TOM 1/2015

Page 1

Het Festival en Seizoen Oude Muziek staan samen garant voor bijna 250 concerten met oude muziek per jaar, waaraan meer dan 1.500 musici deelnemen en 70.000 mensen van genieten. Waaronder u. Wilt u meer weten over het nalaten van legaten of het doen van schenkingen, neemt u dan contact op met Wilmer de Jong via 030 232 9000 of vrienden@oudemuziek.nl. Hij kan u ook alles vertellen over de bijgaande fiscale voordelen.

Ondersteun via een legaat of schenking duurzaam de uitvoering van oude muziek in Nederland.

1/2015

Wilt u ook een rol spelen in de toekomst van oude muziek?

1/2015 OUDEMUZIEKESTHETIEK VAN HERMAN RUTTERS / ALAMIRE FOUNDATION EN MODERNE TECHNOLOGIE / CLASSICAL:NEXT: MUZIEK VOOR DE TOEKOMST / INTERVIEWS MET: JORDI SAVALL OVER OSTINATO’S EN IMPROVISATIES / EMMA KIRKBY OVER ELOQUENTIE / DOMINIQUE VELLARD OVER MARIALE DEVOTIE / THOMAS BAETÉ OVER DON PAOLO / BARBORA KABATKOVA OVER HILDEGARD VON BINGEN EN NOG VEEL MEER…


Bach, Bach,

Matthäus-Passion Orchestra of the Age of Enlightenment o.l.v. tenor Mark Padmore, Evangelist

Bach

o.l.v.

Erik van Nevel

Met Bach, Bach, Bach presenteert het Nederlands Kamerkoor een programma waaraan de Bachliefhebber zijn hart kan ophalen. Bach's wereldberoemde motetten dienen als uitgangspunt voor de Belgische dirigent en specialist Erik van Nevel, bekend als artistiek leider en dirigent van het Vlaamse topensemble Currende. Maar ook Bach's zoon Carl Philipp Emanuel schreef parels van motetten. Onbekend, maar zeer bemind onder liefhebbers. En Bach dient als inspiratiebron in een adembenemend succeswerk van de onlangs overleden Noorse componist Knut Nystedt, Immortal Bach. Nederlands Kamerkoor o.l.v. Erik van Nevel

Vrijdag 6 maart 2015, 20:15 St. Petruskerk, Boxtel 19:30 Voorprogramma: Helmonds Kamerkoor Zaterdag 7 maart 2015, 20:15 Grote of Sint Laurenskerk, Alkmaar 19:45 Voorprogramma: Bachcantatekoor Bergen Zondag 8 maart 2015, 15:00 Chassé Theater, Breda Woensdag 11 maart 2015, 20:15 Grote of Jacobijnerkerk, Leeuwarden Donderdag 12 maart 2015, 20:15 Der Aa-Kerk, Groningen Vrijdag 13 maart 2015, 20:15 Pieterskerk, Utrecht 19:45 Voorprogramma: Utrechts Vocaal Ensemble Zaterdag 14 maart 2015, 20:15 Philharmonie, Haarlem Zondag 15 maart 2015, 15:00 Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam 14:30 Voorprogramma: Kamerkoor Vocoza

W W W. N E D E R L A N D S K A M E R K O O R . N L

30 mrt Bestel nu kaarten

Detail van ‘De kruisafneming’ door Rogier van der Weyden, 1435

Bach? Ja, Bach!


Om te beginnen

2 Op weg naar de toekomst Van de redactie

Barbora Kabátková over Hildegard von Bingen 42 Moderne middeleeuwse muziek Agnes van der Horst

4 Exclusieve Vriendenavond 5 Vriendenconcert

Trommels en trompetten op viola da gamba 48 Jordi Savall trekt door het land Agnes van der Horst

INTERVIEWS Ensemble Gilles Binchois

6 Mariale devotie aan het

Spaanse hof Marcel Bijlo

ARTIKELEN Pionier in oudemuziekesthetiek

34 Herman Rutters Jed Wentz

Bart Demuyt over de Alamire Foundation

10 Meerstemmigheid in beeld Noortje Zanen

Mieneke van der Velden en Fred Jacobs

16 De gamba van Marais Annemarie Peeters

Eloquentie op topniveau

20 Emma Kirkby en Jakob Lindberg Annemarie Peeters

RUBRIEKEN 54 Berichten / Festivals 56 Boekbesprekingen 58 Cd-besprekingen 72 Cd-aanbiedingen voor Vrienden 74 Seizoen Oude Muziek 14/15 76 Colofon

Michael Nieuwenhuizen over Classical:NEXT 24 Muziek voor de toekomst Frederike Berntsen

Thomas Baeté over Don Paolo

INHOUD

28 De verliefde abt Isaline Claeys

1


OM TE BEGINNEN

OP WEG NAAR DE TOEKOMST VAN DE REDACTIE

Het eerste nummer van het Tijdschrift Oude Muziek verschijnt altijd halverwege het Seizoen Oude Muziek. We staan stil bij de mooie concertmomenten van de afgelopen maanden en we kijken vooruit naar de programma’s van het voorjaar. Maar in dit tijdschrift kijken we nog verder terug én vooruit: we gaan op zoek naar de wortels van de oudemuziekbeweging en we filosoferen over de toekomst ervan. Ton Koopman is zeventig geworden. Hij vierde zijn verjaardag groots, onder andere met een reeks concerten in het Seizoen Oude Muziek met zijn vrouw Tini Mathot. Ter ere van zijn verjaardag kreeg Koopman een Festschrift aangeboden dat we in dit nummer kort bespreken. De komende maanden biedt het Seizoen Oude Muziek een podium aan twee andere iconen van het eerste uur: Jordi Savall en Dame Emma Kirkby. Beiden stonden aan de wieg van de oudemuziekbeweging zoals we die vandaag kennen en nog altijd weten zij hun publiek te betoveren. Maar ons seizoen zet ook de deuren open voor de jongste generaties musici. Musicall Humors speelt consortmuziek van Engelse componisten als Dowland en Holborne. ClubMediéval onderzoekt de liefdesliederen van de veertiende-eeuwse Italiaanse abt Paolo da Firenze en Ensemble Tiburtina brengt een programma rond de mystica Hildegard von Bingen. In dit tijdschrift leest u interviews met de leiders van deze ensembles. In dit nummer besteden we ook aandacht aan zowel het verleden als de toekomst van de oudemuziekpraktijk als dusdanig. Jed Wentz onderzoekt de sociaal-culturele en opvallend religieuze achtergrond van de oude muziek in Nederland aan de hand van het werk van de invloedrijke musicoloog en criticus Herman Rutters. Tegelijk richten we de blik radicaal op de toekomst: de nieuwe vakbeurs Classical:NEXT biedt in mei een internationaal platform om samen na te denken over de toekomst van klassieke muziek en hoe het publiek daarvoor te verbreden. Van een ander gehalte is het werk van de Alamire Foundation. We spraken met Bart Demuyt, directeur van het onderzoeksinstituut voor de polyfonie van de Lage Landen. Hij presenteert enkele spannende technologische vernieuwingen bij de studie van renaissance-manuscripten, die deze zomer in Antwerpen in klinkende muziek worden omgezet. En dan kijken we natuurlijk ook al uit naar het komende Festival Oude Muziek Utrecht. Op de hierna volgende pagina’s vindt u onze uitnodiging aan u als Vriend van de Oude Muziek voor onze Vriendenavond in mei, waarbij het festivalprogramma wordt gepresenteerd, en voor het Vriendenconcert tijdens het Festival. We hopen dat we u daar persoonlijk kunnen begroeten.

2


3


EXCLUSIEVE VRIENDENAVOND

PREVIEW FESTIVALPROGRAMMA 2015 ENGLAND, MY ENGLAND

dinsdag 12 mei, 20.00 uur / Utrecht, TivoliVredenburg, Hertz

Kijkt u alweer uit naar het komende festival? We nodigen u als Vriend graag uit voor een exclusieve preview: festivaldirecteur Xavier Vandamme licht op dinsdagavond 12 mei het festivalprogramma toe. Speciale gast van de avond is klavecinist Richard Egarr. Hij speelt klaviermuziek van Purcell. In 2015 neemt het Festival Oude Muziek onze buren aan de andere kant van het Kanaal onder de loep: ons Engelandfestival zit boordevol Tudor-polyfonie, consortmuziek in alle maten en soorten en klaviermuziek van de virginalisten. Natuurlijk komt publiekslieveling Purcell uitgebreid aan bod, en onder het motto Out of Handel’s Shadow besteden we aandacht aan de concurrenten van deze grote import-Engelsman. En als u aan Engeland denkt en meteen Monty Python, keurige rijen bij de bushalte, cricket en andere folklore voor u ziet, dan weet u dat u tijdens dit festival ook een en ander aan Britse excentriciteiten staat te wachten. Op deze vriendenavond lichten we een tipje van de sluier.

> Dinsdag 12 mei, 20.00 uur > Utrecht, TivoliVredenburg, Hertz > Toegang gratis > Aanmelden via de bon in dit tijdschrift 4


VRIENDENCONCERT

VRIENDENCONCERT

ACCADEMIA BIZANTINA O.L.V. OTTAVIO DANTONE zondag 30 augustus 2015, 20.00 uur / Utrecht, TivoliVredenburg, Grote Zaal

We durven wel te zeggen dat het Vriendenconcert een van de meest geraffineerde concerten van het Festival Oude Muziek zal worden: de Accademia Bizantina van klavecinist en dirigent Ottavio Dantone is momenteel een van de beste orkesten voor het repertoire van de vroege achttiende eeuw. Perfect samenspel (‘één groot strijkkwartet’) combineren ze met meeslepende stuwing en aandacht voor kleur en detail. Tijdens hun Utrechtse festivalconcert op 30 augustus speelt de Accademia Bizantina concerti grossi en soloconcerten van Engelse componisten als Croft, Boyce, Stanley en Avison, en van Alessandro Scarlatti, wiens concerti grossi in 1740 in Londen werden gepubliceerd. We nodigen u als Vriend graag uit om bij dit concert te zijn en bieden u een aantrekkelijke korting aan van € 10.

> Als Vriend bestelt u kaarten voor dit concert met extra korting: van € 36 voor € 26 per kaart > Bestel de kaarten via de bon in dit tijdschrift > NB: Vrienden die € 160 of meer doneren kunnen gratis naar dit concert en ontvangen in april een aparte invitatie voor twee personen 5


MARCEL BIJLO

MARIALE DEVOTIE AAN HET SPAANSE HOF

TEKST

MARIALE DEVOTIE AAN HET SPAANSE HOF ENSEMBLE GILLES BINCHOIS

Ensemble Gilles Binchois

Fragment uit de E-codex van de Cantigas de Santa Maria, Real Biblioteca del Monasterio de El Escorial

6


DOMINIQUE VELLARD .INTERVIEW

De Cantigas de Santa Maria zijn diep geworteld in de Spaanse traditie. Deze verzameling van Marialiederen illustreert de rijke artistieke creativiteit aan het hof van de Castiliaanse koning Alfonso el Sabio, waar Mariale devotie een grote rol speelde. Door de grote omvang van de collectie en doordat de muzieknotatie in de handschriften zeer volledig is, behoren de manuscripten van de Cantigas tot de belangrijkste bronnen voor middeleeuwse muziek. In maart geeft Ensemble Gilles Binchois, in 1979 opgericht door Dominique Vellard, een reeks concerten in het Seizoen Oude Muziek waarin deze Cantigas centraal staan. De Cantigas de Santa Maria mogen zich vandaag de dag in een ruime belangstelling verheugen. Al drie keer, in 1984, 1992 en in 2000, wijdde het Festival Oude Muziek er een thema aan en ensembles uit vele landen houden zich ermee bezig. De melodieën zijn aansprekend, er is volop gelegenheid tot improvisatie en de in de Cantigas beschreven wonderen spreken ook nu nog tot de verbeelding. Dominique Vellard: ‘De Cantigas ken ik al heel lang en het repertoire blijft me bezig houden. In 2001 maakten we een cd met de Cantigas de Santa Maria met een iets andere bezetting dan waarmee we nu naar Nederland komen. Het mooie van de Cantigas is dat ze zowel in de Spaanse volksmuziek als in de Westerse kunstmuziek geworteld zijn. Je kunt er dus als uitvoerder veel kanten mee op.’ UNIEKE VERZAMELING VAN ALFONSO EL SABIO Tussen 1252 en 1284 regeerde koning Alfonso X, bijgenaamd ‘el Sabio’ (de wijze) over Castilië. Die bijnaam had de vorst niet voor niets: hij was niet alleen op strategisch gebied heel ambitieus, maar hij was ook een vooraanstaand wetenschapper en kunstenaar. Aan de universiteit van Salamanca studeerde hij astronomie, geschiedenis en literatuur en hij was goed op de hoogte van wat er buiten Spanje op cultureel en wetenschappelijk gebied speelde. Uit

zijn regeerperiode dateren vier handschriften met maar liefst 417 aan Maria gewijde liederen die we kennen onder de verzamelnaam Cantigas de Santa Maria. De teksten van de Cantigas zijn geschreven in het Galicisch-Portugees, een taal die niet als spreektaal dienst deed, maar die voornamelijk het voertuig was van poëzie. Lang is gedacht dat Alfonso zelf de tekstdichter en componist was van al deze liederen, maar daarvoor is onvoldoende bewijs. Wel weten we zeker dat kunstenaars en troubadours hebben samengewerkt bij het bundelen van de Cantigas. ‘Zo’n verzameling Marialiederen was in de dertiende eeuw overigens niet uniek,’ legt Vellard uit. ‘We nemen aan dat het grote werk Les Miracles de Nostre Dame van de Noord-Franse trouvère Gautier de Coincy uit de twaalfde eeuw een belangrijke inspiratiebron was voor Alfonso. Hij heeft dit werk zeker gekend, het werd in heel Europa gekopieerd en Alfonso heeft het mogelijk zelf in het Spaans vertaald. De Cantigas de Santa Maria kwamen dus zeker niet uit de hemel vallen, maar zijn diep verankerd in de Zuid-Europese cultuur van de troubadours, die op haar beurt weer leidde naar de trouvèrekunst in het noorden. Het is overigens wel bijzonder dat we zo’n omvangrijke en volledige bron hebben. Ik heb de vier overgeleverde handschriften van de Cantigas allemaal uitgebreid bestudeerd en je staat versteld van de gedetailleerdheid van de notatie van tekst en muziek. Je zou willen dat er meer van dit soort collecties op die manier bewaard waren gebleven.’ UITVOERINGSPRAKTIJK De Cantigas waren volgens Dominque Vellard niet bedoeld voor gebruik in de kerk: ‘Het waren gezelschapsliederen met een religieus onderwerp, die door allerlei groepen en onder allerlei omstandigheden konden worden gezongen: door pelgrims onderweg, maar ook aan de hoven waar men beschikte over instrumentale ensembles. De handschriften zijn verlucht met afbeeldingen van veel instrumenten, die dus zeker gebruikt werden, maar men schreef er niet bij welke instrumenten wanneer gespeeld moesten worden. Dat hing onder andere van de 7


INTERVIEW. DOMINIQUE VELLARD

omstandigheden af. De Cantigas konden door een groep zangers a cappella worden gezongen, tijdens het lopen bijvoorbeeld, of door een solozanger. Maar dezelfde Cantigas konden ook klinken met zangers en instrumentalisten afwisselend of met uitgebreide instrumentale improvisaties. Je kunt de Cantigas dus op tientallen manieren uitvoeren en ik ben ervan overtuigd dat dit ook de bedoeling was. De mogelijkheden zijn hiermee onbegrensd.’ LOFLIEDEREN EN WONDEREN Dominique Vellard: ‘We maken voor het programma in het Seizoen Oude Muziek een keuze uit het repertoire. We presenteren de stukken waaraan we zelf het meeste plezier beleven en die een goede indruk geven van de afwisseling binnen de Cantigas. Zo zijn er 61 lofliederen op Maria, dat zijn de meer officiële christelijke liederen, en er zijn 356 liederen waarin door Maria verrichte wonderen worden beschreven. Deze liederen hebben meer te maken met de volkscultuur. Maria was in Spanje de belangrijkste volksheilige, aan wie ontelbare wonderen werden toegeschreven. Deze twee soorten Cantigas wisselen we af, en ook muzikaal gezien verschillen ze sterk van elkaar. De lofliederen hebben kortere tekstregels en dat heeft consequenties voor de muziek. De wonderliederen zijn langer en hebben meer coupletten. Bij die liederen kun je meer afwisseling aanbrengen in de instrumentale kleuring.’ GEMENGDE CULTUREN In het Spanje van de dertiende eeuw waren zowel de Christelijke, Joodse als de Arabische culturen aanwezig. Aan de hoven werd gemusiceerd door ensembles die bestonden uit musici met verschillende culturele achtergronden. Dat idee van een multiculturele uitvoeringspraktijk van de Cantigas is sinds de laatste decennia de basis voor onderling toch sterk verschillende uitvoeringen. Het bijeenbrengen van musici uit verschillende culturen is natuurlijk een nobele gedachte, maar het levert geen garantie voor een historisch juiste of, belangrijker, muzikaal overtuigende uitvoering. Jordi Savall en Joel Cohen leverden grootse prestaties op dit gebied, maar er zijn ook talloze Cantigas-cd’s waarop men maar wat aanrommelt met een paar exotische instrumenten. De complete opname van alle Cantigas 8

door Eduardo Paniagua en zijn Música Antigua, waarvan onlangs het tweeëndertigste deel verscheen, laat horen hoe het samenvoegen van verschillende muzikale stromingen veel meer kan zijn dan de som der delen. Dit ensemble beschikt bovendien over een enorm aantal zangers en instrumentalisten die zorgvuldig worden geselecteerd. In de Cantigas waarvan het beschreven wonder zich in Byzantium afspeelt horen we instrumenten en zangtechnieken uit die streek, in de Cantigas met een Keltisch onderwerp klinken natuurlijk Keltische harpen. Per Spaanse regio worden precies de juiste schalmei- en doedelzakvarianten gebruikt. Dit zorgt ervoor dat we als moderne luisteraar ten volle kunnen genieten van de enorme rijkdom en veelzijdigheid van de collectie. DE KEUZES VAN DOMINIQUE VELLARD Op de cd-opname van Ensemble Gilles Binchois uit 2001 is goed te horen dat ook Vellard en de zijnen te rade zijn gegaan bij verschillende muzikale werelden. Vellard: ‘Bij mijn uitvoeringen van de Cantigas doe ik inderdaad ook een beroep op musici met verschillende achtergronden, maar die moeten dan nadrukkelijk niet in hun eigen hokje blijven zitten. Al die invloeden moeten juist met elkaar versmelten tot één geheel, zonder dat de verschillende invalshoeken worden genegeerd. Het is soms moeilijk aan te geven welke invloed nu precies waar vandaan komt, maar ik vind dat niet zo relevant. In de dertiende eeuw was die aanwezigheid van verschillende culturen een vanzelfsprekendheid. Die fixatie op de verschillende invloeden is meer iets van onze tijd, iets dat ik probeer te vermijden. Als het goed is wijzen de muziek en de tekst je vanzelf de weg. Als uitvoerder kun je hooguit wat accenten leggen. Met een ud, een Arabische luit, en een Iraanse percussionist in het ensemble klinkt de muziek net weer iets anders.’ NIEUWE ERVARINGEN Dominique Vellard is de laatste vijftien jaar intensief bezig geweest met het verkennen van allerlei muzikale tradities. Hij werkte samen met musici uit Marokko, Iran en India. ‘Ik doe verschillende projecten waarbij ik Westerse muziek combineer met muziek uit een hele andere traditie. Als ik een cd maak waarop ik Gregoriaans combineer met Indiase muziek, dan doe ik dat niet als gimmick maar omdat ik


MARIALE DEVOTIE AAN HET SPAANSE HOF

foto: S. Drescher Dominique Vellard

het interessant vind om die zo op het oog totaal verschillende werelden tot iets nieuws te combineren. Mijn uitgangspunt is dan dat zowel de muziek uit India als ons oude Gregoriaans meditatieve aspecten hebben, hoe verschillend ze ook zijn.’ Hebben deze nieuwe ervaringen zijn interpretatie van de Cantigas beïnvloed? Dominique Vellard: ‘In vijftien jaar tijd heb ik veel bijgeleerd en dat heeft mijn interpretatie uiteraard veranderd. Maar ik kan daar niet precies de vinger op leggen. Het zal er wel mee te maken hebben dat ik nu, veel meer dan toen, ervaring heb opgedaan met verschillende soorten muziek en dat ik zelf kerkmuziek heb geschreven, zoals missen en een stabat mater. Het componeren verruimt mijn blik, en dat zal vanzelfsprekend doorklinken in mijn interpretatie van muziek uit de dertiende eeuw.’ PERSOONLIJKE MUZIKALE VERHALEN ‘Sinds 1982 geef ik les aan de Schola Cantorum Basiliensis,’ vertelt Vellard, ‘en daar merk ik hoe belangrijk het is voor studenten middeleeuwse muziek dat ze niet alleen leren de bronnen kritisch te interpreteren, maar dat ze vooral bezig zijn met hun eigen muzikale verhaal. Als je de uitvoeringen van de Cantigas van nu vergelijkt met die van vijftig jaar geleden hoor je grote verschillen. Andrea von Ramm en de Studio der Frühen Musik hebben een enorme invloed gehad. Die musici hebben allemaal in Basel gedoceerd en al in de jaren zestig deden zij onderzoek naar hoe je elementen uit Arabische muziek kunt integreren in uitvoeringen van middeleeuwse muziek uit Zuid-Europa. Die invloed werkt nog

altijd door, ook in mijn eigen uitvoeringen. Maar als studenten mij vragen om bepaalde oplossingen aan te dragen voor uitvoeringspraktische kwesties is het eerste dat ik zeg: “Speel nou niet mijn uitvoeringen na, maar ga bij jezelf te rade. Wat vind jíj van deze muziek, wat is jouw verhaal?” Op die manier staat de ontwikkeling van de uitvoeringspraktijk nooit stil en zo zullen ook mijn interpretaties van de Cantigas over vijftien jaar weer heel anders klinken dan nu.’ ıı

Oudemuziek 14/15 CANTIGAS DE SANTA MARIA Ensemble Gilles Binchois Anne-Marie Lablaude, sopraan Ana-Isabel Arnaz, sopraan Baptiste Romain, vedel en doedelzak Keyvan Chemirani, zarb en daf Dominique Vellard, tenor, oud en muzikale leiding do 5 mrt, 20.15 / Westzaan, Zuidervermaning vr 6 mrt, 20.15 / Deventer, Penninckshuis za 7 mrt, 16.00 / Haarlem, Doopsgezinde Kerk zo 8 mrt, 15.30 / Vlissingen, Grote of Sint-Jacobskerk di 10 mrt, 20.00 / Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente wo 11 mrt, 20.15 / Muiden, Muiderslot 9


TEKST BEELD

NOORTJE ZANEN PIET JANSSENS

MEERSTEMMIGHEID IN BEELD BART DEMUYT OVER DE ALAMIRE FOUNDATION

Bart Demuyt over de Alamire Foundation

MEERSTEMMIGHEID IN BEELD

10


BART DEMUYT.INTERVIEW

Het wordt een spannende zomer voor de Alamire Foundation en voor iedereen die geïnteresseerd is in de polyfonie uit de Lage Landen. Antwerpen staat van augustus tot november in het teken van de manuscripten van Petrus Alamire, een van de belangrijkste zestiendeeeuwse muziekkalligrafen en samensteller van schitterende koorboeken. Tijdens een internationaal congres presenteert de Alamire Foundation haar opzienbarende onderzoeksresultaten. Die resultaten worden tijdens het oudemuziekfestival Laus Polyphoniae meteen tot klinken gebracht tijdens tachtig concerten met muziek uit de koorboeken van Petrus Alamire. Daarnaast start op 19 augustus een tentoonstelling in de kathedraal van Antwerpen. Bart Demuyt, directeur van de Alamire Foundation, vertelt bevlogen wat ons te wachten staat. DE MISSIE Bart Demuyt kent de Alamire Foundation sinds haar oprichting in 1991, omdat hij toen al een actieve rol speelde in de oudemuziekwereld van Vlaanderen. Aanvankelijk als uitvoerend musicus van voornamelijk polyfonie, maar later ook als artistiek directeur van het MAfestival en van het Concertgebouw Brugge. ‘Ik heb me altijd aangetrokken gevoeld tot de missie van deze organisatie: wetenschappelijk musicologisch onderzoek direct in verband brengen met de praktijk. Dus enerzijds het wetenschappelijke onderzoek naar de polyfonie in de Lage Landen en daarnaast de valorisatie van die onderzoeksresultaten. Als nieuwe directeur was ik opgetogen over deze opportuniteit en hebben we die missie nog iets concreter gemaakt. Het onderzoeksgebied concentreert zich nu vooral op de figuur waarnaar de organisatie vernoemd is, Petrus Alamire, en zijn 51 koorboeken die over heel Europa verspreid zijn. Bovendien zetten we nu hypermoderne tools in, zoals het Alamire Digital Lab, die het mogelijk maken om op een hedendaagse manier onderzoek te doen. Ten slotte hebben we de valorisatiemethoden verbeterd:

dankzij de samenwerking tussen de Alamire Foundation en AMUZ (Festival van Vlaanderen Antwerpen) hebben we een internationaal platform waar we onze onderzoeksresultaten kunnen presenteren. En dan is er nog een spannende tussenfase: het Huis van de Polyfonie, een muzikaal laboratorium.’ HET DIGITAL LAB Kort samengevat zijn dat de pijlers onder de hedendaagse onderzoeksmethodes van de Alamire Foundation. Bart Demuyt vervolgt zijn verhaal met een vlammend betoog over de talloze nieuwe mogelijkheden die de moderne wetenschap biedt. ‘Zes jaar geleden begonnen we met het ontwikkelen van een mobiel Digital Lab. De achterliggende gedachte is vrij eenvoudig: om goed musicologisch onderzoek te kunnen doen naar de muziekhandschriften van Petrus Alamire is het noodzakelijk dat we die boeken goed kunnen bestuderen en met elkaar vergelijken. Maar doordat de koorboeken zich niet op één plek bevinden, maar verspreid zijn over wel twintig Europese steden, is dat onderzoek praktisch bijna onuitvoerbaar. Dus hebben we die tool ontwikkeld, ons eigen mobiele laboratorium. Met behulp van veel fondsen zoals de Hercules Stichting hebben we nu een uiterst modern Alamire Digital Lab: met de meest geavanceerde camera’s, lenzen en computerprogramma’s kunnen we de eeuwenoude bronnen volgens de strengste normen en kwaliteitseisen digitaliseren. Met ons mobiele Digital Lab zijn we op reis gegaan door Europa om alle manuscripten van Alamire te digitaliseren. Denk aan Rome en Londen en uiteraard ook in de Lage Landen: Brussel, Mechelen, Antwerpen en ’s-Hertogenbosch. Met de meeste instanties verliep de samenwerking heel soepel, maar het was daarentegen niet eenvoudig om toestemming te krijgen tot de manuscripten van het Vaticaan. Maar het is gelukt: op dit moment hebben we het hele corpus van Alamire in meer dan 15.000 beelden gedigitaliseerd. Dat betekent dus dat we hier op kantoor – digitaal – over alle koorboeken van Alamire beschikken. Dat houdt in dat als er plotseling een link kan worden gelegd tussen de 11


INTERVIEW. BART DEMUYT

foto: Liesbeth Gijsel Alamire manuscript

‘Chigi Codex’ van het Vaticaan en een manuscript dat in Wenen ligt, we niet meer op reis hoeven te gaan. We kunnen het musicologisch onderzoek onder topomstandigheden voortzetten met behulp van de digitale beelden.’ MODERNE TECHNOLOGIE ONMISBAAR De resultaten van het Digital Lab zijn van grote betekenis: het is een startpunt voor een revolutie binnen het onderzoek naar de polyfonie in de Lage Landen. Nu alle koorboeken van Alamire in de computer staan (en daarnaast nog vele andere polyfone wer12

ken) lijken de onderzoeksmogelijkheden onbeperkt. Met behulp van musicologen, ingenieurs en computers zal het in de toekomst mogelijk zijn een grote databank aan te leggen die voor alle geïnteresseerden toegankelijk is. Bovendien kunnen computerprogramma’s ontwikkeld worden die de manuscripten omzetten naar modern notenschrift. Maar het gaat nog verder: de computer kan ook helpen bij het vergelijken van composities en dat kan weer leiden tot nieuwe musicologische inzichten. Maar er moet eerst nog heel wat handwerk worden gedaan. Bart Demuyt legt zorgvuldig uit hoe die nieuwe


BART DEMUYT.INTERVIEW .INTERVIEW

databank wordt aangelegd: ‘We hebben een team samengesteld dat bestaat uit musicologen en ingenieurs die uitgaan van hun eigen specialisme: beeldherkenning. Het omzetten van onze digitale foto’s naar bruikbare informatie voor de databank is niet eenvoudig en uiterst arbeidsintensief. Musicologen moeten per pagina eerst alle definities formuleren: wat is miniatuur, wat is kalligrafie, wat is een muzieknoot, wat is een notenbalk, wat is de sleutel, wat is de verhouding van de tactus (maatsoort, red.), et cetera. Vervolgens zorgen de ingenieurs ervoor dat de computer zo’n pagina volledig begrijpt, opdat alle informatie kan worden gelezen en begrepen. Mochten al die pagina’s er nu identiek uitzien, dan zou het veel minder ingewikkeld zijn. Niets is minder waar, dus we moeten geduldig en minutieus te werk gaan. Als we de eindstreep halen, en dat zullen we binnenkort, dan kunnen we bij wijze van spreken met één druk op de knop de oude handschriften omzetten in modern notenschrift. De computer beschikt dan over alle data waardoor we de totale polyfone muziek die in het corpus van Petrus Alamire zit kunnnen analyseren.’ NIEUWE ONDERZOEKSMOGELIJKHEDEN Na dit technische verhaal schetst Demuyt de vele mogelijkheden die de databank zal bieden: ‘De computer kan ons straks helpen met gedetailleerd onderzoek. Ik geef een voorbeeld: veel religieuze muziek van rond 1500 is gebaseerd op gregoriaanse Maria-antifonen zoals een Ave Maria en een Salve Regina. Identieke kopthema’s komen in vele composities voor. Onze databank herkent die thema’s, dus we kunnen de computer bijvoorbeeld vragen om een overzicht te maken van alle composities die met hetzelfde kopthema beginnen. Of als je bijvoorbeeld een feestelijke melodie hebt, dan komt het vaak voor dat er heel veel noten op één syllabe staan. Ook hier kan de computer op zoek gaan naar alle feestelijke melodieën in de databank. Er zal een totaal nieuwe wereld open gaan op het moment dat wij met de eerste resultaten naar buiten komen.’

PETRUS ALAMIRE (Neurenberg, ca. 1470-Mechelen, 1536)

Petrus Alamire was een muziekkalligraaf en kopiist van wereldfaam. Hij werd geboren in de Zuid-Duitse koopmansfamilie Imhoff en was vooral actief in de Lage Landen, waar hij beroemd werd als producent van muziekhandschriften. Hij koos voor een pseudoniem dat verwijst naar de toonhoogte A en de noten la-mi-re. Alamire leidde een atelier van kopiisten en miniaturisten gespecialiseerd in de vervaardiging van rijk versierde koorboeken. Hij werkte in opdracht van vorsten als Filips de Schone, Karel V, Maximiliaan I en Margaretha van Oostenrijk, Maria van Hongarije, Hendrik VIII en Paus Leo X. Zijn atelier vervaardigde, voor zover bekend, een vijftigtal uiterst kostbare koorboeken, met werk van toonaangevende polyfonisten als Josquin Desprez, Johannes Ockeghem, Jacob Obrecht, Adriaan Willaert, Pierre de la Rue en Heinrich Isaac. De manuscripten uit het atelier van Alamire zijn van onschatbare waarde: op muzikaal gebied omdat Alamire het werk van de grootste polyfonisten uit die tijd wist te verzamelen en te verspreiden over heel West-Europa, maar ook op artistiek vlak. De prachtig versierde handschriften vormen een waar hoogtepunt in de miniatuurkunst.

13


INTERVIEW.BART DEMUYT

BIBLIOTECA APOSTOLICA VATICANA Alle muziekhandschriften van Petrus Alamire die verspreid zijn over Europa zijn inmiddels gefotografeerd en gedigitaliseerd en worden nu door experts voorzien van metadata. Een hele prestatie, vooral omdat het niet altijd eenvoudig was om toestemming te krijgen van de diverse instanties. Het meest tot de verbeelding spreken de avonturen van de Alamire Foundation in de bibliotheek van het Vaticaan. Aanvankelijk wilde het Vaticaan niet meewerken aan het project, omdat het digitaliseren van die paar manuscripten van Petrus Alamire voor het Vaticaan volstrekt geen prioriteit had. Na vele geheime onderhandelingen kreeg het team van het Digital Lab tóch toestemming en werd de opdracht zelfs vergroot: de Alamire Foundation kreeg het alleenrecht om alle in het Vaticaan aanwezige polyfone werken te digitaliseren. Eenmaal toegelaten tot het Vaticaan begon het avontuur pas echt. Bart Demuyt herinnert zich de eerste dag nog goed: ‘We kwamen terecht in een hyper geprofessionaliseerde wereld, met de beste specialisten van alle domeinen ter wereld. Er is een apart gebouw, net buiten de muren van het Vaticaan, dat volledig is ingericht voor het digitaliseren van het culturele erfgoed. Een supermoderne, sciencefiction-achtige werkomgeving met de beste experts.’ Het Alamire Digital Lab werkte samen met een team van professionals van het Vaticaan. Het was een paar maanden stevig doorwerken, van ‘s ochtends vroeg tot stipt half zeven ’s avonds, want dan werden de manuscripten weer opgehaald en teruggebracht naar de archieven. Natuurlijk ging er ook wel eens iets mis: ‘Sommige catalogusnummers klopten niet, computers lieten het ook wel eens afweten of raakten oververhit; dat kon de strakke planning enorm in de war brengen. Maar toch was het een zalige tijd,’ concludeert Demuyt tevreden. 14

HUIS VAN DE POLYFONIE Moderne technologie is onmisbaar voor de Alamire Foundation en dat geldt ook voor het al eerder genoemde Huis van de Polyfonie, één van de andere vernieuwingen die de organisatie te danken heeft aan Bart Demuyt. ‘Het was altijd al mijn droom om een inspirerende plek te creëren waar ik een brug kon bouwen tussen wetenschap en muziekpraktijk. Een soort muzikaal laboratorium waar musicologisch onderzoek door musici wordt getest om te ervaren of de ideeën in de praktijk wel uitvoerbaar zijn. Dat gaat in de medische wereld precies zo, daar is het al eeuwenlang ondenkbaar dat een nieuw medicijn op de markt komt zonder dat de werking daarvan is getest. In de muziekwereld is dat nog lang niet altijd de realiteit, maar in ons Huis van de Polyfonie – gehuisvest in de norbertijnenabdij in de buurt van Leuven – zijn we dat nu aan het ontwikkelen. Zodra er een interessant concept is bedacht nodigen we zowel wetenschappers als musici uit om gedurende een paar dagen alles uit te proberen, om soms met ons hoofd tegen de muur te lopen. Dit laatste moet kunnen, want de praktijk is de beste leerschool. Soms ontdekken we dan ook dat iets interessant is, maar dat we vanuit de context echt een linguïst nodig hebben, of iemand die verstand heeft van de akoestiek van verschillende ruimtes in de Lage Landen. Vervolgens evalueren we samen, stapsgewijs, totdat we een klinkend resultaat hebben gevonden.’ SPANNENDE ZOMER Het uitvoerige onderzoek van de Alamire Foundation naar de polyfonie van de Lage Landen wordt deze zomer op grote schaal gepresenteerd in Antwerpen. Nog niet alle plannen zijn volledig uitgewerkt, maar Bart Demuyt is tevreden met wat ze tot nu toe hebben bereikt: ‘De presentatie van onze databank is natuurlijk een heel belangrijk onderdeel. Maar daarnaast hechten wij ook veel waarde aan het valoriseren van de onderzoeksresultaten. Dat doen we in de eerste plaats met de programmering van het oudemuziekfestival Laus Polyphoniae: daar zal


BART DEMUYT.INTERVIEW

alleen maar muziek klinken die afkomstig is uit de koorboeken van Petrus Alamire. Bovendien proberen we om alle lagen van de bevolking te bereiken, dus kunnen we evengoed voor kleuters een spel ontwikkelen dat over polyfonie gaat. Ook komt er een prachtige tentoonstelling in de kathedraal van Antwerpen, waar alles samenkomt: we tonen een zevental originele koorboeken van Alamire, we projecteren foto’s van de mooiste manuscripten op een scherm, we laten de muziek horen en we koppelen schilderijen van Vlaamse primitieven aan polyfone meesterwerken. En dat gebeurt in precies die

kathedraal waar de koorboeken van Alamire destijds gewoon op de lessenaar stonden. Ons project staat nog in de kinderschoenen, maar toch kunnen we deze zomer aan een breed publiek laten zien dat de polyfonie van de Lage Landen een heel belangrijke drager is van ons cultureel erfgoed.’ ıı

Alamire Digital Lab, Biblioteca Apostolica Vaticana

15


16

TEKST BEELD

ANNEMARIE PEETERS VIA MIENEKE VAN DER VELDEN

DE GAMBA VAN MARAIS MIENEKE VAN DER VELDEN EN FRED JACOBS

Mieneke van der Velden en Fred Jacobs

DE GAMBA VAN MARAIS

oudemuziek 14/15


MIENEKE VAN DER VELDEN EN FRED JACOBS .INTERVIEW

Mieneke van der Velden en Fred Jacobs brengen samen een programma met muziek van de Franse gambavirtuoos Marin Marais. Drie heerlijke concerten hebben ze er al op zitten, zes hebben we er nog te goed. ‘Een fantastische ervaring,’ vertelt Mieneke. Want hoewel bijna elke gambaspeler zijn hart verpand heeft aan de dromerige muziek van Marais zijn de keren dat zijn muziek in concertzalen klinkt zeldzaam. ‘Ik denk dat het met de crisis te maken heeft,’ zegt ze. ‘Veel organisatoren zijn bang dat ze hun zalen niet gevuld krijgen als ze geen standaardrepertoire op het programma zetten.’ Het kan Mieneke niet deren: in 2013 wijdde ze samen met Fred Jacobs het album Images aan Marais. Deze lente houdt ze samen met Wieland Kuijken Dialogues ten doop. Met Marais ben je nooit klaar, of toch? Je nam al eerder muziek van Marais op, waarom wilde je met Images nog eens terugkeren naar zijn muziek? ‘De allereerste cd die ik ooit opnam samen met klavecinist Glen Wilson was ook al aan Marais gewijd: dat is nu eenmaal het repertoire waar je als jonge gambist van droomt. Je kunt het vergelijken met de betekenis die de cellosuites van Bach hebben voor cellisten. In 2012 is Hommages uitgekomen, opnieuw met Glen Wilson, met muziek van Couperin, Forqueray en Marais. Die cd is opgevat als een groots eerbetoon vol grandeur, grote akkoorden en volle klanken. Images kun je beschouwen als het spiegelbeeld daarvan. Dit keer niet met klavecimbel, maar met theorbe als basso continuo: dat geeft een andere, veel intiemere kleur. We hebben dus niet “alweer Marais” willen doen, we hebben vooral een andere kant van zijn muziek willen belichten. En het zijn natuurlijk ook andere stukken, want wat goed werkt op klavecimbel, werkt soms helemaal niet op theorbe.’ Voelt het ook anders: spelen met klavecimbel in de continuo, of met theorbe? ‘Zeker. Als je met klavecimbel speelt, klinkt alles iets

meer ‘bedekt’: je speelt meestal virtuozere stukken, je kruipt wat dieper in de snaar, je kunt wat meer kracht zetten. Maar als je met theorbe speelt, moet je veel preciezer te werk gaan. Je hoort alles wat je doet. Juist die finesse maakt het op een heel andere manier virtuoos. Elke toon doet er toe.’ Marin Marais schreef in totaal 596 ‘Pièces de Viole’, hoe maak je daar een keuze uit? ‘Dat is een proces van jaren: het is al zeven of acht jaar geleden dat Fred en ik een aantal van die stukken voor het eerst op het podium hebben uitgeprobeerd. Soms kwam ik met een stuk aanzetten, helemaal overtuigd dat het zou lukken, en dan merkten we al na een paar maten dat het toch niet helemaal goed zat. Bij andere stukken voel je dan weer meteen dat het werkt. En weet wat je zo vreemd is: vaak kun je niet eens benoemen waarom. Het bijzondere aan Images is dat er buiten het bekende stuk l’Arabesque weinig typische Maraisklassiekers op staan. Dat was nou juist zo spannend aan deze zoektocht. Ik speel de muziek van Marais al dertig jaar en ik heb ook veel van die echte klassiekers zoals Le Tombeau pour Mr. de Lully opgenomen, omdat het gewoon zulke mooie stukken zijn. Maar als je iets verder kijkt, kun je nog zoveel mooie ontdekkingen doen in een repertoire dat je eigenlijk al lang kent.’ Waarom inspireert de muziek van Marais je zo? ‘Dat heeft in eerste instantie met klank te maken. Bij niemand anders is de specifieke gamba-klank zo geweldig goed in de muziek verwerkt als bij Marais en dat komt natuurlijk omdat hij zelf gambist was. Maar ook de structuur van de stukken spreekt me aan. Ik heb wel eens iemand horen zeggen dat een stuk van Marais altijd precies de goede lengte heeft. Dat klopt: zijn stukken voelen nooit te lang of te kort aan. Je gaat je nooit vervelen, net zoals bij Bach. Ik apprecieer ook Marais’ humor. Die zit soms in heel kleine details verstopt, wanneer hij bijvoorbeeld accentjes schrijft op lichte maten. Marais schreef zulke details allemaal uit, omdat hij ze belangrijk vond. 17


INTERVIEW. MIENEKE VAN DER VELDEN EN FRED JACOBS

Hoe ben je eigenlijk bij de gamba terecht gekomen? ‘Ik speelde als kind blokfluit, ik geloof dat we blokfluitles op school kregen. Op een mooie dag kwam er een goede vriend van mijn ouders op bezoek, die veel met muziek bezig was. We zaten die namiddag te zingen en muziek te maken toen die man opeens zei: “Dat meisje moet viola da gamba gaan spelen.” Hij vond dat het paste bij het soort kind dat ik was. Heel vreemd, want mijn ouders kenden het instrument niet eens. Maar ze hebben toch via die man contact gezocht met iemand die me kon lesgeven. Zo ben ik op m’n negende begonnen met gamba en ik kan nog altijd geen enkel ander instrument bedenken dat ik liever zou bespelen.’ Fred Jacobs

Daaraan herken je zijn serieuze statuur.’ Wat zijn de typische valkuilen voor iemand die de muziek van Marais wil spelen? ‘Je moet bij Marais altijd oppassen dat je de grote lijnen niet uit het oog verliest. De muziek zit boordevol details, maar als je alles ook echt heel mooi wilt spelen, riskeer je dat je de hoofdzaak misloopt. Marais’ muziek kan best moeilijk zijn om te spelen: ik denk dan aan virtuoze stukken met lastige akkoorden, zoals bijvoorbeeld l’Arabesque. Dan zijn er ook nog de simpele menuetjes die je bij wijze van spreken zo van blad kan spelen. Maar makkelijk is het nooit, want het is best lastig om zoiets eenvoudigs heel goed uit te voeren.’ Hoe is de samenwerking met Fred Jacobs tot stand gekomen? ‘Ik ken Fred al heel lang: we geven allebei les op het Conservatorium van Amsterdam en we speelden vaak samen bij de Nederlandse Bachvereniging. Maar de echte samenwerking begon in 2004. Toen heb ik een cd opgenomen met Engelse muziek, Music Sweetest Joyes, en daarop speelden Fred en ik een aantal duo’s. We zijn goed bevriend geraakt en als we musiceren voelt het nooit ongemakkelijk of onhandig. We vertrouwen elkaar en voelen ons daardoor altijd vrij om te zeggen wat we denken over hoe de ander iets speelt. En dat is ontzettend belangrijk. Maar het gaat natuurlijk ook gewoon over de manier waarop Fred speelt: dat geluid, die klank, zo mooi vind ik dat.’ 18

Welke gamba breng je mee naar het concert? ‘De gamba waarop ik nu speel is bijna vierhonderd jaar oud. Ze werd oorspronkelijk gebouwd in 1617. Toen hadden gamba’s zes snaren. Voor die tijd heeft het instrument een vrij kleine klankkast. Maar ook toen al moet iemand hebben opgemerkt dat deze gamba een prachtige klankkast had: toen men overschakelde op instrumenten met zeven snaren hebben ze er gewoon een zevende snaar op gezet. Uit die tijd dateert ook het prachtig versierde staartstuk en de mooie krul. Verder weet ik weinig over de geschiedenis. Toen ik deze gamba kocht speelde ik op een nieuwbouwinstrument, een instrument waar ik eigenlijk best tevreden mee was. Maar toen ik hoorde dat deze gamba te koop kwam, ben ik er meteen op af gegaan. Mijn man was toen bij me; ik streek één snaar aan en hij stond al te juichen. Door deze gamba ben ik ook anders gaan spelen: op mijn vorige instrument moest ik veel meer moeite doen om er iets bijzonders uit te halen. Bij dit instrument heb ik juist moeten leren dat de gamba zelf al veel geeft en dat het dus niet nodig is om zo diep in de klank te graven. Ik speel nu echt bijna alles op dit instrument: ik ben er zo aan gehecht dat ik het maar moeilijk kan loslaten. Als mijn gamba enkele dagen in reparatie moet, word ik onrustig!’ Wat doe je het liefst: als solist op het podium staan, of als continuospeler? ‘Moeilijke keuze. Ik speel verschrikkelijk graag solo, maar ik zou het spelen van basso continuo nooit willen missen. Het is zo leuk om te doen: je kunt


MIENEKE VAN DER VELDEN EN FRED JACOBS .INTERVIEW

de muziek sturen zonder dat je iets afdwingt. Ik vind het fantastisch om de lijnen vorm te geven en de kleuren van de harmonie te volgen. Je kunt als continuospeler enorm veel betekenen voor een solist en daarom loopt de samenwerking met Fred ook zo goed: hij voelt perfect aan wat ik als solist nodig heb. Ik vind het enorm belangrijk dat een continuospeler ook een eigen gezicht heeft en niet alleen maar wat achter je aan huppelt. Als ik met Fred speel dan gaat het de hele tijd over en weer: af en toe duwt hij een frase een bepaalde richting uit, dan ik weer.’ Brengt de toekomst nog meer Marais? ‘Dit voorjaar komt ons album Dialogues uit, voorlopig het sluitstuk van het Marais-project. Daarop spelen we de Pièces à deux Violes met Wieland Kuijken, mijn vroegere leraar. Dat ik deze opname met hem mocht maken was een droom die uitkwam. Wieland is en blijft een fenomeen, niet alleen als musicus, maar zeker ook als mens. Hij is zo humaan, zo echt: zonder praatjes of ingewikkeld gedoe. Onvermoeibaar ook. Hij heeft nog altijd een heel duidelijk beeld van hoe hij de dingen wil doen. Nu en dan kregen we toch nog een tip van hem: niet belerend, maar gewoon om te helpen. Voor mij was het een uitdaging om niet meer als de leerling van toen naast hem te zitten. Daarom hebben we het ook Dialogues genoemd: het is een echte samenspraak geworden.’ ıı

Oudemuziek 14/15

MUZIEK VOOR DE ZONNEKONING Rond 1700 werd het Parijse muziekleven gedomineerd door een flink aantal vooraanstaande musici. Denk aan Lully, Charpentier en Couperin, componisten die nog altijd bekend zijn bij een groot publiek, maar ook aan de gambavirtuoos Marin Marais (1656-1728). Zij componeerden niet alleen muziek voor de Opéra in Parijs, maar ook voor het hoforkest in Versailles. Koning Lodewijk XIV, de Zonnekoning, hield enorm van ballet en organiseerde muziekspektakels in de tuinen van zijn prachtige landgoed. Lully had de muzikale leiding en de koning danste regelmatig zelf mee, onder andere in de rol van ‘Opgaande Zon’ in het Ballet de la Nuit van Lully: het optreden waaraan hij zijn bijnaam te danken heeft. Lully was zelf een groot liefhebber van de viola da gamba. Dankzij hem groeide de populariteit van dit instrument aan het Franse hof. Daarom was zijn leerling, de jonge, virtuoze gambaspeler Marin Marais, een echte aanwinst. Dankzij zijn leraar kreeg Marais in 1676 een plek in het orkest van de Académie Royale de Musique. Een paar jaar later werd hij ook aangesteld als Ordinaire de la Musique de la chambre du roi: een soort huismeester voor kamermuziek in dienst van de koning. Voor een select gezelschap mocht hij regelmatig zijn composities voor viola da gamba laten horen. Marais liet een indrukwekkend oeuvre na: hij schreef, naast enkele opera’s, meer dan 550 composities voor zijn lievelingsinstrument. Introverte en elegante muziek die tot op de dag van vandaag tot het standaard repertoire behoort van iedere gambist. Marin Marais

DE GAMBA VAN MARAIS Mieneke van der Velden, viola da gamba Fred Jacobs, theorbe wo 18 feb, 20.00 / ’s-Heerenberg, Huis Bergh za 28 feb, 14.00 / Amsterdam, Noorderkerk zo 26 apr, 14.30 / Amerongen, Kasteel Amerongen wo 29 apr, 20.15 / Delft, St.-Hippolytuskapel do 30 apr, 20.15 / Westzaan, Zuidervermaning vr 22 mei, 20.15 / Deventer, Penninckshuis 19


20

TEKST BEELD

ANNEMARIE PEETERS VIA EMMA KIRKBY

EMMA KIRKBY EN JAKOB LINDBERG ELOQUENTIE OP TOPNIVEAU

Eloquentie op topniveau

EMMA KIRKBY EN JAKOB LINDBERG

oudemuziek 14/15


EMMA KIRKBY EN JAKOB LINDBERG .INTERVIEW

Dame Emma Kirkby heeft allang geen introductie meer nodig. Haar pure stemgeluid stond jarenlang symbool voor de eerlijkheid waarnaar de oudemuziekbeweging streefde. De zangers van het Hilliard Ensemble, generatiegenoten van Emma Kirkby en minstens even legendarisch, zongen afgelopen december hun laatste noten: hun stemmen hebben rust verdiend, zo vertelden ze de pers. Maar de stem van Kirkby wil nog wel even doorgaan. Op het podium voelt ze zich nog steeds als een vis in het water en doet ze wat ze altijd heeft gedaan: verhalen vertellen. Voor het Seizoen Oude Muziek duikt ze samen met luitist Jakob Lindberg in haar favoriete repertoire. Als ik een blik op uw agenda werp, heb ik niet de indruk dat u al aan uw pensioen denkt. Klopt dat? ‘Inderdaad, ik wil nog niet stoppen met zingen. Maar ik zorg er wel voor dat ik binnen mijn comfort zone blijf. Ik voel me goed als ik met een luit samen zing, dus dat wil ik graag blijven doen. En ik waak over mijn agenda. Drie of vier concerten per week en dat dan het hele jaar door: dat red ik niet meer. Ik ga ook niet meer actief op zoek naar concerten. Maar als organisatoren die me al goed kennen me graag nóg eens willen horen, dan ga ik graag op die uitnodiging in. Coaching en lesgeven zijn gedurende de jaren steeds belangrijker geworden voor mij. Vaak combineer ik een concert met enkele dagen masterclass en in de zomermaanden reis ik van het ene podium naar het andere.’ Wat is de belangrijkste les die u aan jonge zangers zou willen meegeven? ‘Bemin de tekst. De woorden zijn in dit repertoire zo ongelooflijk belangrijk. Ze zijn “de levende geest van muziek,” zoals men vroeger soms zei. In het Engels noemt men de tekst van een lied “the ditty”. Ik dacht als kind altijd dat ditty een ander woord was voor liedje, maar het betekent dus tekst: die kwam altijd op de eerste plaats, dan pas het melodietje. Ik denk

hierbij ook aan de woorden van Thomas Campion (Engelse componist, red.): “Wie bij het zingen voldoende aandacht besteedt aan de tekst, zal de oren van zijn luisteraars verleiden tot het beschouwen van heilige zaken.” Of je nu geestelijke muziek zingt of niet: dat is toch precies wat we willen bereiken? Mijn eigen lerares, Jessica Cash, hechtte er destijds enorm veel belang aan. En ik probeer het op mijn beurt door te geven aan jonge mensen: medeklinkers moeten je beste vrienden worden. Zodra je die basisdictie onder de knie hebt, werkt ook de rest ineens veel beter: je bespaart lucht en je raakt makkelijker tot op het einde van je zinnen. Misschien is dát het wel wat aan een stem een lang leven geeft.’ Inderdaad: hoe komt het eigenlijk dat uw stem nog altijd zo helder klinkt? ‘Ik heb altijd het geluk gehad te kunnen zingen in een context die bij mijn stem paste. Ik hoefde nooit tegen massieve klankmassa’s op te zingen, maar mocht altijd in intieme bezetting musiceren. Dat maakt een heel groot verschil. De luit of het klavecimbel: dat zijn klanken waarmee mijn stem heel makkelijk een mooie balans kan vinden. En als je bijvoorbeeld Schubert zingt met een fortepiano in plaats van een moderne vleugel, krijgt je stem zoveel meer vrijheid en is het zoveel makkelijker om je stem soepel te gebruiken. Dat verrast me nog altijd.’ U bent lang een geweldig voorbeeld geweest voor heel wat zangeressen binnen de wereld van de oude muziek. Hoe voelde dat? ‘Ik heb daar lang dubbele gevoelens bij gehad. Want sommigen wilden mijn geluid zo goed imiteren dat ze als ‘Kirkby-klonen’ begonnen te klinken. Ik was echt opgelucht toen dat stopte. Als ik al ergens voor sta, dan is het individualiteit. Ik wil dat mensen klinken als zichzelf en ik wil vooral niet dat mensen een stem opzetten waarvan ze denken dat andere mensen ze liever zullen horen dan hun eigen stem. Dat is natuurlijk het voordeel van een zangstijl die dicht bij het spreken ligt: een stem behoudt dan doorgaans makkelijker haar eigen karakter. Bij opera21


INTERVIEW. EMMA KIRKBY EN JAKOB LINDBERG

zangers, die met hun stem boven het orkest moeten uitkomen, ligt dat heel anders. Er zijn fantastische operastemmen met een heel eigen karakter, zeker, maar het merendeel van die stemmen maakt me toch wat triest omdat ze zo inwisselbaar zijn.’ Sommige critici stellen dat de oudemuziekgeneratie waarvan u deel uitmaakt te weinig ruimte liet voor persoonlijke emoties. Bent u het daarmee eens? ‘Sommige mensen associëren emotie met vibrato. Wel, als je er zo over denkt, dan moet je vooral op zoek gaan naar repertoire dat zo’n vibrato nodig heeft. Wie met oude muziek bezig is, heeft andere manieren ter beschikking om emoties tot uiting te brengen. Maar die emoties zijn er evengoed, maak je daar vooral geen zorgen over (lacht). Als een componist een bepaalde inspiratie had, of een bepaalde emotie ervoer bij het componeren, dan is de helft van het werk voor jou als uitvoerder al gedaan. Jij hoeft dan alleen nog maar die tekst en die muzieknoten te belichamen en te observeren wat dat met je doet. Je hebt je hele lichaam nodig om te zingen en telkens wanneer je lichaam meedoet, zijn je emoties er ook. Dat kun je niet uitsluiten. Bovendien is elk lied een klein verhaaltje en wanneer je dat verhaal vertolkt, leef je je in. Dat doen zonder enige emotie is volgens mij pure tijdverspilling.’ U staat ondertussen al meer dan veertig jaar op het podium. Voelt dat nu anders dan toen? ‘Eigenlijk niet. Ik heb gewoon vreselijk veel geluk gehad, omdat ik al die jaren het podium heb mogen delen met mensen die me inspireerden. Helemaal in het begin was Anthony Rooley van The Consort of Musicke erg belangrijk voor me. Hij had een filosofie, een soort remedie tegen podiumangsten, die me in die eerste jaren erg geholpen heeft om echt in het moment te kruipen. Hij heeft die theorie trouwens later neergeschreven in een mooi boek, Performance: releasing the Orpheus within. Op de eerste plaats moet je je afvragen waarom je daar staat, op dat podium. Als je de juiste muziek hebt gekozen en je staat daar met mensen met wie je graag muziek 22

maakt, dan is die vraag makkelijk te beantwoorden. Rooley verwijst in zijn boek vaak naar Il libro del Cortegiano van Baldassare Castiglione uit het begin van de zestiende eeuw (een handboek voor de ideale hoveling, red.) Daaruit destilleert hij drie stappen. De eerste stap is decoro, alles waarover je zelf controle kunt uitoefenen: vooraf goed studeren, op tijd opdagen voor het concert, de juiste kleren uitzoeken, enzovoort. Daarna komt sprezzatura, een soort ‘verheven nonchalance’: vanaf het moment dat je aan het concert begint, laat je de voorbereiding varen. Je springt in het diepe en je kijkt wat er gebeurt. Die voorbereiding is niet zomaar weg: die gebruik je terwijl je aan het zingen bent, maar je denkt er niet meer aan. Als die twee eerste voorwaarden – nauwkeurige voorbereiding en spontane uitvoering – vervuld zijn, dan kan er grazia ontstaan: een vervulling die je nooit kunt afdwingen, maar die iedereen herkent. Dat vond ik altijd zo bevrijdend: te weten dat die vervulling bestaat, dat ze voor iedereen beschikbaar is en tegelijkertijd niemand toebehoort. En het publiek speelt daar een essentiële rol in. Het lijkt soms wel een regel van drie: dat mooie geven, nemen en weer teruggeven tussen een muzikant en zijn publiek. Soms kom ik op een plek met een vreselijk slechte akoestiek. Je hoopt dat het concert zo snel mogelijk voorbij gaat. Maar dan opeens is het publiek er en als dat publiek verwachtingen koestert en open staat voor de muziek, dan klinkt die ruimte soms opeens helemaal anders. Ik kan dat niet wetenschappelijk verklaren, maar ik heb het zo vaak meegemaakt: prachtig.’ U keert in dit programma terug naar het Engelse repertoire van de zestiende en zeventiende eeuw. Voelt dat als thuiskomen voor u? ‘Zeker, op meer dan één manier. We hebben dit programma gebaseerd op Latijnse en Griekse thema’s. Ik ben zelf ooit afgestudeerd als classicus, dus dit programma ligt me na aan het hart. We weten dat opera ooit ontstond in een poging om de kracht en het drama van de Griekse tragedies te herscheppen. Componisten van toen maakten


EMMA KIRKBY EN JAKOB LINDBERG .INTERVIEW

zich bijzondere voorstellingen van hoe de muziek in de oudheid moet hebben geklonken en die kracht wilden ze in hun nieuwe muziek laten horen. Ze legden de nadruk op individuele expressie en dat was een nieuwe beweging, die natuurlijk wegleidde van de polyfone muziek uit de renaissance. Voor de samenstelling van dit Engelse repertoire hebben we geprofiteerd van de ontdekkingen van Anthony Rooley. Die verzamelde vroeger alle mogelijke lute songs die ooit in Engeland zijn verschenen. Tijdens die zoektocht kwam hij een aantal liederen tegen die in het Grieks waren geschreven, waaronder ook de twee liederen van Henry Lawes die we in het programma hebben opgenomen. Heel boeiend is het feit dat Lawes telkens op de volgende bladzijde een Engelse versie van dezelfde tekst publiceerde, maar met andere muziek.’ Er komen heel wat vrouwelijke mythologische personages voor in het programma: Daphne, Penelope, Ariadne, Dido. Met welke van deze heldinnen identificeert u zichzelf het meest? ‘Dat is een moeilijke vraag. Misschien met niemand, want geen van deze vrouwen was erg gelukkig. Ik zie die vrouwen veeleer als metaforen voor universele, menselijke ervaringen. In de praktijk werkt het toch anders. Als je je te sterk identificeert met het personage dat je vertolkt, dan bemoeilijkt dat de uitvoering. Je moet genoeg afstand behouden om een stuk echt goed te kunnen zingen. Het lijkt een beetje op het besturen van een complexe machine: je moet op alle kleine details letten. Als je je helemaal laat gaan, riskeer je die details uit het oog te verliezen. Maar natuurlijk ben je ook altijd geëngageerd en soms verrassen de emoties je, juist omdat je open staat voor het moment. Dan kan het gebeuren dat één van die oude heldinnen opeens een speciale betekenis voor je krijgt.’ Is er dan een groot verschil tussen het zelf voelen van Dido’s wanhoop en het vertolken van haar wanhoop in een lied? ‘Het moet altijd een mengeling van de twee zijn.

