State of the art Duurzame Gebiedsontwikkeling

Page 1

Van niche naar common ground

STATE OF THE ART

DUURZAME GEBIEDS ONTWIKKELING Output nr 21



— VAN NICHE NAAR COMMON GROUND —

Deze Nirov Output is mede mogelijk gemaakt door de Nirov-partners

1

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND


— INHOUDSOPGAVE —

State of the art Duurzame gebiedsontwikkeling VAN NICHE NA AR COMMON GROUND

4 Voorwoord door Saskia Engbers

1 INLEIDING

2

6 9 10 14

Waar komen we vandaan? Waar staan we nu? Hoe gaan we verder?(discussie met Nirov partners 2011) Het nieuwe houvast

2 VISIES 17 Transitieaanpak van duurzame gebiedsontwikkeling Jan Rotmans (Drift en Erasmus Universiteit Rotterdam) 21 Van duurzaamheid naar levensvatbaarheid Thomas Rau (RAU Architecten) 24 Duurzame gebiedsontwikkeling: een uitdagende oefening in het creëren van waarde met beperkte middelen! Wouter de Jong (Platform Duurzame Gebiedsontwikkeling) 29 Duurzame Gebiedsontwikkeling = Gebiedstransformatie Wim van de Kerkhof (Grontmij)

3 PUBLICATIES 33 Waardecreatie als complexe opgave; Doe de tienkamp! Agnes Franzen en Friso de Zeeuw (Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling, TU Delft) 36 Toekomstwaarde Nu! Martine de Vaan (RVOB) 40 Cahiers Verdienmodellen en Waardenmakerij Peter van Rooy en Ab van Luin (Nederland Boven Water)

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— INHOUDSOPGAVE —

4 OVERHEIDSBELEID 45 Programma Duurzame Ruimtelijke ontwikkeling (DRO) overheidsbeleid Ministerie van Infrastructuur en Milieu 48 De Almere principles overheidsbeleid / publicatie gemeente Almere 51 Duurzame gebiedsontwikkeling: op zoek naar de narratief beleid provincie Drenthe 54 Duurzame Gebiedsontwikkeling Zichtbaar in de Zuid-Hollandse praktijk beleid provincie Zuid Holland

5 VAN VISIE NAAR AANPAK 58 C2C Metrokaart Visiegroep Cradle to Cradle in Gebiedsontwikkeling 61 BREEAM.NL Dutch Green Building Council (DGBC) 63 Greensteps Advies- en ingenieursbureau DHV BV. 67 MRE-benadering en de Green Score Card Bouwfonds Ontwikkeling

6 TOT SLOT 71 Er broeit iets in Nederlands Cees Anton de Vries (RNR Groep)

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

3


— VOORWOORD —

Van niche naar common ground Voorwoord ‘Our common future’ is de titel van het Brundland-rapport dat verscheen in 19871. Dit rapport heeft het duurzaamheidsdenken voor lange tijd bepaald, maar dat denken werd aanvankelijk slechts door een kleine groep in de maatschappij daadwerkelijk gepraktiseerd. Bijna 23 jaar later wordt opnieuw een spraakmakende publicatie geschreven: ‘Duurzaam denken, doen’2. Tot stand gekomen dankzij de medewerking van vierhonderd vrijwilligers die zich via social media meldden op de uitnodiging om een uitdagende visie te formuleren om te komen tot een duurzame maatschappij. Waar het eerste rapport zich met name richt op de fysieke leefomgeving gaat het nu veel meer om een transitie in denken. Het duurzaamheidsgevoel moet een common ground, een gemeenschapsgevoel gaan worden.

4

Ook binnen de gebiedsontwikkeling zie je deze beweging. Enkele jaren geleden was slechts een handjevol koplopers bezig met hoe de ontwikkeling van gebieden zo duurzaam mogelijk vorm te geven. Inmiddels is er een brede overtuiging dat het echt allemaal anders moet. Er wordt nagedacht over nieuwe manieren van plannen, ontwikkelen, financieren en regelen. En zo ontstaat de bereidheid om na te denken over nieuwe wegen, waarbij het opvallend is hoe ‘duurzaam ontwikkelen’ plotseling vanzelfsprekend wordt. Een fascinerende tijd! Hoewel er momenteel weinig gebieden daadwerkelijk duurzaam ontwikkeld worden is het debat erover dus actueler dan ooit. Er is veel behoefte aan nieuwe kennis, over hoe en wat te doen. Hoe is duurzame gebiedsontwikkeling te organiseren, te financieren of juridisch te regelen? Rond deze thema’s heeft het Nirov in 2011 daarom een aantal partnerbijeenkomsten georganiseerd. In deze publicatie staat de discussie die het Nirov in 2011 met haar partners heeft gevoerd centraal. In ditzelfde jaar werden zowel door partners als door andere koplopers in 1

H et Brundtland-rapport is de naam waaronder het rapport Our common future uit 1987 bekend is geworden. De populaire naam verwijst naar de voorzitster van de commissie, de toenmalige Noorse premier Gro Harlem Brundtland. Het rapport riep voor het eerst op tot duurzame ontwikkeling.

2 Our Common Future 2.0 (OCF 2.0) is een innovatief crowdsourcingproject rond duurzaamheid nu en in de toekomst. Zie www.ourcommonfuture.nl →

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— VOORWOORD —

het veld van duurzame gebiedsontwikkeling diverse publicaties uitgebracht, zoals ‘Toekomstwaarde NU’ en ‘Doe de Tienkamp’. De verschillende publicaties, beleidsdocumenten en visies die een rol hebben gespeeld tijdens deze discussie en in het landelijke debat worden in deze publicatie beschreven en geduid. Het Nirov wil als netwerkorganisatie de verschillende spelers uit de publieke en private sector die werken aan ruimtelijke ontwikkeling met elkaar verbinden en voorzien van kennis en kunde. Het ligt daarom voor de hand dat het Nirov deze publicatie uitbrengt om professionals in deze dynamische wereld een overzicht te bieden van denken over duurzame gebiedsontwikkeling. Hoewel onze dynamische wereld morgen alweer is veranderd biedt deze publicatie voor vandaag een houvast om gezamenlijk te komen tot een meer duurzaam ontwikkeld Nederland.

5

Den Haag, maart 2012, Saskia Engbers Programmaleider Ruimtelijke Ontwikkeling

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND


— INLEIDING —

1 INLEIDING Waar komen we vandaan?

In België hanteert men het woord volhoudbaarheid wanneer wij het in Nederland over duurzaamheid hebben. Volhoudbaarheid geeft de essentie van het begrip duurzaamheid goed weer; duurzaamheid is niets anders dan ‘het kunnen volhouden’.

6

Ontwikkelingen moeten toekomstbestendig zijn en toekomstwaarde hebben. Vanuit deze gedachte is het logisch dat de term duurzaamheid is opgekomen in de tijd van ‘Grenzen aan de groei’, het beroemde rapport van de Club van Rome uit 19721 Aangewakkerd door de oliecrisis is er in de eerste helft van de jaren zeventig wereldwijd een groeiende belangstelling voor alternatieve energiebronnen. Dit werkt ook door in de inrichting van ons land, bijvoorbeeld in pilots voor wind- en zonne-energie. Er komen ook in ons land allerlei - veelal kleinschalige - initiatieven uit voort. Een van de bekendste is ‘De Kleine Aarde’ in Boxtel, gesticht in 1972 naar aanleiding van de zorgen over de toestand van het milieu en de verwachtingen voor de toekomst. Dit centrum is een spil geweest in veel projecten op het gebied van wonen, energieopwekking, voedselproductie, afvalverwerking en het minimaliseren van het verbruik van grondstoffen. De toepassing van duurzaamheid blijft echter nog geruime tijd kleinschalig. Ongeveer tien jaar later brengt berichtgeving over wereldwijde milieuproblemen als zure regen en het broeikaseffect een tweede groene golf op gang. De urgentie om duurzaamheid breder invulling te geven, kreeg een flinke impuls door het Brundtland-rapport ‘Our common future’ uit 1987. De kern van dit rapport is dat structurele vraagstukken rondom klimaatverandering, energievoorziening en globalisering – in combinatie met veranderende ruimteclaims – een meer duurzame omgang met de ruimte vereisen. Uit het Brundtland-rapport komt ook de veelgeciteerde definitie van duurzaamheid: ‘Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.’ De boodschap dat er bij ongewijzigd beleid onoverkomelijke problemen ontstaan voor toekomstige generaties is aanleiding voor de Nederlandse overheid om in 1989 een Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) te publiceren. 1

‘The Limits to growth: a global challenge’ , Club van Rome, 1972

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— INLEIDING —

De rijksoverheid doet hierin een duidelijke oproep aan de markt om haar verantwoordelijkheid te nemen en meer oog te hebben voor duurzaamheid. In de jaren negentig zien we binnen de ruimtelijke ordening een ontwikkeling van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie. Het accent gaat van ‘plannen maken’ en ‘toetsen’ naar ‘het mogelijk maken van ontwikkelingen’, soms met de overheid als mede-ontwikkelaar. Daarachter ligt de constatering dat er weliswaar volop ruimtelijke plannen zijn en worden gemaakt, maar dat de planuitvoering en de realisatie van ruimtelijke ambities daar ver bij achter lopen. In de Ontwikkelingsplanologie komt het ontwikkelproces centraal te staan. Later zijn we deze integrale en op uitvoering gerichte aanpak ‘Gebiedsontwikkeling’ gaan noemen. Daarmee komen het schaalniveau en de samenhang van opgaven beter tot hun recht. Duurzaamheid gaat in het kielzog van deze ontwikkeling van een opgave op gebouwniveau naar een uitdaging op gebiedsniveau. Lange tijd wordt duurzaamheid geassocieerd met milieumaatregelen en aangevlogen vanuit een technische invalshoek. Er is veel aandacht voor materialen, energieconcepten en technische innovaties. Eind jaren negentig creëert de Brit John Elkington ruimte voor verbreding. Geïnspireerd door het gedachtegoed van de Commissie Brundtland introduceert hij de Triple P-benadering: People, Planet, Profit. De drie P’s staan voor de maatschappelijke dimensies die het Brundtland-rapport al benoemde. Zij geven een goede kapstok voor duurzame gebiedsontwikkeling. Het gaat om maatschappelijke, ecologische en economische waardecreatie: een evenwicht tussen de drie P´s in het ruimtelijke domein. Dit nieuwe houvast krijgt een praktische uitwerking in verschillende eco-wijken, zoals in Culemborg waar rond 2000 de experimentele ecologische woonwijk EVA-Lanxmeer wordt ontwikkeld.

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

7


— INLEIDING —

e

8

Een derde publicatie die een belangrijke impuls voor duurzame gebiedsontwikkeling heeft betekend, is het in 2002 verschenen boek Cradle to Cradle: Remaking the Way We Make Things van William McDonough en Michael Braungart. Cradle to Cradle is een nieuwe kijk op duurzaam ontwerpen. Het Brundtlandrapport gaat uit van de ontwikkeling waarbij de huidige generatie in haar noden voorziet, zonder de mogelijkheden daartoe voor de volgende generatie te beperken. De Cradle to Cradle-aanpak (C2C) heeft een hogere ambitie: het voorzien in onze eigen noden en de toekomstige generaties van meer mogelijkheden voorzien. De uitgangspunten van Cradle to Cradle beïnvloeden verschillende gebiedsontwikkelingen in ons land. De gemeente Almere ontwikkelt samen met William McDonough en Michael Braungart de Almere Principles (2008) . Deze Principles vormen een eigen vertaling van het C2C gedachtegoed ten behoeve van een duurzame ontwikkeling van de stad. Leefbaarheid, milieu en economische vitaliteit worden hiermee de belangrijke uitgangspunten voor de verdere ontwikkeling van de stad Almere. Ook de regio Venlo laat zich inspireren door het C2C gedachtegoed. De regio heeft de ambitie om met de gebiedsontwikkeling Klavertje Vier de eerste Cradle to Cradle regio van de wereld te worden. In 2006 komt Al Gore, voormalig vicepresident van de Verenigde Staten, met de film ‘An Inconvenient Truth’. Al Gore speelt internationaal een grote rol in de algemene maatschappelijke bewustwording. In Nederland komt het bedrijfsleven inmiddels in actie. Zestien jaar na het eerste Nationale Milieubeleidsplan schrijven de topmannen van grote Nederlandse multinationals zoals DSM, Unilever, Shell en Rabobank een gezamenlijke brief. Zij roepen het kabinet op om te investeren in een betere leefomgeving en een schoner milieu en om duurzaam ondernemen te belonen.

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— INLEIDING —

Er is kritiek op de kortetermijnplanning van het kabinet die hooguit de eigen zittingsperiode omvat, terwijl ondernemers 20 jaar of langer vooruit (moeten) kijken. De top van het bedrijfsleven geeft aan graag het voortouw te willen nemen. Er wordt een duurzaamheidsplatform opgericht van een innovatieve club ondernemers met een ambitieuze en urgente duurzaamheidsagenda: Urgenda1. Niet alleen het bedrijfsleven heeft kritiek op de Nederlandse strategie voor duurzame ontwikkeling. In een internationale Peer review wordt het kabinet om zijn smalle benadering bekritiseerd (RMNO 2007). De Nederlandse strategie voor duurzame ontwikkeling heeft alleen aandacht voor de schadelijke milieueffecten, de eindigheid van natuurlijke hulpbronnen en de veerkracht van ecologische systemen. Duurzame ontwikkeling staat gelijk aan milieubeleid. Naar aanleiding van deze kritiek wordt in 2007 door het nieuwe kabinet de Kabinetsbrede Aanpak Duurzame Ontwikkeling (KADO)2 opgezet. De inzet is de brede benadering van duurzame ontwikkelingen, met een evenwichtige verhouding tussen economische, sociaal-culturele en ecologische belangen ofwel de Triple P-benadering. 9

Waar staan we nu? Bijzonder is dat zowel de eerste golf van aandacht voor duurzaamheid (jaren 70), als de tweede (jaren 90) en de derde (nu) zich afspelen tegen de achtergrond van een economische recessie. De context voor duurzame gebiedsontwikkeling is sinds de herfst van 2008 volledig veranderd als gevolg van de crisis die zich in de breedte manifesteert (financieel, economisch, vertrouwen, politiek, milieu). Er zijn stevige consequenties voor overheidsbestedingen en de vastgoedmarkt en - mede daardoor - voor ruimtelijke investeringen. Na de crisis zal er een gewijzigde context voor gebiedsontwikkeling bestaan. We moeten uitgaan van structureel lagere productieniveaus in de bouw, van minder mogelijkheden om grote (voor-) investeringen te doen en van gematigde tot stabiele prijsontwikkelingen.

1 www.urgenda.nl 2 Hieruit zijn onder andere het Programma Duurzame Ruimtelijke Ontwikkeling (DRO), Leren voor Duurzame Ontwikkeling (LvdO) en de Monitor Duurzaam Nederland voortgekomen.

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND


— INLEIDING —

Grootschalige gebiedsontwikkeling zal wel blijven bestaan, maar de financiering, het proces, de partijen en de rolverdeling zullen veranderen. De grote vraag is echter hoe die veranderingen eruit moeten zien en wat ze zullen opleveren. De crisis wordt intussen goed benut. Mede dankzij demografische veranderingen (krimp) vinden nu weinig duurzame gebiedsontwikkelingen doorgang, maar er wordt des te meer gepubliceerd en gedebatteerd over hoe het anders moet en kan: andere samenwerkingsverbanden, co-creatie, nieuwe coalities, waarde creëren, value capturing, regelluwe zones aanwijzen, kringlopen sluiten….. Deze nieuwe vormen van gebiedsontwikkeling vragen om nieuwe kennis, maar evenzeer om een transitie in denken. Er is een grote behoefte aan het delen van deze kennis en van ervaringen in deze zoektocht.

10

Het Nirov organiseerde in 2011 met en voor haar partners drie bijeenkomsten over duurzame gebiedsontwikkeling. Thema’s daarin waren achtereenvolgens Samenwerken (3 maart 2011), Wet en regelgeving (16 juni 2011) en Financiering (13 december 2011). Nirov-partners zijn koplopers in het veld van ruimtelijke ontwikkeling. Partnerbijeenkomsten zijn de setting waarin deze partners expertise met elkaar delen. Onderstaande samenvatting is gebaseerd op de discussies die plaatsvonden tijdens de partnerbijeenkomsten. Hoe gaan we verder? (discussie met Nirov Partners in 2011) Samenwerken – co-creatie

Een flinke mindswitch is nodig bij alle betrokken partijen in duurzame gebiedsontwikkeling. ‘We can not solve our problems with the same level of thinking that created them’, zo constateerde Einstein al. Iedereen moet uit zijn of haar comfortzone en de automatische piloot uitzetten. Focus, commitment en vakmanschap gaan er weer echt toe doen. De mindswitch heeft onder meer betrekking op het gegeven dat we van aanbodplanologie naar vraaggerichte gebiedsontwikkeling gaan. Dat betekent dat we als ruimtelijke ontwikkelaars anders moeten beginnen en anders verder moeten.

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— INLEIDING —

Aanknopingspunten zijn te vinden bij de kwaliteiten, de verhalen en de initiatieven in het gebied zelf. In een proces van co-creatie met belanghouders en betrokkenen in het gebied zelf, kan een inspiratiekader en een breed gedragen visie ontstaan. Zo’n aanpak leidt tot tijdswinst en besparingen in het vervolgtraject. De visie kan vervolgens worden doorvertaald in een structuurvisie; er is immers richting nodig en een afwegingskader. Tegelijkertijd zijn partijen huiverig geworden voor al te zeer ‘vastleggende’ visies. Het bestemmingsplan is een (te) star instrument gebleken als het gaat om het mogelijk maken van ontwikkelingen. Er is in de afgelopen jaren instrumentarium beschikbaar gekomen dat kan helpen om de juiste belanghebbenden aan tafel te krijgen en de belangen te stroomlijnen naar kaders en visies. Goede ervaringen zijn opgedaan met de MKBA-arena1 en de Mutual Gains Approach2 . Het daadwerkelijk serieus nemen van bewoners en bedrijven in een maatschappelijk of ruimtelijk gewenst investeringsproces is echter een niet te onderschatten opgave. Het vereist nieuwe methoden en technieken, nieuwe aanpakken en nieuwe rollen. 11

In feite weten we nog heel weinig van de psychologie van de eindgebruiker of de consument, als het – bijvoorbeeld – gaat om investeringen in de duurzaamheid van de eigen woning. Het is van belang dat mensen zich betrokken voelen bij ofwel ‘eigenaar’ voelen van hun gebied. Dit wordt ook wel vertaald als de kunst om te komen tot ‘mentaal eigenaarschap’3 van gebruikers van gebieden en gebouwen. Dat lukt alleen als andere partijen een stapje terug doen en besluitvorming faciliteren in plaats van deze over te nemen en op te dringen. Door middel van trial-and-error komen goede voorbeelden tot stand die kunnen inspireren. De opgave is echter steeds een andere; we moeten daarom van ‘blauwdruk denken’ naar ‘witdruk denken’ en de openheid voor een specifieke situatie zo lang mogelijk vasthouden. 1

Zie ook de publicatie ‘Toekomstwaarde Nu’ dat is beschreven in deze output.

2

D e Mutual Gains Approach (MGA) is van oorsprong een Amerikaanse aanpak (Harvard, MIT), om als groep te komen tot een consensus op basis van het uitwisselen van belangen in plaats van standpunten.

3

E en van de 5 Ontembare Problemen (OP’s) van het programma NederLandBovenWater 2010-2012. Definitie van Ab van Luin: Wat er voor zorgt dat mensen vrijwillig in hun hoofd en in hun gedrag eigenaar worden van een gemeenschappelijk iets, bijvoorbeeld een gebied.

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND


— INLEIDING —

Regelgeving

12

Ruimtelijke ordening gaat in essentie over het mogelijk maken van gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en het tegengaan van ongewenste ontwikkelingen. Dat vraagt om een goede balans tussen rechtszekerheid enerzijds en flexibiliteit anderzijds. In de Nederlandse praktijk van de afgelopen decennia is de rechtszekerheid steeds zwaarder gaan wegen. Toenemende regelgeving en lange procedures lijken een rem te zijn op goede duurzame gebiedsontwikkeling. Onder het omgevingsrecht vallen inmiddels 80 wetten, 100 AMvB’s en honderden regelingen, zo vertelde Edward Stigter, programmadirecteur van het programma Eenvoudig Beter tijdens een partnerbijeenkomst. De balans is doorgeslagen naar rechtszekerheid ten koste van de flexibiliteit om mee te bewegen met veranderende omstandigheden. Het Ministerie van Infrastructuur & Milieu werkt sinds 2011 in het programma Eenvoudig Beter aan de vereenvoudiging en versobering van het omgevingsrecht. Erkend wordt dat er meer aan de hand is dan starre regelgeving alleen; er is namelijk met bestaande regelgeving veel meer flexibiliteit mogelijk dan initiatiefnemers in gebiedsontwikkeling denken en dan we benutten. Dat onderbenutten van mogelijkheden heeft te maken met ontbrekende kennis, met botsende sectorale belangen, met verkokering die de integrale blik belemmert en met de soms beperkte mate van ‘willen’. Het afschaffen van het bestemmingsplan is een serieuze optie in de integrale versobering van het omgevingsrecht. Zonder het bestemmingsplan zal de structuurvisie (ofwel de omgevingsvisie) de planfiguur worden die richting geeft en het afwegingskader geeft. Ruimtelijke ordening zonder het bestemmingsplan lijkt wellicht ondenkbaar in de Nederlandse setting, maar er zijn in de naoorlogse decennia hele steden en stadsdelen gebouwd op basis van artikel 19 en aanverwante artikelen uit de WRO.

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— INLEIDING —

Financiering

Veel gebiedsontwikkelingen sneuvelen op het gebrek aan investerend vermogen of te grote risico’s. In de traditionele aanpak die tot medio 2008 is gehanteerd, is de beschikbaarheid van geld een probleem geworden. Een andere procesaanpak, een nieuwe rolverdeling en een integrale, op de langere termijn gerichte visie kunnen helpen om nieuwe financieringsmogelijkheden zichtbaar te maken. Duurzaamheid kan zo de randvoorwaarde worden voor een succesvolle gebiedsontwikkeling, waar het eerder vooral een kostenverhogend eisenpakket was. Duurzame ontwikkeling krijgt meer kans van slagen als belanghebbenden van en in het gebied herijken wat ze echt belangrijk vinden. Dit maakt het organisatie- en procesvraagstuk minstens zo belangrijk als het financiële vraagstuk. Het is de kunst om de juiste partijen om de tafel te krijgen en met hen de potentiële waardeontwikkeling zichtbaar te maken. Uiteindelijk gaat het om het integrale beeld en de (financiële, maatschappelijke) waarde die op de lange termijn gerealiseerd kan worden. Het denken in termen van kosten en terugverdientijden is een valkuil, want die ontnemen het zicht op de potentiële opbrengst over de lange ‘levensduur’ van wat je tot stand wilt brengen. De belanghebbers, de baathebbers en de investeerders kunnen hun ambities en gewenste waardecreatie vertalen in een beheerexploitatie. Het centraal stellen van de beheersexploitatie draagt bij aan realistischer inzichten voor de grond- en vastgoedexploitatie. Nieuwe aandeelhoudersmodellen – eventueel met andere typen aandeelhouders en een herschikking van belangen - kunnen eveneens helpen in deze exercities. De investeringsbereidheid van partijen hangt samen met het mentaal eigenaarschap van de opgave. Dat mentaal eigenaarschap (h)erkennen en de juiste plaats geven in het proces, vereist nieuwe procesaanpakken. Er zijn geen nieuwe blauwdrukken, elke situatie vraagt om een open mind en een eigen aanpak.

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

13


— INLEIDING —

Het nieuwe houvast Tijdens de Nirov partnerbijeenkomsten zijn mooie constateringen gedaan die ons kunnen inspireren. Er is een optimistische boodschap: duurzaamheid is een blijver; het heeft een stevige verankering gevonden in het denken en doen van alle relevante spelers. In aanvulling op, en als illustratie van de partnerdiscussies worden in deze Output de visies van relevante spelers (waaronder Nirov-partners) weergeven en interessante publicaties samengevat. Er zijn inspirerende voorbeelden opgenomen van overheden die zich profileren met duurzaamheidsbeleid. Ook is er een beknopte weergave van instrumentarium dat bruikbaar kan zijn. Er komen Rode Draden en Grootste Gemene Delers naar voren die ons houvast kunnen bieden:

14

Er is een brede overtuiging dat het echt allemaal anders moet. Dat vraagt veel van de betrokkenen bij gebiedsontwikkeling. Er wordt gesproken over een mindshift die ons moet helpen om uit de mechanismen van aanbodplanologie te komen. Daarvoor in de plaats komt een gerichtheid op de ruimtevraag, op mensen (bewoners, gebruikers, ruimtevragers) en op de kwaliteiten en de verhalen van het gebied. We moeten van ‘blauwdrukdenken’ naar ‘witdruk-denken’. Elke opgave vraagt om echte verdieping en analyse en vereist een specifieke, eigen aanpak. Daarmee raken ook de Afvinklijstjes en Puntentellingen1 die we kennen uit de jaren 90 naar de achtergrond. In veel discussies, publicaties en bijdragen wordt gewezen op het creëren van waarde op de langere termijn, op maatschappelijk rendement naast financieel rendement en op zachte waarden (die eventueel gemonetariseerd worden). Uiteraard blijft ook bij een bredere benadering van waarde en rendement het motto: ‘Baat het niet, dan gaat het niet.’ 2 Maar de langere termijn gerichtheid en de oriëntatie op 1

H iermee worden de instrumenten bedoeld die de duurzaamheid van een gebouw of een gebied bepalen aan de hand van op zich zelf staande thema’s zoals water, afval, materialisering, energie, mobiliteit etc.

2

Titel van een landelijk woonconsumentenonderzoek van Bouwfonds Ontwikkeling naar markt- en prijsacceptatie van energiezuinige nieuwbouwwoningen.

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— INLEIDING —

waardecreatie geven een beter zicht op financieringsmogelijkheden dan het denken in termen van winst en terugverdientijden. Ook belangrijk is wie er aan tafel zitten en meebeslissen. Een belangrijk criterium is het daadwerkelijk kunnen toevoegen van waarde. Mentaal eigenaarschap is een term die we al kennen uit de NLBWtrajecten. Het ‘verschillig’ zijn raakt aan de discussies over burgerparticipatie die door het kabinet Rutte (onder meer door voormalig minister Donner) worden gevoerd. Het mentaal mede-eigenaar zijn van een opgave in het ruimtelijk domein draagt bij aan de wil om te investeren en mee te doen in een proces van verandering en verbetering. Hoe gaan we dit organiseren en bundelen. (Ab van Luin, NLBW) En daarnaast moeten we ook constateren dat de psychologische kennis op dit gebied tekort schiet; we weten niet goed wat mensen aanzet tot actie (tot mee-investeren) als het gaat om hun woning, hun leefomgeving of het bredere ruimtelijke domein. Daar valt nog veel te winnen en te leren.

De taalkundige Joost Swanborn stelt in het kader van de verkiezing van de meest duurzame persoon in 2010: ‘Wat bedoeld wordt met al dat gratuite “duurzaam” handelen is dan ook niet meer dan: je gezonde verstand gebruiken. Een duurzaam persoon is gewoon: een verstandig mens.’ (Trouw 27 november 2010). Daarmee is duurzame gebiedsontwikkeling dan ook niets meer of minder dan verstandige gebiedsontwikkeling. Na een ongekende economische bloeiperiode, waarin duurzaamheid een luxe uitdaging leek, zijn de economische omstandigheden drastisch veranderd. In een tijd van recessie en krimp breekt duurzaamheid eigenlijk door. Duurzaamheid is het nieuwe sleutelwoord geworden; het was een financieel-technisch struikelblok, maar wordt een randvoorwaarde en de sleutel tot succesvolle gebiedsontwikkeling. Het bijzondere is dat die doorbraak niet zozeer wordt gestimuleerd door de overheid, maar vooral komt vanuit de particuliere sector, die steeds vaker de meerwaarde ziet van verstandige gebiedsontwikkeling.

“Duurzame gebiedsontwikkeling is verstandige gebiedsontwikkeling”

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

15


HOOFDSTUK 2

16

Visies


— VISIES —

Transitieaanpak van duurzame gebiedsontwikkeling VISIE

ONDER ZOEKSINSTITUUT DRIFT Het Dutch Research Institute for Transitions (DRIFT) is een zelfstandig onderzoeksinstituut van de Erasmus Universiteit Rotterdam, opgericht in 2004 door Jan Rotmans. DRIFT doet wetenschappelijk onderzoek naar de dynamiek van maatschappelijke transities (fundamentele veranderingen in structuur, cultuur en werkwijze) om sneller tot een duurzame samenleving te komen. Drift ondersteunt overheden, bedrijven en anderen om deze transitiekennis toe te passen bij maatschappelijke opgaven, variërend van analyse en strategisch advies tot operationele assistentie en evaluatie. 17

Gebiedsontwikkeling De komende decennia is de grote uitdaging in gebiedsontwikkeling om kwaliteit toe te voegen aan de bestaande leefomgeving en vanuit de lokale context antwoord te geven op urgente maatschappelijke opgaven. Dat vraagt om een grote omslag in denken en handelen: van aanbodgericht naar mensgericht, van korte termijn economische winst naar lange termijn maatschappelijke waarde en van de illusie van beheersbaarheid naar organisch ontwikkelen en slim sturen. Gebiedsontwikkeling wordt een holistische benadering vanuit potentiële eindgebruikers, gericht op het creëren van sociaal-culturele, economische en ecologische waarden in een gezamenlijk proces van co-creatie en co-productie. DRIFT heeft hiervoor de transitieaanpak voor duurzame gebiedsontwikkeling ontwikkeld, een aanpak die in de praktijk wordt uitgevoerd in onder andere Rotterdam, Gent, Zeeland en Texel.

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND


— VISIES —

Inhoud Inhoudelijk is deze aanpak een zoektocht naar versterking van kernwaarden van een gebied, zonder afwenteling op andere gebieden. Ging het voorheen over de kernwaarden van mobiliteit, ruimte en economie, tegenwoordig gaat het ook om kernwaarden als energie, gezondheid en beleving. De crux is om de maatschappelijke winst hiervan hard te maken (eventueel in monetaire waarden) en deze een primaire rol te geven in gebiedsontwikkeling. Een scherpe systeemanalyse is nodig om de eigenschappen en de dynamiek van een gebied vanuit verschillende invalshoeken in kaart te brengen, zodat hierop voortgebouwd kan worden. Proces

18

Een regulier gebiedsontwikkelingsproces is gericht op consensus en planvorming vanuit behartiging van bestaande belangen en verbetering van een bestaande situatie. Het kan ook anders: innovatieruimte bieden aan koplopers uit markt en samenleving en ze uitdagen via ambitieuze spelregels voor duurzame ontwikkeling en een visie op gebiedstransitie. Dus geen breed draagvlak, maar een smal en diep draagvlak dat stap-voor-stap verbreed wordt: organisch ontwikkelen. De basis van deze aanpak is de zogenoemde transitiearena. Een kleine maar diverse groep vernieuwers en veranderaars rond het gebied werkt vanuit een scherpe systeemanalyse toe naar een integraal, ambitieus toekomstperspectief. De visie wordt met een strategisch verbrede groep uitgewerkt naar ontwikkelingspaden, spelregels en een agenda voor korte termijn acties, die de deelnemers verder brengen in hun eigen praktijk, organisaties en netwerken. Zo ontstaat een nieuwe, gezamenlijke manier van denken en werken die richting geeft aan partijen die een rol (willen) spelen in het gebied. Financiering Investeren in kwaliteit loont direct door investeringen te koppelen aan exploitatie. Niet alleen de vraag ‘wat kost dat?’ wordt gesteld, maar ook ‘wat levert dat op?’, met name op langere termijn. Extra rendement komt uit creatie van nieuwe

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— VISIES —

waarden, zoals het produceren van duurzame energie en voedsel, ontwikkeling van natuur en recreatieplekken en meervoudig ruimtegebruik op water of in de ondergrond. Deze extra waarden trekken nieuwe investeerders aan. Nieuwe actoren De aanpak geeft ruimte voor onverwachte ontwikkelingen en nieuwe rolverdelingen om voorbij gevestigde belangen en ingesleten manieren van werken te komen. Eindgebruikers staan centraal en worden mede-ontwikkelaar. Overheden hebben een nieuwe, faciliterende rol, die bestaat uit kaders stellen, ruimte bieden, verbinden van initiatieven en veranderingen aanjagen op systeemniveau. Gebiedsontwikkeling is een continu zoek- en leerproces, de nieuwe praktijk is uitdagend en veelbelovend. Aan de slag!

19

Jan Rotmans, professor in transities en transitiemanagement aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND


— VISIES —

VOORBEELD: STADSHAVEN ROTTERDAM

Voorbeeld is Stadshavens Rotterdam, een gebied qua grootte vergelijkbaar met de stad Gouda, 1600 ha. Door het wegtrekken van industriële activiteiten ontstaat de komende decennia ruimte voor een transformatie tot een levendig en duurzaam woon-werkleef-recreatie-gebied. Omdat een proces van deze termijn en complexiteit niet klassiek te sturen valt, is doelbewust gekozen voor een organische ontwikkeling volgens de transitieaanpak, met friskijkers en dwarsdenkers mede aan het stuur van deze ingewikkelde opgave. In de afgelopen jaren zijn de eerste doorbraakprojecten ontwikkeld.

20

Dit drijvend paviljoen is een exemplarisch voorbeeld van een doorbraakproject. Het is een relatief kleinschalig project op de korte termijn, dat vorm geeft aan de strategie van ‘floating communities’. Er zijn heel veel redenen waarom het eigenlijk niet kan; het past niet binnen verwachtingspatronen en schuurt met bestaande institutionele kader (wordt het bijvoorbeeld verzekerd als roerend of onroerend goed? En hoe kan bouw- & woningtoezicht dit nu toetsen?). De realisatie van het drijvend paviljoen heeft ervoor gezorgd dat mensen nadenken over de mogelijkheden en voordelen van drijvend bouwen (waterberging, multifunctioneel ruimtegebruik, flexibiliteit), coalities gevormd worden van partijen die drijvend willen ontwikkelen en ingesleten patronen en regels die dit tegenhouden worden doorbroken. Drijvend paviljoen in de Rotterdamse Rijnhaven

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— VISIES —

Van duurzaamheid naar levensvatbaarheid. VISIE

R AU ARCHITECTEN / TURN TOO Het architectenbureau RAU werkt sinds 1992 vanuit een sterk bewustzijn ten aanzien van het ontwerpen van duurzame gebouwen. In december 2008 heeft Thomas Rau het One Planet Architecture institute (OPAi) opgericht, een netwerkorganisatie die zich richt op duurzame ontwikkelingen op het gebied van architectuur, stedenbouw, technologie en sociale en maatschappelijke structuren. Eind 2010 richtte Thomas Rau ®turntoo op om een antwoord te geven op een van de grootste uitdagingen van deze eeuw, de uitputting van de aardse hulpbronnen. Thomas Rau staat op nummer 26 in de Duurzame top 100 van de Trouw1.

Duurzame gebiedsontwikkeling Een goede eigentijdse gebiedsontwikkeling maken, die dynamisch en adaptief is, behelst zoveel meer dan een ruimtelijke samenhang geven aan woningen, bedrijven, groen en voorzieningen. In een goede leefomgeving vindt iedereen een antwoord op zijn individuele behoefte en draagt het geheel bij aan het algemeen belang voor mens en natuur. Om werkelijk duurzame gebiedsontwikkeling te realiseren gaat het om de levensvatbaarheid van de samenleving. Op dit moment economiseren we de ecologie. We verbruiken onze ecologie en nemen alleen van de omgeving zonder de consequenties van ons handelen te overzien. Het is nu tijd om de economie te ecologiseren en dat kan alleen als we overstappen naar een circulaire economie.

1

Classificatie van de meest invloedrijke personen in de Nederlandse Duurzaamheidsbeweging. Er zijn, behalve Stefan van Uffelen (43e), directeur van de Dutch Green Building Council, en hoogleraar Anke van Hal (74e) geen andere partijen uit de bouwwereld in de Duurzame 100 vertegenwoordigd.

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

21


— VISIES —

Circulaire economie Voor duurzame gebiedsontwikkeling betekent dit dat er in cyclische processen gedacht moet gaan worden. Houd rekening met veranderingen in de toekomst, design for disassembly, ga bewust om met materiaal gebruik en zorg dat alle partijen zich bewust zijn van de impact van hun handelen op de toekomst. We moeten naar een maatschappij van hebben naar een maatschappij van zijn. Van verbruiken naar gebruiken en van duurzaamheid naar levensvatbaarheid. Geen woning maar woonjaren

22

Het turntoo-concept stimuleert een nieuwe manier van productontwerp en het hergebruik van grondstoffen. Wanneer de contractperiode is afgelopen, neemt de leverancier de producten terug en verwerkt hij de grondstoffen tot een nieuw product. Producten moeten daarom zo vormgegeven en geproduceerd worden dat hergebruik zonder kwaliteitsverlies of milieuschade mogelijk is. “Als je dit doortrekt, is duidelijk dat we in de toekomst ook geen huizen meer bezitten. Huizen worden ‘grondstofbanken’. Je moet het zo zien dat producenten hun grondstoffen tijdelijk opslaan in een woning en dat ze dat depot na verloop van een periode weer leeghalen. Je koopt dus geen huis meer; je koopt woondagen, woonjaren, wat je wilt.” (Eigenhuis Magazine, juni 2011)

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— VISIES —

De rol van architect In het proces van duurzame gebiedsontwikkeling wordt van iedereen gevraagd en verwacht buiten de gebaande paden te denken en te handelen. Het is een holistisch ontwerpproces wat een grensoverschrijdend denkvermogen vereist van een ontwerpteam. Het stelt alle waarheden ter discussie. Met kennisneming van het verleden, is het de kunst om vanuit een groter perspectief opnieuw naar onze maatschappij en onze relatie met de omgeving te kijken om verbanden te herzien en te herontdekken. Binnen dit proces zullen nieuwe multidisciplinaire samenwerkingsverbanden ontstaan en zullen de rollen gaan veranderen. We zullen meer in coöperatieve structuren moeten denken. Ontwerpen is een proces geworden waar alle belanghebbenden bij betrokken zijn, ontwerpen ontstijgt het domein van de architect. Buiten zijn kwaliteiten om een dynamische leefomgeving te kunnen creëren zal de ontwerper zich veel meer tot een procesmanager gaan ontwikkelen. Een procesarchitect met een functie van spin in het web die het proces en de visie mee vorm geeft, maar ook adviserend en sturend kan optreden. 23 Voor meer informatie: w w w.rau.eu

Thomas Rau, directeur RAU Architecten en mede oprichter Turntoo en OPAi

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND


— VISIES —

Duurzame gebiedsontwikkeling: een uitdagende oefening in het creëren van waarde met beperkte middelen! VISIE

PL ATFORM DUUR Z AME GEBIEDSONT WIKKELING

24

Duurzame Gebiedsontwikkeling (DGO) is opgericht in 2010 op initiatief van het Ministerie van I&M, Stichting Kennis voor Klimaat en Stichting Urgenda voor een periode van 3 jaar. Het platform bestaat uit 30 leden die allen hun ‘duurzaamheidsporen’ hebben verdiend in gebiedsontwikkeling en nemen op persoonlijke titel deel aan het Platform. Ze vertegenwoordigen samen een breed scala aan disciplines, van projectontwikkelaar tot gedeputeerde en van bankier tot professor. Vrij naar de duurzaamheiddefinitie van de VN-commissie Brundtland omschrijft het Platform Duurzame Gebiedsontwikkeling een duurzame gebiedsontwikkeling als een ontwikkeling die ertoe bijdraagt dat een gebied in alle opzichten een goede en aangename plek is om te leven, te werken en/of te recreëren zonder afwenteling van problemen naar elders en later. Bij de voorziening van behoeften van bewoners en bezoekers van een gebied is het streven gericht op het zoveel mogelijk lokaal en regionaal sluiten van technische en biologische kringlopen van energie, grondstoffen en materialen. De gebiedsontwikkeling dient te voorzien in de behoeften van de gebiedsgebruikers (bewoners en bezoekers), maar hierbij wordt geen hiërarchisch onderscheid gemaakt tussen zogenoemde ‘basisbehoeften’ aan voedsel, gezondheid, onderdak, mobiliteit, enzovoorts en andere menselijke behoeften, bijvoorbeeld aan identiteit en verbondenheid met de eigen leefomgeving, aan toegang tot cultuur, onderwijs en informatie, aan een aantrekkelijk landschap en een vitale natuur en aan verantwoordelijkheid voor en medezeggenschap over de inrichting van het ‘eigen’ gebied.

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— VISIES —

Proces Bij het streven naar duurzame gebiedsontwikkeling kunnen de volgende procesmatige succesfactoren worden onderscheiden. 1. Een inspirerende, integrale langetermijnvisie op de gewenste ontwikkeling van een gebied Veel inspiratie en motivatie kan worden ontleend aan een integrale langetermijnvisie op de gebiedsontwikkeling. Hierbij is de oriëntatie primair gericht op het creëren van waarde in alle domeinen van het leven, dus op sociaal, cultureel, economisch en ecologisch gebied. Van belang is verder dat de gebiedsvisie ook wordt vertaald in kortetermijnacties die direct waarneembare voordelen opleveren voor de gebiedsgebruikers en die ook bijdragen aan de langetermijndoelen. 2. Inspirerend en vasthoudend leiderschap Er zijn koplopers nodig die hun nek durven uitsteken en die in staat zijn om mensen met grote vasthoudendheid te inspireren en te mobiliseren voor een duurzame gebiedsontwikkeling. Dat kan een wethouder zijn, een ondernemer, of een bestuurder van een maatschappelijke organisatie, maar ook een ambtenaar, een medewerker of een groep individuele burgers. 3. Duurzaamheidspelregels die richting en ruimte geven Een opvallend kenmerk van succesvolle duurzaamheidvisies is ook dat ze geoperationaliseerd worden in een beperkt aantal regels en richtlijnen die duidelijk richting geven en tegelijk ruimte bieden voor flexibiliteit in de dagelijkse praktijk van gebiedsontwikkeling. Oriëntatie op duurzame systeemveranderingen Een duurzame gebiedsontwikkeling zoals hierboven omschreven veronderstelt een oriëntatie op grote systeemveranderingen. Zo zal er bij de voorziening van gebiedsgebruikers aan o.a. voedsel, energie, materialen en grondstoffen, veel meer dan nu het geval is, gebruik moeten worden gemaakt van lokaal en regionaal beschikbare hulpbronnen. Energieverbruik en kosten voor het vervoeren van voedsel en energie wordt hiermee beperkt.

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

25


— VISIES —

Financiering De financiële crisis biedt unieke kansen voor duurzame gebiedsontwikkeling. Want de koloniale tijden, waarin we onszelf rijk konden rekenen op basis van verkokerde exploitaties van steeds nieuwe, maagdelijke gebieden, grondstoffen en natuur, lijken voorgoed voorbij. In de context van de huidige crisis wordt de kans dat een gewenste gebiedsontwikkeling doorgang vindt juist groter naarmate gebiedsspelers er beter in slagen het lokaal en regionaal beschikbare kapitaal –onder andere vastgoed, infrastructuur, natuur, vruchtbare gronden, cultureel erfgoed, kennis en kunde van mensen – slim te mobiliseren voor de voorziening van de behoeften van gebiedsgebruikers aan huisvesting, voedsel, identiteit, energie, mobiliteit, recreatie, et cetera. Belangrijke succesfactoren zijn daarbij: • • • • 26

sectoroverstijgende samenwerking koppeling tussen eigendom en beheer hoogwaardig hergebruik van energie, grondstoffen en materialen monetarisering van ‘zachte’ waarden zoals schone lucht, een aantrekkelijk (stads)landschap en een vitale natuur.

Belangrijke actoren Bij het streven naar een duurzame gebiedsontwikkeling is een belangrijke verantwoordelijkheid weggelegd voor eigenaren en beheerders van grond, vastgoed, goederen en infrastructuur. De duurzaamheidkansen worden sterk vergroot als zij zich open stellen voor en medewerking verlenen aan duurzame systeeminnovaties zoals een gebiedsexploitatie, decentrale energievoorziening op basis van hernieuwbare energie, deelautosystemen en stadslandbouw. Bij alle inspanningen om technische en biologische kringlopen zoveel mogelijk te sluiten op lokaal en regionaal niveau is een belangrijke rol weggelegd voor ‘prosumenten’. Dat zijn gebiedsspelers – bedrijven, burgers, instellingen etcetera – die niet alleen energie, voedsel en andere goederen en diensten consumeren, maar zelf ook produceren.

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— VISIES —

Wouter de Jong, voorzitter platform duurzame gebiedsontwikkeling

27

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND


Wijk Vauban in Frijburg, ‘70% heeft afstand gedaan van eigen auto’ Fotograaf: Claire Andrewglaser

VOORBEELD: VAUBAN

28

De wijk Vauban in Freiburg (Duitsland) is een aansprekend internationaal voorbeeld van duurzame gebiedsontwikkeling. De aanleg van de wijk is in het midden van de jaren 1990 van start gegaan. Alle huizen zijn gebouwd volgens de energie-efficiencynormen voor een ‘passief huis’. De huizen worden voorzien van warmte en elektriciteit met behulp van zonnecollectoren, zonnepanelen (zie foto) en/of een in de wijk gesitueerde WKK-installatie (WKK=warmtekrachtkoppeling) die gevoed wordt met houtsnippers. 70% van de huishoudens heeft afstand gedaan van de eigen auto en maakt gebruik van OV, fiets en/of deelauto. Bij de ontwikkeling van Vauban is de creatieve samenwerking met bewoners, ondernemers en kennisinstellingen tot een kunst verheven. Er is een ‘Forum Vauban’ opgericht ten behoeve van een formele participatie van bewoners in de stedelijke ontwikkeling van Freiburg. Dit forum faciliteert de bewonersparticipatie en ondersteunt de uitvoering van de gemeenschappelijke bouwprojecten in de wijk. Verder coördineert het forum het welzijnswerk in de wijk en beheert het het buurtcentrum. Bron: C. Roorda, M. Buiter, J. Rotmans, N. Tillie en R. Keeton, Urban Development, the state of the sustainable art; an international benchmark on sustainable urban development. DRIFT, Rotterdam, 2011.

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— VISIES —

Duurzame Gebiedsontwikkeling = Gebiedstransformatie. VISIE

GRONTMIJ Volgens de visie van de Grontmij gaat het bij duurzame gebiedsontwikkeling om het vermogen om de bebouwde omgeving te transformeren naar nieuwe actuele wensen en behoefte. Het gaat om hergebruik, herbeleving en herontwikkeling. Door dit vermogen behoudt het bestaande bebouwde gebied zijn waarde. Neem bijvoorbeeld de Herengracht in Amsterdam die al sinds de 17e eeuw zijn bestaanswaarde bewijst.

29

In het bestaand bebouwd gebied waar het merendeel van de bevolking woont wordt 75% van alle natuurlijke hulpbronnen verbruikt. Daar is dus de grootste winst te behalen in het terugdringen van de uitputting van de aarde en de bijbehorende klimatologische gevolgen. Mede hierdoor zijn transformaties maatschappelijk wenselijk en volgens Grontmij ook technisch maar ook financieel haalbaar. De grootste opgave is veelal: Hoe krijgen we het georganiseerd? Hoe brengen we ambities, urgenties, belangen, posities en financiën bijeen? Ofwel hoe bouw je de businesscase? Een uitdagende opgave voor de advies- en ingenieursbranche, die juist haar ervaring heeft opgebouwd in het “hoe”.

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND


— VISIES —

VOORBEELD: ENERGIESPRONG SNEEK

30

Momenteel voert Grontmij het project: EnergieSprong Sneek uit samen met Seinen Energy Solutions. Het betreft het transformeren van een bestaande woonwijk (1300 woningen) naar een hoger duurzaamheidssniveau. Concreet betekent het: maatregelen aan de woningen aanbrengen om het energieverbruik te verminderen en voor het energiegebruik natuurlijke hulpbronnen te hanteren. Echter er is sprake van duurzame gebiedsontwikkeling, omdat het bebouwd gebied ook getransformeerd wordt naar een nieuwe, actuele werkelijkheid. Immers zonder deze maatregelen nemen de woonlasten de komende jaren fors toe. AgentschapNL becijfert dat bij een gemiddelde stijging van de energieprijzen van 7% (laagste prognose) de komende 15 jaar een bedrag van € 55.000,- aan het energiebedrijf wordt betaald (bij 2.000 m3 gas en 3.600 kWh). Met deze stijging zullen huishoudens problemen krijgen om de rekening te betalen. Achterstand in betaling dreigt en leidt tot leegstand en verpaupering van buurten met als mogelijke consequentie sloop en herbouw van gebieden. Niet bepaald een duurzame gebiedsontwikkeling als je weet dat met beperkte ingrepen de gebieden hun (woon)waarde behouden en dus mee transformeren naar nieuwe omstandigheden.

SEV

Provincie

Grontmij Seinen

Maatwerk advies

Uitvoering

Gemeente Financiering

Woningeigenaar Rijksoverheid

Schematische weergave van projectstructuur Sneek

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— VISIES —

Het project EnergieSprong Sneek is een goed voorbeeld van duurzame gebiedstransformatie. Zeker als daarbij in acht wordt genomen, dat het project inspeelt op gewijzigde (financiële) posities van partijen. De gemeente is weliswaar initiatiefnemer, maar uiteindelijk niet (alleen) de probleemeigenaar en evenmin de financier van het project. Grontmij en Seinen hebben een businesscase gebouwd waarbij publiek en private partijen nieuwe posities innemen (zie schematische weergave). • • • • •

de gemeente is initiator, samen met de provincie en de SEV; de bewoners zijn de opdrachtgevers voor duurzaamheidsmaatregelen aan de woningen; enkele banken financieren het geheel; de Rijksoverheid hanteert een garantstelling voor de banken; Grontmij en Seinen Energy Solutions bouwen de businesscase, voeren de regie op het proces.

Het effect is een project met de volgende specifieke kenmerken: • de gemeente realiseert dit project met een investering die ca. 2% - 5% van de totale aanneemsom bedraagt. Dat is dus zonder zware subsidies. • Grontmij en Seinen regisseren het proces, maar bieden ruimte aan andere commerciële partijen om in te stappen. Co-creatie. • de banken zijn wel degelijk bereid om tot financiering over te gaan. Er ligt een goede businesscase aan ten grondslag. • het project is vraaggericht en er is gewerkt vanuit het belang van de eindgebruiker z’n belang! Woonlasten als leidend beginsel voor de ontwikkelopgaven. Voor meer informatie: www. grontmij.nl of www.thedevelopmentengineers.nl

Wim van de Kerkhof, Programma directeur, Grontmij Nederland

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

31


HOOFDSTUK 3

32

Publicaties


— PUBLICATIES —

Waardecreatie als complexe opgave; Doe de tienkamp! PUBLICATIE

APRIL 2011 TU DELFT

TU Delft Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling

De praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling van de TU-Delft wil kennis en praktijk met elkaar verbinden. Met de spelers in het veld wordt ervaring opgedaan in gebiedsontwikkeling en door wetenschappelijk onderzoek wordt deze kennis verdiept. De Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling (SKG) ondersteunt (financieel en inhoudelijk) de praktijkleerstoel. Hierin participeren grote private partijen en overheidsorganisaties. De praktijkleerstoel heeft H2Ruimte gevraagd een publicatie te schrijven over Duurzame gebiedsontwikkeling. Een begeleidingscommissie van professionals uit de praktijk waaronder Christine Oude Veldhuis (Nirov), Bas van der Griendt (Bouwfonds) en Jeanet van Antwerpen (INBO), heeft input geleverd en kritisch meegelezen. In de huidige economische realiteit, is het borgen van kwaliteit op de lange termijn - met ruimte voor flexibiliteit - cruciaal. De centrale vraag in ‘Doe de tienkamp’ is daarom: hoe zijn op een verstandige wijze gebieden duurzaam te ontwikkelen, met een hoge gebiedskwaliteit voor huidige en toekomstige generaties waarbij de verhouding tussen investeringen en opbrengsten in balans is? Om hier concreet invulling aan te geven bieden de procesprincipes houvast. • •

et verbinden van de veelheid aan belangen die in een gebied samen H komen in een gezamenlijk overstijgend belang; Stel de kwaliteit van de lange termijn voorop. Binnen een herkenbare

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

33


— PUBLICATIES —

identiteit moet maatschappelijke dynamiek opgevangen kunnen worden; Haalbaarheid en betaalbaarheid dienen vanaf het begin op het netvlies te staan. Wensen over people en planet moeten in balans zijn met profit; Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit vormen de basis en moeten voor alle betrokkenen herkenbaar zijn.

Naast energie gaat het in het ruimtelijk domein om water en klimaatadaptatie, cultuurhistorie, transformatie van bestaande bebouwing, natuur, landschap en mobiliteit. Vervolgens is het zaak prioriteiten te kiezen die logisch passen bij het gebied en de opgave. Excelleer daarin en doe de tienkamp! En dan mag er ook een minder onderdeel met een ‘vijfje’ tussen zitten. Juist het op álle fronten een tien willen halen, legt een solide basis voor frustraties achteraf. VOORBEELD: POPTAHOF DELFT

34

In deze naoorlogse wijk is de renovatie en (gedeeltelijke) vervanging van bestaande bouw gekoppeld aan verduurzaming. Niet alleen door energetische maatregelen, maar ook door de wijkeconomie te versterken onder meer via de realisatie van werkruimtes voor startende ondernemers. Bewoners en bedrijven zijn nauw betrokken bij het opstellen van de plannen voor de buurt, waarin het Poptapark een belangrijk element vormt. Als ontmoetingsplek en door vergroting van bestaande waterpartijen ook als ruimte voor waterberging . Voor het voorbeeldproject Poptahof in Delft is ingezet op de thema’s water, stedelijk groen, energie, gezondheid en veiligheid, transformatie& ruimtegebruik, economische vitaliteit, sociale vitaliteit en beheer, thema’s die goed aansluiten bij het gebied. Zie afbeelding hieronder.

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


Poptapark, Poptahof Delft

Het voorbeeld van de Poptahof illustreert hoe de principes kunnen bijdragen aan het toevoegen van waarde op de bekende Triple P van People, Planet en Profit. Vanuit daadwerkelijke aandacht voor de vraag, betekent dit automatisch een plek voor (potentiĂŤle) gebruikers in het ontwikkelproces. Inhoudelijk vraagt het om een ontrafeling van belangen, milieuwaarden en economische waarden. Dit is geen gemakkelijke opgave. Het is per definitie complex, en het proces kent vele onzekerheden, die vragen om flexibiliteit in de aanpak. Deze wijk in 2011 genomineerd is voor de Gouden Pyramide, de Rijksprijs voor goed opdrachtgeverschap. Voor meer informatie en het downloaden van de publicatie: www.gebiedsontwikkeling.nu

links: Agnes Franzen programmamanager praktijkleerstoel Gebiedsonwikkeling rechts: Friso de Zeeuw Praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

35


— PUBLICATIES —

Toekomstwaarde Nu! PUBLICATIE

RIJKSVASTGOED - EN ONT WIKKELINGSBEDRIJF (RVOB), AGENTSCHAPNL , VERSCHILLENDE GEMEENTEN EN ADVIESBUREAUS EN DE GIDO STICHTING

36

Agentschap NL voert namens het Ministerie van Infrastructuur en Milieu het programma Duurzame Gebiedsontwikkeling (DGO) uit. Een onderdeel hiervan is het bottom-up Kennis en Leertraject waaruit het Community of Practice (CoP) Oneindig Laagland is ontstaan. Een groep van 25 professionals heeft praktische kennis ontwikkeld voor Cradle to Cradle ambities in gebiedsontwikkeling. Daarbij is voortgebouwd op kennis, ervaring en het netwerk van de CoP ‘Cradleto-Cradle in gebiedsontwikkeling’ uit 2008. Financiering van gebiedsontwikkeling blijft een lastige opgave. Hoewel er diverse financiële instrumenten bestaan is niet altijd duidelijk hoe ze worden toegepast en of ze werken. Het RVOB heeft dit samen met de deelnemers van de CoP verder uitgezocht. Deze bevindingen zijn uitgewerkt in de publicatie Toekomstwaarde Nu, met hierin meer dan dertig concrete voorbeelden waar mogelijk met financiële cijfers. Toekomstwaarde Nu presenteert een nieuwe benadering van gebiedsontwikkeling die oog heeft voor opbrengsten op de langere termijn en een plaats weet te geven aan maatschappelijke kosten en baten die niet in geld zijn uit te drukken. Waar duurzaamheid in het verleden een ‘extra’ was, dat financieringstechnisch nog wel eens een struikelblok vormde, is het in de nieuwe aanpak voor toekomstige gebiedsontwikkeling een randvoorwaarde voor succes.

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— PUBLICATIES —

Proces en financiering zijn niet los te zien Twee belangrijke vertrekpunten: stel waarden en waardecreatie centraal - denk niet in kosten maar in opbrengsten- en regel financiering integraal en voor de lange termijn. Hierbij is het van belang dat alle denkbare opbrengsten op lange termijn benoemd worden, bijvoorbeeld via een zogenaamde ‘MKBA arena’. Op deze manier komen nieuwe kostendragers in beeld. Om de geschikte financiële arrangementen te vinden voor duurzame gebiedsontwikkeling is een stappenplan ontwikkeld. 1. Maak een integrale visie gericht op de lange termijn. Ga hierbij uit van rendement- en niet van terugverdientijd. Maak integrale langetermijnkoppelingen met bijvoorbeeld de exploitaties van energiebedrijven, zorginstellingen, waterzuivering enzovoort. 2. Als de integrale langetermijnkoppelingen verkend zijn, zoek dan naar langlopende sectorale financiële constructies. 3. Kijk vervolgens naar integrale modellen, gemeenschappelijke businesscases en financiële constructies op de korte termijn. Kijk in de breedte van een gebiedsexploitatie en houd de lange termijn in de gaten, maar richt je vooral op wat je hier en nu kunt doen. 4. Eindig (en begin niet!) met sectorale en ad hoc oplossingen, zoals bijvoorbeeld subsidies.

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

37


— PUBLICATIES —

Actoren Duurzame gebiedsontwikkeling betekent dat de hoofdrolspelers zich anders moeten opstellen. ‘Wat kost de ontwikkeling van dit gebied?’ moet worden omgedraaid naar ‘Wat kan dit gebied allemaal opleveren?’. Dit betekent iets voor de mindset van alle spelers. Bijvoorbeeld: de bestuurder stelt heldere doelen, maar moedigt aan om over de schuttingen (en portefeuilles) heen te kijken, de project- of procesmanager houdt de breedte in het denken maar zorgt ook dat nieuwe oplossingen worden ingebed in het geheel en vertaald wordt naar financiële afspraken, (toekomstige) bewoners en gebruikers doen mee in een proces van co-creatie. Voor meer informatie en het downloaden van de publicatie: www.agentschapnl.nl, www.rvob.nl of mail naar martine.deraan@rvob.nl of ge.huismans@agentschap.nl

38 Martine de Vaan Senior Projectleider, Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB)

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— PUBLICATIES —

VOORBEELD: VOORMALIG MARINEVLIEGKAMP RVOB gaat van denken naar doen: Gebieden Energie Neutraal en Valkenburg

De woningbouwlocatie Voormalig Marinevliegkamp Valkenburg wordt energieneutraal: een wijk die zichzelf voorziet van energie. Gekozen is voor een helder en leidend uitgangspunt. RVOB, gemeente Katwijk en provincie Zuid-Holland werken met 14 marktpartijen samen om tot een nieuw financieringsmodel te komen. Energiebedrijven, ontwikkelaars en banken onderzoeken vanuit een integrale benadering, waarin de woonlasten inclusief de energierekening centraal staan. Dit traject leidt tot voorstellen voor (nieuwe vormen van) financiering en samenwerkingsvormen, die direct uitvoerbaar zijn. Mobiliteit valt buiten de scope van het project maar het lijkt er steeds meer op dat electrisch rijden juist een kans is voor de business case in plaats van een extra belasting.

39

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND


— PUBLICATIES —

Cahier Nieuwe verdienmodellen en Waardenmakerij PUBLICATIES

NEDERL ANDBOVEN WATER

40

NederLandBovenWater (NLBW) is een innovatienetwerk waar meer dan vijftig private en publieke partners en kennisinstellingen nieuwe impulsen geven aan gebiedsontwikkeling. Doel is om met praktijkervaring aan te tonen hoe er betere resultaten in gebiedsontwikkeling kunnen worden behaald met minder middelen en minder energieverlies. NLBW is gestart in 2004 en heeft twee praktijkboeken gebiedsontwikkeling voortgebracht. In het huidige meerjarenprogramma dat loopt tot eind 2012 worden 4 cahiers uitgebracht. Verdienmogelijkheden en Waardenmakerij zijn de eerste twee in deze reeks. Een succesvolle gebiedsontwikkeling wordt steeds vaker afgemeten aan de mate waarin economische, sociaal-culturele én ecologische gebiedswaarden en belangen in een optimale balans zijn. Het gaat om meer dan het tegengaan of de compensatie van negatieve effecten. In de kern gaat het om het maximaal benutten van kansen door een onderlinge versterking van financieel-economische, sociaal-culturele en landelijke, stedelijke en grondstoffelijke waarden. Hoe kunnen we een ontwikkelingsproces vormgeven waarin ‘rood’ ‘groen’ kan versterken en andersom; hoe zijn waarden uit het ene domein (bijvoorbeeld de akkerbouw of de waterhuishouding) te gebruiken voor een versterking van waarden in het andere domein (de energiehuishouding, de recreatie, landschapsontwikkeling). Om dat te bereiken is er een mindshift noodzakelijk en moeten we naar een andere, meer open en verkennende manier van denken en handelen. Duurzame gebiedsontwikkeling is voor Nederland een wenkend perspectief. Niet alleen voor de kwaliteit en het welbehagen in eigen land maar ook als exportproduct. Juist onze ruimtelijke beperkingen nodigen uit tot creativiteit. Onze tradities met waterbouw, landbouw, logistiek,

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— PUBLICATIES —

architectuur en design zijn nog altijd wereldbekend. Er is een mondiale behoefte aan duurzame concepten die echt werken en die in de praktijk laten zien dat we meer met minder kunnen bereiken. Nederland heeft alles in zich om hiervoor een wereldlaboratorium te worden. Het zou ons land en onze cultuur een ongekende boost kunnen geven. NLBW doet verslag van de kennisontwikkeling met vier NLBW-cahiers. Het eerste NLBW-cahier Verdienmogelijkheden gaat in op nieuwe en bijzondere verdienmogelijkheden om gebiedsontwikkelingen opgang te brengen en te houden. Het toont aan dat potentieel nieuwe geldstromen door gebieden kunnen stromen op voorwaarde dat hermetisch gesloten sectoren permeabel worden, opdat op de grensvlakken zich nieuwe waardenketens kunnen vormen. Het tweede cahier Waardenmakerij bouwt hierop voort met duurzame gebiedsontwikkeling als inzet en resultaat. De kerngedachte van Waardenmakerij is dat voor duurzame gebiedsontwikkeling een drieslag moet worden gemaakt en dat deze drieslag niet op elkaar volgt maar dat deze gelijktijdig plaats moet vinden. Om te beginnen de vorming van een coalitie van mentale eigenaren. Zonder collectief mentaal eigenaarschap van verschillige mensen komt geen gebiedsontwikkeling tot stand. Er is tegenwoordig weer volop ruimte voor de vorming van nieuwe coalities van publiek, privaat en particulier. De tweede slag die geslagen moet worden is het ontwerpen van een gedeelde stip-op-de-horizon door die coalitie van mentale eigenaren. Komen tot zo’n gebiedspanorama van maatschappelijke meerwaarde is geen eenvoudige opgave. Waarden zijn strijdig met elkaar. Dit vraagt om een normatieve afweging. En de derde slag zijn de concrete resultaten die de coalitie voortbrengt: gebiedsinvesteringen, diensten, activiteiten. Je bent ervan als je waarde toevoegt: de coalitie is geen vrijblijvende praatgroep.

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

41


— PUBLICATIES —

In het cahier Waardemakerij wordt gesteld dat mensen en plekken het verschil maken. En dat gebiedsontwikkeling dus bij uitstek mensenwerk is. In een waardenmakerij worden nieuwe waardenketens gemaakt door ondernemende gezelschappen van verschillige mensen vanuit betrokkenheid bij een plek. Duurzame gebiedsontwikkeling vraagt om waardenmakerijen. En daarin vormen mensen die in staat zijn de drieslag te maken een onmisbare schakel.

voor meer informatie en het bestellen van de cahiers: Peter van Rooy (peter vanrooy@nederlandbovenwater.nl) of Ab van Luin (abvanluin@nederlandbovenwater.nl), auteurs van de NLBW-cahiers Verdienmogelijkheden en Waardenmakerij.

42

Links: Ab van Luin, Rechts: Peter van Rooy

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— PUBLICATIES —

VOORBEELD: WAGENWERKPLAATS AMERSFOORT Een goed voorbeeld van waardemakerijen is het veelbeschreven verhaal van de Wagenwerkplaats Amersfoort. Wanneer de NS haar vijftig hectare grote onderhoudsbedrijf sluit zet het verval in op dit terrein dat pal naast het station van Amersfoort ligt. Joke Sickman is bewoner van het Soesterkwartier dat grenst aan de wagenwerkplaats. Zij slaagt erin anderen enthousiast te krijgen voor behoud en herinrichting van de monumentale panden op het terrein. En dient een burgerinitiatief in bij de gemeente. Bewoners, NS, gemeente en hogeschool ontwikkelen samen een plan en presenteren in 2007 welke waarden met de Wagenwerkplaats aan Amersfoort kunnen worden toegevoegd. Anno 2012 huisvest de Wagenwerkplaats verschillende bedrijven, voorzieningen en initiatieven, variërend van het hoofdkantoor van Cliniclowns tot een verkeerstuin en een jeugdoperahuis. Uiteindelijk allemaal ontstaan vanuit een ondernemend gezelschap van verschillige mensen.

43

Wagenwerkplaats Amersfoort

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND


HOOFDSTUK 4

44

Overheidsbeleid


— OVERHEIDSBELEID —

Programma Duurzame Ruimtelijke ontwikkeling (DRO) OVERHEIDSBELEID

MINISTERIE VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU In 2011 is het VROM/I&M programma Duurzame Ruimtelijke Ontwikkeling (DRO) afgerond en zijn de resultaten overgedragen aan het Platform Duurzame Gebiedsontwikkeling (ook in deze publicatie opgenomen) De lessen zijn verwerkt in de Handreiking Duurzame Ruimtelijke Ontwikkeling (te vinden op de site www.handreikingdro.nl), de GezondOntwerpWijzer (www.atlasleefomgeving.nl) en in publicaties van de Community of Practice (CoP) Oneindig Laagland. Het doel van het DRO-programma was om richting te geven aan het ontwikkelingsproces naar een duurzaam ingerichte leefomgeving. Het programma is concreet en praktijkgericht ingestoken, met als focus het stedelijke gebied. De lessen van dit programma zijn op de afsluitende bijeenkomst als volgt samengevat: • Stel ambitieuze doelen Sinds Leeghwater weten we dat bijzondere gedreven mensen nodig zijn voor het halen van ambitieuze doelen. • Geef richting, maar laat ruimte Binnen hoofdlijnen moet ruimte zijn om te kiezen en te experimenteren. Het Homeruskwartier in Almere laat zien hoe het binnen randvoorwaarden ruimte geven aan de inwoners, leidt tot een wijk met een bijzondere uitstraling en een grote diversiteit aan woningen. • Versterk en benut de identiteit van het gebied Dit stimuleert betrokkenheid en een gevoel van trots. Bij de ontwikkeling van

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

45


— OVERHEIDSBELEID —

de nieuwbouw in Duindorp in Den Haag is versterking van het bijzondere karakter van deze wijk gecombineerd met innovaties op het gebied van de warmtevoorziening (warmtewisseling met het zeewater). • Stel bewoners centraal, bouw vraaggestuurd Mentaal eigenaarschap zorgt voor een beter beheer. EVALanxmeer levert daarvan het meest aansprekende voorbeeld. Hier spelen bewoners een belangrijke rol. Zowel bij de planontwikkeling als bij het beheer van een wijk. • Niet stapelen, maar verbinden Het combineren van sectoren tot een keten, bijvoorbeeld energie/mobiliteit/gezondheid en groen/water/voedsel/gezondheid creëert meerwaarde. Het koppelen van de thema’s duurzaamheid en gezondheid levert een besparing op (zie de GezondOntwerpWijzer). In de Poptahof in Delft is het maken van een gesloten, zelfreinigend watersysteem gecombineerd met vergroting van de speelmogelijkheden in een waterspeeltuin. 46

• Blijf innoveren. Verbind inhoud en proces. In de Greenport Venlo worden vele initiatieven ontplooid in het kader van ‘food, fresh en flowers’. Gebiedsontwikkeling, innovatie en onderwijs en ‘Quality of Life’ zijn de speerpunten. • Benut nieuwe verdienmogelijkheden. De notie van waardecreatie begint al in de ontwerpfase. Voor duurzame gebiedsontwikkeling is langdurig financieel commitment nodig, tot en met de beheerfase. Dat werkt bij de boulevard van Scheveningen waarin waterveiligheid samengaat met een grote verbetering van het recreatief toeristisch product.

1 Elaine Alwayn, Directeur Water en Bodem, Ministerie I&M, Lid van het Platform DGO

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— OVERHEIDSBELEID —

VOORBEELD: NOORDEREILAND ZWOLLE Een goed voorbeeld is de gemeente Zwolle. Op het Noordereiland waar ooit een gasfabriek stond staat nu een modern theater ‘de Spiegel’. Een ontwikkeling die is mogelijk gemaakt door gebiedsgericht grondwaterbeheer. De ondergrond, met onder andere water, bodem en energie als thema’s, wordt hier direct gekoppeld aan de ruimtelijke ontwikkeling van de bovengrond. Dit komt bij elkaar in een gebiedsbeheerplan voor Zwolle Centraal waarmee stagnatie -van ruimtelijke ontwikkelingen en toepassing van bodemenergie door bodem-verontreiniging- wordt opgeheven. Door slimme combinaties dalen de kosten voor bodemsanering, de CO2 uitstoot en de energierekening van de inwoners. Alle reden dus om aan water en bodem een prominente plaats te geven in de gebiedsontwikkeling.

47

Burgemeester Drijbersingel met Theater “De Spiegel”, fotograaf Blauwehand

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND


— OVERHEIDSBELEID —

De Almere principles OVERHEIDSBELEID / PUBLICATIE

GEMEENTE ALMERE Duurzaamheid is het hoofdthema waarin de gemeente en het rijk samenvatten aan welke eisen de ‘schaalsprong Almere’ (doorgroei van Almere naar een stad met 350.000 inwoners in 2030) moet voldoen. ‘Wie nu een stad bouwt, kan onmogelijk de grote ecologische en milieuvraagstukken negeren rond klimaatverandering, energie, grondstoffen en afval’, aldus het Urgentieprogramma Randstad ‘Almere 2030+’, Om deze positieve benadering van duurzaamheid uit te werken, heeft Almere de Amerikaanse architect William McDonough benaderd en samen hebben ze in 2007 en 2008 de Almere Principles ontwikkeld. De principes zijn universeel en zijn inmiddels geadopteerd door meerdere gemeentes. 48

De Almere Principles als duurzame leidraad… Almere, de nieuwe stad die dertig jaar geleden werd ontworpen op uit zee gewonnen land, zal in 2030 leefbaar en gezond zijn. Ze zal zichzelf aanhoudend vernieuwen en omvormen en daarmee de kwaliteiten van haar meerkernige opbouw en haar omgeving versterken. Almere zal een vitale gemeenschap zijn met een rijke verscheidenheid aan woon- en werkmogelijkheden. De Almere Principles, in september 2008 door de gemeenteraad vastgesteld, zijn bedoeld als inspirerend richtsnoer voor iedereen die in de komende decennia betrokken is bij het doorontwerpen van Almere tot een duurzame stad. De verwerkelijking van deze visie is een cultuurdaad, en de uitdrukking van een optimistische benadering van de toekomst. Anno 2012 zijn de Almere Principles voor de gemeente Almere inderdaad het inspirerende richtsnoer zoals in 2008 omschreven. Binnen het Integraal afspraken kader (IAK) (over onder andere het stedelijk gebied, bereikbaarheid, onderwijs etc), dat Almere met Rijk en Provincie heeft gesloten heeft duurzaamheid een prominente plek gekregen en wordt binnenkort de duurzaamheidsagenda Almere 2.0 opgeleverd. In het hart van de stad is met

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— OVERHEIDSBELEID —

een duurzaamheidswinkel een plek gecreëerd waar burgers maar ook professionals informatie vinden over duurzame gebiedsontwikkeling in de volle breedte. In deze winkel, Duurzaamalmere.nl gedoopt, is de stap van binnen het stadhuis naar buiten het stadhuis letterlijk en figuurlijk gemaakt. En tot slot worden in de interne organisatie constante stappen gemaakt om verduurzaming van eigen processen mogelijk te maken. Zo is de organisatieontwikkeling geënt op de 7 principes zoals in 2008 verwoord. 1 2 3 4 5 6 7

Koester diversiteit Verbind plaats en context Combineer stad en natuur Anticipeer op verandering Blijf innoveren Ontwerp gezonde systemen Mensen maken de stad

Geleerde lessen zijn er in positieve en minder positieve zin. Het hebben van gezamenlijke duurzame principes zorgt voor een duidelijk pad met bijbehorende onderbouwing. Dat werkt prettig en daadkrachtig. De kracht van de principes is dat ze algemeen zijn en niet als keurslijf zijn opgelegd. Ze hebben inspiratie als motor en zijn op maat te snijden. Keerzijde hiervan is dat concrete doelen ontbreken en het ‘vandaag beginnen’ daarmee vaak een uitdaging blijkt. Eveneens wordt duidelijk dat het ‘niet verplicht’ stellen van uitvoering soms zorgt voor vrijblijvendheid en uitblijven van echte toekomstvaste ingrepen. Ook blijft constante aandacht, vanuit bestuur en ambtelijke top, nodig om meters te maken. Voor meer informatie en het downloaden van de publicatie: www.duurzaamalmere.nl

Adri Duivesteijn, wethouder Almere

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

49


— OVERHEIDSBELEID —

VOORBEELD: NOBELHORST EN ALMERE DUIN

Kijkend naar de fysieke stad zien we dat papier wordt verruild voor resultaat in de realiteit buiten. De wijken Nobelhorst en Almere Duin krijgen vorm en kennen duurzame ontwikkelingsplannen en sterke partners die hierin mee investeren. Het Zoneiland en het Columbuskwartier zijn gerealiseerd en in het particuliere opdrachtgeverschap wordt in toenemende mate duurzaam gebouwd. Met de duurzaamheidsagenda 2.0 in aantocht lijken verdere duurzame stappen in de stad binnen bereik. Dat wil niet zeggen dat de Almere Principles niet meer nodig zijn, de inspiratie blijft nodig. De komende jaren zal verder geïnvesteerd worden om blijvend te zorgen dat de stad zich toekomstbestendig ontwikkeld. Voor meer informatie over de Almere Principles kijk op www.duurzaamalmere.nl of www.almere.nl/duurzaamheid.

50

Met een zelfvoorzienend waterafvoersysteem en de mogelijke komst van duurzame energieopwekkers als windmolens en zonnecellen wordt Nobelhorst koploper op het gebied van duurzaamheid.

Artist Impression wijk Nobelhorst

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— OVERHEIDSBELEID —

Duurzame gebiedsontwikkeling: op zoek naar de narratief BELEID

PROVINCIE DRENTHE

Brede benadering

De provincie Drenthe heeft als eerste provincie in Nederland in 1998 een integraal omgevingsbeleid vastgesteld en kent dan ook een rijke traditie om maatschappelijke opgaven vanuit een breed perspectief te benaderen en minder vanuit de afzonderlijke beleidsvelden. Daarbij zoeken we nadrukkelijk naar de samenwerking met mede-overheden, ondernemers en burgers in het gebied. Echter, deze tijd vraagt ook aan ons om het maken van scherpe keuzes, een herbezinning op onze rol en een herijking van onze opgave. Het vraagt om het loslaten van verstarde patronen en denkbeelden en ruimte voor het vinden van creatieve oplossingen en het aangaan van nieuwe allianties. “Omdenken”, heet dat in goed Drents. Op zoek naar de aanwezige energie Samen werken aan duurzame gebiedsontwikkeling vergt echter ook nog een andere investering. Er is speelruimte nodig om de opgaven van andere werkvelden en partijen te leren kennen en elkaars taal en manier van werken te begrijpen. Zo zijn we samen met de EO Wijers stichting op zoek gegaan naar de identiteit en uniciteit van de Veenkoloniën en de kansen in het energie-, landbouw- en watersysteem om de onafhankelijkheid en de kracht van bewoners en het gebied te vergroten. (www.eowijers.nl) We gaan daarbij uit van de verhalen en ervaringen van de bewoners en gebruikers. Middelen voor ontwikkeling Voor de provincie Drenthe spelen het behouden en versterken van onze kernkwaliteiten zoals vastgelegd in ons Omgevingsbeleid een sleutelrol. Ruimtelijke kwaliteit zien wij nadrukkelijk als drager van extra financieel en

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

51


— OVERHEIDSBELEID —

maatschappelijk rendement. De (diepe) ondergrond, bodem en grondwater zijn daarbij voor de provincie Drenthe voorwaardenscheppend. Gebiedsontwikkeling staat in Drenthe voor duurzame gebiedsontwikkeling. Van meet af aan worden in Drenthe de zachte waarden, zoals natuur en cultuur, volwaardig meegenomen. Het is onze overtuiging dat een dergelijke brede benadering een belangrijke stap is naar een duurzamere samenleving.

Tanja Klip -Martin. Gedeputeerde provincie Drenthe

52

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


53 De grenzen van het Geopark gevormd door de IJstijden

VOORBEELD: GEOPARK DE HONDSRUG Een goed voorbeeld hiervan is het Geopark (www.geoparkdehondsrug.eu/project-geopark) waarbij het Nationaal Park Drentsche Aa, de verschillende betrokken overheden, het Recreatieschap en diverse kennisinstellingen, maar vooral de bewoners de handen ineengeslagen hebben om de verhalen van de Hondsrug opnieuw te onderzoeken, te noteren en te gebruiken voor een toekomstvisie waarvan toerisme een belangrijk onderdeel is. De grenzen van het gebied zijn bepaald door het landschap dat is gevormd door de IJstijden. De ondergrond bepaalt dus de grenzen van het Geopark; 3 D Gebiedsontwikkeling.

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND


— OVERHEIDSBELEID —

Duurzame Gebiedsontwikkeling Zichtbaar in de Zuid-Hollandse praktijk BELEID

PROVINCIE ZUID HOLL AND

54

Met de Provinciale Structuurvisie (PSV, dd. 2 juli 2010) geeft de Provincie Zuid-Holland haar visie op de provinciale ontwikkelingen. Vanuit een toelichting op de provinciale belangen en waarden wordt aangegeven waar cq. wanneer een regierol wordt opgepakt. Centraal staat het beter inbedden van gebiedsontwikkeling in publieke en private organisaties. Hiervoor wordt kennis ontwikkeld en maatschappelijk debat georganiseerd voor de eigen medewerkers en voor andere organisaties in verschillende planfasen en op verschillende schaalniveaus. Daarmee samenhangend lopen momenteel vijf provinciale programma’s en projecten. 1) Regionale uitwerkingen Provinciale Structuurvisie (PSV). Provinciale belangen kunnen betrekking hebben op zowel functionele als kwalitatieve aspecten. De functiekaart van de PSV geeft de gewenste ordening en begrenzing van functies als ruimtelijk beleid tot 2020 (‘wat en waar’). Met de kwaliteitskaart van de PSV wordt beoogd dat alle ontwikkelingen positief bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving (‘waar en hoe’). 2) Gebiedsprofielen Ruimtelijke Kwaliteit. Voor het buitengebied van Zuid-Holland stelt de provincie tot en met 2014 in totaal 17 gebiedsprofielen op. Het is een verbeelding en beschrijving van kwaliteiten en karakteristieken van de verscheidenheid aan landschappen met de stads- en dorpsranden. Door de samenwerking met de regio’s beschrijft elk gebiedsprofiel kenmerken (wat is er), ontwikkeling (wat speelt er), ambitie (waar willen we heen) en sturing (hoe bereiken we dat). Dit biedt initiatiefnemers van ruimtelijke plannen handvatten om ontwikkelingen te initiëren, zodanig

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— OVERHEIDSBELEID —

dat de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd of behouden. 3) Kwaliteitscirkel Gebiedsontwikkeling. Binnen de Provincie Zuid-Holland is een zogenaamde ‘kwaliteitscirkel’ actief, met als doel kennisuitwisseling tussen provinciale collega’s en discussie over actuele ontwikkelingen. Via interdisciplinaire bijeenkomsten wordt geprobeerd om scherp te reflecteren op eigen handelen in gebiedsontwikkeling. Inspiratie hiervoor komt ook van toonaangevende sprekers of samenwerkingspartners in het werkveld. Concrete activiteiten van de kwaliteitscirkel zijn lunchlezingen, verdiepingssessies, veldexcursies, etc. Daarbij zoekt de provincie actief naar instrumenten en methoden om bij gebiedsontwikkeling in te zetten. Betreffende contactpersonen participeren in de (landelijke) innovatieplatforms als DGO, NLBW en Gebiedsontwikkeling.nu. 4) Kwaliteitsimpuls Ruimte en Milieu 2010-2012. Vanuit het Zuid-Hollandse ‘Leren voor Duurzame Ontwikkeling’ is een faciliteringsprogramma opgezet om invulling te geven aan het vroegtijdig, evenwichtig en met zekere ambitie inbrengen van kwaliteitsaspecten bij ontwikkeling, revitalisering en herstructurering. Doel van dit programma is het optimaliseren van (milieu)kwaliteiten, zodat deze standaard en dus structureel onderdeel uitmaken van alle ruimtelijke planprocessen van Zuid-Hollandse gemeenten. Het programma wordt grotendeels uitgevoerd door de Regionale Uitvoeringsdiensten (i.o.). Hiervoor zijn begin 2010 samenwerkingsovereenkomsten opgesteld met DCMR, ODZHZ, ODWH, MDMH en Stadsgewest Haaglanden, zie www.zuid-holland/kwaliteitsimpuls.nl 5) 12 inspirerende projecten 21ste eeuw. Vanuit voorgaande is ook een opdracht voor uitvoering van een ‘Casestudy DGO in Zuid-Holland’ neergelegd bij de faculteit Bouwkunde van de TU-Delft. Dit heeft geresulteerd in een beeldend, inspirerend en stimulerend overzicht van 12 vooruitstrevende Zuid-Hollandse initiatieven. Het betreffende boekwerkje is opgezet als een DGO-drieluik, vanuit historisch perspectief en met een doorkijk naar de toekomst. Het is samengesteld vanuit economisch, ecologisch en sociaal-cultureel perspectief met behulp van zowel objectieve als ook subjectieve

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

55


— OVERHEIDSBELEID —

methoden, en meetbaar gemaakt met indicatoren vanuit ‘Duurzaamheidsprofiel op Locatie’. Het boekwerkje kan worden ingezien, (gedeeltelijk) gedownload en/of aangekocht via de webapplicatie www.dgo1221.nl. Eigen initiatief tot duurzame gebiedsontwikkeling neemt de provincie in specifieke Integrale Ruimtelijke Projecten (IRP’s). In het Hoofdlijnenakkoord heeft het college van Gedeputeerde Staten er vier aangewezen: Deltapoort; Veilige én aantrekkelijke kust; Oude Rijnzone; Zuidplaspolder. Onder het project Veilige en aantrekkelijke kust is onder andere de zandmotor tot stand gekomen. VOORBEELD: DE ZANDMOTOR DELFTLANDSE KUST

56

In 2011 is er ten behoeve van de kustverdediging en het kustonderhoud van de Delflandse kust in de zee een zandbuffer in de vorm van een kunstmatig schiereiland aangelegd. De natuurlijke stranden en duinen zijn hier relatief smal. Het zand zal in de loop der jaren door de verdere inwerking van de natuur (door golven, wind en stroming) langs de kust verspreid wordt. Verwacht wordt dat door voorzieningen als deze in de aangrenzende zone tussen Hoek van Holland en Scheveningen bredere stranden en duinen zullen ontstaan. Indien de zandmotor werkt zoals het verwacht wordt, zijn de komende twintig jaar geen zandsuppleties nodig voor de Delflandse kust. Het kunstmatige schiereiland voor de Delftlandse kust (fotograaf: Wikiz)

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


HOOFDSTUK 5

Van visie naar aanpak

57


— VAN VISIE NAAR AANPAK —

Metrokaart C2C in gebiedsontwikkeling INSTRUMENT

DIENST L ANDELIJK GEBIED (DLG)

58

Een van de resultaten van de visiegroep C2C in gebiedsontwikkeling1 is het boekje ‘Cradle to Cradle als inspiratiebron voor duurzame gebiedsontwikkeling’ dat begin 2009 verscheen. Hierin zijn 5 aandachtspunten, of zoals de visiegroep het noemt, noties beschreven. In deze noties staan mogelijkheden om duurzaamheid daadwerkelijk als uitgangspunt te nemen in gebiedsontwikkeling. Nu resteerde alleen nog de vraag ‘hoe maak je de noties in een project concreet?’ De Metrokaart kan hierbij helpen. Deze kaart is ontwikkeld naar aanleiding van werksessies met een aantal projectleiders van de Dienst Landelijk Gebied die werkzaam zijn in gebiedsprojecten. Bij elke notie hoort een lijstje met vragen. Door de vragen systematisch te beantwoorden, kom je erachter welke duurzaamheidsnoties een belangrijke rol spelen in het uit te voeren project. De 5 noties De 5 noties die de basis zijn voor de metrokaart zijn: • • • • •

Stromen en kringlopen Kapitaal van het gebied Waardecreatie Ruimte in planontwikkeling Duurzame evolutie

1 De visiegroep C2C in gebiedsontwikkeling bestaat uit Bruno Doedens (kunstenaar), Wim Hartman (stedebouwkundige), Vincent Kuypers (WUR), Sybrand Tjallingi (TU Delft), Arjen Meeuwsen (landschapsarchitect), Tjibbe Winkler (GIDO) Pieter Boone, Carla Roghair, Vincent Tiel Groenestege (Dienst Landelijk Gebied) en Martine de Vaan (Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf)

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— VAN VISIE NAAR AANPAK —

Stromen en de kringloop

Hierbij ligt de focus op inzicht krijgen in de kringlopen en de actoren die hierbij betrokken zijn. Gekeken moet worden naar kringlopen die zich in het gebied bevinden en kringlopen die groter zijn dan het gebied. 59 Kapitaal van het gebied

Hierbij ligt de focus op wat er in de omgeving aanwezig is aan mogelijke hulpbronnen (landschap en mensen die er wonen) om de opgave te realiseren. Specifiek wordt er gekeken naar de onderwerpen die leven in het gebied en wat de krachten van het gebied zijn. Dit kan vergeleken worden met een sterkte zwakte analyse (SWOT-analyse) Waardecreatie

Hierbij is de focus om naast de projectdoelen ook naar andere doelen te kijken. En steeds te kijken welke waarden verschillende actoren in een gebied belangrijk vinden en welke waarden ze willen creëren, op de aspecten people, planet en profit. Tevens wordt er gekeken naar combinaties van doelen en projecten die op lange termijn waarden kunnen geven aan het gebied.

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND


— VAN VISIE NAAR AANPAK —

Ruimte voor planontwikkeling

Hierbij wordt de focus gelegd op het creëren van ruimte in de plantontwikkeling. Dit wordt gedaan door naar de intenties te kijken die achter het plan schuil gaan. Duurzame evolutie

Hierbij wordt de focus gelegd op de potenties van het gebied en het benutten ervan. Aandacht is er verder voor urgenties de nu spelen in het gebied en over een aantal jaren. De metrokaart is bedoeld als een handig instrument dat je laat zien hoe een duurzame weg ingeslagen kan worden bij de start van een project. ‘Cradle to Cradle is geen methode, maar een andere manier van kijken naar gebieden’. Voor meer informatie en het downloaden van de metrokaart: w w w.dlg.nl of mail naar v.a .m.tiel.groenestege@dlg.nl

60

Vincent Tiel Groenestege

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— VAN VISIE NAAR AANPAK —

BREAAM NL INSTRUMENT

DUTCH GREEN BUILDING COUNCIL De Dutch Green Building Council (DGBC) is in 2008 ontstaan en komt voort uit de bouw -en vastgoedwereld vanwege de toenemende vraag naar toetsing van duurzame gebouwen met een internationaal erkend keurmerk. De DGBC koos voor het keurmerk BREEAM omdat dit een Europees erkend label is, dat is te vergelijken met het Amerikaanse LEED1. (www.dgbc.nl) Naast het keurmerk ‘BREEAM-NL Nieuwbouw’ is ook een tweede en derde keurmerk ontwikkeld te weten ‘BREEAM-NL Bestaande Bouw en Gebruik’ en ‘BREEAM-NL Gebiedsontwikkeling’. In september 2011 zijn DGBC, CROW en Rijkswaterstaat begonnen met de ontwikkeling van ‘BREEAM-NL Infra’. 61

Het benoemen van waardeonttrekkingen en -toevoegingen en hun onderlinge relatie. BREEAM-NL is een beoordelingsmethode om de duurzaamheidprestatie van bestaande gebouwen, nieuwbouw en gebieden te bepalen. Het legt de prestaties vast op 9 verschillende thema’s. Het BREEAM-NL keurmerk waardeert zowel de afzonderlijke aspecten, daar waar ze duurzamer zijn dan voorgeschreven, maar waardeert ook nadrukkelijk het behalen van synergie, gebiedsmanagement en de wijze waarop de financiering is georganiseerd. Voor beleggers is het aantrekkelijk om te kiezen voor gebouwen met een BREEAM-NL keurmerk. Grote internationale organisaties huisvesten graag in internationaal erkende duurzame gebouwen om zo hun duurzame bedrijfsdoeleinden te etaleren. Daarnaast speelt de reductie van exploitatiekosten een grote rol.

1

Leadership in Energy and Environmental Design, Amerikaanse certificering voor duurzame gebouwen.

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND


— VAN VISIE NAAR AANPAK —

Instrument

Duurzaamheidsthema’s Management

V

X

X

Energie

V

V

V

X V

Gezondheid en Welzijn

V

V

X

X

Vervuiling

V

X

X

X

Transport

V

X

V

X

Landgebruik & Ecologie

V

X

X

X

Water

V

V

V

X

Materialen en Afval

V

V

V

X

Overige kenmerken Toepassingsgebied

Ontwerp-procestool

Ontwerptool

Ontwerptool

Ontwerptool

Kwaliteitsborging

Certificeerbaar

Nee

Nee

Nee

Scope

Uitgebreid

Beperkt

Beperkt

Beperkt

Leverancier

Onafhankelijk

Marktpartij

Marktpartij

Marktpartij

Overzicht van resultaten van onderzoek TU Delft

62

De TU Delft heeft in een onderzoek 4 verschillende instrumenten om de duurzaamheid van gebouwen te meten naast elkaar gelegd. GPR-gebouw, BREEAM, GreenCalc+ en de energielabels voor woningen. BREEAM beslaat de meeste duurzaamheidsthema’s. Voor meer informatie: www.dgbc.nl

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— VAN VISIE NAAR AANPAK —

GREEN STEPS 1

2

1 Speelveld

backcasting

3

Ambities (visie)

Visioning g

Future

Doelstellingen

3 (maatregelpakket)

5

5

Uitwerking en toetsing

Present

4

4 Realisatiestrategie

VI SI E OP A AN PAK

ADVIES- EN INGENIEURSBUREAU DHV DHV is een ingenieurs- en adviesbureau dat adviseert op het gebied van infra & mobiliteit, water & milieu, ruimte & vastgoed en industrie. DHV heeft ervaring opgedaan met het duurzaam ontwikkelen van gebieden, in stedelijk gebied, kleine kernen en in het buitengebied, zowel voor woningbouw als bedrijventerreinen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de GreenSteps aanpak, welke gebaseerd is op de wetenschappelijk onderbouwde methodiek ‘The Natural Step’ van dr. Karl-Henrik Robèrt. Deze methode gaat uit van het gezamenlijk formuleren van een toekomstbeeld waar vervolgens aan de hand van een flexibel maatregelenpakket naar toe wordt gewerkt. 63

Schema backkasting

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND


— VAN VISIE NAAR AANPAK —

Visie op aanpak: backcasting centraal Centraal in de GreenSteps aanpak staat backcasting: het ontwikkelen van een visie op de duurzame ontwikkeling van een gebied vanuit een integraal toekomstbeeld voor de lange termijn. Die manier van werken blijkt een aantal belangrijke voordelen te hebben. Ten eerste worden mensen aangezet tot het ontwikkelen van een out-of-the-box visie, omdat ze minder denken vanuit het hier en nu (extrapoleren van huidige mogelijkheden, inclusief alle praktische belemmeringen daarbij), maar juist op zoek gaan naar een ideaalbeeld voor de toekomst. Daardoor blijken ook allerlei onverwachte mogelijkheden in beeld te komen. Financiering: zoeken naar synergie maakt maatregelen beter financierbaar

64

Combineer duurzame ingrepen. Daardoor gaan maatregelen elkaar niet alleen inhoudelijk versterken, maar neemt vaak ook de kosteneffectiviteit toe én wordt de herkenbaarheid van duurzaamheid vergroot. Zo wordt ook de financierbaarheid van maatregelen vergemakkelijkt, omdat deze op meerdere vlakken toegevoegde waarde hebben. Dat biedt de mogelijkheid om verschillende budgetten te combineren. Partijen: co-creatie leidt tot draagvlak en doorzettingskracht Het is van cruciaal belang om lokale stakeholders en partijen te betrekken bij de planvorming. Zij kennen de situatie als geen ander en zijn in staat om slagvaardige coalities te smeden op lokaal niveau. Voor het ontwikkelen van de visie op de duurzame ontwikkeling van het gebied maken we daarom gebruik van co-creatie. De stakeholders worden daarbij uitgedaagd om duurzaamheid voor zichzelf te expliciteren, zodat onverwachte invalshoeken en locatie-specifieke thema’s naar voren komen. Bovendien wordt direct duidelijk hoe grondeigenaren of bewoners kijken naar duurzaamheidsthema’s. Door het proces van co-creatie is het draagvlak voor de ideeën voor een belangrijk deel ingebakken in het proces. Dat betekent dat in het vervolgtraject ook de uitvoering eenvoudiger zal zijn:

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— VAN VISIE NAAR AANPAK —

minder hindermacht want zelf (mee)bedacht. Proces: visie uitwerken in uitvoeringsprogramma flexibel maatregelpakket In de visie staan doelstellingen centraal. Vervolgens wordt vanuit deze doelstellingen via backcasting een maatregelpakket ontwikkeld dat bij gaat dragen aan realisatie daarvan. Dat maatregelpakket is flexibel: het gaat er om dat er maatregelen worden genomen die een stap in de goede richting zetten, maar de invulling daarvan is flexibel. Zeker in deze tijd van sterk gefaseerde en organische ontwikkeling is dat van groot belang, omdat zo op doelstellingniveau voldoende richting wordt gegeven, maar op maatregelniveau voldoende flexibiliteit behouden blijft om in te kunnen spelen op toekomstige veranderende omstandigheden. Borging: realisatiestrategie integreert duurzaamheidopgave in planproces Als een solide visie is ontwikkeld en een bijbehorend maatregelpakket (in ieder geval voor de korte termijn) is uitgewerkt, dan moet uiteraard nog de uitvoering georganiseerd worden. Een goede realisatiestrategie is daarvoor cruciaal. Deze moet helder maken wie wat op welk moment moet doen om tot realisatie te komen. De duurzaamheidopgave wordt zo geïntegreerd in het reguliere planproces. Inzet van een projectleider duurzaamheid draagt zorg voor blijvende agendering en inspiratie en monitoring van realisatie. Meer informatie: www.dhv.nl/Markten/Gebiedsontwikkeling Duurzame-Gebiedsontwikkeling

Thérèse van Gijn, leading professional duurzame gebiedsontwikkeling, DHV B.V. sustainability

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

65


— VAN VISIE NAAR AANPAK —

VOORBEELD: DE BINCKHORST

Recent heeft DHV in opdracht van de gemeente Den Haag een Nota Duurzaamheid opgesteld voor de herontwikkeling van het gebied De Binckhorst. Belangrijkste uitdaging daarbij bleek vooral het borgen van totstandkoming van een werkelijk duurzaam gebied, in de context van een organische gebiedsontwikkeling, waarbij de gemeente vooral faciliteert en ontwikkelingen in de markt de invulling van het gebied bepalen.

66

De realisatiestrategie legt de nadruk op het beter doen van dingen die toch al moeten en op het gebruik maken van de kansen die organisch ontwikkelen biedt. Dat laatste vereist vooral een flexibele slagvaardige projectorganisatie die gericht goede ontwikkelingen in het gebied initieert en ondersteunt. Daarmee wordt ook gepleit voor een maatwerkaanpak die, met het gewenste eindbeeld voor ogen, aanpasbaar is op de ontwikkelingen in het gebied. Met name dat laatste kan niet gemeentebreed op instemming rekenen: niet iedereen wil vastgesteld generiek beleid flexibeler toepassen. Daarmee wordt duidelijk dat duurzaam organisch ontwikkelen niet alleen leidt tot nieuwe inhoudelijke vragen, maar ook tot belangrijke nieuwe organisatorische vraagstukken.

Binckhorst Den Haag, oud versus nieuw

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— VAN VISIE NAAR AANPAK —

Gebiedsontwikkeling vanuit het perspectief van Milieu Ruimte en Economie (MRE-benadering) VI SI E OP A AN PAK

BOUWFONDS ONT WIKKELING Bas van de Griendt introduceert namens Bouwfonds de MRE-benadering, oorspronkelijk ontleend aan de sanering en herontwikkeling van gasfabrieksterreinen (Van de Griendt, 1998). Dit instrument is ontwikkeld omdat er volgens Bouwfonds geen methode bestaat die naast milieu en duurzaamheid ook rekening houdt met de financieel-economische aspecten die juist voor de vastgoed- en gebiedsontwikkeling zo belangrijk zijn. Bouwfonds gebruikt de MRE-benadering en bijbehorende instrumenten bij de ontwikkeling van Erasmusveld (Den Haag), Rijnenburg (Utrecht) en Bloemendalerpolder (Weesp). In de visie en de aanpak van Bouwfonds staan milieu en duurzaamheid niet op zichzelf, maar steeds in een directe relatie met andere aspecten van gebiedsontwikkeling, waaronder ruimtelijke aspecten (bijv. programma en ontwerp) en financieel-economische aspecten (o.a. grond- en opstalexploitatie), zónder daarbij het belang van consumenten en eindgebruikers uit het oog te verliezen. Van duurzaam ontwikkelen is daarbij pas sprake wanneer we de Triple P benadering van People, Planet en Profit weten te verbinden met het begrip (ruimtelijke) kwaliteit dat staat voor gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Dat begint door in eerste instantie te focussen op thema’s die enerzijds aansluiten bij de kenmerken van een gebied (en de omgeving) en die anderzijds de gebruikskwaliteit en toekomstwaarde van woningen vergroten, zoals bijvoorbeeld GPR Gebouw1 dat voorstaat. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de Green Score Card. Belangrijk daarbij is dat niet alleen een relatie wordt gelegd tussen milieu en 1

GPR-gebouw zet ontwerpgegevens van gebouwen om naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid.

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

67


— VAN VISIE NAAR AANPAK —

duurzaamheid met de ontwikkeling op gebouw- én gebiedsniveau, maar dat daarbij vanaf het begin ook de financieeleconomische aspecten worden meegenomen. Daarbij worden geen middelen voorgeschreven, maar vooral doelen gesteld. Eerst gaat het om de vraag ‘doen we de goede dingen?’ en pas daarna om de vraag ‘doen we de dingen goed?’ Uitgangspunt daarbij is steeds dat een plan haalbaar en betaalbaar moet zijn. Voor uitwerking van thema’s kunnen verschillende ambitieniveaus worden onderscheiden die, afhankelijk van de gestelde doelen, andere maatregelen en voorzieningen vragen en andere

68

Green Score Card De Green Score Card is een analysetool, onderdeel van de MRE-benadering, waarmee je inzicht krijgt in vooral die thema’s die aansluiten bij de kenmerken van een gebied c.q. project als het gaat om milieu en duurzaamheid. Het zijn juist die gebiedskenmerken waarop je volgens Bouwfonds moet excelleren, terwijl je in de andere domeinen gewoon goed moet presteren. Deze inzichten uit de praktijk zijn verder uitgewerkt door de Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling en worden beschreven in ‘Doe de tienkamp!’ (zie pagina 33)

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— VAN VISIE NAAR AANPAK —

kosten en baten met zich meebrengen. Wanneer we uitgaan van drie niveaus gaat het om: • Niveau 1 betreft algemeen geldende regels die een zekere basiskwaliteit (goed) moeten garanderen. Bijvoorbeeld een EPC 0,6 voor woningen zoals het Bouwbesluit dat thans voorschrijft. • Niveau 2 gaat over een extra kwaliteit (beter) die betrokken partijen (publiek en/of privaat) willen realiseren of die in algemene afspraken reeds is of nog moet worden vastgelegd. Bijvoorbeeld een EPC 0,4 i.p.v. 0,6 conform de 2015 doelstellingen van het Lente-akkoord. • Niveau 3 ten slotte is het maximaal denkbare (best). Voor energie zou dat een volledig CO2 neutraal gebied kunnen zijn. Dus niet alleen het gebouw- en gebiedsgebonden energiegebruik, maar ook het gebruikersdeel en waarbij je bovendien rekening houdt met maatschappelijke trends, bijvoorbeeld elektrisch vervoer (e-mobiliteit). In principe zijn deze ambitieniveaus onafhankelijk van plaats (schaal) en tijd (termijn), ook al hebben sommige eerder betrekking op gebouw- dan op gebiedsniveau en zijn bepaalde ambities al op korte en andere pas op de lange(re) termijn te realiseren. Belangrijk bij duurzame gebiedsontwikkeling is dat de vraag welke ambities en kwaliteiten gewenst en haalbaar zijn vanaf het begin en steeds opnieuw wordt gesteld. Voor meer informatie: NAW Dossier ‘3 Duurzame gebiedsontwikkeling’ van december 2009 Hoofdstuk A9 van het ‘Handboek Projectontwikkeling’ van Ed Nozeman (red.) 2010 Reed Business, http://ontwikkeling.bouw fonds.nl/visie-aanpak /duurzaamheid

Bas van de Griendt, milieumanager Bouwfonds Ontwikkeling

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

69


— VAN VISIE NAAR AANPAK —

VOORBEELD: BLOEMENDALERPOLDER BIJ WEESP

Een project waarbij de MRE-benadering wordt toegepast is de Bloemendalerpolder bij Weesp. Volgens de ontwikkelingsvisie zal dit gebied worden ingericht als een gecombineerd woon-, natuur- en recreatiegebied. Daarbij wordt het wonen op harmonieuze wijze geïntegreerd in het groen-blauwe raamwerk en wel zodanig dat dit aansluit bij de kenmerkende typologieën van de Vechtstreek en het Plassengebied. Er wordt een landschappelijke benadering gehanteerd, gekoppeld aan de wateropgave. Dat betekent dat duurzaamheid meer is dan energie alleen. Water, natuur en landschap zijn voor de Bloemendalerpolder evenzeer belangrijke thema’s.

70

Artist Impression Bloemendalerpolder

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— TOT SLOT —

Er broeit iets in Nederland RNR GROEP

CEES ANTON DE VRIES

Een jaar of vier geleden stond ik naast een bekende wethouder voor een zaal met bazen van bouwbedrijven en ontwikkelaars. Hij vertelde enthousiast dat hun bedrijven dertig jaar geld verdiend hadden in zijn gemeente, maar dat die tijd voorbij was. Voortaan zou de gemeente het wel zonder hen doen! Ik herinner me de verbaasde en lacherige ogen. Er was ongemak, maar niemand geloofde de wethouder echt. Maar onlangs mompelde een van de projectontwikkelaars tegen me, dat zijn bedrijf vroeger geen projecten deed kleiner dan 26 woningen en nu was het bedrijf enorm blij als het één project in portefeuille zou hebben met 26 woningen. En hij voegde eraan toe dat hij zich erbij had neergelegd dat die verandering structureel is. De crisis is niet tijdelijk. Het is geen korte dip in een praktijk die strakjes weer ‘back to normal’ beweegt. Dat besef dringt door bij bestuurders, financiers en ontwerpbureaus. Het is ook de rode draad in de voorgaande bijdragen in deze bundel. Als het gaat om gebiedsontwikkeling dan worden ontwikkelaars, bouwers, adviseurs en ontwerpers in beslag genomen door de ene saneringsronde na de andere; gemeenten hebben het grote afboeken op grond in gang gezet; en het rijk is erg druk met het ‘de andere kant op kijken’. De conclusie is gerechtvaardigd dat al deze betrokken organisaties in de fase van rouwverwerking verkeren. De veranderingen ‘overkomen’ ze en het management besluit tot defensieve strategieën. Maar hoe anders is dat als je met de mensen persoonlijk praat. Er zijn veel professionals in de gebiedsontwikkeling die nieuwe kansen zien. Tijdens de finale van de 9e EO-Wijers prijsvraag in Veendam, gonsde het van het optimisme. Een lid van de vakjury signaleerde ‘een paradigmasprong’, inzenders hadden zich massaal gestort op nieuwe waardecreatie met burgers en een gedeputeerde nam zich voor om juist in het gevoelige windenergie dossier samen met het rijk en de burgers tot gedragen oplossingen te komen. Ook in de recent gehouden eerste masterclass duurzame ontwikkeling van de Neprom bleken de deelnemers persoonlijk bereid en in staat om zelf nieuwe wegen in te slaan. Een deelnemer formuleerde het als volgt:

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

71


— TOT SLOT —

72

“Voorheen ontwikkelde ik een plan met allerlei duurzame opties. Dat materiaal werd door de commerciële collega’s opgenomen in brochures en keuzelijstjes. Zij klaagden dan dat het plan te duur werd. We presenteerden dan wel duurzame projecten, maar in de praktijk sneuvelden bijna alle maatregelen. Nu doe ik het anders. Ik geef aan de commerciële collega’s een kaal plan. Dat is goedkoop en daar worden ze enthousiast van. Maar de verkoopgesprekken, die voer ik zelf. Ik heb dan mijn huiswerk goed gedaan en heb een hele reeks duurzame maatregelen op zak. Ik verken dan met de potentiële kopers wat ze echt belangrijk vinden en probeer dat zo goed mogelijk te vertalen in toegesneden maatregelen. Dat loopt geweldig! Het gaat erom dat je deskundig en met plezier samen iets moois maakt. Dat is integraal ontwikkelen.” Er broeit iets in Nederland. In de gebiedsontwikkeling ontstaan twee werelden naast elkaar. Aan de ene kant zijn de grote organisaties en hun managers en beleidsmakers vooral bezig met risicobeheersing en kostenreductie. Voorzichtig en soms verkrampt heerst hier de zucht naar zekerheid. Aan de andere kant zijn er de individuen die genieten van de nieuwe wind en veel nieuwe kansen zien. Het zijn vaak ZZP’ers, maar ook mensen bij marktpartijen en overheden. Ze werken ‘under the radar’ en genieten volop van elke kleine doorbraak. Veel grote private en publieke organisaties enten hun gedrag en beslissingen vooral op procedures en mechanismen die stammen uit de tijd voor de crisis. En dat is logisch. Ze willen hun rol goed vervullen en zich kunnen verantwoorden. Ze zijn gewend geraakt te werken op basis van ‘toegevoegde dynamiek’. Het ging om woningen, bedrijfsterreinen en infrastructuur die van buiten in het gebied landden. Ze hebben decennia succesvol gewerkt met programma’s, geld en regels die niet door hen zelf maar door anderen bepaald waren. De nieuwe individuele professionals werken met (gebieds)eigen dynamiek. Daarbij staat centraal wat het ‘stofgoud’ is van het gebied zelf: dat kan alleen worden ontgonnen wanneer de geschiedenis en de bestaande kwaliteiten van het gebied worden ontwikkeld door mensen en organisaties die zelf hun urgenties formuleren. Hierbij ontstaan processen die vooral gekenmerkt worden door persoonlijke focus en wederzijdse aantrekkelijkheid. Ze zijn zeker in het begin klein en bescheiden. Maar op de juiste manier verbonden kunnen ze geweldig doorgroeien. Deze twee werelden van gebiedsontwikkeling ontstaan naast elkaar. En ze mengen slecht. De één beticht de ander nogal eens van ‘hobbyisme’ en omgekeerd wordt te pas en te onpas het label ‘oud denken’ gebruikt. En

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING


— TOT SLOT —

dat is jammer. Want Nederland heeft beide werelden hard nodig. Het is belangrijk dat de op beheersing gerichte managers gewaardeerd worden op de vaak ondankbare rol die ze pakken. Ze brengen het onvermijdelijke slechte nieuws en ze nemen de onvermijdelijke pijnlijke beslissingen. Hier past respect en steun. Ook van de nieuwe professionals. Aan de andere kant is het ook belangrijk dat de op ontwikkeling gerichte kleine initiatieven gewaardeerd worden. Omdat ze hun nek uitsteken, omdat ze het onzeker pad van nieuwe combinaties verkennen. Hier past respect en steun. Ook van de gevestigde opinion leaders. De wethouder voor de zaal met verbaasde bouwers en ontwikkelaars kan het niet alleen. Hij heeft de steun nodig van een ambtelijk apparaat, dat de pijnlijke spagaat voelt tussen loyaliteit aan de authentieke bestuurder enerzijds en het in de loop der jaren gegroeide web van procedures anderzijds. En de projectontwikkelaar die in zijn eentje een nieuw werkproces maakt kan het ook niet alleen. Hij heeft de erkenning nodig van zijn collega’s en bazen die de pijnlijke spagaat voelen tussen snijden de kosten enerzijds en nieuwe kansen stimuleren anderzijds. Gebiedsontwikkeling is een boeiend werkveld. Het overzichtelijke landschap met snelwegen naar het grote geld is voor goed achter de horizon verdwenen. Ambtenaren, ondernemers en ontwerpers die denken al hun reizen met ‘cruise control’ te kunnen volbrengen krijgen nog een zware tijd. Maar mensen die bereid zijn zich te verdiepen in de specifieke noden van het gebied en te werken met het aanwezige plezier en de randvoorwaarden van andere betrokkenen gaan een mooie periode tegemoet. Het zijn de mensen die in staat zijn ‘care’ en ‘courage’ te combineren in hun werk, die succes zullen boeken. ‘Care’ voor de mensen die louter blijven werken met boterbriefjes van iemand anders en ‘toegevoegde dynamiek’. En ‘courage’ voor de mensen die werken met wat ze zelf belangrijk vinden en met ‘gebiedseigen dynamiek’. De komende jaren zal het succes worden geboekt in allerlei nieuwe arrangementen. Combinaties van individuele professionals en grote bedrijven; allianties van publieke en private initiatieven en regionaal verankerde tijdelijke verbanden van burgers en bedrijven. Dat is duurzame gebiedsontwikkeling.

Cees Anton de Vries, partner RNR Group

VAN NICHE NAAR COMMON GROUND

73


— COLOFON —

Colofon In de compacte Nirov Output reeks publiceert het Nirov de resultaten van zijn programma-activiteiten. Deze publicatie is tot stand gekomen dankzij een bijdrage van de Nirov-partners. Aan deze output werkten mee: Marjon Bosman, Saskia Engbers, Jeroen Niemans en Christine Oude Veldhuis (allen Nirov) Jeroen Akse (provincie Drenthe), Marc Buiter (Platform DGO), Agnes Franzen (TU Delft), Thérèse van Gijn (DHV), Bas van de Griendt (Bouwfonds), Werncke Husslage (provincie Zuid-Holland), Henk Kamphuis (ministerie I&M), Wim van de Kerkhof (Grontmij), Ab van Luin (NLBW), Jeroen Roeloffzen (gemeente Almere), Chris Roorda (DRIFT), Mirjam Schmull (RAU architecten), Mark Spetter (DGBC), Vincent Tiel Groenestege (DLG), Martine de Vaan (RVOB), Cees Anton de Vries (RNR Group), Frank Weijnen (DHV) Eindredactie: Marjon Bosman en Saskia Engbers 74

Afbeelding omslag: De bocht van de Herengracht te Amsterdam, Gerrit Adriaensz. Berckheyde, 1671-1672 (Rijksmuseum Amsterdam)

Vormgeving: Studio Vruchtvlees, Den Haag Druk: Platform P, Rotterdam Oplage: 500. Deze publicatie is ook te downloaden op www.nirov.nl/duurzame gebiedsontwikkeling Uitgave van: Nirov Postbus 30833 2500 GV Den Haag info@nirov.nl Copyright Nirov, april 2012 ISSN: 1871-4730

STATE OF THE ART DUURZAME GEBIEDSONTWIKKELING



Adres Binckhorstlaan 36 2516 BE Den Haag Postadres Postbus 30833, 2500 GV Den Haag tel 070 302 84 84 fax 070 361 74 22


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.