Voorpublicatie Groene Bijbel

Page 1

Voorpublicatie

Nieuwe Bijbelvertaling

Groene Bijbel


Groen lezen, groen leven

U

hebt de Voorpublicatie in handen van de Groene Bijbel. De aanleiding om deze bijbel te maken was allereerst een praktische. We hadden een partij papier liggen die gemaakt was van het papier van oude bijbels. De bijbels waren ingezameld onder leden van het Nederlands Bijbelgenootschap. De inzamelingsactie was opgezet omdat veel mensen het moeilijk vinden om bijbels die ze niet meer gebruiken, weg te gooien. Eerst dachten we nog: we maken er een gewone bijbel van op gerecycled papier. Maar gaandeweg rijpte het inzicht: we moeten naast de bijbeltekst de thematiek van bijbel, geloven en groen leven uitwerken. The Green Bible uit het Engels taalgebied diende als inspirerend voorbeeld. Het bezoek van de Groene Patriarch aan Nederland in 2014 en de ecoencycliek van paus Franciscus deden de rest. Een Groene Bijbel is niet vanzelfsprekend. Staan bijbel en groen niet eerder haaks op elkaar? Is de Bijbel zelf niet juist de bron van alle klimaatellende? Zijn wereld- en mensbeeld propageert toch de overheersing van de natuur door de mens! En was Jezus groen? Dat speelde in zijn tijd toch niet? En als dieren eten mag van de Bijbel, wat moeten we daarmee in onze tijd nu we weten dat onze wijze van vleesproductie en -consumptie een grote bijdrage levert aan de uitstoot van CO2? Moeten we dan weer worden als Adam en Eva, de eerste vegetariĂŤrs? Of geloven we dat ons handelen er weinig toe doet omdat God ons toch wel komt redden, mocht de aarde door ons toedoen ten onder gaan? Deze en andere kwesties komen aan bod in de Groene Bijbel, die drie doelstellingen heeft: verdieping, verwondering en inspiratie. Verdieping door artikelen die de thematiek van bijbel, geloof en duurzaamheid bijbels-theologisch uitwerken. Verwondering door citaten van denkers uit heden en verleden en door Nederlandse natuurfotografie die de schoonheid van de schepping bezingen. Inspiratie door portretten van mensen die vanuit een gelovige motivatie stappen hebben gezet op de weg naar duurzaam leven. Zo zet de Groene Bijbel ons hopelijk in beweging. Dan leidt groen (bijbel)lezen ook tot groen leven. Stefan van Dijk, Nederlands Bijbelgenootschap Philippe van Heusden, Royal Jongbloed


1

Genesis De schepping van hemel en aarde

1

In het begin schiep God de hemel en de aarde. 2 De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het water. 3 God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht. 4 God zag dat het licht goed was, en hij scheidde het licht van de duisternis; 5 het licht noemde hij dag, de duisternis noemde hij nacht. Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag. 6 God zei: ‘Er moet midden in het water een gewelf komen dat de watermassa’s van elkaar scheidt.’ 7 En zo gebeurde het. God maakte het gewelf en scheidde het water onder het gewelf van het water erboven. 8 Hij noemde het gewelf hemel. Het werd avond en het werd morgen. De tweede dag. 9 God zei: ‘Het water onder de hemel moet naar één plaats stromen, zodat er droog land verschijnt.’ En zo gebeurde het. 10 Het droge noemde hij aarde, het samengestroomde water noemde hij zee. En God zag dat het goed was. 11 God zei: ‘Overal op aarde moet jong groen ontkiemen: zaadvormende planten en allerlei bomen die vruchten dragen met zaad erin.’ En zo gebeurde het. 12 De aarde bracht jong groen voort: allerlei zaadvormende planten en allerlei bomen die vruchten droegen met zaad erin. En God zag dat het goed was. 13 Het werd avond en het werd morgen. De derde dag. 14 God zei: ‘Er moeten lichten aan het hemelgewelf komen om de dag

te scheiden van de nacht. Ze moeten de seizoenen aangeven en de dagen en de jaren, 15 en ze moeten dienen als lampen aan het hemelgewelf, om licht te geven op de aarde.’ En zo gebeurde het. 16 God maakte de twee grote lichten, het grootste om over de dag te heersen, het kleinere om over de nacht te heersen, en ook de sterren. 17 Hij plaatste ze aan het hemelgewelf om licht te geven op de aarde, 18 om te heersen over de dag en de nacht en om het licht te scheiden van de duisternis. En God zag dat het goed was. 19 Het werd avond en het werd morgen. De vierde dag. 20 God zei: ‘Het water moet wemelen van levende wezens, en boven de aarde, langs het hemelgewelf, moeten vogels vliegen.’ 21 En hij schiep de grote zeemonsters en alle soorten levende wezens waarvan het water wemelt en krioelt, en ook alles wat vleugels heeft. En God zag dat het goed was. 22 God zegende ze met de woorden: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk en vul het water van de zee. En ook de vo-

1:1-12 Ps. 104:1-14 1:1-2 Gen. 2:4-25 1:1 Job 38:1-39:30; Ps. 8:1 1:2 Joh. 1:1-3; Kol. 1:15-17; Hebr. 1:2-3 1:3 Ps. 33:6; 2 Kor. 4:6; Hebr. 11:3 1:7 Spr. 8:28 1:9 2 Petr. 3:5 1:14 Jes. 40:26; Jer. 31:35 1:16 Ps. 136:7-9 1:20 Job 12:7-10 1:22 Gen. 1:28; 8:17; 9:2 1:1-3 In het begin schiep God de hemel en de aarde [...] God zei – Ook mogelijk is de vertaling: ‘In het begin toen God de hemel en de aarde schiep [...] zei God’. 1:2 Gods geest zweefde over het water – Gods geest, of: ‘Gods adem’. Ook mogelijk is de vertaling: ‘een hevige wind joeg het water op’.


2

Genesis 2

gels moeten talrijk worden, overal op aarde.’ 23 Het werd avond en het werd morgen. De vijfde dag. 24 God zei: ‘De aarde moet allerlei levende wezens voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren.’ En zo gebeurde het. 25 God maakte alle soorten in het wild levende dieren, al het vee en alles wat op de aardbodem rondkruipt. En God zag dat het goed was. 26 God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’ 27 God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen. 28 Hij zegende hen en zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’ 29 Ook zei God: ‘Hierbij geef ik jullie alle zaaddragende planten en alle vruchtbomen op de aarde; dat zal jullie voedsel zijn. 30 Aan de dieren die in het wild leven, aan de vogels van de hemel en aan de levende wezens die op de aarde rondkruipen, geef ik de groene planten tot voedsel.’ En zo gebeurde het. 31 God keek naar alles wat hij had gemaakt en zag dat het zeer goed was. Het werd avond en het werd morgen. De zesde dag.

2

1 Zo werden de hemel en de aarde in al hun rijkdom voltooid. 2 Op de zevende dag had God zijn werk voltooid, op die dag rustte hij van het werk dat hij gedaan had. 3 God zegende de zevende dag en verklaarde die heilig, want op die dag rustte hij van heel zijn scheppingswerk. 4 Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde. Zo ontstonden ze, zo werden ze geschapen.

De tuin van Eden In de tijd dat God, de HEER, aarde en hemel maakte, 5 groeide er op de aarde nog geen enkele struik en was er geen enkele plant opgeschoten, want God, de HEER, had het nog niet laten regenen op de aarde, en er waren geen mensen om het land te bewerken; 6 wel was er water dat uit de aarde opwelde en de aardbodem overal bevloeide. 7 Toen maakte God, de HEER, de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen. 8 God, de HEER, legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste hij de mens die hij had gemaakt. 9 Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke vruchten. In het midden van de tuin stonden de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad. 10 Er ontspringt in Eden een rivier die de tuin bevloeit. Verderop vertakt zich in vier grote stromen. 11 Een daar-

De volmaaktheden der Natuur tonen aan dat zij het beeld van God is; haar onvolmaaktheden tonen aan dat ze slechts zijn beeld is. Blaise Pascal


Genesis 3 van is de Pison; die stroomt om heel Chawila heen, het land waar goud gevonden wordt. 12 (Het goud van dat land is uitstekend, en er is daar ook balsemhars en onyx.) 13 De tweede rivier heet Gichon; die stroomt om heel Nubië heen. 14 De derde rivier heet Tigris; die loopt ten oosten van Assyrië. De vierde ten slotte is de Eufraat. 15 God, de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken. 16 Hij hield hem het volgende voor: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten, 17 maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.’ 18 God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken die bij hem past. 19 Toen vormde hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels, en hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven: zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten. 20 De mens gaf namen aan al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren, maar hij vond geen helper die bij hem paste. 21 Toen liet God, de HEER, de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep nam hij een van zijn ribben weg; hij vulde die plaats weer met vlees. 22 Uit de rib die hij bij de mens had weggenomen, bouwde God, de HEER, een vrouw en hij bracht haar bij de mens. 23 Toen riep de mens uit: ‘Eindelijk een gelijk aan mij, mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees, een die zal heten: vrouw, een uit een man gebouwd.’ 24 Zo komt het dat een man zich losmaakt van zijn vader en moeder en zich hecht aan zijn vrouw, met wie hij één van lichaam wordt. 25 Beiden waren ze naakt, de mens

3

en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar.

3

1 Van alle in het wild levende

dieren die God, de HEER, gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Is het waar dat God gezegd heeft dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ 2 ‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ antwoordde de vrouw, 3 ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’ 4 ‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. 5 ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als goden zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’ 6 De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een lust voor het oog, en ze vond het aanlokkelijk dat de boom 1:26 Gen. 5:1; 1 Kor. 11:7; Ef. 4:24; Kol. 3:10 1:27 Gen. 9:6; Mat. 19:4; Marc. 10:6; Jak. 3:9 1:28 Gen. 9:1,7; Ps. 8:6-9; Jak. 3:7 1:29-30 Ps. 104:14 1:31 1 Tim. 4:4 2:2-3 Hebr. 4:4 2:3 Ex. 20:11; 31:16-17; Hebr. 4:10 2:4-25 Gen. 1:1-2:4 2:7 Job 33:4; Ps. 104:29; Pred. 3:20; 1 Kor. 15:45 2:9 Gen. 3:22; Op. 2:7; 22:2,14 2:19 Pred. 3:20 2:22 1 Kor. 11:8-9; 1 Tim. 2:13 2:24 Mat. 19:5; Marc. 10:7-8; 1 Kor. 6:16; Ef. 5:31 3:1-24 Rom. 5:12-21 3:1-6 1 Tim. 2:14 3:1 Op. 12:9; 20:2 2:5 geen mensen om het land te bewerken – In het Hebreeuws is er hier en in het vervolg een woordspel tussen ’adam, ‘mens’, en ’adama, ‘land/aarde/aardbodem/akker’. 2:23 een die zal heten: vrouw,/ een uit een man gebouwd – In het Hebreeuws is er een woordspel tussen ’iesja, ‘vrouw’, en ’iesj, ‘man’. 3:5 als goden – Ook mogelijk is de vertaling: ‘als God’.


4

Genesis 4

haar wijsheid zou schenken. Ze plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan. 7 Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van. 8 Toen de mens en zijn vrouw God, de HEER, in de koelte van de avondwind door de tuin hoorden wandelen, verborgen zij zich voor hem tussen de bomen. 9 Maar God, de HEER, riep de mens: ‘Waar ben je?’ 10 Hij antwoordde: ‘Ik hoorde u in de tuin en werd bang omdat ik naakt ben; daarom verborg ik me.’ 11 ‘Wie heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je soms gegeten van de boom waarvan ik je verboden had te eten?’ 12 De mens antwoordde: ‘De vrouw die u hebt gemaakt om mij terzijde te staan, heeft mij vruchten van de boom gegeven en toen heb ik ervan gegeten.’ 13 ‘Waarom heb je dat gedaan?’ vroeg God, de HEER, aan de vrouw. En zij antwoordde: ‘De slang heeft me misleid en toen heb ik ervan gegeten.’ 14 God, de HEER, zei tegen de slang: ‘Vervloekt ben jij dat je dit hebt gedaan, het vee zal je voortaan mijden, wilde dieren wenden zich af; op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, je hele leven lang. 15 Vijandschap sticht ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel.’ 16 Tegen de vrouw zei hij: ‘Je zwangerschap maak ik tot een zware last, zwoegen zul je als je baart. Je zult je man begeren,

en hij zal over je heersen.’

17 Tegen de mens zei hij:

‘Je hebt geluisterd naar je vrouw, gegeten van de boom die ik je had verboden. Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan, zwoegen zul je om ervan te eten, je hele leven lang. 18 Dorens en distels zullen er groeien, toch moet je van zijn gewassen leven. 19 Zweten zul je voor je brood, totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen: stof ben je, tot stof keer je terug.’ 20 De mens noemde zijn vrouw Eva; zij is de moeder van alle levenden geworden. 21 God, de HEER, maakte voor de mens en zijn vrouw kleren van dierenvellen en trok hun die aan. 22 Toen dacht God, de HEER: Nu is de mens aan ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van goed en kwaad. Nu wil ik voorkomen dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou hij eeuwig leven. 23 Daarom stuurde hij de mens weg uit de tuin van Eden om de aarde te gaan bewerken, waaruit hij was genomen. 24 En nadat hij hem had weggejaagd, plaatste hij ten oosten van de tuin van Eden de cherubs en het heen en weer flitsende, vlammende zwaard. Zij moesten de weg naar de levensboom bewaken.

Adams zonen

4

1 De mens, Adam, had gemeen-

schap met Eva, zijn vrouw, en zij werd zwanger en bracht Kaïn ter wereld. ‘Met de hulp van de HEER,’ zei ze, ‘heb ik het leven geschonken aan een man!’ 2 Later bracht ze zijn broer ter wereld, Abel. Abel werd herder, Kaïn werd landbouwer. 3 Op een keer


5

Door Johan Graafland

Hoe diervriendelijk is de Bijbel? Het welzijn van dieren krijgt in onze samenleving toenemende aandacht. Dierenrechtenactivisten laten zich vooral inspireren door liberale en atheïstische ideeën. Maar wie zich verdiept in het bijbels spreken over dieren, komt tot de verrassende ontdekking dat ook de Bijbel de bescherming van het dier rekent tot de opdracht van de mens. Veel gedachten van moderne filosofen over dieren zijn in de kern al in de Bijbel aanwezig. Toch zetten zij zich vaak af tegen religieuze argumenten, zoals de gedachte dat de mens boven de (andere) dieren staat. Volgens die gedachte geldt in het christendom de mens als kroon van de schepping en zijn de dieren geschapen voor menselijk gebruik. Terwijl volgens veel filosofen het verschil tussen mens en dier veel kleiner is. In dit artikel ga ik na hoe de Bijbel de relatie tussen mens en dier tekent. Ik bekijk eerst Genesis 1, het kernhoofdstuk dat funderend is voor de visie van de Bijbel op mensen en dieren. Dan ga ik na wat Jezus zegt over de waarde van mensen en dieren. Tot slot vergelijk ik de bijbelse visie met twee andere standpunten: de mensgerichte visie, die de mens centraal plaatst en die stelt dat dieren enkel geschapen zijn voor het welzijn van mensen, en de moderne opvatting die beweert dat er geen principieel verschil is tussen mensen en dieren.

Op dezelfde dag geschapen

Gelijk al aan het begin van de Bijbel, in Genesis 1, nemen de dieren een prominente plaats in. Voordat melding wordt gemaakt van de schepping van de mens, lezen wij over de schepping van zeedieren, vogels en landdieren in allerlei soorten en maten. Elke keer eindigt de tekst met de conclusie: ‘En God zag dat het goed was’. Dat laat zien dat het door God geschapen dierenrijk in al zijn diversiteit van grote waarde is in de ogen van God. God verheugt zich in de schoonheid van het dierenleven dat Hij gemaakt heeft en wil dat het zich vermenigvuldigt. Hieruit volgt een eerste belangrijke conclusie, namelijk dat volgens de Bijbel dieren er niet enkel zijn om het leven van mensen te veraangenamen, maar ook doel op zichzelf zijn voor God. De mens wordt met de landdieren op de zesde dag geschapen (Genesis 1:26-30). In dit tekstgedeelte vallen drie zaken op. Allereerst is er een duidelijke parallel tussen mens en dier, want tegen beide wordt gezegd dat zij vruchtbaar en talrijk moeten zijn en de aarde bevolken. Voor beide is plaats op de door God geschapen aarde en aan beide wijst God hun eigen voedselbronnen toe. Beide zijn tot eer van God geschapen en worden opgeroepen om God te loven voor de schepping (Psalm 148) en ook in de eindtijd delen dieren in de lofprijzing van God en Christus (Openbaring 5:13). In de tweede plaats valt op dat de mens ook duidelijk onderscheiden wordt van de dieren. Dit blijkt uit het feit dat de mens naar het evenbeeld van God geschapen wordt.


