
10 minute read
in de Laanvallei
Staartbblauwtje (mannetje) - Laanvallei. Foto: Maxime Fajgenblat
Ontdekking van Staartblauwtjes in de Laanvallei (Cupido argiades)
Advertisement
In september 2017 werden voor het eerst Staartblauwtjes (Cupido argiades) opgemerkt in het Dijleland. Een wijfje legde bovendien verschillende eitjes die opgevolgd konden worden tot in het rupsstadium. Het Staartblauwtje is een bijzonder zeldzame dagvlinder in Vlaanderen, die nog maar op een paar andere locaties werd waargenomen
WIE ZOEKT DIE VINDT
Na de eerdere ontdekking van een populatie Klaverblauwtjes (Cyaniris semiargus) in Tervuren (Fajgenblat, 2017), bezochten verschillende vlinderkijkers in de zomer van 2017 andere geschikte locaties in de streek, om na te gaan of ook elders Klaverblauwtjes voorkwamen. Tijdens een bezoek aan een hooiland in de Laanvallei (Overijse) op 2 september 2017, ontdekte Hans Roosen geen Klaverblauwtje maar een Staartblauwtje! Het betrof een mannelijk exemplaar dat al redelijk afgevlogen was. Daags nadien werd tijdens een gerichte zoekactie ook een vrouwelijk exemplaar aangetroffen. Tijdens het observeren van dit wijfje kon bovendien eileg waargenomen worden op Rode klaver (Trifolium pratense) en Witte klaver (Trifolium repens). Beide individuen werden die dag nog meermaals aangetroffen op verschillende locaties op en rond het perceel. In de dagen die volgden konden de individuen niet meer teruggevonden worden, hoogstwaarschijnlijk omwille van minder gunstige weersomstandigheden.
Staartblauwtje (mannetje) - Laanvallei De beschadigde rechter-achtervleugel kon gebruikt worden als individueel herkenningsteken, en liet toe om uit te sluiten dat meer dan één mannelijk exemplaar gezien werd. Foto: Hans Roosen

Onmiddellijk na de ontdekking van de Staartblauwtjes werden in de Laanvallei aan weerszijden van de taalgrens enkele andere geschikte locaties bezocht. Er werd hierbij niet alleen gezocht naar imago’s maar ook naar eitjes, aangezien dit een relatief eenvoudige en betrouwbare manier is om de aanwezigheid van de soort over een langere tijdspanne of bij minder gunstige weersomstandigheden na te gaan (Wagner, 2018). Hoewel geen bijkomende vlieg- of legplaatsen gevonden werden, valt niet uit te sluiten dat er ook op andere locaties Staartblauwtjes aanwezig waren.
VOORKOMEN
Het Staartblauwtje is van oorsprong een Midden-Europese soort. Tot in het begin van de 20e eeuw kwam de soort voor in een groot deel van Frankrijk, Duitsland en delen van Wallonië, met name in Belgisch-Lotharingen (Fichefet, 2008; Lafranchis et al., 2015; Wagner, 2018). Voor Vlaanderen zijn slechts twee historische waarnemingen bekend uit 1943 en 1969, beide langs de grens tussen West- en Oost-Vlaanderen (Maes et al. 2013). In Nederland werd de soort enkel in de periode 1857-1933 een tiental keer als dwaalgast waargenomen (Bos et al., 2006; Bink, 1992). In de loop van de 20e eeuw kromp het verspreidingsgebied in Frankrijk en Duitsland sterk in en stierf het Staartblauwtje uit in België (Wagner, 2018; Lafranchis et al., 2015; Fichefet, 2008). Oorzaken moeten gezocht worden in het verdwijnen van soortenrijke vochtige graslanden, het afnemend gebruik van klaver- en luzerneteelt, verdroging en overbegrazing (Lafranchis et al., 2015).
