19 minute read
Maar wat is vrouwenhaat nu eigenlijk?
Vrouwenhaat is helaas nog steeds, gezien de vrouwen die momenteel de politiek verlaten, een actueel thema. Anja Meulenbelt gaat na waar die misogynie vandaan komt na een halve eeuw vrouwenemancipatie. “Bij elke historische stap voorwaarts die vrouwen maken, komt er protest. Alsof dat altijd gelijk staat aan een stap achteruit
“Vrouwen moeten leren om weerbaarder te worden”, zegt actrice en schrijfster Maryam Hassouni, “vrouwen moeten leren om verbaal assertief te worden”, zegt opiniemaakster Stella Bergsma, als antwoord op de vraag wat we kunnen doen aan de toenemende vrouwenhaat op de social media. We lezen het in het juni/juli nummer van Opzij - dat deze vrouwen, en bedrijfskundige en columniste Yesim Candan naar hun ervaringen vroeg. Daar zijn we natuurlijk voor, dat vrouwen assertiever en weerbaarder worden. Maar wacht even, zijn het nou juist niet de vrouwen die dat al zijn, die de meeste shit over zich heen krijgen, zoals minister Sigrid Kaag, of parlementariër Sylvana Simons - vrouwen die voor hun mening uitkomen, die in het openbaar hun mond opendoen, die zichtbaar zijn, die hun nek uitsteken? Die de brutaliteit hebben om te denken dat vrouwen in deze tijd het recht hebben om zich uit te spreken, op een podium te staan, zich te laten verkiezen als volksvertegenwoordiger, burgemeester te worden, zijn zij juist niet degenen die behalve op goor gescheld zelfs op doodsbedreigingen kunnen rekenen?
We hebben nu een halve eeuw vrouwenemancipatie achter de rug. In twee generaties zijn we van huisvrouwen die thuis hoorden te zitten veranderd in moderne vrouwen die vanzelfsprekend, net als mannen, buitenshuis werken. We zijn dus al zelfstandiger. Maar betekent dit dat er nu minder geweld tegen vrouwen is? Helaas, dat is niet zo. De vraag is: hoe komt dat?
Er is natuurlijk niet één antwoord omdat er veel verschillende soorten geweld zijn. Maar één ding weten we, er is een relatie tussen gewelddadigheid en mannelijkheid. En nee, ik weet dat er nog steeds veel mensen zijn die ervan uitgaan dat dat nu eenmaal de aard van het (mannelijke) beestje is, maar er is nog nooit een gen aangetoond dat van mannen een geweldpleger maakt, en aan de hormonen kan het ook niet liggen. Ik ga ervan uit dat ‘mannelijkheid’ grotendeels een aangeleerd repertoire aan gedrag is, want net zoals Simone de Beauvoir zei dat vrouwen niet als vrouwen worden geboren, geldt dat uiteraard ook voor mannen.
De logica van vrouwenhaat Femicide, moord, is de meest extreme vorm van vrouwenhaat, maar ook al is het extreem, het zegt iets over de redenen waarom er mannen zijn die een vrouw liever helemaal kapotmaken dan haar kwijt te raken. Niet omdat ze een vrouw is, maar omdat ze een vrouw is die niet doet wat hij wil. En dat zegt iets over zijn opvattingen over zichzelf als man. Waar hij denkt recht op te hebben. Vrouwen worden ook verlaten, en kunnen daar uiteraard volstrekt ontdaan door zijn. Maar het komt vrijwel niet voor dat vrouwen dan overgaan tot moord. De veel minder vaak voorkomende moord door vrouwen op hun partner is juist opvallend vaak om de tegenovergestelde reden: vrouwen die in wanhoop hun man vermoorden omdat ze niet weten hoe ze anders van hem af kunnen komen. Zie de indrukwekkende documentaire van Coco Schrijber, Look what you made me do.
Schrijfster en filosofe Kate Manne heeft een boek geschreven over de logica van misogynie - vrouwenhaat dus - getiteld Down Girl (2018) waar ze poneert dat vrouwenhaat niet tegen alle vrouwen is gericht, maar tegen vrouwen die niet aan de verwachtingen voldoen van mannen. Het gaat dus om de ingebakken ideeën over hoe vrouwen horen te zijn. En daarmee komen we veel dichter bij een antwoord op de vraag hoe het komt dat geweld tegen vrouwen niet is afgenomen, nu vrouwen in doorsnee onafhankelijker zijn. Eerder, en dat is een pijnlijke conclusie, is dat het juist de grotere zelfstandigheid van zoveel vrouwen is die in ieder geval bij een deel van de mannen een klaarliggende nog latente agressie op doet vlammen.
De backlash
Dit kunnen we ondertussen weten. Bij elke historische stap voorwaarts die vrouwen maken, komt er protest. Alsof elke stap voorwaarts van vrouwen gelijk staat aan een stap achteruit voor mannen. Neem Max Pam, een redelijk bekende schrijver en columnist van in de zeventig, die de man van tegenwoordig omschrijft als een ijsbeer op een smeltende schots. Maar hij is niet de enige. De veel jongere, en ook redelijk succesvolle Sander Schimmelpenninck, denkt óók al dat de man is ingehaald door de vrouw, hoewel daar aantoonbaar niets van klopt. Nog steeds verdienen vrouwen minder, zitten ze minder vaak op posities van macht en worden ze overal waar het gaat om status slecht gerepresenteerd. Maar toch beweert Schimmelpenninck dat mannen zich door het overwicht van vrouwen overbodig zijn gaan voelen, en op achterstand komen te staan. En daar komt rancune van zegt hij. Dit is het doembeeld: straks hebben we progressieve steden vol hoogopgeleide vrouwen en in de conservatieve achterlanden zitten al die achterblijvende mannen.
Schimmelpenninck heeft ongelijk, want er is nog niet eens sprake van werkelijke gelijkwaardigheid, laat staan dat vrouwen de mannen hebben ingehaald Maar dit klopt: vrouwen zijn tegenwoordig minder afhankelijk van mannen, en het blijkt dat veel mannen daar slecht tegen kunnen. Neem het kostwinnersbeginsel uit de tijd van mijn moeder, dat inmiddels is afgeschaft. Dat betekende weliswaar dat mannen hard moesten werken om het gezin te onderhouden, maar er stonden ook privileges tegenover: op zijn werk moest hij doen wat zijn baas wilde, maar thuis was hij de baas. Omdat hij het geld binnenbracht had hij recht had op verzorging, dat zijn kleren schoon in de kast hingen, dat zijn eten klaar stond, dat de kinderen verzorgd waren, en, dat werd zelden hardop gezegd maar iedereen wist het: dat hij als getrouwde man recht had op seks. Nu ook vrouwen geld inbrengen is die verzorging al minder vanzelfsprekend. Moderne vrouwen verwachten van mannen dat ze ook een handje meehelpen in het huishouden, en meer tijd met hun kinderen besteden. Maar dat gebeurt nog steeds maar mondjesmaat.
Mannen zien zichzelf niet graag als afhankelijk van een vrouw, want afhankelijkheid is niet mannelijk. Toen ze nog kostwinners waren hoefden ze niet om verzorging te vragen, het hoorde gewoon zo. “Het is voor een man eenvoudiger te denken dat zijn harde werken hem recht geeft om achterover te gaan leunen en verzorgd te worden, dan om openlijk om verzorging en affectie te moeten vragen. Zo’n vraag zou de onderliggende angst en kwetsbaarheid blootleggen niet alles alleen aan te kunnen, en dat laatste, alles alleen aankunnen en geen hulp nodig hebben, is juist het kenmerk van geslaagde mannelijkheid’, schrijven twee therapeuten, Barry Gordon en Richard Meth. Het is niet voor niets dat ongetrouwde mannen vijf keer meer risico lopen op fysieke en mentale ziekte. Maar nu is die zorg niet meer een vanzelfsprekend recht, en dat maakt mannen onzeker.
Dit is het probleem, het diepgewortelde idee in onze cultuur dat mannen en vrouwen verschillend horen te zijn. Zoals: een man is vooral een man omdat hij niet is als een vrouw. En vrouwendingen doen, of vrouwengedrag vertonen is vernederend. Het maakt een man ‘minder man’, en daar heeft hij last van, vanwege zijn gevoel van eigenwaarde maar ook omdat andere mensen hem zouden kunnen zien als zwak, ja, als afhankelijk. Als ‘watje’, als mietje
Vrouwen staan ook onder druk om zich ‘vrouwelijk’ te gedragen, maar hebben zich daar in twee generaties al een heel eind aan ontworsteld. De meeste vrouwen voelen zich niet minder vrouw omdat ze broeken dragen, en al hebben laten zien dat ze praktisch alles wat mannen kunnen ook kunnen. Maar precies dat is het wat zoveel mannen als vernederend ervaren - het zijn al die geëmancipeerde vrouwen die maken dat hij zich geen echte man meer kan voelen. En daar hebben we de backlash, de haat tegen feministen en andere vrouwen die zich niet langer aan de verzwegen maar toch voorgeschreven codes houden.
Zo zien we dat het bij de formatie van heteroseksuele stellen nog steeds gebruik is, dat hij langer is, ouder is en dat zijn werk belangrijker is dan het hare en dat hij meer verdient dan zij. Daar mag wel een beetje van af, tegenwoordig, maar toch blijken veel mannen het een vernedering te vinden als zij meer verdient dan hij. Het aantal heterostellen waarbij de zorg werkelijk eerlijk is verdeeld is nog geen tien procent
Is seks een recht?
Een ander punt is de seks. Veel mannen zijn grootgebracht met het idee dat dat een recht is. Als volwassen man heb je seks, dat komt je toe, daarmee laat je ook je mannelijkheid zien tegenover andere mannen. Maar seks is geen recht, want dat zou betekenen dat je recht hebt op het lichaam van een ander. En dat heeft niemand. En er zijn nogal wat jonge mannen die erachter komen dat seks krijgen niet vanzelf gaat. De jonge dames in kwestie hebben de vrijheid om nee te zeggen. En het is dus niet eerlijk verdeeld, vinden jonge mannen die zien dat de meest begeerlijke meiden aan hun neus voorbijgaan. De rancune die dat oplevert kan ook tot wraakzuchtige moord leiden, zoals we gezien hebben aan Elliot Rodger uit de VS, die 22 was en nog niet een keer geneukt had en uit woede een aantal willekeurige vrouwen doodschoot - en een paar mannen die in zijn ogen meer kans maakte op de arrogante blonde sletten op wie hij zijn zinnen had gezet. Om daarna zichzelf van kant te maken. Een extreem geval, inderdaad. Maar de rancune van jonge mannen die niet krijgen wat ze hebben willen, en zich daarom ‘losers’ voelen, uit zich met karrevrachten tegelijk op de sociale media - zoals we hebben kunnen zien bij het proces tegen de bedreigers van Sylvana Simons. Daar had je zo’n vrouw, en zwart ook nog, en uitdagend aantrekkelijk, die dacht dat ze te goed was voor gewone mannen zoals zij. Hoe durfde ze!
En zo zijn er mannen die de pest hebben aan moderne vrouwen, feministen, die zich niet houden aan de oude afspraken. Want tenslotte was het onze taak, zo omschreef Virginia Woolf het eens, om het ego van mannen op twee keer de ware grootte te weerspiegelen. En dat doen we niet meer. Dit is de ingebakken tegenstelling in de nog steeds bestaande opvattingen over mannelijkheid: mannen moeten laten zien dat ze onafhankelijk zijn, met name van vrouwen, maar hebben ondertussen de onderdanigheid van vrouwen nodig om het gevoel te hebben een echte man te zijn.
Mannen moeten leren omgaan met verlies, schrijft Maaike Meijer in een fascinerend boek Radeloze helden waarin ze laat zien dat mannen die te zeer behept zijn met de mannelijkheidswaan daar nooit gelukkig van worden. Mannen moeten leren omgaan met hun afhankelijkheid en kwetsbaarheid zeg ik - het ligt dicht bij elkaar. En nee, daar word je niet minder van. Wel menselijker. ‘Echte mannen’ bestaan niet. Al zijn er genoeg die graag doen alsof.
Minder man, meer mens
Wij vrouwen hebben al een halve eeuw gehad om onszelf opnieuw uit te vinden. We hadden daar een beweging voor, voorbeelden, we ondersteunden elkaar daarbij. Meestal. Een van de dingen die we hebben ontdekt, is dat het heel goed mogelijk is om zogenaamde vrouwelijke eigenschappen te combineren met mannelijke: liefdevol te zijn als dat erom vraagt, en gedecideerd als dat nodig is. Van die conclusie zijn we geweldig opgeknapt, ik in ieder geval wel. Het is een enorme bevrijding om je niet zo benauwd aan één gedragsrepertoire aan gedrag te hoeven houden.
Maar het lijkt er soms op alsof mannen nog maar nauwelijks begonnen zijn aan hun proces van aanpassing aan nieuwe tijden, aan werkelijke gelijkwaardigheid. Aan het besef dat er niets mis is met wederzijdse afhankelijkheid, ook niet voor mannen. Dat kwetsbaar kunnen zijn hoort bij je mens-zijn. Dat er nog heel veel mens overblijft als je niet zo hardnekkig vasthoudt aan het idee dat je een ‘echte man’ moet zijn, de baas moet blijven, en dat alleen kunt als vrouwen zich dienstbaar blijven opstellen. Die mannen die als het ware in transitie zijn, zijn er wel. Maar het zijn er nog niet veel. Onder andere omdat ze vaak denken - hoe mannelijk - dat ze het alleen moeten doen en niet mogen leunen op bondgenoten. Een ervan stond ook in Opzij Babah Tarawally, de schrijver van Een getemde man. We kennen Jens van Tricht, de oprichter van Emancipator, met zijn opnieuw uitgegeven boek Wat voor man wil je zijn? En er zijn er echt nog meer.
Kortom, het wordt tijd dat meer mannen erachter komen dat er nog heel veel, nee méér mens overblijft als ze afstand nemen van de mannelijkheidswanen die hen agressief en gewelddadig maken, en die niemand gelukkig maken, vooral ook henzelf niet. Lieve berenman op die smeltende schots: zwem! O
Etchica Voorn (1963) won in juni 2018 de Opzij Literatuurprijs voor haar autobiografische roman Dubbelbloed Ze schreef vier en een half jaar columns voor Opzij, schrijft essays en recensies voor onder andere NRC. Ze is moeder van een zoon, woont in Amsterdam en is werkzaam als docent burgerschap bij ROC Flevoland Almere als zij-instromer.
Shishani Vrankx is vocalist, gitarist, songwriter en founder van meerdere projecten, waaronder Miss Catharsis, een band met uitsluitend vrouwen van kleur. Shishani is non-binair en vroeg me om die en diens als persoonsvorm in dit interview te gebruiken.
Shishani wil via muziek mensen kritisch laten nadenken. Bijvoorbeeld over het Nederlands kolonialisme en hoe daardoor racisme nog steeds geworteld is in onze maatschappij. Opgegroeid in Nederland met een Namibische moeder en Belgische vader voelt Shishani zich een ‘tusseninner’. Voor Shishani gaat dit over meerdere thema’s. Hoe kun je je thuis voelen in je lichaam? Hoe verhoud je je tot de verschillende landen en culturen die je in je draagt; waar hoor je thuis, waar hoor je bij? In de pas verschenen documentaire Doubleblooded zegt Shishani: “Ik woon bijna mijn leven lang in Nederland, dus ik kom hier ook vandaan. Maar ik word nooit gezien of benaderd als een Nederlandse of Belgische persoon. Dat is altijd erg verwarrend voor me geweest, vooral in mijn puberteit.” Onze eerste ontmoeting was in juni 2019, tijdens een boekpresentatie waar Shishani optrad. Ik was destijds al geraakt door Shishani’s krachtige stem. Meestal is een ontmoeting met een andere dubbelbloed een feest van herkenning én ontspanning omdat je jezelf niet hoeft uit te leggen. Met Shishani voelde dit destijds net zo en sindsdien zijn onze harten verbonden. In een appartement met een grandioos uitzicht over de Amsterdamse Gaasperplas duiken we diens leven in.
Hoe gaat het met je?
“Ik heb vier uurtjes geslapen vannacht, ik werd wakker en kon niet meer slapen. Ken je dat? Dat je mind maar doorgaat. Ik zeg tegen mezelf: laat me slapen, laat me alsjeblieft slapen maar dat werkt natuurlijk niet. We zijn net terug van onze reis van twee maanden door Namibië en álles komt weer op me af.”
Hoe doe je dat, die overgang maken naar werk na twee maanden reizen?
“Eerlijk gezegd: vorig jaar kreeg ik een mental breakdown. Ik lag echt he-le-maal op de grond.
Ik besefte: het te veel werken, dát trek ik niet meer. Het werd me duidelijk dat het vele werken voortkwam uit vluchtgedrag, zo van: je moet productief zijn want dan ben je iets waard. Of, jíj bent de geprivilegieerde van de familie, dus jij moet het maken zodat de rest het ook kan maken.
Dat gevoel heb ik eigenlijk altijd gehad, maar ik stond er niet bij stil. Mijn partner Samaa zei: je werkt alleen maar, er is geen rust en we hebben nauwelijks quality time. Ik besloot in therapie te gaan. Een goede therapeut vinden was niet makkelijk; óf iemand snapt niet wat het is om een persoon van kleur te zijn, of ze snappen niet wat gender fluidity is. Maar nu heb ik een vaste psycholoog en loop ik bij de genderpoli, omdat ik mijn leven lang genderdysforie heb. (Mensen met genderdysforie hebben een sterk gevoel van onvrede met het geslacht waarmee ze geboren en opgegroeid zijn, red.).
Er zijn periodes dat ik oké ben met mijn vrouw-zijn maar ook dat ik compleet vast zit in mijn lichaam. Alsof het niet bij mij hoort. Op mijn ergste momenten voelt het als een gevangenis. Dat is een eenzame reis geweest, omdat ik veel schaamte en verwarring heb gevoeld. Het binaire denken zit zo diepgeworteld dat ik mezelf daaraan ging spiegelen. Ik schommel tussen zowel vrouwelijk als mannelijk zijn maar heb een supervrouwelijk lichaam terwijl ik een mannelijk lichaam had willen hebben. Dat is een confrontatie die ik constant met mezelf heb. Nu
Shishani Vrankx
Dat is dé vraag van mijn leven gebleven’ weten we dat er veel meer is dan alleen vrouw of man zijn. Ik zit in een grijs gebied dat nog maar net woorden en zichtbaarheid begint te krijgen. Toen ik eind twintig was, sprak ik met mijn lesbische vriendinnen over onze lichamen. Iedereen voelde zich echt een vrouw. In mijn beleving zagen zij er veel mannelijker uit dan ik en ik ging ervan uit dat zij ook een disconnectie met hun lichaam zouden voelen. Dat dat niét zo was, was heel verwarrend. Ik kon alleen maar denken: hoe kan dit? En wat ben ik dan?”
Wat zou je hebben geholpen bij de vorming van je ‘identiteit’?
“Ik miste voorbeelden. Er was een lack of representation van mensen zoals ik, die er tussenin zitten. Het is zoals wij zijn, gemixt, als het gaat om kleur. Die zoektocht van belonging geldt ook in het genderverhaal. Ik ben opgegroeid in een superbinaire wereld en dat heb ik geïnternaliseerd. Ook dat komt voort uit het kolonialisme. Het feit dat die kennis is weggevaagd heeft voor mensen zoals ik voor zoveel verwarring, pijn en uitsluiting gezorgd. Nu weten we dat er altijd al mensen waren in een breed spectrum van gender.”
Dan op felle toon: “Dus mijn leven lang heb ik geleden aan depressies - omdat ik mezelf nergens terugzag - om erachter te komen dat mensen zoals ik wel bestonden!
LHBTIQ+ personen bestonden altijd al, alleen is deze kennis weggevaagd door religie, het christendom en het kolonialisme. Wereldwijd waren er culturen waarin verschillende genders geïntegreerd waren in de sociale structuur. Vaak hadden ze een belangrijke sociale, spirituele rol als healers omdat zij als speciaal werden gezien door hun connectie met zowel vrouwelijke als mannelijke energieën. Taal is superbelangrijk voor representatie. Met die, diens en hen kan ik via tekst aan mensen laten zien dat ik non-binair ben, ik zit er tussenin. Maar om eerlijk te zijn, heb ik nog niet de woorden gevonden die echt bij me resoneren. In het Engels is het they/them maar dat voelt lastig voor me omdat ik me niet meervoudig voel. Ik voel me één, ik draag alle kanten van mij en ben gewoon mezelf. Snap je? Wat ik het fijnst vind is mijn naam. Dat voelt echt als ik, Shishani.”
Het klinkt alsof je het gewicht van ‘representatie’ op je schouders draagt. Is dit zelfzorg of uit verantwoordelijkheid?
“Dat is zo. Ik wil die awareness delen met mensen. Mijn leven lang voelt als balanceren tussen: wat is voor jezelf en wat doe je uit verantwoordelijkheid.”
Dan peinzend: “Ik voel dat ik die rol moét innemen, maar ik doe het uit liefde. I mean, if I don’t speak up than nothing is gonna happen, en dat heeft alles te maken met waar en hoe ik ben opgegroeid.”
Wie zijn je ouders?
“Mijn vader is een Belgische man en psychiater. Hij ging naar Zuid-Afrika voor zijn werk. Omdat hij met coloured en blacks omging, kwam hij in de problemen. Onder het mom van vakantie is hij naar Namibië gegaan en gebleven. Mijn vader was de grondlegger van de psychiatrische zorg in Namibië, een bekende figuur. Hij heeft meerdere sociale initiatieven opgezet. Bijvoorbeeld voor studenten die weinig geld hadden, die zo toch de mogelijkheid kregen om te kunnen studeren.
Mijn moeder is Namibisch, komt uit een gezin van zeven kinderen en was heel slim. Missionarissen hebben aan mijn grootouders voorgelegd dat ze moest doorstuderen.
Mijn opa vond dat onzin, als meisje moest ze werken op het veld. Uiteindelijk kreeg ze toestemming en financiële ondersteuning om verpleegkunde te studeren in de hoofdstad. In het ziekenhuis ontmoette ze mijn vader. Allebei zijn ze de eerste in hun familie die gingen studeren.”
Hoe ben je opgegroeid?
“In Namibië werd ik opgevoed door een tante, zij was als een moeder voor mij. Ik groeide op met haar en mijn andere zwarte tantes. Ze spraken Engels met mij, mijn moeder wilde niet dat ze Oshiwambo met me spraken.
Mijn moeder heeft haar best gedaan om mij zo Europees mogelijk op te voeden, omdat ze dacht; dan heb je de beste kansen. Al vroeg ik het een miljoen keer, ze heeft me nooit een Namibisch liedje of Namibische dans geleerd. Ze dacht het beste voor mij te doen.
De eigenschap die ik van mijn moeder heb meegekregen?
Haar doortastendheid. Ze heeft een visie en een idee en dan voert ze het uit. Mijn vader is ook een visionair en sociaal geëngageerd, een groot hart voor zijn zaak, dat heb ik echt van hem.”
Wanneer werd je je bewust van je kleur?
“In Namibië was ik altijd met mijn zwarte tantes op stap en niemand die daar raar van opkeek. Maar wanneer ik met mijn witte vader naar de supermarkt ging, dán kreeg je blikken. Als kind weet je niet wat het is maar je voélt het. Of dat kinderen mij opeens gingen pesten omdat ik werd opgehaald in de Mercedes van mijn vader. Ik was in hun ogen anders, want mijn vader was wit én ook nog eens rijk. Op mijn vijfde ging ik met mijn ouders en geadopteerde zus naar Nederland. Mijn tante, die altijd voor mij gezorgd had, bleef achter, dat was een traumatische breuk. Voor mijn vader veranderde niet zoveel. Hij was al professor en een grootheid in Namibië en kreeg opnieuw een goeie aanstelling. Maar voor mijn moeder veranderde alles. Zij ging van een sterke trotse vrouw met status en een goede baan naar onbeduidend ‘migrantenvrouwtje’ uit een onbekend Afrikaans land, dat de taal niet sprak.”
Wat deed dat met jou?
“Het deed pijn want ze werd niet gezien. Ik zag ook angst in haar ogen, ze was de eerste periode vooral thuis. Daarna stortte ze zich op studeren, tien jaar lang heeft ze studies gevolgd en werkte ze daarnaast fulltime als verpleegster. Daardoor zag ik mijn moeder weinig in mijn jeugd. Maar ik zag wel wat het met haar deed als ze de zoveelste afwijzing kreeg na een sollicitatie. Al op jonge leeftijd had ik door wat racisme en discriminatie was en hoe hiërarchieën werkten. Ik maakte het thuis mee. Dat is waarom ik activist ben geworden. Op mijn achttiende zei ik: mum, you’re still an African woman in this country. Ik ben niet de student die thuiskomt voor een wasje en een kopje thee met een koekje, ik ben muzikant. Voor mij hoef je niet in dit land te blijven. Toen is ze teruggegaan, ze bloeide op en kreeg een internationale functie bij de Namibische regering. Ze kreeg eindelijk de aanstelling die ze verdiende, in Europa zou ze die nooit hebben gekregen.”
Voelde je je thuis in Nederland?
“Van de allereerste schooldagen herinner ik me alleen witte kindjes die Nederlands tegen mij praatten. Ik verstond de helft niet. Wij waren ‘die kindjes uit Afrika.’ Maar ik kreeg vriendjes en vriendinnetjes en dan pak je de taal snel op. Het was wel áltijd, waar kom je vandaan?
Dat is dé vraag van mijn leven gebleven. Ik raakte eraan gewend om mijn levensverhaal op te dissen, alsof ik me moest verantwoorden waaróm ik hier ben. Tot er zes jaar geleden een keerpunt was. Ik werd gevraagd op te treden bij Amsterdammer van het Jaar. Het was mijn idee om Aan de Amsterdamse grachten te zingen. Op dat moment woonde ik in de Jordaan. Terwijl ik die tekst uit m’n hoofd leerde en door mijn buurt liep realiseerde ik me: in deze straten loop ik al tien jaar. Dit zijn ook míjn straten. Door op mijn eigen manier dit nummer te zingen, begon ik het mezelf toe te eigenen: dit ís mijn stad, dit ís mijn thuis, Nederland is óók ván mij.”
Hoe is je contact met je Belgische familie?
“Ik heb lieve Belgische familieleden en voel me geliefd, maar het was ook: jij spreekt de taal goed, jij mag bij ons. De relatie met mijn moeder is altijd moeizaam geweest. Mijn moeder komt uit een cultuur van samen oogsten als het nodig is. Hier is het; huur iemand in, zoek het uit. Mijn witte halfbroer en halfzus uit mijn vaders eerste huwelijk, zijn twintig jaar ouder en in België opgegroeid. Mijn halfbroer is muzikant en een paar jaar tourden we samen rond en kregen een goeie relatie samen. Maar sinds vijf jaar heb ik minder contact.
De aanleiding was de intocht van Sinterklaas, ik was onderweg naar een afspraak toen ik de boot zag en dacht: daar gáán we weer. Tot ik de roetveegpieten zag! Wow! I’ve seen the change now in my life. Ik was daar heel blij mee.
Gelijktijdig verschijnt een post op Facebook van mijn halfbroer met zijn kind geschminkt als zwarte piet. Een week lang had ik harten hoofdpijn. Via de mail heb ik uitgelegd hoe het voor mij was. Alle denkbare standaardexcuses schreef hij terug. Van: het is een viering van de multiculturele samenleving tot aan: Congolese vriendinnen vinden het niét erg.
Ik mailde terug: Als kind had ik de woorden niet om uit te leggen dat het altijd een pijnlijke periode was voor mij. Ook omdat onze vader letterlijk op Sinterklaas lijkt met zijn lange witte baard en blauwe oogjes. Mijn broer is daar destijds compleet overheen gewalst. Dat was emotioneel en pijnlijk voor mij. Toen besloot ik afstand te nemen om mezelf te beschermen.”
Dubbelbloed
“In Namibië ben ik wit, maar in Europa word ik niet als Europees gezien. Mijn nieuwe antwoord is: kom maar naar Nederland, dan ondervind je hoe wit ik ben. Omdat ik dubbelbloed ben, sta ik meer open voor anderen. Ik weet wat het is om niet geaccepteerd te worden. Dubbelbloed gaat niet alleen over welk bloed door je aderen stroomt maar ook over de plekken waar je woont. Lang heb ik me een beetje ‘zo’ gevoeld.”
Shishani duikt ter demonstratie in elkaar en zegt met klein stemmetje: “Mag ik er zijn?”
“Ik deed dit onbewust, omdat mensen je – al dan niet subtiel – laten weten; je bent niet van ons.”
In wat ben jij typisch Namibisch?
“Ik heb ruimte om me heen nodig, ik kan niet op een stoepje lopen maar ik moet naar het midden van de weg. Dat komt door mijn vroege jeugd in Namibië met de eindeloze uitzichten. De mensen met wie ik mee omga in Namibië zijn heel bezield, krachtige zielen. Ja, dat resoneert in mij.”
En in wat ben je typisch Nederlands?
“Ik word recht voor zijn raap genoemd en wil alles benoemen en bespreken.”
Ik nam deel aan een ontbijtdialoogtafel op Keti Koti en moest kiezen of ik wit of zwart was, in verband met de tafelsetting. Wat zou jij doen?
“Wat een verschrikkelijke beledigende vraag! Als mixed person heb je een andere realiteit. Je bent belast met niet wit zijn en niet geaccepteerd worden als zwart. Ik wil dat mensen begrijpen dat ik écht allebei ben.”
Heb je een dubbelbloed blooper?
“Bloopers vinden vooral plaats in Noord-Namibië in het dorp waar mijn moeder vandaan komt. Bijvoorbeeld een brouwsel waarvan ik dacht dat je het moest schudden terwijl je dit absoluut niet moest doen. Het moment dat ik met twee handen de beker pakte om te schudden begon iedereen te schreeuwen, no!” O