Het leven in de vorige eeuw was vrij overzichtelijk; de weg naar school, kerk en muziek- en sport- vereniging was recht. Samen met ouders, zusjes, broertjes en vrienden bezocht je allemaal dezelfde club waar zich het hele sociale leven afspeelde. De vereniging nam een belangrijke plek in. Je behoorde tot een voetbalgezin of een golffamilie.
Vandaag de dag bepaalt het individu zelf welke sportactiviteit of -vereniging bij hem of haar past. Om vervolgens na te denken of hij of zij lid wil worden. En steeds vaker blijkt van niet. Slechts dertig procent van de Nederlanders is nog lid van een van de ruim 26.000 sportverenigingen. Het percentage sportbeoefenaars is al jarenlang relatief stabiel maar de verenigingssport neemt een minder grote plaats in dan voorheen. Betekent dit dat de sportclub voor al een symbool van vergane tijden is…? Of ontstaan hierdoor nieuwe kansen?