was. Daar hebben we geen expliciete mededeling in Genesis 1 voor nodig. Meerduidig Een ander bezwaar is dat door de keuze ‘hevige wind’ de tekst te eenduidig wordt. De meerduidigheid van de tekst is daarmee verdwenen. Drie overwegingen daarbij. Ten eerste: het is altijd moeilijk om de meerduidigheid van een tekst exact Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 35
35
09-03-15 14:26
na te bootsen in een vertaling. Bij een tekst die qua taal, tijd en cultuur ver afstaat van de onze, is dat zelfs vrijwel onmogelijk. Een vertaling biedt altijd een bepaalde belichting van de tekst. Dat geldt voor de BGT en voor elke andere vertaling. Iedere weergave van roeach ’elohim in het Nederlands impliceert een keuze met voors en tegens. En een van de (exegetisch en taalkundig) beste opties past perfect bij de doelstelling van de BGT. Waarom zouden we die dan niet mogen kiezen?13 Ten tweede: Genesis 1:1-2:4 bevat echo’s uit de oudere scheppingstraditie. Op die manier kun je menen dat er van alles meeklinkt in allerlei termen, zoals in de roeach ’elohim. Dat is niet verkeerd, zolang je bedenkt dat voor Genesis 1:1-2:4 de nadruk ligt op het eigen karakter, de nieuwe vorm waarin het scheppingsrelaas is gegoten. Juist dat eigen karakter van Genesis 1 komt in de BGT pregnant naar voren. Ten derde: de BGT pretendeert niet de ultieme waarheid te brengen. Het is een leesbare, begrijpelijke vertaling van de Bijbel, geschikt voor een zeer breed lezerspubliek. Er ligt in de bijbelse teksten veel rijkdom verscholen. Geen enkele vertaling brengt die rijkdom uitputtend aan het licht. Wie alles wil weten, heeft uitleg van een deskundige nodig. En die uitleg is te geven bij iedere vertaling, ook bij de BGT. De keuze voor ‘een hevige wind’ is niet ‘het einde van alle theologie’, zoals een criticus vlak na het verschijnen van de BGT vertwijfeld twitterde. Een vertaling die zorgt voor begrijpelijke woorden en een heldere samenhang, motiveert lezers. Zo’n vertaling wakkert juist de nieuwsgierigheid aan om te horen wat er allemaal nog meer achter de tekst zou kunnen zitten.
Noten 1
In oktober 2014 schreef vertaler Roelien Smit al een blog over dit onderwerp. De tekst ervan is te lezen op www.bijbelingewonetaal.nl/actueel/blogs.
2
Zie bijvoorbeeld J.P. Lettinga, Grammatica van het Bijbels Hebreeuws, bewerkt door M.F.J. Baasten en W.Th. Van Peursen, Leiden/Boston 2012 [twaalfde, herziene druk], par. 76d en Paul Joüon en Takamitsu Muraoka, A Grammar of Biblical Hebrew (Subsidia Bilica 14/1-2), Rome 1991/1993, par. 141 n.
3
Onder meer Genesis 23:6, 30:8, Exodus 9:28, 1 Samuel 26:12, Job 1:16, Psalm 68:16, 80:11, 83:13 en Hooglied 8:6.
4
Natuurlijk worden de woorden ‘God’ en ‘HEERE’ in de vertaling gehandhaafd (Jona 3:3: ‘Ninevé nu was een grote stad Gods’), maar in de kanttekening staat: ‘dat is, een uitermate grote stad’.
36
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 36
09-03-15 14:26
5
Dit werd betoogd in 1928 door J.M.P. Smith, ‘The Use of Divine Names as Superlatives’ in: American Journal of Semitic Languages 45 (1928/29), 212-220 en vele exegeten en commentatoren zijn hem hierin gevolgd.
6
Misheck Nyirenda, ‘Theological Interpretation and Translation Reception: Translating “Spirit of God” in Genesis 1.1-2’ in: The Bible Translator 64/3 (2013), 284-299.
7
Het werkwoord rchf komt verder nog één keer voor in de qal, in Jeremia 23:9. Daar duidt het
8
Voor de teksten: Simon B. Parker (ed.), Ugaritic Narrative Poetry, Atlanta 1997, 66 en 68 (KTU 1.18
9
Zo ook de Joodse uitlegtraditie van Targum Onkolos tot Ibn Ezra, en recente uitleggers die
eveneens een heftige beweging aan: ‘al mijn botten trillen’. IV 21-22, 31-32). oog hebben voor de antieke voorstellingswereld, zoals Claus Westermann (Genesis 1-11 [BKAT 1/1], Neukirchen-Vluyn 1974), John Day (God’s Conflict with the Dragon and the Sea. Echoes of a Canaanite Myth in the Old Testament, Cambridge 1985), Michaela Bauks (Die Welt am Anfang. Zum Verhältnis von Vorwelt und Weltentstehung in Gen 1 und in der altorientalischen Literatur, Neukirchen-Vluyn 1997) en Mark Smith (The Priestly Vision of Genesis 1, Minneapolis 2010). 10 In enkele teksten zien we de voorstelling van de roeach als Gods adem, die het machtige water stuurt: Exodus 15:8 en 10 en Psalm 18:16. Deze teksten onderscheiden zich echter duidelijk van Genesis 1:2 door hun antropomorfe manier van spreken, ‘de adem van uw neus’. Gods adem is een beeld voor de wind; vergelijk Exodus 15:8 en 10 met Exodus 14:21. 11
Voor een uitgebreide bespreking van deze vertaalkeuze, zie het Genesiscommentaar van Westermann. Een sterke verdediging van deze keuze wordt gegeven door Manfred Weippert, ‘Schöpfung am Anfang oder Anfang der Schöpfung? Noch einmal zu Syntax und Semantik von Gen 1,1-3’ in: Theologische Zeitschrift 60/1 [Festgabe für Klaus Beyer] (2004), 5-22 (beschikbaar op: https://theolrel.unibas.ch/theologische-zeitschrift/fruehere-hefte-und-jahrgaenge/thz-602004/heft-thz-160-2004/).
12
Binnen de joodse traditie komt deze voorstelling pas voor vanaf de hellenistische tijd. Een van de eerste joodse teksten waarin we deze voorstelling tegenkomen is 2 Makkabeeën 7:28.
13
De NBV kiest voor ‘maar Gods geest zweefde boven het water’. Hoewel die keuze aanvechtbaar is, moet er niet overhaast besloten worden tot een revisie op dit punt. De NBV dient een ander doel dan de BGT en is een ander type vertaling. Daarbij past een meer terughoudend en soms diplomatieker vertaalbeleid. ‘Gods geest’ is de veiligste optie, die aansluit bij de traditie. En bovenal: de NBV maakt hier gebruik van een noot waarin de alternatieven genoemd worden.
Overige geraadpleegde literatuur Gerhard von Rad, Das erste Buch Mose. Genesis Kapitel 1-12,9, Göttingen2 1950. Hans Rechenmacher, ‘Gott und das Chaos. Ein Beitrag zum Verständnis von Gen 1,1-3’ in: Zeitschrift fur alttetamentliche Wissenschaft 114 (2002), 1-20. Andreas Schüle, Der Prolog der hebräischen Bibel. Der literar- und theologiegeschichtliche Diskurs der Urgeschichte (Genesis 1-11), Zürich 2006. Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 37
37
09-03-15 14:26
P.J. Smith, ‘A Semotactical Approach to the Meaning of the Term ruach elohim in Genesis 1:2’ in: Journal of Northwest Semitic Languages 8 (1980), 99-104. John H. Walton, The Lost World of Genesis 1. Ancient Cosmology and the Origins Debate, Downers Grove 2009. Gordon J. Wenham, Genesis 1-15 (WBC 1/1), Waco 1987. E. Zenger, Gottes Bogen in den Wolken. Untersuchungen zu Komposition und Theologie der priesterlichen Urgeschichte, Stuttgart2 1987.
Dr. M.J. de Jong is als bijbelwetenschapper werkzaam bij het Nederlands Bijbelgenootschap en is een van de vertalers van de Bijbel in Gewone Taal.
38
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 38
09-03-15 14:26
Aankondiging nieuwe uitgaven Nederlands Bijbelgenootschap Bijbel in Gewone Taal – huwelijksbijbel
De Bijbel in Gewone Taal is er nu ook als huwelijksbijbel. Deze uitgave is een slag groter dan de standaardeditie en heeft een stijlvolle, witte omslag met gouden letters. In deze huwelijkseditie is ook een familieregister opgenomen. Gebonden ca. 1900 pagina’s ISBN 978 90 8912 088 5 Prijs € 47,50
Omslag van de huwelijksbijbel van de Bijbel in Gewone Taal.
