5 minute read
Interview: Peter Dijkstra over het Weihnachts-Oratorium
Peter Dijkstra over het WeihnachtsOratorium
“Een ankerpunt”, noemt Peter Dijkstra de uitvoering van Bachs Weihnachts-Oratorium met het Nederlands Kamerkoor. Jaarlijks brengt het koor onder leiding van zijn chef-dirigent Bachs werk op de bühne, telkens met een ander instrumentaal ensemble. Deze winter maakt het Freiburger Barockorchester zijn opwachting.
Advertisement
tekst FREDERIKE BERNTSEN
beeld MELLE MEIVOGEL Peter Dijkstra klinkt helder en opgeruimd door de telefoon. Hij blikt terug en kijkt vooruit naar aanleiding van de uitvoering van Bachs Weihnachts-Oratorium, die een heuse kersttraditie is geworden. Het werk is bepaald een belangrijke gebeurtenis in Dijkstra's agenda. “Als het zomer is komen de projecten van het najaar en de winter langzaamaan in beeld, en zie ik het Weihnachts-Oratorium staan, dan verheug ik me stilletjes op wat komen gaat. Voor mij is dat werk uitgegroeid tot een jaarlijks ankerpunt.”
De artistiek directeur van het Nederlands Kamerkoor, Tido Visser, kwam met het idee om van de uitvoering van het Weihnachts-Oratorium een terugkerende tour te maken. In Nederland kennen we vooral de passietraditie, maar waarom niet met dit werk? Zo was de gedachte.
Levendige creativiteit
“Ik heb natuurlijk een idee in mijn hoofd van wat ik zou willen horen, dat wordt beïnvloed door de zangers en instrumentalisten waarmee ik werk”, zegt Dijkstra. “De musici hebben hun eigen inbreng en eigen stijl, dat vormt ook direct een grote inspiratiebron voor mij. De levendige creativiteit die ontstaat met steeds verschillende ensembles is een must als je een dergelijke uitvoeringstraditie wilt opbouwen.
Geen enkel jaar klinkt het oratorium hetzelfde. Dijkstra werkt vaak met een verse partituur, om bij nul te beginnen en niet op eerdere aantekeningen af te gaan. Zo kan hij ook volledig openstaan voor wat een nieuwe samenwerking met zich meebrengt. “Inmiddels heb ik het Weihnachts-Oratorium vaak gedirigeerd, en vergeleken bij mijn eerste uitvoering in 2006 heb ik nu een beter overzicht over het gehele werk, ik zie de lijn van begin tot eind. Spanning, ontspanning, daar zit een andere logica in dan eerst.
Voor zangers vind ik het belangrijk dat ze zich bewust zijn van de tekst. Je kunt een prachtig geluid produceren, maar als dat losstaat van de betekenis van wat je zingt,
van het ritme van de taal, is het inhoudsloos. Niet voor niets is er een mooie coloratuur onder precies dat ene woord geschreven. Dat is telkens een geweldige zoektocht: waarom klinkt deze muziek bij deze tekst? Van instrumentalisten vraag ik vaak om zangerig te spelen, in dienst van de tekst, met gevoel voor richting en frasering. Vaak spelen instrumentalisten heel goed gearticuleerd, maar dan ontbreekt er een samenhang, een beetje zoals wanneer je losse woorden hoort, maar er geen volledige zin tot stand komt.”
Troost
Wanneer maakte Peter Dijkstra kennis met Bachs kerstoratorium? “Het complete Weihnachts-Oratorium, de zes cantates samen, heb ik pas leren kennen als dirigent. Daarvóór had ik als zanger wel een onvolledige versie uitgevoerd. Toen ik een jaar of zestien was zong ik bij de Nederlandse Bachvereniging vier van de zes cantates. De Johannes- en de Matthäus-Passion kende ik al goed, en ik vond de energie die sprak uit het Weihnachts-Oratorium overweldigend. Het gebruik van pauken en trompetten, die jubelstemming, echt geweldig! Dat het kerstverhaal op zo’n eenvoudige manier wordt verteld, greep me vanaf de allereerste keer enorm aan.