Uiteindelijk moet je durven te vertrouwen op de componist. Heel veel zangeressen vinden het vreselijk eng om Dido’s Lamento in Purcells opera te zingen, omdat het zo bekend is en iedereen maar blijft zeggen dat het toch het mooiste lied ter wereld is (lacht). Dan zeg ik vaak: Purcell was de kok, hij heeft een fantastisch gerecht bedacht en jij bent uiteindelijk slechts één van de ingrediënten. Als je meer probeert te doen dan alleen maar een eerlijke weergave geven van de lijn die hij voor jou geschreven heeft, dan verpest je het. Dat wil niet zeggen dat je saai of zakelijk moet zingen, wel dat je trouw moet blijven aan die melodielijn. Want alleen dan creëert die lijn haar eigen magie ten opzichte van de baslijn. En pas dan wordt het echt het gerecht dat Purcell in gedachten had: een ongelooflijke mix waaruit je jouw bestanddeel niet kunt losweken.’ ıı

Oudemuziek 14/15 ENGELSE LUTE SONGS Dame Emma Kirkby, sopraan Jakob Lindberg, luit di 17 mrt, 20.15 / Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ (19.00 college) wo 18 mrt, 20.15 / Eindhoven, Studentenkapel do 19 mrt, 20.00 / Utrecht, TivoliVredenburg za 21 mrt, 20.30 / Maastricht, Cellebroederskapel zo 22 mrt, 20.00 / Brugge (B), Concertgebouw Brugge ma 23 mrt, 20.15 / Delft, Lutherse Kerk di 24 mrt, 20.00 / Hasselt (B), Cultuurcentrum zo 29 mrt, 16.30 / Pavia (I), Collegio Ghislieri 23


TEKST BEELD

FREDERIKE BERNTSEN ERIC VAN NIEUWLAND

MUZIEK VOOR DE TOEKOMST MICHAEL NIEUWENHUIZEN OVER CLASSICAL:NEXT

Michael Nieuwenhuizen over Classical:NEXT

MUZIEK VOOR DE TOEKOMST

24


MICHAEL NIEUWENHUIZEN .INTERVIEW

De initiatiefnemers van de internationale muziekbeurs Classical:NEXT maken zich zorgen over de klassieke muziekpraktijk. Het publiek vergrijst, jongeren lijken steeds minder geïnteresseerd in klassieke muziek en de bezuinigingen van de afgelopen jaren vormen ook niet bepaald een stimulans. De vierde editie van deze vakbeurs vindt dit jaar voor het eerst plaats in Nederland in de Doelen in Rotterdam, van 20 tot en met 23 mei. Biedt Classical:NEXT de oplossing? Programmamanager Michael Nieuwenhuizen legt uit. Classical:NEXT, opgezet in Wenen in 2011, is een ontmoetingsplaats voor de internationale klassieke gemeenschap, waarbij de grenzen tussen verschillende specialismen vervagen. Want of je nu een musicus bent die zich heeft gespecialiseerd in oude muziek of juist in eigentijdse muziek, of een concertprogrammeur, een criticus, of iemand uit de hoek van digital live-streaming: iedereen kan ideeën inbrengen waar op een innovatieve manier over wordt gediscussieerd. Zo worden nieuwe muzikale mogelijkheden ontdekt en actuele vraagstukken op het gebied van klassieke muziek opgelost. VAN WENEN NAAR ROTTERDAM Michael Nieuwenhuizen was al langer adviseur van Classical:NEXT en kreeg de vraag of hij de beurs naar Nederland wilde halen. Maar al te graag, want wat is er aantrekkelijker dan de klassieke muziek vooruit te helpen, mensen met elkaar in contact te brengen en iets moois te stimuleren? Waarom de havenstad als kloppend hart? Nieuwenhuizen: ‘Rotterdam biedt de ideale omgeving. Je hebt voor zo’n beurs een grote ruimte nodig, een markt. Classical:NEXT is eigenlijk de Albert Cuyp van de klassiekemuziekindustrie, met kraampjes waarin iedereen zijn aanbod aan de man brengt. Tijdens diverse conferenties gooit men zijn ideeën in de groep en worden de trends en ontwikkelingen bediscussieerd. Er zijn showcase-concerten: musici 25


INTERVIEW. MICHAEL NIEUWENHUIZEN

en ensembles die laten horen wat ze kunnen. Je komt binnen en er is bedrijvigheid, internationaal. Deze opzet past perfect in de Doelen. Iedereen worstelt met de vraag: hoe kunnen we de klassieke muziekpraktijk vernieuwen? Hoe houden we de klassieke muziek interessant, scherp en actueel? En: hoe speelt techniek daarin een rol, repertoirekeuze, presentatiekunst enzovoorts? Classical:NEXT heeft geen pasklare oplossing, maar wij bieden een platform waarin je naar een oplossing toe kunt werken. We zijn gastvrij, luisteren goed naar wat je wilt en onderzoeken hoe we je kunnen helpen. Heb je een mening die toekomst heeft? Laat hem horen op Classical:NEXT. De criticus, de talentvolle musicus, de impresario, de leraar op school: iedereen heeft er een plek. Samenwerking is hierbij zeer belangrijk, want in je eentje kom je er niet. Een ensemble of impresario kan wel een schitterend businessmodel uitrollen, maar wat dan? Classical:NEXT heeft een digitale omgeving waaraan vele professionals deelnemen. Het is de bedoeling dat zij elkaar opzoeken, want in je marktkraam gaan staan wachten tot er iemand naar je toe komt, heeft geen zin. Je moet proactief zijn, het initiatief nemen, weten waar je heen wilt en wie je nodig hebt om ergens te komen. Je kunt ook, heel simpel, mensen uitnodigen: ik verzorg morgenmiddag een showcase-concert, kom je luisteren? Classical:NEXT 2014. Hiroaki Takenouchi

26

Het creëren van een marktsituatie is effectief, helemaal als je de juiste mensen uitnodigt die voor een stevige discussie kunnen zorgen. In Wenen, de afgelopen drie jaar de standplaats van Classical:NEXT, werkte het evenement niet zo goed. Daar heerste niet de schouder-aan-schouder-samenwerksfeer, je voelde de ivoren toren waar de deelnemers nauwelijks uitkwamen. In Rotterdam is de wil tot samenwerken groot. De sfeer is open en de bereidheid enorm. In Rotterdam komen innovatie, veerkracht en een levendige klassiekemuziekindustrie samen.’ EXPERIMENTELE PROGRAMMA’S ‘De woorden Classical en Next spreken tot de verbeelding. De new frontier. Waar bevindt zich die vonk die ervoor kan zorgen dat je plannen aanslaan? Internationaal, maar ook in Nederland, zijn er voorbeelden te noemen van ensembles die binnen de oudemuziekbeweging experimenteren en zich durven te ontwikkelen. Nu schiet me onmiddellijk het barokorkest Holland Baroque Society te binnen, waar ik zelf ook bestuurder ben, dat vorig jaar een programma had met de combinatie Jacques Brel en Jean-Philippe Rameau. Ik ben fan van Brel en van Rameau, maar wist niet wat ik me bij die twee samen moest voorstellen. Dus ik ging naar het concert in Leiden en het was een geweldige ervaring, totaal out of the box. Ze brachten daar dingen bij elkaar


MICHAEL NIEUWENHUIZEN .INTERVIEW

die wat betreft energie en inspiratie heel dicht bij elkaar liggen, maar waar toch eeuwen tussen zitten. Het was een geniale zet. Toen dacht ik: deze zaal moet vier keer uitverkocht zijn, maar dat was nog niet het geval. Misschien vroegen meer mensen zich af: Brel, Rameau, hoe werkt dat? De uitdaging voor marketeers is om de vertaalslag te maken naar een behoefte die het publiek aanspreekt. Marketing en digitale techniek vormen belangrijke onderdelen van de nieuwe manier om je publiek te werven. Je moet bezoekers over de streep trekken zodat ze denken: hier wil ik zeker naartoe, geen twijfel mogelijk. Als je het hoort is het vanzelfsprekend, alleen op papier nog niet. De luisteraar denkt vaak in hokjes, de spelers niet. Steeds meer jonge professionals uit de oudemuziekbeweging zijn breed georiënteerd en luisteren zelf naar een verbazingwekkend panorama van muziek. Voor hen is de hokjesgeest helemaal weg. Dat is een verschil met de generatie uit de jaren zestig, die heel erg de behoefte had de authentieke uitvoeringspraktijk te herontdekken en daardoor vooral diep te gaan en te onderzoeken. Dat is nu anders. De jonge generatie geeft oude muziek op een nieuwe manier vorm.’ ZOEKTOCHT NAAR NIEUW PUBLIEK Wat moet de klassiekemuziekbranche, en dus ook een ambassadeur van de oudemuziekbeweging, doen om luisteraars te bereiken en nog meer te inspireren? ‘De trend is dat ensembles en orkesten zich breder oriënteren, op verschillende podia. Musici gaan naar een zaal waar dát segment van het publiek komt dat ze willen aanspreken. Je kunt ook denken in de richting van het aanpassen van de concerttijd. Waarom duurt een avondconcert altijd van kwart over acht tot kwart over tien? Er valt hier en daar nog wel wat te variëren. Ik denk niet dat publieksgroepen makkelijk mengen. Groepen mensen die dezelfde dingen leuk vinden trekken naar elkaar toe en daar moet je als musicus contact mee maken. Dat werkt sneller dan andersom. Symfonieorkesten begeleiden tegenwoordig bijvoorbeeld veelvuldig films. Het Gelders Orkest krijgt een hele Ziggo Dome vol en de Doelen is tot de nok toe gevuld als het Rotterdams Philharmonisch Orkest muziek onder een film zet. De combinatie van beeld en geluid is zo oud als de weg naar Rome, maar het is nu een uitstekende manier om nieuw publiek de zaal in te krijgen. Deze luisteraars gaan

heus niet meteen naar Mahler na een dergelijke ervaring, maar ze komen wel even in een zaal waarmee ze normaal gesproken geen binding hebben. Ze ervaren dat er een andere sfeer heerst dan in de dance venue waar ze normaliter komen. Maar hoe hou je ze vast? Ik denk dat het heel belangrijk is dat je een overtuigend verhaal hebt en dat je dat brengt vanuit je eigen kracht en vanuit datgene wat je wilt’, aldus Michael Nieuwenhuizen. Maar dat verhaal moet wel worden afgestemd op het publiek dat je hoopt te bereiken: Een musicus moet zijn eigen communicatieve waarde in verhouding brengen met wat de maatschappij op dit moment vraagt. Musici van alle genres, dus ook barokmusici, zouden dat goed voor zichzelf op een rij moeten hebben. Techniek brengt een enorme revolutie teweeg in de kunsten en ook daar moet op geanticipeerd worden, want daar spreek je mensen mee aan.’ Moet de klassiekemuziekscene hipper worden? ‘Nee, de scene is hip. De kwaliteit in de industrie is enorm hoog. Dat is ook de reden om Classical:NEXT op te zetten. Het gaat er volgens mij om dat we beter communiceren, beter uitleggen waarom datgene wat we doen interessant is. Ik heb geen oplossingen, anders zou ik een magiër zijn. Als ik naar de oudemuziekbeweging kijk, is het mijn rol om mensen – bijvoorbeeld de directeur van een oudemuziekfestival, een programmeur in dat genre of wie dan ook in de oude muziek – de gelegenheid te bieden om datgene waar ze voor gaan te onderzoeken en te verwerkelijken. En de internationale klik is belangrijk. Nederland is vooruitstrevend in de oude muziek en innovatief in het repertoire, hoe kun je dat in het buitenland verkopen? Classical:NEXT vormt het proces naar een mogelijke oplossing.’ ıı

Classical:NEXT 2015 Van 20-23 mei 2015 in De Doelen in Rotterdam Voor meer informatie: www.classicalnext.com 27


28

TEKST BEELD

ISALINE CLAEYS KOEN BROOS

DE VERLIEFDE ABT THOMAS BAETÉ OVER DON PAOLO

Thomas Baeté over Don Paolo

DE VERLIEFDE ABT

oudemuziek 14/15


THOMAS BAETÉ .INTERVIEW

Een paar biertjes gaven in de late uurtjes de eerste vonk aan het project opgericht door Thomas Baeté, ClubMediéval, dat zich heeft gespecialiseerd in het repertoire van de late middeleeuwen. Het ongedwongen smeden van plannen in de kroeg leverde beslist iets op: in een paar jaar ontwikkelde deze ‘ClubMed’ van kenners zich tot een succesvol ensemble. Voor de concertreeks in het Seizoen Oude Muziek is de bestemming het Florentijnse Trecento, het domein van abt Don Paolo da Firenze. De meerstemmige, profane muziek van het laatveertiende-eeuwse Florence vormt een ware krachttoer uit de Italiaanse muziekgeschiedenis. Geen platgereden paadjes, maar een klankavontuur in woelige tijden. PRELUDE OP DE MUZIKANTEN Opgegroeid in een gezin dat erg actief was in het koorleven, belandde Thomas Baeté al jong in een kinderkoor. Eén moment blijft gegrift in zijn geheugen: zijn eerste repetitie van de Matthäus-Passion van Bach. Te midden van twee koren en orkesten moest het kinderkoor een cantus firmus inzetten. Thomas vertelt: ‘Als kind heb je nog geen analytisch gehoor dus die klanken komen als één geheel op je af. De dirigent gaf het teken; wij vielen in en ik was gebiologeerd!’ Het muzikale traject van Thomas Baeté is als een reis door de tijd. Qua instrument had hij als kind een oog op de saxofoon – die vond hij ‘cool’ – maar dat zag zijn moeder niet zitten. Het was dus niet zijn eigen keus om met viool te beginnen, maar hij hield vol en hij kwam terecht op het conservatorium van Antwerpen. Maar de film Tous les matins du monde wist een gevoelige snaar te raken en hij veranderde van koers. Hij legde zich toe op de viola da gamba, eerst als autodidact en daarna dankzij hulp van Piet Stryckers. In 1997 nam hij plaats in de klas van Wieland Kuijken in Brussel, waar hij in 2002 afstudeerde. Naast Wieland Kuijken hebben lessen en stages met onder anderen Peter Van Heyghen, Jordi 29


INTERVIEW. THOMAS BAETÉ

Savall en Pedro Memelsdorff hem gevormd. Mettertijd raakte hij geboeid door de muziek die vooraf gaat aan de zestiende eeuw en dat leidde hem tot de vedel, een verzamelnaam voor de snaarinstrumenten van de middeleeuwen. Baeté: ‘Hier en daar vindt men kleine brokjes informatie over middeleeuwse strijkinstrumenten, maar dat stelt niet veel voor. De enige manier is het instrument zelf te leren spelen.’ Het kwartje viel pas goed op het moment dat Baeté de traditionele volksmuziek begon te verkennen, los van de geschreven muziek en te midden van de improvisatie. Als gambist en vedelspeler werd Baeté de eerste tien jaar van zijn carrière aan een stuk ingeschakeld bij de meest diverse ensembles voor oude muziek: Mala Punica, Graindelavoix, The Spirit of Gambo en vele andere. Baeté: ‘Op dat moment in je muzikantenleven ben je als een spons; je zuigt overal invloeden op. Bij sommige ensembles is alles tot in detail gepland, met een repetitieproces waar aan elke noot gewerkt wordt en waar één persoon beslissingen maakt voor de hele groep. Pedro Memelsdorff heeft bijvoorbeeld deze extreem minutieuze manier van werken. Aan de andere kant heb je musici als Björn Schmelzer die vanuit de chaos vertrekken om iets te construeren. De bewuste tactiek van verwarring te zaaien is een manier om de muzikant te triggeren naar iets anders te zoeken.’ ClubMédieval ligt daar ergens tussenin: ‘Aan de ene kant vind ik het belangrijk om iets te maken dat esthetisch klopt, met een eenheid in de visie. Anderzijds vind ik het belangrijk dat elke muzikant vanuit zijn eigen hart kan spelen, zichzelf kan uitdrukken. Die twee elementen – het ideaal en de individuele kleur van elke musicus – wil ik combineren. In feite wordt dat vooral bepaald door de combinatie van mensen met wie je werkt. Elke persoonlijke kwaliteit is een belangrijke bijdrage.’ HET ITALIAANSE TRECENTO IN EEN NOTENDOP ClubMédieval stelde een programma samen rond de muziek van Don Paolo da Firenze: muziek uit het Italiaanse Trecento. Hoe zag het leven in Florence er 30

destijds uit en welke rol speelde Don Paolo daarin? Trecento, het Italiaanse begrip voor de veertiende eeuw, verwijst naar een bijzondere periode uit de Italiaanse cultuurgeschiedenis: het ontluiken van de renaissance. Dante, Petrarca en Boccaccio wisten het Florentijnse dialect te verheffen tot nationale taal. Giotto ‘tekende wat hij zag’ en volgens Leonardo da Vinci was dat een keerpunt in de schilderkunst. Florence, de stad van de rode lelie, bloeide op alle gebieden. In deze bakermat van de renaissance fungeerden bankiers als geldschieters van heel Europa en handelaars uit alle hoeken verzamelden op het kruispunt tussen noord en zuid, waar het bruiste van bedrijvigheid. Zij het in de kunst, in de architectuur, in de filosofie of in de wetenschap: het niveau was in Florence ongeëvenaard. Zoals wel vaker was deze creatiedrang het gevolg van woelige omstandigheden. Het gezag van de kerk en met name de suprematie van de paus waren tanende. Voor morele, politieke en intellectuele kwesties gold de kerkleider niet langer als autoriteit. Voor een periode van bijna veertig jaar vestigden de pausen zich in de Franse stad Avignon, op de vlucht voor anarchie en tumult in de straten van Rome. Tijdens het Grote Schisma waren er bovendien twee, soms zelfs drie rivalen die aanspraak maakten op de status van paus. Ook sociaaleconomisch gezien was het onrustig: de economische ontwrichting als gevolg van de vele oorlogen in Europa en de Zwarte Dood was groot. Onder andere in Frankrijk werden heksen en katharen vervolgd door de Inquisitie. Troubadours uit die streken vonden toevlucht in Italië en bestoven er de plaatselijke muziekcultuur. Op de vlucht voor de pest trokken artistiekelingen zich terug in een villa vlakbij Florence. De pikante verhalen die er verteld werden, vormden de basis Boccaccio’s Decamerone. De uitvoeringscontext van de Italiaanse muziek uit het Trecento (de Italiaanse variant van de Franse Ars Nova) roept vergelijkbare beelden op: een besloten kring waar liederen werden gecomponeerd, gezongen, besproken. Baeté: ‘Het is belangrijk om te beseffen hoe die muziek werd geconsumeerd. Ik zie dat voor me als één van de vele


THOMAS BAETÉ .INTERVIEW

intieme situaties die zo beeldend zijn beschreven in de Decamerone. Bij die uitvoeringen was een zekere nonchalance populair, wat de Italianen sprezzatura noemen: een strofe wordt spontaan hernomen, de een zegt iets serieus, de ander iets grappigs of intelligents over het werk.’ De Ars Nova in Italië drukte zich voornamelijk uit in drie vormen: het madrigaal, de caccia en de ballata. De Italiaanse wereldlijke polyfonie ontleende veel aan de Franse Ars Nova. Componisten als Guillaume de Machaut en Philippe de Vitry werden hoog in het vaandel gedragen en geciteerd door hun Italiaanse collega’s. Maar al snel ontwikkelde de Italiaanse muziek van het trecento een eigen identiteit; de Italianen zijn de ware meesters van de melodie.

Fragment uit de Squarcialupi Codex, Biblioteca Medicea Laurenziana Firenze

DON PAOLO DA FIRENZE Van Paolo da Firenze is bekend dat hij uit een relatief arme familie kwam. Toch kreeg hij de kans om tot zanger te worden opgeleid. Vanaf 1401 was Don Paolo abt van San Martino al Pino bij Arezzo, een Benedictijner klooster, zoals het voorvoegsel ‘don’ en het zwart habijt op zijn portret in de Squarcialupi Codex reeds doen vermoeden. Het credo van de Benedictijnen is ora et labora, ‘bid en werk’. In het scriptorium van Santa Maria degli Angeli in Florence, waar ook de Squarcialupi Codex werd vervaardigd, was Don Paolo verantwoordelijk voor het samenstellen van een antifonarium. Was hij soms ook diegene die de Squarcialupi Codex superviseerde? De kans is klein. In 1409 behoorde Paolo tot de ondertekenaars van het Concilie van Pisa en in 1417 werd hij ingeschakeld als rector van Orbatello in Florence. Thomas Baeté concludeert: ‘Don Paolo is uiteindelijk flink opgeklommen in de maatschappij, en maakte deel uit van de high society van Florence.’ POESIA IN MUSICA Hoewel geen muziek van Don Paolo is opgenomen in de Squarcialupi Codex is er wel veel muziek van hem bewaard gebleven: in andere bronnen duiken 13 madrigalen, 46 ballata’s, 5 liederen en 2 religieuze werken op: een Benedictamus en een Gaudemeaus. De ballata is een vorm die lyrische expressie mogelijk maakt, zowel in de melodieën als in de teksten. De term zou het doen vermoeden, maar de ballata werd niet gedanst. Thomas Baeté stelt dat paradoxaal genoeg het tegendeel waar is voor het Benedictamus: ‘Het Benedicamus is het sluitstuk van de mis. Het was het moment waarop de mensen de kerk verlieten. Kennelijk deden ze dat op feestelijke dagen ook wel eens dansend, want in deze periode werd een pauselijke verordening verkondigd die het dansen op het Benedictamus verbood.’ Paolo’s taal ligt op een spanningsveld tussen twee polen: aan de ene kant het virtuoze, abstraherende, excentrieke en overgevoelig maniëristische van de laatgotische kunst en aan de andere kant het 31


INTERVIEW. THOMAS BAETÉ

eenvoudige en diepmenselijke van het opkomend humanisme. ‘Paolo’s muziek speelt op een subtiele manier met de balans tussen het geestelijke en het wereldlijke, tussen impressie en expressie,’ aldus Baeté. ‘Een manier vinden om deze muziek zo uit te voeren dat die twee krachten elkaar niet tegenwerken maar juist versterken, is voor mij de ultieme uitdaging. Het spreekt dat deel van mij aan dat op zoek is naar een intellectuele stimulans en naar een euforisme in de maniëristische zin van het woord. En tegelijkertijd maakt het de connectie met de materie, de nostalgie van de eenvoud.’ Ballata’s waren aanvankelijk monofoon opgesteld, maar vanaf 1360 duiken ballata’s voor twee of drie

32

partijen op. Op de partituur ontbreekt de tekst bij de middenstem. Baeté: ‘Wat doe je daarmee, is de vraag. In dit project hebben wij geopteerd voor een zo breed mogelijk palet: soms wordt die partij instrumentaal gebracht, soms de stem met tekst en soms de stem zonder tekst. Naargelang het stuk is één van de drie oplossingen duidelijk de beste.’ De liedteksten zijn van de hand van de abt. De onvervalste liefdespoëzie roept daarbij wel enige vragen op, maar de werkelijke betekenis blijft onduidelijk. Wordt een liefde bedoeld die ligt in het verlengde van het Hooglied, als beeldspraak voor de liefde tot God? Of spreekt hij over een vorige levensperiode, of van een verborgen kant van zijn persoon? Wie weet


THOMAS BAETÉ .INTERVIEW

is het ook louter ludiek, als een soort esthetische oefening? ‘Veertien stukken na elkaar uitvoeren is ongebruikelijk en historisch niet verantwoord. Het is als een hele doos bonbons opeten in één keer! Om het verteerbaar te maken moest ik er een soort verhaallijn in trekken. Ik heb het als een cyclus opgesteld, zoals een dichter die alle stadia van de liefde passeert.’ Aan het einde van het verhaal vinden we Don Paolo terug als oude grijsaard. Hij heeft een carrière als succesvolle abt en rector achter zich en koestert de hoop van een hemelse ontmoeting met zijn geliefde. Het enige dat hij achterlaat is een boek met liederen, zwart gekaft. ıı

Oudemuziek 14/15 DE VERLIEFDE ABT ClubMediéval Olalla Alemán, zang Markéta Cukrová, zang Raffaele Giordani, zang Guillermo Pérez, organetto Elisabeth Seitz, psalterion Daan Verlaan, zang en gotische harp Thomas Baeté, vedel en artistieke leiding vr 17 apr, 20.15 / Deventer, Penninckshuis za 18 apr, 14.00 / Amsterdam, Noorderkerk zo 19 apr, 15.00 / Bloemendaal, Opstandingskerk Overveen wo 22 apr, 20.15 / Groningen, Der Aa-Kerk do 23 apr, 20.30 / Rotterdam, Laurenskerk vr 24 apr, 20.00 / Utrecht, Geertekerk za 25 apr, 20.30 / Maastricht, Kapel Zusters onder de Bogen

HET MYSTERIE VAN DE SQUARCIALUPI CODEX Een van de bekendste bronnen voor de Italiaanse muziek uit het Trecento is de zogenaamde Squarcialupi Codex uit de vijftiende eeuw: een verzameling partituren met de mooiste werken van belangrijke componisten uit de veertiende eeuw. Antonio di Bartolomeo Squarcialupi (een beroemde organist in Florence) was de eigenaar, zoals vermeld staat op het eerste blad van de codex. Elk hoofdstuk in dit prestigieus handschrift is gewijd aan één componist, en is haarfijn versierd met bladgoud, rood, blauw en paars op perkament. De muziek van Francesco Landini wordt geflankeerd door die van Jacopo da Bologna, Giovanni da Cascia, Vincenzo da Rimini en andere. Maar de grote afwezige is Don Paolo da Firenze. Zestien folio’s staan op zijn naam, maar de pagina’s zijn blanco achtergelaten; zijn titel is aangegeven in een banier, het portret in detail uitgetekend, maar de notenbalken staan leeg. Op het portret lezen we aan de houding van zijn linkerhand aan het oor dat hij zanger is en zelfs polyfonist, want de jongere kerel naast hem lijkt de bovenstem te zingen. Het blijft een raadsel waarom zijn pagina’s leeg bleven. Voor Thomas Baeté lijkt de meest logische verklaring dat ‘alle componisten bij het samenstellen van het manuscript al gestorven waren, enkel Don Paolo leefde nog. Daarom moesten zijn beste werken misschien nog komen.’

33


34

TEKST VERTALING

JED WENTZ SUSANNE VERMEULEN

HERMAN RUTTERS PIONIER VAN DE OUDEMUZIEKESTHETIEK

Pionier in oudemuziekesthetiek

HERMAN RUTTERS

Links: Herman Rutters


HERMAN RUTTERS

De geschiedenis van de historische uitvoeringspraktijk in de twintigste eeuw is momenteel een hot item voor onderzoekers. Het wordt almaar duidelijker dat niet-esthetische invloeden uit de filosofie, religie of zelfs onderwijshervorming een belangrijke rol speelden in de impliciet politieke en maatschappelijke uitgangspunten van de oudemuziekbeweging, en dat de overdracht van een ideologische boodschap aan een groot publiek, via het medium oude muziek, een fundamenteel doel was van sommige invloedrijke pioniers. Dit is belangrijk, want een diepgaand begrip van de oorsprong van onze twintigste-eeuwse historische uitvoeringspraktijk, kan beoefenaars daarvan helpen hun praktijk opnieuw te waarderen, en te herzien in het licht van de eenentwintigsteeeuwse maatschappij waarin we nu leven. Het nu volgende artikel, gebaseerd op een lezing gegeven in de Roots of Revival-conferentie, georganiseerd door het Londense Horniman Museum, onderzoekt de sociaal-culturele en religieuze achtergrond van oude muziek in Nederland aan de hand van een van haar belangrijkste pioniers: Herman Rutters. Herman Rutters was een zeer invloedrijke Nederlandse musicoloog, pedagoog en recensent. De initialen ‘H.R.’ onder zijn artikelen stonden voor zijn lezers symbool voor kwaliteit, consistentie en inhoud. Een journalist en tijdgenoot schreef dat die twee letters onderaan de kolom synoniem waren met een muziekrecensie die informatie en oordeel combineert. Het doel van H.R. was om te onderwijzen. Zijn oordeel was vaak hard, maar altijd het gevolg van strenge en consequente criteria. Herman Rutters werd in Amsterdam geboren op 22 december 1879. Mensen die hem kenden omschreven hem als onvermoeibaar, koppig, emotioneel en oprecht. Als jonge man voltooide hij zijn muziekstudie bij de belangrijke Nederlandse componist en pedagoog Bernard Zweers. Daarna werkte Rutters

voor de Nederlandse Nationale Opera en doceerde muziektheorie in Amsterdam aan de Volksuniversiteit en het Muzieklyceum. Hij zat in de besturen van talloze muziekorganisaties, waaronder een met de naam Muziek en Religie, waarvan hij mede-oprichter en redacteur was met de bekende protestante theoloog en politicus Gerardus van der Leeuw. Zelf was hij ook een gelovig man. In 1941 schreef E. Lohman dat Rutters ‘overtuigd Protestant schijnt te zijn en Luthers reformatie ziet als een evolutionair streven, dat de Rooms-katholiek als revolutionair beschouwt.’ Rutters’ geloof heeft zijn esthetische standpunten sterk beïnvloed. Het Nederlandse protestantisme, gedomineerd door de calvinisten, was en is nog steeds op zijn hoede voor de verleidelijke macht van de muzikale sensualiteit van de contrareformatie. In de eerste decennia van de twintigste eeuw probeerden bepaalde protestante groepen het gebruik van werken van de Lutherse componist Johann Sebastian Bach in kerkdiensten te stimuleren. In het licht hiervan is het veelzeggend dat de Rooms-katholieke toneelschrijver en publicist Herman van den Eerenbeemt ironisch met religieuze termen over Rutters’ muzikale activiteiten zei, dat ‘Bach groot is en Herman Rutters zijn profeet’. Rutters had inderdaad vele minaretten van waar hij de protestante gelovigen kon oproepen Bachs muziek tot zich te nemen: naast de talloze activiteiten die ik net noemde was hij ook in dienst bij de radio, schreef hij boeken en gaf hij lezingen. Maar misschien zijn belangrijkste medium was toch wel het Algemeen Handelsblad, de Amsterdamse krant waarvoor hij tussen 1916 en 1945 werkte. Met de recensies die hij hierin publiceerde is de ontwikkeling van Rutters’ muzikale esthetiek goed te volgen. Mijn stelling is bovendien dat het eindeloze herhalen van zijn esthetische criteria in vaak donderende, kleurrijke taal, gedurende dertig jaar in een van ’s lands belangrijkste kranten gepubliceerd, een belangrijke intellectuele basis legde voor de historische uitvoeringspraktijk. In 1945, bij zijn pensionering, suggereerde een van Rutters collega’s iets vergelijkbaars: ‘Hij was de eerste die stelselmatig verdedigde 35


HERMAN RUTTERS

dat oude muziek stijlzuiver moet worden uitgevoerd en onvermoeid op zoek ging naar de normen, die althans een zoveel mogelijk stijlgetrouwe uitvoering waarborgen. Hij trok te velde tegen de coupure-wellust, tegen de ‘Pultvirtuosen’-willekeur, hij verdedigde de rechten van de componist, de eerbiediging van de partituren, de integrale uitvoering van kunstwerken. Dat waren objectieve, verstandelijke normen, die hij stelde en die zijn oordeel zo stabiel en zo waardevol maakten. En hij maakte er school mee.’ Rutters, een man van de nieuwe objectieve, antiromantische generatie, was wars van alle soorten vrijheden waar het ging om muzikale uitvoering. Hij had een hekel aan te persoonlijke, te subtiele en gedetailleerde uitvoeringen, maar ook aan het extraverte etaleren van gevoelens dat hij associeerde met virtuozen. Hij foeterde massale concerten van massale muziek uit en prees transparantie, innerlijk gevoel en technische perfectie. Hij wilde niet dat er met de partituur geknoeid werd, of die nou van Bach of van Bruckner was, en verachtte muzikale interpretatie aan de zijde van de uitvoerder. WILLEM MENGELBERG Het is niet verrassend dat Rutters tijdens zijn lange carrière meermaals de uitvoeringen van de beroemde Nederlandse dirigent Willem Mengelberg bekritiseerde. Mengelberg, Rooms-katholiek, was bekend om zijn zeer romantische, idiosyncratische wijze van musiceren. Hij werd in 1895 chef-dirigent van het Concertgebouworkest en voerde in de vijftig jaar dat hij het orkest leidde een gevarieerd repertoire ten tonele, maar hij werd vooral bekend om zijn interpretaties van Mahler en Richard Strauss. Rutters bewonderde en verafschuwde Mengelberg. Soms vermomde hij zijn kritiek als lofprijzing, bijvoorbeeld in deze recensie van een uitvoering van Strauss’ Ein Heldenleben, dat was opgedragen aan het orkest en zijn dirigent: ‘Mengelberg laat naar mijn gevoelen het koper wat te fel glansen, maakt de lyriek wat te zoetelijk en rekt het tempo wat te veel, waardoor hij de gang min of meer remt. Maar een virtuoze meesterprestatie is zijn Heldenleben-vertolking steeds, een onvergetelijk bravourestuk van directie en samenspel […] Nooit kan een opdracht beter verdiend zijn dan die van Strauss’ werk aan 36

ons ongeëvenaard ensemble.’ Je kunt denken dat termen als ‘virtuoze meesterprestatie’ en ‘bravourestuk’ positief bedoeld waren, maar in Rutters’ kritische taal bevatte ‘virtuoos’, zelfs in een passage van schijnbare muzikaaltechnische lof, altijd minstens deels morele kritiek. Hoewel hij vaak toegaf dat het goed klonk, associeerde Rutters virtuositeit met uiterlijk vertoon en ego. Dergelijke ijdelheden mogen dan toepasselijk zijn bij de egocentrische muziek van Strauss, maar het geven van een vrije teugel bij Bachs muziek, wat Mengelberg ook bij religieuze werken als de Matthäus-Passion deed, was als het zwaaien van een rode vlag voor de godsvruchtige en opvliegende Rutters. Mengelberg was beroemd om zijn uitvoeringen van een ingekorte en geherorkestreerde Matthäus-Passion, die jaarlijks door enorme aantallen musici op Palmzondag werd uitgevoerd in het Concertgebouw. Deze populaire jaarlijkse traditie begon in 1899 en ging door tot Mengelberg na de Tweede Wereldoorlog stopte bij het orkest. Mengelbergs interpretatie onderstreepte de pathos van de Matthäus, en gaf minder aandacht aan de religieuze betekenis. Rutters vond dat zo’n uitvoering meer leek op een romantisch oratorium dan op een voor de gemeente geschreven protestants werk. In 1916 merkte Rutters op in zijn recensie dat de Matthäus-Passion was geschreven ‘voor twee koren van maximaal zestien stemmen elk en twee instrumentale groepen van proportionele grootte’. BACHPROBLEMEN In 1917 schreef hij een uitgebreide recensie in de vorm van een essay, getiteld ‘Bachproblemen’, waarin hij zijn belangrijkste kritiekpunten als volgt opsomde: ‘Het is al erg genoeg, dat men hier de cantates uit hun liturgisch verband moet rukken, maar dat gaat nu eenmaal niet anders. Doch de verplaatsing uit de kerk met haar zeer speciaal stemming-milieu en haar zeer eigene akoestiek, in een ruimte, die enkel is ontstaan uit den geest van moderne, profane, massale muziekbeoefening, met haar ongewijde, ‘geschaftsmässige’ inrichting op virtuoze ijdelheid; het weergeven van die werken in een bezetting, die niet alleen de klankverhouding op den kop zet, maar ook door de massale klankpro-


HERMAN RUTTERS

ductie den intiemen geest der muziek verplettert en het fijn polyphonisch weefsel onbarmhartig uiteenrukt, die de properties van soli-tutti karikaturiseert als een lachspiegel van het menschelijk beeld, die de simpele obligaat-partijen maakt tot virtuoosachtige solo-evoluties – die vorm is na hetgeen ons de moderne Bach-aesthetica heeft geleerd en doen openbaren, onmogelijk meer vol te houden. En dan spreek ik nog niet eens van het feit, dat Bach’s koorwerken, wat de hooge zangpartijen betreft (diskant en alt) door jongens werden uitgevoerd, voor jongens waren gedacht.’ Rutters was zich er echter van bewust dat hij op dat moment alleen de meest basale hervormingen van de uitvoeringspraktijk mocht verwachten. Een jaar later, in 1918, schreef hij opnieuw een uitgebreid essay: ‘Bach’s Matthaeus-Passion en onze tijd’. Hij herhaalde hierin zijn argumenten uit eerdere jaren, maar voegde daar nuchter aan toe: ‘Ik vraag geen

theoretisch-historisch reconstructie naar de de letter, ik vraag geen handhaving van de Passion in haar liturgische gebruiksbeteekenis. Maar ik eisch eerbiediging van de voorschriften, die met den geest van het werk organisch saamgegroeid zijn en zonder welker navolging die geest niet tot ons bewustzijn kan doordringen.’ ZIEKELIJKE VIRTUOSITEIT Rutters verwijzing naar de geest van het werk is belangrijk. Voor hem was de ‘geest’ van Bachs muziek, en die van alle grootse werken, een bij uitstek religieuze. Daarom waren virtuoze toevoegingen om de goddelijke schoonheid te verfraaien overbodig. Rutters paste dit criterium niet alleen toe bij Mengelberg, maar bij alle uitvoerders. In 1918 bijvoorbeeld schreef hij over een liedconcert van de Duitse sopraan Gertrude Förstel: ‘Gertude Föstels zingen is zuiver vocaal-technisch beschouwd een

Igor Stravinsky en Willem Mengelberg

37


HERMAN RUTTERS

Concertgebouw ca. 1908

verrukking; alles ligt haar bijzonder gemakkelijk, het geluid glanst en straalt, heeft tot in het fijnste pianissimo grote draagkracht en expressiviteit, haar virtuoze adembeheersching maakte de fijnste schakeringen en de omvangrijkste bindingen mogelijk; de uitspraak is zeldzaam duidelijk.’ Maar ook hier moet men zijn complimenten goed verstaan. Deze recensie is bijzonder negatief. Rutters hoont een ‘smakeloos fiorituurtje’ dat de zangeres in een Mozart-aria maakte, en bekritiseert haar: ‘Zij dirkte de prachtige muziek van Schubert en Schumann op met allerlei stijllooze nuanceeringen, die den geest van de liederen vaak totaal onherkenbaar maakten. Zij ontzag zich niet, vivisectie te plegen op Hugo Wolf door de coupure in het uitbundig naspel van Er ist’s […]: daaraan maakte zij alles ondergeschikt wat zich niet aan haar stem onderwerpt, en zij veroorlooft zich de meest ongepaste messa di voce’s, ritenuti en fermati als de componist ze heeft vergeten, omdat hij aan iets veel belangrijkers dacht.’ Rutters noemt het ‘valschen virtuozen-opsmuk’. In 1919 schreef Rutters opnieuw een essay waarin hij 38

uitlegt hoe al in de achttiende eeuw Italiaanse operazangers de muzikale smaak hadden geruïneerd: ‘Met de verspreiding der opera italiana over geheel Europa waarde het virtuozendom als een epidemie rond, die weldra ook op de instrumentalisten sloeg. Het ligt voor de hand, dat deze beweging de ontwikkeling van het soloconcert uit het concerto grosso, welks concertino tot solo condenseert en het grosso tot simpele begeleiding laat verschrompelen, in niet geringe mate bevorderde. Het behagen in uitsluitend virtuoze prestaties wordt in het laatst der 18de eeuw tot een manie, welke in onze oogen bepaald ziekelijk lijkt.’ ORIGINELE INSTRUMENTEN Volgens Rutters vulde de opwinding over deze ziekelijke virtuositeit steeds grotere concertzalen met bezoekers, die gretig verlangden naar uiterlijk vertoon. Terwijl de negentiende eeuw zijn einde naderde leidde dit tot een evolutie in de klank van muziekinstrumenten, die steeds luider en minder transparant gingen klinken. Muzikale technieken


HERMAN RUTTERS

moesten worden aangepast aan deze instrumenten, en zo gingen schoonheden van weleer verloren. Rutters onderstreepte dit toen hij in 1917 schreef: ‘Moge de concertvleugel gaandeweg zijn ontstaan uit clavichord en clavecimbel, de violoncel haar familielid de viola da gamba meer en meer hebben verdrongen — zij zijn daarom nog niet de volmaakte edities van primitieve voorgangers. In hun soort waren die instrumenten niet minder volmaakt dan de onze; ze hadden een eigen constructie en een eigen klankkleur, welke onder den invloed van andere cultuurstroomingen in andere vormen een wijzingen hebben ondergaan, een wijzing, die echter ook veel eigen schoon heeft opgeofferd. Maar dat eigen klank der oude instrumenten is volstrekt inherent aan den geest der muziek, welke daarvoor is geschreven.’ Deze gedachtegang leidde ertoe dat Rutters enkele maanden later opriep tot de reconstructie van een barokviool en -stok, in een recensie over violist Alexander Schmuller. Rutters’ oordeel over Schmuller was vaak hard, en zelfs in zijn meest positieve recensie klaagde hij dat de violist ‘niet geheel rein [was] van overdreven sentiment’. Toen Schmuller de solovioolwerken van Bach ging spelen reageerde Rutters, in z’n wiek geschoten: ‘En voor mij had een avond als deze ook in menig opzicht het karakter van een experiment, waarvan het resultaat grootendeels dit was: dat onze violisten veel van Bach moeten laten rusten, tenzij ze naar een techniek, naar een constructie van hun materiaal zoeken, dat hen in staat stelt, die muziek te vertolken, zooals Bach zich inderdaad heeft gedacht, zooals het karakter der muziek zelf aangeeft. Ik heb alle respect en bewondering voor de vaardigheid, de energie en het geheugen van Alexander Schmuller, maar wat hij ons met de eerste twee deelen der C-dur-sonate gaf te hooren, was toch geen Bach en dikwijls ook geen muziek en ook in andere stukken hinderde het ruwe en onzuivere van den toon, het geforceerde van de phraseering. Het kan weinig anders, ik erken het, maar ligt in die erkenning ook niet een zekere veroordeeling van het experiment? Ten slotte moet het ideaal van den kunstenaar hier toch zijn een zuivere verklanking van Bach’s intenties, en als men die intenties niet kan benaderen, is het toch beter, niet met een ‘à peu près’ te experimenteeren. Deze

muziek is onsterfelijk, is ontzaglijk, doch laat men eerst streven naar een betere vertolkingsmogelijkheid, zooals Wanda Landowska deed, toen zij het clavecimbel reconstrueerde.’ KOSMISCHE MACHTEN De geciteerde recensies stammen tot nu toe uit de eerste vijf jaar van Rutters’ tijd bij het Handelsblad. Het is duidelijk dat hij een aantal ideeën omarmde die later sterk met de oudemuziekbeweging zouden worden geassocieerd: respect voor de partituur, uitgaan van de bedoelingen van de componist en de noodzaak van het gebruik van originele instrumenten. Verrassender is de moralistische ondertoon, vooral waar het religieuze connotaties van het concept van de ‘geest’ van het werk betreft. Het is echter deze spiritualiteit die Rutters standpunt het duidelijkst onderstreept, want van tijd tot tijd ontpopte hij zich als een ware muzikale mysticus. Neem bijvoorbeeld deze buitengewone passage uit 1920, van een concert met muziek van Saint-Saëns: ‘Grooten als Bach, Mozart, Beethoven, Wagner en Franck verkeeren juist door hun kosmisch aanvoelen en hun ontvankelijkheid voor het geweldige, het innerlijke, aanvankelijk sterk onder den invloed van hun groote voorgangers, om zich dan daarboven uit te worstelen tot zelfstandigheid: zóó spinnen zij de geheimzinnige draden van het metaphysisch gebeuren voort; zij moeten ondergaan om tot heerlijkheid te verrijzen. En daarom is er geen genie, die niet op het verleden voortbouwt, die door het innerlijk van het verleden heengaat.’ Rutters schilderde het muzikale genie af als een bovenaards figuur, die zich onderdompelt in de kunst van het verleden, om hierdoor ‘tot heerlijkheid te verrijzen’. De gevolgen, hoewel hij die niet expliciet noemt, zijn helder: als componisten kosmische, verlossende figuren zijn, dan zijn hun partituren bijna heilig, en moeten ze behandeld worden als het woord van een spiritueel profeet. Daar mag, met andere woorden, niet aan gemorreld worden: inkorten, het toevoegen van virtuoze frivoliteiten en interpretatie of gebruik voor persoonlijke verheerlijking of uiterlijk vertoon zijn uit den boze. Sola scripta, de protestante benadering van het woord van God, werd dus zo door Rutters toegepast op muzikale 39


HERMAN RUTTERS

bronnen. En zoals genieën een reis door het innerlijk van het verleden moeten doormaken om getransformeerd te worden, zo moeten de toehoorders deze innerlijkheid, de geest van het werk, zo puur mogelijk ervaren om het eeuwige, het geweldige te bereiken. GELIJKGESTEMDEN Rutters was niet de enige die de rol van muziek in de maatschappij zo kosmisch benaderde. Talloze artikelen in het Bach Jahrbuch van 1904, het eerste deel van een serie jaarboeken gepubliceerd door de Neue Bachgesellschaft, maken duidelijk dat de revival van Bachs muziek als liturgische gebruiksmuziek werd geïdealiseerd door er bijzondere krachten aan toe te schrijven, die het volk kunnen verenigen en verbeteren. Een schrijver, Julius Smend, suggereerde zelfs dat Bach een zendeling was: ‘Hij is het, over wie geschreven staat: “Zie, ik zal mijn engel zenden, die voor mij de weg bereiden zal.”’ Smend zag Bachs muziek als een uiting van het nationale karakter en geloof van een Duits protestantisme dat Herman Rutters

40

Luthers voetsporen volgde: ‘Dat Bachs composities nu in triomftocht over de hele wereld trekken, over nationale en confessionele grenzen heen, maakt ons blij en trots. Dat Parijs en Rome voor hem buigen is goed. Alleen blijft dan nog het volgende bestaan: niemand keek vooralsnog in de diepten van deze bodemloze ziel zonder niet ook een warm, waarderend gevoel te hebben voor de Duitse kunst en voor de Duitse reformatie, voor het evangelische geloof en een vrij, persoonlijk christendom.’ Net als Rutters maakt Smend hier een vergelijking tussen de artiest en een soort spirituele wederopstanding: ‘We stuiten hier op een goddelijke wereldorde, die naar onze mening overal in de wereldgeschiedenis te vinden is. Een groot man staat op, om voor de nog grotere vrije baan te maken. Zo gaat het vaak: een sterke komt en keert terug in het graf; een minder sterke volgt hem op, maar is toch sterk genoeg om de sterke daden opnieuw aan de wereld te geven. Dat was ook hier het geval.’ OUDEMUZIEKREVOLUTIE Voor dit artikel voert het te ver om dit hervormingsdenken verder te onderzoeken, maar het volstaat dat Rutters door een vergelijkbaar idealisme werd geïnspireerd, zij het met een Hollandse inslag. Dit betekent dat hij niet alleen werd gemotiveerd door het verlangen om aan Bachs oorspronkelijke bedoelingen tegemoet te komen, maar dat hij authenticiteit van uitvoering als deel van een veel grootschaligere, Nederlandse spiritueel-culturele hervorming voorstond, of zoals Lohman het zei, een zich voortdurend ontwikkelende protestante reformatie. Rutters bleef dit denkbeeld trouw tot het einde van zijn dagen, vooral in relatie tot de muziek van Bach. In 1941 publiceerde hij het boek J.S. Bach en onze tijd, waarin hij veel van zijn standpunten recapituleerde die hij twintig jaar daarvoor in de recensie ‘Bachs Matthaeus-Passion en onze tijd’ had geformuleerd. In het boek gaf hij een zeer duidelijke uitleg van wat nu precies de ‘geest’ van het werk is: ‘Het ideaal der romantiek was de uitdrukking van het individueele, van het ik; […] Bij Bach daarentegen is het individueele volmaakt opgelost in het universeele, is alles overgaven van het ‘ik’ aan God. […] Zoo zingt Bachs muziek niet van het persoonlijke, het vergankelijke,


het tijdelijke, maar van het bovenpersoonlijke, het onvergankelijke, het eeuwige. Zij maakt bewust, wat ook in ons eeuwig is, ons met het eeuwige verbindt. Zij is overtuiging en overgave. Zij richt den blik niet voorwaarts, doch omhoog; zij komt uit God en voert tot God. Dat is haar geest, die haar steeds tot een levend bezit, tot een krachtigen steun maakt.’ Het is wel duidelijk dat vele van de belangrijke uitgangspunten van de historische uitvoeringspraktijk van vandaag al voor de jaren twintig voortvarend werden uitgedragen door Rutters, en dat hij de weg vrijmaakte voor de Nederlandse oudemuziekrevolutie van de jaren vijftig en zestig met zijn herhaalde kritiek op de romantische vrijheden. Maar in welke mate huidige spelers van oude muziek zich bewust zijn van de voedingsbodem van de striktheid en objectiviteit van de historische uitvoeringspraktijk (namelijk die van een mystieke, protestante spiritualiteit, die streefde naar sublimering van de persoonlijkheid van de uitvoerder in het goddelijke en eeuwige, door middel van de innerlijke geest van het kunstwerk dat de partituur vertegenwoordigt), is de vraag. Tegen 1919 wist Rutters al dat de vooruitgang van de muzikale evolutie niet te stoppen was. In bijzonder profetische termen omschreef hij zijn overtuiging dat de reeds zieke romantische traditie weldra zou sneven: ‘Ik voor mij ben er stellig van overtuigd, dat de massaliteit in de toonkunst in haar laatste stadium van verwording verkeert. Het beste in de moderne muziek manifesteert een zin naar verfijning, een drang naar het intieme. […] Evenwel – wij hoeven geen revolutie te prediken. Symptomen eener reactie zijn reeds onmiskenbaar. Wij leven in een overgangsstadium; er volstrekt zich een strijd tusschen den zin voor het massale en het verlangen naar intimiteit. Een gestadig groeiende waardeering voor Bach’s kunst – ziedaar een symptoom van laatstgenoemde neiging. Verlangen naar Bach, dat wil zegen verlangen naar intieme, innerlijke waarden. Daarmee komt de zin voor massale effecten vooralsnog in conflict. Een natuurlijk verschijnsel van geestelijke inertie. Maar in dit conflict moet Bach het op den duur toch winnen.’ Ik denk dat we vijfennegentig jaar later het alleen maar eens kunnen zijn, dat Rutters profetie is uitgekomen. ıı

Gezocht:

vrijwilligers! Voor komende Festival Oude Muziek Utrecht 2015 (28 augustus t/m 6 september) zoeken we nieuwe vrijwilligers voor het TivoliVredenburgTeam en Vervoersteam > Het TivoliVredenburgTeam ontvangt publiek en musici, en helpt iedereen op weg in het gebouw. > Het Vervoersteam brengt musici in en om Utrecht naar hotels, (concert)locaties en vliegvelden. Rijbewijs verplicht. We vragen van alle vrijwilligers tien dagen volledige beschikbaarheid. Voor meer informatie en aanmelding: Marijse Poutsma m.poutsma@oudemuziek.nl

030 23 29 000 41


42

TEKST BEELD

AGNES VAN DER HORST LUDÉK SOJKA

MODERNE MIDDELEEUWSE MUZIEK BARBORA KABÁTKOVÁ OVER HILDEGARD VON BINGEN

Barbora Kabátková over Hildegard von Bingen

MODERNE MIDDELEEUWSE MUZIEK

oudemuziek 14/15


BARBORA KABÁTKOVÁ .INTERVIEW

Negen eeuwen geleden klonk er in een nonnenklooster op een berg in Duitsland muziek die nergens op leek, die men nog nooit gehoord had. Ze echoot na in de concerten van Ensemble Tiburtina in het Seizoen Oude Muziek. Deze muziek was niet afkomstig van een bepaalde school of stroming. Het was de hoogstpersoonlijke uiting van een non uit de twaalfde eeuw: Hildegard von Bingen. In circa 80 liederen en een muzikale allegorie, Ordo Virtutum, beschreef ze haar visioenen. Het ‘gewone’ gregoriaanse gezang was daarvoor niet toereikend. Ze vertaalde haar overweldigende ervaringen in een weelderig muzikaal idioom, met lange, golvende en tot grote hoogte opstijgende lijnen: alsof ze een muzikale ladder naar de hemel wilde creëren. In oudemuziekkringen werd haar muziek in de twintigste eeuw zo af en toe uitgevoerd. Maar toen in het Festival Oude Muziek van 1982 haar Ordo Virtutum werd geprogrammeerd, ontstond er een soort ‘Hildegard-hausse’. Het was ook de tijd van de new age – dat hielp bij haar populariteit – maar ook minder spirituele muziekliefhebbers werden erdoor aangestoken. Ensembles als Sequentia, met Benjamin Bagby en de veel te vroeg overleden Barbara Thornton, draaiden in de jaren tachtig van de vorige eeuw overuren met uitvoeringen van Hildegards werk en opnames gingen als warme broodjes over te toonbank. Sindsdien is de muziek van de Duitse mystica, abdis, zieneres en componiste Hildegard von Bingen nooit meer weg geweest. Hoewel, standaardrepertoire werd het nooit, daarvoor is haar muziek te uitzonderlijk. TIBURTINA Tegenwoordig kijken eigentijdse ensembles als het Tiburtina Ensemble weer met een nieuwe, frisse blik naar Hildegards muziek. Dit Tsjechische vocaalensemble is zelfs min of meer opgericht voor dit bijzondere repertoire, vertelt sopraan, harpiste, artistiek leidster en medeoprichtster Barbora Kabátková: ‘We zongen allemaal al in andere ensembles, waaronder

de Schola Benedicta, maar dat beviel niet,’ vertelt ze over het ontstaan van de groep. ‘We wilden het professioneler aanpakken en begonnen in 2007 met het Tiburtina Ensemble. Omdat ik de enige was die koordirectie had gestudeerd, waarbij gregoriaans ook aan bod kwam, bleek ik de aangewezen persoon om de artistieke leiding te nemen van ons ensemble. We wilden een eigen koers varen met muziek die niet zo algemeen bekend is. We richten ons op het middeleeuwse repertoire: polyfonie en gregoriaans. Er zijn hier in Tsjechië al veel uitstekende barokensembles, maar er zijn maar bar weinig musici die zich met middeleeuwse muziek bezighouden. Terwijl juist hier zo ontzettend veel mooie muziek uit die tijd te vinden is, zeker als het gaat om gregoriaanse gezangen voor vrouwen, want het eerste klooster in Praag was een vrouwenklooster: het benedictijner Sint Jorisklooster uit de tiende eeuw.’ SPANNENDE THRILLER Het Tiburtina Ensemble onderscheidt zich van veel andere middeleeuwse ensembles door eigenzinnig repertoire en cross-over projecten (onder andere met jazzmuzikanten) en vooral door vocale professionaliteit. ‘Middeleeuwse instrumentale muziek wordt meestal uitgevoerd door goed opgeleide instrumentalisten,’ aldus Kabátková, ‘maar aan de zangers worden minder eisen gesteld. Alsof er voor het zingen van middeleeuwse muziek geen goede training nodig is. Maar zoals geldt voor alle verschillende genres van de klassieke muziek heb je óók voor het gregoriaans een goede stemtechniek nodig, anders klinkt het gewoon niet mooi. Als zanger van middeleeuwse muziek moet je hard werken aan stemomvang en stemplaatsing. En wat dacht je van ademhalingstechniek: het middeleeuwse gregoriaans heeft vaak heel lange frasen.’ Al is het Tiburtina Ensemble een vrouwenensemble, de tien zangeressen beperken zich niet tot muziek die voor vrouwen is gecomponeerd. Ze zingen ook de voor mannen geschreven polyfone werken van Perotinus, of (in transpositie) de Messe de Nostre Dame van Guillaume de Machaut. Dat maakt het gi43


INTERVIEW. BARBORA KABÁTKOVÁ

gantische repertoire waaruit de groep kan putten nog groter. Barbora Kabátkóva zucht, pseudo-wanhopig: ‘Vooral in de Tsjechische benedictijner kloosters is oneindig veel muziek te vinden. Er is bijna té veel aan liederen, prachtige polyfonie en gregoriaanse muziek. Gelukkig is heel veel muziek online in te zien. Veel bibliotheken hebben hun eigen portals voor middeleeuwse manuscripten en daarnaast zijn er sites als Manuscriptorium waar je veel bijzondere muziek kunt vinden. Als ik ’s nachts thuiskom na een concert ga ik nog vaak even het internet op om te zoeken naar nieuwe stukken die ik kan gebruiken. Ik zit ook graag in bibliotheken, lezend en zoekend naar informatie over het leven en de muziek tijdens de middeleeuwen. Daar geniet ik van en het is nog nuttig ook, want ik ben op dit moment druk bezig met mijn doctoraal muziekwetenschap. Toch ervaar ik dergelijk onderzoek vooral als een hobby. Ik vergelijk het wel eens met het lezen van een thriller: het is spannend en je komt altijd onverwachte dingen tegen.’ HILDEGARD De middeleeuwen worden vaak geassocieerd met ziekte, duisternis, onwetendheid: ‘een donkere periode.’ Niet voor Barbora Kabátková. ‘De middeleeuwse cultuur is zeker niet donker: de schilderijen, de muziek en de architectuur zijn juist vol van kleuren. Er bestond een groot verschil tussen rangen en standen; vrouwen, armen en arbeiders hadden het bepaald niet gemakkelijk. Maar dat is niet specifiek middeleeuws, in bepaalde regio’s is dat nog altijd zo.’ Hildegard von Bingen had geluk dat ze uit een rijke familie stamde. Ze hoefde geen verstandshuwelijk te sluiten met een veel oudere, rijke man, of honger te lijden in een arm klooster om te worden vergeten. Wel werd ze op haar achtste naar het benedictijner klooster op de Disibodenberg gebracht, vlak bij haar ouderlijk huis. Onder de hoede van een ver familielid werd ze onderwezen in zaken als liturgie en kloosterregels, maar ook in de ‘artes liberales’ (onder andere wiskunde, literatuur en muziek). Toen ze begon te schrijven en te compo44

neren werd ze daarin alleen maar gestimuleerd. Ze maakte het klooster beroemd en kreeg er uiteindelijk zelf de leiding. Later stichtte ze haar eigen klooster, waar muziek en wetenschap een belangrijke plaats innamen. Het Tiburtina Ensemble voert in het Seizoen Oude Muziek liederen uit waarvan Hildegard zowel de muziek als de tekst schreef. ‘Die teksten zijn niet altijd even begrijpelijk,’ vertelt Barbora Kabátková. ‘Hildegard behoorde tot de school van de Rijnlandse mystiek (een tamelijk intellectuele en individuele vorm van mystiek, avdh) en veel van haar teksten zijn daarvan doordrongen. Veel van Hildegards liederen zijn gewijd de Heilige Geest en de maagd Maria. Ook de heilige Ursula was voor haar een bron van inspiratie. Ze schreef verschillende gezangen over de legende waarin verhaald wordt hoe Ursula naar Duitsland werd gestuurd om te trouwen, maar daar met haar 11.000 maagdelijke reisgezellinnen werd vermoord door de heidenen.’ Ze onderbreekt haar verhaal en zegt, opeens heel nuchter: ‘Die 11.000 maagden: dat kan natuurlijk niet. Dat zullen er wel 11 geweest zijn!’ DAGENLANG ZINGEN ‘De meeste liedteksten van Hildegard zijn mystiek en vererend van aard,’ herneemt Barbora Kabátková haar betoog. ‘Het was religieuze muziek, bedoeld voor de liturgie. Maar Hildegards muzikale stijl was totaal anders dan die van haar tijdgenoten. We kennen niet zoveel componisten uit die tijd bij naam, de meesten zijn anoniem overgeleverd. Maar wanneer we Hildegards muziek bijvoorbeeld vergelijken met die van haar Franse tijdgenoot Pierre d’Abelard, zie je enorme verschillen. D’Abelards muziek lijkt op het gregoriaans en zijn composities zijn gemaakt voor een stemomvang van ongeveer een octaaf. Hildegards antifonen en hymnes beslaan een omvang van ruim twee octaven, en ze zijn ongelooflijk virtuoos, met slierten van melisma’s, moeilijk om te zingen. Hildegards muziek werd waarschijnlijk ook uitgevoerd in haar eigen klooster. Het is wel jammer dat we niet precies weten hoe het heeft geklonken;


BARBORA KABÁTKOVÁ .INTERVIEW

Het Tiburtina Ensemble

hoe de kloosterzusters hun stem gebruikten. Laat staan dat we weten wat er in die tijd mooi gevonden werd. Er zijn wel boeken over de techniek van het componeren, over instrumenten en het bespelen ervan, maar er is gek genoeg bijna geen literatuur over zingen. We weten dus ook niet hoe zangtechnieken in de loop van de tijd zijn veranderd. Wat we wel weten is dat er soms dagen achtereen gezongen moest worden. Daar moeten ze destijds iets op gevonden hebben: een bepaalde techniek of een

training. Zonder techniek houd je het namelijk niet eens vol om langer dan een uur te zingen, laat staan hele dagen achter elkaar.’ MODERNE COMPONISTE Het wordt niet alleen maar een contemplatief concert, verzekert Barbora Kabátková. ‘Als ik programma’s maak zorg ik altijd voor afwisseling in stemming. Bovendien gebruiken we instrumenten (zoals psalterium en gotische harpen) die voor meer 45


INTERVIEW. BARBORA KABÁTKOVÁ

kleur zorgen en waarop de zang al improviserend wordt begeleid. Veel van Hildegards sequenzen, responsoria, hymnen en antifonen gaan over beschouwende en vererende onderwerpen, maar ze schreef ook vreugdevolle teksten over hoop, liefde en geloof. En daar zijn wij, kwetsbare menselijke wezens, toch ook allemaal naar op zoek? Waarover de tekst ook gaat, de muziek van Hildegard is altijd fascinerend, soms ronduit vreemd. Het is modale, middeleeuwse muziek, maar tegelijkertijd is het van alle tijden. Als ik naar Hildegards composities luister krijg ik soms het gevoel dat ik luister naar het werk van een hedendaagse, revolutionaire componist.’ Het geeft wel aan dat Hildegard von Bingen een unieke persoonlijkheid was. Een bijzondere musicus en een middeleeuwse abdis die wetenschappers goede raad gaf, die veel wist over ziektes en die hele eigen ideeën had over God, de kosmos en de schepping. ‘Als ik aan haar denk zie ik aan de ene kant een sterke vrouw en aan de andere kant een kwetsbaar, gevoelig mens vol twijfels’, zegt Barbora Kabátková. ‘Ze moet echter ook ambitieus, zakelijk en veelzijdig geweest zijn, anders had ze niet zo’n belangrijk en vermogend klooster kunnen leiden. Ik zie haar niet als een één of andere heilige: voor mij was ze gewoon een mens, maar dan wel een heel bijzonder mens.’ ıı

Oudemuziek 14/15 VISIOENEN VAN HILDEGARD Tiburtina Ensemble Barbora Kabátková, sopraan, harp en artistieke leiding Hana Blažíková, sopraan en harp* Ivana Bilej Brouková, sopraan Tereza Havlíková, sopraan Daniela Cermáková, alt Kamila Mazalová, alt Anna Chadimová Havlíková, alt Margit Übellacker, dulcemelos vr 1 mei, 20.00 / Amsterdam, Waalse Kerk za 2 mei, 20.15 / Leeuwarden, Grote Kerk zo 3 mei, 14.30 / Limbricht, St.-Salviuskerkje di 5 mei, 20.00 / Hasselt (B), Sint- Quintiniuskathedraal wo 6 mei, 20.00 / Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente do 7 mei, 20.00 / Brussel (B), Kerk van OLV Ter Kapelle

*Hana Blažíková treedt in het Seizoen Oude Muziek ook op met Collegium Vocale Gent onder leiding van Philippe Herreweghe van 28 mei t/m 5 juni 2015. 46


Donderdag 14 mei 2015 | 20.15 uur Dr Anton Philipszaal, Den Haag

Orkest van de 18e Eeuw en orkest van de afdeling Oude Muziek Koninklijk Conservatorium Die Schöpfung – Joseph Haydn o.l.v. Marcus Creed Geïnspireerd door het succesvolle Rameau-project van 2014 verenigen professionals en studenten opnieuw hun krachten. Haydn’s Schöpfung met groot orkest in een bijzondere historische opstelling.

Toegang € 25,- / € 10,- onder de 27 jaar Kaarten reserveren via de kassa van Dr Anton Philipszaal

Die_Schopfung_portrait.indd 8

www.ldt.nl www.koncon.nl

47

16-01-15 09:31


48

TEKST BEELD

AGNES VAN DER HORST DAVID IGNASZEWSKI

JORDI SAVALL TREKT DOOR HET LAND TROMMELS EN TROMPETTEN OP VIOLA DA GAMBA

Trommels en trompetten op viola da gamba

JORDI SAVALL TREKT DOOR HET LAND

oudemuziek 14/15


JORDI SAVALL.INTERVIEW

In mei vormen ze een week lang een duo, in een energiek en poëtisch programma met ostinato’s & improvisaties: Jordi Savall op viola da gamba en Xavier Díaz-Latorre op barokgitaar, vihuela en luit. Jordi Savall is de leider van drie ensembles: La Capella Reial de Catalunya, Hespèrion XXI en Le Concert des Nations. Daarnaast excelleert hij als solist, is hij een belezen muziekhistoricus en de eigenaar van een succesvol platenlabel (Alia Vox). Als wereldwijd gewaardeerd musicus is hij te vergelijken met iemand als Valery Gergiev of Yo-Yo Ma. Maar glamour of sterrendom zijn begrippen die absoluut niet aan hem kleven. Ondanks zijn overvolle agenda is de Catalaanse oudemuziekpionier altijd bereikbaar. Hij blijft onvermoeibaar vertellen over de muziek die hij uitvoert en de ideeën die hij daarbij heeft. Soms pakt hij groots uit: dan dirigeert hij concerten of opera’s met flinke orkesten en veel solisten, zoals het concert ‘Oorlog en vrede’ tijdens het Festival Oude Muziek 2013. Of hij brengt meerdere cd’s in een keer uit, met muziek over grote historische, geografische, of filosofische thema’s zoals Éloge de la Folie (Lof der Zotheid), Oriënt-Occident of Jeanne d’Arc. Die opnames worden uitgegeven in smaakvolle, lijvige boekwerken, rijk geïllustreerd en voorzien van veel interessante achtergrondinformatie. Met evenveel zorg en inzet geeft hij recitals: als solist met zijn viola da gamba, of als lid van een klein consort. Dit oudemuziekseizoen vormt hij een duo met de Spaanse barokgitarist, luitist en vihuelaspeler Xavier Díaz-Latorre. In mei trekken de musici een week door het land, van Groningen tot Maastricht (plus nog een uitstapje naar Hasselt in België). Ze voeren onder meer muziek uit van de Spaanse componisten Diego Ortiz en Santiago de la Murcia, en van de Engelsman Tobias Hume. Het wordt een week waarin ze hun hart kunnen ophalen aan improvisaties en dansen. Improviseren en solospel zijn oude liefdes van Jordi Savall, waarnaar hij graag regelmatig terugkeert. Van

de werken voor viola da gamba van zowel Ortiz als Hume heeft hij al verschillende opnames uitgebracht. De gamba blijft zijn favoriete instrument, ondanks zijn niet geringe vaardigheden op praktisch ieder ander strijkinstrument uit de middeleeuwen, renaissance en barok. ‘Vooral als ik alleen speel doe ik dat het liefst op de basgamba,’ zegt hij. ZESTIENDE-EEUWSE JAZZ Ostinato’s en improvisaties heet het programma van Savall en Díaz-Latorre. We wandelen samen even door het concertprogramma, dat opent met muziek van Diego Ortiz. Dit programmaonderdeel is gebaseerd op het improviseren op verschillende ostinato’s: korte, steeds terugkerende karakteristieke muzikale motieven. Ostinato’s komen voort uit de volksmuziek en waren een belangrijk element in de instrumentale en vocale kunstmuziek van de tijd van de polyfonie (middeleeuwen en renaissance) tot en met de laatbarok, vertelt Savall: ‘De zestiende-eeuwse Diego Ortiz, die veel prachtige vocale religieuze muziek componeerde, was een pionier op het gebied van de improvisatie. In zijn collectie Tratado de Glosas uit 1553, werden – voor het eerst in de muziekgeschiedenis – voorbeelden gegeven van improvisaties. Ortiz gaf daarbij ook adviezen over hoe er geïmproviseerd en gevarieerd moest worden op verschillende muziekvormen als een cantus firmus, een madrigaal, een ostinato, of een chanson. Dit traktaat is de belangrijkste zestiende-eeuwse bron over improvisatie. Uit de geschriften van Ortiz (hij schreef ook nog de bundel Musices liber primus uit 1565) komt ook naar voren dat het in de zestiende eeuw heel gebruikelijk was om te improviseren op gregoriaanse muziek. Iedere zichzelf respecterende musicus hoorde dat te kunnen. Zonder de geschriften van Ortiz, die aan het Spaanse hof in Napels werkte en later aan het hof van Philips II in Spanje, had de Spaanse oudemuziekpraktijk er heel anders uitgezien.’ UN PEU FOU Met de muziek van de Engelse Tobias Hume belanden musici en publiek in een andere wereld. 49


INTERVIEW. JORDI SAVALL

De muziek is van ruim een halve eeuw later en gelaagder dan die van de ostinato’s van Ortiz. Speelt Savall bij Ortiz alleen melodielijnen, in de muziek van Tobias Hume produceert hij zowel akkoorden als melodieën, en dat in diverse graden van virtuositeit en complexiteit. In dit deel van het programma speelt Savall solo. ‘Ortiz gebruikte de viola da gamba voornamelijk als begeleidend instrument, maar Tobias Hume was een van de eerste componisten die veel muziek voor gamba solo schreef,’ aldus Savall. ‘De Musicall Humors (vrij vertaald: muzikale emoties) die ik tijdens het concert uitvoer komen uit een van Humes solobundels, de First Part of Ayres uit 1605. In de muziek overheerst de melancholie en het liefdesleed, ook omdat dit zo goed past bij het specifieke karakter van de viola da gamba. Maar er is ook humor. Er zijn verschillende karakterstukken waarin ik bijvoorbeeld – en dat staat duidelijk in de partituur aangegeven – het geluid van een trompet moet nabootsen, of dat van trommels, of de chaos van de oorlog. Dat was in die tijd iets nieuws in de muziek voor viola da gamba. Hume gebruikt ook technieken die tot dan toe onbekend waren voor de gamba, zoals pizzicato en col legno (het met het hout van de strijkstok op de snaren tikken). Het lijkt een beetje op programmatische muziek.’ In veel stukken (A souldiers’s gaillard, A souldier’s march of A souldier’s resolution) kijkt Hume terug op zijn soldatenleven. Dat dit leven lang niet altijd even lollig was is te horen in weemoedige stukken als My hope is decayed en Captaine Hume’s pavin. ‘Hume was in zijn tijd niet zo bekend als componist,’ vertelt Jordi Savall, ‘maar des te meer als een fantastische gambaspeler. Hij componeerde alleen maar voor zijn eigen instrument. Hume was heel belangrijk voor de viola da gamba in de Engelse muziek, omdat met zijn composities tot uiting komt wat het er qua expressie en techniek allemaal mogelijk is met dit instrument. Tobias Hume was een vreemde man, ‘un peu fou’. Hij was eigenlijk een soort huursoldaat, noemde zich ‘captain’ of ‘colonel’ terwijl hij dat waarschijnlijk helemaal niet was, en had eeuwig geldgebrek. Hume is nogal tragisch en straatarm 50

gestorven. Maar voor de viola da gamba was hij van onschatbare waarde.’ Savall speelt deze muziek op zijn Engelse, zevensnarige basgamba, een Barak Norman uit 1697. ‘Engelse gamba’s hadden destijds al een goede reputatie en ze waren ook in landen als Spanje en Frankrijk geliefd,’ legt hij uit. ‘En nee, mijn basgamba is niet veel te modern voor deze muziek uit de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw, want de vorm van de gamba veranderde in de zeventiende eeuw nauwelijks.’ EEN LIJNTJE MET HET VERLEDEN De gitaarmuziek van Santiago de Murcia wordt solo uitgevoerd door Xavier Díaz-Latorre, maar Jordi Savall wil er toch iets over kwijt. ‘De gitaar was een heel populair instrument in Spanje,’ vertelt hij, ‘en er waren veel goede componisten die muziek voor gitaar schreven. Santiago de Murcia was in zijn tijd een van de belangrijkste componisten, omdat hij uitzonderlijk mooie, pakkende melodieën kon schrijven. Zijn muziek was zo populair dat zij ook veel gespeeld werd in de door Spanje gekoloniseerde nieuwe wereld: in Mexico bijvoorbeeld. In die landen is een deel van de Spaanse cultuur bewaard gebleven die hier bijna was verdwenen. Ongeveer veertig jaar geleden was ik voor het eerst in ZuidAmerika. In een kerkje in een Mexicaans dorp werd ik overvallen door het gevoel dat ik in de tijd was teruggereisd naar de Spaanse zestiende eeuw. Het is een van de redenen dat ik die Spaanse muziek graag programmeer en uitvoer: je hoort de grondstof van onze beschaving. Het is een bindmiddel, waardoor de mensen van nu weer even verbonden worden met hun verleden.’ Het concert wordt gezamenlijk afgesloten met het onderdeel Glosados (diminuties, versieringen) en improvisaties. Hierbij wordt in de improvisaties uitgegaan van de verschillende populaire zeventiendeeeuwse dansen als canarios, folia’s en gagliardes. ‘Improviseren doe ik al vijftig jaar en op een bepaald moment weet je precies wat je moet doen. Toch is het elke keer nieuw. Het is heel goed mogelijk


JORDI SAVALL.INTERVIEW

dat ik me al improviserend opeens een hele mooie improvisatie herinner van een eerder concert. Die gebruik ik dan ook, maar nooit in zijn geheel: het zijn altijd alleen maar momenten eruit: daardoor zijn de improvisaties, ook die van dit programma, elke dag anders.’ Is dit zijn favoriete onderdeel van het programma, vraag ik. Hij lacht zachtjes en stelt meteen een tegenvraag: ‘Wat denk je? Zou ik muziek programmeren die ik minder leuk of interessant vind? Nee, natuurlijk! In dit programma zijn alle onderdelen mijn favoriet.’

LIED VOOR DE AARDE Kenmerkend voor Jordi Savall is zijn betrokkenheid bij de mensheid en de wereld, in alles wat hij doet. Hij werkt veel samen met musici van andere culturen, zoals bijvoorbeeld in zijn cd-boekwerk Bal•Kan uit 2014. Dat doet hij uit diepe interesse voor alle mogelijke soorten van muziek, maar ook om aan te tonen dat mensen van diverse religies, ras en huidskleur samen iets moois kunnen maken. Veel van zijn cd-projecten hebben humanitaire onderwerpen. Voor 2015 staat er weer zo’n grootse onderneming op stapel. ‘Het wordt een programma met als onder-

Xavier Diaz-Latorre

foto: Ignacio Elosúa

51


INTERVIEW. JORDI SAVALL

werp: ‘lied voor de aarde.’ We gaan een muziekboek uitgeven met muziek over de natuur; over het vieren van de seizoenen. In de artikelen in het boek diepen we dat onderwerp uit, zoals we dat altijd al in onze cd-boeken doen. Nu komen er essays in over het klimaat, de vervuiling van het milieu en de toekomst van onze planeet. Met behulp van de muziek willen we de mensen bewust maken van wat er met het milieu gebeurt. We spelen en zingen eeuwenoude liederen over moeder aarde, waarin de planeet en de kosmos worden vereerd. Tegelijkertijd ben ik ook bezig aan een project over de slavernij en de slavenroutes: een afschuwelijke geschiedenis, die op veel belangrijke momenten de muziek heeft bepaald – vanaf de tijd van Columbus tot aan de twintigste eeuw.’ Welk publiek denkt hij met deze muziekboeken te bereiken? ‘Ik ga er niet vanuit dat iedereen alle cd’s uit het boek achterelkaar afspeelt. Ik stel me eerder voor dat je door het boek bladert, een artikel leest en vervolgens gaat luisteren naar de muziek die bij het betreffende artikel hoort. Of je luistert eerst naar een stukje muziek en leest er vervolgens iets over. Deze projecten passen denk ik heel goed in onze huidige zapcultuur.’ Maar in 2015 komt eerst nog de reeks concerten Ostinato’s en improvisaties in het Seizoen Oude Muziek. Jordi Savall kijkt er naar uit. ‘In 2010 heb ik ook eens zo’n reeks concerten door het land gegeven. Je komt op bijzondere, sfeervolle plekken.’ Bovendien kan hij dit keer iedere avond gewoon naar huis, vertelt hij. ‘Mijn huidige vrouw heeft een huis in Utrecht en sinds een paar jaar woon ik ongeveer de helft van het jaar in die stad. Ik houd van Utrecht: het is zo’n leuke stad en ook zo mooi!’ ‘We gaan elkaar vast ontmoeten,’ zegt hij als ik vertel dat ik bij hem in de buurt woon. En hij neemt afscheid met een bijna vlekkeloos Nederlands: ‘Tot ziens.’ ıı

52

Oudemuziek 14/15 OSTINATO’S & IMPROVISATIES Jordi Savall, viola da gamba / Xavier Díaz-Latorre, barokgitaar, vihuela en luit do 7 mei, 20.15 / Groningen, Der Aa-Kerk vr 8 mei, 20.00 / Utrecht, TivoliVredenburg (19.15 inleiding) za 9 mei, 20.30 / Maastricht, Kerk Sint-Pieter Boven zo 10 mei, 14.15 / Eindhoven, Muziekgebouw Eindhoven di 12 mei, 20.00 / Hasselt (B), Cultuurcentrum wo 13 mei, 20.15 / Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ (19.00 college)


Orkest van de Achttiende Eeuw & Cappella Amsterdam o.l.v. Daniel Reuss Rupert Charlesworth Evangelist | Henk Neven Christus | Franz Vitzthum alt Sophie Klussmann sopraan | Fabio Trümpy tenor | Mattijs van de Woerd bas 25/03 TivoliVredenburg Utrecht 27/03 Bovenkerk Kampen 28/03 Grote of St. Gudulakerk Lochem 29/03 Basiliek Laren 30/03 Muziekgebouw aan ’t IJ Amsterdam 31/03 Grote of Onze Lieve Vrouwe Kerk Breda Kijk voor kaarten op www.cappellaamsterdam.nl

Johann Sebastian Bach

Matthäus-Passion Foto: Annelies van der Vegt

53


BERICHTEN / FESTIVALS EREDOCTORAAT WILLIAM CHRISTIE

OVERLEDEN: MARGRIET TINDEMANS

BERICHTEN / FESTIVALS

Op 31 december overleed in Seattle oudemuziekspecialiste en gambiste Margriet Tindemans (1951-2014) op slechts 63-jarige leeftijd. Ze was een virtuoos musicus en een inspirerende docent, en ze had een enorme kennis van muziek, poëzie en middeleeuwse kunst. Tindemans studeerde aanvankelijk blokfluit en viool aan het conservatorium in Maastricht en later viola da gamba, onder andere in Brussel bij Wieland Kuijken. Ruim tien jaar maakte ze deel uit van het Duitse ensemble Sequentia dat concerten gaf over de hele wereld. Daarnaast leerde ze ook andere instrumenten bespelen zoals harp, mandoline, vedel en barokaltviool. In 1986 vestigde ze zich in Seattle, waar ze tot aan haar dood een grote rol zou spelen in de oudemuziekscene. Tindemans trad regelmatig op met ensembles als het Newberry Consort, King’s Noyse, Medieval Strings, Seattle Baroque Orchestra, Pacific Music Works, Gallery Concerts en Folger Consort. Ze nam cd’s op voor labels als Harmonia Mundi, Erato, Wildboar en Musica Omnia. Margriet Tindemans was tussen 1982 en 2002 tientallen keren te gast tijdens het Festival Oude Muziek Utrecht met diverse ensembles zoals Sequentia, Medieval Strings en King’s Noyse. 54

William Christie ontving op 9 februari 2015 een eredoctoraat van de Universiteit Leiden, om zijn bijdrage aan onderzoek en onderwijs. Christie is klavecinist, dirigent, musicoloog en docent. Mede dankzij zijn pionierswerk kreeg de Franse barokmuziek uit de zeventiende en de achttiende eeuw hernieuwde en brede waardering. Christie werd geboren in de Verenigde Staten, maar woont al meer dan veertig jaar in Frankrijk. In 1979 richtte hij Les Arts Florissants op, een internationaal gerenommeerd vocaal-instrumentaal ensemble dat verwaarloosd en vergeten repertoire uitvoert. William Christie ontving de universitaire onderscheiding tijdens de viering van de 440ste verjaardag van de Universiteit Leiden.

RECTIFICATIE

In het interview met violiste Antoinette Lohmann in TOM4/2014/ p33 is haar uiteenzetting over de repertoirekeus en de stokhouding van barokviolisten helaas niet helemaal juist weergegeven. Lohmann heeft niet gezegd dat veel violisten onbekend repertoire afwijzen omdat ze het niet met bekend repertoire kunnen


BERICHTEN / FESTIVALS

vergelijken, maar ze zei wel: ‘Ik denk dat men de neiging heeft onbekend repertoire af te wijzen omdat men geen referentie/direct vergelijkingsmateriaal heeft.’ Ook lijkt het alsof Lohmann heeft gezegd dat de moderne stokhouding een traditie is die is ontstaan in onze uitvoeringspraktijk. Dit ligt genuanceerder: ‘Tot eind zeventiende eeuw was de gangbare stokhouding die met de duim onder de slof. De klank is dan voller, maar de stok van de snaar halen is lastig, dus je moet op een andere manier articuleren om het licht te krijgen. Tegenwoordig spelen de meeste barokviolisten echter met de moderne stokhouding, hetgeen uitnodigt tot gebruik van moderne technieken.’

FESTIVALS

onderwerp: klassieke en oude muziek datum: 22 t/m 25 mei plaats: Regensburg (D)

Klarafestival

uitvoerenden: L’Orfeo Barockorchester, Regensburger

www.klarafestival.be

Domspatzen, Ensemble Stravaganza, Rachel Podger,

onderwerp: if love could be

Phantasm, Concerto Palatino, New York Polyphony e.a.

datum: 6 t/m 21 maart plaats: Brussel (B)

Musikfestspiele Potsdam Sanssouci

uitvoerenden: Freiburger Barockorchester, il Gardino

www.musikfestspiele-potsdam

Harmonico, Musica Aeterna, Teodor Currentzis e.a.

onderwerp: Musik und Gärten datum: 12 t/m 28 juni

Thüringer Bachwochen

plaats: Potsdam (D)

www.thueringer-bachwochen.de

uitvoerenden: Concerto Italiano, Rinaldo

onderwerp: Bach en tijdgenoten

Alessandrini, The King’s Consort, The Rare Fruits

datum: 27 maart t/m 19 april

Council, Accademia Bizantina, Stylus Phantasticus,

plaats: Arnstadt, Eisenach, Weimar, Mühlhausen e.a.

Vocalconsort Berlin, LaReverdie e.a.

uitvoerenden: le Concert Lorrain, Christoph Prégardien, Bachchor Eisenach, Collegium Vocale Salzburg, Sergey

Bachfest Leipzig

Malov, Collegium Vocale 1704 e.a.

www.bachfestleipzig.de onderwerp: ‘So herrlich stehst du, liebe Stadt!’