6 Van de dieren wordt dit in de voorgaande teksten niet gezegd. De mens bezit dus volgens de Bijbel over eigenschappen waardoor hij en zij meer op God lijken dan de dieren. Een voorbeeld hiervan is het denkvermogen waar de mens wel maar het dier niet over beschikt (Psalm 73:22). Daardoor draagt de mens wel een morele verantwoordelijkheid en het dier niet. Een derde aspect is dat de mens de heerschappij over de dieren ontvangt. Dat is tegelijkertijd een aspect van het beeld dragen van God: de zorg voor de schepping. Voor heerschappij wordt in Genesis 1 het Hebreeuwse woord ‘radah’ gebruikt. Dit wordt ook wel vertaald met ‘onderwerpen’. Dit roept associaties op met krachtdadigheid en geweld. Maar bij dit vers moeten we de achtergrond van het Oude Testament betrekken. Het gaat waarschijnlijk om het temmen en houden van huisdieren en het beheersen van de wildstand. Dat de mens heerst, betekent dat hij (namens God) orde moet scheppen en handhaven. Het gaat om regulerend optreden met het oog op het welzijn van mens en dier.

God ziet elke mus

Dat de mens meer waarde toekomt dan de dieren, maar dieren daarnaast ook in zichzelf waarde hebben, blijkt ook uit andere delen van de Bijbel. Dit kunnen wij bijvoorbeeld opmaken uit het woord van Jezus in Matteüs 12:12: ‘En is een mens niet veel meer waard dan een schaap?’ (zie ook Lucas 14:5 en 13:15-16). De aanleiding voor deze uitspraak is dat Jezus mensen op de sabbat geneest en daarmee werk verricht en dus het gebod van de rustdag overtreedt. Jezus antwoordt dan met het voorbeeld van het redden van een schaap die op de sabbat in een kuil valt. Uit medelijden met het schaap moet het weer uit de kuil getrokken worden, ook al is het niet in levensgevaar. Zelfs Jezus’ toehoorders zullen moeten toegeven dat de plicht om het schaap uit zijn ongelukkige situatie te redden boven het sabbatsgebod gaat, laat staan dat een mens (met een verschrompelde hand) genezen mag worden op de sabbat. Ook in Matteüs 10:29-31 (Lucas 12:6-8) vergelijkt Jezus de waarde van de mens met die van dieren: ‘Wat kosten twee mussen? Zo goed als niets. Maar er valt er niet één dood neer als jullie Vader het niet wil’. Deze tekst heeft als context de handel in mussen op de markt als voedsel voor de armen. De spits van deze tekst is dat de vrienden van Jezus niet bang hoeven te zijn omdat Gods zorg zich nog veel meer over hen uitstrekt dan over de dieren. Toch spreekt de tekst ook in opvallend sterke bewoordingen van de zorg van God voor de kleine mus. Ook al is de mus in de ogen van mensen maar weinig waard, elke mus is voor God zo belangrijk dat het nooit aan zijn aandacht ontsnapt. Jezus sluit dus in zijn prediking aan bij de overtuiging dat God alles geschapen heeft en als Heer van hemel en aarde zorg draagt voor zijn hele schepping (zie ook Matteüs 6:26). Dit is in lijn met de Psalmen (147:9; 104; 145:15-16; zie ook Job 38:39-41). In Lucas 12:6 wordt dit nog sterker verwoord als er staat: ‘Toch wordt er niet één (mus) door God vergeten’. Elk beestje mag er zijn en wordt door God gezien. Hoewel wij uit de bovenstaande uitspraken van Jezus een zekere superioriteit van de mens boven het dier kunnen afleiden, is het dus tegelijk belangrijk om te zien dat de beelden die Jezus gebruikt de hoge waarde van dieren onderstrepen. Jezus benadrukt de zorg van God voor de mens door in positieve zin over zijn zorg voor dieren te spreken. De liefde van God voor de mus gaat zover dat de mus ook welkom is in Gods huis, de tempel (Psalm 84:4). Als zij er hun nest bouwen, worden ze niet weggejaagd door de Levieten. In alle rust mogen zij er hun jongen geboren laten worden. lees verder op blz. 11