Bijbel in Gewone Taal voor jou
De Bijbel in Gewone Taal voor jou is een bijbel voor kinderen uit groep 6, 7 en 8 van de basisschool. Deze bijbel is uitgebreid met extra thema’s en opdrachten en neemt kinderen mee op ontdekkingstocht. Zo komt de Bijbel ook voor kinderen dichtbij. Gebonden Met een kleurenkatern van 44 pagina’s ca. 1900 pagina’s ISBN 978 90 8912 087 8 Prijs € 32,50
Omslag Bijbel in Gewone Taal voor jou.
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 39
39
09-03-15 14:26
De wereld in. Het Nederlands Bijbelgenootschap 1814-2014
De wereld in. Het Nederlands Bijbelgenootschap 1814-2014 is verschenen ter gelegenheid van het tweehonderdjarig bestaan van het Nederlands Bijbelgenootschap. Het Koninkrijk der Nederlanden, ontstaan in de jaren 1813-1815, was niet compleet zonder een nationale organisatie voor bijbelverspreiding. Om het bezit en de kennis van ‘het Boek der Verlichting’ onder het volk te bevorderen, richtten politici, predikanten en zakenlieden in 1814 het Nederlands Bijbelgenootschap op. Het genootschap had de verspreiding van bijbels, zowel in binnen- als buitenland, tot doel. Spoedig richtte het zich ook op het uitgeven en vertalen van de Bijbel. Het boek van professor Van Lieburg vertelt het complete verhaal van een ideele organisatie op het gebied van bijbelvertaling, bijbelverspreiding en bijbelgebruik, die na twee eeuwen nog springlevend, relevant en belangrijk is.
Omslag De wereld in. Het Nederlands Bijbelgenootschap 1814-2014.
Gebonden Met uitgebreid fotokatern 400 pagina’s ISBN 978 90 3514 063 9 Prijs € 39,95
40
Me t Andere Wo orden [ 34] 1
386610_MAW-biwerk_1-2015.indd 40
09-03-15 14:26
Met Andere Woorden wordt gratis toegezonden aan hen die geïnteresseerd zijn in het vertalen van de Bijbel en de geschiedenis daarvan. Bijdragen ter bestrijding van de onkosten van dit blad kunnen gestort worden op IBAN NL74 SNSB 0266 3808 08 van het Nederlands Bijbelgenootschap te Haarlem, onder vermelding van ‘gift Met Andere Woorden ’. Adreswijzigingen kunt u doorgeven door de adresband van dit nummer te voorzien van het juiste adres en deze retour te zenden aan het Nederlands Bijbelgenootschap. Voorbehoud: De redactie wijst erop dat de mening die uit de artikelen spreekt niet overeen hoeft te komen met de mening van de redactie. Artikelen voor Met Andere Woorden kunt u zenden aan het redactiesecretariaat, Mevr. Y. Zwart, tel. 023 - 514 61 51, e-mail: yzwart@bijbelgenootschap.nl of Postbus 620, 2003 RP Haarlem. De redactie behoudt zich het recht voor artikelen te weigeren of (na overleg met de auteur) te wijzigen of in te korten. Het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) is een vereniging zonder winstoogmerk. Voor de realisering van zijn taken is het NBG aangewezen op de financiële steun van zijn leden, giftgevers en relaties. Het NBG ontvangt geen subsidie van de overheid. Doelstelling van het NBG is ervoor te zorgen dat de Bijbel zo veel mogelijk mensen bereikt en aanspreekt. U kunt het werk van het NBG in binnen- en buitenland steunen door uw lidmaatschap of door het geven van een gift op IBAN NL74 SNSB 0266 3808 08 van het Nederlands Bijbelgenootschap te Haarlem, onder vermelding van ‘gift NBG’. Meer informatie vindt u op www.bijbelgenootschap.nl.
386610_MAW-omslag_1-2015.indd 5
09-03-15 14:26
386610_MAW-omslag_1-2015.indd 2
09-03-15 14:26