8 minute read

GRAAG, MAAR MAAKBEDRIJVEN ZIJN TE DRUK

8 oktober 2021 • # 20 • www.vraagenaanbod.nl

'Toeleveranciers zijn vooral bezig zijn met hun orders door de fabriek te krijgen'

De panelleden, van links naar rechts André Ransdorp (Rioned), John in ’t Groen (FMI) en Paul Wouters (Tech2B). Rechts discussieleider Rolf Elling. (Foto: Franc Coenen)

ONDERNEMERS Metaalunie Ondernemersdebat over ketenverstoring

Inkopen in NL: graag, maar maakbedrijven zijn te druk

Franc Coenen

'S-HERTOGENBOSCH • Reshoring mag dan wel een trending topic zijn, in de realiteit valt de hoeveelheid productie die terug naar Nederland wordt gehaald uit lagelonenlanden tot nog toe erg mee. En dat ligt voor een deel aan de maakbedrijven zelf, bleek tijdens het Metaalunie Ondernemersdebat over ketenverstoring tijdens De Nederlandse Metaal Dagen.

Koninklijke Metaalunie en Teqnow organiseerden tijdens De Nederlandse Metaaldagen een ondernemersdebat, waarin de verstoorde toeleveringsketens centraal stonden. Inkopers zoeken weer lokale toeleveranciers, nu ze tijdens de coronapandemie hebben gemerkt hoe kwetsbaar ze zijn als toeleveranciers in verre landen zitten. Verstoorde toeleveringsketens zetten OEM’ers aan om hun inkoopstrategieën te heroverwegen, lees je vaak. Off shoring door werk terug te halen uit lagelonenlanden; nearshoring door nieuwe projecten regionaal uit te besteden. Dat zou het nieuwe normaal moeten worden. Dit valt in de praktijk wel mee, aldus de ondernemers in het Metaaluniedebat. De kostprijs is nog steeds een belangrijke factor voor de inkopers van Rioned, aldus André Ransdorp, inkoopmanager bij het Tilburgse bedrijf. ‘We willen graag productie terughalen uit India en Oost-Europa. Als de Nederlandse maakindustrie erin slaagt om dat prijsniveau te benaderen, dan kopen we liever in de regio in.’

Een onderzoek dat Rioned twee jaar geleden heeft gedaan, toont nog steeds prijsverschillen tot dertig procent tussen de kostprijs van lassamenstellingen uit Hongarije en Nederland. Bovendien waakt hij ervoor om op basis van de crisis het roer plots om te gooien. ‘Op lange termijn zal de situatie niet blijven zoals nu.’ dankzij automatisering kunnen concurreren met lagelonenlanden, zo wierp discussieleider Rolf Elling (hoofdredacteur Vraag & Aanbod) tegen. André Ransdorp weet dat de Nederlandse maakindustrie erg sterk is. ‘Maar als er veel toegevoegde waarde in een product zit en het volume klein is, dan zijn ze niet geinteresseerd of onvoldoende geautomatiseerd. Dan dwing je ons naar Hongarije te gaan.’ Hierbij speelt mee dat veel kleinere maakbedrijven geen idee hebben hoe ze klanten moeten benaderen, zo bracht John in ’t Groen, Business Development Manager bij FMI, in. ‘Ze zijn niet bezig zich te profi leren in de markt. Ze gaan er nog steeds vanuit dat de klant hen vindt en niet andersom. Dat moet echt verbeteren.’ Dit is een punt dat ook de andere leden van het panel onderschrijven. Er wordt onvoldoende samengewerkt; bedrijven weten niet eens van elkaar wat de ander doet. Overigens is FMI met klanten wel bezig te onderzoeken hoe ze meer werk regionaal kunnen gaan maken, bijvoorbeeld voor gietdelen. ‘We willen risico spreiden door deels zelf onderdelen te maken en deels in de omgeving te laten maken.’

Maakbedrijven zijn weer druk

Paul Wouters, mede-oprichter van het maakplatform Tech2B, ziet aan de hand van de gebruikers dat de maakbedrijven het inmiddels weer druk hebben met de orders. En dat dwingt inkoper naar het buitenland uit te wijken. Toeleveranciers zitten in een luxe positie vanwege de krapte in de huidige markt. ‘Zolang toeleveranciers zo druk zijn en niet verder kijken dan een half jaar, wordt het lastig en gaan inkopers naar het buitenland’, aldus Paul Wouters, die ondertussen zo’n duizend actieve gebruikers op Tech2B heeft, waarvan 150 inkopers. Ook Ransdorp merkt dat toeleveranciers vooral bezig zijn met hun orders door de fabriek te krijgen. Kijken hoe ze productiecapaciteit op termijn kunnen vrijmaken voor een klant die langdurig wil inkopen, gebeurt veel te weinig.

Meer ketensamenwerking

Hoe kun je deze impasse doorbreken? Door meer samen te werken en dat te doen waar je goed in bent, oppert John in ’t Groen. ‘Dan gaat de prijs omlaag en de productiviteit omhoog en ben je altijd concurrerend.’ Paul Wouters zoekt het vooral in het transparant maken van de beschikbare capaciteit, iets waar een platform als Tech2B een goed middel voor is. En met de digitalisering kan dat. Maar bedrijven zijn daar huiverig voor. Hier ligt dus wel een uitdaging. Door in de keten meer samen te werken kunnen we concurrerender worden, meent André Ransdorp. Maar ketensamenwerking is lastig. Bedrijven blijven prioriteit geven aan hun eigen ‘toko’. Hij wil graag werk voor een half miljoen euro dat nu buiten Nederland wordt ingekocht, terughalen. Maar als een voorzichtige kennismaking met een nieuwe Nederlandse toeleverancier al in de eerste fase strandt, kom je niet tot de volgende stap.

‘Het resultaat is een vrijwel honderd procent gerecycled product’

8 oktober 2021 • # 20 • www.vraagenaanbod.nl

KUNSTSTOF Kansrijke mogelijkheden voor waardevolle toepassingen gerecycled kunststof Composite demonstrator uit 100 procent gerecycled kunststof

Henk Heuvelman

In het TPAC-laboratorium van Hogeschool Saxion zijn de resultaten gepresenteerd van een drie jaar lang lopend onderzoek naar mogelijkheden van het gebruik van kunststofrecyclaten in vezelversterkte composiet-tapes. Er zijn veel hoopvolle resultaten geboekt en een van de belangrijkste is de fi rsttime automotive demonstrator, een voorbeeld van een structureel onderdeel dat op industriële wijze volledig uit recyclaten is vervaardigd en dat in een auto zou kunnen worden toegepast.

Projectleider Ilse ten Bruggencate toont de demonstrator, een vorm die een onderdeel van een portier of een stoel van een auto zou kunnen

zijn. (foto: TPAC)

Projectleider Ilse ten Bruggencate van TPAC presenteerde in Enschede de eindresultaten aan de partners in het zogenoemde Fibrerec-project, waarbij de naam staat voor fi bres en recycling. ‘Het ging erom te onderzoeken of we behalve uit gerecyclede polypropyleen (PP) ook vezelversterkte composiettapes zouden kunnen produceren uit andere recyclaten zoals de zeer veel toegepaste kunststoff en polyethyleen (PE) en PET. Bovendien wilden we weten wat de mogelijkheden zijn voor die zogenoemde rTapes in onderdelen die zijn gemaakt via de veelgebruikte verwerkingstechnieken spuitgieten of rotatiegieten. En ten derde vroegen wij ons af of rTapes kunnen worden gebruikt in serieproductie van onderdelen die op hun beurt óók uit recyclaten zijn gemaakt.’ De onderzoekers bekeken een variatie aan recyclaten en onderzochten of die geschikt waren om vezelversterkte tapes te maken en zo ja, wat er vervolgens met die tapes mogelijk was. ‘Tape van glasvezelversterkt PP is er natuurlijk allang en er is ook al heel veel onderzoek gedaan naar wat daarmee mogelijk is. Maar binnen het Fibrerec-onderzoek keken we juist naar andere gerecyclede polymeren en we hebben in kaart gebracht wanneer je deze materialen in dit soort toepassingen wel en niet kunt gebruiken.’

Zelf tapes maken

Het proces verliep in vier stappen, aldus de projectleider. ‘Je wilt weten hoe goed een materiaal is in verhouding tot andere recyclaten en materialen. We zijn daartoe zelf tapes gaan maken en we hebben gekeken wat ermee kan. We onderzochten ook vier verschillende soorten verstijvingen, de inserts, die we op verschillende manieren hebben gemaakt: via wikkelen, via dual 3D-printen, via printen op de robot en via weefsels. De vraag was steeds hoe je zo’n insert vervolgens het beste kunt verwerken.’ De laatste stap van het onderzoek betrof de demonstrator cases, dit zijn demonstraties van wat mogelijk zou kunnen zijn. De onderzoekers van TPAC besloten een volledig uit recyclaat gemaakt vezelversterkt complex gevormd ‘bakje’ te maken, een vorm die bijvoorbeeld een onderdeel van een portier of een stoel van een auto zou kunnen zijn. ‘In plaats van nieuw materiaal te gebruiken, probeerden wij zowel het bakje als de inserts uitsluitend uit recyclaat te produceren. In dit geval ging het over een weefsel, over een geprinte insert en over een insert die we maakten via pultrusie. Die drie delen gingen aansluitend tezamen in een matrijs op de spuitgietmachine om het geheel te overspuiten met óók weer recyclaat. Het resultaat is een vrijwel honderd procent gerecycled product.’

Wereldwijd unieke demonstrator

TPAC-directeur Ferrie van Hattum is enthousiast over het resultaat. ‘Uit de kunststo ranche verwacht ik absoluut reacties op de resultaten, er zijn zeker partners die met ons verdere stappen zullen willen nemen. Ik wil benadrukken dat we met onze demonstrator te maken hebben met een wereldwijd uniek product, met een semi-structureel c.q. structureel onderdeel dat volledig uit kunststofrecyclaat op een industriële wijze is geproduceerd. Ik heb dit wereldwijd niet eerder gezien en we hebben hiermee iets in handen waar we echt op kunnen voortbouwen. Ik denk hierbij aan het verbeteren van het gebruik van recyclaten in meer added value-toepassingen en aan het verlagen van de milieubelasting van al bestaande onderdelen. Ik hoop en verwacht dat dit eruit zal komen.’

Project Fibrerec kwam tot stand via een RAAK-MKB subsidie, gefi nancierd door Regieorgaan SIA, onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).

Project Fibrerec

Thermoplastische kunststoffen zijn relatief goedkope, lichtgewicht en duurzame materialen die gemakkelijk in verschillende producten kunnen worden gebruikt. De grootste hoeveelheid polypropyleen en polyethyleen wordt aangetroffen in niet-structurele toepassingen zoals verpakkingen en elektronica. Een groot voordeel van thermoplasten is hun recyclebaarheid en herverwerkbaarheid. Er is veel materiaal voor recycling beschikbaar want het gaat om honderdduizenden tonnen per jaar en heel veel materiaal wordt nog steeds verbrand of gestort. Recyclaten hebben over het algemeen slechtere eigenschappen dan nieuwe (virgin) materialen en bijgevolg ook vaak een lagere marktwaarde. Daarom worden veel toepassingen nog steeds gemaakt van nieuwe materialen. Maar, de industriële belangstelling voor composieten van vezelversterkt thermoplastisch materiaal neemt voortdurend toe – en dan met name in de luchtvaart en in de automobielsector. In een composietmateriaal bieden de vezels de stijfheid en de sterkte, terwijl het polymeer zorgt voor vorm, belastingoverdracht, chemische bestendigheid en uiterlijk. Door thermoplastische producten alleen daar waar het echt nodig is met een insert te verstevigen, kan op andere plekken de materiaaldikte worden verkleind. Hierdoor is uiteindelijk minder materiaal nodig en wordt energie bespaard door kortere verwarmings- / afkoeltijden. Eerdere projecten toonden al aan dat composiettapes kunnen worden geproduceerd uit PP-recyclaten en dat door vervuiling verzwakte gerecyclede polymere onderdelen kunnen worden gecompenseerd door het gebruik van zogenoemde tape-inserts, dit zijn uit tape gefabriceerde inzetstukken.

This article is from: