FILAKRANT 20
16
Ja ar ga ng no .5
Gratis jaarkrant voor actieve munten- en postzegelverzamelaars in BelgiĂŤ en Nederland
Kroningstype Australian Light Horse Oost-IndiĂŤvaarder 11 & 12
Alice in Wonderland 13 - 15
Stamptales tijdens Eindejaarsbeurs Tijdens de Eindejaarsbeurs is Stamptales (ons jeugdevenement), met jaarlijks een thema. Dit jaar is dat VOC. Donaties voor de jeugd zijn altijd welkom. Gaarne deze afgeven bij de organisatiestand van de V.O.V.V. Wij zorgen dat het op de juiste plek terecht komt. De rest van het jaar kunt u ook spullen in leveren tijdens de Apeldoornse Postzegel- en Muntenbeurs in het Wijkcentrum Het Bolwerk in Apeldoorn (zie advertentie op pagina 26). Neem anders contact op met de V.O.V.V. 055-3558600.
23 - 25
Strijd tegen het water 37 & 38
Het muntgeld van IJsland
Bankbiljetten en postzegels
17 - 19
40 - 43
Dinosaurussen
Stripfiguren op Japan postzegels
20 & 21
50 & 51
De Alandse vlag
The Louisiana Baby Bonds
2
FILAKRANT 2016
FILAKRANT 2016
3
De V.O.V.V. beurzen en Filakrant hoe nu verder telefoontjes, en andere reacties maar te veel om op te noemen. Het was en is overweldigend allemaal, ik heb er nog steeds geen woorden voor. Ja, het was een roerig en droevig jaar, maar we moeten verder. En dat doe ik ook.
Evert en ik zijn op de Eindejaarsbeurs in december 2014 in het zonnetje gezet door onze standhouders en medewerkers met een bos bloemen en een envelop met inhoud met als doel om daar samen te gaan genieten van een etentje. Maar er was zoveel opgehaald dat we meer konden doen dan eten. Wij waren natuurlijk totaal verrast. Het duurde even voordat ik iets kon omroepen en iedereen kon bedanken. De eerste maanden van het jaar kwam het er niet van, maar het stond in de planning om dit na de beurs in Antwerpen van 28 en 29 maart te doen. Het stond geboekt voor dinsdag 7 april na het Paasweekend. Samen naar Drenthe er even lekker tussen uit. Het liep allemaal anders. Op maandag 30 maart is Evert plotseling als gevolg van een hartstilstand overleden. Even stond alles stil en mijn leven stond op z’n kop. Nu sta ik er alleen voor zonder mijn maatje, steun en toeverlaat, partner en groot verzamelaar van postzegels. Wij waren een team en al meer dan 38 jaar samen. Ik heb het geld van de reservering terug gekregen, en dit geld ingezet voor een week vakantie in Friesland met Mark en Shirley. Het heeft ons goed gedaan om na Hollandfila even alles te laten voor wat het was. Nu wil ik via deze weg iedereen bedanken die mij en Mark en Shirley hebben gesteund en geholpen. Het was een hele klus om vooral de eerste beurzen weer voor elkaar te krijgen met het verdriet en gemis. Het begon al weer gauw met de 18 april beurs in het Bolwerk in Apeldoorn. Zelf was ik daar nog niet bij aanwezig. Maar in mei al wel weer. Dit was de opstart naar Hollandfila toe. Begin mei was ik al weer op pad richting Essen om onze beurzen in Nederland te promoten. Daar ging ik uiteraard met knikkende knieën heen. De vele aandacht heeft me goed gedaan al was het soms wel erg zwaar en emotioneel. Maar ik kijk er met een voldaan gevoel op terug dat ik het gefikst heb. Ik realiseer mij goed dat ik er tijdens Hollandfila nog niet helemaal bij was met mijn gedachten. Maar met veel hulp vanuit Samenwerkingsverband Filatelie en andere vaste medewerkers hebben wij ons er aardig doorheen geslagen. Hollandfila was qua bezoekers geen goede beurs, dit kwam doordat hij weer terug geplaatst is naar zijn oude datum in juni. En het 1e weekend van juni was het warm weer. De opkomst van de leden van het Samenwerkingsverband Filatelie, die tijdens Hollandfila gratis toegang liet helaas te wensen over. Nog geen 120 leden zijn er binnen geweest. Bezoekers vonden het een gezellige beurs, zelf vonden wij het een wat bedrukte sfeer hebben. Dit kwam doordat veel mensen nog even stil stonden bij het feit dat Evert was overleden en zijn foto bekeken en het condoleance tekende. Nog steeds krijg ik telefoontjes, brieven en mails binnen. Ik ben de tel kwijt geraakt. Maar via deze weg wil ik iedereen bedanken voor alle kaartjes, bloemen, mailtjes,
Filakrant Er zijn weer veel leuke artikelen binnen gekomen, en de krant is weer net zo dik en kleurrijk als de vorige edities. Ik krijg nog steeds verzoeken binnen voor een abonnement op Filakrant. Ook staan er al weer een aantal bestellingen klaar om te verzenden, na ontvangst van de portokosten op ons rekening nummer. De portokosten voor een krant tot 250 gram in Nederland zijn € 2,76 en vanaf januari 2016 is dat € 2,92. Voor het buitenland is het € 3,45 en per januari 2016 is het € 6,25. Filakrant is ook via onze website te lezen. Zie onze website www.eindejaarsbeurs. nl/filakrant. Opvallend is dat de krant ook over de grenzen steeds meer aandacht krijgt. Eindejaarspenning Dit is een onderscheiding die alleen toegekend kan (en zal) worden aan personen met een grote en/of bijzondere verdienste in de wereld van Filatelie en/of Numismatiek. De Penning is prestigieus zowel in toekenning als uitvoering. 60 mm doorsnee en van Rijks gekeurd zilver. Uitreiking van de penning zal tot het laatste moment geheim blijven.
Tijdens de Eindejaarsbeurs 2014 is de Eindejaarspenning uitgereikt aan Tom Passon. Deze was totaal overrompeld en sprakeloos. Tom is een gelouterd iemand binnen de filatelie en de numismatiek. De Eindejaarspenning reiken wij in 2015 niet uit In 2016 reiken we de Eindejaarspenning wel weer uit. Maar aan wie?? Als u iemand weet die daarvoor in aanmerking zou moeten komen, wilt u dan contact met mij opnemen? Zelf heb ik (en had Evert) al iemand in gedachten, maar zijn zeker benieuwd naar uw voorstellen. Dus bij deze een oproep om personen voor te dragen voor de Eindejaarspenning 2016. Jeugdevenementen Wij van Stamptales zijn nog steeds trots op het feit, dat wij nog met elk evenement Jeugd aan ons weten te binden. De ijzersterke thema’s met onze eigengemaakte albumbladen zijn een troef van Stamptales. Bij ieder evenement zien wij toch elke keer weer nieuwe kinderen die nog niet eerder op Stamptales zijn
geweest. Ja, de jeugd heeft tegenwoordig meer mogelijkheden om zich te vermaken. Maar echt bezig zijn met filatelie waar je veel kennis mee opdoet dat beleef je tijdens Stamptales. In het laatste blad STAMPY van de Duitse Jungen briefmarkenfreunde Simeon-Hamm uit Hamburg staat te lezen, dat bij hun bezoek aan de Europhilex in Londen er voor de Jeugd wel wat was te doen, maar “Unsere Niederländischen Freunde in Barneveld sind da schon viel weiter”. Deze groep komt met maar liefst 10 personen naar ons evenement. Hier doen wij het voor: Voor de Jeugd die nog wel interesse heeft in wat ooit ’s werelds grootste hobby was! Met het verzamelen van postzegels reis je de hele wereld rond maak je kennis met andere landen. Met het postzakspel word je kennis over de wereld getest. Je reist van land naar land en jij mag laten zien waar dat land ligt op de kaart. Het aantal jeugdige verzamelaars loopt hard terug. Pas vertelde mij iemand, dat ze geplaagd werd op school, dit omdat ze postzegels verzamelde ze zat nog maar in groep 8. Daardoor was ze gestopt met sparen en kwam niet meer op beurzen. Ja, en dat merken wij ook. Hoe moeten wij het tij keren om de jeugd weer actief te laten worden. Het is niet saai en suf, juist leerzaam. En samen naar zo’n beurs gaan kan ook heel gezellig zijn. Als ik mijn jeugdmailing of nieuwsbrieven bij de Post breng, spreken mensen mij aan. Wat een mooie zegels zitten er op uw brieven, die heb ik nog nooit gezien. Hoe komt u eraan. En ja, dit zeggen ook de kinderen die daarbij staan. Ze zien eigenlijk nooit meer een leuke postzegel op een brief langs komen. En zo loopt het verzamelen dan eigenlijk ook terug. Vul zelf maar in waaraan dit allemaal ligt. Dat hoef ik u niet te vertellen. Op Antwerpfila staan wij twee keer per jaar met onze jeugdstand. Ook hier loopt het aantal jeugdige bezoekers hard terug. Met ingang van 2016 zijn die beurzen op de vrijdag en zaterdag. Dan zijn wij daar beide dagen wel aanwezig maar alleen op zaterdag hebben wij jeugd activiteiten. Tijdens Hollandfila in Barneveld, nu in juni, hadden wij op de zaterdag een jeugddag “Jeugd in Aktie” met een veiling en een thema. In 2016 laten wij dit evenement vanwege de geringe belangstelling vervallen. Wij houden onze focus op twee dagen Stamptales met daarbij een mooie jeugdveiling en een thema, natuurlijk gelijktijdig met de Eindejaarsbeurs. Dus ja, wij gaan ook het e.e.a. veranderen. Maar we blijven kwaliteit leveren voor de jeugd. Dat is en blijft ons doel. Alle donaties t.b.v. het jeugdwerk, worden zorgvuldig gefilterd. Wij halen eruit wat wij voor onze jeugd kunnen gebruiken. De rest wordt verkocht, en met de opbrengst wordt er weer mooi en nieuw materiaal gekocht voor onze jeugdevenementen. Iets waar ze écht wat aan hebben. Ondanks dit roerige en droevige jaar is het wel iets wat recht uit mijn hart komt. Ik ga door met het organiseren van onze beurzen en zet Filakrant door op het spoor dat Evert en ik samen hebben uitgezet. Ik hoop dat 2016 voor mij anders gaat lopen dan het afgelopen jaar en wens u als verzamelaar en standhouder nog vele succesvolle beurzen
Pamela van de Vlekkert
Colofon
Inhoud Voorpagina 1 De V.O.V.V. beurzen en Filakrant hoe nu verder 2 De oorlog was eindelijk voorbij… 5 Internationale Beursagenda 2016 7 De Beurzen van 2016 7-9 Alice in Wonderland 11-12 Het muntgeld van IJsland (1922-1995) 13-15 Dinosaurussen 17-19 SamenwerkingsVerband Filatelie 19 Maandblad Filatelie geheel vernieuwd! 19 Ahvenanmaa – Åland 20-21 Nederlandse Filatelistenvereniging ‘Skandinavie’ 21 De strijd tegen het water 23-25 Kroningstype 27-30 Thaipex 2015 31 St. Liudger een Nederlandse heilige 33-36 Bankbiljetten en postzegels 37-38
Australian Light Horse 39 Stripfiguren op Japanse postzegels deel 9 en 10 40-43 Rubberstempels van Aruba, Curaçao en Sint Maarten 44-45 Postzegels, ooit als kleinGELD gangbaar 46 De filatelie van (Spaans) Puerto Rico 47 Uitgifte ten voordele van het Rode Kruis 1914 49-50 The Louisiana Baby Bonds 50-51 ‘Terug afzender’ post die retour gaat 53-54 De postbode klopt aan 54 Chili, Ambulancia La Serena – Rivadavia 55 Filatelie is genieten 55 Veilingagenda 2016 56 Post van, naar en via Cook’s Tourist Service 57 Hoe de naam Stamptales is ontstaan 59 De “ – ville” schepen van de rederij C.M.B. 60-61 Oost-Indiëvaarder 61-63
Redactie V.O.V.V. p/a Tienwoningenweg 53 7312 DL Apeldoorn Tel.: 055 - 355 86 00 e-mail: organisatie@eindejaarsbeurs.nl Vormgeving: Uitgeverij Stedendriehoek Verspreiding: van 29 dec. 2015 t/m 2016
4
FILAKRANT 2016
POSTZEGEL EN MUNTHANDEL BREDENHOF BOVENSTRAAT 286A 3077 BL ROTTERDAM TEL. 010-4826725 EMAIL: info@bredenhof.nl
Winkel geopend van woensdag t/m vrijdag 9.00 t/m 17.00 uur
Zaterdag 9.00 t/m 16.00 uur.
Wij leveren al 50 jaar kwaliteitskilowaar. Kijk op www.bredenhof voor de prijzen en om te bestellen. IEDERE MAAND NIEUWE AANBIEDINGEN. Wij hebben een grote voorraad Nederland en veel West-europese landen, insteekboeken. Ook behandelen wij mancolijsten en leveren wij in abonnement zegels van de hele wereld zowel landen als motieven. WIJ ZIJN DRINGEND OP ZOEK NAAR GOEDE VERZAMELINGEN, KILOWAAR EN MUNTEN.
FILAKRANT 2016
5
De oorlog was eindelijk voorbij… Door: Vincent Prange
B
ij het verzamelen van posthistorie zijn niet alleen de frankeringen en de stempels op een brief of kaart van belang, maar heel vaak ook de inhoud van het geschrevene. Ik geef twee voorbeelden van briefkaarten die vlak na de oorlog zijn verstuurd en die een bijzonder tijdsbeeld van de Tweede Wereldoorlog geven.
1944 werden buitgemaakt bij de overval op het DK van Tilburg. Romp verzorgde onderduikers, hielp geallieerd vliegtuigpersoneel, vervoerde wapens en gaf technische ondersteuning aan illegale organisaties. Terwijl hij thuis herstelde van een ernstig auto-ongeluk (6 oktober bij Schiphol) werd de inmiddels naar Hengelo overgebrachte zender uitgepeild. Op 24 januari 1945 werd het echtpaar Romp in hun woning gearresteerd. Romp werd op 14 april 1945 in Amsterdam gefusilleerd. Har was dus niet zomaar iemand, maar een belangrijke verzetsman en hij ligt begraven op de Erebegraafplaats in Bloemendaal.
De eerste kaart is verzonden op 3 juli 1945 vanuit het Brabantse Boxtel naar Rodi Egeo Italia. Rhodos was op dat moment nog Italiaans bezit, maar al door de Engelsen bezet (of liever: van de Duitsers bevrijd). De kaart is geschreven door de heer Romp aan zijn zuster, die getrouwd was met een Italiaan, de heer Ginghese.
De tweede kaart is op 15 september 1945 verzonden door de heer Cohen in Rome aan mevrouw Lienesch in Alkmaar. Mevrouw Lienesch dreef op de Langestraat 41-45 een zeer bekende modezaak. Deze firma werd in 1958 na een 55-jarig bestaan overgenomen en voortgezet door het Amsterdamse modehuis Lampe. Nu is er nog steeds een modezaak gevestigd. De kaart is mooi gefrankeerd met zegels uit de periode van het regentschap (Luogotenenza) en ook deze kaart is voorzien van een duidelijk blauw censuurstempel. Nog interessanter is de op de achterzijde geschreven inhoud. De familie Cohen was in Rome alles kwijtgeraakt (ongetwijfeld door de Duitsers beroofd) en was daarom mevrouw Lienesch heel dankbaar dat zij het goud en zilver van de familie had weten te redden. Gelukkig waren er dus ook nog goede mensen in die tijd!
Ik heb ooit op een veiling een kaart gezien in 1940 vanuit Rhodos gezonden door mevrouw Ginghese naar Boxtel, maar kon deze helaas niet bemachtigen. Maar daardoor is wel duidelijk dat zij gedurende de hele oorlog op Rhodos heeft gewoond. De kaart uit 1945 is voorzien van Nederlandse censuur, Italiaanse censuur (transit, vermoedelijk in Rome) en Griekse censuur (vermoedelijk in Athene). Dan is er ook nog een nummerstempel 0964 geplaatst. Er zijn dus al een groot aantal lezers geweest voordat mevrouw Ginghese de kaart eindelijk zelf in handen kreeg. Har Romp, verzetsheld De volgeschreven achterzijde maakt duidelijk dat dit de eerste kaart van na de oorlog is. De heer Romp is blij dat zijn zus, man en kind (‘drietjes’) het er goed van af hebben gebracht. Hij vertelt dat ze in oktober 1944 werden bevrijd en dat het huis onbeschadigd was gebleven. Hij schrijft verder dat Har (waarschijnlijk zijn broer) vlak voor de capitulatie door de Duitsers werd gefusilleerd nadat hij met zijn auto op een wegversperring was gereden. Op Google vinden we daarover meer en ik neem dat vanwege de importantie in zijn geheel over: Ir. Harry Romp (‘Kees’) – chef technische dienst in het laboratorium van de BPM in Amsterdam – werd in 1940 ‘uitgeleend’ aan Machinefabriek Grasso in ’s-Hertogenbosch. Als inspecteur van hun in het hele land geplaatste gastankstations kreeg hij de beschikking over een auto, hetgeen hem in de gelegenheid stelde op vliegvelden te komen en troepenconcentraties/-bewegingen te observeren. Via de inlichtingengroep-Packard, waarbij Romp zich in 1942 aansloot, werd zijn spionagemateriaal doorgegeven aan Bureau Inlichtingen in Londen. Later bevond zich in zijn woning (Graaf Aelbrechtlaan 99 in Amstelveen) de zender ‘St. Julian’, waarmee eind 1943 de door hem verzamelde gegevens over de constructie van de V-1 in het Duitse Peenemünde naar Engeland werden doorgeseind. Als adviseur/contact van de KP-Soest vervoerde hij samen met zijn echtgenote per auto de zak met 105.000 controlezegels voor persoonsbewijzen en 750 PB’s, die op 25 januari
6
FILAKRANT 2016
VEILINGAGENDA 2016
• Veiling 201 23 januari • Veiling 202 19 maart • Veiling 203 14 mei • Veiling 204 2 juli • Veiling 205 17 september • Veiling 206 12 november
www.aix-phila-shop.de
Aix-Phila-Shop Friedensstraße 10 • 41564 Kaarst Tel.: 02131-3687130 • Fax: 02131-3687132 jopke@aol.com • Ebay-Shop: diezacke Wij staan op de volgende beurzen: Filateliebeurs Hilversum, Hollandfila te Barneveld. Postex Apeldoorn. Eindejaarsbeurs te Barneveld.
FILAKRANT 2016
7
Internationale Beursagenda 2016 Voor deze agenda komen alleen beurzen in aanmerking met een substantieel (en/of internationaal) handelarenaanbod vanaf ca. 50 stands en/of beurzen met een bijzonder karakter
Datum
Wat
Waar
Plaats
Info
15 & 16 januari 2016 30 & 31 januari 2016 12 & 13 februari 2016 17 t/m 20 febr 2016 3 t/m 5 maart 2016 25 & 26 mrt 2016 9 & 10 april 2016 12 t/m 14 mei 2016 19 t/m 22 mei 2016 27 t/m 29 mei 2016 7 mei 2016 3 & 4 juni 2016 11 juni 2016 15 & 16 juli 2016 1 t/m 3 september 2016 14 t/m 17 september 2016 17 september 2016 24 & 25 september 2016 30 sept & 1 okt 2016 14 t/m 16 oktober 2016 27 t/m 29 oktober 2016 3 t/m 6 november 2016 medio november 2016 28 & 29 december 2016 28 & 29 december 2016
Yorkshow Stamp & Coinfair Filateliebeurs Hilversum Holland Coin Fair Stampex Internationale Briefmarkenmesse Antwerpfila Papermoneyfair Internationale Briefmarkenmesse Paris - Philex Veronafil Filanumis, combinatiebeurs Hollandfila Dag van de Munt Yorkshow Stamp & Coinfair Sběratel Stampex Muntmanifestatie Papermoneyfair Antwerpfila Postex, nat.tentoonstelling Briefmarkenmesse Sindelfingen Salon Philatélique d' Automme Veronafil Eindejaarsbeurs Stamptales (jeugdevenement)
Racecourse Dudok Arena Mercure Hotel Den Haag - Leidschendam Business Design Centre in Islington Messe Munchen Antwerp Expo De Poffermolen Messe Essen Poste de Versailles L'Associazione Filatelica Numismatica Scaligera Expo Houten De Veluwehal Koninklijke Nederlandse Munt Racecourse Expositie PVA Letňany Business Design Centre in Islington Expo Houten De Poffermolen Antwerp Expo Americahal Messe Sindelfingen Espace Champerret - Hal A L'Associazione Filatelica Numismatica Scaligera De Veluwehal De Veluwehal
York (GB) Hilversum (NL) Leidschendam Londen (GB) Munchen (D) Antwerpen (B) Valkenburg (NL) Essen (D) Parijs (F) Verona (IT) Houten (NL) Barneveld (NL) Utrecht (NL) York (GB) Praag (CZ) Londen (GB) Houten (NL) Valkenburg (NL) Antwerpen (B) Apeldoorn (NL) Sindelfingen (D) Parijs (F) Verona (IT) Barneveld (NL) Barneveld (NL)
www.stampshow.net www.filateliebeurs.nl www.hollandcoinfair.nl www.stampex.ltd.uk www.briefmarken-messe.de www.fnip.be www.papermoney-maastricht.eu www.briefmarkenmesse-essen.de http://www.cnep.fr http://www.veronafil.it www.wbevenementen.eu www.eindejaarsbeurs.nl www.KNM.nl www.stampshow.net www.sberatel.info www.stampex.ltd.uk www.wbevenementen.eu www.papermoney-maastricht.eu www.fnip.be www.postex.nl www.briefmarken-messe.de www.cnep.fr http://www.veronafil.it www.eindejaarsbeurs.nl www.eindejaarsbeurs.nl
Agenda Jeugdhoek 2016: Antwerpfila Bouwcentrum te Antwerpen 25 & 26 maart 2016 Antwerpfila Bouwcentrum te Antwerpen 30 september & 1 oktober 2016 Eindejaarsbeurs & Stamptales De Veluwehal te Barneveld 28 & 29 december 2016.
»» De Beurzen van 2016 « » De Beurzen van 2016 «« Belangrijk voor beursbezoekers:
Controleer altijd voor u gaat of het betreffende evenement wel doorgaat. (b.v.via een website of bel met de organisatie) Beurzen kunnen verschoven worden, hallen kunnen failliet gaan evenals commerciele organisaties. Hoewel het u op alle beurzen kan overkomen dat u tegen niet deugende waren aanloopt is deze kans een stuk groter op beurzen met een volledig vrij toelatingsbeleid van commerciele organisatoren (meestal zonder naambadge). Hoewel van oorsprong niet zo bedoeld hebben veel stichtingen ook commerciele belangen. Anders dan verenigingen kan het bestuur zichzelf fors belonen. Meldt niet deugende handel ten allen tijde bij de organisatie zodat deze maatregelen kan treffen. Zorg voor voldoende kleingeld b.v. voor parkeerautomaten en/of toiletbezoek. Ook is het handig om met gepast geld bij de kassa te betalen. (Pas op, de vermelde entreeprijzen kunnen wijzigen). Als u niet te veel contanten mee wilt nemen controleer dan of pinnen in de nabije omgeving van de beurs mogelijk is. Voorzie tassen, catalogi etc. van uw naam! Als u met de auto bent onthoud dan waar u hem hebt geparkeerd. 30 JANUARI & 31 JANUARI FILATELIEBEURS HILVERSUM
Dudok-Arena, Arena 303 in Hilversum 30 januari 10.00 - 17.00 uur 31 januari 10.00 - 16.30 uur Aantal Handelaren: ± 60 Verenigingen e.d.: ± 30 Organisatievorm: Stichting Grootte in m²: ca. 2000 m² Handel: Uitgebreid en kwalitatief hoogwaardig aanbod. De N.V.P.H. neemt als organisatie deel aan de beurs. Sterke punten: Vlakbij station Hilversum Sportpark. Gratis toegang. Gratis parkeren. Mooi restaurant met zitjes. Goed handelsaanbod w.o. veel andere (semi) handelaren. Veel gespecialiseerde verenigingen. Stoelen bij (semi) handel. De 2016 Filakrant gratis af te halen. Plattegrond verkrijgbaar bij ingang. Handelaren zijn kenbaar met badge. Zwakke punten: Weinig stoelen bij N.V.P.H. stands. Te dominant aanwezige promotiestands. Horeca boven en wat chaotisch. Géén jeugdactiviteiten.
12 EN 13 FEBRUARI HOLLAND COIN FAIR 2016
Mercure Hotel – Weigelia 22, 2262 AB LeidschendamVoorburg 12 februari 16.00 - 21.00 uur 13 februari 10.00 - 16.00 uur Toegang € 5,-. Aantal Handelaren: ± 15-20 N.V.M.H. Overige stands: ca. 5 Organisatievorm: Stichting Grootte in m²: ca. 500 m² Entree: Niet bekend. Handel: Kwalitatief hoogwaardig aanbod, echter uitsluitend N.V.M.H. leden. Sterke punten: Gratis parkeren. Redelijk assortiment. Leuke exposities/presentaties. Koninklijke Munt aanwezig. Zwakke punten: Te weinig handelaren.
20 FEBRUARI POSTZEGEL-MANIFESTATIE NOORD 2016 Sportcentrum De Hullen, Centuurbaan Zuid 6, 9301 HX Roden. 10.00 - 16.00 uur. Toegang € 4,-. Jeugd gratis tot 17 jaar. Aantal Handelaren: ± 50 Verenigingen e.d.: ± 5 Organisatievorm: Commercieel Grootte in m²: ca. 1500 m² Handel: Redelijk aanbod met voldoende variatie. Sterke punten: Voldoende gratis parkeerplaatsen. Ruime lichte hal. Gezellige en goed betaalbare catering. Stoelen bij de stands. Vrij toelatingsbeleid. Veel goedkope (dubbeltjes) stands. Zwakke Punten: Eigenlijk alleen goed bereikbaar voor N.O.-Nederland. Té vrij toelatingsbeleid. Waardeloze vloerafdekking. (Te) hoge entree voor regionale beurs. Handelaren niet kenbaar d.m.v. naambadge.
8
FILAKRANT 2016
11 & 12 MAART FILAFAIR 2016
25 & 26 MAART - ANTWERPFILA
25 & 26 MAART DE BRIEVENBEURS
Marathonloop 3 5235 AA ’s-Hertogenbosch 11 maart 10.00 - 17.00 uur 12 maart 10.00 - 16.00 uur Toegang € 5,00 Aantal Handelaren: ± 25-30 Overige stands: ± 10-15
Antwerp Expo, J.van Rijswijcklaan191, B-2020 Antwerpen.(B) 25 maart 10.00 - 17.00 uur. 26 maart 10.00 - 16.00 uur. Toegang: € 5,- (gratis entrée biljetten verkrijgbaar op de Eindejaarsbeurs 2015 en de Filateliebeurs in Hilversum) Aantal Handelaren: ± 60-70 Verenigingen e.d.: ± 5
Organisatievorm: Stichting Grootte in m²: ca. 2000 m² Handel: N.V.P.H. neemt deel als organisatie. Ook andere handelaren.
Organisatievorm: F.N.I.P Grootte in m²: ca: 3000 m² Handel: Een goed tot zeer goed aanbod met een internationaal karakter.
Organisatievorm: Stichting Grootte in m²: ca. 1500 m² Handel: Gevarieerd aanbod van brieven, postzegels en een aantal ansichtkaartenhandelaren.
Sterke punten: Handelaren kenbaar met badge. Postzegeltentoonstelling cat.3 en een propagandaklasse. Dag van de Jeugd. (JFN) 12 maart, schilderskunst met o.a. viering 500-ste sterfdag v.d. Bossche schilder J. Heronimus Bosch. Mooie ruime zaal. Gratis parkeren.
Sterke punten: Gemoedelijke sfeer. Een goed en internationaal aanbod. Makkelijk bereikbaar via snelweg. Veel gelegenheid voor gratis parkeren. Weinig promotiestands. Ruim van opzet met voldoende licht. Goed te combineren met een weekendje Antwerpen. Uitgebreid jeugdprogramma (V.O.V.V.). Gratis FNIP-nieuws en Filakrant. Handelaren kenbaar d.m.v. badge. Stoelen bij de stands.
Sterke punten: Goed aanbod brieven. Ruim van opzet. Goed verlicht. Stoelen bij de stands. Gratis toegang. Gratis parkeren. Elk jaar een thema.
Zwakke punten: Zeer beperkte catering. Te hoge entree voor een regionale beurs. Weinig stoelen bij N.V.P.H. stands.
Zwakke Punten: Halcatering excessief duur. Nauwelijks gespecialiseerde verenigingen/studiegroepen. Bij warm weer slechte luchtverversing. Expohallen zijn eigenlijk aan vernieuwing toe.
9 & 10 APRIL PAPERMONEY MAASTRICHT
7 MEI - NUNSPEET
De Poffermolen, Plenkertstraat 50, Valkenburg. 9 april 09.00 - 18.30 uur. Toegang € 12,10 april 10.00 - 16.00 uur. Toegang € 6,Aantal Handelaren: ± 180 Organisatievorm: Commercieel Grootte in m²: ca. 1800 m² Handel: Ruim 180 stands met deelnemers uit niet minder dan ca.70 landen. Van Nw-Zeeland tot Canada, van Singapore tot Zuid-Amerika enz. enz. (voertaal is voornamelijk Engels) De beurs is uitgegroeid tot het grootste evenement ter wereld op het gebied van papiergeld. Sterke punten: Goed bereikbaar. Enorm en gevarieerd aanbod. Redelijke catering met zitjes. Uitsluitend papiergeld en waardepapieren. Ideaal voor een gezellig weekendje Valkenburg. Handelaren kenbaar met badge. Zwakke punten: Betaald parkeren. Door het bijtrekken van zaaltjes en hoekjes. nogal rommelig geheel. Eigenlijk te hoge entrée. Matige halverlichting.
12 T/M 14 MEI BRIEFMARKENMESSE - ESSEN
Messehaus Süd Halle 1A, Norbertstraße, D-45131 Essen (Duitsland) 12 en 13 mei 10.00 - 18.00 uur 14 mei 10.00 - 17.00 uur Toegang gratis. Handelaren en postagentschappen: ca. 110 Gespecialiseerde verenigingen: ca. 20
Sport- en recreatiecentrum ‘De Brake’, Oosteinderweg 19 te Nunspeet. 10.00 - 16.00 uur. Toegang en parkeren gratis. Voor wie met O.V. komt, is er een pendelbus. Aantal Handelaren: ± 55 Organisatievorm: Vereniging Grootte in m²: ca: 1500 m² Handel: Een beurs met ca. 40 filateliestands aangevuld met andere verzamelgebieden zoals munten en ansichtkaarten. Het aanbod is redelijk en divers. Sterke punten: Ruime en goed verlichte sporthal. Gemoedelijke sfeer. Regionale trekker. Gratis toegang. Gratis parkeren. Voor O.V. reizigers een gratis pendelbus. Overzichtelijke indeling. Stoelen bij de stands. Zwakke punten: Geen plattegrond en handelaren niet kenbaar. Niet al te veel parkeerplaatsen bij de hal.
Zwakke punten: Openbaar vervoer slecht. Catering boven zeer matig.
7 MEI - FILANUMIS
Euretco Expo Center, Meidoornkade 29, 3992 AE Houten. 09.30 - 16.00 uur. Toegang vanaf 16 jr. € 4,-. Aantal Handelaren: ± 70 Filatelie en ± 50 Munten Verenigingen: ca. 10 Organisatievorm: Commercieel. Grootte in m²: ca. 3000 m² Handel: Gecombineerde beurs met zowel filatelie als numismatiek. Sterke punten: Aparte clusters met filatelie en numismatiek. Een mooie ruime en redelijk verlichte zaal. Stoelen bij de stands. Vrij toelatingsbeleid dus ook semi-handel. Het aanbod zal redelijk tot goed zijn. Gratis parkeren. Centraal gelegen. Catering in de zaal. De 2016 Filakrant gratis af te halen. Nette brochure met plattegrond. Zwakke punten: Handelaren niet kenbaar aan naambadge. Door de vele pilaren niet echt overzichtelijk. Gèèn jeugdaktiviteiten.
3 & 4 juni - Hollandfila De Veluwehal, Nieuwe Markt 6, 3771 CB Barneveld. 3 juni 10.00 - 17.00 uur. 4 juni 10.00 - 16.00 uur. Toegang € 3,-. Jeugd gratis tot 17 jaar. Leden Samenwerkingsverband Filatelie gratis toegang. Aantal Handelaren: ± 90 Verenigingen e.d.: ± 20
Organisatie: Jan Billion, Grootte in m²: ca. 3500 m² Handel: Grote internationale beurs met veel stands. Doordat dit de dichtsbijzijnde beurs met veel postagentschappen is wordt de beurs ook druk bezocht vanuit Nederland. Sterke punten: Gratis toegang. Goed bereikbaar. Mooie entree met roltrappen. Goed licht. Veel postagentschappen. Zwakke punten: Rommelig geheel en daardoor onoverzichtelijk. Weinig gewone handelaren. Betaald parkeren. Te dure catering boven, Te slechte catering beneden. Broodje en koffie zelf meenemen, maar dan helaas wel buiten opeten. Teveel veilinghuizen en materiaalfabrikanten. De mooie entree wordt verpest door folderuitdelers.
Sporthallencomplex de Mammoet, Calslaan 101, 2804 RT Gouda. Vrijdag 25 en zaterdag 26 maart 2015 (Paasweekend). 25 maart: 10.00 - 17.00 uur, 26 maart: 10.00 - 16.00 uur. Aantal Handelaren: ca. 25-30. Infostands: ca. 5-10
Organisatievorm: Vereniging Grootte in m²: ca: 3000 m² Handel: Het aanbod is geweldig. Dit is Nederlands grootste filateliebeurs! Een enorm aantal officiële handelaren waaronder een groot aantal NVPH-leden, buitenlandse handelaren,
grote inloopstands, geselecteerde semi-handelaren uit binnen- en buitenland, grote uitzoekbergen enz. enz. Sterke punten: Plattegrond wordt verstrekt. Handelaren kenbaar met badge. Goed verlichte, ruime en overzichtelijke zaal. Veel gespecialiseerde verenigingen. Gezellig restaurant met veel zitjes en betaalbare prijzen. Centraal gelegen en zowel per auto als OV goed bereikbaar. Gratis parkeermogelijkheden in de wijken nabij de hal en de grote parkeerplaats de Vetkamp. Station Centraal op 400 meter. Hal ligt tegen de gezellige dorpskern aan. Veel voorzieningen en banken op loopafstand. Laatste beurs voor de zomerstop. Beurs is volledig self-supporting. (geen sponsoring of subsidies) Zwakke punten: Betaald parkeren vlakbij de hal. Dagkaart € 6,-. Stands worden slecht aangegeven. Catering is soms erg traag. Soms te druk bij opening.
FILAKRANT 2016 11 JUNI DAG VAN DE MUNT
17 SEPTEMBER MUNTMANIFESTATIE
24 & 25 SEPTEMBER PAPERMONEY MAASTRICHT
Muntgebouw, Leidseweg 90, 3531 BG Utrecht 9.00 - 16.00 uur. Gratis toegang. Aantal Stands: ca. 30
Euretco Expo Center, Meidoornkade 29, 3992 AE Houten 09.30 - 16.00 uur Toegang vanaf 16 jr. € 5,Aantal Handelaren: ± 135,
De Poffermolen, Plenkertstraat 50, Valkenburg. 24 sept 9.00-18.30 uur Toegang € 12,25 sept 10.00-16.00 uur Toegang €. 6,Aantal Handelaren: ± 180 (zie bespreking 9 & 10 april)
Organisatie: Koninklijke Nederlandse Munt Sterke punten: Pracht locatie. Ruim en gevarieerd handelsaanbod. Bijzondere demonstraties. Kijkje in de keuken van de Munt. Zwakke punten: Moeilijk bereikbaar. Idiote wachtrijen voor de speciale uitgiftes. Bijna geen parkeergelegenheid. Horecavoorzieningen matig.
Verenigingen e.d.: ± 10
Organisatievorm: Commercieel. Grootte in m²: ca. 3000 m² Handel: Nederlands grootste speciaalbeurs voor verzamelaars van munten, penningen en papiergeld. Sterke punten: Voldoende ruimte. Redelijke verlichting. Stoelen bij de stands. Goede ligging nabij de snelweg. Goed bereikbaar met OV. Veel gratis parkeerplaatsen. Verenigngen / promotiestands. Sterke internationaal uitstraling. Catering in de zaal. De 2016 Filakrant gratis af te halen. Nette brochure met plattegrond. Zwakke punten: Handelaren niet kenbaar aan naambadges. Door de vele pilaren niet echt overzichtelijk
30 SEPTEMBER & 1 OKTOBER ANTWERPFILA
14, 15 & 16 OKTOBER POSTEX
Antwerp Expo, J.van Rijswijcklaan 191, B-2020 Antwerpen 30 sept.10.00 - 17.00 uur 1 okt.10.00 - 16.00 uur Toegang € 5,Aantal Handelaren: ± 55 Verenigingen e.d.: ± 5
Americahal, Laan van Erica 50, 7321 BX Apeldoorn 16, 17 okt. 10.00 - 17.00 uur 18 oktober 10.00 - 16.00 uur Toegang € 5,- p.p., jeugd t/m 17 jaar gratis. Handelaren: ± 50. Verenigingen, promotie e.d: ± 30
Organisatievorm: F.N.I.P Grootte in m²: ca: 3000 m² Handel: Een goed tot zeer goed aanbod met een internationaal karakter. Sterke punten: Gemoedelijke sfeer. Een goed en internationaal aanbod. Makkelijk bereikbaar via snelweg. Veel gelegenheid voor gratis parkeren. Weinig promotiestands. Ruim van opzet met voldoende licht. Goed te combineren met een weekendje Antwerpen. Uitgebreid jeugdprogramma (V.O.V.V.). Gratis FNIP-nieuws en Filakrant. Handelaren kenbaar d.m.v. badge. Stoelen bij de stands. Zwakke Punten: Halcatering excessief duur. Nauwelijks gespecialiseerde verenigingen/studiegroepen. Bij warm weer slechte luchtverversing. Expohallen zijn eigenlijk aan vernieuwing toe.
Organisatievorm: Stichting Grootte in m²: handel ca. 1800 m², tentoonstelling c.a. 1500 m², verenigingen en promotie. Tentoonstelling en handel: Voor liefhebbers van tentoonstellingen een absolute aanrader. Dit jaar als thema ‘Vrede & Vrijheid’. NVPH-handelaren aangevuld met buitenlandse en overige handelaren. Sterke punten: Breed aanbod filatelistische producten. Ruime en goed verlichte hal. Ruim voldoende gratis parkeerplaatsen. Goed bereikbaar met openbaar vervoer. Veel gespecialiseerde verenigingen. Handelaren herkenbaar aan naambadge. Dag van de Postzegel. Aandacht voor jeugd. Zwakke punten: Weinig niet NVPH-handelaren aanwezig. Weinig stoelen bij N.V.P.H. stands. Weinig voorzieningen in directe omgeving (wordt langzaam beter). Entree zou lager moeten. Gezien het promotionele karakter van dit evenement zou de toegang eigenlijk gratis moeten zijn.
Last but not least
28 & 29 DECEMBER EINDEJAARSBEURS
Messe Sindelfingen, Mahdentalstraat 116, D-71065 Sindelfingen. 27 en 28 oktober 10.00 - 18.00 uur. 29 oktober 10.00 - 17.00 uur Handelaren: ± 90 Verenigingen: ± 40 Postagentschappen: ± 30 Organisatie: J. Billion Grootte in m²: ca. 4000 m² Handel: Grote internationale beurs met veel stands. Sterk punten: Veel postagentschappen. Gratis toegang. Grootste Duitse beurs. Zeer internationaal. Veel exclusief materiaal. Zwakke punten: Veel te veel veilingen en albumfabrikanten. Weinig gewone handelaren. Betaald parkeren. Forse reisafstand.
Nederlands meest succesvolle beurs! Tot ver buiten de landsgrenzen bekend en een nog steeds toenemend bezoek uit het buitenland.
als bij Hollandfila. Echter; op deze beurs zijn vaak toch meer en andere stands aanwezig. Vanwege het ruimtegebrek staat deze beurs minder veel grote stands toe. Door het voeren van strenge regels, schitterende banieren en zaalaankleding oogt de beurs fantastisch. De beurs kent ook een apart gesitueerd en redelijk segment met een divers aanbod in munten, penningen en bankbiljetten. Ook een aantal specialisten in ansichtkaarten.
De Veluwehal, Nieuwe Markt 6, 3771 CB Barneveld 28 december 10.00 - 17.00 uur 29 december 10.00 - 16.00 uur Toegang € 3,-. Jeugd gratis tot 17 jaar. Aantal handelaren: ± 110 filateliestands ± 30 munten, bankbiljetten en ansichtkaarten. Verenigingen e.d: ± 20 Organisatievorm: Vereniging Grootte in m²: 3000 m² Handel: Beurs met wachtlijsten en een enorm aantal deelnemers. Voor de filatelie geldt hetzelfde verhaal
27, 28 & 29 OKTOBER 2015 BRIEFMARKENMESSE SINDELFINGEN
STAMPTALES Toneelzaal Veluwehal. Adres en openingstijden: Zie eindejaarsbeurs. Voor iedereen gratis toegang echter het jeugdprogramma is alleen voor jeugd tot 17 jaar.
Sterke punten: Zie Hollandfila: Op deze beurs ook handelaren met penningen, munten, bankbiljetten en ansichtkaarten. Fantastische beurs in een gemoedelijke (kerst) sfeer. Voor de jeugd twee dagen Stamptales.(Zie hiernaast). Filakrant 2017 voor het eerst verkrijgbaar. Tijdens deze beurs wordt het centrum vaak vrij parkeren gemaakt door de gemeente Barneveld. U kunt uw eigen folderpakket samenstellen met een enorme keus aan folders en (vak)bladen.
Grootte in m²: ca. 500 m². Het grootste jeugdevenement van de Benelux en misschien wel van Europa. Dit steeds internationaler wordende jeugdevenement wordt gesponsord door de eindejaarsbeurs. Er wordt ieder jaar voor een bepaald thema gekozen waarop de zaalinrichting wordt afgestemd. Groot en uitgebreid spellencircuit die allemaal iets te maken hebben met postzegels en/of het gekozen thema. Schitterende jeugdbladen die de deelnemers in hun eigen stamptalesringband kunnen opbergen. Veel jeugdleiders vanuit verschillende verenigingen en landen werken nauw samen tijdens dit evenement. (Uniek!) Zelfs voor munten en/of bankbiljetten is er een jeugdprogramma.
Zwakke punten: Zie Hollandfila. Kan soms echt te druk zijn vooral bij opening. Catering soms erg traag. Deze beurs trekt veel bezoek, kan parkeerproblemen geven.
Jeugdveiling: Elke dag om 14.30 uur wordt afgesloten door een grote en uitgebreide jeugdveiling met prachtige (en best wel dure) kavels.
9
10
FILAKRANT 2016
Australië & Nieuw-Zeeland en gebieden
Postzegelhandel S. Herrema Postbus 41 9040 AA Berlikum Tel: 0518-462253. (geen winkel) Gsm: 06 - 206 58 972 E-mail: sherrema@hotmail.com
Beurs aanbieding: Nw-Zeeland: 20 $ Mt Cook luxe ◙ € 4,10 $ Ruapehu luxe ◙ € 2,50 Australië: 20 $ Uluru luxe ◙ € 4, -
Wij kunnen U leveren: O.a. nieuwtjes zowel postfris als gebruikt,postzegelboekjes, Fdc’s en speciale uitgiften ect. Ook behandelen wij uw mancolijsten. In voorraad diverse motieven, o.a. dieren, vogels en vissen. Zoals altijd hebben wij op beurzen veel interessante partijen en collecties bij ons. Aanwezig op Beurzen: Filateliebeurs te Hilversum. Antwerpfila te Antwerpen. Postex te Apeldoorn. Hollandfila te Barneveld. Eindejaarsbeurs te Barneveld.
FILAKRANT 2016
11
Alice in Wonderland
A
ls kind heeft u vast het beroemde verhaal van schrijver Lewis Carroll gelezen, of wellicht heeft u hiervan een filmversie gezien. Feit is dat al anderhalve eeuw jong en oud veel plezier beleven aan het avontuurlijke verhaal van de jonge Alice. In dit artikel leest u hoe het fantasievolle verhaal tot stand is gekomen, en over de persoon op wie het boek is gebaseerd.
Scene uit de Disneyfilm Alice in Wonderland uit 1951 Het gebeurde op een warme zomermiddag, 4 juli 1862. Alice Pleasance Liddell, tien jaar oud, wordt met haar zusjes Lorina en Edith meegenomen voor een picknick en boottocht op de Theems tussen Oxford en Godstow door wiskundedocent Charles Dodgson, een vriend van de familie en een collega van Alice’s vader Henry, die decaan is van het Christ Church College in Oxford, de directeur van de universiteit.
Alice’s avonturen zijn de inspiratiebron geweest voor meer dan 20 films en TV-programma’s. Popgroepen zoals Jefferson Airplane, Captain Beefheart en Tom Waits hebben nummers geschreven gebaseerd op de twee boeken en de karakters die daarin voorkomen.
Croquet met flamingo’s
Omslag van het originele manuscript van Charles Dodgson
Dodgson schreef en illustreerde de eerste versie van het boek met de hand en noemde het manuscript Alice’s Adventures Under Ground. Hij gaf het aan Alice in november 1864 met als inscriptie: “een kerstcadeau aan een lief kind ter herinnering aan een zomerdag”. Het bepaalde haar lot. Haar hele leven lang zou Alice Liddell verbonden blijven met haar kleine naamgenoot. Een jaar later openbaarde Dodgson - onder het pseudoniem Lewis Carroll - het verhaal aan de wereld onder de titel Alice’s Adventures in Wonderland, een titel die bedacht was door Alice’s vader. Het werd gepubliceerd in boekformaat met een dubbele lengte ten opzichte van de eerste vertelling met nieuwe gekke, geweldige karakters zoals de Hoedenmaker, de Maartse Haas, de Hertogin en de Cheshire Kat.
volwassenen opgevoerd die zich als een kind gedragen. Alice, een kind, moet zich als een volwassene gedragen om greep te krijgen op de kinderlijke volwassenen die ze tegenkomt.
Het Witte Konijn (White Rabbit), onderwerp van een song van Jefferson Airplane Het is verwonderlijk dat Carroll, de man achter het gekke, chaotische en belangwekkende verhaal met zijn extroverte, uitbundige karakters, zelf een verlegen, stotterende wiskunde docent was, een domineeszoon die vrijwel zijn hele (ongehuwde) leven verbleef in de academische beslotenheid van Oxford. Waarom is dit specifieke boek zo beroemd geworden? En hoe kon Carroll zo’n verbluffend werk creëren? Welnu, de twee boeken over Alice zijn voor een groot deel tijdloze klassiekers geworden door de ongerijmde dwaasheid, de bijzondere situaties die zich afspelen en uiteraard ook de karakters die gepresenteerd worden...
De Chesire Cat Het is ook een verhaal over verandering, over het omgaan met de problemen die met opgroeien gepaard gaan. Alice moet leren hoe ze zich moet gedragen in een volwassen wereld, hoe kinderlijk de bewoners ook zijn. Er zitten vele diepere lagen in dit verhaal. De personages die Dodgson opvoert zijn voor een deel gebaseerd op Engelse uitdrukkingen en gezegdes. Zo is er de uitdrukking ‘to grin like a Cheshire Cat’ (lachen als een boer met kiespijn), bovendien kwal Dodgson uit Cheshire. ‘Mad as a March Hare’ en ‘Mad as a hatter’ zijn ook allebei bestaande uitdrukkingen (gek als een deur, knotsgek).
Illustratie van John Tenniel
Charles Dodgson Terwijl ze langzaam over het water roeien, houdt Dodgson de kinderen bezig met een van zijn ter plekke verzonnen verhalen, zoals hij wel vaker op hun tochtjes doet. Maar deze dag is het verhaal anders en bijzonder opwindend voor Alice. Charles Dodgson - de echte naam van Lewis Carroll - heeft de hoofdpersoon in het verhaal Alice genoemd, en klein meisje die in een konijnenhol valt en dan aan een avontuurlijke reis begint. Deze magische zomerdag op het water, deze ‘gouden middag’ zoals Dodgson het later zou noemen, vormde de inspiratie voor een van de geliefdste kinderboeken ooit.
Het boek, dat voorzien was van illustraties van de destijds beroemde politiek tekenaar Sir John Tenniel, werd overladen met lovende kritieken. Er volgden al snel nieuwe oplagen en het boek werd, net als het vervolg Through The LookingGlass uit 1871, vele malen herdrukt en vertaald in meer dan 150 talen. In alle opzichten zorgde het voor culturele commotie, niet in het minst in de filatelie.
Theepartijtje met de Gekke Hoedenmaker Een ander personage is de Mock Turtle, die half schildpad en half kalf is (mock turtle soup is ‘schildpadsoep’ die niet van schildpadden maar van kalfsvlees is gemaakt). Dodo heeft betrekking op Dodgson zelf, omdat hij stotterde kwam zijn naam er vaak als ‘do-do-Dodgson’ uit.
Tweedledee en Tweedledum,twee karakters uit ‘Through The Looking-Glass’
De Cheshire Cat
Dodgson’s Stamp Case Alice valt in een konijnenhol Alice was zo opgewonden over het verhaal (en haar ‘deelname’ hieraan) dat ze Dodgson smeekte om het op papier te zetten. Dat deed hij en ging al dezelfde avond aan het werk. Hij begint het verhaal met Alice die aan de waterkant zit, precies zoals Alice Liddell enkele uren daarvoor had gezeten, luisterend naar het slot van de vertelling van Dodgson tijdens hun picknick bij een hooiberg bij Godstow. De rest is literaire geschiedenis.
Alice en andere personages uit het boek zijn verschenen in drie postzegelseries van het Verenigd Koninkrijk en op vele zegels van andere landen. Carroll zelf creëerde zijn Wonderland PostageStamp Case (voor het handig meenemen van een voorraadje postzegels) en daarbij schreef de korte verhandeling Eight or Nine Wise Words About Letter-Writing (acht of negen raadgevingen voor het schrijven van brieven). Hij was ook duidelijk geïnteresseerd in allerlei postale zaken. Hij correspondeerde met de Post Office over reglementen, procedures en tarieven.
De Cheshire Cat die verdwijnt terwijl alleen zijn grimas achterblijft; de genadeloze dictatoriale Hartenvrouw; de maniakale Hoedenmaker; een spel croquet met egels als ballen en flamingo’s als sticks; drankjes die je doen krimpen en groeien; de veroordeling van de Hartenboer, alles van een zwarte humor waarop Kafka jaloers geweest zou zijn. Alice’s Adventures in Wonderland stijgt ook uit boven de gemiddelde sprookjesvertelling door de ingenieuze manier waarop de Victoriaanse gezagsverhoudingen in het gezin worden omgedraaid. In plaats van strenge ouders en bijna onzichtbare kinderen worden in deze vertelling
Foto van Dodgson van de 7-jarige Alice Hoe kon een gereserveerde wiskundig professor, die het gezelschap van kinderen prefereerde boven dat van hun ouders, zo’n complex boek schrijven dat ook weerklank vond bij volwassenen? Op de eerste plaats genoot Dodgson al vanaf zijn jeugd over een levendige en vroegrijpe verbeelding. Als tiener vermaakte hij de kinderen op de pastorie van zijn ouders met zijn zelfgemaakte stripverhalen. Vervolg op volgende pagina
12
FILAKRANT 2016
Op de tweede plaats, kinderen spraken simpelweg tot zijn verbeelding. Hij gaf vaak de voorkeur aan het gezelschap van kinderen dan dat van ouderen, en vond het heerlijk hen verhalen te vertellen. Ook Alderney kwam in Dodgson merkte eens februari met een Alice op dat hij ‘meer kinherdenkingsserie deren te vriend had dan hij op z’n vingers kon tellen, zelfs als hij een duizendpoot was’. En Alice Liddell was zijn paradepaardje. Hij noemde haar ‘zijn ideale kindervriend’. Ze was voor hem zo bijzonder dat hij van hun eerste ontmoeting melding maakte in zijn dagboek. Deze memorabele dag was op 25 april 1856. Dodgson, 24 jaar oud, was een enthousiast amateurfotograaf die foto’s maakte van de kathedraal van Christ Church. Alice, 4 jaar oud, was op dat moment met haar zusjes aan het spelen in de tuin van het decanaat. Ze zagen hem aan het werk en waren vol interesse, net als de decaan, haar vader, die ook belangstelling had voor fotografie. Zo kwam het dat Dodgson ook de kinderen Liddell fotografeerde en dit ook in latere jaren nog regelmatig deed. Beroemd geworden is de foto die Dodson maakte van de zesjarige Alice, als landloopster in een gescheurde jurk. Deze foto werd ook zeer bewonderd door de beroemde dichter Alfred Lord Tennyson, die Dodgson eveneens op de gevoelige plaat vastlegde.
werd in de jaren ‘70 verliefd op Prins Leopold, de jongste zoon van Koningin Victoria en student in Christ Church. Maar het was een onmogelijke liefde. Victoria stond erop dat haar zoon met een prinses zou trouwen, wat ook gebeurde - in 1882 huwde hij de Duitse prinses Helena van Waldeck en Pyrmont.
Alice wordt klein door een toverdrankje gevallen betrof het kinderen, waarvan zo’n 30-tal naakt of bijna naakt. In Victoriaanse ogen waren zulke foto’s onschuldige kunstuitingen. Maar sommige biografen van Carroll voeren zijn liefde voor kinderen en het fotograferen van hen aan als reden voor een korte verwijdering tussen Carroll en de Liddells in 1863.
Zij veronderstellen dat de moeder van Alice bang was voor de eer van haar dochter. Boottochtjes op de Theems waren vanaf dat moment verboden. Er zijn aanwijzingen dat het (tijdelijke) bevriezen van de relatie tot doel had geruchten te onderdrukken dat Dodgson zijn vriendschap met de meisjes gebruikte om Lorina, Alice’s oudere zuster, het hof te maken, of zelfs de gouvernante van de kinderen. Zijn verdedigers stellen dat hij een typische Victoriaanse vrijgezel was, die op natuurlijke manier de rol van ‘oom’ vervulde voor de kinderen van zijn vriend. Beroemde foto van Alice Liddell die Tennyson zo bewonderde Hierin ligt tevens het vreemde en, zoals sommigen zeggen, de duistere kant rond de mythe van Carroll. Met name als we door de gekleurde lens kijken van onze tijd, waarin de kinderporno-schandalen niet van de lucht zijn. Lewis Carroll maakte ongeveer 3000 foto’s voor hij in 1880 zijn hobby opgaf. In de helft van de
Het Witte Konijn
John Tenniel maakte van de donkere Alice een blond meisje Er is inderdaad geen enkel bewijs voor welke seksuele escapade dan ook, noch met Alice of met de vele andere kinderen met wie hij bevriend was. Zeker heeft Alice Liddell nooit geklaagd over ongepast gedrag. Zij dacht altijd met plezier aan hem terug, en soms met plagerige affectie waarbij ze eens opmerkte: “hij hield zich altijd bijzonder rechtop, alsof hij een pook had ingeslikt”. Alice’s jeugd was heel gelukkig, idyllisch bijna. Als kind kon ze spelen in de weide vlak naast haar huis, het decanaat van Christ Church, en wandelingen maken langs de rivier de Theems. Ze was ook aanwezig bij uitbundige partijen die door haar ouders gegeven werden, Henry en Lorina, de lievelingen van de academische wereld in Oxford. Beroemde Victoriaanse personen waren te gast in het huis van de decaan (de kunstcriticus John Ruskin was Alice’s tekenleraar) en Henry werd bewonderd Alice komt klem te zitten als mede-auteur in het konijnenhol van het gezaghebbende Liddell & Scott Grieks-Engels woordenboek. Ze vormden een bijzondere familie en Alice’s jonge jaren waren vol afwisseling. Toch werd haar latere leven overschaduwd door een onbeantwoorde liefde en familietragedies. Net zoals de verzonnen Alice worstelde met de beproevingen van Wonderland, zo werd Alice bestookt door de beproevingen en hartezeer van het echte leven. Ze groeide op tot een prachtige jonge vrouw en
Intussen was Alice in 1880 getrouwd met een jonkheer uit Hampshire, Reginald Hargreaves. Zij noemde haar tweede zoon Leopold (de Alice moet getuigen in de prins was zijn rechtszaak tegen de peetvader). Hartenboer Op zijn beurt noemde Leopold zijn dochter Alice. Zo leefde hun liefde voort, zij het alleen in de namen van hun kinderen. Alice’s zoons Leopold en zijn broer Alan sneuvelden beiden op het slagveld tijdens de Eerste Wereldoorlog. Reginald, gebroken, kwam nooit over hun dood heen, hij stierf in 1926. Alice ploeterde voort, maar de hoge kosten van hun landgoed in Hampshire dwongen haar om de schat uit haar kindertijd te verkopen, het manuscript van Alice’s Adventures in Wonderland, dat Carroll haar zoveel jaar daarvoor had geschonken. Een hoogtepunt in haar latere leven kwam in 1932 toen zij, op 80-jarige leeftijd, naar de Verenigde Staten reisde om een eredoctoraat in ontvangst te nemen van de Universiteit van Columbia, vanwege De Mad Hatter haar inspirerende rol voor het genie Carroll. Toch, terwijl de wereld Carrolls werk bleef bewonderen en de ‘ideale kindervriend’ die hem had geïnspireerd, merkte Alice Liddell voor haar dood in 1934 op dat zij ermee klaar was om het onderwerp te zijn van Carrolls creatie. Ze was niet meer het meisje op de rivieroever en, zoals iedereen, was ze het sprookje van haar jeugd ontgroeid. Hoe mooi is het daarom, dat eerbewijzen aan de magische reis van een klein meisje, zoals de nieuwste Britse postzegelserie gewijd aan het boek, ons plotsklaps weer terug kan brengen in de magische wereld van onze kinderlijke verbeelding.
Ton Vis Bron: British Philatelic Bulletin, januari 2015.
FILAKRANT 2016
13
Het muntgeld van IJsland (1922-1995)
E
en klein landje in de Atlantische oceaan, nog niet zo heel lang zelfstandig, wat is daar op muntengebied te beleven? Nou, meer dat het op het eerste gezicht lijkt! Zo’n 20 miljoen jaar geleden is IJsland door vulkanische activiteit ontstaan, het bleef echter tot 874 onbewoond. Daarna hebben zeevaarders, voornamelijk uit Noorwegen, Denemarken en Ierland, het land langzaam gekoloniseerd. Vanaf het jaar 930 is IJsland eeuwen onafhankelijk geweest. In dit jaar werd ook het IJslandse parlement (AlÞing) opgericht. Vanaf 1262 viel het land onder diverse besturen, uiteindelijk onder bestuur van Denemarken. In 1918 verkreeg IJsland een grotere onafhankelijkheid. Hierdoor veranderde de status van het land: van onderdeel van Denemarken tot een personele unie met de Deense kroon. Een personele unie is een constructie waarbij twee of meer staten hetzelfde staatshoofd hebben, maar formeel onafhankelijk zijn. In 1930 werd het 1000-jarig jubileum van het IJslandse parlement AlÞing gevierd. Vanwege de Tweede Wereldoorlog en de Duitse bezetting van Denemarken, kon de personele unie niet blijven bestaan. De Britten vielen (om de Duitsers voor te zijn) IJsland binnen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na een referendum onder de bevolking, werd op 17 juni 1944 de republiek IJsland uitgeroepen. Deze nationale feestdag wordt elk jaar groots gevierd. In 1968 was de republiek 50 jaar onafhankelijk. In 1974 was het 1100 jaar geleden, in het jaar 874, dat de eerste permanente bewoner Ingolfur Arnarson voet op IJslandse bodem zette. Veel van deze mijlpalen in de IJslandse geschiedenis zijn tot uitdrukking gekomen via het muntenstelsel en enige bijzondere verzamelaarsuitgaven. Pas sinds 1922 heeft IJsland “eigen” echte munten. Daarvoor gebruikte men op IJsland tokens. Deze vorm van “semi officieel” of “privé-geld” is zeer lokaal in verschillende relatief kleine gemeenschapen gebruikt. Slechts een beperkt aantal tokens is wat algemener en daardoor gecatalogiseerd in wereldcatalogi. Dit materiaal is zeer moeilijk te vinden en grotendeels verdwenen met de komst van “echte munten” aan het begin van de 20e eeuw.
Tokens Onafhankelijkheid Zoals bij veel koloniën was er in de 19e eeuw de roep om onafhankelijkheid. Op IJsland werd die wens het meest vurig geuit door Jón Sigurdsson. Later zou hij ook de eerste premier van IJsland worden. Begin 1900 was een roerige tijd en Denemarken haalde de banden met de “gebieden” behoorlijk aan. Door de handel, in met name vis, was er behoorlijk wat contact tussen Denemarken en IJsland. Omdat er geld te halen was, stonden de Deense gebieden (zoals IJsland, de Faroër eilanden en Groenland) onder een wat strikter regime. Delfstoffen en natuurlijke rijkdommen, zoals vis, waren voor de Deense koopvaardij en handelsbetrekkingen zeer belangrijk.
Het nieuwe en het oude wapen en de giervalk De vier huidige schildhouders zijn de vier beschermheiligen van IJsland, staand op een blok van lava. In Vikingtijden was er groot respect voor deze creaturen van IJsland. Dat respect was zo groot dat schepen die IJsland benaderden geen opruiende boegbeelden mochten voeren om de beschermheiligen van IJsland niet nodeloos te kwetsen. In praktijk betekende dat de drakenkoppen werden verwijderd die men wel kent van de imposante boegbeelden van Vikingschepen. Met de klok mee zien we rondom het moderne IJslandse wapen: • De stier : beschermt het zuidwestelijk deel van IJsland. • De arend : beschermt het noordwesten, • De draak : beschermt het noordoosten • De reus : beschermt het zuidoosten. De giervalk was nog steeds onderdeel van het wapen totdat in 1948 het huidige aangenomen werd. Het muntsysteem Het IJslands muntsysteem in onderverdeeld in Kronen. De Kroon is weer onderverdeeld in Aurar, 1 Aurar heet dan weer Eyrir. IJsland doet (nog) niet mee met de Euro, de Kronen zijn nog steeds in gebruik. De namen van de munten van klein naar groot zijn als volgt; • 1 Eyrir • 5 Aurar • 10 Aurar • 25 Aurar • 50 Aurar • 1 Krona • 2 Kronúr • 5 Kronúr • 10 Kronúr • 50 Kronúr • 100 Kronúr De grote kerk in het centrum van Reykjavik. Munten in hogere denominaties zijn louter voor verzameldoeleinden gemaakt en deze verzamelmunten zijn niet bedoeld voor de geldcirculatie. Deze herdenkingsmunten zijn van zilver of goud en in denominaties van 500, 1000 en ook nog 10.000 Kronúr. Na de geldhervorming in 1981 kwam op de nieuwe serie het belangrijkste IJslandse exportproduct te staan. Alle munten van groot tot klein kregen een afbeelding van “iets” uit zee. Dit maakt de munten eveneens geschikt voor thematische verzamelingen. Ook hier is sprake van mogelijke varianten, omdat in sommige gevallen de metaallegeringen van de munten verschillen en er misslagen bekend zijn.
Het zeeleven in de zeeën rond IJsland op moderne IJslandse munten
Kaartje van IJsland, Jón Sigurdsson, zijn standbeeld in Reykjavik, en het IJslands landschap
Weinig mensen, weinig munten In een dunbevolkt land als IJsland is de behoefte aan grote oplagen pasgeld natuurlijk veel minder dan in dichtbevolkte landen met heel veel mensen. De oplagen van vrijwel alle IJslandse munten zijn daarmee klein. Juist dat aspect maakt ze natuurlijk zeer verzamelwaardig, want….. zie ze maar eens te vinden. Daarvoor zijn eigenlijk maar een paar mogelijkheden. Een handelaar met een uitgebreide voorraad (en vaak treft u daar aan wat in grotere oplagen is gemaakt), een veiling met een grote wereldcollectie waarbij diverse delen per land worden aangeboden, of…. een bezoekje aan het land zelf waarbij de lokale winkels en handelaren kunnen worden bezocht. Ook heeft u op die manier de mogelijkheid om munten uit de circulatie te halen.
Nationale identiteit Toch waren de IJslanders behoorlijk anders dan de Denen en onderkenden de Denen, zelf ook niet het grootste land in Europa, de wens tot een eigen identiteit van de IJslanders. In 1918 ontstond hierdoor de constructie van de personele Unie. De IJslandse identiteit komt prachtig tot uitdrukking in het IJslands wapen. IJslanders stammen grotendeels af van Noren en Ieren die in de middeleeuwen en daarvoor het land koloniseerden. Noorse en Ierse mythen en sagen zijn dus een belangrijk onderdeel bij de vorming van deze culturele identiteit. Figuren uit sagen en mythen zien wij dan ook terug in het IJslands wapen en daardoor ook op de munten. Enkele winkels voor verzamelaars in Reykjavik, ook daar waren er vroeger meer Heraldiek op de IJslandse munten De vlag en het wapen vormen de belangrijkste symbolen op de moderne IJslandse munten. Vier figuren staan achter de vlag en ze vormen daarmee een soort hoeders van de natie. Toen Denemarken bestuurlijk heerste over IJsland, bestond het wapen uit een lichtblauw vlak met daarop een inheemse IJslandse vogel, de giervalk. Giervalken komen in Europa alleen in het noorden van Scandinavië en IJsland voor. De vogel komt buiten Europa ook voor in het hele gebied rond de Noordpool van Rusland tot in Canada, Alaska en Groenland. Hij bewoont voornamelijk toendra’s en gebergten, maar ‘s winters kan hij voor lange perioden ver van het vaste land op het zee-ijs blijven. De vogel heeft open terrein nodig om te jagen en rotsen om op te broeden. Vandaar dat hij de voorkeur geeft aan brede rivierdalen met rotsen. Ook komt hij voor aan rotskusten, het liefst in de buurt van zeevogelkolonies. IJsland is daardoor voor de giervalk een prima plek.
Tenslotte is er natuurlijk het Internet waarbij op grote verzamelsites met regelmaat materiaal wordt aangeboden. De verzamelwereld heeft er met Internet natuurlijk een prachtig uitwisselingsmedium bij gekregen. Veelal zijn de items relatief klein en eenvoudig te verzenden. Belangrijk nadeel is dat je niet altijd weet met wie je zaken doet, zodat de nodige voorzichtigheid is geboden, zeker wanneer het om grotere bedragen gaat.
Sedlabanki Islands in Reykjavik waar de nationale geldcollectie kan worden bekeken
14
FILAKRANT 2016
Door de soevereiniteitsoverdracht in 1918 verwierf IJsland rechten om eigen munten te kunnen voeren. Van dit recht werd voor het eerst in 1922 gebruik gemaakt. In 1925 werd volledige wetgeving geïntroduceerd aangaande de IJslandse muntslag. Het gezag over de muntslag is in de afgelopen eeuw door verschillende instanties gevoerd en de munten zijn op verschillende plaatsen gemaakt. Hieronder een globaal, (lang niet alles wordt genoemd maar enige highlights) schematisch overzicht en enkele bijzonderheden, die aanleiding waren voor het uitgeven van gelegenheidsmunten. Overslag van jaartal 1939 over 1936 op een 10 Aurar muntje Globale geschiedenis van de IJslandse muntuitgiften na 1922 IJslands Ministerie van Financiën 1922-1940 1922-1940 Muntslag in Kopenhagen
1922-1927 Muntmeester Hans Christian Nielsen 1929-1940 Muntmeester Niels Peter Nielsen 1930 Sächsische Staatsmünze in Dresden Speciale slag : 1000 jaar AlÞing 1940-1942 Muntslag in Londen In verband met bezetting van Denemarken door Duitsland 1942 Muntslag in Londen noodmuntjes van zink In verband met de metaal schaarste door de Tweede Wereldoorlog
Metaal schaarste door de Tweede Wereldoorlog Net als in de rest van Europa waren op een gegeven moment de betere metalen nodig voor de oorlogsindustrie. Hierdoor zijn in veel landen, ook voor IJsland, munten van het “minderwaardige” metaal zink gemaakt.
Republiek IJsland 1940-1966 1961 Muntslag in Londen Eerste gouden IJslandse munt: 150e geboortedag van Jón Sigurdsson
Centrale Bank van IJsland 19671968 Muntslag in Londen 50 jaar soevereiniteit een speciale 50 Kronúr circulatiemunt 1974 Muntslag in Londen 1000 jaar kolonisatie van IJsland 3 gelegenheidsmunten 1981 Muntslag in Londen Grote geldhervorming (factor 100) / zeeleven op munten 1994 Muntslag in Londen 50 jaar Republiek IJsland, eerste 3 presidenten elk op gelegenheidsmunt
IJslands “eerste”
Het eerste muntje van IJsland 10 Aurar uit 1922 Het duurde maar liefst tot in de 20-er jaren van de vorige eeuw, voordat Denemarken toestond en IJsland zover was dat de eigen identiteit ook op munten tot uitdrukking kon komen. Op IJsland was geen mogelijkheid tot productie van munten. De munten zijn daarom in het buitenland gemaakt. Hoewel ogenschijnlijk gelijk, is er meteen al avontuur in de vroege jaren. Twee muntmeesters (vader en zoon Nielsen) en twee muntplaatsen (Kopenhagen en London) en de nodige varianten zorgen voor verzamelmogelijkheden.
1 Krona 1940 muntteken ♥ Kopenhagen, geen muntteken London
De IJslandse muntjes van zink uit de Tweede Wereldoorlog
10 Aurar, 1937 met smal jaartal en 10 Aurar 1937 met breed jaartal. IJslands mooiste munten De Grieken claimen de democratie, de IJslanders het parlement als uitvinding. Al sinds 930 is het een gebruik dat eens in het jaar de stamhoofden van alle “clans” of “samenwonende groepen van mensen“ bijeenkwamen op een speciale “parlements-vlakte” om afspraken te maken, recht te spreken, vee te verdelen en het land te organiseren. Dit is natuurlijk een primitieve, maar ook de eerste, versie van zoiets als een parlement. De nationale feestdag op 17 juni wordt hier jaarlijks groots gevierd. In 1930 is ter gelegenheid van 1000 jaar IJslands parlement een set van 3 prachtige munten uitgegeven. De munten zijn meer te beschouwen als herinneringsmedailles. Er mee betalen mocht wel, maar zal niemand hebben gedaan. De waarde aanduiding op deze munten staat op een ongebruikelijke plaats, in de rand!
Het einde van de Tweede Wereldoorlog markeert een belangrijk punt in de IJslandse geschiedenis. De IJslandse onafhankelijkheidsbeweging zag haar kans schoon, nu Denemarken de macht niet meer had om ze onder de duim te houden. Op 17 juni 1944 verklaarde IJsland zich (geheel) onafhankelijk van Denemarken en werd een republiek. Een strakker design van de munten in de jaren daarna was een van de onmiddellijke gevolgen.
Muntserie na de Tweede Wereldoorlog van 1 Eyrir t/m 2 Kronúr
Varianten in het circulatie-geld
Muntmeesters in Kopenhagen Hans Christian Nielsen 1919-1927 & Niels Peter Nielsen 1927-1955
De munten staan bol van de “Noordelijke” symboliek en mystiek. Ironie wil dat beide landen (IJsland en Griekenland) vrij recent grote problemen op het gebied van geld hebben (gehad). Ergens als eerste mee komen is dus geen garantie dat dat altijd goed gaat. In 1940 had het Deense moederland een probleem. De Tweede Wereldoorlog had er namelijk voor gezorgd dat de banden met IJsland vrij abrupt werden afgesneden. De Duitse bezetter was de baas in Denemarken en in aanloop naar de Blitzkrieg hadden de Engelsen alvast IJsland bezet. Dat ging vrij makkelijk, IJsland had geen eigen leger en de Engelsen werden ook eerder als beschermers gezien dan als bezetters. Dit was om te voorkomen dat de Duitsers daar een marinebasis zouden kunnen vormen. De Engelse marinebasis op het zuidelijke schiereiland, vlak bij het vliegveld, is later overgenomen en sinds 1961 door de Amerikanen uitgebreid en permanent bemand. Het Amerikaans verblijf op het eiland heeft lang geduurd, met name door de Koude Oorlog. Pas in de 2006 is de basis aan IJsland teruggegeven. Amerikaanse aanwezigheid in IJsland heeft een grote invloed gehad op de levensstandaard en de cultuur van het eiland. Omdat het in Kopenhagen niet meer kon, besloten de Deense regering en het IJslands bestuur dat de muntslag in de periode 1940-1946 in Londen plaats moest vinden. Dat is in de jaren erna zo gebleven.
2, 5 en 10 Kronen ter gelegenheid van 1000 jaar Parlement op IJsland. En de parlementsvlakte (Þingvellir)
Inflatie Als zelfstandig land met nog steeds een behoorlijke afhankelijkheid van het moederland en economisch gelegen tussen de Verenigde Staten en Europa, was en is het voor IJsland moeilijk haar eigen munt te behouden. Geregeld gaan er dan ook stemmen op om onderdeel te worden van de Europese muntunie. De crisis van enige jaren geleden en alle problemen die dat veroorzaakte, heeft de IJslandse munt danig verzwakt. Die plannen zijn voorlopig onder een van de vele gletsjers geschoven. Met de huidige situatie van de Euro staat de IJslandse Kroon er nu een stuk beter voor! Inflatie is altijd een behoorlijk spook geweest in IJsland. In 1981 is er een hervorming geweest waarbij de waarde van het geld met een factor 100 is aangepast. In aanloop daarnaar toe zijn er in de 60-er en 70-er jaren munten geslagen met een steeds hogere nominale waarde. Zo verschenen er munten van 5, 10 en 50 Kronúr. Met de introductie van de nieuwe serie in 1981, zeedieren zie aan het begin van dit artikel, is echter een algehele aanpassing doorgevoerd. Van het regulier gebruikte muntgeld is 1 speciale versie verschenen. In 1968 heeft het IJslands Ministerie van Financiën een munt 50 Kronúr uitgegeven die afweek van andere 50 Kronúrs door de speciale tekst onder het parlementsgebouw op de keerzijde. Dat parlementsgebouw is één van de belangrijkste herinneringen aan de Deense tijd: het monogram van het Deense vorstenhuis prijkt nog altijd trouw op de gevel. Het parlementsgebouw was
FILAKRANT 2016 één van de eerste stenen gebouwen in de stad, uiteraard aan het belangrijkste plein in Reykjavik tegen over het standbeeld van Jón Sigurdsson.
15
Deze munten zijn alleen in luxe sets in PROOF en FDC uitgegeven. Deze munten zijn niet bedoeld voor de circulatie.
50 Kronúr met speciale tekst “1 desember 1918 fullveldi Islands”
Catalogi, Krause Mishler 1901-2000, 2001-heden, en een speciaal catalogus IJsland uit 1997 3 munten van 1000 Kronúr, elk portretteert 1 van de 3e eerste IJslandse presidenten. 1. Jón Sigurdsson 1944-1952 2. Asgeir Asgeirsson 1952-1968 3. Kristian Eldjárn 1968-1980 50 Kronúr uit 1968 uitgegeven vanwege 50 jaar soevereiniteit 1918-1968 en het parlementsgebouw Bijzondere en herdenkingsmunten
De eerste gouden IJslandse munt is uitgegeven in 1961 Op deze munt natuurlijk de Vader des Vaderlands Jón Sigurdsson en op de keerzijde het kenmerkende IJslandse wapen.
Literatuur en informatie Het meest gebruikt voor het verkrijgen van een overzicht welk land welke munten heeft uitgegeven, is natuurlijk de wereldcatalogus van Krause/Mishler. Voor IJsland, dat in 1922 begon met het uitgeven van eigen muntgeld, bent u dan met de delen 19012000 en 2001-heden klaar. Maar wilt u meer weten, dan zult u op zoek moeten naar specialistischer literatuur.
Tijdens een bezoek aan de Centrale Bank (waar de nationale collectie te zien is) was in het verlengde van de tentoonstelling, een boekje te koop over de IJslandse productie van geld waarvan voor dit artikel natuurlijk gebruik is gemaakt. Dit boekje, (in het IJslands, dat is nog eens een uitdaging, maar wel met samenvattingen in het Engels) is onmisbaar voor de verzamelaar die voorbij de wereldcatalogus wil kijken en zich dus verder in de IJslandse muntslag wil verdiepen. Literatuur is voor vrijwel elke verdieping van een verzameling een must. Kijkt u eens goed op veilingen, vaak wordt naast de verzameling ook de literatuur van een verzamelaar opgenomen. Daar zijn beslist aanvullingen voor uw boekenkast en kennis te vinden. Het verzamelen van munten geeft inzicht in de geschiedenis van een land of gebied. Allerlei gebeurtenissen kunnen leiden naar bijzondere uitgiften en zorgen ervoor dat munten er op een bepaald moment anders uit gaan zien. Wanneer de informatie achter de munten tot leven komt, dan heeft u het meeste plezier van uw verzameling. Wij wensen u succes op jacht naar aanvullingen voor uw verzameling in de speciaalzaken, op verzamelbeurzen, veilingen en het Internet. John Kuin / Directeur Rietdijk veilingen bv. Rieneke Kuin-Hulshof © 2015
40 jaar onafhankelijkheid in 1974 is luister bij gezet met 2 zilveren en 1 gouden munt De munten gedenken alle het claimen van het land door de eerste kolonisten in 874. • 500 Kronúr zilver, een vrouw leidt een rund, een manier om land te claimen. • 1000 Kronúr zilver, twee kolonisten maken vuur, een manier om land te claimen. • 10.000 Kronúr goud, de eerste kolonist Ingolfur Arnarson claimt land, door middel van een stam in de zee te gooien, te kijken waar die aanspoelt en volgens de legende is Reykjavik op die plaats door hem gesticht. Leiderschap Met de komst van de eerste vrouwelijke president in IJsland in 1980, Vigdís Finnbogadóttir, zijn de 3 mannen die haar in 36 jaar voorgingen geëerd met elk een munt van 1000 IJslandse Kronúr.
Literatuur en bronnen: • Opinber Gjaldmidill i 220 ár (The currency of Iceland). Reykjavik : Central Bank of Iceland, 1997 ISBN 9979-9007-5-x • Krause Mishler Standard Catalog of World Coins1901-2000 42e editie • Krause Mishler Standard Catalog of World Coins 2001-to date 10e editie • Munten uit privé collectie • Wapens, vlaggen, kaartje van de betreffende Wikipedia pagina’s • Foto’s IJsland uit privé collectie van diverse IJsland bezoeken • www.wikipedia.org • www.ijsland-info.nl
16
FILAKRANT 2016
FILAKRANT 2016
17
Dinosaurussen Door: Arno en Jasmine Van Regenmortel
D
inosaurussen zijn de interesses van vele mensen, jong en oud. Ze fascineren ons door hun ontzagwekkende grootte, hun bizarre uiterlijk en hun plots verdwijnen. Al jaren graven paleontologen beenderen op. Sinds een aantal jaar kunnen we een compleet beeld schetsen en in een filateliestuk afbeelden. Onderstaande delen zijn van één en hetzelfde vel, maar voor de duidelijkheid is deze in twee gesplitst (USA 1997 3136). Beide zijn een panorama van Noord-Amerika op twee tijdstippen. Er worden ook linken gelegd met de nieuwe uitgifte van België. In het tweede deel van dit artikel wordt er verder ingegaan op de andere dinosauruspostzegels van België (uitgifte september 2015).
1. The World of Door: Arno Van Regenmortel
Dinosaurs
De bovenzijde van dit vel geeft een scène van Colorado 150 miljoen jaar geleden weer. Waarschijnlijk zijn deze dinosaurussen opgegraven in de Dry Mesa Dinosaur Quarry en Garden Park en dus afkomstig van de gesteentelaag genaamd de ‘Morrison Formatie’. Deze formatie bevat dinosaurussen uit het Laat-Jura (meer specifiek van de etages Kimmeridigien tot Tithonien) omstreeks 155-148 miljoen jaar geleden. Deze formatie strekte zich uit van Montana tot New Mexico, Colorado zit daar middenin. Het klimaat 150 miljoen jaar geleden was beduidend warmer dan vandaag, tropisch warm. Colorado was één grote vlakte, de Morrison Plain. Het landschap werd gedomineerd door coniferen (bomen rechts in het filatelistisch stuk), cycaspalmen (de varenachtige linksonder) en ginkgobomen (boom links). Ceratosaurus (in het Nederlands ‘gehoornde hagedis’) is vernoemd naar de kenmerkende neushoorn op zijn snuit. Buiten deze neushoorn had hij net als andere theropoden (vleesetende dinosaurussen) een hoornachtige kam boven zijn ogen. De hoorns zijn gevarieerd tussen individuen wat wijst op verschillende soorten of verschillende seksen. De functie van de neushoorn blijft onbekend, de recentste hypothese luidt dat deze diende om rivalen te imponeren. Dan was hij waarschijnlijk fel gekleurd (niet zichtbaar op deze postzegel). Ceratosaurus had net als krokodillen osteodermen, botachtige schubben die dienden als harnas. Hij had ook een krokodilachtige staart zodat hij goed kon zwemmen. Hij joeg waarschijnlijk op kleinere dinosaurussen en at occasioneel aas. Hij werd gemiddeld 6 m lang en was gemiddeld 700-850 kg zwaar. Camptosaurus (in het Nederlands ‘flexibele hagedis’) is een kleinere, oudere verwant van de Iguanodon (zie postzegel België en verder in de tekst). Net als de Iguanodon kon Camptosaurus op vier poten stappen of op achterste poten lopen met zijn staart als tegengewicht. Men schat dat hij tot 25 km per uur kon lopen. Camptosaurus had nog steeds vier aparte tenen in tegenstelling tot Iguanodon, wiens tenen een soort ovenwant vormden. Camptosaurus zijn duimklauw is al puntig en scherp, maar geen stekel zoals bij Iguanodon. Camptosaurus zijn beitelvormige tanden vertoonden veel slijtage, dit duidde erop dat hij harde planten at zoals de
naalden van coniferen. Hij was ook de eerste met wangzakken zoals de Iguanodon. Men heeft Camptosaurus vaak gevonden waardoor men zijn ontwikkeling heeft kunnen beschrijven, van juveniel tot adult. Hij werd 5-7 m lang en woog 1-2 ton. Camarasaurus (in het Nederlands ‘gekamerde hagedis’) is zo vernoemd naar de holtes in zijn wervels. Daardoor woog hij minder zwaar. Hij is de naamgever van de familie Camarsauridae. Camarsaurus had vier even lange achterpoten, in tegenstelling tot Brachiosaurus. Hij had een relatief compact lichaam met een kleine nek en staart en een relatief grote kop. In zijn kop had hij grote ogen en grote neusgaten die gelokaliseerd zijn bovenop zijn kop. Waarschijnlijk kon hij daardoor goed zien en ruiken en daardoor voedsel en roofdieren goed lokaliseren. Zoals zoveel sauropoden leefde hij in kuddes. Desondanks zijn grootte en zijn groot aantal zijn er vaak bijtsporen van Allosaurus gevonden in de botten van Camarasaurus, hij was dan ook een geliefd prooidier van Allosaurus. Toen men Apatosaurus en Brontosaurus had ontdekt, had men nog geen kop gevonden. Daardoor is de kop van Camarasarus vaak foutief gebruikt geweest bij reconstructies van Apatosaurus en Brontosaurus. Camarasaurus werd 10-18 m lang en woog 10-23 ton. Brachiosaurus (in het Nederlands ‘armhagedis’) is een iconische dinosaurus. Hij is de naamgever van zijn familie, de Brachiosauridae. Allen hadden ze grotere voorpoten dan achterpoten (daarom de naam armhagedis), het opperarmbeen is al 2 m lang. Brachiosaurus had een zeer kleine kop in vergelijking met zijn lichaam en nog kleinere hersenen. Hij had een boog die liep van zijn snuit tot aan zijn hoog voorhoofd. Hij zwiepte met zijn nek over de boomkruinen of hij kon op zijn achterpoten staan om naar de hoogste takken te reiken. Deze giraf van het Jura was enorm: 25 m lang, 16 m hoog en 50 ton zwaar! Hij was lang de recordhouder van grootste en zwaarste dinosaurus, maar zijn neven Sauroposeidon en Giraffatitan (zie postzegel België) en andere sauropoden zoals Supersaurus, Mamenchisaurus, Argentinosaurus en Amphicoelias zijn betere kandidaten. Giraffatitan is gevonden door een Duitser, maar is als onderdeel van de herstelbetalingen na WO I aan België gegeven. Goniopholis is een krokodilachtige van de Goniopholididae familie. Hij was geen ‘echte’ krokodil (hij behoort niet tot de Eusuchia), maar is wel een voorouder van de hedendaagse krokodillen. Hij was klein (2-4 m lang), een pak kleiner dan de latere Sarcosuchus (12 m lang) en Deinosuchus (10 m lang). Goniopholis leefde waarschijnlijk hetzelfde als de krokodillen van nu. Goniopholis kiplingi is vernoemd naar Kipling vanwege Kiplings bijdrage tot de wetenschap. Stegosaurus (in het Nederlands ‘dakhagedis’) is een welbekende dinosaurus. Het is de naamgever van de familie Stegosauridae en de suborde Stegosauria. Kentrosaurus (zie postzegel België) is een verwante van Stegosaurus. Het meest kenmerkende zijn zijn platen. Deze zijn gemodificeerde osteodermen, botachtige schubben die vastzaten aan zijn huid. Bij zijn ontdekking wer-
den deze platen aanzien als een bedekking (daarom de naam), maar dat bleek later foutief. Nu is de meest gangbare theorie dat deze platen alternerend en rechtopstaand waren geplaatst op zijn rug. Een hypothese is dat deze werden gebruikt als thermoregulatie, een andere is dat hij ermee kon ‘blozen’ als aantrekkingsmiddel voor partners of als afschrikmiddel voor vijanden (zoals de iconische scène in Walking With Dinosaurs). Buiten de platen had hij ook een staart met gevaarlijke stekels. Hij werd 8-9 m lang en woog 2-3 ton. Allosaurus (in het Nederlands ‘andere hagedis’) is net als Brachiosaurus en Stegosaurus één van de typevoorbeelden van dinosaurussen. Hij was de leeuw van het Jura en het absolute toproofdier van de Morrison Plain. Hij had een 1 m lange kop met 10 cm lange tanden, maar met een weinig krachtige beet (minder dan een leeuw). Zijn kop kon wel enorme zijwaartse krachten weerstaan, daardoor gebruikte hij het als een bijl om hompen vlees af te rijten van zijn prooidieren eerder dan het breken van botten zoals een Tyrannosaurus. Hij had lange, drievingerige voorpoten met klauwen tot 25 cm. Hij had sterke beenspieren waarmee hij tot 30 km per uur kon rennen. Hij joeg misschien in groep waardoor hij enorme sauropoden als Diplodocus kon aanvallen. Hij werd gemiddeld 8,5 m lang, maar schattingen gaan tot 11-12 m. Hij woog 1-2 ton.
Opisthias is een klein reptiel van een oude groep genaamd Rhynchocephalia. Vandaag de dag is de enige levende verwant van Opisthias de tuatara van Nieuw-Zeeland (zie de postzegel van Jersey).
De onderzijde van het vel geeft een scène van Montana 75 miljoen jaar geleden weer. Waarschijnlijk zijn deze dinosaurussen opgegraven in de gesteentelaag genaamd de ‘Two Medicine Formatie’. Deze formatie bevat dinosaurussen uit het Laat-Krijt (meer specifiek van de etage Campanien) omstreeks 83-70 miljoen jaar geleden. Deze formatie strekte zich uit van Montana tot Alberta in Canada. Het klimaat 75 miljoen jaar geleden was warm en droog, Montana was een semi-woestijn. In het Krijt doken de eerste bloemplanten op (zoals de lelies linksonder). Edmontonia (in het Nederlands ‘van Edmonton’ naar de vindplaats) is een gepanserde dinosaurus van de familie Nodosauridae. De Nodosauridae zijn anders dan de Ankylosauridae (met als bekendste vertegenwoordiger
18
FILAKRANT 2016
Ankylosaurus (zie postzegel België) omdat deze geen staartsknots hadden. Edmontonia was de grootste en de laatste vertegenwoordiger van deze groep. Edmontonia had een geducht panser met vervaarlijke stekels en beenplaten ter verdediging tegen roofdieren en imponering van rivalen. De enorme schouderstekels zouden zijn ingezet om naar de vijand te rennen en deze te spiesen. Dit pantser was pas effectief door zijn stabiliteit: hij had vier zuilachtige poten met brede voeten en uit elkaar staande tenen met hoefnagels. Edmontonia was 6-7 m lang en woog 4 ton. Einiosaurus (in het Nederlands ‘buffalohagedis’, eini is Blackfoot-indiaans) was een gehoornde dinosauriër. De specifieke naam procurvicornis verwijst naar zijn vooruitstekende hoorn. Einiosaurus behoort tot de Ceratopsidae (eigenlijk Ceratopidae omdat de naamgever een spellingsfout maakte, maar de Ceratopsidae is bekender) samen met de andere gehoornde dinosaurussen. Meer specifiek behoort hij tot de Centrosaurinae die gekenmerkt worden door in het algemeen een korter nekschild met grote stekels erop (zoals bij Einiosaurus), een lange neushoorn en kortere wenkbrauwhoorns (of in het geval van Einiosaurus, geen). Einiosaurus is net als andere ceratopsiërs een kuddedier. Zij stierven vaak in enorme aantallen na een overstroming. Einiosaurus was een ceratopsiër van gemiddelde grootte: hij was 4,5 m lang en woog 1,3 ton. Daspletosaurus (in het Nederlands ‘afgrijselijke hagedis’) is het oudere broertje van Tyrannosaurus rex (sommigen stellen zelfs zijn voorouder). Hij had korte achterpoten (korter dan bij andere tyrannosauriërs), een grote kop met een stompe snuit en een zware, gedrongen bouw. Zijn achterpoten waren eerder voor kracht gebouwd dan voor snelheid. Mogelijk was deze bouw om ceratopsiërs zoals Einiosaurus aan te vallen. Mogelijk joeg hij in groep, er is geen eensgezindheid hierover. Hij leefde in hetzelfde tijdperk als Gorgosaurus (een andere tyrannosauriër) en mogelijk ondervond Daspletosaurus competitie van Gorgosaurus. Mogelijk joegen deze twee tyrannosauriërs op andere prooidieren of waren ze geografisch anders verspreid zodat ze gelijktijdig konden bestaan. Daspletosaurus was 8-9 m lang en woog 2-4 ton. Palaeosaniwa (in het Nederlands ‘oude Saniwa’, verwijzend naar een soort die later leefde) is een varaanachtig reptiel. Net als de Komodovaraan had hij dolkachtige tanden met een zaagrand. Hij joeg op kleine dieren, misschien zelfs baby dinosauriërs. Hij was 1,5-1,8 m lang en één van de grootste landreptielen van het Mesozoïcum.
Corythosaurus (in het Nederlands ‘helmhagedis’) is een zogenaamde eendensnaveldinosauriër, meer bepaald een lid van de familie Hadrosauridae. Olorotitan (zie postzegel België) is verwant en gevonden door Pascal Godefroit van Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. De helm van de naam Corythosaurus verwijst naar zijn kam. Deze kam was klein of afwezig bij de jongen en groeide pas bij het volwassen worden. De kam was hol en verbonden met de neus. In het begin geloofde men dat deze kam diende als snorkel, nu weet men dat Corythosaurus er geluid mee kon versterken om partners aan te trekken of om te communiceren over voedsel en roofdieren. De kam was het grootst bij mannetjes en het kleinst bij juvenielen. Corythosaurus was een sociaal dier; het leefde in kuddes. Corythosaurus leefde ook samen met andere dinosaurussen zoals Centrosaurus (een verwant van Einiosaurus) en Edmontonia. Daspletosaurus was de vijand van Corythosaurus. Hij was 9 m lang en woog 3-4 ton.
Uitgiftes dinosaurussen België
Door: Jasmine Van Regenmortel
Ornithomimus (in het Nederlands ‘vogelimitator’) is de naamgever van de Ornitimimosauria, de struisvogeldinosauriërs. De naam verwijst naar de gelijkenis met de struisvogel. Hij was gebouwd voor snelheid: slanke bouw, holle botten, lange en sterke drietenige achterpoten, een lange nek, een lange en platte kop met een tandeloze snavel, hersenen geprogrammeerd voor locomotie en een stijve staart als evenwicht en roer. Momenteel denkt men zelfs dat Ornithomimus veren bezat. Ornithomimus was een omnivoor en at vanalles: insecten, wormen, kleine reptielen en zoogdieren, eieren, vruchten, zaden en bladeren. Ornithomimus had ook grote ogen waardoor men denkt dat hij nachtactief was. Een verwant van Ornithomimus, Dromiceiomimus, wordt nu aanzien als behorende tot dezelfde soort. Ornithomimus was 3,5 m lang en woog 130-160 kg. Parasaurolophus (in het Nederlands ‘naast gekamde hagedis’, een verwijzing naar een verwant Saurolophus) is net als Corythosaurus een eendensnaveldinosauriër van de Hadrosauridae. De term eendensnaveldinosauriër verwijst naar de vorm van de snuit. Parasaurolophus had net als de andere hadrosauriërs een batterij van duizenden tanden. Hij gebruikte die om een kauwachtige beweging te maken en zo planten te vermalen. Parasaurolophus had net als Corythosaurus een kam (en wat voor één: 1,8 m lang!) met dezelfde functies. Wetenschappers hebben het geluid ervan gereconstrueerd, het lijkt op een misthoorn. Men denkt dat er een huidflap was tussen de kam en de kop, deze was waarschijnlijk fel gekleurd en was een extra manier om indruk te maken op partners. Parasaurolophus was 12 m lang en 3 ton zwaar.
Op 7 september 2015 komt er eindelijk nog eens een nieuwe uitgifte van dinosaurussen (geduchte dino’s) uit. Van de tien ‘geduchte dino’s’ zijn er zes soorten en/of familieleden reeds aan bod gekomen aan de hand van de twee scènes uit de Verenigde Staten. Hieronder volgen de vier anderen. Kenmerken Geduchte dino’s Zelfklevend boekje: a. Giraffatitan; b. Torvosaurus, c. Olorotitan, d. Deinonychus, e. Aurornis, f. Ankylosaurus, g. Einiosaurus, h. Pteranodon, i. Iguanodon, j. Kentrosaurus (soms Belgische link) Creatie: Conz (striptekenaar, illustrator en cartoonist, dino-fan) Lay-out: Myriame Voz Uitgiftdatum: 07 september 2015 (nr. 14) Torvosaurus gurneyi (in het Nederlands ‘woeste hagedis’, gurneyi verwijst naar James Gurney, de schrijver van Dinotopia) is volgens de toelichting een familielid van de Tyrannosaurus rex. Maar is dit zo? Torvosaurus is onderdeel van de Megalosauridae. Meer zelfs, hij wordt aanzien als de zustersoort van de Megalosaurus, de naamgever van de familie. Hij was een leeftijdsgenoot en directe concurrent van onder andere de Allosaurus (en andere kleinere theropoden uit het Jura). Een theropode met een gelijkaardige naam, de Tarbosaurus, komt uit de familie van de Tyrannosauridae, waarvan de T-rex of Tyrannosaurus rex de bekendste is. Dus T-rex en Tarbosaurus zijn familie van elkaar, Torvosaurus niet… Torvosaurus gurneyi is gevonden in Portugal door de Belgische paleontoloog Christophe Hendrickx. In ieder geval mogen we nog eens trots zijn dat er een dinosaurusuitgifte uitkomt.
FILAKRANT 2016 Pteranodon (in het Nederlands ‘vleugel-zondertand’, verwijzend naar zijn tandeloze bek) is een vliegend reptiel (zie het vorig artikel over roofvogels) en is technisch gezien geen dinosaurus. Maar van waar komt nu de verwarring dat Pteranodon een vliegende dinosaurus zou zijn? In 18de en 19de eeuw dacht men lang dat Pterosauria de voorouders waren van de zoogdieren, vogels en reptielen. Eerst (ca. 1800) dacht men dat de Pterosauria zoogdieren waren zoals de vleermuis (door hun uitzicht en indicatie dat ze ondersteboven sliepen). Daarna dacht men dat het vogels waren. Buiten dat Pterosauria en vogels kunnen vliegen, hebben ze niet echt een link met vogels. De verwarring was helemaal compleet met het vinden van een fossiel van Sordes (een verwant van Rhamphorhynchus) met haarbedekking in 1971. Onderzoek van Pterosauria skeletten geeft echter nu aan dat ze zich zeer ver (evolutionair) van de vogels en zoogdieren bevinden. Ze bevinden zich dichter bij de reptielen, met de bemerking dat zij toch een aantal reptielachtige kenmerken missen (zoals de haarbedekking bij Sordes). Er zijn wel Pterosaria met schubben gevonden. De ‘vliegende dinosaurussen’ kunnen dus beter ‘vliegende reptielen’ genoemd worden. Ze zijn eerder een reptiel, maar zonder een evolutionaire band met de krokodil. Pterosauria hebben nu geen levende vertegenwoordiging meer. De vogel wordt gezien als de enige levende vertegenwoordiger van de dinosaurussen. Aurornis (in het Nederlands ‘dageraadvogel’) is voor het eerst in een publicatie verschenen in 2013. Deze publicatie en vondst te China is toe te wijzen aan Pascal Godefroit, verbonden aan Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. Aurornis is een ‘oervogel’ en tijdsgenoot van Archaeopteryx (Laat-Jura). Vroeger linkte men de Pterosauria (als vliegende voorloper van de vogels, wat dus fout is) zoals de Pterosaurus op zijn beurt (foutief) aan de Archaeopteryx. Richard Owen (1804 –1892) was tegen de evolutietheorie van Darwin. Hij beschreef uitvoerig Archaeopteryx als vogel zodat deze niet zou worden gezien als de missing link (bewijs van de evolutietheorie van Darwin). Owen is trouwens de bedenker van de naam Dinosauria (dinosauriërs). Archaeopteryx
bevat zowel eigenschappen van dinosauriërs evenals van vogels. Archaopteryx (145 miljoen jaar geleden uitgestorven) is de zogezegde eerste gevederde primitieve oervogel. De term ‘oervogel’ is ongelukkig gekozen omdat Archaeopteryx (in het Nederlands ‘oude vleugel’) de eerste vogelachtige was die gevonden werd (1861, Duitsland) en niet per definitie de oudste vogel is. Volgens de meest recente wetenschap is Aurornis de vroegste vertegenwoordiger van de vogels (daarom zijn naam ‘dageraad’). Deinonychus (in het Nederlands ‘vreselijke klauw’, verwijzend naar zijn kromme klauw aan de tweede teen van zo’n 15 cm lang) was een snelle, intelligente en warmbloedige predator. Hij is het bewijs van de theorie dat vogels geëvolueerd waren uit theropode dinosaurussen. Men dacht namelijk dat dinosaurussen koudbloedig, traag en dom waren zoals reptielen. De bevindingen van John Ostroms (Amerikaanse paleontoloog) van onder andere de warmbloedigheid van Deinonychus in 1969 zorgde daarom voor opschudding. Deinonychus was echter al gekend sinds 1931, ontdekt door Barnum Brown (Amerikaans paleontoloog en ontdekker van T-rex). Daarnaast is Deinonychus een veel onderzochte dinosaurus die waarschijnlijk in groep leefde. Hij was ongeveer zo groot als een mens (ca. 2 m). Velen zeggen dat het logo van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen de laatste uitgifte over dinosaurussen van dit land is. Het logo stelt een Iguanodon voor die is uitgegeven op 28 mei 1966 (cataloognummer 1374). Een Iguanodon als logo van het museum is niet toevallig. In 1878 zijn er een dertigtal complete Iguanodonskeletten gevonden in de kolenmijn van Bernissart (Henegouwen, België). Deze worden door het museum tentoongesteld. Naar mijn mening hoort de uitgifte van 2002 ook thuis in het rijtje. Piet Vanhuyse (toen 10 jaar ) zag zijn getekende dinosaurus op 9 februari 2002 op postzegel uitkomen. Hij was namelijk de winnaar van de kinderwedstrijd ‘Belgica 2001’ (cataloognummer 3056). Er kan gediscussieerd worden over de soort die hij getekend heeft, maar een dinosaurus is het al zeker.
19
Bronvermelding • Ben (museum educator Washington, DC area) op Blog WordPress. com (2012) On the colonial legacy of fossil collections. Geraadpleegd 15 juli 2015, van http://extinctmonsters.net/tag/giraffatitan/ • Bpost. (2015). Technische details ‘Geduchte dino’s getekend door Conz‘ • Colagrande, J., & Felder, L. (2001). In het spoor van de dinosauriërs. Amsterdam: Time-Life Boeken. • Dixon, D. (2001). Corona Gidsen: Vleesetende Dinoauriërs - Een fascinerende blik in de wereld van de vleesetende dinosauriërs die ooit de aarde bevolkten. Harmelen/Antwerpen: Corona. • Godefroit, P., Cau A., Dong-Yu H., Escuillié F., Wenhao W. & Dyke G. (2013). A Jurassic avialan dinosaur from China resolves the early phylogenetic history of birds. Nature. DOI:10.1038/nature12168. • Godefroit, P.; Bolotsky, Y.; Alifanov, V. (2003). A remarkable hollowcrested hadrosaur from Russia: an Asian origin for lambeosaurines. Comptes Rendus Palevol 2 (2): 143–151. doi:10.1016/S16310683(03)00017-4. • Haines, T. (2000). Op stap met dinosauriërs. Antwerpen: Standaard Uitgeverij. • Hendrickx C, Mateus O (2014) Torvosaurus gurneyi n. sp., the Largest Terrestrial Predator from Europe, and a Proposed Terminology of the Maxilla Anatomy in Nonavian Theropods. PLoS ONE 9(3): e88905. doi:10.1371/journal.pone.0088905 Geraadpleegd 15 juli 2015, van http://journals.plos.org/plosone/article?id=10.1371/journal.pone.0088905 • Hendrickx, C. (2015). Christophe Hendrickx, Palaeontologist curriculum vitae. Geraadpleegd 15 juli 2015, van https://sites.google.com/ site/hendrickxchristophe/curriculumvitae • Malam, J., & Parker, S. (2002). Dinosaurussen en andere prehistorische dieren. Parragon. • OBP/COB (2011). Officiële Postzegelcatalogus België editie 56. Edegem: Belgische Beroepskamer van Postzegelverzamelaars vzw geprint door Masterprint. • Palmer, D., & Barrett, P. (2009). Evolution: The story of life. Londen: Mitchell Beazler in association with Natural History Museum. • Parker, S. (2005). De Complete Gids over... Dinosauriërs. Utrecht: Veltman uitgevers. • van den Bosch, J. (2015). PostBeeld Blog: Belgian Dinosaurs? Geraadpleegd 15 juli 2015, van http://freestampmagazine. com/2015/02/24/belgian-dinosaurs/ • Wikipedia. (2015). Geraadpleegd 15 juli 2015, van www. en.wikipedia.org en https://nl.wikipedia.org
Afbeeldingen van • http://www.paleophilatelie.eu/year/current.html • http://www.paleophilatelie.eu/description/stamps/usa_1997.html • http://freestampmagazine.com/2015/02/24/belgian-dinosaurs/ • http://colnect.com/nl/
SamenwerkingsVerband Maandblad Filatelie Filatelie geheel vernieuwd!
W
ellicht kent u ons nog niet. Sinds 1 januari 2015 zijn de Filatelistenvereniging de Globe en I.V. Philatelica samen gegaan onder de nieuwe naam: SamenwerkingsVerband Filatelie, kortweg SVF.
Wij zijn een organisatie waarbij nu 57 zelfstandige verenigingen zijn aangesloten. Zij worden op vele terreinen gefaciliteerd. SVF verzorgt voor hen o.a. de centrale ledenadministratie ten behoeve van het Maandblad Filatelie en de KNBF, zodat verenigingen hun mutaties slechts naar één “loket” hoeven te sturen, vanwaar alles geregeld wordt. Daarnaast kunnen de verenigingen gebruik maken van het centrale rondzendverkeer. Ruim 30.000 boekjes zijn er jaarlijks beschikbaar voor onze verenigingen die daarmee een gevarieerd aanbod aan zegels aan hun leden kunnen aanbieden. Zowel landen als motief zijn beschikbaar, voor zowel de gewone als voor de gespecialiseerde verzamelaar, er is voor elk wat wils. Bovendien kunnen ook postwaardestukken worden aangevraagd. Een andere grote dienst is de Nieuwtjesdienst.
De aangesloten verenigingen kunnen hun leden een abonnement aanbieden, dat geheel op maatwerk berust: bijna alles is mogelijk en SVF koopt wereldwijd nieuwe uitgaven en thema’s in, gebaseerd op alle individuele abonnementen. Een paar andere zaken die ook uitsluitend openstaan voor leden van onze verenigingen zijn de maandelijkse internetveiling (www.svfveiling.nl) en de halfjaarlijkse grote veiling in Velp. Bovendien zijn de leden ook van harte welkom op bijeenkomsten van zusterverenigingen in het land. Voor de besturen van verenigingen hebben wij een collectieve verzekering afgesloten aangaande de bestuurdersaansprakelijkheid. Ook het verzekeren van uw eigen rondzendverkeer en middelen kan tegen een concurrerende premie via SVF. Is uw vereniging niet aangesloten bij SVF en heeft u behoefte aan ondersteuning voor bijvoorbeeld rondzendverkeer, nieuwtjesdienst of wilt u eens over andere zaken met ons praten? Kijk op: www.svfilatelie.nl U kunt ook contact met ons opnemen via: info@svfilatelie.nl
O
p het moment dat u deze Filakrant op de Eindejaarsbeurs in handen krijgt, is maandblad Filatelie -het enige onafhankelijk postzegel vakblad dat 11x per jaar verschijnt- geheel vernieuwd.
Het januarinummer 2016 is net gedrukt, en hiermee sluiten we een periode van grote verandering af. We hopen uiteraard dat u, met ons, ook tevreden hiermee bent en dat het maandblad in zijn huidige vorm kunt waarderen. Voor wie het wellicht al even zonder Filatelie heeft moeten stellen, geef ik u even in vogelvlucht de veranderingen aan die de laatste jaren zijn doorgevoerd, tot en met de afsluiting daarvan met het verschijnen van het januarinummer. De in 2013 aangetreden hoofdredacteur, René Hillesum, heeft in de loop der jaren vele kleinere aanpassingen doorgevoerd. De grote verandering kwam in januari 2015 toe het blad door onze vaste vormgever Fake Booij geheel gerestyled werd. De laatste aanpassingen van de restyling vind u in het januarinummer 2016 terug. Gelijktijdig wordt vanaf 2016 het blad gedrukt bij Drukkerij Verloop in Alblasserdam. Hiermee hebben we dan een enorme kwaliteitsslag
gemaakt, doordat papierkwaliteit en de kwaliteit van de afbeeldingen enorm verbeterd zijn. Maandblad Filatelie, dat 11x per jaar verschijnt, heeft de mogelijkheid om u op de hoogte te houden van alle landelijke en ook lokale beurzen die er in het land georganiseerd worden, alsmede belangrijke internationale evenementen. De inhoud van iedere editie strekt zich uit van algemeen tot sterk gespecialiseerd en van posthistorisch tot thematisch In de loop van een jaar passeren heel veel zaken de revue en zo wordt u niet alleen op de hoogte gehouden van nieuwe activiteiten, maar ook uitgebreid geïnformeerd over allerlei zaken in de wereld van de filatelie. Heeft u nog geen abonnement op Filatelie? Elders in deze krant leest u hoe u dat kunt worden. Als nieuwe abonnee ontvangt u bovendien de eerste 3 nummers gratis. Hans Kraaibeek, voorzitter
20
FILAKRANT 2016
Ahvenanmaa - Åland Dankzij de gunstige ligging heeft deze eilanden groep een grote aantrekkingskracht op de hedendaagse toerist die bij het woord cruise onmiddellijk al aan het pakken slaat.
Afbeelding 4. De passagiers ferry Isabella. Een van de ferry’s die de toeristen naar Åland vervoeren Het wapen van Åland op een Fins zegel uit 1942
De Ålandse vlag
E
en van de jongste loten aan de Scandinavische filatelistische boom is een groep eilanden tussen Finland en Zweden. Deze groep bestaat uit meer dan 20.000 eilanden, eilandjes en uit zee oprijzende grote en kleine rotsblokken. “Slechts” 6800 hiervan hebben het predicaat eiland verdiend. Met een totale oppervlakte van net iets minder dan 1500 km² en gesitueerd in het zuidelijke deel van de Botnische golf tussen Zweden en Finland heeft het een strategische ligging. Het geheel heet Ahvenanmaa althans in het Fins. De meest gangbare en gebruikte naam is de Zweedse benaming, namelijk Åland. Van deze 6800 eilanden zijn er niet meer dan een stuk of honderd bewoond. Het grootste eiland heet Åland
Afbeelding 2. 50 jaar zelf bestuur op Åland -1922/1972. Hoewel de Finse Markka het betaalmiddel was, en dat men er heden ten dage uiteraard met Euro’s terecht kan, en het een onlosmakelijk geheel vormt met Finland is deze ruim 1500 km² grote provincie een voornamelijk Zweedstalig gebied met een autonome vorm van zelfbestuur. Zo zijn dus ook alle plaatsnamen in het Zweeds gesteld. De hoofdstad, tevens provinciehoofdplaats, heet Maarianhamim op z’n Fins, maar gewoon Mariehamn in het Zweeds. De stad werd in 1861 gesticht en vernoemd naar de vrouw van Tsaar Alexander II die Maria heette. Verreweg de meeste van de 25.000 eilandbewoners wonen in of pal bij deze plaats. Deze eilanden die vroeger een strategisch tussenstation waren voor de oorlogs- en handelsschepen van o.a. de Vikingen maar later ook een logische verbinding voor de postroute tussen Zweden en Finland vormden, hebben een turbulente geschiedenis achter de rug. Hierbij waren ze soms als een speelbal tussen de diverse (groot)machten die in dit gebied hun (handels) belangen wilden vestigen, uitbreiden en/of behouden. Hoewel de eilanden pakweg 6000 jaar terug al bewoond werden door varende en vissende stammen werden ze later door de Vikingen herontdekt en gebruikt als woon- en rustplaats.
Afbeelding 3. Een gereconstrueerde woonplaats van de vroegere bewoners van het Ålandse Långbergsöda (Saltvik) te zien in het openluchtmuseum aldaar. In de latere geschiedenis waren de Zweden en de Finnen de twee grootste belanghebbenden in deze omgeving. Tussen deze twee landen heeft er dan ook een lange tijd onenigheid bestaan over het eigendomsrecht van deze wonderschone eilanden. Zoals Denemarken vroeger grote gedeelten van Zweden als eigendom beschouwde en bezet had, hield Zweden jarenlang Finland met de Åland eilanden bezet, sterker nog de Zweden beschouwden Finland als een Zweedse provincie genaamd Turku (1635). Echter na de Russisch - Zweedse oorlog van 1808-1809 verloor Zweden het gehele Finse gebied inclusief de eilanden aan de Russische Tsaar Alexander I. Dit werd geregeld tijdens de vredesbesprekingen in 1809 te Hamina of Fredrikshamn. In 1832 begonnen de Russen met het bouwen van het fort Bomarsund. Toen de Krimoorlog los barstte zonden in 1854 de Britten en de Fransen een gewapende vloot om het gebied rond St. Petersburg aan te vallen. Tussen 13 en 16 augustus van dat jaar verwoestten de vernietigende bombardementen van af de gezamenlijke vloot het pas half afgebouwde fort compleet.
Afbeelding 3a. Het fort Bomarsund in betere tijden In 1856 na de Krimoorlog werden de eilanden een militair vrij gebied. Echter tijdens de Eerste Wereldoorlog braken de Russen deze overeenkomst en werden er weer forten op de eilanden gebouwd. Tsaar Alexander I gaf niet alleen opdracht tot het bouwen van een vesting op de eilanden maar ook voor het postkantoor in Eckerö dat tevens dienst deed als douanekantoor. Dit gecombineerde post- en douanekantoor werd gebouwd door de beroemde Duitse architect J. Engel. Dezelfde bouwer van diverse grote gebouwen in Helsinki. De postroute die Zweden en Finland verbond liep via Åland. deze route, die al sinds lange tijd in gebruik was en een officiële postroute werd in 1638, liep van Stockholm naar Åbo. De gevolgde route was als volgt: Stockholm, Väddö, Grisslehamn, via Signilkär naar Eckerö. Vandaar uit naar Emkarby, Finby naar Vargata op het eiland Vårdö dan door naar Kumling. Van daar via Brändö naar Söderby. Hier vandaan stak men over naar Tuomois op het Finse vasteland en dan door Åbo. Van deze route werd niet alleen in de zomer maar ook in de strenge noordelijke winters gebruikt gemaakt. In de wintertijd werd er zelfs in barre omstandigheden alles aan gedaan om de post via deze route te vervoeren. Als de wateren tussen Zweden en Finland bevroren waren werden er zelfs zogenoemde ijsboten (Isbåt) ingezet om de post te vervoeren. Deze ijsboten waren roei- of zeilbootjes die voorzien werden van glijders om als een soort van slee over de bevroren wateren getrokken te worden. In deze barre omstandigheden heeft menig persoon het leven gelaten.
Afbeelding 3b + c. Een Fins en een Zweeds zegel waarop afgebeeld deze bootjes die meestal voortgetrokken werden door een 5 of 6-tal mannen.
Door dat het een eilandenrijk gebied is kunnen de watersport liefhebbers alsmede de natuurvorsers hun hartje ophalen. Echter ook cultureel is er van alles te zien en te beleven, zoals het al eerder genoemde post- c.q. douanekantoor. Vergeet echter ook niet het kasteel “Kastelholm” te bezoeken, of het scheepvaartmuseum, de viermaster “Pommeren, het Ålandmuseum, de optische telegraaf van Signilskår en de diverse oude kerken met als hoogtepunt de St. Olofskerk van Jomala.. Andere bronnen van inkomsten waren en zijn uiteraard de scheepvaart (met ± 30 % van de arbeidsplaatsen), visserij, handel en de landbouw. Dit laatste wederom dankzij het gunstige klimaat t.o.v. Finland. De gemiddelde temperatuur op de eilanden bedraagt ongeveer 5° C. Hierdoor groeien er bijvoorbeeld de tomaten en appels sneller en beter dan in Finland. Afbeelding 5. Kasteel “Kastelholm” was het kasteel van de Deense Koningin Margareta. Zij was de drijvende kracht achter de Unie van Kalmar, de vereniging van Noorwegen Zweden en Denemarken. Deze Unie werd in 1397 in het Zweedse Kalmar opgericht
Afbeelding 6. De viermaster “Pommeren” en het wapen van Mariehamn op een Fins zegel uit 1961 ter gelegenheid van het eeuwfeest van deze stad.
Afbeelding 7. De optische telegraaf van Signilskår.
Elk jaar wordt deze postroute in juni herdacht en wel door het houden van een roeiwedstrijd tussen de Ålanders en de bewoners van de Zweedse streek Roslagen waar Grisselehamn ligt. Zoals gezegd waren de meeste inwoners van de eilanden van oorsprong Zweden. Zij hebben dan ook jarenlang geijverd voor aansluiting bij Zweden. Toen tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog de onafhankelijkheid gloorde wilden de meeste inwoners alsnog los van Rusland en aansluiting bij Zweden. Nadat de Finnen na de Russische revolutie de onafhankelijkheid daadwerkelijk hadden uitgeroepen, kwam er een beweging op gang die het doel nastreefde om de Åland eilanden bij Zweden te voegen De Finnen waren het daar echter in het geheel niet mee eens. De eilanden hadden hun strategische waarde bewezen en dit zomaar inleveren aan de Zweedse rivaal dat kon men niet. Ondanks een volksvergadering waarbij het overgrote gedeelte van de inwoners voor deze Zweedse hereniging hadden gekozen dreigde er een gewapend conflict tussen Finland en Zweden. In deze periode waren er Russische, Zweedse, Finse en uiteindelijk ook nog Duitse troepen op de eilanden te vinden. Als we dan ook nog weten dat de Finse troepen in twee kampen verdeeld waren, kunnen we begrijpen dat dit roerige jaren waren. Om verder bloedvergieten te voorkomen werd het probleem aan de Volkerenbond voorgelegd. Deze besloot uiteindelijk in 1921 dat de Åland eilanden aan Finland moesten worden toegewezen echter met de toezegging dat de eilanden een grote mate van zelfstandigheid zouden krijgen. Dit alles werd bekrachtigd op 9 juni 1922 tijdens de bijeenkomst van het parlement. Uiteindelijk kregen de eilanden eigen wetten en in 1954 een eigen vlag. Niet alleen civiele maar ook de belastingwetten wijken af van de Finse. Dat o.a. ook de toeristen industrie daar tegenwoordig nog groot voordeel aan heeft, denk o.a. aan het speciale BTW tarief dat op de eilanden geldt, hoeft geen nadere uitleg.
Afbeelding 8. Een postzegelboekje uitgegeven ter gelegenheid van de postzegel tentoonstelling “Mare Balticum” in 1995. Afgebeeld zijn enkele typen boten waarmee de Ålanders in vroeger tijden handel dreven met de omliggende landen.
Afbeelding 9. De landbouw waaronder uitgestrekte vruchtboomgaarden -hier een appel boomgaard en een augurken/komkommer plukkende dame- heeft dankzij het gunstige klimaat een bloeiend bestaan.
FILAKRANT 2016 Dat de autonome status van de eilanden uiteindelijk resulteerde in het uitgeven van eigen postzegels heeft de financiële status van Åland ook economisch gezien geen windeieren gelegd. Deze eerste zegels zagen het daglicht op 1 maart 1984. De eerste serie omvatte een set van zes zegels met afbeeldingen van een zeilboot zoals in gebruik bij de vissers van Eckerö, een landkaart met de eilanden en een afbeelding van het zegel van de Heilige Olaf, Olof of “Olav den Hellige” zoals de Denen hem noemden. Deze Olof was een Noorse koning die, gevlucht voor de Denen, een tijdlang zijn heil in Rusland, Finland en op de eilanden heeft gezocht. Hij werd door de Zweedse Koning en de eilandbewoners gesteund in zijn strijd tegen de Deense Koning Knut de Grote. Tijdens de slag om Stiklestad op 29 juli 1030 verloor Olof het leven. Heden ten dage is deze Olof de patroonheilige van de Ålandeilanden. Hij ligt echter begraven in de Nidarosdom te Trondheim, Noorwegen. In 1995 werd er ter herinnering aan deze St. Olaf nog een joint-venture zegel uitgegeven samen met de Føroyar-eilanden.
Zoals eerder vermeld werd Marienhamn, de hoofdstad van de eilandengroep in 1861 gebouwd en vernoemd naar de vrouw van de Russische Tsaar. In 2011 werd het 150 jarige jubileum luister bij gezet door o.a. het uitgeven van een speciaal souvenir velletje met een afbeelding van de dame in kwestie.
Afbeelding 12. (Maximiliane Wilhelmina Augusta Sophie Marie van Hessen-Darmstadt en na haar huwelijk Marie Alexandrovna (1824-1880) was de jongste dochter van groothertog Lodewijk II van Hessen-Darmstadt en Wilhelmina Louise van Baden)
Afbeelding 10. De beide zegels van Åland en de Føroyar ter ere van St. Olof. Hij leefde van 995 - 1030 en was koning van Noorwegen van 1016 - 1028. Op 1 januari 1993 kregen de eilanden nog meer zeggenschap over hun eilanden en werd o.a. de onafhankelijke Ålandse postdienst een feit.
21
vende collectie op te zetten of simpelweg de hoofdnummers te gaan verzamelen . De Ålandse posterijen hebben een gematigd uitgiftebeleid met een goede service op het gebied van informatieverstrekking en een abonnement op deze zegels is geen kostbare zaak. Ook op het gebied van de klassieke filatelie is er met betrekking tot Åland nog genoeg te vinden.
Meer informatie over de “eigen” zegels en poststukken van Åland kunt U verkrijgen bij: Åland Post LTD - Stamps, P.O. Box 1100, AX-22111 Mariehamn, ÅLAND - FINLAND Internet: http//www.posten.ax - E-mail: frimarken@posten.ax
Heden ten dage is Zweeds nog steeds de meest gesproken taal. Op dit moment (telling van eind 2014) wonen er bijna 29.000 mensen op de eilanden. De mensen die naar de eilanden verhuizen zijn meestal Finnen en Zweden, maar ook uit andere Europese landen is er belangstelling om daar te wonen. Van alle inwoners hebben niet meer dan 5% het Fins als moedertaal. U ziet de geschiedenis van deze eilandengroep is een bewogen geschiedenis waarvan veel terug te vinden is op hun mooie postzegels en vaak prachtig geïllustreerde postwaardestukken. Ook de vele voor- en meelopers van Finland en Zweden geven een extra dimensie aan een verzameling van zegels en posthistorie van dit gebied. Een extra leuke uitdaging is het verzamelen van Finse zegels gebruikt op Åland en ontwaard met een stempel gebruikt door een Ålands postkantoor.
Afbeelding 13. Een aantal Finse zegels met een Ålands poststempel. Afbeelding 11. Een FDC met het herinneringsvelletje dat uitgegeven werd op 1 maart ter herinnering aan deze gebeurtenis.
De combinatie van de diverse betrokken landen biedt diverse leuke invalshoeken om een serieuze en eventueel een diepgra-
Nederlandse Filatelistenvereniging ‘Skandinavie’
D
e NFVS is een speciaal vereniging voor de verzamelaars van de Scandinavische landen, al hanteren wij dit begrip ruim zoals u hieronder kunt ontdekken. U hoeft geen specialist te zijn om lid te worden, ook beginners zijn van harte welkom om te ontdekken dat met een lidmaatschap de belangstelling voor en de kennis op dit gebied alle kans hebben om te groeien.
Scandinavië is van oudsher rijk aan vertellers. Ook de postzegels en poststukken vertellen. Ze vertellen over de mensen in het hoge noorden. Hun cultuur, natuur, communicatie en hun geschiedenis. De zegels zijn vaak staaltjes van de typisch Scandinavische graveerkunst. Ze brengen de opmerkzame verzamelaar zelfs op het spoor van het ontstaan en de toepassing van zijn eigen pronkstukken. De Nederlandse Filatelistenvereniging ‘Skandinavie’ (NFVS) maakt deze pracht toegankelijk voor Nederlandstaligen De bijeenkomsten bieden u de kans informatie en materiaal onderling uit te wisselen. Niet alleen doorgewinterde specialisten voelen zich er thuis, maar zeer zeker ook beginnende en thematische verzamelaars. Tevens vindt u er nieuwe en tweedehands boeken en tijdschriften. Ook is er een veiling met vele, vele kavels. Om uw natje en uw hapje hoeft u zich geen zorgen te maken. Dezen zijn tegen een schappelijke prijs aan de bar te verkrijgen. Uiteraard wordt het contact onderling om te ruilen, te kopen en verkopen, elkaar bij te praten en om nieuwtjes uit te wisselen, uitgebreid gebezigd. Aardig is te vermelden dat er steevast een vast groepje Belgische leden aanwezig is op de bijeenkomst. De bijeenkomsten worden gehouden in Sociëteit AMICITIA. Prins Hendriklaan 15, 3818 HK Amersfoort.
De sociëteit ligt drie minuten lopen van het station Amersfoort en is gemakkelijk met de auto te bereiken. Voor de leden is er tegen een geringe vergoeding parkeergelegenheid geregeld!! Ons, in full colour, uitgebrachte kwartaalblad “Het Noorderlicht brengt u telkens weer een keur van filatelistische artikelen met een Scandinavische inslag. Hiermee wordt u geïnformeerd over veel filatelistische en postale bijzonderheden van de landen Denemarken met Groenland, Faeröer en Deens West Indië, Finland met Åland en andere gebieden, IJsland, Noorwegen, en Zweden, allemaal landen met een exotische vleug. Verder vindt u hier besprekingen van nieuwe boeken en catalogi waarvan sommigen met korting aangeschaft kunnen worden. Ook op onze bijeenkomsten staan de Scandinavische landen in de schijnwerper. Ons rondzendverkeer, met zegels en poststukken, beperkt zich tot deze landen, en is daarmee bijzonder interessant voor de verzamelaars van voornoemde gebieden.
Bent u geïnteresseerd of wilt u meer informatie? Neemt u dan contact op met de P.R. Commissaris H. Burgman, Tel 020-632 9018, E-mail: h.p.burgman@gmail.com of de secretaris Chr. Hertel, Tel 036-534 4650, E-mail: f.hertel@kpnmail.nl
Als lid heeft u de mogelijkheid om boeken en catalogi met fikse kortingen te bestellen. Soms is de korting op één catalogus al gelijk aan de jaarcontributie. De NFVS telt bijna 300 leden waarvan pakweg 20 buiten Nederland. Al deze leden beoefenen de filatelie, met een Scandinavisch trekje, op hun eigen wijze. De een verzamelt een land of gebied de ander een periode of een gebeurtenis en weer een ander ‘doet’ een Scandinavisch thema of motief. Ook de vele (bij)-gebieden, zoals stempels, post(waarde)stukken en Cinderella’s hebben ieder hun eigen verzamelaars. Het verenigingsjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december en de NFVS kent geen inschrijfgeld. De contributie bedraagt voor binnenlandse leden € 30,-. De vereniging is opgericht op 7 maart 1964 en we hebben ons 50 jarig jubileum op gepaste wijze gevierd in 2014.
Uiteraard bent u ook welkom op www.nfvskandinavie.com of kom eens lang op een van onze bijeenkomsten. In het laatste geval even bij de hr. H. Burgman aangeven dat u langs wilt komen.
22
FILAKRANT 2016
VINCENNES PHILATELIE FRANCE – ANDORRA – MONACO –FDC – ONU COLONIES FRANCAISES – TERRITOIRES D’OURTE-MER HISTOIRE POSTALE – ABONNEMENTS
74/76. Avenue de Paris – 094300 VINCENNES Tel: 01/43.28.67.61 – Fax: 01/43.65.29.43 vincphil@vincphil.fr – www.vincphil.fr
Maandelijkse veilingen van o.a. postzegels - munten ansichtkaarten en diverse verzamelingen. Tevens dagelijkse inkoop van verzamelingen en het adres voor het verkopen van uw oude gouden en zilveren sieraden en munten. www.devoorstraat.nl Ook maandelijkse vele aanbiedingen in onze webwinkel. www.devoorstraat-winkel.nl Altijd 10% korting op uw albums - losse supplementen catalogi en verder postzegels-, en muntbenodigheden in de winkel van het veilinghuis, dagelijks geopend ma-za. tot 16.00 uur. Nieuw is onze ansichtkaarten winkel op internet. www.oldpostcards4you.nl
Postzegelhandel LUC VANSTEENKISTE België XX / X / ◙. Postzegels en Brieven. Uitzoeken kilowaar Frankrijk en België Diverse loten / partijtjes Duo-stamps en PAP’s Ook inkoop plakwaarden (nominaal) België en betere partijen.
Rodenbachstraat 42, 8770 Ingelmunster, België, GSM: ++32 475 78 43 48 mail: vansteenkiste.luc@pandora.be
Onze Beursagenda voor 2016: Filateliebeurs in Loosdrecht (NL) Brievenbeurs Gouda (NL) Antwerpfila in Antwerpen (B) Vismijn in Nieuwpoort (B) Hollandfila te Barneveld (NL) Antwerpfila in Antwerpen (B) Postex in Apeldoorn (NL) Eindejaarsbeurs te Barneveld (NL)
FILAKRANT 2016
23
De strijd tegen het water
D
oor het afsmelten van reusachtige landijskappen steeg de zeespiegel in het geologisch tijdvak Laat Weichselien (14.500 tot 11.500 jaar geleden). De getijdenwerking zorgde ervoor dat er langs onze huidige kust zandbanken ontstonden, de zogenaamde strandwallen. Een deel van de strandwallen of zandruggen was uitermate geschikt voor bewoning. Door de toenmalige bewoners werd een deel geschikt gemaakt voor landbouw en veeteelt. Het oudste bewaard gebleven strandwallensysteem ligt ter hoogte van Rijswijk, Leidschendam, Voorburg en Voorschoten, bij Spaarnwoude en Haarlem zijn nog strandwallen zichtbaar in het landschap.
Omstreeks 1350 na Chr. was de bedijking van de grote rivieren voltooid. Alleen de Nederrijn-Lek, Gelderse IJssel, Waal en Maas zijn voorzien van zware rivierdijken. Als gevolg van de aanleg van dijken konden de kommen voor landbouw in gebruik worden genomen. Voor een goede drainage van het gebied werd gezorgd door weteringen te graven. De weteringen konden eerst vrij lozen op de grote rivieren, later werden ter hoogte van de uitlaatpunten van de weteringen sluisjes gebouwd, om het terugstromende water van de rivier naar de polder te verhinderen. Dit trad steeds vaker op naarmate het maaiveld in de polder door drainage en oxidatie van het veen steeds lager kwam te liggen ten opzichte van de rivier.
liet een corrupt dijkbestuur toe dat bij dijkherstel riet in de dijk werd gestopt. Sint Elisabethvloed In de nacht van 19 november 1421, de naamdag van Sint Elisabeth, beukte een rampzalige zuidwesterstorm op de kusten van Holland en Zeeland. Al eerder, in 1404, en ook later, in 1424, zijn er stormen die naar deze heilige worden vernoemd, maar geen is zo verwoestend als de Sint Elisabethsvloed van 1421. De storm heeft verschrikkelijke gevolgen omdat het water tussen de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden werd opgestuwd. De huidige Biesbosch is nog steeds de herinnering aan deze stormramp.
Op het moment dat de bewoners de hoger gelegen delen verlieten en zich in vochtiger lager gelegen delen vestigden werden zij geconfronteerd met wateroverlast. De vroegste bewoning is te vinden in het zogenaamde Oudland. Dat zijn de zeekleigebieden die al van ruim voor de jaartelling dateren en waar de zeeklei op een ondergrond van veen werd afgezet. Uit vondsten is gebleken dat de kop van Noord-Holland (ca. 1600-1200 v.Chr.) permanent werd bewoond. Om zich tegen overstromingen te beschermen werden dijken opgeworpen. De eerste dijken werden omstreeks het jaar 1000 aangelegd in het huidige Zeeuws-Vlaanderen en vervolgens verspreide deze vorm van waterkering zich over Nederland. Kaart van de Biesbosch, door Jacob en Pieter Sluyter, 1572 Prachtige gebouw van het Hoogheemraadschap van Delfland te Delft Na 1250 namen aantal en omvang van de overstromingen flink toe. Tussen 1250 en 1600 zijn er tientallen overstromingen geweest, waaronder ruim 20 grote overstromingsrampen. Zowel in het Zuiderzeegebied als in Zuidwest Nederland ging veel land verloren.
In de omgeving van Dordrecht braken de dijken door en liepen grote gebieden onder. De ramp was het ergst in de Grote Waard, waar veel turf werd gestoken en de dijken verzwakt waren. Tientallen dorpen werden er overspoeld en honderden mensen verdronken. Drie jaar later vergrootte een nieuwe storm de schade. Het gebied kwam de klap nooit meer te boven. Maar de natuur profiteerde, want in het overstromingsgebied ontstond wat tegenwoordig natuurpark De Biesbosch heet.
Voorbeeld van een terpendorp Het Noord-Friese zeekleigebied kende een intensieve bewoning vanaf de Romeinse tijd (vanaf de jaartelling en in de eerste eeuwen na Christus). In dit gebied werden op grote schaal terpen opgeworpen om bij eventuele overstroming droge voeten te houden. Ook in het Groningse zeekleigebied werden kunstmatige heuvels opgeworpen. Ze heten daar wierden. Hetzelfde gebeurde al vroeg in Zeeland. Daar noemen ze de vluchtheuvels vliedbergen. Nieuwland is ‘nieuwe’ zeeklei die bij zee-inbraken rond 1000 na Christus is afgezet. Het Nieuwland is na 1200 ingedijkt. Sinds de IJzertijd werden wadden ontgonnen, eerst in de vorm van terpen (in Groningen wierden genoemd), waarop bewoners en hun vee extreem hoge waterstanden konden uitzitten. Op veel van de voormalige wierden kan je tegenwoordig kleine dorpjes of monumentale boerderijen vinden. Sinds de middeleeuwen werden de terpen verbonden door dijken en begon de ‘uitleg’ van het land. Op plaatsen waar kleine stroompjes waren afgedamd werden sluisjes aangelegd. Voor de aanleg van de dijken, kades en het construeren van sluisjes was afstemming tussen de verschillende polders noodzakelijk. Waarschijnlijk zijn uit deze afstemmingen de eerste regionale waterschappen ontstaan. Uit middeleeuwse geschreven bronnen blijkt dat het waterschap Lekdijk Bovendams in het begin van de 12e eeuw is ontstaan. Het is daarmee het oudste waterschap in Nederland.
Zilveren penning op de Allerheiligenvloed in Zeeland 1570. Op de voorzijde het gekroonde wapen van Zeeland. Omschrift: BENEDICITE MARIA ET FLVMINA DNO (Zegent zeeën en rivieren Heer). Op de keerzijde een stormvloed die het land overstroomt. Omschrift: A CVNCTIS HOSTIB NOS REDDE SECVROS (Van alle vijanden stel ons veilig). Geslagen bij de Munt te Antwerpen. Foto: Teylers Museum, Haarlem
Landschap langs de Rijn met dijken en kolkgaten Bedijking maakte het mogelijk om het akkerland uit te kunnen breiden vanaf de stroomruggen naar de grenszone tussen de stroomruggen en kommen. In eerste instantie werden alleen kleine locale dijkjes aangelegd aan de bovenstroomse kant van de huizen en landerijen om de locale bouwgrond te beschermen tegen overtollig water. Deze zijdwenden maakten het mogelijk om het grasland in de grenszone tussen stroomrug en kom, om te zetten in bouwland. Na aanleg van de zijdwende werden achterkades aangelegd, om het bouwland te beschermen tegen water uit de kommen. Geleidelijk werden dijkringen gesloten en ontstonden de zogenaamde dorpspolders. In het Land van Maas en Waal vond dit in de 13e tot 14e eeuw plaats De voortdurende verhoging van de rivierdijken leidde tot een verhoging van de rivierstanden. Zo ging bijvoorbeeld de Waal steeds meer water afvoeren. Dit kwam omdat: 1) het bergend vermogen van de kommen na de bedijking was weggevallen, en 2) het sediment dat door de rivier getransporteerd werd, afgezet werd in de uiterwaarden, in plaats van op de oeverwallen en in de kommen. Dit vergrootte de kans op dijkdoorbraken, die in de loop van de tijd dan ook regelmatig plaatsvonden.
Een goed voorbeeld van dijkenaanleg
Ook bestuurlijk falen droeg bij aan het landverlies. Het verloren gaan van de Groote Waard na de Sint-Elisabethvloed in 1421 was hier mede aan te wijten. In het oostelijk deel van Zuid-Beveland
In de loop van de tijd werd de techniek waarmee de dijken werden versterkt, sluizen en gemalen werden gebouwd, op- en aanwassen werden aangewonnen in de uiterwaarden steeds verder ontwikkeld. Rond 1530 begonnen de bewoners van West-Nederland met de droogmakerijen. Rond een meer of plas werd een ringvaart gegraven. Met de grond uit de vaart werd de dijk tussen de ringvaart en het water aangelegd. Vervolgens werd het water met molens en later met stoomgemalen uitgeslagen. De eerste droogmakerijen waren klein en werden geïnitieerd door rijke edelen, zoals het Achtermeer bij Alkmaar.
Bronzen penning 800 jaar Kats. De Sint-Felixvloed in november 1530 (later Sint-Felix’ Quade Saterdach genoemd) nam dorp en kasteel, gelegen nabij de huidige Leendert Abrahampolder, mee in zijn verwoestende golven. In 1598 begon de herbouw van Kats op de huidige locatie. Op de keerzijde staat logo van de Stichting Kats 800 Jaar. Diameter 80 mm.
24
FILAKRANT 2016
Er waren al heel wat zware overstromingen geweest, maar vanaf 1560 werden ze rampzalig. Op 1 november 1570 verzonk alle al doorstane ellende in het niet bij een verschrikkelijke noordwesterstorm die over de hele linie, van Vlaanderen tot de Deense kust, de Noordzeeweringen wegsloeg.
Trekvaarten hadden als voordeel dat de scheepvaartroute tussen twee plaatsen kon worden verkort. De trekvaart maakte ook een regelmatig vervoer van personen en post mogelijk omdat men niet afhankelijk was van de wind. De eerste Nederlandse trekvaart was de Haarlemmertrekvaart, tussen Amsterdam en Haarlem.
Zilveren 25 ecu 1993 met op de keerzijde het portret van Leeghwater. Jan Adriaanszoon Leeghwater (1575-1650) was een molenbouwer en waterbouwkundige. Hij bedacht een bovenkruiende oliemolen en was betrokken bij diverse droogmakerijen. Rechtsboven de Wester-Scheldedam. Diameter 38 mm
Gouden penning op de opening van de trekvaart tussen Haarlem en Leiden 1657, door Peter van Abeele. Diameter 60 mm
Van de veertien zware stormen die de Nederlanden in de 16e eeuw teisterden, was deze Allerheiligenvloed ongetwijfeld de zwaarste. Met een stormvloedhoogte van gemiddeld vier meter boven NAP in het de hoogste vloed aller tijden in Nederland: de stormvloedramp van 1953 bleef met 3,75 meter boven NAP nog ruim onder die van 1570. Op enkele plaatsen moet het water van de Allerheiligenvloed zelfs nog hoger zijn gekomen - in 1984 werd bij Bergen (NH) op een hoogte die varieert van 5 tot 6,5 meter boven NAP een schelpenlaag ontdekt die alleen aan de Allerheiligenvloed kan worden toegeschreven. Het aantal slachtoffers wordt op ruim 20.000 geraamd.
Nadat in 1836 een storm die het water opjoeg tot Amsterdam en Leiden werd besloten de Haarlemmermeer droog te malen. Inpolderen was, door de nieuwe bestuurlijke verhoudingen, inmiddels een regeringszaak geworden. Nieuw was het besluit van de regering om gebruik te maken van stoomkracht.
In 1631 dienden deze steden bij de Staten van Holland een verzoek in om een trekvaart te mogen aanleggen en in 1634 was de trekvaart voltooid. De eerste trekvaarten werden aangelegd als verbindingen tussen twee steden, maar in de loop van de 17e eeuw werden steeds meer afzonderlijke trekvaarten aan elkaar gekoppeld. Zo ontstonden twee grote trekvaartnetwerken, in het Zuiden (huidige Noord-Holland, Zuid-Holland en provincie Utrecht’ en in het noorden (huidige provincie Groningen en Friesland).
Historische foto van het Stoomgemaal “De Cruquius” uit 1849, thans museum
Zilveren penning 1690 op de nieuwe sluizen en dijken in Amsterdam. Op de voorzijde de stedenmaagd zittend op een complex met geopende sluizen. Op de keerzijde 11 regels tekst in een eikenkrans. Diameter 61.3 mm Na een stilstand in de beginjaren van de 80-jarige oorlog werd in de 17e eeuw het werk aan de droogmakerijen op veel grotere schaal ter hand genomen door compagnieën van samenwerkende kooplieden. De grootste droogmakerij was de Beemster (7.100 ha), die in 1612 droogviel. Tussen 1600 en 1650 werden 48 meren drooggelegd met een totale oppervlakte van ruim 26.000 ha. Om de droogmakerijen heen werd echter steeds meer turf gestoken waardoor steeds nieuwe plassen en meren ontstonden. De meesten hiervan zijn later als droogmakerij opnieuw ingepolderd.
In 1849 is met behulp van drie stoomgemalen gestart met het droogmalen. Drie jaar later was men klaar. In totaal is 831.000.000 m³ water in de ringvaart gepompt. Door fouten bij de detailontwatering, verkaveling en gronduitgifte verliep de landbouwkundige ingebruikname moeizaam. Pas rond 1870 waren alle kinderziektes er zo’n beetje uit. Trekvaart met trekschuit en jaagpad Het hoogtepunt van de trekvaart in Nederland lag rond 1700, men beschikte toen over circa 415 kilometer. In de 19e eeuw raakte het vervoer vanwege de opkomst van de spoorwegen in onbruik.
Zilveren penning op de opening van de sluizen te Katwijk in 1807, Door Jean Pierre Droz. Op de voorzijde is aan de rechterzijde Neptunus afgebeeld, gezeten op een zegekar in de vorm van een schelp, getrokken door twee zeepaarden. Hiervoor de hoornblazende Triton. Aan de linkerzijde een naar rechts gewende, zittende riviergod (de Rijn), met in zijn linkerarm een hoorn des overvloed. Zijn rechterarm rust op een kruik waaruit water stroomt. Op de keerzijde zijn de sluizen van Katwijk afgebeeld. Daaronder het gekroonde wapen van Rijnland, met aan de linkerzijde een palmtak en aan de rechterzijde een eikentak. Diameter 47 mm Aankondiging in de krant na de watersnood van 1784
Zilveren penning 1741 op de overstroming en stormvloed in Gelderland en Zuid-Holland. Gezicht op onder water gelopen landschap. Op de voorgrond riviergod. Op de keerzijde gedicht. Door medailleur N. van Swinderen. Diameter 48.1 mm. Foto: Teylers Museum te Haarlem
Al in 1667 publiceerde Hendric Stevin in “Wisconstich Filosofisch Bedrijf” het eerste plan voor inpoldering van de Waddenzee en Zuiderzee. Dit was technisch noch financieel haalbaar. Door de ontwikkeling van de stoommachine en het beschikbaar komen van kapitaal uit de Indische baten veranderde de situatie halverwege de 19e eeuw. Dit leidde tot een grote verscheidenheid aan plannen. De overheid hield zich echter afzijdig. Een groep vooraanstaande burgers richtte in 1886 de Zuiderzeevereniging op.
In 1891 publiceerde de Zuiderzeevereniging een plan dat was opgesteld door Cornelis Lely en opviel door de systematische aanpak. Het plan riep een aantal controversen op, onder andere over de gevolgen voor de visserij, maar werd in het algemeen gunstig ontvangen. Toch zou het ruim 25 jaar duren voor het tot uitvoering kwam, onder andere omdat men het project niet als urgent zag.
Aan het begin van de 17e eeuw kwam men op het idee het water voor transport van mensen en goederen te gaan benutten. Het ontstaan van de trekvaart. Een trekvaart is een gegraven waterweg waarlangs, met behulp van een paard op het zogeheten jaagpad, trekschuiten voortbewogen.
Zilveren penning op de Opening van het Groot Noordhollands Kanaal in 1824. Op de voorzijde portret van Koning Willem I. Op de keerzijde de geopende grote sluizen, Neptunus met drietand. Links riviergod en Amsterdamse stedenmaagd. Ontwerp J.P. Schouberg. 64.2 mm Zilveren Vroedschappenning van ‘s Gravenhage circa 1733-1736. Op de voorzijde de trekvaart naar Delft, de Rijswijkseweg en Den Haag in het verschiet. Op de keerzijde Justitia. Door medailleur J. Drappentier. Diameter 36.5 mm
Bezoek van Koning Lodewijk Napoleon in 1809. Prent van H. Numan & R. Vinkeles “Gevaar waarin de koning zich bevondt, op de Dalemschen-dijk”
Dat veranderde in 1916, toen bij een watersnood Waterland en de Anna Paulowna polder overstroomden en er bovendien als gevolg van de Eerste Wereldoorlog problemen ontstonden met de voedselvoorziening.
FILAKRANT 2016 Ook in België, Groot-Brittannië en noordwest Duitsland vonden overstromingen plaats. In Groot-Brittannië kwamen meer dan 300 mensen om het leven door de zware storm en de overstromingen. In de politiek kwam de discussie over de dijkbeveiliging op gang. Het Deltaplan werd geboren, dat onder meer de afsluiting van enkele zeearmen behelsde.
Zilveren penning op de opening van het gemaal “De Waterwolf” te Groningen door Koningin Wilhelmina op 5 november 1920. Ontwerp R. Lubach Het plan van Ir. Lely om de Afsluitdijk aan te leggen werd uitgevoerd. Noord-Holland en Friesland werden op 28 mei 1932 met elkaar te verbonden. In 1930 kwam de Wieringermeerpolder gereed. Tussen 1937 en 1942 werd de Noordoostpolder ingepolderd, dit leverde 48.000 ha. vruchtbare grond op.
De Deltawerken zijn door de American Society of Civil Engineers tot een van de zeven moderne Wereldwonderen verklaard. Met de ingebruikname van een keermuur bij Harlingen zijn op 24 augustus 2010 officieel de Deltawerken afgerond. Alle werken die na de Watersnoodramp van 1953 nodig werden geacht om Nederland tegen het water te beschermen, zijn voltooid. Dat het zo lang heeft geduurd, is een gevolg van voortschrijdend inzicht. Bij Harlingen werd in 1965 een muur gebouwd vanuit het idee dat de Waddenzee zou worden ingepolderd. Omdat dat plan niet doorging, bleek de muur 80 centimeter te laag. Nu is er een nieuwe muur gebouwd. Kustversterking blijft altijd nodig. In 2005 is de Deltawet vervangen door een nieuwe wet voor de waterkeringen.
Bronzen penning op het Dijkherstel na de Watersnood van 1953. Op de voorzijde staande dijkwerker met schop, op de achtergrond een polderlandschap. Op de keerzijde een overstroomde polder met op de voorgrond zandzakken, door Marinus Kutterink. Diameter 65 mm Deltawerken De Deltawerken zijn een verdedigingssysteem tegen hoog water uit zee in Nederland (vooral in Zeeland). Aanleiding voor de constructie van de Deltawerken was de Watersnoodramp op 1 februari 1953. In totaal kwamen 1835 mensen om bij deze ramp. Om het land te beschermen voor zulke rampen in de toekomst, besloot de regering tot de aanleg van de Deltawerken. In een periode van meer dan 25 jaar zouden verschillende bouwwerken worden gebouwd. De kustlijn is hiermee verkort van 700km naar 25 km.
Bronzen penning op de droogmaking van het Haarlemmermeer in 1853. Op de voorzijde wordt Neptunus door Ceres uit zijn gebied verdreven. Rechts stoomgemaal De Cruquius. Op de keerzijde 10 regels tekst. Ontwerp N. Pieneman en S.C. Elion. Diameter 75 mm
Zilveren beloningspenning Watersnood 1876. Vz. Portret van Koning Willem III naar rechts. Kz. Gekroond oorkonde tussen twee samengebonden takken. Inscriptie `DE KONING AAN Mr. L.A.N. GERRITS.´ Ontwerp J.P. Menger. Diameter 50.7 mm. Het “Onderscheidingsteken ter erkenning van uitstekende daden bij watersnood verricht” werd uitgereikt in 1855, 1861, 1876, 1916 en 1926. In 1916 en 1926 nog steeds met portret van de in 1890 overleden koning. Foto: Schulman B.V. te Amsterdam Al vanaf de eerste bewoning in het huidige Nederland moesten de bewoners zich tegen het water beschermen. Door het aanleggen van dijken werd dit tijdelijk opgelost. Later werden er sluizen geplaatst om te voorkomen dat het water zou terugstromen.
Flevoland werd tussen 1950 en 1967 ingepolderd en leverde nog eens 97.000 ha. grond op voor landbouw, natuuraanleg, recreatie en stedenbouw. Er was nu wel systematisch aandacht voor het cultuurrijp maken en inrichten van het nieuwe land. Hiervoor werd een aparte overheidsdienst ingesteld, de Rijksdienst IJsselmeerpolders
Bronzen penning op het Deltaplan 1958. Op de voorzijde man in werkjas en zuidwester zet een steen op een stapel. Symbool voor het dichten van de dijk. Op de achtergrond vier dijkwerkers. Op de keerzijde kale stam beschenen door de zon omringd door vogels. Duif met korenhalm,door Frederico Antonio Carasso. Diameter 60 mm Bronzen penning z.j. (1930) op de drooglegging van de Zuiderzee. Op de voorzijde vrouw opreizend uit de golven. Op de keerzijde een kaartje met de Zuiderzeepolders. Ontwerp G.J. v.d. Hof. Diameter 60 mm
De Deltawerken zijn over een periode van ongeveer 30 jaar gebouwd. Bij de oplevering van de Maeslantkering in 1997 werden de Deltawerken compleet verklaard. Later is men hierop terug gekomen.
Watersnoodramp 1953 In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 bleken veel dijken in de provincies Zeeland en Zuid-Holland niet bestand tegen de combinatie van springtij en een zuidwester storm. Zowel op de eilanden als verder landinwaarts kwamen grote stukken land onder water te staan. Circa 1.800 mensen kwamen om, veel vee verdronk. Een grote landelijke hulpactie kwam op gang, ondersteund door de radio. “Beurzen open: dijken dicht.”
De Deltawerken bestaan uit de volgende bouwwerken: Stormvloedkering Hollandse IJssel (1958) Zandkreekdam (1960) Veerse Gatdam (1961) Grevelingendam (1965) Volkerakdam (1969) Haringvlietdam (1971) Brouwersdam (1971) Markiezaatskade (1983) Oosterscheldekering (1986) Oesterdam (1987) Philipsdam (1987) Bathse spuisluis (1987) Maeslantkering (1997)
Zilveren penning Herdenking Watersnood 1953. Op de voorzijde man met water tot aan lippen, de handen geheven in nood, door L.O. Wenckebach. Op de keerzijde zee en zandzakken, door M. Kutterink. Diameter 41 mm
25
Voor de constructie van de Deltawerken is gebruik gemaakt van unieke technologie. Vooral de Oosterscheldekering en de Maeslantkering trekken internationaal veel aandacht.
Op 28 oktober 2010 gaf het Ministerie van Financiën een 5 euro herdenkingsmunt uit, het Waterland Vijfje. De themamunt werd geslagen ter gelegenheid van de bijzondere band die Nederland heeft met Water(werken). Op de voorzijde benadrukt de horizon het contrast tussen land en water; hoog versus laag en mat versus glans, De beeltenis van Koningin Beatrix spiegelt net als de tekst in het water. Op de keerzijde verdeelt een verticale as het land in laag en hoog, Het lage deel zou onder water staan zonder onze waterwerken. Ontwerp Ester Tielemans in samenwerking met Raza en Thomas Bennen Op het moment dat men het water ging gebruiken voor de verplaatsing van mensen en goederen moesten deze aangepast worden aan de nieuwe eisen. Zo ontstonden de trekvaarten. Er werden kanalen gegraven om de verschillende vaarwegen met elkaar te verbinden. Om de hoogteverschillende tussen de verschillende rivieren en kanalen op te vangen kwamen er schutsluizen. Er werden havens aangelegd om het laden en lossen zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. Toen het wegennet werd uitgebreid kwamen er aquaducten zodat beide verkeersstromen elkaar ongehinderd konden passeren. Door de inventiviteit van voorgaande generaties zijn de waterwerken een essentieel onderdeel van ons huidige samenleving geworden. R. Helzen
26
FILAKRANT 2016
FILAKRANT 2016
27
Kroningstype Pier Pander’s ontwerp voor de munten van het ‘Kroningstype’ In 1897 kreeg de in Drachten geboren Pier Pander, door bemiddeling van de toenmalige minister van Financiën Nicolaas Gerard Pierson (1839-1909), de opdracht voor het ontwerpen van de beeldenaar van koningin Wilhelmina voor de Nederlandse munten. Hij vervaardigde het portretreliëf grotendeels in Rome maar legde op Paleis Soestdijk, terwijl de koningin voor hem poseerde, er de laatste hand aan.
Wienecke: “Het komt mij voor dat de heer Tasset, die hier door zijne gepeperde rekeningen bekend staat, het gouvernement zeer lang heeft laten wachten… Hier in de graveurswereld is de Heer Tasset zeer ongunstig bekend, niet zijn werk maar zijne wijze van handelingen. Ik heb dit alles zeer nauwkeurig aan den Minister geschreven”. In augustus 1900 werden bij ‘s Rijks Munt de stempels voor de gulden ontvangen, kort daarop ontving men ook het stempel voor de halve gulden. Voor het gouden tientje kwam het stempel in 1901 gereed, dat voor de rijksdaalder pas in 1902.
Door Tasset werd ook een éénzijdige verzilverde galvano proef van de voorzijde gemaakt (Schulman 782 opm.) De haarpartij heeft een andere tekening dan de munt. Het omschrift luidt: WILHELMINA – GOD ZIJ MET ONS.
10 gulden (gouden tientje) 1898 – Schulman 744 Op de voorzijde staat het naar rechts gewende portret. Het omschrift luidt: KONINGIN WILHELMINA . GOD ZIJ MET ONS. Onder de hals de naam van de modelleur P.PANDER. Op de keerzijde staat het gekroonde Nederlandse wapen tussen de gedeelde waardeaanduiding 10-G. Hieronder het jaartal met links met muntmeesterteken Hellebaard (H.L.A. van den Wall Bake) en rechts het munthuisteken van Utrecht, de mercuriusstaf. Het omschrift luidt KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.
1 Gulden 1898 – Schulman 802 Voorafgaande aan de productie van de gulden 1898 werden bij ’s Rijks Munt diverse proeven gedaan met de stempels van Tasset. Ontwerp in zilver van de voor- en keerzijde afzonderlijk, met een iets ander portret van de koningin dan dat wat later op de in massa vervaardigde munten voorkomt. Het omschrift luidt: WILHELMINA KONINGIN – DER NEDERLANDEN.
De munt is voorzien van een grove kartelrand. De oplage van deze munt bedroeg 99.239 stuks die in 1901 vervaardigd werden. Van deze munt werd een onbekend aantal exemplaren vervaardigd met gepolijste stempels (HGD 577). Van het tientje werd door Tasset ook een éénzijdige vergulde galvano vervaardigd dat in 1914 werd gestolen (Schulman opm. pagina 166). Pier Pander aan het werk in zijn atelier te Rome De bedoeling was dat de munten met de nieuwe beeldenaar direct na de Inhuldiging van Wilhelmina als Koningin der Nederlanden op 6 september 1898 beschikbaar zouden zijn. De algemene benaming voor dit munttype is dus niet juist, in Nederland wordt de vorst(in) ingehuldigd en niet gekroond. Er ontstonden echter problemen toen het reliëf verkleind werd tot matrijs. Het Muntcollege achtte het portret ongeschikt, omdat de belijningen te zacht zouden zijn. Minister Pierson gaf vervolgens aan het Parijse graveuratelier van Ernest Paulin Tasset(1839-1921) de opdracht tot het verkleinen van het reliëf. Deze firma gevestigd op het adres 17,rue de Clamart (thans rue André-Salel, Fontenay-aux-Roses, Hauts-de-Seine) had de beschikking over de modernste reduceerbank van het merk Janvier, waarmee een groot gipsen model machinaal tot een muntstempel verkleind kon worden.
2 1/2 gulden (rijksdaalder) 1898 – Schulman 782 Op 21 maart 1901 zijn met door Tasset geleverde stempels enige afslagen gemaakt met in het kantschrift de aanduiding ZY. Op 10 april 1901 zijn aan de minister twee exemplaren met het kantschrift ZY aangeboden. Het Muntcollege deed de aanbeveling het woord ZY door ZIJ te vervangen. Op 16 april 1901 keurde de minister dit voorstel goed. In 1902 ontving men te Utrecht de matrijzen voor de productiestempels van de rijksdaalder. Op de voorzijde staat het naar links gewende portret. Het omschrift luidt: WILHELMINA KONINGIN – DER NEDERLANDEN. Onder de hals de naam van de modelleur P.PANDER. Er bestaat een variant zonder punt achter de P.
Een dergelijke machine had men in Utrecht toen niet tot haar beschikking. De problemen met het maken van het stempelmateriaal werden uitgebreid besproken met medailleur J.C. Wienecke die in opdracht van de Nederlandse regering het vak van stempelsnijder leerde. Op de keerzijde staat het gekroonde Nederlandse wapen tussen de gedeelde waardeaanduiding 2 1/2 - G. Het omschrift luidt: MUNT VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN. Boven de kroon het gedeelde jaartal. Onderaan links van het wapen staat het muntmeesterteken Hellebaard (H.L.A. van den Wall Bake), onderaan rechts het munthuisteken van Utrecht, de mercuriusstaf. Het kantschrift luidt: GOD * ZIJ * MET * ONS * Van deze munt werden 100.000 stuks vervaardigd. Gezien het geringe aantal, net als de oplage van het gouden tientje, waren het meer herdenkingsmunten dan circulatiemunten. Van deze munt werden enkele exemplaren vervaardigd met gepolijste stempels (HGD 476d) en bestaan er proefslagen op gematteerde plaatjes (HGD 476e). Deze zogenoemde matte proeven zijn uiterst zeldzaam. Hiervan zijn slechts 3 à 4 exemplaren bekend.
Een kijkje in de muntzaal circa 1900 door Ids Wiersma (Foto: KNM) In februari 1900 werden door Paulin Tasset de eerste proefstempels afgeleverd. Deze stempels werden om technische redenen afgekeurd en moesten worden aangepast. Op 7 juni 1900 schrijft
Van de rijksdaalder bestaat ook een variant met het woord ZY in plaats van ZIJ in het kantschrift(Schulman 782bis). Van de rijksdaalder werden ook twee stuks in goud met een gewicht van 88.5 gram vervaardigd (Schulman 782a – HGD 476) en twee stuks met een gewicht van 45.74 gram (HGD 476a). Ook bestaat er van deze munt een piedfort met een gewicht van 74.56 gram (Schulman 872b – HGD 476b) geslagen met gepolijste stempels en voorzien van kantschrift, alsmede een piedfort met een gewicht van 74.51 gram en ZIJ en een mercuriusstaf in het kantschrift (HGD 476c).
Op de keerzijde staat het met een smalle kroon gedekte Nederlandse wapen. De waardeaanduiding 1 is niet ingevuld. Rechts van het wapen staat de G van gulden. Onderaan links naast het wapen staat het muntmeesterteken Hellebaard en rechts naast het wapen de mercuriusstaf (Schulman 800 – HGD 409b). Verder bestaat er een zilveren muntplaatje met op voor- en keerzijde een afdruk van de keerzijde (Schulman 798 – HGD 409c). Deze toont het met een brede kroon gedekte Nederlandse wapen met de gedeelde waardeaanduiding ter weerszijden. Het omschrift luidt: MUNT VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN. Boven de kroon staat het gedeelde jaartal. Op de rand staat de aanduiding ZILVER.
Onder het wapen staat de waardeaanduiding 100 c. Links onderaan bij het wapen staat het muntmeesterteken Hellebaard en rechts onderaan het munthuisteken van Utrecht, de mercuriusstaf. Van dit proefmodel bestaat ook een éénzijdige bronzen afslag van de keerzijde met gladde rand (Schulman 799 – HGD 409f). Het Rijkswapen op deze proeven van de keerzijde is gebaseerd op de keerzijde zoals dat op de guldens van 1892, 1896 en 1897 voorkomt en waarvan het ontwerp terug gaat tot de gulden 1840 van koning Willem II. Verder bestaat er een ontwerp van de voor- en keerzijde met een andere haardracht en verdeling van het omschrift. De keerzijde toont het oudere wapentype met de grote kroon, afslag in brons (Schulman 801). Onder Schulman 810a wordt een onuitgegeven ontwerp in zilver van de gulden 1898 met een brede opstaande rand beschreven. De signatuur P.PANDER hierop is meer in elkaar gedrongen. De keerzijde toont een smaller wapenschild. Tasset heeft van de gulden 1898 ook een éénzijdige galvano proef vervaardigd (Schulman opm. pagina 166). Gulden 1898 vervaardigd met de goedgekeurde stempels. Op de voorzijde staat het naar links gewende portret. Het omschrift luidt: WILHELMINA KONINGIN – DER NEDERLANDEN. Onder de hals staat de naam van de ontwerper P.PANDER.
Op de keerzijde staat het gekroonde Nederlandse wapen tussen de gedeelde waardeaanduiding 1 – G. Het omschrift luidt MUNT VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN. Boven de kroon het gedeelde jaartal. Onderaan links naast het wapen het muntmeesterteken hellebaard (H.L.A. van den Wall Bake) en onderaan rechts naast het wapen de mercuriusstaf. Onder het
28
FILAKRANT 2016
wapen staat de waardeaanduiding 100 C. Het kantschrift luidt: GOD * ZY * MET * ONS * Van deze munt werden 2.000.000 stuks in 1902 vervaardigd. Enkele exemplaren werden vervaardigd met gepolijste stempels (HGD 409a), respectievelijk met gematteerde stempels (HGD 409d). Van deze munt bestaan ook twee afslagen in goud met een gewicht van 18.7 gram (Schulman 802a – HGD 409). Verder is er een exemplaar bekend zonder kantschrift (Schulman 802b) en een exemplaar voorzien van een kartelrand. In zijn handboek zegt Schulman hierover: “Ik heb guldens van 1892, 1898, 1901, 1910 en 1911 gezien met een kartelrand. Naar mijn mening zijn dit geen proefslagen, doch is deze kartelrand er later opgemaakt voor een verzamelaar”. In het overzicht ‘Varianten van koninkrijksmunten’ van H.G. Dijkstra is de gulden 1898 met kartelrand opgenomen onder nummer 409e en voorzien van een astriks. Ook bij de guldens uit 1901, 1910 en 1911 staat een astriks. Bij de astriks staat de opmerking: kartelrand, volgens de heer J. Berkman, door Rijksmunt aangebracht. Begeer mengt zich in de discussie Door Koninklijk Begeer zijn in 1899 ontwerpen voor een hele (diameter 28 mm) en een halve gulden (diameter 22.5 mm) vervaardigd (Schulman 804-805) in brons en zilver. Deze tonen op de voorzijde een beeldenaar gebaseerd op het officiële model van P. Pander. Een naar links gewend portret van de vorstin. Het omschrift luidt: WILHELMINA – KONINGIN.
Op de voorzijde staat het naar links gewende portret van de vorstin. Het omschrift luidt: WILHELMINA KONINGIN – DER NEDERLANDEN. Op de keerzijde staat binnen twee samengebonden eikentakken de waardeaanduiding 25 CENTS en het jaartal. Achter het jaartal staat een punt. Links onder het jaartal staat het muntmeesterteken Hellebaard (H.L.A. van den Wall Bake) en rechts onder de mercuriusstaf. De oplage bedroeg 400.000 stuks. Van deze munt bestaan ook exemplaren geslagen met gepolijste stempels (HGD 308).
Van het kwartje 1898 bestaan ook proeven in zilver met de laatste N van NEDERLANDEN onder de hals van de vorstin. Deze zijn voorzien van een fijne kartelrand (Schulman 853a - HGD 308a). Voorts een uitvoering met een andere portretstempel waarbij het oor anders is gegraveerd. De letter N van NEDERLANDEN is verder van de hals verwijderd (Schulman 853b). 10 cents (dubbeltje) 1898 – Schulman 883 Stempel gemaakt door J.P.M. Menger op basis van het ontwerp van P. Pander. Op de voorzijde staat het naar links gewende portret van de vorstin. Het omschrift luidt: WILHELMINA KONINGIN – DER NEDERLANDEN.
Op de keerzijde staat binnen twee samengebonden eikentakken de waardeaanduiding 25 CENTS en het jaartal. Achter het jaartal een punt. Links onder het jaartal staat het muntmeesterteken Hellebaard (H.L.A. van den Wall Bake) en rechts onder de mercuriusstaf. De oplage bedroeg 1.600.000 stuks (inclusief de variant met ‘Brede hals’). Van deze munt werden een beperkt aantal exemplaren vervaardigd met gepolijste stempels (HGD 309). Van dit kwartje bestaat ook een variant van de keerzijde waarbij gebruik is gemaakt van cijfers van een ander type. De 2 en 5 hebben een dikke krul en de 9 in het jaartal is van onderen bijna dicht. Bovendien is het jaartal dikker (Schulman 854bis). Dit keerzijde stempel is gebruikt bij de kwartjes geslagen van 1902 tot en met 1906.
In 1901 werden ook kwartjes geproduceerd met het afgekeurde portretstempel uit 1898. Deze tonen het portret van de vorstin met brede hals. De laatste N van NEDERLANDEN staat dichter bij de hals (Schulman 854a). Ook van het type ‘Brede hals’ bestaan exemplaren geslagen met gepolijste stempels (HGD 309a). De oplage van dit kwartje is niet bekend. 10 cents (dubbeltje) 1901 – Schulman 884 Bij het dubbeltje 1901 werd een ander keerzijde stempel gebruikt dan het type van 1898. Alle latere dubbeltjes (geslagen tussen 1901 en 1906) zijn voorzien van dit stempel.
GIN.
Op de keerzijde van de ontwerpen staat de tekst: VERVAARDIGD / IN DE / KONINKLIJKE / UTRECHTSCHE / FABRIEK / VAN / ZILVERWERKEN / VAN / C.J. BEGEER / NAAR HET MODEL / VAN / PIER PANDER / 1899.
De firma Begeer wilde met deze proeven aantonen dat het niet nodig was om stempels voor Nederlandse munten in het buitenland te laten vervaardigen. In 1901 wordt het munthuis genationaliseerd (Wet 28 mei 1901, Staatsblad no. 130). De toenmalige muntmeester H.L.A. van den Wall Bake blijft deze functie ook na de nationalisering tot 1909 uitoefenen. Hij wordt voortaan terzijde gestaan door C. Hoitsema als Controleur-Generaal. Halve gulden 1898 – Schulman 830 In 1902 werden halve guldens van het ‘Kroningstype’ met het jaartal 1898 geslagen. Op de voorzijde staat het naar links gewende portret van de vorstin. Het omschrift luidt: WILHELMINA KONINGIN – DER NEDERLANDEN. Onder bij de hals staat de naam van de ontwerper P. PANDER.
Op de keerzijde staat het gekroonde Nederlandse wapen tussen de gedeelde waardeaanduiding 1/2 – G. Onderaan links staat het muntmeesterteken hellebaard (H.L.A. van den Wall Bake) en onderaan rechts naast het wapen de mercuriusstaf. Onder het wapen staat de waardeaanduiding 50 C. Het omschrift luidt: MUNT VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN. Boven de kroon het gedeelde jaartal. De munt is voorzien van een kartelrand. Van het jaartal 1898 werden 2.000.000 stuks vervaardigd. Van deze munt werden vijf afslagen in goud met een gewicht van 9.3 gram vervaardigd (Schulman 830a – HGD 380). Van dit jaartal bestaan zilveren exemplaren met een gewicht van 17.5 gram en geslagen met gepolijste stempels (HGD 380a). Ook bestaan er exemplaren met een gewicht van 5 gram vervaardigd met gepolijste stempels en voorzien van een grove kartelrand (HGD 380b) 25 cents (kwartje) 1898 – Schulman 853 Op basis van het ontwerp van P. Pander werden door Johan Philip Mathias Menger (hoofdgraveur van ‘s Rijks Munt tot 1904) stempels vervaardigd voor het kwartje 1898. Deze werden door hem in 1900 afgeleverd.
Op de keerzijde staat binnen twee samengebonden eikentakken de waardeaanduiding 10 CENTS en het jaartal. Links onder het jaartal staat het muntmeesterteken Hellebaard H.L.A. van den Wall Bake) en rechts onder de mercuriusstaf. De oplage bedroeg 2.000.000 stuks. Van deze munt bestaan ook exemplaren geslagen met gepolijste stempels (HGD 221). Voor de aanmaak van alle zilveren munten werd gebruik gemaakt van rijksdaalders uit het depot van De Nederlandsche Bank. De reden hiervoor was dat volgens de muntwet de totale omvang van het zilvergeld niet mocht toenemen. Met de Muntwet van 1901 werd deze bepaling afgezwakt, maar de rijksdaalders zouden nog vele jaren als grondstof voor het nieuwe zilvergeld dienen. 1 gulden 1901 – Schulman 803 Voor de gulden 1901 werd gebruik gemaakt van het stempelmateriaal geleverd door Paulin Tasset. In het kantschrift werd het woord ZY door ZIJ vervangen. De oplage bedroeg 2.000.000 stuks.
Van deze munt werden een beperkt aantal exemplaren geslagen met gepolijste stempels (HGD 410) en bestaat er een exemplaar met een kartelrand (HGD 410a). Lees de opmerking bij de gulden 1898.
Voor de portretzijde werd gebruik gemaakt van het stempel van de dubbeltjes uit 1898. Van de 10 cents 1901 zijn een beperkt aantal exemplaren vervaardigd met gepolijste stempels (HGD 222). 25 cents (kwartje) 1902 – Schulman 855 Voor het vervaardigen van de kwartjes 1902 werd voor de portretzijde gebruik gemaakt van het door Wienecke aangepaste stempel en voor de keerzijde van het stempel waarbij de cijfers 2 en 5 de dikkere krul vertonen. Achter het jaartal staat een stip.
Van dit jaartal werden 1.200.000 stuks vervaardigd. Een zeer beperkt aantal exemplaren werd vervaardigd met gepolijste stempels (HGD 310). 25 cents (kwartje) 1903 – Schulman 856 Een in het oogspringende verandering in de beeldenaar op de keerzijde is het ontbreken van een punt achter het jaartal. Ook bij de latere kwartjes (1904, 1905 en 1906) ontbreekt de punt achter het jaartal
Van deze munt werden 1.200.000 stuks vervaardigd. Van deze munt bestaat ook een afslag in goud met een gewicht van 6.65 gram (Schulman 856a – HGD 311) en werden enkele stuks vervaardigd met gepolijste stempels (HGD 311a). 10 cents (dubbeltje) 1903 – Schulman 885 In 1903 werd opnieuw gesleuteld aan de portretstempel van de dubbeltjes. De beeldenaar toont een breder hoofd van de vorstin dan bij de voorgaande emissies.
Bij De Nederlandsche Muntenveiling te Weesp werd in de novemberveiling 2005 als kavel 525 een afslag in lood aangeboden. 25 cent (kwartje) 1901 – Schulman 853 In 1901 werd voor het kwartje door J.C. Wienecke (1872-1945), graveur en modelleur bij ’s Rijks Munt, op basis van het ontwerp van P. Pander een nieuw portretstempels gemaakt.
Op de voorzijde staat het naar links gewende portret van de vorstin. Het omschrift luidt: WILHELMINA KONINGIN – DER NEDERLANDEN. De hals is smaller dan bij het portret van 1898.
De oplage bedroeg 6.000.000 stuks. Van deze munt werd een beperkt aantal exemplaren geslagen met gepolijste stempels (HGD 223a). In het Handboek wordt melding gemaakt van een afslag in goud voorzien van een gladde rand (Schulman 885a) met daarbij de opmerking echt? Ook bestaat er een afslag in goud van het jaartal 1903, gewicht 2.55 gram en voorzien van een kartelrand, met het gewijzigde portret van het dubbeltje 1904 (Schulman 885b – HFD 223). 1 gulden 1904 – Schulman 806 Vanaf de gulden 1904 wordt een herzien stempel voor de keerzijde gebruikt. De aanduiding 100 C. onder het wapen is komen te vervallen. Bij deze en de guldens uit de daaropvolgende jaren is steeds het woord ZIJ in het kantschrift aangebracht.
FILAKRANT 2016 uit de collectie van H.L.A. van den Wall Bake en werd in 1911 voor het eerst door de firma Schulman te Amsterdam in veiling 103 aangeboden.
De oplage van deze munt bedraagt 2.000.000 stuks. Enkele exemplaren werden vervaardigd met gepolijste stempels (HGD 411). Halve gulden 1904 – Schulman 831 In 1904 werd de productie van de halve guldens weer ter hand genomen na 2 miljoen stuks met het jaartal 1898 die in 1902 zijn vervaardigd.
Net als bij de gulden wordt bij deze halve gulden gebruik gemaakt van een herzien keerzijde stempel. De aanduiding 50 C onder het wapen is komen te vervallen. Van het jaartal 1904 werden 1.000.000 stuks vervaardigd. Een beperkt aantal exemplaren werd vervaardigd met gepolijste stempels (HGD 381). 25 cents (kwartje) 1904 – Schulman 857 Voor de productie van het kwartje 1904 werd gebruik gemaakt van de stempels die in 1903 werden geïntroduceerd, dus zonder de punt achter het jaartal.
Van het kwartje 1904 werden 1.600.000 exemplaren geslagen. Van dit jaartal bestaat ook een beperkt aantal exemplaren vervaardigd met gepolijste stempels (HGD 312). De exacte oplage van deze uitvoering is niet bekend. 10 cents (dubbeltje) 1904 – Schulman 886 Opnieuw wordt het portretstempel van de dubbeltjes aangepast. Het is de derde keer dat dit gebeurt. Het portret van koningin Wilhelmina is nu kleiner dan dat van de dubbeltjes uit 1903. Het omschrift eindigt nu onder de hals.
De uitvoering van de beeldenaar op de keerzijde is gelijk – op het jaartal na – aan die van de dubbeltjes 1901 en 1903. De productie bedroeg € 3.000.000 stuks. Een zeer gering aantal werd vervaardigd met gepolijste stempels )HGD 224). 1 gulden 1905 – Schulman 807 Voor de gulden 1905 werden de stempels gebruikt van de gulden 1904 met aanpassing van het jaartal.
De oplage bedroeg 1.000.000 stuks. Ook van deze munt werden een gering aantal exemplaren met gepolijste stempels vervaardigd (HGD 412b) Verder bestaat er een afslag in goud - vervaardigd met gepolijste stempels - met een gewicht van 37.1 gram (HGD 412). Een buitenbeentje is de afslag vervaardigd met gepolijste stempels en geslagen op een muntplaatje met een gewicht van 29.64 gram = drievoudig gewicht (Schulman 807a – 412a).
25 cents (kwartje) 1905 – Schulman 858 Voor de vervaardiging van het kwartje werden de stempels, ingevoerd in 1903 gebruikt, met aanpassing van het jaartal
De oplage bedroeg 1.200.000 exemplaren. Ook van deze munt werd een gering aantal exemplaren vervaardigd met gepolijste stempels (HGD 313) 10 cents (dubbeltje) 1905 – Schulman 887 De stempels van het dubbeltje 1905 zijn identiek aan die van 1904, met aanpassing van het jaartal, en tonen het kleine portret van koningin Wilhelmina.
29
Dit is het laatste jaar van de kwartjes van het Kroningstype. Het zou tot 1910 duren alvorens bij de Munt weer kwartjes werden vervaardigd. Deze zijn van het type ‘Hermelijnen mantel’ naar een ontwerp van J.C. Wienecke. 10 cents (dubbeltje) 1906 – Schulman 888 Er werden 4.000.000 dubbeltjes met het jaartal 1906 vervaardigd. Het stempelmateriaal is gelijk aan de dubbeltjes uit 1904 en 1905. Van 1906 bestaan ook enkele exemplaren vervaardigd met gepolijste stempels (HGD 226).
Ook bij de dubbeltjes is dit het laatste jaar dat gebruik werd gemaakt van het Kroningstype. Pas in 1910 werden weer dubbeltjes, met de nieuwe beeldenaar, geslagen. 1 gulden 1907 – Schulman 809 Van de gulden 1907 werden bij de Munt 5.100.000 stuks vervaardigd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat van deze munt tezamen met de gulden uit 1908 in de catalogi de laagste prijsnotering heeft.
De productie bedroeg 2.000.000 stuks. Ook van dit jaartal bestaan enkele exemplaren vervaardigd met gepolijste stempels (HGD 225). Dit soort munten werd uitgereikt aan de leden van het Muntcollege en soms voor representatieve doeleinden. 1 gulden 1906 – Schulman 808 Met het jaartal 1905 werden bij ’s Rijks Munt 500.000 exemplaren vervaardigd. Met uitzondering van het jaartal zijn er geen veranderingen ten opzichte van de jaartallen 1904 en 1905. Een klein aantal exemplaren werd vervaardigd met gepolijste stempels (HGD 413).
Het gebruikte stempelmateriaal is afgezien van het jaartal identiek aan de guldens van 1904 tot en met 1906. Ook va de gulden 1907 werden enkele exemplaren met gepolijste stempels vervaardigd (HGD 414). Halve gulden 1907 – Schulman 834 Van de halve gulden 1907 valt weinig anders te melden dan dat bij de Munt 3.300.000 stuks werden geslagen en dat van deze munt ook wat exemplaren vervaardigd met gebruikmaking van gepolijste stempels werden geproduceerd (HGD 384).
De Nederlandse rijksdaalder, hele en halve gulden waren ook standpenning in het voormalige Nederlandsch-Indië. Dat wil zeggen dat ze daar als wettig betaalmiddel circuleerden. Voor de kleinere denominaties (1/2 cent tot en met 1/4 gulden) werden bij ‘s Rijks Munt eigen (afwijkende) munten geslagen. Ook de zilveren halve en hele guldens werden naar NederlandschIndië verscheept om daar als pasmunt te circuleren. Door de Japanse bezetting en de onafhankelijkheidsoorlog die daarop volgde - wat uiteindelijk leidde tot de overdracht van de soevereiniteit aan de vertegenwoordigers van de Republiek Indonesië - is het Indische kleingeld, alsmede de halve en hele gulden en de rijksdaalder nooit officieel ingetrokken. Toen aan het eind van de 70er jaren het verzamelen van munten een grote vlucht nam, kwam de repatriëring van de ‘oude’ Nederlandse munten op gang. Behalve de munten van de drie Willem’s ook grote hoeveelheden Wilhelmina-munten waaronder het Kroningstype. Van sommige jaren van de halve en hele guldens van het Kroningstype waren grote hoeveelheden naar NederlandschIndië verzonden. Dat is de reden dat deze munten in Nederland toen mondjesmaat voor verzamelaars beschikbaar waren. Dit veranderde na terugkomst van de ‘verloren’ munten. Halve gulden 1906 – Schulman 833 Van de halve gulden 1906 werden bij de Munt te Utrecht 1.000.000 exemplaren vervaardigd. Het stempelmateriaal is, op het jaartal na, identiek aan de emissies van 1904 en 1905.
1 gulden 1908 – Schulman 810 Alleen in 1907 werd een groter aantal gulden geslagen. In 1908 bedroeg de oplage van de gulden 4.700.000 stuks. Het gebruikte stempelmateriaal is gebaseerd op dat van de gulden uit 1904 tot en met 1907.
Ook van deze gulden werd een beperkt aantal exemplaren vervaardigd met gebruikmaking van gepolijste stempels (HGD 415). Van de gulden 1908 bestaat ook een afslag in brons, gewicht 10.35 gram en voorzien van een gladde rand (Schulman 810a – HGD 415a) Het keerzijdestempel van 1908 is ook te vinden op later voor verzamelaars vervaardigde afslagen met op de voorzijde een afdruk van de gulden type ‘Hermelijnen mantel’. Het betreft zilveren afslagen met een gewicht van 12.35 gram (Schulman 810e – HGD 415b), in brons, gewicht 10.35 gram (Schulman 810c – HGD 514c) en in tin, gewicht 8.9 gram (Schulman 810d – HGD 415d). Halve gulden 1908 – Schulman 835 Hiervan werden er bij ’s Rijks Munt 4.000.000 exemplaren vervaardigd. Ook hiervan zijn exemplaren vervaardigd met gepolijste stempels voor representatieve doeleinden vervaardigd (HGD 385).
Halve gulden 1905 – Schulman 832 In 1905 werden 4.000.000 halve guldens vervaardigd met de stempels zoals die ook voor de halve gulden van 1904 werden gebruikt met aanpassing van het jaartal. Van deze munt zijn een klein aantal exemplaren geslagen met gepolijste stempels (HGD 383).
Van deze munt werd ook een gering aantal exemplaren vervaardigd met gepolijste stempels (HGD 382b). Ook bestaat er een afslag in goud met een gewicht van 17.7 gram (Schulman 832b – HGD 382). Van dit jaartal bestaat ook een afslag - met gepolijste stempels vervaardigd - op drievoudig gewicht, 14.54 gram. Deze is voorzien van een fijne kartelrand met ingeslagen mercuriusstaf (Schulman 832b – HGD 382a). Deze was afkomstig
25 cents (kwartje) 1906 – Schulman 859 Het stempelmateriaal voor de kwartjes van 1906 is op het jaartal na gelijk aan die van 1903 t/m 1905. Van dit jaartal werden 2.000.000 exemplaren geslagen. Ook een klein aantal met gepolijste stempels (HGD 314)
1 gulden 1909 – Schulman 811 Vanaf 1909 vinden we op de munten een nieuw muntmeesterteken. Rechts van het teken Hellebaard is een ster aangebracht. Hiermee wordt kenbaar gemaakt dat muntmeester H.L.A. van den Wall Bake zijn functie heeft neergelegd en dat dit ambt tijdelijk wordt waargenomen. In dit geval door mr. G. Blom. Later dat jaar zou controleur-generaal dr. C. Hoitsema tot muntmees-
30
FILAKRANT 2016
ter worden benoemd. Hij zou dit ambt tot 1933 uitoefenen. Op de munten is dit te herkennen aan het muntmeesterteken zeepaardje.
Van de gulden werden 2.000.000 stuks vervaardigd. Ook hiervan bestaan afslagen met gepolijste stempels vervaardigd (HGD 416) Halve gulden 1909 – Schulman 836 Van de halve gulden 1909 werden 3.000.000 stuks geslagen. Ook op deze munten staat het muntmeesterteken hellebaard met ster van waarnemend muntmeester mr. G. Blom. Ook hiervan bestaan exemplaren vervaardigd met gebruikmaking van gepolijste stempels (HGD 386).
Verzamelaars afslagen van de gulden 1911 Bij ’s Rijks Munt zijn in 1911 of later speciale afslagen voor verzamelaars vervaardigd. We kennen exemplaren met op de voorzij-
de het Kroningsportret en op de keerzijde het keerzijdestempel van de gulden 1911. Deze zijn er in zilver, gewicht 12.45 gram en voorzien van een gladde rand (Schulman 810bb – HGD 418d). In brons, gewicht 10.35 gram en voorzien van een gladde rand (810b – HGD 418e) en in tin, gewicht 8.9 gram en voorzien van een gladde rand (Schulman 810bbb – HGD 418g). Deze afslagen vonden hun weg naar de collecties van beroemde verzamelaars zoals Virgil Brand en J. Berkman. Het door Pier Pander ontworpen portret van koningin Wilhelmina - dat tussen 1898 en 1909 op de zilveren dubbeltjes, kwartjes, halve en hele guldens, de rijksdaalder en het gouden tientje is afgebeeld – wordt door verzamelaars aangemerkt als een van de mooiste afbeeldingen die op Nederlandse munten te vinden is. Het zijn vooral de rijksdaalder en het gouden tientje die, in topkwaliteit, hoog op het verlanglijstje staan. We moeten de toenmalige minister van Financiën Pierson (zie foto) dankbaar zijn dat hij de moed heeft gehad in het buitenland stempelmateriaal voor deze munten te laten maken. R. Helzen Literatuur: Bert van Beek, Geld. De geschiedenis en het verzamelen van munten, penningen en papiergeld, Alpen aan den Rijn/Brussel 1987. H.G. Dijkstra, Varianten van koninkrijksmunten, Muntalmanak ’85’86, 154-177, Roermond 1985. Jacques Schulman, Handboek van de Nederlandse munten van 1795 tot 1975, Amsterdam 1975.
POSTZEGELBEURS PROPANGA POSTZEGELTENTOONSTELLING
Maaspoort Sports & Events Marathonloop 1 5235 AA ’s-Hertogenbosch 11 maart 2016 van 10.00 t/m 17.00 u. 12 maart 2016 van 10.00 t/m 16.00 u.
Entree € 5,00 gratis parkeren
FILAKRANT 2016
31
Thaipex 2015
V
oor postzegelverzamelaars is een grote postzegelbeurs altijd een leuk feit. Als je dit ook nog eens kan combineren met je vakantie, dan ben je de koning te rijk natuurlijk. Ook ik had het geluk dat tijdens mijn vakantie in Thailand er een grotere beurs plaats vond in Bangkok. Blijkbaar is er om de 2 jaar een grotere postzegelbeurs in Bangkok. Ik wist het niet, dus je kan altijd iets bijleren! Helaas heb ik de opening gemist. Deze vond plaats in het bijzijn van de dochter van de koning van Thailand. De prinses is zelf ook een postzegel verzamelaar en dus komt ze met plezier de beurs openen. Uiteraard worden er dus ook regelmatig postzegels van de prinses uitgegeven.
De beurs vond plaats in het vroegere hoofdpostkantoor van Bang Rak te Bangkok. In de kelderverdieping is er trouwens elk weekend ook een kleine maar leuke postzegelbeurs met lokale handelaars, maar dat is een ander verhaal!
De ingang naar de beurs was gemakkelijk te vinden en bij binnenkomst kreeg je meteen een mooi stickertje op je trui gekleefd door een hostess. Er was een mooie postzegel tentoonstelling die hoofdzakelijk Thaise onderwerpen behandelde. De meeste waren in het Engels opgesteld en enkele waren in de Thaise taal gemaakt.
Bij de ingang werd je door middel van grote borden duidelijk gemaakt dat postzegels niet zomaar een stukje bedrukt papier zijn, maar een link kunnen vormen tussen mensen en landen. Met andere woorden: postzegels zijn een ambassadeur die de hele wereld rondreizen om aan iedereen een verhaal te vertellen over zijn land van herkomst, maar dat weten echte postzegelverzamelaars al lang! Er was een waar postzegel theater waar educatieve ‘films’ werden getoond. Als je dorst had, kon je je dorst lessen in een postzegelcafé waar de vergelijking gemaakt werd tussen postzegels en drinken. Er waren ook een groot aantal leerlingen aanwezig die duidelijk een educatieve schooluitstap maakten. Zij werden op allerlei mogelijke manieren in contact gebracht met postzegels. Voor de niet-filatelisten was er ook entertainment voorzien onder de vorm van dansoptredens en live muziek, alhoewel dat laatste niet altijd een streling voor het oor was!
postzegels ter plaatse te laten drukken. Dit kon zowel met aangeleverde foto’s of ter plaatse gemaakte foto’s.
De commerciële handel was eigenlijk maar mager vertegenwoordigd. Het hoge standgeld zal zeker niet vreemd zijn aan dit fenomeen. Er waren enkele geldhandelaars en een handvol postzegelhandelaars. Het aanbod van deze handelaars was helaas ook niet zo groot. Gestempeld materiaal heb ik nauwelijks gevonden. Hier zal niet voldoende mee verdiend kunnen worden, denk ik.
Voor de fans van prinses Sirinthorn was er op de bovenverdieping een zeer uitgebreide tentoonstelling over deze zeer geliefde prinses. Ze verzamelt niet alleen postzegels, ze ontwerp ze soms ook. Ze schrijft boeken, bespeelt meerdere muziekinstrumenten en schrijft zelf ook muziek.
En dan de commerciële kant van de beurs. De Thaise post had de grootste stand en werd zeer druk bezocht. Als je voldoende kocht kon je trouwens enkele leuke postzegelgeschenken bekomen. Dus werd er gretig gekocht, ook door ondergetekende. Aan een aparte tafel kon je naar hartenlust al je aankopen zelf afstempelen. Er waren 4 verschillende stempels beschikbaar. Er was maar één probleem toen ik zelf wilde gaan afstempelen: alle stempelkussens waren opgedroogd! Dus moest er in mijn ‘beste’ Thais gevraagd worden of er nog inkt was. Gelukkig is gebarentaal universeel!! Als je niet zelf wilde stempelen, kon je ook je enveloppen in een negental ‘brievenbussen’ droppen met allemaal verschillende stempels. Er was ook mogelijkheid om persoonlijke
Kort samengevat kan ik stellen dat ik al veel betere postzegelbeurzen heb meegemaakt in Thailand. Hopelijk is de beurs over 2 jaar beter dan die van dit jaar. Jean-Paul Groenen
32
FILAKRANT 2016
FILAKRANT 2016
33
St. Liudger een Nederlandse heilige ‘De lotgevallen van Delmonte 785, 786 en 787’
I
n 1967 werd door Jacques Schulman N.V. te Amsterdam het boek “De zilveren Benelux, geschreven door A(lbert) Delmonte uitgegeven. Het was een natuurlijke aanvulling op zijn publicatie ‘De gouden Benelux’ die in 1964 verscheen. Twee publicaties die voor verzamelaars van provinciale, stedelijke en noodmunten van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden een belangrijke informatie bron zijn/waren. Op pagina 184 staan drie zilveren munten beschreven met als opschrift Niet definitief toegeschreven munten. Onder nummer 785 een grootformaat zilveren munt met als beschrijving: St. Ludger daalder zonder jaartal, ontleend aan Verkade’s Muntboek uit 1848 en afgebeeld op plaat 35 nummer 1 (als Batenburg). Op de voorzijde staat een naar rechts gewend gekroond borstbeeld in harnas. Een leliescepter in de rechterhand dat over de schouder wordt gehouden, de linkerhand aan een gevest van een zwaard.
‘Deze munt is vroeger toegeschreven aan de Heerlijkheid Culemborg, gezien de legende D.I.P. (Dominus in Pallant); deze toeschrijving is echter zeer dubieus’. Drie munten dus zonder zekere herkomst. Delmonte 785 werd de afgelopen 35 jaar regelmatig op veilingen en bij de gespecialiseerde munthandel aangeboden. Aan de hand van de afbeeldingen in veilingcatalogi en prijslijsten konden meer dan 35 verschillende exemplaren worden geteld. De zogenoemde Karel de Grote daalder kwam in mindere mate voor. De St. Ludger daalder gecatalogiseerd onder nummer 786 werd slechts eenmaal in een veilingcatalogus gesignaleerd. Vanaf het moment dat het boek (De zilveren Benelux) werd aangeschaft, werd elke publicatie doorgespit op nieuwe aanwijzigen over de herkomst van deze munten. Bij de firma Jacques Schulman N.V. werden deze munten meestal beschreven na Gelderland onder het kopje Heerlijkheden en steden en toegewezen aan Batenburg – Baar. Later werd daar de opmerking bijgeplaatst dat deze munten voorkomen in de “Münzordnung” van Wolff Stürmer, gepubliceerd in 1572 te Leipzig. Daar kwam in november 1973 verandering in. In veilingcatalogus 257 van de firma Schulman (29 en 30 november 1973) worden onder de nummers 57 en 58 respectievelijk een St. Luderus en een Karel de Grote daalder aangeboden.
Het omschrift luidt SANCTVS.LVDERVS.PATRONVS.NOSTE of een variant hiervan. Op de keerzijde staat een naar links gewende klimmende leeuw. In zijn rechter klauw houdt hij aan een strik een wapenschild met daarop een naar links gewende klimmende leeuw. Het omschrift luidt: MONETA.NOVA. ARGENTEA.D.I.B.BA of een variant hiervan.
Onder 786 wordt opnieuw een als St. Ludger daalder omschreven zilveren munt gecatalogiseerd. De munt staat niet afgebeeld. Als referentie geeft Delmonte een verwijzing naar W.J. de Voogt “Geschiedenis van het muntwezen der Vereenigde Nederlanden, I, provincie Gelderland uit 1874. Dat moet op een vergissing berusten want de munt staat afgebeeld in de publicatie ‘Bijdragen tot de numismatiek van Gelderland (2e stuk) Berg (’s Heerenberg – Batenburg – Baar) van dezelfde auteur uit 1869 op plaat 3 nummer 1 (als Baar). De beeldenaar op voor- en keerzijde zijn identiek aan 785. Het omschrift op de keerzijde luidt: :DENARIVS:NOVVS:DOM:IN:B. Delmonte plaatst hierbij de opmerking: ‘Deze munt is opeenvolgend toegewezen aan de Heerlijkheden Batenburg en Baar, zonder dat hier omtrent zekerheid bestaat’. De derde munt op pagina 184, voorzien van nummer 787, wordt beschreven als Karel de Grote daalder zonder jaartal. Op de voorzijde staat het naar rechts gewende gekroond borstbeeld van Karel V in een harnas. Een leliescepter in de rechterhand dat over de schouder wordt gehouden, de linkerhand aan een gevest van een zwaard. Het omschrift luidt: SANCTVS.CAROLVS. MAGNVS.
Hierbij stond de volgende opmerking: Alhoewel de omschriften op beide munten verschillend zijn komen deze duidelijk uit hetzelfde atelier. De borstbeelden zijn identiek evenals de meeste letters. Zoals op de daalder van Willem van ’s-Heerenberg (zie no. 66) [Willem IV (1545-1567), daalder van 30 stuiver z.j. (1555-1567) omschrift beginnend met SANCTVS OSWALD - red.] dient het borstbeeld Karel V voor te stellen. Daar in Batenburg in deze periode munten geslagen werden met de volledige titulatuur meen ik dat de toeschrijving aan Batenburg dient te worden afgewezen, en moeten wij dus omzien naar een ander munthuis. Van de vele kandidaten komen vanwege de titulatuur de heren van Gronsveld het meest in aanmerking, zij waren n.l. graaf van Bronckhorst en heer van Batenburg, waarmee de afkorting B.BA van het eerste exemplaar verklaard kan worden. De I zou dan moeten staan voor de naam van de heer. Van 1559-63 was Willem van Bronckhorst, heer van Gronsveld en van 1588-1617 Jan II. In de tussenliggende periode was de zoon van Willem, Josse, heer van Gronsveld. Van deze laatste zijn geen munten bekend. Middels de afkorting I zou de munt aan Josse of Jan II kunnen worden toegeschreven. Indien het Jan II zou zijn, moeten deze stukken vóór 1615 zijn geslagen in welk jaar zijn muntrecht door de commissie van Westfalen werd erkend. Dit type munt ligt echter zo dicht bij die van Willem van Bronckhorst dat m.i. Josse eerder in aanmerking komt. De afkorting op het tweede exemplaar D.I.P. lijkt niet anders dan te kunnen worden toegeschreven aan Floris I van Pallant die overleed in 1598. Het zou mogelijk zijn dat deze heer die veel geld nodig had zijn munten liet slaan op de munt van een heer met vermeend muntrecht. Het muntteken .’. dat zowel op voor- als keerzijde voorkomt zou een aanduiding naar Gronsveld kunnen zijn daar deze bollen een onderdeel zijn van het wapen v.d. heren van Gronsveld.. Ook zou het mogelijk kunnen zijn dat de heren van Gronsveld met opzet deze munten voor die van een andere heer lieten doorgaan. Een heel epistel. Nou dat was het dan. Ze zijn ‘terecht’.
Karel de Grote daalder z.j. Op de keerzijde staat een naar links gewende klimmende leeuw. Het omschrift luidt: MONETA:NOVA:ARGENTEA:D:I:P of een B als laatste letter. Delmonte plaatst bij deze munt de opmerking:
De door Schulman geopperde toewijzing vond echter geen algemene erkenning. Sommige veilinghouders bleven, uit macht der gewoonte?, de munten onder Baar-Batenburg respectievelijk Culemborg classificeren Misschien dat de in het omschrift genoemde Sint Ludger of St. Luderus een aanknopingspunt bood om de munten uit de anonimiteit te rukken en een definitief plaatsje in de numismatiek te geven. Wie was Sint Ludger. Maar eens zoeken in de vita van de vele heiligen die de katholieke kerk rijk is. Al snel werd een aanknopingspunt gevonden in een Duitse publicatie: St. Liudger, geboren 742 gestorven 809. Apostel der Friesen und Sachsen, erster Bischof von Münster; Gründer der Benediktinerabteien Werden an der Ruhr und Helmstedt; Mitpatron des Bistums Essen. Met een dergelijke staat van dienst is het dan ook niet vreemd dat er heel wat geschreven is over deze heilige.
St. Ludgerdaalder z.j.
St. Ludgerdaalder z.j. variant met Denarivs Novvs
Bij de opmerking wordt verwezen naar de “Münzordnung” van Wolff Stürmer en vervolgens: “Dit lijkt toewijzing aan Josse van Gronsveld 1563 – 1588 te rechtvaardigen. Zie ook de noot in veilingcatalogus Schulman 257 lot 58.
Tijdens veiling 5 van de heren Westerhof en Van der Dussen (24, 25 en 26 februari 1986) wordt onder nummer 117 een St. Luderus daalder aangeboden. De munt werd ondergebracht bij de rubriek Gelderse Steden en kreeg als kop BAARBATENBURG-GRONSVELD?
Relikwiehouder St. Liudger 1880, uit de Ludgeruskapel in de Dom te Münster Liudger werd in 742 geboren in de omgeving van de stad Utrecht, mogelijk in Loenen aan de Vecht. Zijn vader Thiadgrim en zijn moeder Liafburg behoorden tot de Friese adel. Vanaf zijn vroegste kindsheid was hij bezig met het maken van boeken. Met behulp van een strohalm en een donkere vloeistof was hij bezig ‘letters’ te schrijven op de bast van bomen. Deze stukken bast werden als een soort boek aan elkaar bevestigd.
Liudger bij het maken van boeken. In het midden van de drie figuren in het huis is zijn moeder Liafburg afgebeeld. Uit: Vita secunda St. Liudger, 11e eeuw In het huis van zijn grootouders waren de grote missionarissen Willibrord en Bonifatius te gast geweest. Hier ontmoette hij Bonifatius voordat deze op 5 juni 754 door rovers in Dokkum werd vermoord. Deze ontmoeting moet grote indruk op hem hebben gemaakt. In 755 werd hij door zijn vader naar de kloosterschool van Sint Maarten te Utrecht gebracht en voorgesteld aan abt Gregorius, een leerling van Bonifatius.
34
FILAKRANT 2016
Koning Otto III (983-996), pfennig geslagen te Mimigerneford = Münster
Liudger wordt door zijn vader Thiadgrim naar de kloosterschool van Sint Maartente Utrecht binnengebracht. Uit Vita secunda St. Liudger, 11e eeuw In 767 vertrekt Liudger naar het Engelse York om daar aan de domschool, die onder leiding staat van Alkuin, zijn studie voort te zetten. De geleerde Alkuin was later als een soort minister van cultuur aan het hof van Karel de Grote verbonden. Bij zijn aankomst werd Liudger door bisschop Aethelbert van York tot diaken gewijd. In 772 keert hij terug naar Utrecht.
Daar begon hij in 795 met de bouw van de huidige dom en de domschool (Monasterium), het huidige Gymnasium Paulinum. Op 24 februari 796 wist Liudger een stuk grond in Werden aan de Ruhr te verwerven. Men vond de bosrijke omgeving niet geschikt voor de bouw van een klooster. Daarop bad Liudger bij een boom tot God met het verzoek hem behulpzaam te zijn bij de bouw van het klooster. Daarop woedde er een storm waarbij een deel van het bos werd geveld. Aan zijn leerling Odhilgrim gaf hij de opdracht ooit onder de boom begraven te worden waar hij had gebeden en die de storm had overleefd.
In 776 is hij voor het eerst actief als prediker in de omgeving Deventer en Oost-Nederland. Hij treedt hier in de voetsporen van Lebuinus. In 777 werd hij door bisschop Ricolf (768-777/82) te Keulen tot priester gewijd. De Utrechtse bisschop Alberik I (ca. 776-784) en opvolger van Gregorius, stuurt Liudger als missionaris naar de Friese streek Oostergo waar hij vanuit Dokkum werkzaam is. Hij was onder meer verantwoordelijk voor het toezicht op de Pauluskerk, gebouwd op de plek waar Bonifatius was vermoord. Jaarlijks keert hij drie maanden naar Utrecht terug om werkzaam te zijn in de domschool.
Billerbeck, St. Lugeri-dom
St. Paulusdom te Münster Vervolgens vertrok hij in 798 naar Helmstedt om daar een kerk en klooster te stichten. In 805 werd hij benoemd tot bisschop van Münster. De wijding vond plaats op 30 maart 805 door Hildebold (787-795 bisschop, 795-818 eerste aartsbisschop) van Keulen. Ondanks dit hoge ambt bleef hij rondreizen en de boodschap van Christus uitdragen.
Een kijkje in de Sterbekapelle te Billerbeck
Buste van St. Bonifatius, parochie Frenckenhorst Aan zijn werkzaamheden in Oostergo komt in 784 een einde. De Friezen sluiten zich aan bij de vrijheidsstrijd van de Saksische hertog Widukind en maken het gebied onveilig. Samen met zijn jongere broer Hildegrim, de latere bisschop van Châlons-surMarne, onderneemt hij een reis naar Rome. Daar heeft hij een ontmoeting met paus Hadrianus I (772-795) Beladen met relikwieën vertrek hij naar het Benedictijner klooster te Monte Cassino. Hier bestudeert hij ruim twee jaar de leefregels van Benedictus zonder zelf monnik te worden. Hier ontmoette hij ook Karel de Grote (742-814). Bij zijn terugkeer in Rome werd hij belast met het christianiseren van een aantal gouwen in Friesland. Om dit te bekostigen werd hij beleend met diverse bezittingen in België waaronder Zele bij Gent. Een nieuwe opstand in 792 maakte wederom een einde aan zijn activiteiten in Friesland. Karel de Grote bood hem de bisschopzetel van bisdom Trier aan die hij echter weigerde. Daarop werd hij uitgezonden naar West-Saksen. Dit gebied omvatte delen van het huidige Niedersachsen, Schleswig-Holstein en Nordrhein-Westfalen. Als uitvalsbasis koos hij voor de nederzetting Mimigerneford, het huidige Münster.
Liudger wordt tot bisschop van Münster gewijd. Uit Vita secunda St. Liudger, 11e eeuw Hoewel ziek predikte hij ’s morgens 25 maart 809 in de kerk te Coesfeld. Vervolgens ging hij op weg naar Münster. In Gerleve moest hij wegens vermoeidheid enige tijd rusten. Hier werd later een Benedictijnenabdij gesticht. Vervolgens zette hij zijn weg voort naar Billerbeck. Hier overleed hij op 26 maart in een huis. Vervolgens werd hij te Billerbeck begraven. Later werd zijn stoffelijke overschot overgebracht naar Werden om daar bij de door hem zelf aangewezen boom te worden begraven. Op een paar meter afstand bevond zich hier de kerk van het door hem gestichte klooster. De datum van het overlijden, 26 maart, wordt in de katholieke kerk gevierd als naamdag van de heilige. Vlak naast de uit de 11e eeuw daterende St. Ludgerikerk, op de plaats waar het huis heeft gestaan waar Liudger overleed, werd te Billerbeck door de bisschop van Münster, Bernhard van Galen (1650-1678) een kapel gebouwd. Wij kennen deze bisschop als ‘Bommen Berend’ vanwege zijn beleg van de stad Groningen. Tussen 1892-1898 werd op de plaats van de kapel en de St. Ludgerikerk een neogotische kerk, de Ludgerus-Dom, gebouwd.
De voormalige kapel werd elders in Billerbeck opgebouwd en doet thans dienst als monument voor de gevallenen van de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Op de plaats waar het huis heeft gestaan waar Liudger overleed bevindt zich nu de Sterbekapelle. Hier bevinden zich enkele relieken van de Heilige. De heilige Liudger wordt steeds als bisschop afgebeeld. In zijn rechter hand houdt hij een bisschopstaf, in zijn linkerhand houdt bij het evangelie of draagt hij een kerkgebouw. Aan zijn voeten zijn steeds twee ganzen afgebeeld. Dit naar aanleiding van een legende die wij u niet willen onthouden.
Toen Liudger een keer in Billerbeck verbleef beklom hij ook de Billerbecker Berg. Daar bevond zich een boerderij. De bezitter vroeg aan Liudger: “Ach heer, onze bron staat al lange tijd droog. In de omgeving is geen water meer en we hebben amper genoeg om onze eigen dorst te lessen laat staan voldoende op de akkers en weiden te begieten”.
FILAKRANT 2016
35
Abdij Werden, Theodor Thier (1719-1727), pronkdaalder 1724. Op de keerzijde St. Liudger boven het kloostercomplex van Werden a/d Ruhr
Thiatgrim
In Billerbeck bevindt zich ook de Ludgerusbrunnen. Deze omvat een kleine kapel, een bron en een aantal pilaren met daarop de vita van St. Liudger.
Altfridis
Hier werden ook Hildigrim I (zijn jongere broer, voormalige bisschop van Châlons-sur-Marne, bisschop van Halberstadt en tweede abt van Werden), Gerfrid (neef van Liudger, tweede bisschop van Münster, derde abt van Werden), Thiatgrim (neef van Liudger, tweede bisschop van Halberstadt, vierde abt van Werden) en Altfrid (neef van Liudger, derde bisschop van Münster, vijfde abt van Werden) bijgezet. Altfridis is ook de schrijver van de Vita Sancti Liudgeri.
Liudger had medelijden met de man en zocht naar een uitweg. Hij verhief zich en zag twee ganzen die hij snel vastgreep en naar de bron droeg. “Lieve mensen”, zei hij, “Ik zal deze dieren in de bron werpen. Ze zullen een uitweg zoeken en jullie moeten goed opletten waar deze ganzen weer aan het daglicht verschijnen. Op deze plaats graven jullie een nieuwe bron, die jullie voldoende water geven en nooit opdrogen, zolang de wereld bestaat”. Liudger kreeg gelijk, de dieren groeven zich een weg door de berg en kwamen de volgende morgen in Billerbeck weer tevoorschijn. Op deze plaats ontstond een bron die tot op de dag van vandaag water schenkt, de “Ludgerusbrunnen”.
Abdij Werden, Ferdinand von Erwitte (1670-1705), pronkdaalder 1670 De stoffelijke resten van de heilige Liudger bevinden zich thans is een speciale bronzen sarcofaag uit 1984, vervaardigd door beeldhouwer Gernot Rumpf. Deze heeft de vorm van de huidige Ludgerus- en voormalige kloosterkerk van Werden. In het museum van het klooster van Werden zijn nog een aantal oudere sarcofagen te bewonderen.
De doorbraak komt in 2004. Op 11 en 12 september van dat jaar was het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Munt- en Penningkunde te gast op een “Freundschafts- und wissenschaftliches Arbeitstreffen” georganiseerd door een Duitse zustervereniging, Verein der Münzfreunde für Westfalen und Nachbargebiete. Deze bijeenkomst vond plaats in Huis Welbergen te Ochtrup, Duitsland. De spreker van de eerste lezing was de heer Hanfried Bendig en had de daalders van het type Delmonte 785 t/m 787 als onderwerp. De auteur liet weten dat hij de afgelopen dertig jaar zich uitgebreid bezig heeft gehouden met het achterhalen van de herkomst van de hierboven beschreven munten. Op basis van de publicaties van K. Kennenpohl “Der ostfriesische Münzmeister Dietrich Iden” in Centennial Volume of the American Numismatic Society (New York 1958) en A. Kappelhoff “Die Münzen Ostfrieslands” (Aurich 1982) is hij verder gaan zoeken. Door bestudering van een groot aantal daalders van het St. Ludger en het Carolus Magnus-type werd door hem vastgesteld dat bij het aanbrengen van de omschriften dezelfde letterponsoenen zijn gebruikt. Vervolgens werd door de spreker gezocht naar munten waarvan de beeldenaar grote overeenkomsten vertoont met de beide anonieme munten. Deze werd voor de Karel de Grote daalder gevonden bij daalders geslagen te Emden op naam van de graaf van Ost-Friesland. In het munthuis te Emden werd toen de scepter gezwaaid door de uit het Belgische Hamont afkomstig goudsmid Dirk Iden Kruitkremer. Deze was om geloofsreden gevlucht en werd in 1560 de opvolger van muntmeester Heinrich Meinerts. Deze was werkzaam voor Maria van Jever en moest wegens moeilijkheden aftreden. Jever was een heerlijkheid in het Heilige Roomse Rijk. In 1563 wordt Dirk Iden muntmeester van de graaf van Ostfriesland.
Ost-Friesland, Edzard II, Christoph en Johann (1540-1566), taler 1564 (1574-76 geslagen) Het portret op beide munten (de daalder van Ostfriesland en de anonieme daalder) is identiek. Onderzoek wees uit dat op de Ostfriese daalders uit 1564 dezelfde letterponsoenen waren gebruik als voor de anonieme daalder. De ponsoenen van de letters G en S waren hierbij doorslaggevend.
Gezicht op de buitenzijde van de kerk te Werden aan de Ruhr met gezicht op de Liudgercrypte Het graf van Liudger bij de boom in Werden werd later binnen de muren van de kloosterkerk getrokken. Hier werd hij herbegraven in de Karolingische ringcrypte.
De bronzen sarcofaag met de gebeenten van St. Liudger
Hildigrim I
Gerfrid
Tot zover het levensverhaal van de heilige Liudger. Als we van de veronderstelling uitgaan dat men geen ‘vreemde’ heilige op een munt afbeeldt, geeft de levensbeschrijving van St. Liudger - of de verbastering St. Luderus zoals die op de daalders voorkomt - aan dat de munt ergens in Noord-Duitsland, Noord-Nederland of en in het huidige Nordrhein-Westfalen geslagen zou kunnen zijn. Vervolgens verhuist het project in de la en is het wachten tot het moment dat er weer iets over de munten wordt gepubliceerd.
Links de letter S op de Carolus Magnus daalder, rechts de letter S op een Oostfriese daalder uit 1564 Bij tien onderzochte daalders van het Carolus Magnus type werd door Bendig vastgesteld dat deze circa 10% te licht in gewicht waren. In een tariefboek werd het zilvergehalte 25-30% te laag geschat. Eigentijdse bronnen spraken dus niet voor niets van “böse Taler”.
36
FILAKRANT 2016
Deze classificatie is ook op de St. Ludger daalder van toepassing, waarvan de zilverinhoud in het tariefboek als 30% te laag werd vastgesteld. Voor de beeldenaar van de St. Ludger daalder werd door Bendig een equivalent gevonden in de zogenoemde Heilandstaler van Maria van Jever.
Carolus Magnus daalder gecatalogiseerd. Op de voorzijde het omschrift SANCTVS CAROLVS MAGNVS rozet schuin geplaatste tinhaak en twee boven elkaar geplaatste rozetten. Op de keerzijde het omschrift MONETA.NOVA.ARGENTEA.D.I.B.
Wie de plaatjes van deze munten goed bestudeerd kan vaststellen dat er, binnen de bovengenoemde omschriften, meerdere stempels met kleine verschillen bestaan.
Jever, Maria (1536-1575), Heilandstaler z.j. De St. Ludger daalder en de Karel de Grote daalder zijn dus hoogstwaarschijnlijk door muntmeester Dirk Iden te Emden of elders in een valsmunterwerkplaats vervaardigd. Bendig oppert voor de 35 kilometer noordwaarts van Emden gelegen havenplaats Norden. In maart 1576 werd Dirk Iden op last van graaf Johann van Ost-Friesland wegens valsmunterij gevangen genomen. Het is niet bekend of de anonieme daalders de aanleiding waren van zijn arrestatie. Na ruim een jaar in gevangenschap te hebben doorgebracht kwam hij - zonder schuldig gesproken te zijn - op voordracht van graaf Edzard en op keizerlijk bevel weer vrij. Hij heeft daarna nog 15 jaar in Emden gewoond. In augustus 2006 verschijnt een prijslijst van een bekende munthandelaar. Hierin wordt als nummer 1068 een Sint Ludgerdaalder aangeboden. Ditmaal onder het kopje NOORDOOST NEDERLAND/OST FRIESLAND.
Als tweede variant beschrijft hij een daalder met als omschrift CAROLVS.MAGNVS.SANCTVS twee boven elkaar geplaatste bollen op de voorzijde en MONETA.NOVA.ARGENTEA.D.I.P. op de keerzijde.
Er bestaat een variant van deze munt waarbij het omschrift boven het hoofd begint. Op de voorzijde het omschrift SANCTVS CAROLVS MAGNVS drie bollen geplaatst een / twee. Op de keerzijde het omschrift MONETA.NOVA.ARGENTEA.D.I.P. drie bollen geplaatst een / twee.
Aan de hand van vele vergrotingen van de letters in de omschriften toont hij aan dat bij het vervaardigen van de stempels voor de daalders van het St. Ludger en het Carolus Magnus-type, gebruik werd gemaakt van ponsoenen die ook gebruikt werden voor de daalders uit 1564 van de graven Edzard, Christoph en Johann van Ostfriesland en de Heilandsdaalder zonder jaar van Maria van Jever. Zoals boven gemeld werd muntmeester Dirk Iden opgepakt wegens valsmunterij en later weer vrijgelaten. Ondanks het uitvoerige artikel van de heer Bendig blijven een aantal zaken nog steeds onopgehelderd. In de eerste plaats de beantwoording van de vraag: waar werden de anonieme daalders vervaardigd. Dan is er nog de vraag te beantwoorden: zijn de minderwaardige anonieme daalders vervaardigd met medeweten van de Ostfriese graaf Edzard II die deelde in de winst die hiermee behaald werd of zijn de munten een initiatief van Dirk Iden Kruitkremer? Wij opteren voor de eerste mogelijkheid. Bij het beschrijven van Delmonte 785, 786 en 787 is het belangrijk dat men zich conformeert aan de actuele stand van zaken en deze stukken niet meer onder Batenburg-Baar-Gronsveld respectievelijk Culemborg plaatst. De publicatie van Hanfried Bendig bevat voldoende argumenten om deze munten voortaan onder te brengen bij Ostfriesland. Tom Passon
Hieronder staat de volgende opmerking: “Over de muntplaats van de Sint Ludgerdaalders tast men nog steeds in het duister. In het verleden werden ze wel toegeschreven aan Batenburg, Baar en Gronsveld. Hiervoor is echter geen enkel bewijs. De voorzijde is vrijwel exact overgenomen van de daalders van Ost-Friesland geslagen onder Edzard II en Johann II (1558-1566) rond 1564 (zie Kapelhoff 104, Davenport 9610). Het is dus eigenlijk geen heilige maar de buste van keizer Ferdinand I (1556-1564). De keerzijde is vrijwel exact overgenomen van de Heilandstaler van Jever van rond 1559 (zie Davenport 9337). Beide dus Noordduitse talers uit een gebied grenzend aan de provincie Groningen. De muntplaats zal m.i. dan ook gezocht moeten worden in het primaire verspreidingsgebied van deze taler; hetzij in Ost-Friesland zelf, hetzij in aangrenzende Nederlandse gebieden in noordoost Nederland. Leuk gevonden maar er zijn ook andere daalders aan te dragen die ‘als voorbeeld’ gediend zouden kunnen hebben: Batenburg, ’s-Heerenberg, Nijmegen, Donauwörth, Kaufburen of Kempten om er maar een paar te noemen, hebben munten met een soortgelijke beeldenaar die tussen 1542-1555 uitgegeven. In deze periode werd in Friesland en Groningen uitsluitend kleingeld gemunt. De Munt te Groningen stond onder voortdurend toezicht van de stad. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de anonieme daalders daar vervaardigd zijn. In een veilingcatalogus van 29 november 2005 zien we Delmonte 785 nu gelabeld met OST FRIESLAND/BATENBURG/BAAR. In de novemberveiling 2006 wordt de munt geplaatst onder Batenburg met de toevoeging “In het verleden toegeschreven aan Batenburg maar tegenwoordig gekoppeld aan Ost Friesland”. In de veiling van 4 juni 2007 zien wij Delmonte 787 gerangschikt onder Culemborg voorzien van de opmerking: “zilveren daalder van Karel de Grote (Ost Friesland of Noord Holland)”. Voor een volgende publicatie moeten we wachten tot 2011 wanneer in het Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 98, uitgegeven door het Koninklijke Nederlands Genootschap voor Munt- en Penningkunde, een artikel van Hanfried Bendig verschijnt onder de titel “Dirk Iden Kruitkremer. Ein Falschmünzer im Emden und Jever; Das Geheimnis der Taler mit Karl dem Grossen und den Heiligen Ludger”. Uitgangpunt voor deze publicatie was zijn lezing in 2004. In de publicatie beschrijft de auteur een aantal varianten van de daalders van het St. Ludger en het Carolus Magnus-type. Delmonte’s 787 wordt in het artikel als eerste type van de
Als type A van de Ludgerus daalders wordt door de heer Bendig nummer 785 van Delmonte opgevoerd. Deze heeft als omschrift SANCTVS.LVDERVS.PATRO.NOS en drie bollen geplaatst als een / twee. Op de keerzijde het omschrift MONETA.NOVA. ARGE.I.B.BA en opnieuw drie bollen geplaatst als een / twee.
Als type B de onder Delmonte 786 beschreven munt. Deze heeft als omschrift op de voorzijde SANCTVS.LVDERVS.PATRONVS. NOSTER. en op de keerzijde DENARIVS.NOVVS.DOM.IN.B drie bollen geplaatst als een / twee. Door de auteur werden van dit type twee exemplaren gelokaliseerd, een in de Nationale Numismatische Collectie en een tweede in een particuliere verzameling.
Literatuur: Hanfried Bendig, Dirk Iden Kruitkremer. Ein Falschmünzer im Emden und Jever; Das Geheimnis der Taler mit Karl dem Grossen und den Heiligen Ludger, in Jaarboek Munt- en Penningkunde 98, Amsterdam 2011. A. Delmonte, De zilveren Benelux, Amsterdam 1967. Franz Becks redactie en uitvoering, Lugerus-Dom Billerbeck – Sterbekaplle, Billerbeck 1997. Rudolf Luger Schütz redactie en uitvoering, St. Liudger. Zeuge des Glaubens. Apostel der Friesen und Sachsen. Gedenkschrift zur Erinnerung an die Geburt des Heiligen vor 1250 (742-1992), EssenWerden 1992. 805: Liudger wird Bischof. Spuren eines Heilingen zwischen York, Rome und Münster, folder bij de tentoonstelling 12 maart tot 11 september 2005 in het Stadtmuseum Münster.
Filakrant eenmalig per post ontvangen: Toezending van Filakrant (ook in grotere aantallen) is alleen mogelijk bij vooruitbetaling van de geldende portokosten.
Hiervan bestaat een variant met het omschrift SANCTVS. LVDERVS.PATR.NOS twee boven elkaar geplaatste bollen. Op de keerzijde het omschrift MONETA.NOVA.ARGEN.I.B.BA.
Als variant C beschrijft de auteur een exemplaar met een gebogen in plaats van een rechte kroon. Op de voorzijde het omschrift SANCTVS.LVDERVS.PATRONVS.NOS drie bollen geplaatst als een /twee. Op de keerzijde het omschrift MONETA. NOVA.ARGEN.I.B.BA.
Neem van te voren even contact op met de V.O.V.V. via telefoon nr.: 055-3558600 of per e-mail organisatie@eindejaarsbeurs.nl. Betaling op bankrekeningnummer: NL48 RABO 039.31.20.112 t.v.n. V.O.V.V. Apeldoorn. Ondervermelding van Naam, Adres, Postcode en Woonplaats.
FILAKRANT 2016
37
Bankbiljetten en postzegels Door: John Laureijsen
W
aarschijnlijk zal er eeuwig een discussie zijn of het verzamelen van bankbiljetten, of van postzegels leuker is. Je hoeft echter niet te kiezen, in de loop der jaren zijn er namelijk een aantal combinaties van bankbiljetten en postzegels uitgebracht. Ik zal een aantal varianties beschrijven. Gezien mijn eigen expertise en verzamelgebied wil ik me beperken tot Europe, al zijn er ook van de USA en het verre oosten diverse voorbeelden te vinden.
1. Postzegels als bankbiljetten Vanwege het feit dat de postzegels zo herkenbaar waren werd in 1915 in het tsaristische Rusland een serie bankbiljetten (Rusland P16-P23) in omloop gebracht die het formaat en uiterlijk van een postzegel hadden. Op de keerzijde werd de tsaristische adelaar geprint en een tekst die zei dat de biljetten als zilveren of koperen munten moesten worden geaccepteerd.
Rusland P16-P23 (+de keerzijde van P20) Nadat de provisionele regering in 1917 de macht had overgenomen werden de drie kleinste waarden nogmaals uitgebracht (Rusland P32-P34) maar met een gewijzigde keerzijde: de tsarenkroon was verwijderd.
Tsjecho-Slowakije, 500 Korun 1945 (P54) Tsjecho-Slowakije 20 Korun 1913 (1919, P2A), Rode 20 Haleřů zegel op Oostenrijk P14 Direct na de tweede wereldoorlog kende Hongarije een zware crisis. Om de inflatie te bestrijden werden alle bankbiljetten ongeldig verklaard. Vervolgens werden ze weer in omloop gebracht met een zegel erop. Bijvoorbeeld een biljet van 1.000 Pengő kon worden gekocht voor 750 Pengő. Doordat er gigantisch veel van deze bankbiljetten in omloop zijn gebracht zijn ze momenteel uiterst betaalbaar (vaak minder dan € 5,- per stuk). Omdat het bijna altijd gebruikte uit de omloop gehaalde biljetten waren behoren specimen van deze biljetten nu tot de meest gezochte ter wereld. De zegels zijn onder andere te vinden op de volgende Hongaarse biljetten: 1.000 Pengő 1945 met een rode zegel (P118), 10.000 Pengő 1945 met een bruine zegel ((P119, er zou ook een blauwe zegel zijn gebruikt maar volgens de Hongaarse catalogus van Laszlo zou dit een vervalsing zijn) en 100.000 Pengő 1945 met een groen zegel (P120).
Rusland P31-P33 (+de keerzijde van P33) Na de onafhankelijkheid van de Oekraïne bracht de regering in 1918 een serie postzegel-biljetten uit met de waardes 5, 10, 20, 30, 40 en 50 shahiv (Oekraïne P7 – P11) . Met ook hier de voorzijde dezelfde kleur als bestaande postzegels en de keerzijde met een tekst.
In Oost-Duitsland werden door de Russen in 1948 bankbiljetten van 1, 2, 5, 10, 20,50 en 100 Reichsmark (DDR P1- DDR P7) in omloop gebracht met een zegel om een van het westen onafhankelijke geldeenheid te creëren. De zegels waren bedrukt met het jaar 1948 en dezelfde waarde als het biljet.
DDR – 5 Duitse Oost Mark 1948 (P2A) In 1993 gingen Tsjechië en Slowakije uit elkaar. Om snel voor beide gebieden een eigen geldeenheid te maken werden bankbiljetten uit Tsjecho-Slowakije gebruikt. In Slowakije werden 5 verschillende denominaties uitgegeven (Slowakije P15 – P19) in Tsjechië slechts 3 (Tsjechie P1 – P3). Omda ze dezelfde denominaties gebruikten zijn er dus 3 verschillende varianten in omloop: Tsjechoslowakije, Tsjechië en Slowakije.
Hongarije 1.000 Pengő 1945 (P118)
Slowakije P15
Oekraïne 30 Shahiv 1918 (P9)
Hongarije 10.000 Pengő 1945 (P119)
Vanwege de schaarste aan kleingeld volgde een hele serie lokale uitgaven (o.a. Odessa en Rostov ad Don). Zelfs het Witte leger in Siberië bracht eigen postzegel-biljetten uit.
In Tsjecho-Slowakije bracht het Russische leger van 1940 eigen bankbiljetten in omloop, de aantallen hiervan zijn onbekend. Om controle over het eigen geld terug te krijgen ging de regering na de oorlog in 1945 over tot ongeldig verklaring en heruitgave van deze biljetten met een stempel.
2. Postzegels op bankbiljetten Na de eerste wereldoorlog viel het Oostenrijks-Hongaarse rijk uiteen in een aantal verschillende landen waaronder TsjechoSlowakije en Joegoslavië. Deze nieuwe landen gebruikten een hele reeks van de oude Hongaars-Oostenrijkse bankbiljetten (Oostenrijk P6, P8, P9, P12, P13, P14, P15, P19) maar gaven deze een eigen “belastingzegel”. Om het geheel nu nog veel complexer te maken kwamen er zegels voor de verschillende taalgebieden: Hongaars, Servisch, Kroatisch en Sloveens. Voor de liefhebbers zijn er daarnaast nog talloze vervalsingen in omloop.
Slowakije P19 Voorbeelden zijn 100 Korun 1945 (P51, gele zegel op Slowakije P10), 100 Korun 1945 (P52, 2e uitgave, gele zegel op Slowakije P11), 500 Korun 1945 (P54, oranje zegel op Slowakije P12).
Tsjecho-Slowakije 1.000 Korun 1985 (P98)
Tsjecho-Slowakije, 100 Korun 1945 (P52)
Tsjechië 1.000 Korun 1985(1993, P3) Joegoslavië 1.000 Kruna 1902 (1919, P10), Servische zegel op Oostenrijk P9
38
FILAKRANT 2016 3. Postzegel of bankbiljet? Als laatste variant een bijzonderheidje dat ik een aantal jaren in Deventer op de kop wist te tikken. Vanwege 100 jaar bankbiljetten in Austalië bracht de Common Wealth in 2013 twee gekoppelde pakketzegels uit waarvan de voorkant was bedrukt als een bankbiljet, de keerzijde was onbedrukt. Op de keerzijde is duidelijker te zien dat het dit biljet uit 2 pakketzegels bestond. Austalië 2013 Slowakije 1.000 Korun 1985(1993, P19)
Adverteren in filakrant 2016
Werbung machen In der Filazeitung 2016 Advertising at filanewspaper 2016 Publicité du filajournal 2016
Redactie artikelen zijn altijd welkom. Ook als ze al eens eerder geplaatst zijn.
Het meest recente voorbeeld is Transnistrië. Na het uiteenvallen van de Sovjet Unie in 1991 riep Moldavië de zelfstandigheid uit. De Russische meerderheid in de streek Transnistrië was het hier niet mee eens en verklaarde zijn eigen onafhankelijkheid. In 1994 begon men met het uitgeven van oude Russische waarden voorzien van een zegel (Transnistrië P1 – P15).
Transnistrië 20 Rubels 1961(1994, P2), zegel op Sovjet Unie P240 Veel verzamelplezier en tot snel. John Laureijsen is verzamelaar van bankbiljetten. Hij is internationaal lid van ISBN en EGMP en publiceert op regelmatige basis voor diverse bladen. Op de grotere Nederlandse en Belgische beurzen is hij te vinden onder de naam 5171ex bankbiljetten. Reacties via e-mail worden op prijs gesteld: 5171ex@Telfort.nl
Transnistrië 25 Rubels 1961(1994, P3), zegel op Sovjet Unie P234
Gebruikte documentatie (o.a.): • Pick: Standard Catalog of World Paper Money • Dr. Arnold Keller – John Sandrock in The currency collector • www.banknoten.ws
Niet geadverteerd in Filakrant? Wellicht volgende jaar. Wist u dat u ook voor kleinere beurzen kunt adverteren, zie pag. 43. Info: V.O.V.V.: 0031-55 3558600 organisatie@eindejaarsbeurs.nl
FILAKRANT 2016
39
Australian Light Horse, Beersheba,1917 Gezamenlijke uitgave Israël-Australië
O
p 10 mei 2013 werd voor deze herdenking twee postzegels uitgegeven door Israël met een waarde van NIS 2,00 en NIS 6,10 en door Australië met een waarde van A$ 0,60 en $ 2,60.
De Slag bij Beersheba 1917 (NIS 6.10 en Austr. $ 0,60)
(door Australië en Israël zijn dezelfde zegels uitgegeven, echter Australië zonder tab en de zegels van Israël met een tab) Israël en Australië zijn beide jonge landen en beide zijn gevestigd in regio’s vol met oude geschiedenis. Ondanks de grote geografische afstand tussen de twee landen, dragen zij veel gelijkaardige kenmerken: beiden werden grotendeels opgericht en ontwikkeld door immigranten die verzameld zijn uit de hele wereld, ze creëerden moderne, progressieve multiculturele samenlevingen die gezegend zijn met een overvloed aan talen, religies en tradities die behoren tot de verschillende gemeenschappen. Israël en Australië liggen beide in droge gebieden en zijn zeer succesvol geweest in het omgaan met hun gebrek aan water, veranderden woestijngebieden in een paradijs. Door innovatie en vindingrijkheid, hebben beide landen hun lokale economieën ontwikkeld en zijn wereldleiders geworden in geavanceerde hi-tech industrieën. Deze twee landen vormden 95 jaar geleden een band, zo’n 30 jaar vóór de oprichting van de staat Israël. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vochten Australische troepen met het Britse leger om Eretz [het Land] Israel te veroveren op de Ottomaanse heerschappij. Tijdens de slag van Beersheba (31 oktober 1917), wat het keerpunt in de campagne vormde, vocht de Australian Light Horse Brigade met buitengewone moed en daadkracht, waardoor het de uitkomst van de strijd bepaalde. De vriendelijke Australische soldaten werden liefdevol herdacht door bewoners van de Joodse kolonies van Eretz Israel. Warme banden werden ook gevormd met de Australische soldaten die gestationeerd waren in Eretz Israel tijdens de Tweede Wereldoorlog. Australië ondersteunde de oprichting van een Joodse staat in de historische stemming in de Verenigde Naties op 29 november 1947 en erkende de staat Israël bij de oprichting. Israël en Australië onderhouden grootschalige handelsbetrekkingen en de twee landen onderhouden nauwe diplomatieke banden, ter versterking en ter illustratie van de historische banden, die gesmeed zijn op het slagveld.
De aanval van de Light Horse tijdens de slag van Beersheba houdt een belangrijke plaats in de Australische leger traditie . De foto die op de postzegel te zien is, werd genomen tijdens een reconstructie van de strijd die werd uitgevoerd een jaar nadat Beersheba werd veroverd. Op de tab van de postzegel is te zien de ANZAC Slappe Hoed die gedragen werd door ANZAC soldaten in de Slag van Beersheba.
ANZAC = Australian and New Zealand Army Corps
De Australian Light Horse (NIS 2 en Austr. $ 2,60)
Het “Australische Soldaat Park” werd aangelegd in Beersheba in 2008 om het heldendom van de Australian Light Horsemen te markeren en ter herdenking aan de nagedachtenis van de gevallenen. In het midden van het park staat een bronzen beeld van een Australische ruiter te paard, waarmee wordt weergeven het moment waarop de ruiters de posities van het Ottomaanse leger doorbraken. Een foto van het standbeeld wordt getoond op de postzegel, tegen de achtergrond van een groep Australische Lichte Ruiters. De tab van de postzegel is voorzien van de Rijzende Zon, het ANZAC insigne op de hoed.
Gebruikte bron: Hebreeuws/Engelse vouwblad nr. 918 van de Filatelistische Dienst van de Israel Post Ltd. Wilt u meer informatie over het verzamelen van postzegels van Israël of de Joodse wereld (Judaica), dan kunt u contact opnemen via onze website ver-nip.nl Frans Pouderoyen
40
FILAKRANT 2016
Stripfiguren op Japanse postzegels door: Aimé Van Laarhoven
6. Hajime no Ippo. Hajime no Ippo (Fighting Spirit of Vechtlust) is een sport manga die handelt over boksen. De manga is bedacht en getekend door Jyoji Morikawa en in series verschenen in het magazine ‘Weekly Shonen’ vanaf 1989 en omvat 90 tanköbon. Daarnaast is de manga bewerkt tot een anime van 76 episodes onder de titel ‘Hajime no Ippo: The Fighting’. De anime werd geproduceerd door ‘Madhouse’, ‘the Nippon TV Network’ en ‘VAP’ onder regie van ‘Satoshi Nishimura’ en uitgezonden door Nippon TV Network van oktober 2000 tot maart 2002. In september 2008 werd aangekondigd in het magazine ‘Weekly Shonen’ dat er een vervolg komt op het eerste deel onder de titel ‘Hajime no Ippo: New Challenger. De uitzendingen zijn gestart op 6 januari 2009. Ippo Makunochi is een zeer verlegen middelbare scholier die nooit de tijd nam om vrienden te maken want hij was altijd bezig met zijn moeder te helpen in hun eigen visserijbedrijf. Omdat hij op school zo in zichzelf leefde werd hij door een groepje jongeren onder leiding van Umezawa vaak gepest. Op een bepaalde dag besloten die pestkoppen hem eens een flinke rammeling te geven. Hij werd hierbij ernstig gewond. Een professionele bokser van de middenklasse passeerde toevallig en kwam tussenbeide en verdreef de pestkoppen. Hij nam Ippo mee naar de ‘Kamogawa Gym School’, eigendom van de gepensioneerde bokser ‘Genji Kamogawa’, om zijn wonden te verzorgen.
Ippo werd wakker door het geluid van een aantal boksers in opleiding onder leiding van zijn reddende engel ‘Mamoru Takamura’. Om Ippo wat op te vrolijken en om zijn frustraties wat af te kunnen reageren lieten ze hem met een paar bokshandschoenen aan op een zandzak kloppen. Het was toen dat ze ontdekten dat Ippo een geboren bokserstalent was. Na deze eerste ontmoeting begint Ippo aan een boksopleiding en gaat regelmatig trainen. Hierdoor verandert zijn leven totaal. Dit was het begin van een professionele bokscarrière van Ippo. Het verhaal richt zich zeer sterk op de karakter ontwikkeling, ook gedurende de wedstrijden leren we de boksers beter kennen. In het eerste deel van de serie maken we nader kennis met Ippo en zijn vriendelijke rivaliteit met Miyata, een bokser uit de zelfde jeugd categorie als Ippo. Daarna volgen we de wijzigingen in Ippo op weg naar het Japanse vedergewicht kampioenschap en ten slotte naar het wereldkampioenschap. Onderweg krijgen we een glimp in het verleden van de andere personages, hun motivatie, hun relaties met de andere boksers en een beeld van de huidige trainingen en proeven. Een kleurrijke cast van personages en tegenstanders die het pad van onze bokskampioen kruisen. Op het eerste zicht zou je zeggen dat ‘Hajime no Ippo’ een standaard sport manga is, maar als je dieper op het verhaal ingaat merk je toch wat kleine verschillen. Zo zie je hier duidelijk hoe de personages met elkaar omgaan. Dit maakt de manga een stuk realistischer. Het is dit onderscheid dat de manga ‘Hajime no Ippo’ echt uniek maakt. Morikawa Jyoji is een Japanse mangaka aangesloten bij de uitgeverij Kodansha. Als schuilnaam gebruikte hij vaak de voornaam ‘George’. Hij werd geboren op 17 januari 1966 in Tokyo en is afgestudeerd aan de Matsubushi
Hogeschool (Matsubushi Koutou Gakkou) in Saitama. Hij is vooral bekend geworden met zijn manga ‘Hajime no Ippo’, waarvoor hij in 1991 de ‘Kodansha Manga Award’ kreeg. Hij is ook eigenaar van de bokssportschool ‘JB Sports Gym’ waar hij vroeger ook regelmatig optrad als ‘sparring partner’ voor zijn boksers. In de tijd van zijn basisschool las hij vaak de werken van mangaka ‘Chiba Tetsuya’ en dit bracht bij hem de gedachte om later ook mangaka te worden. In de middelbare school was hij vaak betrokken bij vechtpartijen. Hiervoor kreeg hij zelfs een week schorsing. Aan de andere kant was hij ook verkozen lid van de studentenraad. Tijdens zijn middelbare studies bracht hij zijn debuut manga ‘Silhouette Night’ uit. Echter, al zijn latere werken werden de een na de ander geannuleerd voor hun voltooiing. De redactie liet hem echter niet vallen en hij kreeg steeds een nieuwe kans. Omdat hij al een vrouw en kind had waren dit zware tijden voor hem. Morikawa besloot om nog één keer een serie op te zetten en als deze ook faalde zou hij het opgeven om een mangaka te worden. Dus voor zijn laatste poging besloot hij een manga te maken over zijn favoriete sport: ‘Het Boksen’. Gestart in 1989, en nog steeds worden nieuwe afleveringen aangeboden, werd ‘Hajime no Ippo’ een grote hit en is nog steeds het vlaggenschip van het magazine ‘Weekly Shonen’. 7. Kindaichi Case File. Kindaichi Shõnen no Jikenbo. (Kindaichi Case Files) is een Japanse manga serie die handelt over misdaad avonturen die opgelost worden door een student van de middelbare school, ‘Hajime Kindaichi’. Hij is de kleinzoon van de beroemde fictieve privé detective ‘Kosuke Kindaichi’. De verhalen worden geschreven door ‘Yozaburo Kanari’ of Seimaru Amagi’ en geïllustreerd door ‘Fumiya Satõ’. De ‘Kindaichi’ serie werd voor het eerst gepubliceerd in 1992 in het manga magazine ‘Weekly Shonen’. Het was een van de eerste manga’s die handelde over mysterieuze misdaadavonturen. Een vervolg kwam er in 2004, maar niet op regelmatige basis. ‘Kindaichi’ is ook aangepast als een anime TV serie met 148 afleveringen door ‘Toei Animation’ De verzamelde verhalen zijn gepubliceerd in het Engels door ‘Tokyopop’ onder de titel ‘The Kindaichi Case Files’. De ‘Kindaichi mysteries’ zijn in feite detective romanverhalen met (meestal meerdere) gruwelijke moorden, vaak met een bovennatuurlijk tintje. Het zijn schijnbaar ‘onmogelijke’ misdaden, zoals een moord die zich voordoet wanneer alle overlevende verdachten een waterdicht alibi hebben. Een opvallend onderscheid in ‘Kindaichi Shonen no Jikenbo’ is dat de moordenaars nooit worden afgebeeld als psychopathische moordenaars en dat de moorden nooit gepleegd worden om financiële redenen alleen. De geïdentificeerde moordenaars hebben allen diep gewortelde problemen, vaak met grote emotionele trauma’s door hebzucht of onnadenkendheid van anderen, als redenen voor het plegen van de moord. Dus de moordenaars worden vaak afgeschilderd als sympathieke figuren in plaats van als kille, berekende personen zoals in vele misdaad verhalen.
De anime aanpassing van de originele manga serie is geproduceerd door ‘Toei Animation’ en geregisseerd door ‘Daisuke Nishio. De serie is uitgezonden door Nippon Television tussen 7
april 1997 en 1 september 2000 in een reeks van 148 episoden. Om de 10de verjaardag van het begin van de uitzendingen te vieren is op 6 april 2007 een DVD verzamelbox verschenen van de vroeger uitgezonden anime series. Deze realisatie is van Warner Home Video. In Japan zijn er 56 volumes verschenen waarin meer dan 30 verhalen beschreven werden. Samen zijn er meer dan 60 miljoen exemplaren verkocht waardoor de reeks een van de best verkopende manga’s is van de jaren 1990. Met ingang van 4 november 2008 zijn er 18 volumes gepubliceerd in Noord Amerika. Nieuwe lezers wordt aanbevolen om de volumes in volgorde te lezen daar latere verhalen dikwijls verwijzen naar personages uit vorige reeksen of bepaalde werkmethodes die eerder werden toegepast. De belangrijkste personages uit de manga zijn: Hajime Kindaichi is een student aan de hoge school. Hij is ongemotiveerd, lui en een beetje ontuchtig en dit tot grote ergernis van zijn jeugdvriendin ‘Miyuki Nanase. Kindaichi heeft een IQ van 180, maar er zijn slechts weinig mensen die zijn grote intelligentie en deductieve capaciteiten zien. Deze laatste erfde hij van zijn grootvader Kousuke Kindaichi, eens een beroemde privé detective die de bijnaam ‘De Japanse Columbo’ kreeg. Zijn slotzin is altijd: ‘Dit mysterie is opgelost!’, met de vermelding dat alle lezers nu in het bezit zijn van alle feiten die nodig zijn om de methode en de identiteit van de moordenaar correct te kunnen afleiden. Ondanks zijn onhandigheid en talloze andere gebreken is hij een trouwe vriend en een eerste klas detective. Miyuke Nanase is de jeugdvriendin en medestudent van Kindaichi. Ze wonen naast elkaar. Vele vragen zich af waarom een model studente zoals Miyuki bevriend is met een treuzelaar als Hajime. Diep van binnen voelt Miyuki dat Hajime helemaal geen idioot is. Ze lijken verliefd te zijn op elkaar maar geen van beide heeft dit ooit uitgesproken. Fumiya Sato is een vrouwelijke mangaka. Ze werd geboren op 22 december 1965 in Omiya, Saitama in Japan. Ze is vooral bekend geworden met haar manga ‘Kindaichi Shonen no Jikenbo’ (Kindaichi Case Files) en het vervolg hierop ‘Detective School Q’. In 1995 ontving ze de ‘Kodansha Manga Award’ voor haar manga ‘Kindaichi Shonen no Jikenbo’ 8. Great Teacher Onizuka. Great Teacher Onizuka (officieel afgekort als GTO) is een Japanse manga geschreven en geïllustreerd door Tohru Fujisawa. De manga is in series verschenen in het magazine ‘Weekly Shõnen’ van mei 1997 tot april 2002. Het verhaal vertelt de belevenissen van een ‘ex-bosozoku’ (*) lid Eikichi Onizuka die leraar werd aan de privé hogeschool ‘Holy Forest Academy’ in Tokyo. De manga won in 1998 de ‘Kodansha Award’ en is een voortzetting van twee andere manga’s van Tohru Fujisawa, nl. ‘Shonan Junai Gumi’ en ‘Bad Company’. Beide manga’s zijn gericht op het leven van Onizuka voordat hij leraar werd. Met ingang van juni 2009 werd in ‘Weekly Shonen’ een vervolg op de GTO manga uitgebracht onder de titel: ‘Shonan 14 days’.
Vanwege de populariteit van de manga zijn diverse aanpassingen van GTO gemaakt. Deze aanpassingen omvatten een televisiedrama van twaalf afleveringen in de periode juli-september
Deel 9 1998, een film uitgebracht in 1999 onder regie van Masayuki Suzuki en een anime TV serie van 43 afleveringen. Naaktheid, geweld en perversie werden afgezwakt voor de anime. Deze is uitgezonden door Fuji Television en Animax van juni 1999 tot september 2000. Zowel de anime als de manga zijn vanaf eind augustus 2009 eveneens beschikbaar gesteld in Noord Amerika door Tokyopop. Eikichi Onizuka is een 22 jarig ex bendelid en nog steeds maagd. Tijdens het shoppen van een aantal tienermeisjes in een winkelcentrum ontmoet hij een meisje en maakt met haar een afspraakje om uit te gaan. Onizuka wil graag met haar seks hebben en trekt met haar naar een ‘love hotel’. Net op dat moment komen ze haar huidige vriend tegen die haar smeekt om bij hem terug te keren. Deze vriend, een leraar, is wat ouder en onaantrekkelijk, maar hij heeft voldoende invloed op haar om haar te overtuigen. Ze keert terug naar hem en stort zich in zijn armen. Onizuka ervaart nu wat de macht van een leraar over meisjes is en besluit om zelf ook leraar te worden. In zijn zoektocht ontdekt hij enkele belangrijke dingen: - Hij heeft een geweten en een sterk gevoel voor moraal. Dit betekent niet profiteren van gevoelige schoolmeisjes maar ze zijn wel het aanknopingspunt voor hun aantrekkelijke moeders. - Hij geniet van het onderwijs en de meeste tijd leert hij levenslessen in plaats van het routine schoolwerk. - Hij haat de systemen van het traditionele onderwijs. Zeker wanneer ze gegroeid zijn uit onwetendheid en neerbuigend kijken op de studenten en hun behoeften. Met deze dingen voor ogen besluit hij om de beste leraar ooit te worden. Met zijn eigen filosofie en vermogen wil hij alles doen wat in zijn macht ligt om dit te bereiken. Hij wordt aangenomen in een particuliere school en komt voor een klas te staan die hun vroegere leraar een zenuwinzinking bezorgden en hem tot zelfmoord hebben gedreven. Hij begint aan een missie van zelfontdekking door elke student te helpen om zijn problemen te overwinnen en te leren ‘echt’ te genieten van het leven. (*) Bosozoku is een Japanse subcultuur geassocieerd met motorclubs en motorbendes. Ze werden voor het eerst opgemerkt in de jaren 1950 toen de Japanse motor industrie een snelle uitbreiding nam. Het begrip ‘bosozoku’ wordt ook toegepast op bendes die onderdelen van hun motoren wijzigen (vaak illegaal) zoals het gedeeltelijk verwijderen van de uitlaatdemper zodat meer lawaai geproduceerd wordt. Vele ‘bosozoku’ groepen gingen zich ook gevaarlijk gedragen en roekeloos rijden in het verkeer. Het niet dragen van motorhelmen en het negeren van rode verkeerslichten waren schering en inslag evenals snelheidsovertredingen. Het was hen vooral te doen om de sensatie en de kick. Tohru Fujisawa (geboren in 1967) is een Japanse mangaka die regelmatig gepubliceerd heeft in het magazine ‘Weekly Shonen’ sinds de late jaren 1980. Zijn harde actie manga ‘Shonan Junai Gumi’ (1990-1996) handelt over het legendarische duo motorrijders: Eikichi en Ryuuji. De manga vertelt hun leven en hun voortdurende strijd om jonge meisjes van hun maagdelijkheid te beroven. Om dit te doen, besluiten ze te poseren als modieuze, mooie jongens. Eén van de belangrijkste figuren, Eikichi, speelde later de hoofdrol in zijn meest bekende manga: ‘Great Teacher Onizuka’. Hierin probeert de voormalige motorrijder om een grote leraar te worden. Andere belangrijke manga’s door Fujisawa zijn ‘Rose Hip Rose’, ‘Rose Hip Zero’ en ‘Tokko’.
FILAKRANT 2016 9. Rave Master. Rave master, ook bekend als ‘Groove Adventure: RAVE’ in Japan, is een manga geschreven en geïllustreerd door Hiro Mashima. De fantasie manga werd gepubliceerd in series vanaf juli 1999 tot juli 2005 in het magazine ‘Weekly Shonen’en liep over 296 episoden. Door de uitgeverij Kodansha is de manga uitgegeven in vijfendertig ‘tankobon’ (verzamelde bundels). De serie werd aangepast in een anime met eenenvijftig afleveringen door ‘Studio Deen’ en liep op TBS-TV van 13 oktober 2001 tot 28 september 2002. Deze anime serie is gebaseerd op de eerste twaalf delen van de manga serie. Een Engels nagesynchroniseerde versie verscheen in première op Cartoon Network in de VS op 5 juni 2004. Rave Master was ook een van de eerste manga die in het Spaans werden uitgebracht. (door: Public Square Books) In het jaar 0015, vijftig jaar voordat het verhaal begint, werd de wereld beheerst door ‘Dark Bring’ stenen die een ongelooflijke kracht schonken aan de bezitters ervan. Deze ‘Dark Bring’ stenen werden gebruikt door het ‘Raregroove Koningrijk’ en het ‘Symphonia Koningrijk’ in hun onderlinge oorlog om de ‘Holy Bring’ steen te bemachtigen. ‘Shiba’, de eerste RAVE Meester, probeerde ‘Sinclaire’ te vernietigen met zijn ‘Decaforce’ zwaard. ‘Sinclaire’ wordt beschouwd als de moeder van al de ‘Dark Bring’ stenen. In de nasleep van deze poging ontstaat een enorme explosie, bekend als de ‘Overdrive’, die één tiende van de toen bekende wereld
vernietigde. Shiba zelf werd tegen de explosie beschermd door ‘Plue’, een ‘hond’ met een bijzonder beschermende functie. ‘Plue’ werd weggeslingerd en de resterende stukken van RAVE liggen nu verspreid over nagenoeg de hele wereld…Shiba beschikt alleen nog over zijn zwaard ‘Decaforce’...
Vijftig jaar later wordt ‘Plue’ per toeval opgevist door ‘Haru Glory’, een tiener die leeft op het rustige eiland ‘Garage’. Verschillende gebeurtenissen volgen elkaar nu op. Er is de aankomst van Shiba op het eiland, zijn eis om ‘Plue’ terug in zijn bezit te krijgen en de verschijning van de mysterieuze organisatie ‘Demon Card’. De leden van de ‘Demon Card’ beschikken over de krachten van de ‘Dark Bring’ stenen en hebben tot doel de wereld opnieuw te overheersen. Haru geraakt verwikkeld in een gevecht met één van de ‘Demon Card’ leden. Shiba ontdekt dat hij opnieuw RAVE Meester kan worden door gebruik te maken van ‘Plue’, zijn zwaard ‘Decaforce’ en de hulp van ‘Haru’. Het avontuur kan nu beginnen met het opzoek gaan naar
alle onderdelen van RAVE om zo de wereld van de ondergang te redden. Hiro Mashima is een Japanse mangaka. Hij is geboren op 3 mei 1977 in Nagona, Japan. Zijn meest bekende fantasie manga is: Grove Adventure Rave, gepubliceerd in Weekly Shonen van 1999 tot 2005. In 2003 verzamelde hij enkele van zijn ‘one-shot’ titels in twee delen: ‘Mashima-en’ Volume 1 & 2. Die verhalen omvatten onder andere ‘Cocona Xmas Hearts’ en ‘Fairy Tail’ (sprookje), een soort prototype voor zijn laatste werk. In 2006 begon hij aan zijn huidige lopende serie, een andere fantasie manga, genaamd ‘Fairy Tail’. Deze manga verschijnt eveneens in Weekly Shonen. Deze manga is eveneens aangepast in een anime en uitgezonden op Tokyo TV sinds oktober 2009. In datzelfde jaar publiceerde hij ook zijn one-shot manga: ‘Monster Soul’ (Monster Ziel). 10. Daiya no Ace. (Diamanten Aas) Daiya no Ace (Diamond’s Ace) is een sport manga die gaat over honkbal (baseball). De manga is geschreven en geïllustreed door Yuji Teradjima. De manga is in series verschenen in het magazine ‘Weekly Shonen’ sinds 2006. In 2008 heeft ‘Daiya no Ace’ de ‘Shogakukan Manga Award’ gekregen in de categorie Shonen. Het is een manga over middelbare schoolbaseball. Het hoofdpersonage is een student die in het baseball team van de plaatselijke school speelt als ‘pitcher’ (werper). Toevallig komt hij
Stripfiguren op Japanse postzegels
41
in een spel tegenover een uitstekende ‘catcher’ (vanger) te staan van een school met een elite baseball team. Hij besluit om zijn school te verlaten en te gaan studeren in de school van het elite team. We volgen zijn belevenissen om uiteindelijk in dat elite team te geraken…
Yui Teradjima is een Japanse mangaka. Hij werd geboren op 10 mei 1974 in Manno in de Kagawa prefectuur. Teradjima werkte eerst als assistent onder ‘Rando Ayamine’. Samen met collega assistent ‘Atsushi Okuba’ tekende hij toen de manga ‘Get Backers’. Hij is vooral bekend geworden met zijn baseball manga ‘Daiya no Ace’ waarvoor hij in 2008 de ‘Shogakukan Manga Award’ mocht ontvangen. Wordt vervolgd Bronnen: Japanse Post: www.post.japanpost.jp/… Gigazine: http://en.gigazine.net/… Anime News Network: http://animenewsnetwork. com/… Wikipedia
Deel 10
door: Aimé Van Laarhoven ‘Crusher Joe’ terwijl hij nog student was aan de Keio Universiteit. Kort daarna ging hij werken als animator bij ‘Studio Nue’.
Hij heeft een aantal verhalen gepubliceerd in de manga serie bloemlezing ‘Petit Apple Pie’. In 1996 won hij de ‘Shogakukan Manga Award’ als auteur van de manga’s ‘Gallery Fake’ en ‘Tarõ’.
O
m de vijftigste verjaardag te gedenken van een van de belangrijkste strip magazines van Japan, ‘Wekelijkse Shonen Zondag’, heeft de Japanse post een vierde velletje van 10 zegels van 80 yen uitgegeven met de afbeelding van stripfiguren die in dit magazine hun avonturen beleefden. Op 22 mei 2009 werd dit vierde velletje uitgegeven (naast een derde velletje eveneens op 22 mei en na de twee velletjes op 17 maart 2009). Naast de zegel is in het velletje ook de frontpagina van een van de series uit het magazine weergegeven. Onderstaande figuur geeft een afdruk van de folder waarmee het velletje werd aangekondigd.
1. Gu Gu Ganmo. Gu Gu Ganmo is een ‘Shonen’ manga gemaakt door Fujihiko Hosono. Hij is oorspronkelijk verschenen in series tussen 1982 en 1985 in het magazine ‘Shonen zondag’. Door de uitgeverij Shogakukan zijn de series gebundeld in 12 gebonden tankobon delen. De serie treedt in de voetsporen van de manga’s ‘Doraemon’ en ‘Obake no Q-Taro’. De vreemde figuur Ganmo, hij lijkt op een paar sportschoenen met een grote kippenkop er op, helpt zijn menselijke vriend, Hanpeita, om het oplossen van allerlei problemen en komische situaties. De serie volgt de grappen en grollen van het duo en komt zo in het centrum van al het komisch onheil te staan. In feite is Gu Gu Ganmo zeer populair bij het nostalgische Japanse publiek. Het huisdier van Hanpeita, een vogel, is op een morgen ontsnapt
en weggevlogen. Om hem te troosten geeft zijn zus hem een enorm ei dat ze gevonden heeft op straat. Ze besluiten dit ei uit te broeden. Uit het ei komt een gigantisch rood buitenaards wezen, Ganmo, te voorschijn. Vanaf dat moment is hij niet meer weg te denken bij de Hanpeita familie. Er volgen nu een reeks kwellingen voor de familie: Ganmo neemt op de meest ongepaste tijden langdurig gebruik van de badkamer, als hij slaapt durft hij zeer luid te snurken, hij valt op straat de meisjes lastig en hangt graag rond in de buurt van pestkoppen… Het is misschien niet bijzonder fantasierijk maar Ganmo heeft met zijn humor een breed publiek gevonden in Japan. Fujihiko Hosone is een Japanse manga kunstenaar. Hij werd geboren op 2 december 1959 in Ota, Tokyo. In 1979 maakte hij zijn debuut met
2. Major. Major is een sport manga van Takuya Mitsuda. Het is in series verschenen in het magazine ‘Shonen Zondag’ en tot op heden verzameld in 71 tankobon volumes. In 1996 ontving de manga de ‘Shogakukan Manga Award’ voor ‘Shonen’. De manga is aangepast als een anime serie geproduceerd door NHK en Studio Hibari. De eerste aflevering werd uitgezonden op 13 november 2004. Een zesde seizoen is gestart in april 2010. Er is eveneens een geanimeerde film uitgebracht op 13 december 2008. Het verhaal van ‘Major’ volgt het leven van Goro Honda, van kleuterschool tot professionele honkbalspeler, het zoeken naar en het overwinnen van de enorme uitdagingen die hiermee gepaard gaan. Goro’s vader, Shigehanu Honda, was een professionele ‘werper’ in grote en kleinere teams van de NPB (Nationale Japanse Honkbal Competitie). Goro kijkt op naar zijn vader en wil zelf ook een profhonkballer worden. Naast zijn vader zijn er nog twee mensen belangrijk in het leven van Gorro. De eerste is Momoko, zij is de lerares van de kleuterschool en de tweede is Toshiya. Hij is een kind van de buren en heeft dezelfde leeftijd als Goro. Met hem zet Goro zijn eerste passen in het honkbalspel. Vader en zoon krijgen een zware klap te ver-
werken als blijkt dat door een blessure aan de arm de carrière van Shigehanu als ‘werper’ ten einde is. Wat moet er nu met hem gebeuren? Want honkbal en zijn zoon zijn het enige op aarde waarvoor hij leeft. Op advies van één van zijn vrienden laat hij zich met succes omscholen tot ‘slagman’ in het team. Temidden van al deze onrust wordt Momoko dieper en dieper in het familie leven van de Honda’s betrokken. Omdat zijn vrouw drie jaar geleden overleden is wordt Momoko de verloofde van vader Honda. Tijdens een match krijgt Honda per ongeluk een harde bal tegen het hoofd en sterft de volgende ochtend ten gevolge van interne bloedingen in de schedel. Zijn zoon en verloofde blijven met gebroken harten achter…
We doorlopen dan met Goro de verschillende jeugd afdelingen van het Japanse honkbal waarin hij samen met Toshiya tot belangrijke spelers uitgroeien. Omdat ze echter naar een andere hogeschool gaan worden ze concurrenten maar zonder hun vriendschap te verliezen. Uiteindelijk wordt Goro, evenals zijn vader, een professionele honkbalspeler. Hij is zo succesvol dat hij ook gedurende een langere periode ingehuurd wordt in de Amerikaanse teams. Takuya Mitsuda is een Japanse mangaka. Hij werd geboren op 17 juni 1965 in Fukuyama City in de Hiroshima prefectuur. Mitsuda debuteerde in 1982 als manga artiest met ‘Banyu’. Hiervoor ontving hij de meteen de ‘Shogakukan Nieuwkomers Award’. Hij publiceerde zijn werken voornamelijk in het magazine ‘Shonen Zondag’. Hij is vooral bekend geworden met zijn langlopende sport manga ‘Major’.
Vervolg op pagina 43
42
FILAKRANT 2016
Komt u ook eens kennismaken op de Apeldoornse postzegelen&muntenbeurs. Tegen inlevering van deze bon ontvangt u een GRATIS KOP KOFFIE op 17 januari of 21 februari 2015 Zie meer info op pagina: ???
Posthistorie Nederland zie webwinkel
www.willempasterkamp.nl In de webwinkel vindt u een ruim assortiment van vele duizenden poststukken en postale formulieren betreffende PosthistorieNederland. Eveneens een groot aantal Staatsbladen, welke te maken hebben met posterijen of vervoer.
FILAKRANT 2016 3. Mobile Police Patlabor. Patlabor is een samenstelling van de woorden ‘Patrouille’ en ‘Labor’. De manga en anime ‘Mobile Police Patlabor’ (Kido Keisatsu Patoreiba) zijn gemaakt door de groep ‘Headgear’ bestaande uit directeur Mamoru Oshii, schrijver Kazunori Ito, ‘mecha’ (*) designer Yutaba Izubuchi, karakter designer Akemi Takada en manga tekenaar Masami Yüki. Naast de populaire manga en twee OVA series zijn er drie langspeelfilms gemaakt, een TV serie en een korte compilatie film. De serie is aangepast in videospelletjes en kent een breed gamma van in licentie gegeven speelgoed. Het verhaal speelt zich af in, wat op het moment van introductie (1988), men de nabije toekomst (1998 – 2002) kan noemen. Een aantal robots, ‘Labors’ genaamd zijn werkzaam in grote bouwwerken. Ook de ‘Tokyo Metropolitan Police’ heeft zijn eigen vloot van ‘Patlabors’ om criminelen en misdaden met ‘Labors’ te bestrijden. In het verhaal worden de acties gevolgd van ‘Speciale Voertuigen’ Afdeling 2, Unit 2, waarin een jonge vrouw, als piloot van een ‘Patlabor’, de hoofdrol speelt. Maar alle personen uit de Afdeling 2 worden in het verhaal betrokken.
(*) De term ‘MECHA’ wordt vaak gebruikt in sciencefiction, videogames, anime en manga of andere genres met een sterk fantasierijk of futuristisch element. Het is een breed gamma van lopende voertuigen die bestuurd en gecontroleerd worden door een piloot. ‘Mecha’ zijn over het algemeen, hoewel niet noodzakelijk, tweevoetige apparaten, met armen, handen en vingers met de mogelijkheid om objecten te grijpen. Een ‘mecha’ dat de vorm van een menselijk lichaam benadert maakt gebruik van vechtsporten, zwaardkunst bewegingen en ceremoniële handelingen zoals groeten en andere menselijke maniertjes die niet kunnen uitgevoerd worden met behulp van een vliegtuig of tank. In de meeste fictie verhalen waarin ze verschijnen zijn
‘mecha’ oorlogsmachines, in wezen gepantserde gevechtsvoertuigen met benen in de plaats van loopvlakken of wielen. Sommige verhalen, zoals in de manga ‘Patlabor’ omvatten ook ‘mecha’ die gebruikt worden voor civiele doeleinden zoals zware bouwwerkzaamheden, politie functies of brandbestrijding. In andere verhalen is ‘mecha’ een onderdeel van een geïntegreerde militaire kracht en vechten ze ondersteund door tanks, jachtvliegtuigen en infanterie. Ze functioneren als het ware als een mechanische cavalerie. Ze dragen een grote verscheidenheid van bewapening en kunnen gebruikmakend van hun armen en handen op dezelfde wijze functioneren als een persoon maar dan wel op een veel grotere veelzijdigheid en op grotere schaal. 4. Flame of Recca. (Vlam van Recca) Flame of Recca (Rekka no Hono) is een manga serie bedacht en getekend door Nobuyuki Anzai. De manga werd aangepast in een anime van 42 afleveringen door Studio Pierrot. De manga werd gepubliceerd in het magazine ‘Shonen Zondag’ van 18 oktober 1995 tot 18 april 2002 met in totaal 329 hoofdstukken. Hiervan zijn 33 ‘tanköbon’ volumes samengesteld door Shogakukan. De licentie voor de Engelse versie, van zowel de manga als de anime, is in handen van Viz Media. Het verhaal is ook aangepast in twee videospellen: ‘Flame of Recca’ voor de Game Boy Advance en ‘Flame of Recca, Final Burning’ voor de Playstation 2. Flame of Recca volgt het verhaal van een tiener genaamd Recca Hanabishi. Hij is geïnteresseerd in alles wat te maken heeft met ‘ninja’ en beweert er zelf ook één te zijn. Hij krijgt vaak ruzie omdat hij publiekelijk bekend gemaakt heeft dat de persoon die er in slaagt om hem te verslaan levenslang zijn diensten krijgt als trouwe ninja.
Ondanks dit belooft hij uiteindelijk zijn loyaliteit en diensten als ninja aan Yanagi Sakoshita, een
meisje met de aangeboren mogelijkheid om elke wonde te helen, vanwege haar goedheid en barmhartigheid. Recca ontdekt dat hij het vermogen heeft om vlammen te manipuleren en in feite de zesde generatie zoon is van een ninja-clanleider van ongeveer 400 jaar voordat de manga begint. Deze ninja’s gebruikten mystieke voorwerpen ‘madögu’ genaamd. Deze madögu verleenden aan hun gebruikers speciale vaardigheden om bepaalde elementen, zoals de wind, fysieke kracht en vuur, te beheersen en te versterken. 400 jaar geleden werd de ninja-clan bijna uitgeroeid door Oda Nobunaga met het oog op het verwerven van deze wapens. Ene Koran Mori is nu op zoek naar de madögu dat hem het eeuwige leven zou verlenen. Recca en zijn vrienden raken verstrikt in de zoektocht van Mori naar het eeuwige leven als hij pogingen doet om Yanagi te ontvoeren. Hij gelooft namelijk dat haar genezende krachten hem zullen helpen de onsterfelijkheid te bereiken. Dit leidt hen naar een toernooi waarin krijgers die met madögu kunnen omgaan elkaar bekampen. Recca en zijn teamgenoten winnen het toernooi en ontdekken zo dat Mori op weg was om de ‘Tendo Jigoku’, de madögu die de gebruiker het eeuwige leven verleent, te verwerven. Zullen ze hem nog kunnen stoppen? 5. Ushio en Tora. Ushio en Tora is een yökai manga (*) geschreven en getekend door Kazuhiro Fujita. Hij kreeg in 1992 voor zijn werk de ‘Shogakukan Manga Award voor Shönen’. Het verhaal werd aangepast tot een anime van 10 episoden die op DVD verschenen is. In de USA werd de anime uitgebracht door ADV films. Het verhaal draait om de gevechten van Ushio Aotsuki die voortdurend wordt geschaduwd en geholpen door een gigantisch, bovennatuurlijk en soms onzichtbaar monster dat op een tijger lijkt. Ushio’s familie woont als bewaker in een Japanse tempel waar 500 jaar geleden zijn samoerai voorouders streden tegen Tora, datzelfde monster. Ze konden Tora (=Japans voor tijger) niet vernietigen maar enkel tegen een rots vastpinnen met een vervloekte speer, de ‘Beest Spear’. Dit kon enkel in ruil voor de ziel van de samoerai. Per ongeluk komt Ushia in de grot waar Tora opgesloten zit. Ushia weigert de ‘Beest Spear’ te verwijderen om zo Tora te bevrijden want Tora heeft geroe-
FILAKRANT 20
16
Ja ar ga ng no .5
Verschijnt op 28 dec 2016, gelijktijdig met de 1e dag van de Eindejaarsbeurs
Wist u
dat u ook kunt adverteren? dat het leuke tarieven zijn? dat u ook redactie kunt insturen? dat de krant full color is? dat deze krant 1 jaar looptijd heeft? dat u hierover informatie kunt krijgen bij onderstaand adres?
43
pen dat het eerste wat hij zou doen als hij vrij was, was Ushio verslinden. Maar verschillende andere monsters in de tempel dwingen Ushio om Tora los te maken. Ushio houdt de ‘Beest Spear’ echter in de aanslag waardoor het monster Tora niet durft toeslaan. De serie richt zich op de relatie tussen Tora en Ushio, afgewisseld met gevechten tegen mythologische vijanden. Daarnaast zien we Tora worstelend met het moderne leven in Japan.
Het verhaal bevat ook de relaties van Ushio met twee meisjes. Vooreerst is er de warmbloedige Asako Nakamura. Zij en Ushio houden zielsveel van elkaar en laten dat op elk moment blijken. Haar vader is eigenaar van een restaurant. Daarnaast is er Mayuko Inoue. Ze is lief en vrouwelijk maar enkel een vriendin van Ushio. Ze heeft wel wat gevoelens voor Tora voor wie ze regelmatig hamburgers koopt. Het blijkt ook dat ze behoort tot het machtige geslacht van de Sjamanen. Daarom is ze in staat om bovennatuurlijke dingen te doen. Kazuhiro Fujita werd geboren op 24 mei 1964 in Asahikawa, Hokkaido, Japan. Hij is een Japanse manga kunstenaar. Hij studeerde af aan de Nihon Universiteit in Tokyo. Hij maakte zijn professionele debuut in het manga magazine ‘Shönen Zondag’ in 1989. Ushio en Tora is zijn belangrijkste werk waarvoor hij in 1992 de Shogakukan Manga Award kreeg en de Seiun Award in 1997. Een andere belangrijke manga is zijn ‘Karakuri Circus’, een verhaal vol mysterie en actie, dat gelopen heeft van 1997 tot 2006. Wordt vervolgd Bronnen: Japanse Post: www.post.japanpost.jp/… Gigazine: http://en.gigazine.net/… Anime News Network: http://animenewsnetwork. com/… Wikipedia
Kleine advertentie voor verzamelaars en/of verenigingen Filakrant biedt de mogelijkheid aan voor haar lezers om te adverteren in de volgende jaarkrant. Deze komt uit op de 1ᵉ dag van de eindejaarsbeurs 2016 op 28 december. Voor een bedrag van € 17.50 kunt u een advertentie plaatsen. Voor dit bedrag heeft u een advertentie c.q. oproep die een looptijd heeft van een jaar lang. Maximaal 300 leestekens dit is inclusief letters, cijfers, spaties, komma’s, punten. Sluitingsdatum van inleveren is 31 oktober 2016. Dit i.v.m. opmaak. Stuur uw tekst via een e-mail naar organisatie@ eindejaarsbeurs.nl. De V.O.V.V. behoud zich het recht voor om aangeboden teksten te weigeren. Betaling na toezending factuur, indien uw advertentie wordt opgenomen. Geef aan in welke rubriek u uw advertentie opgenomen wenst te zien: Aangeboden, Gevraagd, Bijeenkomsten/ Beurzen of Diversen.
V.O.V.V.- / Filakrant p/a Tienwoningenweg 53 7312 Dl Apeldoorn NL Tel: 0031-(0)55-3558600 Of stuur een mail: organisatie@eindejaarsbeurs.nl
44
FILAKRANT 2016
Rubberstempels van Aruba, Curaçao en Sint Maarten: je kunt er niet genoeg van krijgen Door: Bert van Marrewijk Van zegels naar stempels Rond de millenniumwisseling of na 10 oktober 2010 (10.10.10), toen de nieuwe indeling van het Koninkrijk der Nederlanden tot stand kwam, hielden veel filatelisten ‘De West’ als verzamelgebied voor gezien vanwege de postzegeluitgiftepolitiek van al deze gebieden. En dat is jammer. Want filatelie is veel meer dan postfrisse plaatjes op een rijtje zetten in je voordrukalbum met klemstroken. Filatelie begint waar de catalogus ophoudt! Ik liet de mooie plakplaatjes ook voor wat ze waren en ging me volledig toeleggen op stempels en andere postale aanduidingen en vignetten van de Caribische gebiedsdelen. Eindeloze variatie Wat als een noodsprong begon, ‘ontaardde’ al spoedig in een passie. Als je eenmaal in de ban bent van stempels, labels, etiketten en strookjes, opent zich een doos van Pandora. Eerst raak je er helemaal van in de war en weet je er kop noch staart aan te vinden. Maar –zoals in de Griekse sage- op het laatst ontsnapt de ‘hoop’ uit de fles en begin je weer structuren te herkennen. Om mijn verhaal een beetje overzichtelijk te houden, beperk ik me hier tot slechts één onderdeel van mijn manie: de rubberen stempels die op de drie grootste Caribische (ei)landen van ons koninkrijk tussen ca. 1950 en heden in gebruik zijn of zijn geweest. Deze stempels vertonen een enorme variatie in vorm, grootte en uitvoering. Wat de vorm betreft onderscheiden we twee hoofdtypen: rondstempels en rechthoekige stempels, die ik als blokstempel aanduid. Rondstempels komen voor in uiteenlopende formaten en hebben een of meer cirkelringen. De stempeltekst varieert van één tot vijf regels en de tekstonderdelen (eilandnaam, plaatsnaam, datum, volgnummer en eventueel een sierelement of aanvullende aanduiding) komen in allerlei verschillende volgordes voor (Afb. 1). Ook van de al dan niet omkaderde blokstempels kennen we talloze uitvoeringen (Afb. 2). Sommige stempelmodellen zijn uniek, van andere bestaan hele series, die alleen aan de hand van het volgnummer zijn te onderscheiden (Afb. 3). En om het feest helemaal compleet te maken komen we stempelafdrukken tegen in de meest uiteenlopende kleuren. Naast de gebruikelijke zwart- en grijstinten, treffen we van sommige stempeltypen ook blauwe, violette, rode, groene en zelfs bruinachtige afdrukken aan (Afb. 4).
Afb. 1. Vier typen rondstempels.
Afb. 4. Twee blokstempels Curaçao in verschillende kleuren.
Afb. 2. Twee blokstempels met en zonder kader.
Afb. 3. Twee rondstempels Curaçao uit één serie.
Afb. 5. Rondstempel gebruikt als aankomststempel.
Eigen gezicht De rubberstempels van de verschillende eilanden hebben geleidelijk een eigen gezicht gekregen. De oudere stempeltypen -tot ca. 1970- worden op alle drie de eilanden, Curaçao, Aruba en Sint Maarten, gebruikt. Maar daarna komt een periode, waarin elk eiland een eigen weg gaat. Daarom nemen we even een kijkje bij de drie gebieden. Curaçao Op Curaçao komen zowel blok- als rondstempels veel voor. In de jaren zestig van de vorige eeuw zijn tientallen rubberen rondstempels in gebruik. Het overgrote merendeel van deze stempels is enkelrings en bevat van boven naar beneden de tekstelementen CURACAO / datum / volgnummer / WILLEMSTAD. De stempels zijn niet uniform.
Afb. 6. Vier Verschillende typen vroege rondstempels van Curaçao.
Afb. 7. Blokstempels Willemstad in kader gebruikt als verzendstempel.
Afb. 9A. Klokstempel met ‘PORT PAYE’.
Afb. 8. Rondstempels Curaçao uit 1973 en 1977. Afb. 9B. Klokstempel van Willemstad. Afb. 10. Blokstempel Willemstad met en zonder kader.
Schaduwkanten Rubberstempels hebben ook schaduwkanten. De afdrukken zijn heel vaak onvolledig, slecht leesbaar en of versmeerd door vervuiling van het stempel of gebruik van inferieure inkt. Eigenlijk kun je ze alleen op volledig stuk goed verzamelen. Door het relatief grote stempelformaat passen ze niet op een enkele zegel en uitknipsels van allerlei verschillende grootte oogt niet mooi. De
meeste stempels in mijn afbeeldingen -voor zover al niet op volledig stuk afgebeeld- komen dan ook van complete stukken. Daar komen ze het best tot hun recht, omdat je ze dan ziet in combinatie met zegels, adressering en andere postale aanduidingen en vignetten (R-strookjes, administratieve aantekeningen, enz.). Heel veel van de oudere rubberstempels komen trouwens alleen als aankomst- of doorzendstempel voor en staan dan aan de achterzijde van het poststuk (Afb. 5). Die stempels uitknippen is uiteraard doodzónde om niet te zeggen een filatelistische dóódzonde.
Afb. 11. Blokstempel Curaçao met kantoornaam.
Zo variëren o.m. de stempeldiameter, het lettertype en de vorm van de datumbalk (al dan niet tot de cirkelrand doorlopend). Daarnaast zijn er enkele stempels zonder volgnummer, met een sierelement tussen eilandnaam en datum of met een andere ‘plaatsnaam’, bijv. de naar Albert Plesman, oprichter van de KLM, vernoemde luchthaven (Afb. 6). Deze rondstempels dragen alle de eilandaanduiding Curaçao bovenaan. Dat is anders bij de blokstempels in kader die in de jaren tachtig in gebruik worden genomen. Deze hebben een tekstvolgorde WILLEMSTAD / CURACAO / datum / volgnummer Ze worden vooral gebruikt als aankomststempel, maar komen ook als vertrekstempel voor, vooral maar zeker niet uitsluitend, op dienststukken (Afb. 7). In 1973 en 1977 worden twee series stempels met dubbele ring en doorsnede 32 mm in omloop gebracht, die alleen aan het jaartal achter het volgnummer te herkennen zijn (Afb. 8) Eind jaren tachtig zien we een specifiek gebruik van klokstempels. Deze stempels zijn internationaal in zwang om de aankomsttijd van spoedstukken of aangetekende post aan te geven. Op Curaçao, waar een hele serie van deze stempels voorhanden is, worden klokstempels ook als vertrekstempel gebruikt. Dat gebeurt op twee manieren. Een deel van de stempels is voorzien van de aanduiding PORT PAYE en wordt (vooral) gebruikt voor het verzenden van Dienstpost (Afb. 9A). Andere stempels dragen
FILAKRANT 2016
Sint Maarten Sint Maarten mag dan verreweg het kleinste oppervlak en inwoneraantal hebben van de ‘grote drie’ Caribische (ei)landen, dit blijkt niet uit het aantal typen rubberen stempels dat op het eiland in gebruik is geweest. Tot 1980 is de oogst nog beperkt en zien we vooral de vroege typen ronde rubberstempels met de plaatsnamen Philipsburg en Prinses Juliana Luchthaven (Afb. 19). Vanaf de jaren negentig verschijnt plotseling een stortvloed van verschillende typen blokstempels van Philipsburg en enkele van de luchthaven, nu aangeduid als Juliana Airport (Afb. 20). Daarnaast vinden we ook stempels met andere kantoornamen: Cole Bay, Madame Estate, St. Peters, Simpson Bay, Food Center en La Palapa. Van enige regie lijkt geen sprake. Alle stempels verschillen van elkaar en Engels en Nederlands wordt door en naast elkaar gebruikt (Afb. 21). Voor de verzamelaar een ware lusthof!
geen ‘port-betaald’-aanduiding maar de plaatsnaam Willemstad (Afb. 9B). Ook hier komen we weer de nodige variatie tegen, o.a. in volgorde van tekstelementen en van de tijdwijzer (open, dicht, ontbrekend); vergelijk afbeeldingen 9A en 9B. Ca. 1990 wordt de situatie nogal onoverzichtelijk. Er verschijnen veel verschillende subtypen van een blokstempel zonder of met omraming, waarin twee of meer van de aanduidingen Curaçao, Willemstad, datum en/of volgnummer voorkomen. Er zijn niet alleen verschillen in het aantal tekstelementen, maar ook in de volgorde daarvan. Bovendien varieert het formaat en het type letter (cursief of recht, met of zonder schreven). Eén type zagen we al in afbeelding 2. In Afb. 10 zijn enkele andere varianten weergegeven. Vanaf 2000 krijgt het blokstempel een standaarduitvoering met bovenaan het logo van ‘post Nederlandse Antillen’ en daaronder de eilandnaam Curaçao, de datum en de naam van de plaats of wijk waar het kantoor is gevestigd + een volgnummer. Zo zien we de naam van het hoofdkantoor (Kwartier), de binnenstad (Punda), het stadsdeel aan de overkant van de Sint Annabaai (Otrabanda) en diverse andere vestigingen verschijnen (Afb. 11). De latere veranderingen van de naam van de postorganisatie in ‘nieuwe post’ en na 10 oktober 2010 in ‘C-post international’ vinden we ook in deze blokstempels terug (Afb. 12). Aruba Aruba is de rondstempelkampioen. In de jaren zestig vinden we vooral dezelfde typen als bij Curaçao, maar nu met de plaatsnamen Oranjestad en Sint Nicolaas en de Prinses Beatrix Luchthaven (Afb. 13). In de jaren zeventig volgen afstempelingen met drie series kleine rondstempels van het type, dat ook op Curaçao is gebruikt. Alleen verschillen de jaren met die van Curaçao: (19)74, 75 en 78 (Afb. 14). Daarna gaan de stempeltypen afwijken van die op de andere eilanden. Dat komt, omdat Aruba vanaf 1986 een Status Aparte heeft en over een eigen postdienst beschikt. In de jaren negentig komt een serie tweeringstempels van 40 mm doorsnee in gebruik (Afb. 15). En midden jaren negentig wordt het stempel nog groter (Ø 47 mm; Afb. 16). Bij geen van de laatstgenoemde drie stempeltypen is te zien op welk postkantoor ze zijn gebruikt. Dit is alleen indirect af te leiden uit het op het poststuk aanwezige afzenderadres of een eventueel aantekenstrookje. In de nieuwe eeuw wordt weer een stempel van wat bescheidener omvang (Ø 34 mm) in gebruik genomen (Afb. 17). Hier is de herkomst van het stempel wel te bepalen, nl. uit het tweeledige volgnummer: P1 = Oranjestad, P2 = San Nicolas, P3 = Royal Plaza en P4 = Santa Cruz. Meer postkantoren zijn er niet. De enige serie blokstempels van Aruba stamt van kort voor de Status Aparte. De stempels dragen de plaatsnaam Oranjestad of San Nicolaas (let op de schrijfwijze!) (Afb. 18). Later ontbreekt vaak een deel van de stempeltekst (plaatsnaam, eilandnaam en/of volgnummer), mogelijk als gevolg van slijtage.
45
Afb. 12. Blokstempel Kwartier 91 van ‘nieuwe post’ en ‘C-post’
Afb. 14. Rondstempels Aruba uit 1974, 1975 en 1978. Afb. 13. Vroege rondstempels Aruba van St. Nicolaas en Prinses Beatrix Luchthaven.
Voor wie meer wil weten Over stempels van Aruba en de Nederlandse Antillen, de nieuwe ‘landen’ Curaçao en Sint Maarten en Caribisch Nederland, wordt regelmatig gepubliceerd in het ZWP Mededelingenblad (zie hieronder). In Filatelie van oktober en november 2015 staat een uitgebreide bespreking van de rubberen stempels van Aruba. Studiegroep ZWP
Afb. 16. Groot formaat enkelringstempel Aruba. Afb. 15. Tweeringstempel Aruba.
Afb. 18. Blokstempels San Nicolaas (!) en Oranjestad.
Afb. 17. Rondstempels Aruba met plaatsnaamcode.
Afb. 19. Vroege rondstempels van Sint Maarten.
Afb. 20. Drie modellen blokstempels in kader van Philipsburg.
Afb. 21. Blokstempels kleine kantoren Sint Maarten.
De Studiegroep ZWP werd in 1968 opgericht onder de naam Zuid-West Pacific. In de eerste jaren van haar bestaan lag de nadruk op de postgeschiedenis van Nederlands Nieuw-Guinea en Australazië. Twintig jaar later werd besloten de Indische archipel in zijn geheel op te nemen en nog weer later vonden de Antillen en Suriname eveneens onderdak. Inmiddels is ZWP uitgegroeid tot een bloeiende vereniging van 125 leden in binnen- en buitenland, die zich wijden aan de postale geschiedenis van ‘Tropisch Nederland en Australazië’. Jaarlijks zijn er vier reguliere bijeenkomsten met veiling. Daarnaast houden we in de maand november een clubtentoonstelling. De studiegroep geeft een eigen Mededelingenblad uit, dat minimaal twee keer per jaar op A4-formaat en geheel in kleur verschijnt in een omvang van 60-80 pagina’s en artikelen bevat over alle interessegebieden van onze leden. Ook verschijnen regelmatig losse bijlagen en boeken. Onze verzamelgebieden: Nederlands-Indië Nederlands Nieuw-Guinea inclusief UNTEA, Irian Barat, Irian Jaya en Papua Indonesië Papoea-Nieuw-Guinea Australië Nederlandse Antillen incl. Aruba, Curaçao, St. Maarten en BES-eilanden Suriname Voor nadere informatie over de activiteiten van Studiegroep ZWP kunt u zich wenden tot de secretaris: j.dijkstra50@chello.nl website: www.studiegroep-zwp.nl
46
FILAKRANT 2016
POSTZEGELS, ooit als kleinGELD gangbaar
T
oen mij werd gevraagd een artikel te schrijven voor de Filakrant heb ik moeten nadenken over een onderwerp dat interessant zou kunnen zijn voor meerdere disciplines van verzamelen. Meerdere groepen van aanwezige verzamelaars... Ik heb het gevonden. Het zogenaamde “Postzegelgeld”.
In het verleden werden in tijden van kleingeld-schaarste in diverse landen zo maar even de (geldige maar wel ongestempelde) postzegels gebruikt om als vervanging te dienen voor de munten die er niet meer waren. Deels is dit gedaan door de regering, maar grotendeels op initiatief van de commercie. Hieronder volgt een klein overzicht... Geheel zonder enige bescherming werden in 1915 in het toenmalige Koninkrijk Servië de toen geldige serie postzegels tot kleingeld verklaard. Dat waren 7 waarden van 5 t/m 50 Para. (Michel 130 etc.) Hoe die er uit gezien moeten hebben na een paar keer van eigenaar veranderd te zijn....? De meest voorkomende uitgaven die door een overheid in omloop is gebracht komt uit Rusland.. Daar hebben ze doodleuk enkele van de bestaande postzegels uit de Romanovserie niet op gewoon papier gedrukt, maar op karton. In vellen gedrukt en netjes geperforeerd als postzegels. Wel met op de kz een tekst die er op neer komt: “dit is geld”. Dit was ten tijde van de Russische tsaar: nog voor de Oktoberevolutie. Dat waren 1-2 en 3, later 10-15-20 Kopeken. Dat was 1915. Heel af en toe werden ze ook voor frankering gebruikt. Afb. 1 Er is een paar jaar later ook in de Ukraine noodgeld - wat dat was het - uitgegeven op basis van bestaande postzegels. Afb. 2 Turkije: In 1917 werden 2 waarden postzegels - 5 en 10 Para - alleen maar geplakt op stevig papier en toen pas geperforeerd tot kleingeld verklaard. Afb. 3 De volgende groep zijn de zegels die ter versteviging opgeplakt of 1 verpakt zijn om in de geldsomloop “te kunnen 2 overleven”. In het begin voorzien van puur functionele tekst. Daarbij denk ik aan enige uitgiften van Russische staten uit de tijd NA de tsaar. Maar ook de nooduitgaven van de stad Bulawayo, toen Zuid-Afrika, nu Zimbabwe zijn 3 niet meer dan postzegels geplakt op dik karton, met de op de kz een tekst en een stempel met handtekening. Afb. 4 Van hetzelfde principe zijn de uitgaven van Madagascar uit 1916, Korea en Taiwan, beide onder Japanse bezetting uit 1917 en 1918 en Cote d’ Ivoir (Ivoorkust) uit 1920. Afb. 5 Ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog in de 30-er jaren werden alle waarden post- (en belasting) zegels tot “kleingeld” door deze op bruine schijfjes dik karton te plakken. Die zijn vrij gemakkelijk te vinden. Tot
hier zijn al deze uitgaven terug te vinden in de
Wereldbankbiljetten! Dat het hier om noodgeld ging blijkt wel uit de Afb. 6 : Een pergamijnen zakje met daarin 2 postzegels van 5 Pfennig. Waarop een handelaar uit Fulda (Duitsland) uitlegd dat hij dit zakje met catalogus voor
de beide zegels ook weer aanneemt als wisselgeld. Dit is vroege en zeldzame uitgave. Net zoals enkele van de bovenvermelde overigens. Vanaf hier wordt het commercieel aangepakt, want op enkele uitgaven na - zijn deze allemaal uitgegeven in de periode 19151920. Het allergrootste aandeel heeft het toenmalige Duitsland. 4 Deze waren soms verpakt in pergamijn zakjes, ingestoken in karton of in zakjes, maar vooral verpakt in mica en aluminium kapsules. Wie nu denkt “daar is niks commercieels aan” heeft het mis, want dit waren stuk voor stuk zgn. reclamedragers. Op al deze verschillende verpakkingen waren reclameboodschappen gedrukt! Op 5 Afb 7 een selectie van dergelijk “Kapselgeld”. Wie denkt dat dit een Duitse uitvinding is heeft het mis, want al ten tijde van de Amerikaanse Burgeroorlog rond 1860 werden er in de VS al postzegels in kapsules gedaan om als klein geld te dienen. De meesten die tegenwoordig aangeboden worden zijn van later datum (=vals). Afb. 8 (ik weet niet of deze echt is overigens...) Ook in andere landen werd dit (op VEEL kleinere schaal) gedaan. Oostenrijk en Frankrijk nog redelijk veel, maar ook particuliere uitgiften uit Spanje, Belgie, Griekenland en New Caledonia (Stille Zuidzee). De laatsten op heel heel kleine schaal. Afb. 9. Maar we zijn er nog niet. In Denemarken in de 40-er jaren werden 1 Øre zegels verpakt en gebruikt als kleingeld. UITERAARD weer met reclame er op. Kort na de 2e WO zag men in het nieuwe Duitsland weer dit kapselgeld, zoals dit exemplaar met 5 Pfennig van een firma uit Stuttgart.
7
9
De allerlaatste uitgave (tot nu toe tenminste... je weet het maar nooit) komt uit Italië uit de eind-jaren 70. Door tekort aan munten 6 van 50 en 100 Lire verschenen er de zgn. Mini-assegni - biljetjes met waarden van 50-100-150 en 200 Lire - die werden uitgegeven door banken en bankjes uit heel Italie. Dit duurde maar een paar jaar. (=leuk om te verzamelen - ze zijn echt niet duur!) Maar niet alleen deze biljetjes kregen de mensen als wisselgeld.. naast snoepjes (!) ook postzegels. Verpakt in plastic (moderne tijd!) en MET reclame... Afb.10 De zeldzaamste types postzegelgeld in mijn collectie heb ik “gered uit de klauwen van een postzegelhandelaar”. Door toeval was ik bijna 40 jaar geleden in zijn zaak in London, waar deze klaar lagen om er de postzegels vanaf te halen..(!). 8 Het feit dat ik ze mee mocht nemen voor 1 Pond per stuk (!) zegt al genoeg over de waarde van de postzegels zelf. Deze noodgeld-exemplaren “doen” nu ca. 500 Euro en meer per stuk... Af en toe moet je geluk hebben. Overigens heeft mij ooit een Duitse postzegelhandelaar ook wel eens verteld dat hij vroeger de postzegels uit het Kapselgeld heeft gehaald. Echt jammer. Jos F.M.Eijsermans - Oktober 2015
10
FILAKRANT 2016
47
De filatelie van (Spaans) Puerto Rico door: Hans J.A. Vinkenborg
H
et eiland Puerto Rico ligt in het noordelijk deel van het Caribisch gebied tussen de Dominicaanse Republiek en de Maagden Eilanden. Het eiland is ¾ de grootte van Nederland, heeft 1 ½ km hoge bergen en is dus heel groen met o.a. een regenwoud en het heeft tropische temperaturen (zie landkaarten). Er zijn veel fraaie zandstranden met palmbomen en een belangrijke haven voor cruiseschepen. De voertaal is Spaans. De hoofdstad San Juan heeft een nog goed als Spaans herkenbare oude ommuurde binnenstad inclusief een groot fort. Het land heeft 3,6 mio inwoners omdat het merendeel (!) om economische redenen naar de USA is verhuisd. Het eiland was tot 1898 Spaans gebied en is daarna ‘vrijwillig-geassocieerd’ met de USA. Het is dus geen staat van de VS maar het is vrijwillig aangesloten. De inwoners hebben sindsdien wel de USA nationaliteit, de dollar is de munteenheid en ook hier is Obama president, vertegenwoordigd door een gouverneur. In Groot Brittannië zouden ze deze constructie een ‘commonwealth’ noemen.
De eilanden Cuba en Puerto Rico vormden tesamen als de ‘Spaanse Antillen’ lange tijd de Spaanse provincie ‘Ultramar’ in het Caribisch gebied. Nog heden ten dage is dit te zien in de vlaggen van deze eilanden, die elkaars spiegelbeeld vormen voor wat betreft de kleuren rood en blauw. Puerto Rico werd in 1493 door Columbus ontdekt en na het Verdrag van Tordesillas (afb. 1) met de Portugezen in 1494 aan Spanje toegewezen. Dit bleef zo tot 1898 toen de SpaansAmerikaanse Oorlog uitbrak welke eindigde in het Verdrag van Parijs, waarna deze (en andere) gebieden niet langer deel uitmaakten Afbeelding 1 van het Spaanse Koninkrijk. Stempels Postzegels waren midden 19e eeuw nog niet verplicht dus veel post was tot dan alleen voorzien van pre-filatelistische stempels. Het eiland Puerto Rico had destijds zo’n 100 lokaties met een postkantoor. Net als in Spanje waren de meest voorkomende plaatsnaamstempels vanaf 1830 ‘langstempels’ naast vanaf 1842 de zg. ‘baeza’ stempel met nummer 30 (geldig voor deze beide eilanden). Toen postzegels ingevoerd werden kwamen daar ‘domme stempels’ bij, in dit gebied veelal het ‘parilla’ stempel en soms het ‘Cruz de Malta’ stempel (afb. 2 a/d). Voor o.a. scheepspost, telegraaf- en aangetekende post waren aparte stempels van kracht.
Afbeelding 5
rische voorstellingen. Alle zegels tot dan toe waren in de Spaanse Antillen op beide eilanden (Cuba en Puerto Rico) geldig en het gebruik in Puerto Rico is dus alleen te herkennen aan een leesbaar stempel. In de jaren 1873-1876 stond er weliswaar nog ‘Ultramar’ boven de zegels van beide eilanden, maar waren de postzegels van Puerto Rico alleen te onderscheiden van die van Cuba doordat ze voor Puerto Rico werden overdrukt met een paraaf van de directeur der posterijen (afb. 7). Spanje trad in 1875 toe tot de UPU en vanaf 1876 verschenen er aparte zegels voor Cuba en voor Puerto Rico waarbij de naam van ieder eiland op de zegel vermeld stond. Afbeelding 7
Koning Alfonso XII en Alfonso XIII De beeltenis van koning Alfonso XII stond op de postzegels vanaf 1876 tot zijn overlijden in 1886 (afb. 8 a/b). Op dat moment werd zijn 3-jarige zoon Alfonso benoemd tot troonsopvolger onder de naam Alfonso XIII. De postzegels met zijn beeltenis staan dan
Afbeelding 8a
De eerste postzegels werden voor deze gebieden uitgegeven in 1855 toen de Staatsdrukkerij FNMT in Madrid zegels van koningin Isabella II van Bourbon (afb. 3) toezond voor gebruik. Vanaf 1868 vermeldden de zegels ‘Ultramar’ als landsnaam (afb. 4). Waren de zegels in Spanje uitgedrukt in reales ‘de vellon’ (een legering van zilver en brons), in het gebied Ultramar werd dit reales ‘de plata fuerte’ (zilver, op de zegels afgekort tot ‘Rl Plata F.’).
Afbeelding 3
Afbeelding 8b
ook bekend onder de naam ‘kinderkopjes’ (afb. 9) en daarvan verschenen 4 grote emissies in vele kleuren. De 5e en laatste emissie van 1898-99 (afb. 10) verscheen met een andere beeltenis van de inmiddels volwassen geworden koning.
Afbeelding 9
Afbeelding 2 a/d
Afbeelding 6
Afbeelding 10
De ‘barquito’ In al die jaren is slechts éénmaal een postzegel uitgegeven waarop het zittende staatshoofd niet voorkwam (afb. 11): op 19 november 1893 verscheen er één zegel van 3 centavos met een afbeelding van Columbus die per roeiboot (‘barquito’) aan land komt, dit ter herdenking van het feit dat de ontdekking toen 400 jaar eerder had plaatsgevonden. Deze zegel is ook bijzonder omdat deze als enige lokaal (in Mayagüez) is gedrukt en Afbeelding 11 dus niet bij de FNMT in Madrid. Maar ook omdat deze zegel maar 1 dag geldig was en dus door filatelisten zeer gezocht is. Ook van deze zegel bestaan meerdere typen vervalsingen. Deze Columbus zegel is nagenoeg de enige zegel van Puerto Rico die zich zou lenen voor een thematische verzameling.
Afbeelding 12a
Afbeelding 12b
Ponce. Vanaf 1899 werden de postzegels van de USA gebruikt met de opdruk ‘Puerto Rico’ of ‘Porto Rico’ (afb. 13 a/b) en daarna de zegels van de USA zelf.
Afbeelding 13a
Afbeelding 13b
Voer voor specialisten Zoals in elk Spaans gebied verschenen er in de loop der jaren vele telegraaf-zegels en fiscaalzegels en postwaardestukken. De verzamelaars van de postzegels zijn in principe gauw klaar omdat er in de Spaanse tijd maar zo’n 149 officiële frankeerzegels voor Puerto Rico zijn uitgegeven, afgezien van de vele zegels met een opdruk. Maar veel specialisten hebben zich toegelegd op het verzamelen van zegels met een leesbare plaatsnaamstempel. En dan is dus het probleem veel groter, want er waren nogal wat ver afgelegen postkantoren (b.v. in de bergen) die alleen per muilezel konden worden bereikt en waar nauwelijks post werd aangeboden. Die stempels zijn moeilijk te vinden en dus erg zeldzaam en kunnen de prijs van een eenvoudige zegel met een factor 100 of meer vergroten. Door leden van de lokale postzegelvereniging in San Juan (Sociedad Filatelica de Puerto Rico) zijn diverse goede handboeken uitgegeven die voor de specialist onmisbaar zijn. Los van de zegels/ stempels uit de Spaanse periode zijn er in Puerto Rico nogal wat verzamelaars van zegels van de USA die herkenbaar gebruikt zijn op het eiland. Maar ikzelf reken dat tot de USA filatelie. Tenslotte In dit korte overzicht zal ik niet uitweiden over de Engelse en de Franse post-kantoren op Puerto Rico, over de Slavenregisters, over de zegels met de plaatfout ‘Rico roto’ (gebroken o van Rico) of over het schaarse gebruik van gehalveerde zegels op brief dat vele malen zeldzamer is dan de gehalveerde zegels op brief in Cuba. Ook Muestra zegels en drukkersuitschot blijft hier buiten beschouwing. Puerto Rico is een overzichtelijk verzamelgebied maar het heeft een aantal nogal zeldzame zegels en stempels, waardoor er toch een forse uitdaging zit in het verzamelen van dit gebied. In Nederland zijn er 2 verenigingen die de Spaanse koloniale tijd van Cuba en Puerto Rico tot ‘hun’ verzamelgebied rekenen: Kontaktgroep Spanje-Portugal (KSP) en de Latijns Amerika vereniging LACA. Aldaar is eveneens een grote bron van kennis aanwezig m.b.t. dit interessante verzamelgebied. Mocht u meer informatie willen hebben over dit verzamelgebied dan kunt u zich tot deze verenigingen wenden.
Afbeelding 4
Isabella II De eerste emissie zegels met koningin Isabella II verscheen op diverse papiersoorten, eerst met en later zonder watermerk. Deze emissie is vanaf 1855 meer dan 10 jaar in gebruik geweest waardoor a.g.v. slijtage van de drukplaten vele variëteiten van deze zegels bestaan. Ook bestaan er van deze eerste emissie op gewoon papier minstens 23 typen vervalsingen, de meeste postaal. Diverse emissies zegels met het portret van de koningin verschenen tot in 1868 toen zij werd afgezet en de Spaanse troon enkele jaren onder militair/revolutionair bewind stond. De zegels van 1868 en 1869 verschenen na het afzetten van de koningin met de overdruk ‘Habilitado por la Nacion’ (afb. 5). Tot de komst van koning Alfonso XII in 1875 verschenen er, net als in Spanje zelf, zegels met o.a. het tijdelijke staathoofd Amadeus van Aosta (afb. 6) en alego-
Spaans-Amerikaanse Oorlog Toen in 1898 de oorlog tussen Spanje en de USA uitbrak waren er nog volop zegels met het kinderkopje van koning Alfonso XIII aanwezig en deze werden als steunbetuiging aan Spanje en om geld te genereren voor de oorlog lokaal overdrukt (gestempeld) met de opdruk ‘Habilitado para 1898 y 99.’ en met ‘Impuesto de Guerra’ wel of niet gevolgd door een aantal centavos (afb. 12 a/b). Er bestaan ook een aantal andere opdrukken uit dat jaar waarvan niet bekend is of die officieel zijn of particulier vervaardigd. En zoals altijd, als er zegels met een opdruk bestaan, bestaan er ook valse opdrukken. Toen de Amerikanen het eiland waren binnengevallen in 1898 zijn er een aantal lokaal gedrukte tijdelijke zegels verschenen in het bezette gebied die erg zeldzaam zijn, o.a. in Coamo, Yauco en
Bronvermelding: zegels en afbeeldingen uit eigen verzameling; landkaartjes van het internet.
48
FILAKRANT 2016
KOM EENS LANGS IN ONZE WINKEL OF BEZOEK ONZE WEBSITE
Wordt het voor U ook steeds moeilijker om een geschikte postzegelwinkel te vinden met kennis van zaken en een goede service? Kom dan eens vrijblijvend binnen lopen in onze winkel in één van de gezelligste wijken van Breda, het Ginneken. Voldoende parkeergelegenheid en openbaar vervoer stopt om de hoek (Lijn 7).
Al bijna 30 jaar dezelfde service, kwaliteit en een eerlijke prijs bij verkoop die u van mij gewend bent of was. - Middelburgse PZH 1987-1993 - PZH Europost De Dieze, Den Bosch 1993-2008 - PZH Europost Breda 2008-heden Bent u mij uit het oog verloren? Dan zie ik u graag een keer langs komen! Patrick Sneller
Onze website wordt steeds uitgebreider! U vindt hier albums, insteekboeken, klemstroken, munthouders, catalogi, supplementen en nog veel meer van alle bekende merken op filatelistisch en numismatisch gebied. Al franco in huis in België en Nederland bij bestellingen vanaf 25 euro! Steeds aanbiedingen van postzegels en munten w.o. Nederland, België, thema’s ! Ook een wisselend aanbod van verzamelingen, partijen en snuffeldozen voor een aantrekkelijke prijs! Schrijf u in voor onze nieuwsbrief via shop@europost.nl
IEDERE WEEK NIEUWE PRODUCTEN EN AANBIEDINGEN
WILT U UW VERZAMELING VERKOPEN? NEEM DAN EERST CONTACT OP MET EUROPOST VOOR EEN GOEDE PRIJS EN CORRECTE AFHANDELING!
FILAKRANT 2016
49
Uitgifte ten voordele van het Rode Kruis 1914 Beeltenis van Koning Albert I, klein formaat met rood kruis
H
et is een beperkte studie op de zegels nr. 129 (5 centiem kleur groen) en nr. 130 (10 centiem kleur rood) van de Belgische catalogus. Deze zegels werden gedrukt in vellen van 300 zegels, verdeeld in twee panelen van 150 zegels: 10 horizontale rijen van 15 zegels en 15 verticale kolommen van 10 zegels. Alle zegels van de eerste kolom hebben horizontaal 12 tandgaten terwijl alle zegels van de andere 14 kolommen horizontaal 13 tandgaten hebben. (fig.1). Alle panelen hebben links een brede half geperforeerde bladboord van ongeveer 50 mm. (fig.1). De andere bladboorden schommelen tussen 12 à 23 mm. Paneel 1 heeft links boven een Depot stempel : Depôt 1914. Paneel 2 heeft geen Depot stempel. (fig.1)
De zegels type I en type II zijn terug te vinden in zowel paneel 1 als 2. Kleuren: nr. 129 type I en II : - bleekgroen, onzuivere druk - groen, zuivere druk - intens groen, zeer heldere druk nr. 130 type I en II : - bleek tot matig rood - helder rood, zuivere druk Studie op zegel 129 paneel 1 De nummering van de zegels in het paneel is als volgt : we beginnen links boven met de 1e horizontale rij met zegel 1 tot en met zegel 15. De 2e horizontale rij gaat van zegel 16 tot zegel 30 en zo verder tot de onderste rij die rechts eindigt met zegel 150. ** Variëteiten en positie van de zegel in paneel 1 Wederkerende kleine afwijkingen zijn niet vermeld. Zegel 4 : witte parel rechts binnen het kader van het cijfer 5 Zegel 5 : de parelkrans is rechts verbonden met de grote krul 8 : een witte vlek en het medaillon rechts naast het oog
4.
verticaal : 130 + 145V in paar of voor de catalogus 129 + 129aV Deze combinaties komen allen voor met de velrand onder
Combinaties met zegel 145 Studie op zegel 129a paneel 2 **Variëteiten en posities van de zegel in paneel 2 Paneel 2 is rijk aan mooie tot zeer mooie variëteiten
zegel 4 en 5
fig.1 Aan de hand van de posities van zegels met variëteiten en de posities van zegels van het type I of II kunnen we bepalen of we paneel 1 of 2 hebben. Van beide zegels kunnen we telkens 2 types onderscheiden. Zegel nr. 129 type I heeft een zuivere parelkrans rond de medaillon en type II (129a) heeft 2 ‘gelaste’ parels onder de letters ‘BE’ van Belgique. (fig.2) Zegel nr. 130 type I : het rechthoekig kader rond het rood kruis is rechts boven gesloten (fig.3 onderste zegel). Type II (130a) : de hoek rechts boven staat ¼ mm open (fig.3 bovenste zegel).
zegel 21
fig.2
fig.3 Het fenomeen van gesloten en open kaders is ook terug te vinden bij de groene zegel 129 en 129a. Bij zegel 129 is de kader open en bij zegel 129a is de kader gesloten.
21 : 2 gelaste parels centraal onder de 1e E van Belgique, Opgelet het is GEEN type II, want de rode kruiskader is ook open 27 : witte vlek in de linker haardos naast het oog 55 : witte vlek op het borstlint rechts 119 : onder de B van Belgique is een extra parel gelast aan de binnenkant van de Parelkrans
zegel 24 Zegel 10 : witte puntbaard onder de kin 19 : links tussen de parelkrans en de bovenkraag van het uniform : kleine witte vlek met in het centrum een groen punt 24 : grote witte bol onder de B van Belgique 36 : links boven : parel verbonden met de linker grote krul 48 : witte vlek links op de borst 52 : grote witte bol onder de G van Belgique 58 : witte vlek rechts in het medaillon tussen oog en parelkrans
145 : een witte bol verbindt de 1e E van Belgique met de kaderlijn boven 150 : gekloven bovenlip (hazenlip)
Al deze variëteiten komen 2 tot 3 keer voor in het beschikbaar studiemateriaal. Opgelet ! zegels 105 en 145 zijn van het type II ! In de catalogus wordt hier geen aandacht aan besteed. Dit geeft interessante combinatiemogelijkheden : 1. horizontaal : 104 en 105 in paar of voor de catalogus: 129 + 129a 2. verticaal : 90 en 105 in paar of voor de catalogus: 129 + 129a 105 en 120 in paar of voor de catalogus : 129a + 129 90 + 105 + 120 strip van 3 of voor de catalogus: 129 + 129a + 129 Deze 4 combinaties komen allen voor met de velrand rechts.
combinaties met zegel 105 3. horizontaal : 144 + 145V in paar of voor de catalogus 129 + 129aV 145V + 146 in paar of voor de catalogus 129aV + 129 144 + 145V + 146 strip van 3 of voor de catalogus 129 + 129aV + 129
zegel 58 69 : witte vlek rechts op het voorhoofd 85 : wit-groene vlek op de borst boven EL van België 92 : witte vlek in het haar ter hoogte van het voorhoofd en witte vlek half op de knop en de borst 102 : witte vlek links naast de neus 106 : witte parel tussen linker krul en B van Belgique (zegel met 12 tandgaten) 119 : q van Belgique is verbonden met de parelkrans 146 : een groot wit “accent grave” op de E van België
zegel 149 en 150 149 : grote witte vlek in het haar 150 : dikke groene horizontale streep in GIE van België tot over de onderkant van de omkadering van het cijfer 5
Al deze variëteiten komen 2 tot 3 keer voor in het beschikbaar studiemateriaal. Opgelet ! zegel 90 en 145 zijn van het type I. In de catalogus wordt hier geen aandacht aan besteed. Dit geeft interessante combinatie mogelijkheden: 1. horizontaal : 89 en 90 in paar of voor de catalogus 129a + 129 2. verticaal : 75 en 90 in paar of voor de catalogus 129a + 129 90 en 105 in paar of voor de catalogus 129 + 129a 75 + 90 + 105 in strip van 3 of voor de catalogus 129a + 129 + 129a
Vervolg op volgende pagina
50
FILAKRANT 2016
Deze vier combinaties komen allen voor met de velrand rechts.
130 paneel 1 en paneel 2 ** paneel 1 (zegels van het type I): variëteiten zegel 13 : kleine witte vlek onder linker oog 18 : witte knoop op rechter epaulet 51 : kleine witte vlek op de borst 59 : links 3 gelaste parels verbonden met het ornament studie op zegel
Zegel 106 type I+ 107 type II
Zegel 146
Combinaties met zegel 90 3. verticaal : 130 en 145 in paar of voor de catalogus 129a + 129 4. horizontaal : 144 en 145 in paar of voor de catalogus 129a + 129 145 en 146V in paar of voor de catalogus 129 + 129aV 144+145+146V in strip van 3 of voor de catalogus 129a + 129 + 129aV Deze vier combinaties komen allen voor met de velrand onder. Algemeen kunnen we opmerken dat al deze combinaties schaars tot zeer schaars zullen zijn. Dit geldt zeker voor de combinaties met velrand.
72 : witte vlek in ornament rechts. Dit is de enige variëteit die vermeld is in de catalogus 92 : rechts op kin hoogte is de parelkrans verbonden met een witte bol aan het ornament 102 : rechts 2 gelaste parels naast de grote krul 121 en 134 en 136 : zegels van het type II: de kader rondom het rood kruis is open in de recht rechterbovenhoek 146 : L en G van Belgique zijn verbonden met elkaar Al deze afwijkingen kwamen 2 tot 3 keer voor in het beschikbaar materiaal. ** paneel 2 (zegels van het type II): variëteiten zegel 97 : d e letters E en L van Belgique zijn in elkaar verstrengeld
Memorandum Bij gebrek aan studie materiaal voor de zegel van 20 centiem (violet kleur) catalogus nummer 131, verwijzen we naar de catalogus van W. Balasse. Zijn studie op deze zegel vermeldt dat in de panelen 1 en 2 telkens vijf samenhangende paren voorkomen van het type I en II. Het gaat in beide panelen telkens om de zegels met nr. 44 – 91 – 124 – 138 en 150. Alle bemerkingen en eventuele fouten kunnen doorgegeven worden aan de redactie. Meer details van variëteiten kunnen per mail bekomen worden bij de redactie. Tevens een zachte oproep aan de verantwoordelijke samenstellers van de Belgische catalogus om de rubriek van de zegels 129 en 130 wat aan te vullen. Ik wens alle filatelisten-verzamelaars de moed toe en wat geluk om de besproken combinatie juweeltjes op de kop te tikken. Schrijver: Frans Van Gompel Redactie: Jean-Paul Groenen Jepagro@telenet.be Michael Italiaander
zegel 97
Combinaties met zegel 145
106 : extra parel tussen het rood kruis en de parelkrans 112 : de G van Belgique is verbonden met de parelkrans 106 en 136 en 149 : zegels van het type I : de kader rondom het rood kruis is gesloten in de rechterbovenhoek
Met de zegels 121, 134 en 136 uit paneel 1 kunnen dus ook weer leuke combinaties gemaakt worden zoals hoger beschreven bij de groene zegels 129 en 129a. Dit geldt ook voor de zegels 106, 136 en 149 van paneel 2.
The Louisiana Baby Bonds burgeroorlog was er vaak noodgeld uitgegeven door de zuidelijke staten of steden in die staten. Voor die tijd gebruikte elke staat sowieso zijn eigen biljetten nog en dus wilde het Amerikaanse gouvernement daar nu een eenheid in zien te krijgen nu alle staten samen de V.S. vormden. De eerste wet dateert van 1863, waarbij bezitters van deze oude biljetten slechts 90% van de waarde terug kregen voor hun eigen staats dollars. In 1868 werd dit gevolgd door een wijziging in de wet, waarbij alle niet federaal uitgegeven biljetten werden verboden! Men kreeg nog steeds 90% van de biljetwaarde tegen de inlevering daarvan.
D
it verhaal is ontstaan bij de vereniging van verzamelaars van USA en Canada (kortweg USCA). Tijdens onze brievenclub bijeenkomst aan het einde van elke vergadering komen vaak de leuke stukken naar boven. Hier is een stuk dat zich op of over de grens van filatelie en numismatica begeeft. Sinds kort is de eigenaar in het bezit van een serie prachtige stukken uit Louisiana. Het gaat hier om een Louisiana Bond. Maar wat is dit nou? Allereerst werd het verkocht als een revenue zegel van de Amerikaanse staat Louisiana op Ebay. Zoals u wel weet is de vertaling van “Bond” niets anders als “aandeel”. In de beschrijving werd het “Baby Bond” genoemd. Maar kan je hiermee dan een aandeel nemen in een baby? Nou ja, het is in ieder geval een prachtig stuk en het verhaal er om heen is zeker ook de moeite waard! Het werd gekocht als een revenue (fiscaalzegel) omdat de meeste staten in Amerika belasting lieten betalen over een aandeel. Maar dat zou hier niet opgaan deze keer.
In de eerste jaren na 1870 werd er een federale wet aangenomen, waarbij het gebruik van privaat gedrukte bankbiljetten verboden werd in alle Verenigde Staten. Deze waren vaak nog in ruime mate aanwezig, zeker in de zuidelijke staten. Tijdens de
Met een verlies van 10% werden de meeste biljetten omgeruild voor nieuwe federale uitgiften. Vergeet niet dat de zuidelijke staten op dat moment nog volop leden onder de lasten van de burgeroorlog. Als dan ook je geld nog eens met 10% devalueerde, was dat voor sommige staten de nekslag. Maar vaak als de nood het hoogst is, komen sommigen met de beste ideeën. Zo ook in dit verhaal.
In de beginjaren na 1870 kwam de heer E.A. Burke uit de staat Louisiana op het ingenieuze idee om het federale besluit buiten spel te zetten. Ook Louisiana leed nog steeds onder de gevolgen van de burgeroorlog en het verlies van de “Confederacy”. Nu het federale gouvernement ook nog eens ingreep, trok men aan de noodrem. Er werden door de staat aandelen uitgegeven met echte rentecoupons van ieder 7½ cent aan de rechterkant van het biljet, die halfjaarlijks konden worden uitgekeerd en gedrukt zijn bij de “Western Bank Note Co. uit Chicago”.
Elk nieuw aandeel had 11 coupons uitbetalend vanaf 1 februari 1881. Het aandeel werd gedrukt in 1873 maar pas in 1874 op de markt gebracht. (zie ook rechts bovenaan het biljet “series 187.”) Daarna werden de coupons wel afgeknipt, maar nooit uitbetaald en zo was dit aandeel precies 5 dollar waard en werd zodoende na uitgifte vrolijk ingezet als betaalmiddel binnen de eigen staat. Het werd als aandeel uitgegeven (volgens de wetten was dit in orde) maar gebruikt als bankbiljet van de staat Louisiana. Daarmee werd de wet ontdoken en herstelde Louisiana sneller van de burgeroorlog. En doordat dit aandeel versierd was met een prachtig baby portret, kreeg hij al snel de bijnaam “Baby Bond”. Er zijn ook nog andere aandelen uitgegeven, maar deze was het meest populair. Hierdoor is dit revenue stuk ineens geen aandeel meer, maar papiergeld.
FILAKRANT 2016
In de loop van de jaren zijn er meerdere types opgedoken van het biljet. Het eerste biljet hier laat een jaartal 1874 zien en is dus een van de eerste. De nummers zijn in rood opgedrukt en een certificaatnummer 623 in violet. Het ornament rondom het linker cijfer 5 raakt de linkerrand en de het babykopje is gewoon gedrukt.
Het biljet uit 1875 heeft nieuwe cijfertypes in een donkerrode kleur, waarbij ook het woord “Certificate” met nummer “227” is gedrukt. Het linker cijferornament is iets door de rand heen gedrukt en rondom het hoofd van de baby is een lichte “aureool” te zien.
Dit derde biljet heeft dezelfde cijfers, maar nu zonder het woord “Certificate”en in plaats daarvan een paars nummer (708). Het linker cijferornament raakt weer net de rand en de baby heeft een “aureool”
Bij dit vijfde biljet uit 1878 wat ook erg zeldzaam is, zijn de cijfers er in violette inkt handmatig opgestempeld. Hieruit blijkt dat er meer baby bonds werden verkocht dan er werden gedrukt in eerste instantie. Het cijfer ornament is duidelijk los van de linker rand nu en het zogenaamde “aureool” is weer weg. Onder het kopje staat op elk biljet: Copyrighted Washn 1879. Dit had 1869 moeten zijn. Is het verhaal nu afgelopen? Nee, eigenlijk niet, want ook de bedenker van het geheel verdient hier een plekje. Edward Austin Burk zoals hij echt heette werd in 1878 de eerste Democratische staatsmuntmeester van Louisiana. Na diverse goede banen had Burk in 1869 een dranken import en export bedrijf in Galveston, maar vergat af en toe de belasting af te dragen voor de geïmporteerde alcohol. Hoewel hij zelf in eerste instantie vrij gesproken werd en zijn compagnon moest boeten hiervoor, vertrok hij snel naar New Orleans, waar hij voor de zekerheid een “e” aan zijn naam toevoegde. Hij sloot vriendschap met een locale ambitieuze bankier, Louis A. Wilz. Hierdoor kon hij diep doordringen in de Democratische kringen van New Orleans en zich steeds verder inleven in de politiek. In 1872 werd Louis A. Wilz verheven tot burgemeester van New Orleans, ondanks dat de Republikeinen de strijd in de staat Louisiana hadden gewonnen. In 1874 was Burke nauw betrokken bij de “coupe d’etat” bekend onder de naam “Battle of Liberty Place”, waarbij de Republikeinse staatslieden uit hun ambt werden ontheven. Burke kreeg een hoge aanstelling die slechts drie dagen standhield alvorens het federale leger de zaken weer rechtzette en de Republikeinen weer als bestuurders werden ingezet. Terwijl de spanningen in New Orleans bleven aanhouden, had Burke een vuurgevecht met senator William Pitt Kellogg, waarvoor hij werd gearresteerd, maar na een maand al weer werd vrijgelaten. Na zijn vrijlating begon hij campagne te maken voor de Democraten en dit keer met succes. Nadat hij in Washington ook zijn kwaliteiten had laten gelden, werd hij beloond met de baan als State Tax Collector voor de staat Louisiana, een van de meest lucratieve banen van die tijd. In 1878 deed hij met succes een gooi naar “State Treasurer of Louisiana”, de officiële muntmeester. En in deze functie was hij meteen de directeur van de staatsloterij.
Het vierde biljet is een behoorlijk schaars type met zijn groene cijfers en handgeschreven certificaat nummer. De “aureool is duidelijk te zien en ook hier gaat het ornament duidelijk door de linker rand heen.
Hier begon het verhaal van de “Baby Bonds”, die onder zijn bewind zijn uitgegeven. Naast al zijn beslommeringen, had hij de tijd gevonden om de grootste landelijke agrarische tentoonstelling naar New
51
Orleans te halen. De staat, de republiek en vele anderen hebben hier veel geld in moeten steken. Maar drie weken voor het einde van de tentoonstelling is hij gevlucht wegens de enorme tekorten voor de staat Louisiana. Daarbij is ook gebleken dat hij als penning-
meester van de staat Louisiana naast de echte Baby Bonds, ook een aantal valse Bonds heeft uitgegeven. Dat deed hij heel slinks. De ingenomen biljetten werden door hem niet ontwaard, maar weer uitgegeven en het geld daarvan verdween in een van zijn zakken. Dit waren er zo veel dat het aantal Bonds verdrievoudigd was en hij ruim 2 miljoen dollar wist te “verdienen” door de verkoop van de “tweedehandsjes” op de zwarte markt. Hiermee heeft hij getracht de verliezen te beperken, wat dus uiteindelijk niet gelukt is. Slechts heel zelden zie je nog een ontwaarde Baby Bond met een stempel. Want die waardeloze papieren werden uiteraard vaak vernietigd, om te zorgen dat dit niet meer in omloop kon worden gebracht. Maar gelukkig zijn er daarvan ook nog een aantal bewaard gebleven. Al zijn dit soort biljetten zeer schaars. Mede door het toedoen van de heer Burke. De heer Burke vluchtte halsoverkop naar Honduras en is nooit meer berecht. Na enkele jaren werd het regime in Honduras door een staatsgreep verdreven en zag de heer Burke kans om zich weer op te werken tot een van de topmannen van de nationale spoorwegen. Een vreemde man die alles wist te omzeilen en op 28 september 1928 op 89 jarige leeftijd overleed in het Ritz Hotel Tegucigalpa, Honduras. Al het geld dat hij overhield liet hij na aan de staat Honduras, aan wie hij zo veel te danken had gehad. Dit is slechts één van die stukken die de bij de vereniging USCA de revue passeren. Op onze bijeenkomsten zijn er heel vaak leuke stukken naar voren gekomen en hierover wordt soms een lezing gehouden of soms ook een stuk in onze mooie USCApost geschreven. Mocht u geïnteresseerd raken door dit soort stukken bent u van harte welkom om een van de zeven bijeenkomsten van onze vereniging bij te wonen. Theo van der Caaij
52
FILAKRANT 2016
FILAKRANT 2016
53
‘Terug afzender’ post die retour gaat Afbeelding 2: Etiketten ‘Retour afzender’ van PostNL (boven) en TNT Post (onder).
V
an de miljoenen brieven die PostNL per dag bezorgt, komt het grootste deel op tijd aan, en op het juiste adres. Natuurlijk gaat er ook weleens wat mis met de bezorging. Dat ligt lang niet altijd aan de bezorger van de post: vaak is de afzender van een brief verantwoordelijk, doordat hij niet het juiste adres op de brief vermeld heeft. Dan gaat de brief ‘terug afzender’ of ‘retour afzender’, zoals dat heet, met als reden: ‘adres onbekend’. De uitdrukking ‘adres onbekend’ hoeven we niet altijd letterlijk te nemen. Bij retourpost is het meestal zo dat het adres niet compleet is of niet helemaal juist, of – en dat komt vaak voor – dat de geadresseerde niet meer op het aangegeven adres woont.
Het komt ook voor dat een postzending wel bij de juiste persoon wordt aangeboden, maar dat die de brief weigert, bijvoorbeeld omdat hij geen post van de afzender wil ontvangen of omdat er port voor de zending betaald moet worden. En soms moet een postzending door de geadresseerde op het postkantoor opgehaald worden en doet deze dat niet. Ook dergelijke post gaat ‘retour afzender’. In al die gevallen doen de posterijen hun best om het poststuk terug te bezorgen bij de afzender. Dat doen ze in principe gratis en meestal met een duidelijke melding van de oorzaak waardoor het misging. Die melding kan bestaan uit een aantekening, een stempel of een etiket. We laten u een aantal etiketten en stempels zien die op retourpost gevonden kunnen worden. Een idee voor een nieuwe verzameling? ‘Retour’ Op moderne retourpost wordt vrijwel altijd een etiket ‘Herstel/ Retour’ aangebracht (afb. 1). Op deze sticker, met het interne nummer P 4582-1, dient de bezorger de postcode en huisnummer van de afzender in te vullen en aan te kruisen wat de reden voor het retoursturen is. Hij kan daarbij kiezen uit vier mogelijkheden: • Geen/volle brievenbus • Vertrokken/onbewoond • Onvolledig/foutief adres/postcode • Geweigerd/niet afgehaald.
De Pakketservice beschikt ook over de mogelijkheid om retour-etiketten te vervaardigen met een labelprinter (afb. 3). Op deze nummerloze etiketten worden alle gegevens geprint, inclusief datum en tijd. Er is geen sprake van aankruisen: bij het instellen van de printer geeft de pakketbezorger aan waarom de zending retour gaat, en alleen die reden komt op het etiket te staan.
Op hetzelfde etiket met drukdatum november 2003, P 4582 versie 1103 (afb.6), kon gekozen worden uit: • Onbekend • Geweigerd • Vertrokken/onbewoond • Niet afgehaald • Onvolledig adres/foutieve postcode • Straatnaam/huisnummer/postbusnr. bestaat niet • Overleden • Geen brievenbus/brievenbus vol. Afbeelding 6: Als de geadresseerde overleden bleek te zijn, kon de bezorger dat op dit etiket aankruisen. Als we verder teruggaan in de tijd vinden we etiketten P 4582 met de logo’s van Koninklijke TPG Post, Koninklijke PTT Post, PTT Post en PTT, maar voor de ‘reden van onbestelbaarheid’ diende men – afgezien van de brievenbus – steeds uit dezelfde mogelijkheden te kiezen (afb.7).
Afbeelding 3: Etiket ‘Retour afzender’ uit een labelprinter. Tegenwoordig zijn er dus vier redenen die men kan aangeven voor retourpost. Dat zijn er wel eens méér geweest. Zo werden op een oudere versie van etiket PS-4582 (afb. 4) naast de vier eerdergenoemde redenen ook nog vermeld: • Geen brievenbus/brievenbus vol • Andere reden. Afbeelding 4: Etiket ‘Retour’ met vijf voorgedrukte redenen en ook nog ‘Andere reden’. Veel van de hier getoonde etiketten zijn aangetroffen op brieven met de aanduiding ‘Port betaald’. Omdat dergelijke brieven niet afgestempeld worden, is het vaak niet mogelijk de datum te bepalen. Gelukkig staat er op de meeste postale etiketten een drukdatum (‘versie’ gevolgd door twee cijfers voor de maand en twee voor het jaar), zodat wel nagegaan kan worden wanneer ze op zijn vroegst gebruikt kunnen zijn. Op etiket ‘Retour’ met nummer P 4582 versie 0308 (afb. 5), dat op zijn vroegst in maart 2008 gebruikt kan zijn, vinden we als mogelijke redenen: • Onbekend • Geweigerd • Vertrokken/onbewoond • Niet afgehaald • Onvolledig/foutief adres en/of postcode • Geen of volle brievenbus.
Afbeelding 1: Etiketten ‘Herstel/Retour’ met het logo van PostNL (boven) en met het logo van TNT Post (onder).
Afbeelding 7: Oudere versies van etiket P 4582 met de verschillende logo’s van ons nationale postbedrijf. Etiket P 4582 had een stempel als voorganger (afb. 8). Heldere afdrukken daarvan zijn niet zo gemakkelijk te vinden, maar de kop luidde ´Reden van niet-uitreiking´ en de aan te kruisen redenen waren: • Onbekend • Geweigerd • Niet afgehaald • Overleden • Vertrokken • Onvolledig adres • Firma bestaat niet meer.
Afbeelding 8: Stempel met als onderste reden van retourzending ‘Firma bestaat niet meer’. ‘Wegens Port geweigerd’ Voor bedrijven die veel post krijgen, kunnen niet- of te laag gefrankeerde poststukken een flinke kostenpost zijn. Zij weigeren dergelijke stukken dan ook en de posterijen bezorgen ze terug aan de afzender, voorzien van een etiket of stempel met een tekst zoals ‘Portstukken worden door de geadresseerde geweigerd’, Geadresseerde weigert portstukken’, ‘Wegens Port geweigerd’ of ‘Stukken belast met port worden geweigerd / Retour afzender’ (afb. 9).
Aangetekende zendingen worden tegenwoordig niet meer door de postbode, maar door de Pakketservice bezorgd. Daarbij wordt voor retourpost een vergelijkbaar etiket gebruikt als bij gewone brieven: ´Retour afzender´, met intern nummer PS-4582 (afb. 2). De aan te kruisen redenen zijn in dit geval: • Geweigerd • Onvolledig/foutief adres en/of postcode • Niet afgehaald • Beschadigd. Afbeelding 5: ‘Geen of volle brievenbus’ kon ook een reden zijn om post retour te sturen.
Die afzender heeft dan dubbel pech: de geadresseerde heeft zijn boodschap niet gelezen en het ontbrekende port moet alsnog betaald worden. Vervolg op volgende pagina
54
FILAKRANT 2016
De postbode klopt aan
I
Afbeelding 9: Voorbeelden van postzendingen die geweigerd werden omdat ze onvoldoende gefrankeerd waren. Voor ondergefrankeerde post naar het buitenland had de PTT vroeger een speciale behandeling om het ontbrekende port te innen. Die post werd meteen retour afzender gestuurd, voorzien van een etiket P 4511 ‘Terug aan de afzender ter bijfrankering’ (afb. 10). Nadat de afzender het tekort had bijgeplakt, kon hij de zending opnieuw posten.
Afbeelding 10: etiket P 4511 ‘Terug aan de afzender ter bijfrankering’. ‘Straatnaam bestaat niet’ Het aantal verschillende stempels dat je op retourstukken kunt vinden is enorm groot. ‘Terug afzender’ en ‘Retour afzender’ komen voor in allerlei lettertypen, met en zonder kastje en in diverse kleuren. Ieder postkantoor liet zijn eigen stempels maken en blijkbaar had de PTT niet voorgeschreven welke teksten er gebruikt moesten worden. De allergrootste variatie op dit gebied doet zich voor bij de stempels waarmee de posterijen aangaven dat een bepaalde straatnaam niet bestond in de betrokken gemeente. Kijkt u maar eens naar de voorbeelden uit Arnhem, Bergen (Lb), Breda, Den Helder, Doetinchem, Eindhoven, Gouda, Groningen, Haarlem, Nijmegen, Rotterdam, Utrecht (2x), Velp (NB), Venlo, Woerden en Zevenaar (afb. 11). Van dergelijke stempels valt een afzonderlijke verzameling aan te leggen, maar u kunt natuurlijk ook één stempel opnemen in de verzameling over uw eigen woonplaats.
n 1894 gaf Edward Thomas West Dennis de eerste Engelse prentbriefkaart uit, een gegraveerd gezicht op de Noord Baai van Scarborough. Vanaf 1 september 1894 was het binnenlands verzenden van prentbriefkaarten toegestaan door de Britse posterijen, tegen het tarief van een halve penny, en Dennis was de eerste uitgever die gebruik maakte van de nieuwe mogelijkheden. Op de eerste kaart staat al de benaming Post Card, waarmee duidelijk is dat het direct de bedoeling was deze niet meer te verzenden in een aparte omslag zoals tot die tijd gebruikelijk was. Dennis was een bekende drukkerij in Scarborough en was geinteresseerd in de moderne techniek der photografie, wat de grond legde voor een bedrijf dat tot aan het failliet in het jaar 2000 een der grote namen was in de Britse prentbriefkaartenbranche. Onder de merknaam “Dainty Series” werden tal van kaarten uitgegeven, en een zo´n kaart is de hierbij afgebeelde postbode die de post bezorgt bij een oude mevrouw. De kaart is op 3 september 1908 verstuurt vanuit Bedford, midden in Engeland.
En verder lezen we er: opmerkelijk is dat de Southam´s meer dan tachtig jaar het postkantoor van Elstow hebben beheerd. Ze worden voor het eerst genoemd in een lijst uit 1862 toen William Southam er postmaster was. In augustus 1871 wordt een William Southam jr benoemd tot sub-postmaster tegen een jaarloon van 4 pond, met extra daarbij 7 pond 5 shilling en sixpence voor de postbezorging. Deze William junior is geboren op 15 december 1831. Hij wordt op 26 augustus 1908 opgevolgd door Lily Lettitia Southam. Onze postbode uit Elstow is gevonden, het is William Southam junior, 1831 - 1908 Hoe ziet de stamboom van de postbode-Southam´s er nu uit ? We zoeken nog even door in digitale kerkregisters en volkstellingsgegevens. De eerste vermelding uit 1862 is van een William Southam. De volkstellingsdata van Engeland (zoek op “census”) geven voor Elstow in 1851 een landarbeider met die naam uit 1795, de telling van 1861 een landarbeider uit 1796, maar onduidelijk is of deze (zelfde?) Williams onze eerste William zijn; hij hoeft niet daar te zijn geboren. De tweede was onze William jr., die in de telling van 1861 nog schoenmaker was, in 1871 bij de post kwam en zich in de telling van 1881 nog schoenmaker-postmaster noemde. Bij zijn huwelijk in 1853 heeft zijn vader nog als beroep “arbeider”. Is de eerste William pas na 1853 bij de post gekomen? Bij de telling van 1881 had onze William een gezin met zes kinderen, tussen de 18 en 6 jaar oud, in volgorde zoon Emery, dochter Clara, zoons William Arthur en Walter John, dochters Ellen Maria en Lilly Lettitia. Het is deze jongste dochter, Lilly Lettitia, die hem kort na zijn dood opvolgt in 1908, de derde Southam. Krap drie jaar later, in 1911, wordt zij opgevolgd door haar oudere broer Walter John, voorheen kastentimmerman, de vierde in de rij.
Achterop de kaart is naast de geschreven boodschap nog een hoekje toegevoegd waarin te lezen is: “ De postbode aan de andere kant is Mr Southam uit Elstow, die een paar weken geleden is overleden”. Elstow is een gehucht nabij Bedford, midden in Engeland, en kennelijk was de afzender plaatselijk goed ingevoerd. Postbode Southam zal midden augustus 1908 zijn overleden. We gaan op het internet op zoek naar Mr Southam, postbode in Elstow. Op de kaart uit 1908 is hij een wat oudere heer, een goede zestiger. Stel dat de foto uit 1904 is, dan moet hij rond 1840 geboren zijn.
Afbeelding 11: Voorbeelden van stempels met de tekst over niet-bestaande straatnamen. Postale etiketten en stempels laten ons zien hoe de post werkt. Dat geldt ook voor de etiketten en stempels die u hier ziet. Alle afbeeldingen zijn ontleend aan complete brieven, maar om niet de hele Filakrant in beslag te nemen, hebben we gekozen om fragmenten te tonen. Literatuur Het standaardwerk over dit onderwerp is ´De onbestelbare brief ´ van L. Goldhoorn (Posthistorische Studie 19, Po&Po 1998). Allerlei postale etiketten vindt u in de ´Naamlijst van postale etiketten 1882-1984´ van D. de Vries (Posthistorische Studie 10, Po&Po 1985).
Via de zoekopdracht “Southam postman Elstow” komen we terecht bij de archieven van de Engelse graafschappen Bedfordshire en Luton waar ze een postcard, genaamd The Postman´s Knock, uit 1910 bewaren die omschreven wordt als : “ Elstow´s postbode, W. Southam, overhandigt een brief aan Jane Harding aan de deur van haar cottage, nr 4 High Street, Elstow (maar de afbeelding is omgekeerd) “. We hebben nu twee namen, en een straat. We zoeken door op “High Street Elstow Southam” en vinden direct een vermelding op de historie-site van de gemeente Bedford, met een uitgebreide omschrijving van het pand High Street 206 in Elstow, in gebruik als Elstow´s postkantoor, ingeschreven bij English Heritage (monumentenzorg) als een object van bijzondere betekenis.
Lidmaatschap Po&Po Verzamelaars van brieven, postale etiketten en stempels zijn vaak lid van de Nederlandse Vereniging van Poststukkenen Poststempelverzamelaars, ofwel Po&Po. Binnen deze vereniging is veel kennis aanwezig; door contacten met medeverzamelaars en door deel te nemen aan de rondzending kunt u uw collectie opbouwen en uitbreiden. Ook worden er veilingen gehouden en geeft de vereniging publicaties uit, zoals De Postzak, de reeks Posthistorische Studies en catalogi op het gebied van stempels en postwaardestukken. Wilt u lid worden van Po&Po? Dat kan. Het lidmaatschap kost € 40 euro per jaar. Meer informatie vindt u op de website http://www.po-en-po.nl
Gebouwd rond 1700 was het volgens Kelly´s (een soort Gouden Gids uit het begin van de vorige eeuw) in 1928 nog in gebruik als postkantoor en werd bewoond door Walter John Southam, tevens kastentimmerman. Die betaalde een jaarhuur van 8 pond en 12 shilling voor zijn twee kamers, twee slaapkamers, keuken, twee schuren en postkantoor.
Diens zoon, Percy Walter, geboren in 1898, is in 1940 de vijfde en laatst bekende Southam die in Elstow over het bij-postkantoor de scepter zwaait. Nog onduidelijk is de positie van zoon William Arthur. Bij zijn huwelijk in 1895 geeft hij als zijn beroep op Town Postmaster. Mogelijk werkte hij wel bij de post, maar buiten Elstow. Deze ontdekkingsreis begon bij prentbriefkaartenuitgever ETW Dennis, die ergens rond 1904 onze postbode gefotografeerd heeft en van hem een briefkaart uitgaf in zijn “Dainty Series”. Opvallend is dat onze postbode en zijn Jane Harding ook voorkomen op een serie postcards van een andere uitgeverij, The Photochrome Co.Ltd . Deze kaarten zijn zgn “novelty cards”, kaarten waarop een zakje was geplakt met daarin een strook minifotootjes. Deze kaartenserie liep tot zeker in de dertiger jaren, met zakjes foto´s van meerdere plaatsen. Was Williams afbeelding verkocht door Dennis? En hebben William en Jane ooit iets overgehouden aan hun portretrecht op de tienduizenden kaarten die in zeker dertig jaar verschenen met hun afbeelding? We zullen het wel nooit weten want door een rake bom ging in 1941 in Londen het bedrijfsarchief van Dennis in vlammen op. Paul Gimberg
FILAKRANT 2016
55
Chili, Ambulancia La Serena - Rivadavia
L
a Serena is een zeer oude stad in Chili en slechts drie jaar jonger dan Santiago. Gelegen aan de Pacific en circa 500 km noordwestelijk van Santiago. Gesticht door Juan Bohon in 1544, in opdracht van Pedro de Valdivia, als steun en rustpunt voor reizigers, die vanuit Lima naar het zuiden gingen. Vrij snel erna werd de stad door de indianen in brand gestoken en verwoest. Maar in 1549 werd de stad opnieuw opgebouwd door Francisco de Aquirre. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat deze belangrijke stad aangesloten was met de Noord-Zuid spoorwegverbinding, die vanuit Islon afboog naar de stad. In de 19e eeuw kwam de stad sterk tot bloei door de mijnbouw en al snel wilde men een spoorwegverbinding naar het achterland. Het werd de lijn La Serena -Rivadavia .
De aanleg startte in 1883 door FC de Elqui vanaf Islon. De eerste sectie van de lijn, La Serena(Islon) - Marquesa werd in 1884 geopend. Een afstand van 47 km was overbrugd. Natuurlijk niet het moeilijkste traject, want de vallei, waardoor de rivier Elqui stroomt, is bij La Serena zeer breed. Maar tergend langzaam wordt de vallei smaller. In 1885 werd Vicuña bereikt en 12 april 1886 werd het laatste traject naar het gehucht Rivadavia(hoogte 818 mtr) geopend. Rivadavia heeft nu circa 1.000 inwoners(2014), dus mag je verwachten, dat rond 1900 dit minimaal geweest moet zijn. Ga je rechtdoor, dan blijft de weg maar stijgen en de gehele omgeving wordt rotsachtig met nagenoeg alleen maar een beetje groen langs een snelstromende beek. Je moet dan nog 45 km klimmen naar de grenspost met Argentinie en en dat is nog niet eens de echte grens. Die ligt 88 km verder naast toppen van wel 6.300 meter hoog.
Ga je bij Rivadavia rechtsaf, dan kom je in de Vallei van Elqui met als belangrijkste gemeente Paihuano. Aan het einde van de weg ligt Pisco Elqui, 1.300 meter boven zeeniveau. Voor 1887 heette dit dorp La Greda, daarna Union. Vanaf 1936 werd de naam omgedoopt in Pisco Elqui, omdat Chili aanspraak wilde maken op de naam Pisco(een alc. drank). Momenteel wonen er circa 2.000 mensen. In principe kan je zeggen, dat langs de 20 km lange weg door de vallei maar weinig mensen wonen. Het was niet waard om de trein door te trekken vanaf Rivadavia naar bijv. Paihuano. rechtdoor had wel gekund, want daar ligt de grote mijn el Indio, waar goud, zilver en indio gewonnen wordt. Deze mijn ligt circa 20 km afstand van het douanekantoor in noordelijke richting. De vallei staat wel bekend door haar hoge aantal zonnedagen en het is niet raar, dat er vele sterrenwacht-stations in deze regio zijn. Het gehele spoorwegtraject La Serena - Rivadavia bedraagt 94 km. De rivier Elqui is nu een kleine beek. Het Puclaro stuwmeer wordt gevoed door deze rivier. De bouw van de stuwdam startte in 1995 en in oktober 1999 was het stuwmeer voldoende gevuld om de waterkrachtcentrale te laten werken. Door de klimaatverandering is de Elqui een steeds kleinere rivier geworden door de geringere sneeuwval in de Andes. Er stroomt nu te weinig water het stuwmeer in om de hoeveelheid water in het stuwmeer intact te houden. Ambulancias zijn rijdende postkantoren. Iedere postbeambte, die werkzaam was in de postwagon had een stempel. In Chili had men eerst een systeem met “van tot naam stempels. In 1911 ging datum < 1911 Lijnnr. Naam zeldzaam Nee
De lijn heeft de volgende stations: La Serena (0), Islon (21,8 km), Altovalsol (30,3 km), Punta de Piedra (31,8 km), Las Rojas (37,8 km), Pelicana (43,1 km), Marquesa (47,3 km), El Molle (50,1 km), El Almendral (56 km), Gualliquaica (63,8 km), El Tambo (69,6 km), Vicuña(74,4 km), San Isidro (76,8 km), Arenal (80,5 km), Diaguitas (84,1 km), Elqui (84,8 km), Algarrobal (86,6 km) en Rivadavia (93,9 km).
1911/22 26, 27 26RRR/27 nee
1923/7 25 Nee
1928/33* 25, 27? 25 Nee
men over op nummerstempel, maar het naamstempel van La Serena naar Rivadavia liep tot 1917 door.
Er zijn 150 nummers bekend. Chili kende vele verschillende spoorlijnen. Lijnen kwamen en lijnen verdwenen. Daarom werden periodiek de spoorlijnen opnieuw genummerd. Aanvankelijk van noord naar zuid, later naar behoefte. Dat maakt het verzamelen van dit stempelmateriaal extra interessant. Zo wordt de lijn La Serena - Rivadavia in 1945 de lijn Coquimbo - Rivadavia. Coquimbo ligt aan dezelfde baai als La Serena op 12 km afstand. Het wordt de havenplaats voor dit gebied. Daarvoor was er een aparte verbinding La Serena - Coquimbo met nummer 23. Dit artikel wordt U aangeboden door E.L.A.S.C.A. European Latin American Stamp Collector Association. Illustraties H.V. Brinkgreve/J. de Ruiter. ELASCA houdt haar bijeenkomsten tijdens belangrijke filatelistische beurzen in Europa. Bijv. in Nederland worden deze bijeenkomsten met veiling op de eerste beursdag van Hollandfila en de Eindejaarsbeurs in de Veluwehal, Sportbar(boven) te Barneveld gehouden. Overige wetenswaardigheden; Interactieve website met veel mogelijkheden w.o. free Library en veiling. 2x per jaar een Bulletin in het Engels of Nederlandse taal. Bijdrage: vanaf € 12 voor internetleden. Actie: bij aanmelding als gewoon lid 2016 ontvangt U alle uitgegeven bulletins gratis. www.elasca.eu. info: jan@elasca.eu 1934/44 23, 25 nee
1945/57 25 Nee
1958/69 25 25R
1970 25 RR
1975 10 RR
* Er is twijfel of in de periode 1928/33 de 27 wel echt op deze lijn gebruikt is geweest.
Amb. 27. 6 - 1-17
Amb. 25 19-11-24
Amb. 23 nov. 35
Amb. 25 14- 7 -32
Amb. 25. 8-5-34
Amb 25 18-9-57
Er zijn nog een paar interessante zaken rondom deze spoorweg bekend 1883 Op 10-9-1882 wordt la Sociedad Ferrocarril de Elqui opgericht. Start bouw 1883 1885 Einde bouw. 26.591 passagiers maakten dat jaar gebruik van de spoorlijn. De lijn was verliesgevend. 1886 Ongeveer 48.000 passagiers maakten dat jaar gebruik van de spoorlijn en het management maakte grote winsten op hun investering. 1887 Ook dat jaar werd in zwarte cijfers geschreven. 47.000 passagiers maakten gebruik van de lijn. 1888 De lijn werd door een overstroming van de rivier el Elqui vernietigd en slechts 24.000 passagiers maakten gebruik van de lijn. 1895 De staat koopt de lijn en begint met de reconstructie van de lijn. De noordzuidlijn heeft zo nu ook een connectie met Rivadavia 11-3-1971 Door een ongeluk vlakbij het dorp Gualliguaica, stierven 12 passagiers en raakten min of meer 350 passagiers ernstig gewond. Oorzaak remprobleem trein. 1975 De lijn wordt opgeheven 1986 De lijn wordt verkocht aan Ferronor en wordt ontmanteld. En dat is de verklaring, dat je nu, anno 2014, geen rails meer ziet op het traject.
Filatelie is genieten
K
inderen rapen schelpen op van het strand en nemen die mee naar huis. Iedereen verzamelt. Soms is het een korte bevlieging, soms groeit het uit tot een hobby. Mensen die olifantjes sparen, of kikkers, of grammofoonplaten, of porselein, of tattoos. En wat is het dan geweldig leuk weer iets nieuws te krijgen of te vinden. Verzamelen is genieten.
Van verzamelen leer je altijd. Kinderen leren met het verzamelen van schelpen dat er vele verschillende soorten schelpen zijn. Ze zien dat er soms een mooi rond gaatje in best veel gevonden schelpen zit: hoe zou dat komen? Mensen die porselein sparen gaan zich specialiseren: er is veel te veel, dus de keuze valt dan op bijvoorbeeld kleine porseleinen theepotjes die in Nederland zijn gemaakt. Je leert over merken, fabricageprocessen e.d. Op jouw gebied word je een deskundige: je hebt wat te vertellen! Verzamelen is genieten. Verzamelen kost vaak geld. Schelpen op het strand zijn ‘gratis’. Maar als je ook een heel bijzondere schelp wil hebben, bijvoorbeeld één uit Zuid-Amerika, dan moet je op reis of moet je die hier kopen. En natuurlijk kosten ook kleine porseleinen theepotjes geld. Maar je bepaalt natuurlijk altijd zelf wat je er voor over hebt. Je wordt telkens deskundiger op jouw verzamelterrein. Soms kan je een echt koopje ‘scoren’. Iets kopen dat eigenlijk veel meer waard is… Verzamelen is genieten. Bij postzegels verzamelen is het allemaal net zo. Je leert over postzegels. En, als je thematisch verzamelt, over je onderwerp. Je kunt ook schelpen of porseleinen theepotjes op postzegels ver-
zamelen. Misschien hoef je je dan veel minder te beperken, een postzegel met een bijzondere schelp zal vaak goedkoper zijn en makkelijker aan te schaffen dan de afgebeelde schelp zelf! Zo doe je allerlei nieuwe ontdekkingen op postzegels van vreemde landen, zo wordt je meer en meer deskundig op jouw onderwerp, zo bouw je een mooie verzameling op. Postzegels verzamelen, filatelie, is genieten. De filateliekrant laat nog eens goed zien hoe breed het terrein van het verzamelen van postzegels en poststukken is. En laat zien dat veel mensen daar veel plezier aan beleven. Dat postzegels verzamelen een prachtige hobby is waar je trots op mag zijn. Er valt in de filateliekrant ook weer veel te leren in de diverse artikelen. Ja: ook de filateliekrant is genieten.
Jan Cees van Duin, voorzitter KNBF.
56
FILAKRANT 2016
Veilingagenda 2016 Voorzover bekend hebben we de volgende veilingen opgenomen in deze lijst. Verklaringen van de afkortingen in de kolom Soort: Pzv = Postzegelveiling / M = Muntenveiling / B = Bankbiljetten
Datum
door wie
23 januari 2016 29 januari 2016 26 & 27 februari 2016 18 & 19 maart 2016 19 maart 2016 31 maart t/m 2 april 2016 11 & 12 april 2016 19 t/m 21 april 2016 21 mei 2016 14 mei 2016 25 t/m 28 mei 2016 17 & 18 maart 2016 Eind mei 2016 10 juni 2016 2 juli 2016 9 & 10 september 2016 17 september 2016 29 sept t/m 1 okt 2016 6 oktober 2016 6 & 7 oktober 2016 12 november 2016 26 november 2016 1 november 2016 december 2016 Medio dec 2016
Leopardi MPO MPO Van Dieten postzegelveiling Leopardi De Nederlandsche Postzegel- & Muntenveiling Karel de Geus - veiling Rietdijk Veilingen De Nederlandsche Muntenveiling Leopardi MPO Verzamelaarsveiling postzegelveiling Rijnmond (o.v.b.) Rietdijk Veilingen Leopardi MPO Leopardi De Nederlandsche Postzegel- & Muntenveiling Van Dieten postzegelveiling Van Dieten postzegelveiling Leopardi De Nederlandsche Muntenveiling Rietdijk Veilingen Rietdijk Veilingen postzegelveiling Rijnmond (o.v.b.)
soort veilinglocatie Pzv B Pzv Pzv Pzv Pzv M Pzv M Pzv M/B M Pzv M Pzv Pzv Pzv Pzv Pzv Pzv Pzv M Pzv M Pzv
Rijssensestraat 203 B Energieweg 7 Energieweg 7 Bakkerstraat 22 Rijssensestraat 203 B Leeuwenveldseweg 14 Recreatiecentrum 't Witven Noordeinde 41 Leeuwenveldseweg 14 Rijssensestraat 203 B Energieweg 7 Industrieweg 13 Excelsior stadion Noordeinde 41 Rijssensestraat 203 B Energieweg 7 Rijssensestraat 203 B Leeuwenveldseweg 14 Bakkerstraat 22 Bakkerstraat 22 Rijssensestraat 203 B Leeuwenveldseweg 14 Noordeinde 41 Noordeinde 41 Excelsior stadion
plaats
informatie
Nijverdal (NL) IJsselstein (NL) IJsselstein (NL) Roermond Nijverdal (NL) Weesp (NL) Veldhoven (NL) Den Haag (NL) Weesp (NL) Nijverdal (NL) IJsselstein (NL) Klaaswaal (NL) Rotterdam Den Haag (NL) Nijverdal (NL) IJsselstein (NL) Nijverdal (NL) Weesp (NL) Roermond Roermond Nijverdal (NL) Weesp (NL) Den Haag (NL) Den Haag (NL) Rotterdam
0548 - 655855 030 - 6063944 030 - 6063944 0475 - 563500 0548 - 655855 0294 - 433020 040- 2123455 070 - 3647957 0294 - 433020 0548 - 655855 030 - 6063944 0186-746746 010 - 2130986 070 - 3647957 548 - 655855 030 - 6063944 0548 - 655855 0294 - 433020 0475 - 563500 0475 - 563500 0548 - 655855 0294 - 433020 070 - 3647957 070 - 3647957 010 - 2130986
Bij een groot aantal veilinghuizen waren de veilingdatums voor 2016 nog niet bekend.
FILAKRANT 2016
57
Post van, naar en via Cook’s Tourist Service Door: Toon Jansen (Al Barid)
I
n de Engelstalige literatuur worden ze proprietary offices genoemd. Een goede Nederlandse term ken ik niet (‘postagentschap’ dekt niet de lading!). Het gaat hierbij om volwaardige postkantoren, bemand door PTT-personeel, in private gebouwen, zoals hotels of andere gebouwen; in dit geval om een kantoor van de bekende reisorganisatie Thomas Cook & Sons.
In de tweede helft van de 19e eeuw kwam Egypte geleidelijk in de belangstelling van een groeiend aantal reizigers die voor het boeken van een hotelkamer of een cruise op de Nijl gebruik maakten van de diensten van Thomas Cook & Sons. Het ging hier zowel om veelal welgestelde toeristen die voor langere tijd in het winterseizoen naar Egypte kwamen, als om passagiers van de mailboten die door het Suezkanaal passeerden en de reis voor een paar dagen konden onderbreken – de tijd die het schip nodig had om door het kanaal te varen – en deze doorbrachten in Cairo met natuurlijk een bezoek aan de Piramiden en het Egyptisch Museum. In 1872 vestigde Thomas Cook zijn eerste Egyptische kantoor in Cairo in het voormalige Britse consulaat, pal naast het wereldvermaarde Shepheard’s Hotel. Tegen het einde van 1892 werd door de Egyptische posterijen hier een postkantoor geopend, tegelijk met dat in het Shepheard’s Hotel. Op 26 juli 1952 gingen beide gebouwen in vlammen op tijdens grote rellen, gericht tegen koning en regering.
Afb. 3 Voorzijde van een (foutief gefrankeerde brief) uit Engeland, in Cairo met port belast en doorgezonden naar het Louxor Hotel in Louxor (zie links boven). Doorgangsstempel Cook’s Tourist Service dd 15 IX 97
Afb. 4 Brief uit de VS en dd 17 januari 1014 doorgezonden naar Miss Paxton in Assouan met gebruik van speciaal adresstrookje TOS. COOK & SON ASWAN Afb. 5 Briefomslag dd 16 II 33 per luchtpost verzonden naar Engeland; tarief 15 + 13 mills luchtrecht
Afb. 6 Briefstukje met ‘cash’ stempel dd 27.1.1935,, diameter 29 mm, en enveloppe met zelfde stempel, doch met diameter 27 mm Die zijn als volgt in te delen: - Het oudste stempel met inschrift Cook’s Tourist Service (zie afb. 1 en 3) - 4 stempels ‘Cook’s Post Office Cairo’ (zie bijvoorbeeld afb. 2). Daarvan is er een slechts gedurende één jaar in gebruik geweest (afb. 5); - 2 zogenaamde ‘cash’ stempels die officieel gezet moesten worden bij geldhandelingen aan het loket, bijv. bij aantekenen. Deze zijn beide zeldzaam: ik heb er één op een briefstukje. Ditzelfde stempel met afwijkende diameter (nergens vermeld!) heb ik als ‘verzoekstempel’ op een blanco enveloppe (afb. 6); - 3 R.& P. stempels (Registration & Parcels) die eveneens moeilijk te vinden zijn (afb. 7). Gebruik van deze stempels op pakketkaarten ken ik niet, want ik heb tot nu toe nooit een Cook’s pakketkaart gezien (!). Wie wel?
Afb. 1 Aangetekende brief dd 23.3.1909 verzonden naar reiziger (de bekende filatelist Mackenzie Low!) p/a Cataract Hotel in Assouan. Gefrankeerd 10 mills: 5 m binnenlands briefporto + 5 m aantekenrecht. Door zijn vestiging in een reisbureau dat een centrale positie in het toeristische netwerk van Egypte innam, heeft Cook’s Post Office meerdere rollen vervuld. Allereerst passeerde hier de uitgaande post van het reisbureau die gedurende een lange periode (zij het niet altijd) met geperforeerde zegels gefrankeerd werd (afb. 1) Bij de uitgaande post ging het ook vaak om post van reizigers (afb. 2).
Afb. 7 Aangetekende brief dd 22.2.1928 verzonden naar Berlijn met aantekenstempel CAIRO COOK’S OFFICE en tweetalig stempel COOK’S OFFICE CAIRO R.P.. Frankering 15 mills, tarief brief buitenland, + 15 mills aantekenrecht Afb. 5 Brief dd 16.2.1933 per luchtpost verzonden naar Engeland; tarief brief naar Engeland 15 mils + 13 mils luchtrecht.
Ook aan het bureau geadresseerde post liep veelal via het postkantoor. Hierbij ging het dikwijls om post voor derden, met het al dan niet expliciete verzoek deze ‘door te sturen’. Hiervoor fungeerde Cook’s dus als forwarding agent (afb. 3). Soms werd dergelijke post doorgezonden naar een ander Cook’s bureau ter verdere afhandeling (afb. 4).
Afb. 2 Ansichtkaart dd 2.3.1910 door reizigster (“We are having a lovely time in Egypt….”) verzonden naar Engeland.
Cook’s Post Office wordt vaak verbonden en verzameld met de bekende hotelpostkantoren, maar de stempels van Cook’s wijken daar in aantal en verscheidenheid sterk van af. Het kantoor heeft slechts één aantekenstempel gebruikt (zie afb. 2), maar liefst 10 verschillende datumstempels.
Er valt m.b.t. de stempels van dit kantoor dus nog wel wat werk te verrichten. Een merkwaardig gebruik wil ik u niet onthouden: een postal seal met datumstempel Cook’s Tourist service dd 4 I 95, een grote zeldzaamheid!(afb. 8).
Afb. 8 Zogenaamde postal seal (postal seals werden gebruikt op onderlinge correspondentie tussen PTT-kantoren) met datumstempel COOK’S TOURIST SERVICE 4.1.1895.
58
FILAKRANT 2016
FILAKRANT 2016
59
Hoe de naam Stamptales is ontstaan Door: Jan Mulder
A
ls Jeugdpostzegelclub De Postduif uit Wijk bij Duurstede in 2002 de Eindejaarsbeurs in de Americahal te Apeldoorn 2 dagen achterelkaar bezoekt, beleeft de Jeugd een geweldige beurs. Er was zoveel te zien en te beleven op het verzamelgebied dat zij ogen en oren te kort kwamen.
In een groot vierkant opgezet gevulde tafels met van alles en nog wat om te verzamelen lag daar! Van bierviltjes, posters, stickkers, balpoints en nog veelmeer. Maar er stonden ook- en daar ging het onze leden het meest om- ladenbakken met POSTZEGELS. De bijproducten vonden ze wel aardig, maar de interesse voor de prachtige buitenlandse postzegels, ja dat was HET! Als Jeugdleider bezocht ik waar indien mogelijk de postzegelbeurzen met onze leden. Al 20 jaar trok ik met grote groepen jeugd naar wat voor evenement ook. Tijdens deze beurs in 2002 gebeurde er wat anders dan ik gewend was. Ik mocht van de persoon die voor de ingang stond en het toezicht had niet mee naar binnen. “Het was bestemt voor de Jeugd en niet voor volwassenen.” Ik mocht niet naar “binnen” ook al was ik hun jeugdleider. De kinderen begrepen er niets van en ik moest op afstand hun bijstaan en meer zat er niet in. Degene die mij tegen hield heeft de 1ste dag van ons bezoek het stevig om zijn oren gekregen, dat ik het een waardeloos systeem vond wat men hier erop na hield. Ik noemde het “grom, grom” enz. De volgende dag als ik buiten de “ring” in gesprek ben met wat kinderen word ik op mijn schouders getikt. “Bent u Jan Mulder?” En wie vraagt mij of ik Jan Mulder ben? Ik ben Evert van de Vlekkert en organiseer deze beurs. Het contact tussen Evert, Pamela en mij is gelegd en de eerste gesprekken over opzet van- en begeleiding tijdens een beurs worden besproken. Alles stond nog in de kinderschoenen en moest nog vorm krijgen. In rap tempo groeide het Jeugdgebeuren en voor wij het beseften waren wij niet alleen actief in ons eigen land, maar ook in België. Vanaf oktober 2004 draaide wij met de Jeugdworkshop op de FNIP-beurs in Antwerpen. Thans Antwerpfila. Daar werd voor het eerst met eigengemaakte albumbladen Nederland gewerkt. Het idee was simpel en eenvoudig. Maar of dat nog niet genoeg was kwam ook het idee om iets rond de zomermaanden te doen. Holland Fila werd geboren en zo stonden er ineens 5 grote Jeugd-evenementen op de agenda. Voor elk evenement werd weer wat anders bedacht.
Het team van de Postduif Lies Wiegers, Michael Italiaander, Marga van der Tuin, Ina Koole en Jan Mulder vormden de spil rond de Jeugdworkshop. Vanuit diverse bevriende andere jeugdclubs kregen wij ondersteuning tijdens de evenementen. Ja, zelfs uit België kwam Inge Bauwens uit de plaats Lede om ons bij te staan. Veel tijd en energie werd er gestoken in het ontwerpen van de albumbladen. Er is wat heen en weer gereden tussen Wijk bij Duurstede en Apeldoorn. De samenwerking werd meer en meer een “familie aangelegenheid” waarin ook plaats was voor de menselijk kant van het leven. Pam en Evert kregen er meer en meer plezier in alles en werd het tijd voor een gepaste naam voor onze Jeugdworkshop. De kracht van de workshop ging niet onopgemerkt voorbij aan de aandacht die het kreeg. Veel verzoeken of er iets niet gekopieerd- of geleend kon/mocht worden voor/bij andere evenementen worden niet gehonoreerd om de eenvoudige reden dat alles nooit eerder op welk evenement te zien is geweest en dat maakte onze workshop zo Unique! Na diverse ideeën en suggesties ontstond de naam STAMPTALS. Het spijtige voor het Jeugdteam is het moet stellen zonder Evert van de Vlekkert omdat hij ons is ontvallen na Antwerpfila eindmaart van dit jaar. De gesprekken die wij daar nog hadden tijdens Antwerpfila gingen over de terugloop van de “interesse” door de Jeugd. Maar als wij dan weer nieuwe kinderen de Jeugdworkshop binnen zien komen die voor het eerst komen en zij niet kunnen bevatten wat zij allemaal mee naar huis mochten nemen is er dus nog ter degen interesse bij Jeugd! Maar waar blijven de ouders die dit allemaal ingang kunnen houden/zetten?
Stamptales werd het handelsmerk en mede hierdoor groeide en groeide de organisatie. Dagenlang achter elkaar werd er afgeweekt om de productie van de albumbladen voor te blijven. Er kwamen verzoeken of de albumbladen niet in een album uitgegeven konden worden. Het zelfde geld voor de filatelistische spelen of deze niet overgenomen konden worden. Alles is in eigenbeheer ontworpen- en ontwikkeld. Inmiddels staat de teller van de albumbladen op ruim 300 en nieuwe producties liggen klaar voor verdere ontwikkeling.
Bij het lezen van artikelen over hoe ouders gedwongen worden om dure spullen voor hun kinderen te kopen omdat zij anders niet bij de groep horen op school maken mij boos. Alsof iedereen zich maar moderne hulpmiddelen kan permitteren terwijl het leven maar duurder wordt. Veel mooie dingen- en zaken gaan teloor omdat niet het kind, maar de volwassenen minder zijn doorgaan geven. Wij van het Stamptales team willen hier niet aan meedoen en daarom blijven wij in ons zelf geloven! En ook dit jaar aan het einde van de dag nog een….
Jan Mulder Een albumblad ontwerpen en samenstellen vraagt veel inlevingsvermogen. De thema’s die inmiddels de revue zijn niet meer op twee-handen te tellen. Een ding weet ik wel en dat is dat Stamptales leeft omdat er een team achter zit wat geloofd in de opzet en het doel. Dit jaar komt zelfs de groep uit Hamburg 2 dagen naar Stamptales. Al 2 jaar achter elkaar bezoeken zij de Jeugdworkshop en hebben daar per rit een reis van 5 uur voorover!! Voor het thema van dit jaar is tijd nog moeite gespaard om tot een mooi resultaat van activiteiten te komen tijdens Stamptales.
Het eerste officiële albumblad “de Kat” Laura Seigers uit de plaats Mol, België & Michael
60
FILAKRANT 2016
De “ – ville” schepen van de rederij C.M.B. Door: Walter Deijnckens
Alex Van Opstal schepen
Anversville schepen
Alex Van Opstal 1. (1937-1939) Vrachtschip. De eerste Alex Van Opstal werd ingezet op de lijn naar New York. Het kon 12 passagiers mee nemen. Het liep echter op een mijn en zonk op 15 september 1939.
Anversville 1. (1899-1906) De eerste afvaart naar de Kongo Vrijstaat was op 18 mei 1899. Het zou 35 afvaarten maken om op 16 april 1906 voor de laatste keer te Antwerpen aan te komen. Een klein S/S Anversville lijnstempeltje is gekend.
Van de 2de radiotelegrafist is dit lijstempeltje S.S. ANVERSVILLE naar Kortrijk met aan voorzijde afstempeling van Boma 22 mei 1925.
Omslag van afzender Fred Sanders, New York. Alex Van Opstal 2. (1940-1959) Gemengd vrachtschip. De tweede Alex Van Opstal werd gebouwd te Cockerill yards te Hoboken. Hij werd echter door de Duitsers opgeëist en kwam terug in dienst bij de rederij CMB in 1945. Het schip werd verkocht in 1959. Na de oorlog werd enkele reizen naar de Congo gemaakt waardoor een stempel op Belgisch Kongo zegels kan gevonden worden. Armand Grisar. (1945-1959) Gemengd vrachtschip. Het schip werd door de Duitsers onafgewerkt gezonken in de haven van Antwerpen in 1940. Het werd in 1945 gerecupereerd en bleef in dienst tot 1959. Na de oorlog werd met dit schip ook enkele reizen onder nomen naar Belgisch Kongo. De Belgische Post liet voor de oorlog de privaat afstempelingen van de rederij toe. De rederij had wel een overeen komst met de posterijen om de postzakken de vervoeren naar Belgisch Kongo maar de rederij had nagelaten om een overeenkomst af te sluiten voor de post die aan boord werd afgegeven.
Zichtkaart van 23 februari 1901 met lijnstempeltje s/s Anversville. Zelfde stempel op paartje van Goudkust met afstempeling van Southampton 18 maart 1902. Anversville 2. (1912-1938) Niet minder dan 134 afvaarten gedurende deze langen periode van 26 jaar. Tijdens de eerste wereldoorlog en dit vanaf 1915 werden de afvaarten vanuit Engeland geregeld. De eerste was van Liverpool en vervolgens vanuit Hull. Op 18 augustus 1919 werd opnieuw vanuit Antwerpen vertrokken. Vanaf 1911 kwamen de eerste Belgische officieren aan boord en kwam het gebruik de post af te stempelen die afgegeven werd door de passagiers. Eerst met lijnstempeltjes, vervolgens met ronde stempels, weliswaar zonder datum in de stempel.
S.S. ANVERSVILLE Vlak voor het uitbreken van de wereldoorlog 1 verliet de Anversville 2 Antwerpen voor de Congo in mei 1914. Vanaf dit jaar tot in 1919 werd aan boord een dubbel ring stempel gebruikt met de tussen de ringen de woorden Paquebot Anversville en ster. Kaartje verstuurd vanuit de Anversville en gefrankeerd met Belgische zegel van 5 centiemen wat het port was voor zichtkaarten in 1914 naar Wuestwezel 6-7 18 V 14.
In 1913 wordt een grote lijnstempel gebruikt met de woorden Paquebot Anversville die 75 x 4 mm meet.
Courrier retiré de l’avion accidenté à Leopoldville le 27/8/1949. Vanuit het schip S.S. ARMAND GRISAR werd deze brief verzonden per luchtpost naar de firma Otraco, Réseau du Kivu te Costermansville op 27 augustus 1949. Het vliegtuig DC 3 00 CBK van Sabena steeg op te N’Dolo zaterdagmorgen op 27/8/1949 voor een binnenlandse vlucht van Leopoldville naar Elisabethville. Voor een onbekende reden maakte het vliegtuig een noodlanding te midden van de neger wijken dicht bij het vliegveld. Het vliegtuig vatte vuur bij de landing. Drie bemanningsleden overleden en twee passagiers werden vermist. Weinig briefwisseling in slechte conditie werd terug gevonden waarvan hier onder een verbrand poststuk met port van 5.50 fr. voor binnenlands tarief voor 50 gram. Op de verbrande posstukken werd een lijnstempel geplaatst met hoger vermelde inscriptie.
In 1914 zien we een kleiner formaat van stempel verschijnen. Het meet 44.5 x 3.5 mm en vermeld de woorden Paquebot “Anversville”.
Anversville 2.
Zichtkaart van de Anversville 2 naar Brussel met aankomst stempel van 3 mei 1914. Lijnstempel Paquebot Anversville.
Par S.S. ARMAND GRISAR
Geschreven vermelding courrier de Haute Mer in het rood en lijnstempel Anversville op zegels met uitgifte datum van 1931.
In het jaar 1916 werd het schip Anversville 2 uitbesteed aan het British Gouvernement en dit tot 11 november 1918. Het werd gedurende deze periode als troepentransport schip gebruikt.
FILAKRANT 2016 Het was terug te Antwerpen in april 1919. Een lijnstempel met de woorden COURRIER DE HAUTE MER kunnen op één of op twee lijnen terug gevonden worden. Kaartje hieronder met aankomststempel van La Rochelle-Pallice van 1 – 3 18 en Paquebot havenstempel.
61
Postkaart van Tenerife naar Forest. Port: 60 c. vanaf 1/5/1927.
Kaartjes van de CBMC met vermelding van het menu in het jaar 1922. Periode 1919 – 1923. De vroegste datum van de grote 31 mm stempel met de twee sterren onderaan wordt vermeld op 5 februari 1920. Dit is tijdens zijn eerste afvaart vanuit Antwerpen die vertrok op 8/11/1919. Kaartje van Tenerife vanuit het schip Anversville met Antwerpse aankomststempel 31 XII 20.
Periode 1928 – 1938. Vanaf 1928 werd een grotere stempel gebruikt met een punt onderaan. Deze stempel zou in gebruik blijven tot zijn terug keer in Antwerpen op 27 september 1938. Port: 1.50 fr. vanaf 1 februari 1934.
Anvers lijnstempeltje in het rood.
Anversville 2 afstempeling gedurende de jaren 1919 – 1923. Brief naar Roulers met lijnstempeltje Paquebot “Anversville” en port van 20 centiemen voor brief tot 20 gram in België.
Periode 1924 – 1928. Gedurende deze periode werd een zo genoemde brug stempel aan boord gebruikt met de woorden Paquebot Anversville in het midden en rondom Courrier de Haute mer.
Oost-Indiëvaarder
Verheug u nu met har t en zinnen, d’Oost-lnd iëvaarders d ie zijn binn Zoete meis en, jes waag ee n kans, Zij zijn ze er rijkelijk beladen, Gij kunt u w lustjes n u verzaden: Kom lustig toe, allons, avance. Anon ieme tekstd
ichter, ach
ttiende eeu
w
1) De Oost-Indiëvaarder Salamander, gedeeltelijk onttuigd, ets door Reinier Nooms, omstreeks 1650.
O
ost-Indiëvaarders imponeren. Het waren de grootste schepen van hun tijd en daarom op de rede of in de haven eenvoudig te herkennen. De schepen boden ruimte aan een groot aantal opvarenden, handelsgoederen en veel levensmiddelen. Hun bewapening was gelijk aan die van een oorlogsschip. Zij hadden drie hoge masten en een boegspriet, waaraan ze aanvankelijk zes, later tien zeilen voerden. De schepen waren vol en rond van vorm met aan de achterzijde een vlakke spiegel.
Eén bedrijf Mensen denken vaak dat de Gouden Eeuw zonder deze schepen niet kon bestaan, maar dat is een mythe. De vaart op Azië had in
de Nederlandse economie van de zeventiende eeuw een aandeel van ruim tien procent, maar ook niet meer dan dat. Niettemin kon de Aziatische handel een individuele koopman of zeeman en de meisjes die op zijn terugkeer wachtten - gouden kansen bieden. Alle Oost-Indiëvaarders, vaak aangeduid als ‘retourschepen’, omdat zij uit Azië goederen ‘retourneerden’, waren eigendom van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (voc). Dit bedrijf was in 1602 opgericht om de prille Nederlandse handelscontacten met Azië levensvatbaar te maken. In de voorgaande vijf jaar waren uit enkele steden in Holland en Zeeland ruim zestig schepen vertrokken om in Azië specerijen te halen, voornamelijk zwarte peper. Tot dat moment domineerden de Portugezen deze uiterst winstgevende handel. De eerste Nederlandse reizen waren zo succesvol dat de vaart op Azië ten onder dreigde te
2) Vanaf 1661 bouwde de Amsterdamse kamer van de voc een nieuwe werf aan het l), op het kunstmatige eiland Oostenburg. Het complex telde drie scheepshellingen. Boven alles uit torende het vier verdiepingen hoge Oost-Indisch Magazijn. Elk jaar liepen hier twee, soms wel drie schepen van stapel. Deze prent door Joseph Mulder dateert van rond 1700. gaan aan haar eigen succes, want door de onderlinge concurrentie stegen de inkoopprijzen in Azië en daalden de verkoopprijzen in de Republiek. Raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt dwong de Hollandse en Zeeuwse kooplieden hun krachten in één
62
FILAKRANT 2016
bedrijf te bundelen. Deze Verenigde Oost-Indische Compagnie kreeg het monopolie op alle Nederlandse handel en scheepvaart op Azië. In de zes steden waar de eerste reizen naar Azië waren georganiseerd kwamen kamers of afdelingen van het bedrijf. De kamer Amsterdam was verantwoordelijk voor de helft van alle vocactiviteiten, Zeeland voor een kwart en de kleinere afdelingen Rotterdam, Delft, Hoorn en Enkhuizen elk voor een zestiende. In Azië vestigde de Compagnie een omvangrijk handelsnetwerk, dat zich uitstrekte van Kaap de Goede Hoop in het westen via India, Ceylon (Sri Lanka) en de Indonesische archipel tot China en Japan in het verre oosten. Het centrale knooppunt werd Batavia (Jakarta), op de noordkust van Java. Schepen van de voc Voor de contacten met Azië en ook tussen Batavia en de andere Aziatische vestigingen gebruikte de voc de grote OostIndiëvaarders. Daarnaast zette zij hoekers, jachten en vanaf 1618 ook fluiten in. Omdat in Azië geen menskracht en materialen voorhanden waren, werden alle schepen in de Republiek gebouwd, op eigen Compagniewerven. Alle scheepsbouwmaterialen, voorraden en koopwaar voor Azië betrokken de bewindhebbers van particuliere leveranciers, die deze goederen merendeels uit het bui-tenland importeerden. Op deze manier leverde de Compagnie als afnemer een indirecte bijdrage aan de Nederlandse economie. Daarnaast was de voc een belangrijke werkgever. Op de werf in Amsterdam werkten enkele honderden arbeiders die in de zeventiende eeuw 150 grote Oost-Indiëvaarders bouwden.
3) Oost-Indiëvaarders waren altijd rijk versierd met houtsnijwerk. De figuur van Vrouwe Justitia in het midden van de spiegel zou er op kunnen duiden dat het om de Gerechtigheid gaat, een ‘jacht’ van de voc van 652 ton, gebouwd in 1665. Het afgebeelde schip is een gerelateerde afbeelding. Tussen het besluit tot de bouw en de oplevering van een vocschip verstreek ongeveer anderhalf jaar. De eerste drie maanden waren nodig om de kiel te leggen en de gedubbelde romp van eikenhout te voltooien. Zo’n stevige constructie was vereist om de lange zware reis en het verblijf in Azië veilig te kunnen doorstaan. Na hun tewaterlating werden de schepen in het ‘hok’ tussen de palen voor de werf afgebouwd. Werklieden plaatsten de drie masten. In het ruim kwamen grote schotten om een aantal afgescheiden ruimten te creëren voor handelsgoederen, drinkwateren voedselvoorraden, reserveonderdelen en onderin op de kiel, dus beneden de waterspiegel, een kruitkamer waar zo’n 6000 pond buskruit kon worden opgeslagen. Boven het ruim lagen twee doorlopende dekken waar de bemanning leefde en werkte. Op het onderste (overloop) dek stonden tevens de zwaarste kanonnen, voor kogels van twaalf pond. Een voc-schip had meer dan veertig stukken geschut aan boord, van verschillend kaliber. Zware bewapening In de Gouden Eeuw waren Oost-Indiëvaarders zo zwaar bewapend dat zij ook als oorlogsschip konden worden ingezet. De oorlogsvloot die eind mei 1665, tijdens de Tweede Engelse Oorlog, bij Texel in zee liep, telde meer dan twintig voc-schepen. De Oost-Indiëvaarder Oranje speelde kort daarop zelfs een heldenrol. Dit twintig jaar oude schip was met een laadvermogen van 1200 ton een van de grootste schepen van de Compagnie. In de Slag bij Lowestoft op 13 juni 1665 wist de Oranje-bemanning vlak na elkaar twee van de zwaarste schepen van de Engelse vloot te enteren en geruime tijd te bezetten. Overmeesteren lukte niet omdat andere Engelse schepen hun broeders kwamen ontzetten. In de gevechten verloor de helft van de voc-bemanning het leven, maar de Oranje hield stand tot hij de lucht in vloog, omdat het vuur van een Engelse brander de kruitkamer bereikte. Dit Europese oorlogsgeweld was slechts een bijkomstige reden waarom Oost-Indië- vaarders zo zwaar bewapend waren. Wezenlijk was dat de schepen in ver afgelegen gebieden moesten opereren waar de Neder-landse oorlogsvloot geen bescherming kon bieden. Voor de Afrikaanse kust en in Azië waren zeerovers en kapers actief. De voc probeerde in Azië een goede handelspositie te veroveren ten koste van niet alleen de Portugezen, maar ook de Engelsen en de Spanjaarden. Inzet van de strijd waren de fabelachtige winsten in de specerijenhandel die alleen behouden bleven als het aanbod van peper, kruidnagels, foelie, nootmuskaat en kaneel in Europa beperkt was. Vanwege de sterke concurrentie was dit alleen mogelijk
4) In augustus 1665, tijdens de Tweede Engelse Oorlog, vluchtte een Oost-Indische retourvloot de haven van de Noorse stad Bergen in. Engelse oorlogsschepen belaagden de Hollanders met brander schepen, maar toen de wind draaide moesten ze zelf de vlucht nemen. Willem van de Velde de Oude, die kort na die gebeurtenis in Bergen arriveerde, maakte dit penschilderij van het gevecht. Op de voorgrond de voc-schepen, onder andere de Rijzende Zon (links), in de verte de Engelsen. door de productiegebieden in de Molukken en op Ceylon te veroveren. De gevechten waren zeer gewelddadig en eisten veel slachtoffers, vooral onder de lokale bevolking. Toen de kruitdamp optrok, was op sommige eilanden in de Molukken het inwonertal met dertig procent gedaald. De voc trok aan het langste eind. Dankzij de continue beschikbaarheid van zwaar bewapende Oost-Indiëvaarders veroverde de Compagnie niet alleen het specerijen monopolie, maar wist zij ook anderszins de Europese rivalen in Azië te overtroeven. De Nederlanders konden zo’n sterke vloot uitsluitend inzetten dankzij hun krachtige economie. De handel op de Oostzee, de haringvisserij en diverse andere economische activiteiten leverden het geld dat nodig was om in Azië een sterke positie op te bouwen. Aziatisch netwerk Omstreeks 1685 bezat de Compagnie verspreid over Azië ruim twintig kantoren. Zo’n netwerk was onontbeerlijk om de goederen voor Europa te verzamelen. De Nederlanders hadden de Aziatische consument namelijk weinig te bieden. Europese producten waren vaak te duur of niet gewild. Daarom kochten voc-kooplieden bijvoorbeeld met zilver, dat zij uit de Republiek meebrachten, in Siam (Thailand) hertenhuiden. Het zachte leer werd in Japan veel gebruikt voor de bekleding van zwaardhandgrepen, schilden en kisten. De Compagnie verhandelde de huiden tegen Japans goud, zilver en koper. Ver-volgens gebruikten de Nederlandse kooplieden deze metalen om in India prachtige stoffen te kopen die weer bijzonder populair waren in de Indonesische archipel. De lokale bevolking was bereid voor Indiase textiel grote hoeveelheden specerijen te leveren. Op deze manier ontstonden diverse handels ketens binnen Azië. Een relatief kleine investering aan Europees zilvergeld verveelvoudigde in waarde door eerst hertenhuiden, dan goud, zilver en koper en vervolgens textiel tegen een lage prijs in de productie-gebieden in te kopen en deze goederen elders in Azië
telkens met grote winst te verkopen. Deze Hollandse handelsgeest maakte de Compagnie tot de machtigste koopman in Azië. Het uitgebalanceerde Aziatische netwerk, opgebouwd dankzij de inzet van zwaarbewapende Oost-Indiëvaarders, was de sleutel tot het commerciële succes van de voc in de zeventiende eeuw. Zeelieden en soldaten Om het handelsnetwerk op te bouwen, maar daarna ook te verdedigen en bovendien de schepen te bemannen die de contacten tussen de Aziatische vestigingen onderhielden, stuurde de Compagnie veel extra mens-kracht overzee. In de jaren 1640 monsterden bij de voc jaarlijks 3000 zeelieden aan. Zij waren afkomstig uit de Republiek en aangrenzende kustgebieden. Omstreeks 1650 had de Compagnie in Azië zo’n 12.000 man in dienst. In de achttiende eeuw zou het aantal verdubbelen. Op de uitreis naar Azië waren de Oost-Indiëvaarders overvol. Aan boord leefden zo’n tachtig soldaten die de voc-posten in Azië gingen verdedigen. Zij verbleven op het koebrugdek, een tussenplankier in het ruim van het schip, zo’n anderhalve meter onder het overloop-dek. Alleen door de laadluiken viel enig daglicht naar binnen. Bij goed weer exerceerden de soldaten aan dek. Zij hadden geen taken aan boord. Het scheepsvolk telde 200 koppen, hoewel voor het zeilen van een Oost-Indiëvaarder niet meer dan 100 man nodig waren. De extra mankracht was bestemd voor de vloot in Azië, maar moest ook het verlies aan personeel opvangen. In de eerste helft van de zeventiende eeuw was het sterftecijfer aan boord van Oost-Indiëvaarders twee keer zo hoog als aan de wal, vooral als gevolg van scheurbuik. Het scheepsvolk leefde op het overloopdek, waar aanvankelijk iedere matroos een eigen kooi had met een bultzak als matras, gevuld met boekweitdoppen of elandhaar. Vlakbij stond zijn kist met persoonlijke spullen. Zo had elke zeeman een klein, maar eigen plekje. Omstreeks 1640 verving de Compagnie de kooien echter door hangmatten.
De Pieter en Paul van de Amsterdamse kamer van de voc vertrok in 1698 voor zijn eerste reis naar Batavia. Het schip van 278 ton werd aangeduid als een fregat en behoorde tot de kleinere voc-schepen. Het had niet meer dan honderd opvarenden. Abraham Storck schilderde een deel van de bemanning in het want. Aanleiding voor het schilderij, waarvan dit beeld een detail is, was het feit dat Tsaar Peter de Grote bij de bouw had geassisteerd. De tsaar is afgebeeld in de roeisloep met Russische vlag op de voorgrond.
FILAKRANT 2016
63
Dit gaf veel meer leefruimte. Ook kwam er plaats voor tafels om de maaltijden te gebruiken. Bovendien konden de onderofficieren zo beter toezicht houden. De discipline aan boord was streng omdat het noodgedwongen opeengepakt leven tijdens een lange reis veel aanleiding tot conflicten gaf. Vanaf 1652 waren vocschepen verplicht om de Tafelbaai bij Kaap de Goede Hoop binnen te lopen. In Kaapstad konden vers voedsel en drinkwater worden ingenomen. Op dit bord van Chinees porselein uit de eerste helft van de achttiende eeuw is op de achtergrond de Tafelberg afgebeeld. Zeelieden vonden de omstandigheden zwaar en werkten niet graag voor de Compagnie. In de Europese vaart duurden de reizen hoogstens één zomerseizoen en waren de gages twee keer zo hoog. Voor een inwonende knecht aan de wal was de voc daarentegen een goed alternatief. Het verplichte contract van drie jaar, niet gerekend de uit- en thuisreis, verzekerde hem voor een lange periode van kost en inwoning. Naast zijn gage van zo’n negen gulden per maand had hij recht op buitgeld, dat dankzij de vele gevechten in Azië in de eerste helft van de zeventiende eeuw nog wel wat kon opleveren, en op ‘voering’: hij mocht handelswaar meenemen ter waarde van schip van de Oost-Indiëvaarders boden daartoe de ruimte. Toch moest vrijwel altijd een aantal passagiers genoegen nemen twee keer zijn maandgage. Verder bestonden talloze informele mogelijkheden om door particuliere handel stiekem de inkomsten te vergroten. Ook anderszins bood werken bij de voc bijzondere kansen. Wie overleefde en woekerde met zijn talenten kon aan boord promotie maken op een manier die aan de wal ondenkbaar was. Zo kon een eenvoudige jongen opklimmen tot stuurman, schipper of zelfs gouverneur- generaal. Dan behoorde hij tot de derde groep opvarenden aan boord: de officieren en een tiental hogere Compagniedienaren die vaak met familie en bedienden op weg waren naar Azië om daar te gaan werken als koopman, bestuurder, dokter of predikant. Die leefden op het achterschip en beschikten, zo ver dat mogelijk was, over een eigen hut. De brede spiegel en het hoge achter-met een slaapplaats in de grote kajuit, waar de scheepselite overdag verbleef en gezamenlijk de maaltijden nuttigde. Ondanks de grotere leefruimte en een veel beter dagmenu vonden ook de passagiers de omstandigheden aan boord zwaar en keken ze, uit verveling, reikhalzend uit naar het einde van de reis. De reis naar Azië Voor het grote aantal opvarenden, gemiddeld 300 man, moest een Oost-Indiëvaarder voldoende voedsel en water kunnen meenemen. Dat was een van de redenen waarom de schepen zo’n groot laadvermogen hadden. In het begin van de zeventiende eeuw duurden de reizen naar Azië doorgaans een jaar en onderweg bestonden weinig mogelijkheden voor verversing. In de Atlantische Oceaan leverden de kleine Kaap Vedische Eilanden of het rotsachtige Sint Helena slechts beperkte hoeveelheden vlees, groente en water. In de Indische Oceaan moesten de Oost-Indiëvaarders om verse voorraden in te nemen een aanzienlijke omweg langs Mauritius of Madagascar maken. Naarmate meer schepen naar Azië zeilden, waren deze lokale voorraden steeds minder toereikend. Een Oost-Indiëvaarder moest dus maandenlang zichzelf bedruipen, zeker in de begin-jaren van de Compagnie. Binnen dertig jaar na de oprichting daalde de gemiddelde reisduur tot acht maanden. De kolossale dwars getuigde Oost-Indiëvaarders waren trage zeilers. Zij voeren waar wind en stroom hen brachten. Daarom volgden voc-schepen vanaf 1616 niet langer de oostkust van Afrika, maar koersten zij zuidelijker, om tussen de 30° en 40° zuiderbreedte met de westenwinden die daar waaien naar Java te
8) Op 4 november 1711 legde Johannes Rach het vertrek van elf schepen van de rede van Batavia vast. De retourvloot stond onder hevel van de Raden van lndië Hasselaer en Vos. Zo’n commandeurschap was een erebaan voor hoge voc-functionarissen, ervaring als zeeman was niet vereist.
9) Op dit model van omstreeks 1725 zijn twee kenmerken van een Oost-Indiëvaarder te zien: de ‘dubbeling’ en de zonnetent. De dubbeling - wit op het model - was een tweede scheepshuid, bedoeld om schade door paalworm en ander gedierte tegen te gaan. De zonnetent was een houten overkapping van het halfdek, die vooral passagiers en officieren beschermde tegen de tropenzon. koersen. Een risico was wel dat de schepen op de westkust van Australië zouden verzeilen, zoals de Vergulde Draak die in de nacht van 28 april 1656 op een rif ruim drie mijl uit de kust in stukken brak. Vrijwel de gehele lading ter waarde van 185.000 gulden, voornamelijk zilvergeld, en vrijwel alle proviand verdwenen in zee. Van de opvarenden verloren 118 het leven. De 75 overlevenden stuurden de onderstuurman en zes matrozen in een kleine boot naar Batavia om hulp te halen. Het groepje arriveerde uitgeput begin juni voor de stad. Reeds een dag later, op 8 juni 1656, vertrokken de fluit Witte Valk en het jacht Goede Hoop om de overlevenden op te halen. Door slecht weer, zware storm, en de ongenaakbaarheid van de Australische westkust bleef deze expeditie evenals twee volgende pogingen zonder succes. De redders ontmoetten enkele Aboriginals, maar vonden overigens alleen wat wrakhout. Behalve de Vergulde Draak zijn tijdens het bestaan van de Compagnie slechts drie andere schepen op de westkust van Australië verongelukt, terwijl voc-schepen bijna 4800 reizen naar Azië hebben gemaakt. Van alle heen- en terugreizen tezamen is slechts drie procent in schipbreuk geëindigd. Gezien de grote risico’s en de nog beperkte kennis is dat een verbluffend gering aantal. Een eigen verversingspost bij Kaap de Goede Hoop, het tegenwoordige Kaapstad, bracht na 1652 een radicale verbetering in de leefsituatie aan boord. Voortaan waren alle Oost-Indiëvaarders verplicht hier hun voedsel- en watervoorraden te verversen. Twintig jaar later was scheurbuik niet langer een belangrijke doodsoorzaak onder de zeelieden. De benodigde voorraden aan boord konden tot zes maanden worden teruggebracht. Dat liet ook meer ruimte voor de handelsproducten die snel in volume en waarde toenamen. Het voc-assortiment telde meer dan honderd goederen, variërend van aloëgom, aluin en amandelen tot zeep, zijde en zilver. Tot 1685 hadden specerijen veruit het grootste aandeel in de opbrengst: zo’n zestig procent. Daarna verschoof het accent naar de Indiase stoffen, die in Europa in de mode kwamen, en nieuwe dranken als koffie van Java en thee uit China. Vanwege de lange reisduur probeerden de bewindhebbers zoveel mogelijk goederen tegelijk te verschepen. Dat was een
andere reden waarom de Oost-Indiëvaarders zo groot, vol en rond van vorm waren. In het begin van de zeventiende eeuw zeilden elk jaar zo’n twaalf schepen naar Azië. Omstreeks 1660 was het aantal verdubbeld. Daarna werden de Oost-Indiëvaarders steeds groter. Hun omvang vertraagde wellicht de snelheid, maar tot 1800 was tijd geen beslissende factor in de vaart op Azië. Zolang voc- schepen vóór de vastgestelde veilingdata in de Republiek arriveerden, draaide het bedrijf door. Pas in de negentiende eeuw, na de ondergang van de Compagnie, werden de verkoopopbrengsten afhankelijk van het tijdstip dat de goederen op de markt kwamen. De klassieke Oost-Indiëvaarders maakten plaats voor snelle clippers, die in drie maanden tijd naar Java zeilden. Weer thuis De thuiskomst van een vloot uit Azië was altijd een bijzondere gebeurtenis. De kolossale schepen hadden de geseling van de oceanen doorstaan. Zij waren beladen met exotische goederen die de zintuigen prikkelden. Bewindhebbers verheugden zich op hoge veilingopbrengsten. Passagiers waren opgelucht dat een einde kwam aan hun verveling. Zeelieden voelden zich bevrijd uit een gevangenis-met-gevaar-voor-verdrinken. Alle thuiskomers gingen hun verdiensten spenderen. De Compagnie leverde een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse welvaart, zij het niet meer dan tien tot vijftien procent. De hogere Compagniedienaren verwierven in Azië vaak in absolute zin een vermogen. Het scheepsvolk beschikte ver-houdingsgewijs over een fortuin dat weer - allons, avance - de meisjes van Amsterdam gouden kansen bood. Bronvermelding: Bataviawerf te Lelystad Maritiem museum te Amsterdam
64
FILAKRANT 2016