Het kerstverhaal is heel speciaal, een hoopvol gegeven, troostend. Zeker nu, we hebben zo’n moeilijke tijd achter de rug met de pandemie. Ik zie dit oratorium en de uitvoering ervan als een verlossing van de zorgen die we allemaal hebben gehad en nog steeds hebben, ketenen die je van je af kunt werpen. Bach biedt troost.”
Dicht bij Bach
“Toen ik het stuk eenmaal ging dirigeren – ik heb altijd alle zes de cantates willen uitvoeren, nooit maar een gedeelte – ontdekte ik natuurlijk veel meer dan wat ik als zanger had meegemaakt. Ik kocht ook een facsimile van de autograaf. Wanneer je het originele handschrift ziet kun je dicht bij het compositieproces komen, dat is fascinerend. Heel even in de buurt van Bach zijn. Alleen al als je ziet hoe hij met papier omging: ieder leeg hoekje gebruikte hij om nog een regeltje recitatief op te schrij-
ven. Op het frontblad van de eerste gedrukte uitgave staat: Oratorium. Bach heeft zes cantates geschreven, voor eerste, tweede en derde kerstdag, en voor nieuwjaarsdag, de zondag na nieuwjaar en voor driekoningen. Hij bundelde ze als één geheel.”
Dijkstra graaft nog verder in zijn geheugen. Hoewel zijn vader dirigent en musicus was, en hij bij hem begonnen is als zanger, is Bach voor Dijkstra lang een onbeschreven blad geweest. Pas op de oudemuziekafdeling van het conservatorium in Den Haag kwam hij meer en meer in aanraking met Bachs muziek. “Er kwamen vaak hevige en ook leuke discussies los aan de keukentafel bij ons thuis”, herinnert Dijkstra zich. “Ik ontwikkelde zelf een bepaalde visie op de noten, die niet per se aansloot bij de ideeën van mijn vader. De studie inspireerde mij zeer.”
Grootheid
“Bach is ook zo ongelofelijk compleet, in alles”, zegt Peter Dijkstra bewonderend en opgetogen. “Zijn grootheid schuilt in het feit dat zijn muziek aan de ene kant volstrekt logisch is en aan de andere kan totaal onbegrijpelijk. Ik zie de noten op het papier staan, alles klopt
Het Nederlands Kamerkoor toert samen met Freiburger Barockorchester van 10 t/m 23 december door Nederland en Duitsland met het Weihnachts-Oratorium o.l.v. Peter Dijkstra. Bekijk alle informatie op pagina 10 van dit magazine!
en is in balans, de gedachte die daar direct op volgt is: hoe kan het dat dat daar zo perfect op papier staat? Dat gegeven houdt me permanent in zijn ban. Eigenlijk, hoe meer ik van een stuk van Bach begrijp, hoe onvoorstelbaarder het wordt.”
Zelf zingen
En wil de dirigent dan niet heel graag zelf een paar noten zingen, voelen hoe die klanken resoneren in het lijf? “Soms denk ik na een concert: ik ben me niet echt bewust geweest van het publiek – tijdens een goed concert ligt mijn focus zo bij de muziek en de musici, dat ik de luisteraars vergeet, de tijd vliegt voorbij. Het publiek zit achter mij. Voor de musici geldt dat anders, die kunnen de luisteraar echt aankijken. Ik vind het fijn om contact met de spelers en zangers te hebben, maar ik mis weleens dat ik dat niet heb met de bezoeker in de zaal. Ik ben als zanger opgeleid en weet hoe fijn het is om het fysieke aspect van het zingen mee te maken, maar ook om een tekst voor het voetlicht te brengen, naar de luisteraar toe. Zo nu en dan zit ik thuis achter de piano en zing ik liederen van Brahms, Debussy of Richard Strauss om weer even dat vervullende gevoel te krijgen van het zelf zingen. Dat maakt me zeer gelukkig.”