7

Bettelies Westerbeek

Groen is een geweldig bindmiddel Een kerktuin midden tussen de grijze portiekflats van de Haagse achterstandswijk Moerwijk. Het is een paradijs, een hof van Eden, waar van alles groeit en bloeit: sla, tomaten, bloemen en bomen maar ook vriendschap en liefde. Volgens pionier Bettelies Westerbeek functioneert de tuin als een kerk: dienend en helend. Foto © Jorik Algra

“Achter de Marcuskerk lag een groot verwaarloosd gemeenteplantsoen waar drugs gedeald werd en inbrekers zich bij een politiezoekactie goed konden verbergen. Toen we de geschiedenis van de wijk nagingen, bleek dat de groene ruimtes tussen de flats waren bedoeld als ontmoetings- en ontspanningsplekken. Tijdens een buurtavond kwam iemand met het idee om dat weer in ere te herstellen. In deze wijk wonen veel migranten en zij zijn van huis uit veel natuur gewend. Groen blijkt voor iedereen een vertrouwde, neutrale, rustgevende omgeving te zijn. Waar verschillen wegvallen en waar mensen met elkaar in gesprek raken die elkaar anders nooit zouden ontmoeten. Ook de gezamenlijke maaltijden die we organiseren met groenten uit de tuin zijn heel samenbindend. Het werkt heel therapeutisch, dat ritme van zaaien en wachten en wieden en

oogsten. Het ontkiemen van de plantjes, de bestuiving door bijen en insecten, het vruchtdragen, maar ook de dingen die niet lukken: zo is het leven ook en daar kan ik met de bezoekers op een ongedwongen manier over praten. Vaak is het zo dat de ervaring van liefde, veiligheid en rust er al is door de tuin, voordat ik heb kunnen vertellen over God en het geloof. De tuin is verkondiging in zichzelf! Ook voor kinderen trouwens, die graag komen en meehelpen. Tussen alle grauwheid en verwaarlozing, zijn wij op zo’n positieve manier zichtbaar in de wijk. Het was eerst helemaal geen goede plek, en nog steeds is er wantrouwen onder de mensen: hoe lang we dit volhouden en of het wel zo mooi blijft. Nou, wat mij betreft wel, we zijn zelfs van plan om andere groenstroken ook aan te gaan pakken.”



Foto © Peter Beemsterboer


10

Want de HEER bemoedigt Sion; Hij maakt haar woestijn tot een paradijs, Haar dorre grond tot een tuin van de HEER; Vreugde en blijdschap zijn er te vinden… (Jesaja 51:3)


vervolg van blz. 6

11

Dieren eten in de Bijbel In het slotgedeelte van Genesis 1 wordt een lijst van voedselbronnen gegeven waarin opvallend genoeg de dieren ontbreken. Adam en Eva waren dus vegetariërs. Genesis 1 drukt daarmee uit dat het kwaad, in de zin van geweld en doden, in den beginne niet door God gewild is. Genesis 1 sluit af met de woorden dat God alles wat Hij gemaakt heeft, zeer goed vond. De wereld van Genesis 1 is Gods ideaal en daarom kan men zich afvragen of de consumptie van vlees wel past in de bedoeling die God had met de schepping. Pas na de zondeval mogen ook de dieren als voedsel voor de mens dienen en daaruit maak ik voorzichtig op dat vegetarisme een first best oplossing is voor het voedselprobleem van de mens en dat de consumptie van vlees, hoewel door God toegestaan, second best is. Bovendien laat de Bijbel een toekomstperspectief zien waarin de vrede tussen mens en dier zal worden hersteld. Zie bijvoorbeeld Jesaja 11:6-9. Dieren zullen elkaar niet meer opeten en zelfs de kwetsbaarste dieren zullen veilig zijn. Dat niemand meer kwaad zal doen, wijst er ook op dat mensen geen dieren meer zullen doden voor hun levensonderhoud. Het is moeilijk om aan zo’n ideaal toekomstbeeld ons handelen van vandaag te verbinden, maar de mens is wel gehouden om het leven van dieren zoveel mogelijk te respecteren vanwege de grote waarde die God aan de dieren toekent.

Conclusies

Uit het voorgaande kunnen wij twee belangrijke conclusies trekken. Allereerst maakt de Bijbel duidelijk dat het dierenleven in zichzelf waarde heeft. Dieren zijn niet enkel geschapen als middelen om in de behoeften van mensen te voorzien. God zelf verheugt zich in de dieren en zorgt voor voldoende voedselbronnen zodat de dieren zich kunnen vermenigvuldigen. Omdat God de mens als rentmeester aanstelt over zijn schepping, betekent dit dus ook dat de mens de dieren als schepselen van God moet respecteren en zorg dient te dragen voor hun behoud, naar de aard waarmee God hen geschapen heeft. Overal waar dieren gebruikt worden in het productieproces, moet de mens hier rekenschap van geven. In plaats van een mensgerichte visie, die de mens centraal stelt en waarbij het dier enkel het welzijn van de mens dient, biedt de Bijbel een Godgerichte visie, die God centraal stelt en waarbij mens én dier tot lof van God geschapen zijn en als Gods schepselen van wezenlijke waarde zijn. Hiermee wordt tegelijkertijd ook het contrast met moderne filosofen duidelijk. Het is niet zo dat dieren waarde hebben omdat ze plezier kunnen hebben of lijden ervaren, zoals filosofen als Singer stellen. Dat zou bijvoorbeeld betekenen dat de onderdelen van de geschapen werkelijkheid die geen pijn kunnen lijden geen waarde zouden hebben. Dat is een miskenning van de Schepper die deze wereld geschapen heeft en daarin een plaats heeft ingeruimd voor bomen, planten, dieren en mensen. De Bijbel biedt daarmee een in mijn ogen vaster fundament voor de omgang met dieren dan de moderne dierethiek.


12 Ook op een ander punt vind ik de bijbelse visie op de verhouding tussen mensen en dieren overtuigender dan die van moderne filosofen. Uit het scheppingsverhaal blijkt namelijk ook een principieel onderscheid tussen mensen en dieren, waarbij de mens de macht krijgt om over de dieren te heersen. De mens kan daarom niet slechts als een dier onder alle andere dieren worden beschouwd. In onze hedendaagse werkelijkheid is de heerschappij van de mens over het dier zo ontegenzeggelijk, dat het miskennen daarvan eerder schade doet dan het erkennen van die heerschappij. Want die erkenning bevestigt juist dat de mens ook grote verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van de dieren. Dat legt grenzen op aan het exploiteren van dieren. Het is belangrijk om te beseffen dat vanuit bijbels perspectief de mens niet alleen boven de natuur geplaatst is, maar ook in de natuur in gemeenschap met andere schepselen. Daarom zouden we bij de invulling van de relatie tussen mens en dier ook moeten denken aan wederkerigheid, wederzijdse afhankelijkheid, vriendelijkheid en broederschap. Prof. dr. Johan Graafland is theoloog en econoom en hoogleraar Economie, Onderneming en Ethiek aan Tilburg University.Economie, Onderneming en Ethiek aan Tilburg University.






Groene Bijbel Nieuwe Bijbelvertaling, inclusief deuterocanonieke boeken Met extra materiaal over bijbel, geloof en duurzaamheid

Gebonden, ca. 1.920 blz. Formaat 14x 21 cm

ISBN 978-90-8912-107-3

Prijs € 44,95 Verschijnt oktober 2016


Nederlands Bijbelgenootschap


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.