12 minute read
OEHOES IN HET DIJLELAND
Oehoes in het Dijleland: de haast onopgemerkte terugkeer van een toppredator.
INLEIDING
Advertisement
De Oehoe Bubo bubo kent in heel Europa een bewogen geschiedenis. Over de loop van honderden jaren werd hij geschoten en vergiftigd, en gevangen om in te zetten bij de jacht op andere roofvogels. Ook de bestrijding van hun prooidieren droeg bij tot de achteruitgang van de Oehoe. De druk was zo groot dat de soort tegen het midden van de 20e eeuw bijna uit Europa was verdwenen. Die situatie is tegenwoordig gelukkig weer gekeerd. In 2004 werd de Europese populatie geschat tussen 19.000 en 38.000 koppels (Birdlife International, 2004), cijfers die volgens de laatste update dienen te worden bijgesteld tot 18.500 à 30.300 koppels (Birdlife International, 2017). Hoewel deze update iets lager uitvalt dan de schatting uit 2004, wordt de Europese populatie als ‘toenemend’ ingeschat. Europa maakt echter slechts ca 20 % van het verspreidingsgebied van de Oehoe uit, dat verder ook grote delen van Azië omvat. Sinds de jaren ’70 ondergaan vele Aziatische populaties een duidelijke afname. Ondanks de veronderstelde positieve trend van de Europese populatie, leidt de combinatie over het hele verspreidingsgebied tot een negatieve algemene populatietrend (Birdlife International, 2017).
SITUATIE IN BELGIË EN OMSTREKEN
In België verdween de Oehoe reeds grotendeels in de tweede helft van de 19e eeuw. Voor de eerste helft van de 20e eeuw (1905-1949) liggen slechts 8 gegevens voor, met een geschoten vrouwtje dat een ei in zich droeg te La Roche-en-Ardenne in 1913 als laatste broedindicatief gegeven (Vangeluwe et al., 2010). Daarna stierf de Oehoe uit als Belgische broedvogel, en in de aan België grenzende streken van onze buurlanden was de situatie vergelijkbaar. Vanaf de jaren ’70 vonden op verschillende plaatsen reïntroductieprojecten plaats. Vooral in Duitsland werden in die periode op grote schaal Oehoes uitgezet, in totaal werden daar zo ca. 1400 Oehoes in vrijheid gesteld. Daarop werd meermaals vastgesteld dat Duitse Oehoes zich tot over de Belgische grens verplaatsten, en het duurde slechts tot 1982 vooraleer de eerste twee broedende Waalse paartjes werden ontdekt in de vallei van de Amblève. Tegen de jaren ’90 was er al sprake van tot 20 broedparen, en in de periode 2001-2007 werd de Waalse populatie op 80-85 broedparen geschat (Vangeluwe et al., 2010). De grootste aantallen bevonden zich ten zuiden van de Samber-Maas-as, en er werd vrijwel uitsluitend in steengroeves gebroed. De aantallen volgden dezelfde trend als in onze buurlanden, intussen werden immers reeds ca 1100 koppels geteld in Duitsland, en ca 15-20 koppels in het Groothertogdom Luxemburg. Enkel langs onze zuidgrens liep het wat minder vlot, met slechts enkele gevallen in de Noord-Franse departementen. In België breidde de Oehoe sindsdien enkel verder uit, de ringdienst van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) verzamelde recentelijk gegevens over een gezonde Waalse populatie van circa 140 broedparen (Driessens, 2016). In Nederland, waar de Oehoe weer jaarlijks broedt sinds 1997, bleef de soort tot rond de eeuwwisseling op 1-2 paren steken (Schepers, 2002), maar nam de populatie inmiddels toe van 6 paren in 2008 tot minimum 16 paren in 2013
Oehoe
Zittend op een akker ten westen van de Dijlevallei. Foto: Vincent Legrand
en ca 20 paren in 2014-2015 (Vangeluwe et al., 2010; Boele et al., 2015, 2017). In de Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000- 2002 (Vermeersch et al., 2004) kwam de Oehoe nog niet voor. Het eerste broedbewijs voor Vlaanderen werd in 2005 geleverd in een oude fabriek in Midden-Limburg. In 2013 werden in Limburg drie broedgevallen gedocumenteerd (Driessens, 2016). Nu was het de beurt aan de Antwerpse en Vlaams-Brabantse vogelkijkers om vast te stellen of de westwaartse uitbreiding van de Oehoe zich ook in hun provincies verder zou zetten.
DE OEHOE IN HET DIJLELAND
De Oehoe wordt niet vermeld in de hoofdtekst van de Avifauna van het Dijleland 1901-2000 van Hens (2000), enkel voor het ultieme einde van de in dit werk behandelde periode wordt een geval opgelijst in de rubriek ‘Niet-aanvaarde en (nog) niet-onderzochte soorten’. Het ging hierbij om een Oehoe langs het Groot Broek te Sint-Agatha-Rode op 17 december 2000, die ook door vele van de huidig actieve vogelkijkers werd gezien. De volgende waarnemingen die ons bereikten hadden betrekking op een vondst van een dode Oehoe (met foto) te Bierbeek op 13 oktober 2010, een nachtelijke zichtwaarneming aan het station van Leuven op 5 oktober 2012, en een auditieve waarneming in het Rodebos te Sint-Agatha-Rode op 23 april 2014. Bij de laatste waarneming werd vermeld dat deze evenwel ook betrekking kon hebben op een ex. in gevangenschap in de nabijgelegen Onderbosstraat. Diverse oehoesoorten worden inderdaad in gevangenschap gehouden, en dat ontsnappingen daarbij niet uitgesloten zijn werd ook in het Dijleland reeds geïllustreerd door een Amerikaanse oehoe Bubo virginianus die op 11 maart 2015 kon worden gefotografeerd op de gebouwen van het Heilig Hartinstituut te Heverlee. Ongetwijfeld ontsnappen er ook ‘Euraziatische’ Oehoes, en mengen deze zich in de lokale genenpoel. Zo is van het Verenigd Koninkrijk bekend dat het tiental koppels dat hier broedde op het einde van de jaren ’00, valt terug te voeren op ontsnapte vogels (Vangeluwe et al., 2010). Het eerste Dijlelandse Oehoegegeven dat in 2015 werd gemeld betrof een waarneming te Wilsele/ dorp op 22 maart, maar ondanks navraag bleef deze waarneming onbevestigd. Inmiddels gingen geruchten de ronde dat een Oehoekoppel zich reeds meerdere jaren terug in Waals-Brabant had gevestigd, op slechts een tiental kilometer afstand van de Dijlelandse grens, maar enkele maanden later zat het broedseizoen voor een gemiddelde Oehoe er op en leek ook 2015 niet het jaar van de vestiging van de Oehoe in het Dijleland te worden. Volgens de SOVON-methodologie voor de inventarisatie van broedvogels (Vergeer et al., 2016) lopen de datumgrenzen voor geldige waarnemingen in het geval van Oehoe immers van 15 januari tot 20 juni, waarbij in deze periode slechts één geldige waarneming ( = paar in broedbiotoop, territorium-indicerende of nest-indicerende waarneming) is vereist om tot een broedterritorium te mogen besluiten. 2015 had echter nog een grote verrassing in petto … Op 10 juni werd immers een Oehoe gemeld in het westelijke deel van het Dijleland, en raakte in beperkte groep bekend dat ook op 1 juni reeds een vrouwtje Oehoe
was gehoord op dezelfde locatie. Diezelfde avond nog kon worden bevestigd dat er niet één, maar zelfs een koppel Oehoes aanwezig was! Tijdens de volgende weken werden de beide vogels hier nog herhaaldelijk waargenomen (ééntje donkerder dan de andere, en één met slechts één oog, dus individueel herkenbaar), waarbij ze veelal onzichtbaar op privéterrein zaten, maar mits enige volharding en geluk ook van op toegestane grond zichtbaar waren. Zou het kunnen dat zich daar ergens ongezien een broedgeval voordeed? Aangezien de Oehoe een kwetsbare broedvogel blijft (onder embargo op www.waarnemingen. be, zie dankwoord), en de Dijlelandse vogels veelvuldig op privéterrein zaten, werd beslist het gebeuren niet aan de grote klok te hangen. Om de situatie ter plekke te kunnen onderzoeken was echter enige medewerking, coördinatie en communicatie vereist, en afspraken rond de opvolging van de vogels en het contact met terreineigenaars en andere betrokkenen werden dan ook binnen beperkte groep gemaakt (het samenstellen van dergelijke ‘beperkte groepen’ zal altijd een moeilijke evenwichtsoefening blijven). Uit de contacten bleek dat de ringdienst van het KBIN, reeds lang actief rond de monitoring van Oehoes in België, reeds op de hoogte was, en was gemachtigd om terreinbezoeken uit te voeren. Er was immers inderdaad een Oehoenest aanwezig op het betreffende terrein, een primeur voor het Dijleland en bij uitbreiding voor heel Vlaams-Brabant! Aangezien er reeds wetenschappelijke opvolging en contacten met de terreineigenaar waren, nam de Natuurstudiegroep Dijleland geen verdere initiatieven. We wensen in deze bijdrage ook niet in te gaan op broedbiologie etc., maar beschrijven enkel de grote lijnen die kunnen worden afgeleid uit de waarnemingen die ter beschikking werden gesteld via www.waarnemingen.be, en kaderen de gebeurtenissen in een lokale en regionale context. Wat broedbiologie betreft, vermelden we echter wel dat het om een tweede legsel bleek te gaan, na een mislukte broedpoging eerder in 2015, iets wat bij Oehoes naar verluidt eerder ongewoon is. Ook de nestlocatie, op een zandige wand, is het vermelden waard. Het tweede legsel was wel succesvol! De ‘zichtbare’ bevestiging van broedsucces kwam op 7 juli, toen voor het eerst een juveniele Oehoe zichtbaar zat in het gezelschap van de éénogige ouder (wellicht het vrouwtje). De daarop volgende dagen werden beide ouders regelmatig bij het jong gezien, maar na half juli nam de frequentie waarmee de adulte vogels zich lieten zien sterk af. De jonge Oehoe bleef echter tot begin oktober zeer honkvast rond zijn geboorteplaats rondhangen. Later in het najaar van 2015, en ook in 2016, werden nog slechts enkele waarnemingen van Oehoe ontvangen uit het Dijleland, en leek de soort terug een enigma te worden. Niettemin kan uit de schaarse waarnemingen worden afgeleid dat de Oehoe sinds het broedgebeuren van 2015 steeds in de omgeving aanwezig is gebleven, maar voor 2016 werd geen informatie over een eventueel broedgeval ontvangen. In 2017 werd wel weer gebroed op dezelfde locatie als in 2015, en werd de opvolging beperkt tot enkele personen.
VERDERE UITBREIDING IN VLAANDEREN
Vlaams-Brabant bleek in 2015 niet de enige Vlaamse provincie te zijn die de Oehoe mocht toevoegen aan de lijst van provinciale broedvogelsoorten. Met een nest in de regio Mol-Dessel-Retie had ook Antwerpen dat jaar zijn primeur te pakken! In 2016 telde die provincie reeds twee paren, één in de regio Mol-Lommel en één in de regio Geel-Balen-Meerhout-Mol (Grote Netewoud) (Berghmans, 2016). En ook in Vlaams-Brabant werd in 2016 terug gebroed, dan wel niet in het Dijleland maar in de kerk van Bunsbeek (Broos & Smets, 2016; Smets, 2016). In Limburg werd de populatie in 2016 al geschat op 6 à 7 broedparen (Driessens, 2016). Dit maakt dat we voor 2016 uitkomen op een Vlaams totaal van 9 à 10 broedparen, of 10 à 11 broedparen als we het Dijlelandse paar (dat aanwezig bleef maar waarvoor in dat jaar dus geen broedbewijs voorlag) meerekenen. De Belgische popu
latie bereikte daarmee ca. 150 paren. Terwijl de Oehoes zich voor de keuze van hun nestplaats in Wallonië hoofdzakelijk beperkten tot steengroeves, zou een kolonisatie van Vlaanderen op dit vlak een grotere flexibiliteit vereisen. De Vlaamse broedgevallen bewijzen dat de Oehoe een brede range aan nestplaatsen accepteert: oude fabrieken (Midden-Limburg 2005), kerken (Bunsbeek 2016), roofvogelnesten (Limburg 2013, Antwerpen 2016), zandwanden (Dijleland 2015 & 2017), … en zelfs de grond (Antwerpen 2015) vormen allemaal geen probleem. En nu ook de bestrijding van roofvogels en hun prooidieren op een veel lager pitje staat dan weleer, lijkt niets een verdere opmars van de Oehoe in Vlaanderen in de weg te staan. Rondom het Dijleland werd de soort in 2017 alvast ook vastgesteld op nieuwe locaties net ten oosten en ten zuiden van de regio. Het Oehoe-broedseizoen van 2018 is intussen reeds aardig gevorderd bij het verschijnen van deze bijdrage, maar het is zeker nog niet te laat om naar de soort op zoek te gaan en te helpen bij het in kaart brengen van de haast onopgemerkte terugkeer van deze toppredator!
Kelle Moreau (kelle.moreau@gmail.com)
DANKWOORD
Op www.waarnemingen.be, de belangrijkste gegevensbron die doorgaans wordt geraadpleegd bij het schrijven van bijdragen zoals deze, staan waarnemingen van Oehoe onder een nationaal embargo, wat betekent dat details over onder meer de locatie en de waarnemer niet publiek zichtbaar zijn. Dit heeft uiteraard te maken met een reëel risico op verstoring, zowel door personen die de Oehoe geen warm hart toedragen (bv. roof van jongen voor handel, bestrijding) als door natuurrecreanten. Het gebruik van dergelijke waarnemingen kan enkel mits toestemming van de waarnemers, en het ondertekenen van een gebruiksovereenkomst met Natuurpunt Studie. In dit geval stipuleerde deze overeenkomst onder meer dat de gegevens enkel werden verstrekt met het schrijven • Anonymus 2016. Oehoe in Vlaanderen. Tijdingen, 47(3), p. 20. • Berghmans, H. 2016. Geslaagd broedgeval van Oehoe in de provincie Antwerpen. Natuur.Oriolus, 82(3), pp. 82-84 • BirdLife International 2004. Birds in Europe : population estimates, trends and conservation status. Birdlife International,
Cambridge. • BirdLife International 2017. Bubo bubo (amended version of 2016 assessment). The IUCN Red List of Threatened Species 2017. • Boele A., van Bruggen J., Hustings F., Koffijberg K., Vergeer J.-
W. & van der Meij T. 2015. Broedvogels in Nederland 2013.
Sovon-rapport 2015/04, Nijmegen. • Boele A., van Bruggen J., Hustings F., Koffijberg K., Vergeer J.-
W. & van der Meij T. 2017. Broedvogels in Nederland 2015.
Sovon-rapport 2017/04, Nijmegen. • Broos B. & Smets P. 2016. Nieuwe kerkbewoners te Bunsbeek.
Ons Vogelblad, nr. 110 (jul-sep 2016), pp. 5-7. • Driessens G. 2016. Oehoe maakt comeback in Vlaanderen. Natuurpunt Nieuwsbericht 6 juni 2017. • Hens M. 2000. Avifauna van het Dijleland. Gedocumenteerde soortenlijst 1901-2000. pp. 185-238 in Hens M. (red.) 2000. Vogels in het Dijleland. De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud i.s.m. De Wielewaal afdeling Leuven, Leuven, 238 p. • Schepers, F. 2002. Oehoe Bubo bubo, pp. 274-275 in: SOVON
Vogelonderzoek Nederland 2002, Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000. – Nederlandse Fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European
Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. • Smets, P. 2016. Eerste broedgeval van Oehoe in Oost-Brabant.
Natuur.Oriolus, 82(3), pp. 85-86. • Vangeluwe D., Rousseau C., Goset P. & Poncin O. Grand-duc d’Europe, Bubo bubo. Pages 242-243 in Jacob J.-P., Dehem C., Burnel A., Dambiermont J.-L., Fasol M., Kinet T., van der Elst D. & Paquet J.-Y. 2010. Atlas des oiseaux nicheurs de Wallonie 2001-2007. Série ‘Faune – Flore – Habitats’ n° 5. Aves et Région
Wallone, Gembloux, 524 p.. • Vergeer J.W., van Dijk A.J., Boele A., van Bruggen J. & Hustings
F. 2016. Handleiding Sovon broedvo- gelonderzoek: Broedvogel Monitoring Project en Kolonievogels. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen. • Vermeersch G., Anselin A., Devos K., Herremans M., Stevens
J, Gabriëls J. & Van Der Krieken B. 2004. Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, 496 p.
van een bijdrage voor De Boomklever voor ogen, waarin geen namen van waarnemers worden vernoemd en geen nauwkeurige locatiedetails worden beschreven. We wensen alle waarnemers te danken die informatie over de Oehoe doorgaven via www.waarnemingen.be, en in het bijzonder zij die toestemming gaven om deze informatie in het kader van deze bijdrage te gebruiken. Natuurpunt Studie verdient dank om de bevraging van waarnemers te organiseren, de gebruiksovereenkomst op te stellen, en de verkregen gegevens beschikbaar te maken. We danken uiteraard ook de terreineigenaar (die we om begrijpelijke redenen naamloos laten), en de ringdienst van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen dat de Dijlelandse broedgevallen nauwgezet opvolgde.