In tegenstelling tot eerdere veronderstellingen (bvb. Bink, 1992), blijkt het Staartblauwtje een mobiele dagvlinder die goed in staat is om geschikte gebieden te koloniseren (Maes et al., 2013). Net als voor de Braamparelmoervlinder (Brenthis daphne) – die een van de komende jaren vermoedelijk ook in onze regio zal opduiken – werd voorspeld dat het Staartblauwtje zou opschuiven richting West-Europa ten gevolge van klimaatverandering (o.a. van de Kraats & Vliegenthart, 2011). Ook de Climatic Risk Atlas, die de toekomstige (potentiële) verspreiding van Europese dagvlinders modelleert onder ver
schillende klimaatscenario’s, suggereert dat het Staartblauwtje door klimaatverandering een sterke areaaluitbreiding zou kunnen realiseren in West- en Noord-Europa (Settele et al., 2008).

Zoals voorspeld kent het Staartblauwtje sinds de eeuwwisseling een opmerkelijke noordwaartse uitbreiding in Europa. Na een sterke uitbreiding in Noord-Frankrijk (vnl. Bourgogne en Lorraine; Lafranchis et al., 2015) en Duitsland (vnl. Rijndal; Wagner, 2018), werd de soort in 2008 voor het eerst terug in Wallonië opgemerkt (Fichefet, 2010). In 2010 volgde het Groothertogdom Luxemburg (Mestdagh et al. 2011). In 2011 werd de soort op verschillende locaties in Nederlands Limburg waargenomen (Groenendijk & Veling, 2011). Vlaanderen kwam in 2012 aan de beurt, toen op de Tiendeberg in Kanne voor het eerst een eileggend wijfje waargenomen kon worden (Vanreusel, 2012). Terwijl in Wallonië en Nederlands Limburg jaarlijks Staartblauwtjes opgetekend konden worden sinds de eerste ontdekking, werd in Vlaanderen enkel in 2013 (in het zuidoosten van Vlaams-Brabant) en in 2016 (alweer te Kanne) een exemplaar waargenomen (Veraghtert, 2016).
2017 bleek een ongezien goed jaar voor de soort. Op Waals-Brabant na, werden in elke Waalse provincie Staartblauwtjes opgemerkt. In Belgisch- (pers. obs.) en Frans-Lotharingen (H. Blockx, pers. comm.) bereikte de soort lokaal zelfs bijzonder hoge dichtheden. In Nederland werd de soort op tientallen locaties gemeld, voornamelijk in de oostelijke helft van het land (Veling, 2017). Vlaanderen bleef niet achter met maar liefst vijf verschillende locaties waar Staartblauwtjes werden opgemerkt (Figuur 1). Naast drie gevallen in Limburg en het geval in onze regio, werd ook een mannelijk exemplaar aangetroffen in het gebied tussen de Velpe- en de Grote Getevallei (Vlaams-Brabant). Het lijdt geen twijfel dat de soort op heel wat meer plaatsen aanwezig moet zijn geweest. Waarschijnlijk zal de uitbreiding en vestiging van deze soort zich de komende jaren verder doorzetten.
Figuur 1. Recente verspreiding van het Staartblauwtje in België op basis van gegevens van www.waarnemingen.be uit de periode 2010-2017, op 5 x 5 km niveau. Op beide kaarten geven gekleurde hokken weer waar Staartblauwtjes gemeld werden. Bij (a) geeft de kleurschaal aan in welk jaar de soort voor het eerst (in de recente geschiedenis) gemeld werd. Bij (b) geeft de kleurschaal weer uit hoeveel verschillende jaren (in de recente geschiedenis) er waarnemingen bekend zijn. Deze laatste kaart geeft een indicatie van waar zich relatief permanente populaties bevinden. Ook de hokken met waarnemingen in het zuiden van Nederland zijn voor de volledigheid opgenomen. Het werkgebied van de Natuurstudiegroep Dijleland is in het wit omlijnd. Databron: Waarnemingen.be (www.waarnemingen.be).
Staartblauwtje
Alle bloemhoofdjes waar eitjes op gevonden waren, werden individueel gemarkeerd en regelmatig bezocht. Foto: Maxime Fajgenblat


Staartblauwtje (vrouwtje)
Eileggend op een bloemhoofd van Rode klaver in de Laanvallei. Foto: Hans Roosen

Staartblauwtje
Volgroeide rups in de Laanvallei, goed gecamoufleerd in een uitgebloeid bloemhoofdje van Rode klaver. Enkele dagen later was deze rups niet meer aanwezig op de plant – vermoedelijk bevond deze zich ondertussen in het strooisel om de overwintering aan te vatten. Foto: Maxime Fajgenblat

Staartblauwtje
Vers gelegd eitje in de Laanvallei Foto: Maxime Fajgenblat
ECOLOGIE EN LEVENSCYCLUS
Het Staartblauwtje verkiest voornamelijk vochtige, matig voedselrijke hooi- en weilanden met veel vlinderbloemigen, maar ook droge graslanden, goed ontwikkelde bosranden en klaver- en luzernevelden (Lafranchis et al., 2015; Mestdagh et al. 2011). De imago’s voeden zich voornamelijk met nectar van vlinderbloemigen en gele composieten (Lafranchis et al., 2015). De belangrijkste waardplanten zijn Rode klaver (Trifolium pratense), Moerasrolrolklaver (Lotus uliginosus) en Gewone rolklaver (Lotus corniculatus), maar ook andere vlinderbloemigen komen in aanmerking zoals Witte klaver (Trifolium repens), Luzerne (Medicago sativa), wikke (Vicia spp.) en honingklaver (Melilotus spp.) (Wagner, 2018; Lafranchis et al., 2015; Fichefet, 2010). Eitjes worden individueel afgezet, meestal maar niet uitsluitend op de bloemhoofdjes van de vlinderbloemigen (Lafranchis et al., 2015). Een eigenaardigheid die het Staartblauwtje deelt met de overige leden van het geslacht Cupido (bvb. het Dwergblauwtje, C. minimus), is dat het overwintert als volgroeide rups. In de lente nemen de rupsen geen voedsel meer tot zich en beperken ze zich tot het drinken

0.0 0.5 1.0 1.5 2.0 2.5 Gecorrigeerde talrijkhei d Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt
Figuur 2. Talrijkheid per week van het Staartblauwtje in België, gecorrigeerd voor zoekinspanning, voor de periode 2009-2017. Enkel de maanden met waarnemingen van imago’s worden weergegeven. De gecorrigeerde talrijkheid komt overeen met het gemiddeld aantal gemelde exemplaren per 1000 bezoeken aan een km-hok. Databron: Waarnemingen.be (www.waarnemingen.be).
van dauw, vooraleer te verpoppen (Lafranchis et al., 2015).
In onze contreien vliegt het Staartblauwtje van eind april tot eind september in twee tot soms drie generaties (Figuur 2). De zomergeneratie bereikt de hoogste aantallen (met een piek in augustus), terwijl de voorjaarsgeneratie vaak erg bescheiden is en onopgemerkt blijft (Lafranchis et al., 2015). Individuen van de lentegeneratie zijn gemiddeld kleiner en minder uitgesproken getekend dan individuen van de zomergeneratie, in die mate dat sommige auteurs beide generaties vroeger als afzonderlijke soorten beschouwden. De gemiddelde temperatuur tijdens de popfase blijkt doorslaggevend in de bepaling van de lente- dan wel zomervorm (Lafranchis et al., 2015). Op het perceel in de Laanvallei konden na een nauwkeurige inspectie van een groot deel van de aanwezige bloemhoofdjes van Rode klaver, 17 eitjes van Staartblauwtje gevonden worden. In twee gevallen waren telkens twee eitjes aanwezig op eenzelfde bloemhoofdje. Bij het observeren van het eileggend wijfje kon tevens worden vastgesteld dat er twee eitjes werden afgezet op bloemhoofdjes van Witte klaver. Andere bloemhoofdjes van deze laatste soort werden - zonder resultaat - slechts beperkt en steekproefsgewijs
op eitjes onderzocht. Dit geldt ook voor andere aanwezige waardplanten zoals Moerasrolklaver, waarop geen eitjes werden gevonden.
De klaverplanten met eitjes werden duidelijk herkenbaar gemarkeerd en op regelmatige basis geïnspecteerd. Na circa 10 dagen waren de meeste eitjes uitgekomen. De rupsen leken in eerste instantie spoorloos verdwenen te zijn. Na vele uren zoeken werd uiteindelijk op 11 oktober een volgroeide en bijzonder goed gecamoufleerde rups gevonden. Het is niet onwaarschijnlijk dat nog meer rupsen de ontwikkeling tot dit stadium bereikt hebben – zij het onopgemerkt.
Op het perceel in de Laanvallei werd het maaischema afgestemd op de aanwezigheid van de Staartblauwtjes. Hopelijk krijgt dit verhaal een staartje en vliegen deze bijzondere blauwtjes opnieuw in onze streek in 2018. Maxime Fajgenblat (maxime.fajgenblat@gmail.com) Hans Roosen (roosenhans@yahoo.com)
DANKWOORD
Dank gaat uit naar de eigenaars van het perceel en de betrokken landbouwer voor het afstemmen van het beheer op de aanwezigheid van deze soort.
HOE AL DIE BLAUWTJES UIT ELKAAR TE HOUDEN?
Het voorbije decennium konden we in totaal de (al dan niet tijdelijke) aanwezigheid van 8 soorten blauwtjes in onze regio optekenen. Op www.natuurstudiegroepdijleland.be/ blauwtjes vindt u een overzicht van al deze soorten met informatie en tips over de herkenning en het voorkomen in onze streek.
• Bink, F.A. (1992). Ecologische Atlas van de Dagvlinders van
Noordwest-Europa. Schuyt, Haarlem, 511p. • Bos, F., Bosveld, M., Groenendijk, D., Van Swaay, C., Wynhoff, I. & De Vlinderstichting (2006). Staartblauwtje Everes argiades. In: Nederlandse Fauna 7: p. 323. • Fajgenblat, M. (2017). Ontdekking van een populatie Klaverblauwtjes (Cyaniris semiargus) in Tervuren. De Boomklever 45(4): 103-109. • Fichefet V., Barbier Y., Baugnée J.-Y., Dufrêne M., Goffart
Ph., Maes D. & Van Dyck, H. (2008). Papillons de jour de Wallonie (1985-2007). SPW, Direction Générale de l'Agriculture, des Ressources Naturelles et de l'Environnement,
Série "Faune-Flore-Habitat", n°4, 320p. • Fichefet, V. (2010). Azuré du trèfle (Cupido argiades). La
Biodiversité en Wallonie. http://biodiversite.wallonie.be/fr/ cupido-argiades.html?IDD=50333838&IDC=280, geraadpleegd op 05/02/18. • Groenendijk, M. & Veling, K. (2011). Staartblauwtje terug na bijna 80 jaar afwezigheid. Nature Today, 29/08/2011. • Lafranchis, T., Jutzeler, D., Guillosson, J.-Y., Kan, P. & Kan,
B. (2015). La Vie des Papillons: Ecologie, Biologie et Comportement des Rhopalocères de France. Diatheo, Barcelona, 751p. • Maes D., Vanreusel W. & Van Dyck H. (2013). Dagvlinders in
Vlaanderen: nieuwe kennis voor betere actie. Tielt, Uitgeverij Lannoo nv, 542p. • Mestdagh, X., Baltus, H., Renneson, J.-L., Meyer, M., Hoffmann, L. & Titeux, N. (2011). Espèces nouvelles et retrouvées chez les papillons de jour au Luxembourg. Bulletin de la Société des naturalistes luxembourgeois 112: 97-107. • Settele J., Kudrna O., Harpke A., Kühn I., van Swaay C., Verovnik R., Warren M., Wiemers M., Hanspach J., Hickler T., Kühn E., van Halder I., Veling K., Vliegenthart A., Wynhoff I. & Schweiger O. (2008). Climatic Risk Atlas of European
Butterflies. BioRisk 1: 1-712. • van de Kraats, K. & Vliegenthart, A. (2011). Effecten van klimaatverandering op dagvlinders: vliegtijdenvoorspelling en trekvlinders. Vlinders 26(1): 10-12. • Vanreusel, W. (2012). Nieuwe dagvlinder voor Vlaanderen.
Natuurbericht, 31/08/2012. • Veling, K. (2017). Staartblauwtje in opmars. Nature Today, 11/09/2017. • Veraghtert, W. (2016). Staartblauwtje vindt weg terug naar
Vlaanderen. Natuurbericht, 16/08/2016. • Waarnemingen.be (www.waarnemingen.be). • Wagner, W. (2018). Cupido argiades. European butterflies and their ecology. www.pyrgus.de/Cupido_argiades_en.html, geraardpleegd op 05/02/18.