3 minute read

een onmisbare

De Nederlandse overheid kan en moet innovatie in de ruimtevaart aanjagen. Dat vindt Michiel Sweers, sinds 2017 directeur Innovatie bij het Ministerie van Economische Zaken. Binnenkort start hij als directeur-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. ‘Nederland is klein, maar kan op sommige terreinen een voorloper zijn.’

Hoe en wanneer ontdekte u de wereld van ruimtevaart in Nederland?

Advertisement

‘Mijn eerste kennismaking met de Nederlandse ruimtevaartsector was meteen op mijn eerste werkdag in de directie van Economische Zaken. Een ambtenaar kwam naar me toe en zei: “Jij denkt vast dat ruimtevaart niet veel meer is dan heel duur vuurwerk. Maar geloof me, dat is niet!” Ik had weinig tijd op dat moment, dus ik zei dat ik hem geloofde en dat ik me graag nader liet informeren.’

En, had deze ambtenaar gelijk?

‘Zeker. Als samenleving vinden wij het vanzelfsprekend dat de weersverwachting redelijk accuraat is. Dat we op een schermpje kunnen zien waar we zijn en hoe we moeten lopen naar onze bestemming. En dat de verwoestingen van de oorlog in Oekraïne nauwkeurig worden gedocumenteerd. Dat is allemaal mogelijk dankzij ruimtevaarttechnologie. De impact van deze sector is heel breed en ruimtevaart is elke dag in ons leven aanwezig.’

U gaat over innovatie. Hoe blijft de ruimtevaart in Nederland innovatief?

‘Helemaal iets nieuws van de grond tillen, daarvoor is Nederland te klein. Dus we zoeken niches waar we al veel kennis en ervaring in hebben en waarin we het verschil kunnen maken. Zoals bijvoorbeeld optomechatronica, zonnepanelen en atmosferische meetinstrumenten. Hierin zijn we succesvol door de nauwe samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven. Zij weten elkaar te vinden in een relatief goed samenwerkend ecosysteem. Dat is niet typisch voor de ruimtevaart, maar het is wel typisch Nederlands om zo te werken.’

Hoe kan de overheid innovatie in de ruimtevaart aanjagen?

‘Wij stimuleren bijvoorbeeld ondernemerszin op universiteiten. Wetenschappers doen fundamentele kennis op. Is dat dan het einddoel? Of ga je die kennis valoriseren? Ga je die gebruiken om economisch en maatschappelijk impact te maken? Als je dat doet, komt een innovatiecyclus op gang. Die cyclus kun je zien als een soort keten. Niet elke schakel in die keten is even sterk. Wij kunnen helpen om de keten als geheel sterker te maken. Dus stel dat regelgeving of inkoopprocedures nieuwe, effectievere oplossingen in de weg staan. Dan moeten we de regels en procedures herzien. Of stel dat een grote financiële investering nodig is om een nieuwe technologie goed van de grond te krijgen. Dan moeten wij als overheid instrumenten gebruiken zoals de SBIR-regeling of een aanvraag doen bij het Nationaal Groeifonds.’

Zoals het geval is bij de ontwikkeling van lasercommunicatie voor satellieten?

‘Dat is precies zo’n domein waarin een aantal Nederlandse specialiteiten samenkomt. Het leunt sterk op optomechatronica, waar wij nu al heel goed in zijn. En we verwachten dat lasercommunicatie een behoorlijke groeimarkt wordt. Door met geld uit het groeifonds nu grote stappen te maken in deze ontwikkeling, kunnen we hier in de toekomst het verschil maken. Hetzelfde geldt voor emissiemonitoring vanuit de ruimte.

Nederland heeft veelvuldig bewezen dat wij hier goed in zijn, recent nog met het meetinstrument Tropomi. In de toekomst wordt emissiemonitoring alleen maar belangrijker. Ook in dit domein kan en moet Nederland een voorloper zijn.’

Voor technologieontwikkeling gaat het om de juiste niches. Hoe zit dat aan de andere kant, die van de toepassing van ruimtevaarttechnologie?

‘Ook hierin kan Nederland innoveren dankzij onze startup-cultuur. Die is heel sterk: er zijn veel meer startups dan in het verleden en Europees gezien scoren we goed. De bottleneck is opschaling. Nederland heeft niet zoveel durfinvesteerders als Amerika. En wij zijn als overheid terughoudender met investeringen dan China. In de groeifase moeten we zoveel mogelijk belemmeringen wegnemen. Bijvoorbeeld door als overheid launching customer te zijn en met zo’n aanvraag voor het groeifonds.’

En door een ruimtevaartcampus te ontwikkelen in Noordwijk?

‘Innovatie ontstaat door uitwisseling. Door mensen die elkaar over en weer inspireren, die kennis uitwisselen en technologieën combineren. Dan helpt het als je bij elkaar in de buurt zit. Dat zie je ook aan de High Tech Campus in Eindhoven, aan MIT in Massachussetts, aan Silicon Valley bij San Francisco. In Noordwijk hebben we ESTEC, waar een enorme schat aan kennis zit. Maar ook de ruimtevaartincubator SBIC, het Galileo Reference Centre en een aantal ruimtevaartbedrijven. Ik geef toe, het is een kwestie van lange adem. Zo’n campus realiseer je niet van de ene op de andere dag. Maar wij geloven in de toegevoegde waarde van een ruimtevaarthub met een internationale uitstraling op deze locatie.’

Hoe gaat de Nederlandse ruimtevaart zich de komende jaren ontwikkelen?

‘Een aantal ontwikkelingen kun je voorzien. Zo zal de privatisering in de ruimtevaart doorgaan. Dat biedt commerciële kansen, ook voor Nederland. Als we specifieke kennis en vaardigheden ontwikkelen, worden we een onmisbare partner in de internationale onderneming die ruimtevaart is.’

En welke rol speelt uw ministerie in die toekomst?

‘We willen de komende tijd gebruiken om een strategisch gesprek te voeren. Niet alleen met die bevlogen ruimtevaartprofessionals, maar juist ook breder. Met mensen en bedrijven voor wie ruimtevaarttoepassingen onmisbaar zijn geworden bijvoorbeeld. Of mensen die kansen zien voor nieuwe, commerciële toepassingen. De belangrijkste vraag die wij kunnen stellen is: wat hebben zij nodig om succesvol te zijn?’

2 Ruimtevaartprogramma’s in binnen- en buitenland coördineren

This article is from: