Overheid moet zorgen voor gelijk speelveld

Page 1

IN T E RV I E W JA N T E RLOUW

Jan Terlouw

8

FACILITY MANAGEMENT MAGAZINE | 188 | MAART 2011


JAN TERLOUW I N T E RV I E W

Groei duurzame energievoorziening mondjesmaat

Overheid moet zorgen voor gelijk speelveld Ondanks een jarenlange discussie heeft duurzaamheid in Nederland nog steeds geen prioriteit. Dat constateert Jan Terlouw als voorzitter van het Platform Energietransitie in de Gebouwde Omgeving. Het bedrijfsleven kan niet overgaan op duurzame energie als die de eerste vijftien jaar nog duurder is dan niet-duurzame energiebronnen. ‘Je krijgt het niet voor elkaar op het gebied van duurzame energievoorziening zonder een overheid die regels stelt om de concurrentiepositie bij investeringen in duurzame energie gelijk te houden.’ INTERVIEW: MARION VISSER-DE BOER | FOTO: MICHAEL KOOREN

‘Wie om zich heen kijkt en de wat oudere bedrijventerreinen ziet, kan haast niet anders dan constateren dat daar sprake moet zijn van een enorm energiebesparingspotentieel. Tot nu toe is het echter erg moeilijk gebleken om die potentie ook daadwerkelijk te benutten’, constateert Jan Terlouw. Als voorzitter van het Platform Energietransitie in de Gebouwde Omgeving was hij gastspreker op het eerste symposium van het Platform Duurzame Huisvesting. Dit platform is opgericht door branche-, kennis- en koepelorganisaties die een belangrijke rol spelen in de professionele huisvesting in de bestaande utiliteitsbouw. Het platform richt zich op het verduurzamen van de keten van professionele huisvesting door

samenwerking tussen vraag en aanbod te stimuleren en gesignaleerde knelpunten weg te nemen. Doel is om binnen vier jaar voor 80 procent van de problemen een oplossing te hebben. Tijdens het symposium ‘Duurzame Huisvesting: wie is aan zet?’ presenteerde het platform enkele bewezen oplossingen voor het verduurzamen van de keten. ‘Duurzame huisvesting heeft alles te maken met de gebouwde omgeving van Nederland’, zegt Terlouw. ‘Hoe zijn wij gehuisvest? Hoe duurzaam is dat? Duurzaamheid zit in de materialen waarmee je bouwt, maar tegenwoordig vooral in het energieverbruik. Energieverbruik heeft daarom prioriteit in de duurzaamheidsdoelstelling. Juist hier kunnen ontzaglijk veel

FACILITY MANAGEMENT MAGAZINE | 188 | MAART 2011

9


IN T E RV I E W JA N T E RLOUW

Daarom moet de overheid zorgdragen voor een gelijk speelveld. Daar heb je overheidsregels voor nodig. De markt moet het doen, maar de overheid moet de regels stellen waardoor het mogelijk wordt voor het bedrijfsleven. Deze regels moeten vooral een gelijk speelveld garanderen.’

Hoe kan de overheid een gelijk speelveld garanderen?

resultaten worden geboekt. 41 procent van het energieverbruik in Nederland zit in de gebouwde omgeving. Hier valt veel op te bezuinigen. Tot dusverre heeft men zich daar weinig van aangetrokken. Een makelaar besteedt aan allerlei aspecten veel aandacht, maar als je wilt weten wat het energieverbruik is, moet je daar apart om vragen. In een verkoopadvertentie van een pand staat nooit wat het energieverbruik is, terwijl dit wel een grote kostenpost is. Als we de doelstellingen van Europa en zeker ook van Nederland willen halen op het gebied van CO2-uitstoot, duurzame energie en minder energieverbruik, dan

politieke partijen. Toen ging het er al over. De aandacht voor het onderwerp is toegenomen, maar we schieten niet op. Slechts 4 procent van de energie die wij gebruiken is van duurzame oorsprong, terwijl er duurzame energie in overvloed is. Denk aan de zon en de daardoor opgewekte wind. We geven het echter nog steeds geen prioriteit. Het voelt niet als urgent. Het voelt alsof er een overvloed is aan niet-duurzame energiebronnen en het niet uitmaakt dat je deze gebruikt. Daarnaast zijn er enorme belangen gemoeid met de handel in energie. Per jaar wordt er zo’n 400 miljard dollar geïnvesteerd in booreilanden

‘De markt moet het doen, maar de overheid moet de regels stellen’ zullen we heel veel moeten doen in de gebouwde omgeving. Daar kan het Platform Duurzame Huisvesting een bijdrage aan leveren.’

Er wordt zowel in de politiek als in de wetenschap en het bedrijfsleven al heel lang gediscussieerd over duurzame energie en vermindering van fossiele brandstoffen. Hoe komt het dat er dan toch zo weinig gebeurt? Terlouw knikt: ‘Ik vond laatst nog een toespraakje van mijzelf van Kerstmis 1974 voor de zendtijd van

10

en dergelijke. Het is vreselijk moeilijk om die belangen om te buigen naar een energievorm die de eerste vijftien jaar nog duurder is. Dat krijg je niet gedaan als je het op zijn beloop laat. Er moet actieve politiek op gevoerd worden en dat is onvoldoende gebeurd. Men heeft het gelaten aan het bedrijfsleven en dat kan het niet. Het bedrijfsleven kan niet overgaan op duurzame energie als je daar nog vijftien jaar lang een slechte ‘return on investment’ op boekt.

FACILITY MANAGEMENT MAGAZINE | 188 | MAART 2011

Terlouw: ‘Bijvoorbeeld door op te leggen dat iedere energieproducent de komende drie jaar 5 procent van zijn investeringen in duurzame energie moet investeren en de jaren daarna 10 procent. Wie het niet doet, diens product komt er niet in. Hiermee kan de overheid iedereen opleggen te investeren in duurzaamheid, maar laat zij aan de markt over hoe deze dat invult. De een kan kiezen voor bio-energie, terwijl de ander inzet op zonneenergie. Iedereen levert daarmee wel een bijdrage aan de verduurzaming van het energieverbruik.’

In hoeverre heeft de aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen bijgedragen aan meer duurzaamheid? Terlouw: ‘Maatschappelijk verantwoord ondernemen uit zich in leuk zijn voor personeel en de directe omgeving en duurzaam zijn waar het uit economische overwegingen kan. Als je dat criterium er niet bijhaalt, gaat het bedrijf failliet. Je kunt niet blijven investeren als de concurrent het goedkoper kan. Dus duurzaam verantwoord ondernemen wordt altijd afgewogen tegen de baten. Je krijgt het niet voor elkaar op het gebied van duurzame energievoorziening zonder een overheid die regels stelt om de concurrentiepositie bij investeringen in duurzame energie gelijk te houden.’

In hoeverre is de overheid daarmee een bepalende factor? Terlouw: ‘De overheid is een buitengewoon bepalende factor voor de samenleving. De overheid heeft in mijn ogen drie belangrijke taken. Ten eerste veiligheid in de vorm van onder meer politie en leger. Ten tweede rechtvaardigheid, waaronder onderwijs, gezondheidszorg en sociale rechtvaardigheid. Ten derde


JAN TERLOUW I N T E RV I E W

toekomstbewaking. Daar gaat het hier over. De overheid is de enige die zich kan permitteren investeringen te doen met een lange termijn voor de ‘return on investment’. Daarom financiert de overheid onderzoeken bij universiteiten en onderzoekscentra. Dat gaat over onderzoek voor langer dan tien jaar.’

Toch kijkt de politiek vaak niet verder dan een jaar of vier. Terlouw: ‘Dat is de zwakte van de parlementaire democratie. Politici zijn geneigd te kijken tot de volgende verkiezingen en te doen wat mensen leuk vinden met het oog op de volgende verkiezingen. Dat is te beperkt. Het is niet zo dat partijen dat alleen maar doen, maar ze hebben wel die neiging. Daar staat tegenover dat dit in dictaturen niet anders is. Ook daar wordt geen beleid voor de hele lange termijn gevoerd. Het zit zo in de menselijke natuur om in het hier en nu te leven. Het zit in onze Darwinistische genen. Als je onze hersenen ontdoet van emoties en puur wetenschappelijk analytisch kijkt, zie je wat er moet gebeuren. Natuurwetenschappers doen dat. Die zijn daardoor in staat ongelooflijk grote prestaties te leveren. Dat is niet te beschrijven zo geweldig. Dan gaan we naar Mars en graven een gaatje in de bodem, of we zetten een man op de maan. We doen een operatie via een slagader in de hersenen op afstand bestuurd. De wetenschap, indien ontdaan van emoties en puur analytisch, kan vrijwel alles.’

Maar dan komt het moment dat de wetenschappelijke ontdekkingen moeten worden uitgevoerd in de praktijk. Terlouw: ‘Op het moment dat de wetenschappelijke resultaten praktische toepassing krijgen, komen de mens, de politiek en de samenleving in beeld. Dan wordt wat wetenschappelijk tot stand is gekomen onherroepelijk vermengd met emoties, gevoelens en belangen. Dan is er geen sprake meer van zuivere wetenschap. Dat kan ook niet anders. De politiek kan niet alleen maar wetenschappelijk handelen. Ik heb zelf dertien jaar als wetenschapper natuurkundig onderzoek

gedaan, en dan zoek je naar de waarheid. Als het goed is naar niets anders dan de waarheid. Dan kan het je niets schelen wat de emotionele of maatschappelijke aspecten zijn van die waarheid. Het gaat alleen maar om de waarheid. Ga je naar de politiek, dan verandert dat totaal. Dan kijk je naar de haalbaarheid. Wat kan ik doen? Wat kan niet? Wat vinden we leuk? Dan gaat het er niet meer om dat die zak peren zwaarder is dan die zak appels, maar of we liever peren of appels eten. Dat is een heel andere afwe-

ontbreekt het aan de wil om hierop langetermijnbeleid te voeren. Wie is dan aan zet? Terlouw: ‘Ik vind alle partijen belangrijk. Het bedrijfsleven heeft de innovatiekracht, de flexibiliteit, de dynamiek en financieringskracht – veel meer dan de overheid – om hier iets mee te doen, maar wordt beperkt door het feit dat het winst moet maken. Het kan daardoor geen investeringen doen ‘alleen maar’ voor een mooie toekomst. De wetenschap kan met onderzoek en ontwikkeling nieuwe duurzame

‘Duurzaam verantwoord ondernemen wordt altijd afgewogen tegen de baten’ ging. De politiek weegt niet, maar weegt af. Als we echt langetermijnbeleid willen voeren, zullen we echter zoveel mogelijk van die analytische hersenen gebruik moeten maken.’

We moeten onze emoties dus meer uitschakelen, of de wetenschap aantrekkelijker maken. Is er een manier om de wetenschappelijke resultaten meer sexy, populairder te maken? Terlouw: ‘Daar zou een wetenschapper best iets aan kunnen doen. Dat ligt echter niet in zijn aard. Een wetenschapper is naar zijn aard een twijfelaar. Hij denkt altijd: Kan het anders, kan het beter? Dat is niet sexy. Ik heb wetenschappers vaak gevraagd met ons op de barricaden te komen. Etaleer de twijfel niet zo. Een wetenschapper moet die twijfel wel hebben om zijn vak goed te kunnen uitoefenen, maar je helpt de politiek er niet mee. De politiek zou het zelf ook sexier kunnen maken, maar doet dat niet zo snel. Die denkt eerder aan de volgende verkiezingen.’

Dan hebben we een aardig dilemma. We moeten met elkaar werken aan meer duurzaamheid, maar bedrijven kunnen zich dat vanuit economisch oogpunt niet veroorloven. Wetenschappers kunnen de maatschappij onvoldoende overtuigen van het nut en de noodzaak om gebruik te maken van duurzame technologieën. De politiek

technologieën mogelijk maken. De overheid kan daarin sturen door de financiering te koppelen aan een bepaalde richting van ontwikkeling en onderzoek. De overheid kan met regelgeving een gelijk speelveld creëren waardoor het bedrijfsleven beter in staat wordt gesteld om gebruik te maken van de kracht die het heeft. Op dit moment vind ik de overheid het belangrijkst. Zij moet doen wat alleen de overheid kan doen. Dat gebeurt ook wel, maar het gaat te langzaam. Het bedrijfsleven zoekt wel de ruimte om daar waar het net kan duurzame ontwikkelingen in te zetten; ook als de return on investment langer op zich laat wachten. Steeds meer bedrijven die innovatief zijn zien het belang om niet meteen de winst te pakken, maar deze uit te stellen en een betere marktpositie op de langere termijn te creëren. Ik vind echter dat de overheid achterblijft en niet progressief is in de regelgeving op dit terrein.’

De arbeidsmarkt speelt hier ook een rol. Een groeiend aantal jongeren selecteert hun toekomstige werkgever onder meer op ‘Het Nieuwe Werken’. Deze manier van werken vraagt een andere werkomgeving, waardoor impopulaire panden leeg achterblijven. Hoe zouden bedrijven hiermee om moeten gaan? Terlouw: ‘Dat is moeilijk. De overheid heeft een periode gekend waarin spreiding van Rijksdiensten werd

FACILITY MANAGEMENT MAGAZINE | 188 | MAART 2011

11


IN T E RV I E W JA N T E RLOUW

voorgestaan. Deze zijn nu nagenoeg allemaal weer terug in Den Haag. Er zijn blijkbaar belangen die zo groot zijn dat je daarvoor de desinvestering voor lief neemt. Dat zal voor het bedrijfsleven ook gelden. Ik kan dat niet beoordelen. Je kunt pas iets zeggen over de zin of onzin van het revitaliseren van panden en het introduceren van duurzame energietoepassingen, zoals aardwarmte en isolerende maatregelen, als je daarbij de kosten en afschrijvingen kunt afwegen tegen de baten en duurzaamheidsvoordelen. Wat we met alle leegstand aan moeten kan ik daarom ook niet beoordelen. Lenen deze gebouwen zich voor andere functies? Zijn investeringen op redelijke termijn terug te verdienen? Ik zou scenario’s ontwikkelen voor de toekomst en vervolgens met een aantal deskundigen op basis van de delphimethode proberen een beleid vast te stellen. Het blijft hartstikke moeilijk om de toekomst te voorspellen, maar de scenariomethode schijnt de beste vruchten af te werpen.’

De komende periode zullen we geconfronteerd worden met grote bezuinigingen. Werkt de hiermee gepaard gaande economische onzekerheid over de toekomst als rem op de investeringen? Terlouw: ‘Dat kan als rem werken, maar soms moet je wel investeren. Anders weet je zeker dat je achter

Jan Terlouw Jan Terlouw (1931) studeerde in 1956 af in de wis- en natuurkunde aan de Universiteit van Utrecht. Vanaf 1958 was hij als natuurwetenschapper hoofd van een researchgroep in het FOM-Instituut voor Plasmafysica. Die baan verruilde hij in 1971 voor een loopbaan in de politiek, als Tweede Kamerlid voor D66. Van 1973 tot 1981 was Terlouw voorzitter van de Tweede Kamerfractie van D66. Vervolgens was hij vice-premier en minister van Economische Zaken (1981-1982), secretaris-generaal van de Europese Commissie van Transportministers (1983-1991) en Commissaris van de Koningin in de provincie Gelderland (1991-1996). Na zijn pensionering in 1997 was Terlouw onder meer lid van de Eerste Kamer en bekleedde hij diverse voorzitterschappen, onder meer voor Syntens. Als schrijver heeft hij tevens vele artikelen en een zeventiental boeken op zijn naam staan.

trische auto’s. Dat heeft met duurzaamheid bitter weinig te maken, want ze maken die elektriciteit in kolencentrales op het platteland. Maar als zij 50 miljard euro investeren in een elektrische auto en wij doen niets, dan lopen we een enorme achterstand op. China heeft dan een markt ontwikkeld waarop wij geen speler zijn. Dit soort ontwikkelingen moet het bedrijfsleven betrekken in de overwegingen. Als het bedrijfsleven niet duurzamer gaat werken, staat het straks met lege handen.’

Wat moet er veranderen in Nederland om straks een speler te zijn? Terlouw: ‘Altijd weer zie je dat Nederland een handelsnatie is. Wij maken in de Eemshaven elektriciteit met kolencentrales, want die

‘De facility manager kan een bijdrage leveren aan duurzamere bedrijfsvoering’ gaat lopen. Ik denk dat de duurzame component zich uit gaat betalen, omdat ik denk dat er meer rampen komen. Het aantal rampen, zoals overstromingen en stormen, neemt enorm toe. Die trend zal doorzetten, want de temperatuurstijging is evident. Rampen leiden tot de roep om duurzaamheid. Als je duurzaamheid niet waarborgt, zit je fout over tien jaar.’

Hoe fout zit je dan? Terlouw: ‘Je blijft dan achter. De Chinezen gaan de komende jaren 50 miljard euro investeren in elek-

12

kunnen we verkopen. Dat heeft niets met duurzaamheid te maken. Wij denken altijd als handelsnatie. We hebben daarvoor ook een fantastische positie, met de Rotterdamse haven als poort naar Europa, de Eemshaven en de haven van Amsterdam. Wij zijn diplomaten als handelslieden. Dat zie je aan ons taalgebruik. We gebruiken veel verkleinwoorden om niet bedreigend over te komen. We lopen op het gebied van duurzaamheid ernstig achter bij Scandinavië, Duitsland, Engeland, België en Frankrijk. Duurzaamheid vraagt een meer industriële manier van

FACILITY MANAGEMENT MAGAZINE | 188 | MAART 2011

denken. Om een industrieel land te worden is een cultuuromslag nodig. We denken aan wat er nu goed verhandelbaar is, maar we denken niet industrieel. Hoe goed we ook zijn als handelsnatie, we zullen meer industrieel moeten gaan denken om ook in de toekomst mee te blijven doen.’

Hoe kan een facility manager hier een bijdrage aan leveren? Terlouw: ‘De facility manager kan zijn bedrijf eenvoudig helpen duurzamer om te gaan met energie. Hij moet gewoon uitrekenen hoeveel energie hij nog zal gebruiken tot het einde van de levensduur van het pand. Hij kan dan kapitaliseren hoeveel energiekosten er gemaakt zullen worden. Vervolgens kan hij beoordelen of het de moeite waard is om dat terug te brengen tot de helft. Hoeveel investeringen zijn daarvoor nodig en hoe snel kan hij dat terugverdienen? Daarbij kan hij de samenwerking zoeken met de eigenaar van het pand. Als de huur hoog is en de energierekening laag, kun je uitstekend vergelijken wat de beste oplossing is. Ga het zo eens uitrekenen, dan kom je tot heel andere oplossingen dan nu worden gezocht. Die rekensom is te maken, maar bijna niemand doet dat. Toch is het wel de manier waarop wij moeten gaan denken. Daar kan de facility manager een waardevolle bijdrage leveren aan een duurzamere bedrijfsvoering.’


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.