London Festival of Baroque Music

(1.000 jaar Leipzig)

HISTORISCHE UITVOERINGSPRAKTIJK VOOR JONGEREN

www.lfbm.org.uk

datum: 20 t/m 21 juni

onderwerp: Women in baroque

plaats: Leipzig (D)

Om jongeren bekend te maken met historische uitvoeringspraktijk organiseert de European String Teachers’ Association (ESTA) van 16 tot 22 mei een interessant project als onderdeel van de internationale ESTA-conferentie in Middelburg. Studenten uit verschillende Europerse landen kunnen zich aanmelden voor een strijkorkest waar ze leren strijken met een barokstok en waar veel aandacht zal zijn voor historische uitvoeringspraktijk. Op het programma staan onder andere werken van de Nederlandse componisten Christian Ernst Graf en Pieter Hellendaal. Barokvioliste Antoinette Lohmann voert het orkest aan en geeft tevens een lezing die voor iedereen toegankelijk is. Het slotconcert van het strijkorkest is tevens de opening van de ESTA-conferentie.

datum: 15 t/m 19 mei

uitvoerenden: Collegium Vocale Gent, Philippe

plaats: Londen (GB)

Herreweghe, Gewandhausorchester, Concerto

uitvoerenden: Bach Collegium Japan, Orchestra of

Copenhagen, Masaaki Suzuki, Collegium 1704, Bach-

the Age of Enlightenment, Concerto Soave, Hana

Collegium Stuttgart e.a.

ESTA-Studenten Strijkorkest: 16 t/m 22 mei, Middelburg ESTA-conferentie: 22 t/m 26 mei, Middelburg www.esta2015.nl

Blažíková, María Cristina Kiehr, Carolyn Sampson e.a. York Early Music Festival Beverley and East-Riding Early Music Festival

www.ncem.co.uk/yemf

www.ncem.co.uk

onderwerp: ‘Entente Cordiale’

onderwerp: Justice and Liberty

datum: 2 t/m 11 juli

datum: 20 t/n 24 mei

plaats: York (GB)

plaats: East Riding (GB)

uitvoerenden: The Taverner Consort, the Early Opera

uitvoerenden: The Tallis Scholars, Orchestra of the Age

Company, Huelgas Ensemble, The Sixteen, The

of Enlightenment, John Potter, Christopher O’Gorman,

Orlando Consort e.a.

Rogers Covey-Crump e.a. Laus Polyphoniae Händel-Festspiele

www.amuz.be

www.haendelfestspiele-halle.de

onderwerp: koorboeken van Petrus Alamire

onderwerp: Händel en tijdgenoten

datum: 21 t/m 30 augustus

datum: 30 mei t/m 14 juni

plaats: Antwerpen

plaats: Halle (D)

uitvoerenden: nog niet bekend

uitvoerenden: Dresdner Kreuzchor, Lautten Compagney Berlin, Forma Antiqua,

Festival Oude Muziek Utrecht

Händelfestspielorchester Halle, Philippe Jaroussky,

www.oudemuziek.nl

Barockensemble Scenitas e.a.

onderwerp: Engeland datum: 28 augustus t/m 6 september

Tage Alter Musik Regensburg

plaats: Utrecht

www.tagealtermusik-regensburg.de

uitvoerenden: publicatie op 15 mei

55


BOEKBESPREKINGEN JOLANDE VAN DER KLIS: VAN PEECKELHARING TOT PIERLALA

VOB Hardenberg, 2014 ISBN 9789082297706, 137pp, € 28,50

BOEKBESPREKINGEN

Op 30 november 2014 vierde Camerata Trajectina in de Geertekerk in Utrecht zijn veertigjarig jubileum. Tijdens een feestelijke muziekmiddag werd onder andere het jubileumboek Van Peeckelharing tot Pierlala gepresenteerd. Muziekjournalist Jolande van der Klis, welbekend van het Tijdschrift Oude Muziek en van haar twee eerdere boeken over de geschiedenis van de oude muziek in Nederland, schreef dit prachtige boek in opdracht van Camerata Trajectina. De opzet van Jolande van der Klis’ derde boek is hetzelfde als die van de vorige twee: aan de hand van interviews met zo veel mogelijk betrokkenen, recensies, programmaboekjes en andere bronnen wordt een levendig en kleurrijk beeld geschetst van de ontwikkeling van het ensemble. Camerata Trajectana werd in 1974 opgericht door de musicologiestudenten Jan Nuchelmans, Louis Grijp en Jos van Veldhoven. Aanvankelijk was het een ensemble zoals er aan het begin van de jaren zeventig veel meer waren: een ensemble dat brede programma’s samenstelde met muziek uit de middeleeuwen en de renaissance. Met vooral veel korte stukken voor zo veel mogelijk verschillende instrumenten. Maar al snel legde het ensemble zich toe op het Nederlandse liedrepertoire uit de zestiende en zeventiende eeuw, waarbij gedenkjaren van bijvoorbeeld Willem van Oranje, Bredero, Hooft en Vondel nauwlettend werden gevolgd. Die gedenkjaren dienden steeds als startpunt voor nieuwe programma’s en dat was een meesterzet, want het leverde veel extra publiciteit op. Deze hele ontwikkeling, die uiteindelijk leidde tot de muziektheatrale spektakels die Camerata Trajectina de laatste jaren heeft geproduceerd, wordt in het boek op de voet gevolgd. De constante factor in de geschiedenis van het ensemble is Louis Grijp, destijds één van de oprichters en nog altijd het brein achter de producties van Camerata Trajectina. De succesverhalen worden uitgebreid belicht, maar ook de wat minder zonnige kanten komen aan bod. Want natuurlijk is het onvermijdelijk dat er zich binnen het ensemble soms onenigheid voordeed over de te volgen koers, de inbreng van de diverse groepsleden en allerlei zaken van organisatorische aard. Ook de voortdurende worsteling met de financiën krijgt aandacht en al lezend verwonder je je er soms over dat Camerata Trajectina al deze stormen heeft kunnen doorstaan. Maar de gedrevenheid van Louis Grijp en consorten lijkt geen grenzen te kennen. Steeds weer werden nieuwe concepten bedacht om de Nederlandse muziek uit het verleden zo levendig en origineel mogelijk te presenteren. Daarbij werden en worden ook moderne theatrale middelen niet geschuwd. De vele foto’s in het boek maken dat aanschouwelijk. Wie het ensemble de afgelopen decennia goed heeft gevolgd, komt ongetwijfeld bijna vergeten herinneringen tegen en zal ook veel moois herkennen. Want Camerata Trajectina is natuurlijk ook altijd het officieuze huisensemble van het Festival Oude Muziek geweest en ligt zelfs aan de basis van het hele festival. Maar Van Peeckelharing tot Pierlala is natuurlijk géén afgerond verhaal. Want, zo blijkt aan het eind van het boek, Camerata Trajectina heeft ook nu nog volop plannen. Lang werd gedacht dat je met het Nederlandse repertoire niet zo veel kon beginnen en dat je nooit echt ver kon uitstijgen boven het niveau van ‘leuke liedjes’. De geschiedenis van het ensemble laat 56


BOEKBESPREKINGEN

echter zien dat naast de schilderkunst ook de liedkunst in Nederland op hoog niveau stond. Na veertig jaar is de grens nog lang niet bereikt: Camerata Trajectina vindt steeds weer nieuwe inspiratie voor het bedenken van originele programma’s en daar gaat het ensemble voorlopig met vol enthousiasme mee door. Marcel Bijlo

ALBERT CLEMENT ED.: STUDIES IN BAROQUE. FESTSCHRIFT TON KOOPMAN

Dr. J. Butz Musikverlag, Bonn, 2014 ISBN 9783928412162, 391pp, € 32 Ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van Ton Koopman werd de gerenommeerde musicus en muziekgeleerde een publiek cadeau van formaat aangereikt, een ‘Festschrift Ton Koopman’ dat de titel Studies in Baroque draagt. Hierin steken negentien bevriende relaties van de kersverse septoon elk vanuit de eigen expertise in op een van drie kernbegrippen van zijn werkzame leven: muziek, theologie en de schone kunsten uit de periode circa 1600-1750, de barok dus. Wat het laatste betreft: Koopman scharrelde in de loop van vele, vele jaren een omvangrijke kennis- en kunstcollectie bij elkaar van historische boeken, handschriften (met teksten en met muzieknoten), prenten en schilderijen (een van de grootste

en inhoudelijk belangrijkste particuliere verzamelingen in zijn soort), die een niet aflatende kennisbron voor hem en zijn studenten is. Koopmans inspiratiebron voor het muziekmaken volgens historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijken treft hij onder de dakpannen van zijn huis dagelijks aan. Heel bijzonder. Dat theologie voor Koopman een factor van belang is komt door zijn niet-aflatende inzet voor het overgeleverde werk van de lutheranen Johann Sebastian Bach en Dieterich Buxtehude, waarin nu eenmaal veel voor kerkelijke doeleinden geschreven werk voorkomt. Volgens Luther was kunstmuziek in de kerk een andere manier van evangelieverkondiging, wat componisten en uitvoerders bij wijze van spreken regelrecht in de godgeleerdheid duwde. En een grondig begrip van het onderwerp van op muziek religieuze teksten is uiteraard nog steeds relevant voor uitvoerders. Het overgrote deel van de essays in het feestboek gaat natuurlijk over muziek, in het bijzonder over Bach. Hiervoor hebben vooraanstaande vorsers bijzondere bijdragen geleverd. Zoals Christoph Wolff, inmiddels oud-Harvardprofessor die nog steeds het internationale legioen Bachvorsers aanvoert, die Bachs close-reading belicht van de evangelietekst bij het componeren van zijn Johannes-Passion, wat prikkelende inzichten oplevert. Wolffs oud-studenten, thans toponderzoekers aan het Bach-Archiv Leipzig, Peter Wollny en Michael Maul, brengen onbekende gegevens naar voren waarmee het gesloten oesterkarakter van Bachs kerncompetentie, zijn organistschap en alles wat daarmee samenhangt, wéér een stukje is opgeheven. Koopmans studievriend van weleer en musicoloog Rokus de Groot analyseert Bachs polymetrische compositietechniek: één aspect slechts van Bachs ‘handtekening’ als schep-

pend kunstenaar die luisteraars nog steeds op het verkeerde been kan zetten bij het beluisteren van zulke bewust ontregelende muziekpassages. Echt verrassend is de zorgvuldige analyse van Koopmans uitgebreide historische beeldendekunstcollectie – zijn eigen konstcabinet de facto – van de hand van Anna Bianco, waarin de schrijfster focust op een prent die best wel eens Arcangelo Corelli’s sterleerling Francesco Saverio Geminiani zou kunnen voorstellen. Het zou ons land veel waard moeten zijn om deze met veel liefde en zorg bijeengebrachte collectie bijeen te houden: mijn verzuchtende conclusie. Al met al is dit feestboek een echte aanrader. Rob van der Hilst

MASTERCLASS ROYAUMONT

De Fondation Royaumont organiseert een masterclass voor professionele zangers, geleid door Björn Schmelzer (Graindelavoix) en Adrian Sîrbu (zanger, Byzantiumspecialist). Het uitgangspunt is motetten uit de Cypriotische Codex Torino J.II.9, één van de belangrijkste Ars Subtilior-handschriften, in de context van de uitwisseling tussen oosterse en westerse tradities. Datum: 18-23 juli 2015 Locatie: Abbaye de Royaumont Inschrijven voor 28 februari 2015 Info: www.royaumont.com/en/ Between-Byzantium-and-Cambraiin-the-fifteenth-century 57


CD-BESPREKINGEN

C. MONTEVERDI: MANTOVAANSE MADRIGALEN VOL. 2

Les Arts Florissants o.l.v. Paul Agnew Les Arts Florissants Editions AF 003

CD-BESPREKINGEN

Het kost me de grootste moeite om de vinger te leggen op wat me nu het meest aantrekt in deze Monteverdi-opname. Wie Paul Agnew kent, weet dat hij een meesterretoricus is en bovendien een groot specialist van niet alleen Franse barokmuziek, maar ook van de Italiaanse seconda prattica. Diezelfde kenner weet trouwens ook dat Agnew er zeer goed aan doet om zich dezer dagen vocaal wat te beperken en, uiteraard zingend, de leiding te nemen van projecten als dit. Wie de afgelopen jaren Les Arts Florissants volgde, weet dat William Christie kan en wil kiezen uit de beste jonge solisten van het moment. Maar juist die zangers klinken hier niet, al zijn de madrigalisten die Agnew kiest ook allemaal even jong (en even getalenteerd). Geïntrigeerd pakte ik de ijkpunten erbij: ik hoorde meer de stroom van La Venexiana dan de monumentaliteit van Concerto Italiano, maar ik hoor vooral minder. Bij Cavina en Alessandrini overheerste nadrukkelijke dictie en frasering een gevoel van werk, zij het fijnzinnig, weldoordacht werk. Bij Agnew? Pure expressie, alsof geen van de zangers er ook maar een seconde van wakker ligt hoe ze (vaak zonder continuo) bij elkaar moeten blijven, dezelfde klinkers maken, netjes hun slotmedeklinkers uitspreken. Niet elke noot, maar de frase lijkt te tellen; niet elke frase, maar de complete sectie, enzovoort – en geen noot of frase valt buiten de boot. Met een volkomen elastische tel lijkt de ideale balans gevonden tussen zingen en spreken, waarbij klankschoonheid, verstaanbaarheid en de ruwe schokken van Monteverdi’s dissonanten elkaar aanvullen en versterken, golvend als de niet-aflatende branding. Welke luisterervaring probeer ik te beschrijven? Een selectie uit Monteverdi’s vierde, vijfde en zesde madrigaalboek, met Sestina, Lamento d’Arianna, Zefiro torna en een hele reeks kleinere werken uit zijn Mantovaanse periode; het eerste en het derde van drie luiken zullen later verschijnen, met Cremona en Venetië als thema. En dan heb ik het nog niet eens over de uitzonderlijke verpakking, met inzichtvolle essays van Agnew, een kort verhaal van René de Ceccatty en, enigszins verstopt op www.artsflomedia.com, vijf introducerende filmpjes. AE Een droom! William Christie, oprichter en vaste dirigent van Les Arts Florriants, ontving onlangs een eredoctoraat van de Universiteit van Leiden. Zie p.54 voor meer informatie.

58


CD-BESPREKINGEN

viseerde versieringen. Het etherische, onthechte geluid dat we kennen van veel Engelse ensembles is op deze twee cd’s ver te zoeken. Maar zou het zingen van Diabolus in musica niet dichter bij dat uit de dertiende eeuw MB liggen dan die strakke klank? MÚSICA ENCERRADA: SPAANSJOODSE LIEDEREN VILLARD DE HONNECOURT, VOL.3: MOTETTEN UIT MANUSCRIPT CAMBRAI

Graindelavoix o.l.v. Björn Schmelzer Glossa GCD P32109 SANCTUS! HEILIGEN IN PARIJSE POLYFONIE UIT DE 13DE EEUW

Ensemble Diabolus in Musica o.l.v. Antoine Guerber Bayard Musique Björn Schmelzer werkt aan een cdserie waarin hij de muziek uit de tijd en de omgeving van de Franse kathedraalbouwer Villard de Honnecourt verkent. De eerste twee delen behelsden een officie en trouvèreliederen uit Cambrai, dit derde deel is gewijd aan motetten. Maar van Graindelavoix verwachten we natuurlijk geen engelenzang. De stemmen, zowel vrouwen als mannen, schuren behoorlijk en niet elke samenklank loopt goed af. Maar dat is bij dit ensemble nooit de bedoeling, ook al niet omdat er stevig wordt geïmproviseerd. Net als op de vorige cd’s levert dat wederom een fascinerend klankbeeld op, vooral in de meerstemmige motetten waarin de stemmen elkaar voortdurend kruisen. Diabolus in Musica wijdt een derde cd aan de Parijse, dertiendeeeuwse polyfonie, ditmaal toegespitst op motetten waarin heiligen een hoofdrol spelen. Heiligenverering was een belangrijk aspect van de middeleeuwse devotie, dus er is veel keus aan repertoire. Langzame tempi, lage stemmen en, ook hier, veel geïmpro-

Mara Aranda, Capella de Ministrers o.l.v. Carles Magraner Estudios CDM 1435

soms bekende trouvèremelodieën. Ook op deze cd zijn veel instrumentalisten hoorbaar, maar hun aandeel is beduidend smaakvoller dan bij Capella de Ministrers. Jordi Savall neemt op zijn nieuwste cd weer eens een aantal vedels ter hand waarmee hij, samen met slagwerker Pedro Estevan, zijn volkomen eigen visie geeft op onder meer enkele Cantigas de Santa Maria van Alfonso el Sabio. Maar tachtig minuten vedel, is dat niet wat veel? O MB nee, beslist niet.

CHANSONS JUIVES: JOODSE CHANSONS UIT DE 13DE EEUW

Alla Francesca o.l.v. Brigitte Lesne Socadisc SC 870 LA LIRA D’ESPERIA VOL. II: CANTIGAS VAN ALFONSO EL SABIO

Jordi Savall, Pedro Estevan Aliavox AVSA9907

G. DUFAY: MISSA SE LA FACE AY PALE & MISSA L’HOMME ARMÉ

Cantica Symphonia o.l.v. Giuseppe Maletto Glossa GCD P31907

Capella de Ministrers brengt op hun nieuwste cd Spaans-Joodse liederen, waarvan we sommigen al goed kennen dankzij uitvoeringen van Montserrat Figueras. De zangeres die we hier horen, Mara Aranda, probeert nu eens níet om Figueras te imiteren: ze heeft een volkomen authentiek, diep en warm geluid. De instrumentalisten om haar heen zijn op het irritante af druk doende, zoals altijd bij dit ensemble, maar door de fantastische zangeres is dit toch een geslaagde cd. Alla Francesca belicht het Joodse leven in het Frankrijk van de dertiende eeuw. We horen teksten in het Frans en het Hebreeuws, op

Guillaume Dufay leefde in een turbulente tijd. De vijftiende eeuw was een periode van conflicten binnen en buiten de kerk, van pausen en tegenpausen en van verwevenheid van kerkelijke en wereldlijke macht. Voor de musici van die tijd, en vooral voor de toen al beroemde Dufay, was het vaak schipperen en pendelen om alle opdrachtgevers tevreden te houden. Hij was zanger in de pauselijke kapel in Rome maar had ook diverse muzikale functies in Noord-Frankrijk, zijn geboortegrond. Dufay was rond 1453, voor zover we weten, de meest geliefde componist van zijn tijd maar vreemd genoeg kunnen we uit die periode nauwelijks met enige zekerheid composities en ontstaansdata 59


CD-BESPREKINGEN

met elkaar verbinden. Het jaar 1453 staat wel symbool voor de periode waaruit de op deze cd opgenomen twee missen afkomstig zijn. De mis op het l’Homme Armé-thema kan in verband worden gebracht met de kruistocht die Filips de Goede van Bourgondië in 1453 van plan was te ondernemen en ook de mis die Dufay schreef over zijn eigen chanson Se la face ay pale zou rond die tijd gecomponeerd zijn. Van beide missen zijn op dit moment meerdere opnamen beschikbaar. Maar dat is bij deze muziek, waarin de keuzes voor wat betreft bezetting en ligging geheel aan de uitvoerenden is, geenszins een probleem. Cantica Symphonia nam al eerder een aantal Dufay-missen op en maakte een complete opname van zijn motetten. Onvergetelijk was hun uitvoering van de Missa l’Homme armé tijdens het Festival Oude Muziek 2013 in de Domkerk. Het ensemble zingt de missen in hoge ligging, met vrouwenstemmen voor de bovenste partij, en gebruikt ook instrumenten: harp, vedel, organetto en twee trombones worden uiterst subtiel ingezet. Dit werkt in beide missen goed maar natuurlijk vooral in de Missa l’Homme armé met zijn militante thema. In deze uitvoering hoor je, veel meer dan in die van het Hilliard Ensemble, hoe ongelooflijk knap en bijna obsessief Dufay de overbekende melodie heeft gebruikt. De trombones geven hier een haast onontbeerlijke extra kleur aan het ensemble en benadrukken Dufay’s krachtige muzikale taal. In het afsluitende Dona nobis pacem weeft Dufay het thema door alle stemmen alvorens unisono te besluiten, bijna een muzikaal vredesstatement. De zangers en instrumentalisten van Cantica Symphonia zorgen voor een optimale uitvoering waarin Dufay’s genialiteit doorklinkt. Hopelijk legt het ensemble ook de rest van Dufay’s missen nog vast. MB 60

De Duitse teksten op beide cd’s zijn uitstekend verstaanbaar en roepen een wonderlijke wereld op. Geweldige MB uitgaven. C. TYE: CONSORTMUZIEK, IN NOMINE

The Spirit of Gambo Musica ficta MF 8022

IN VERGESSENEN TÖNEN: GEZONGEN GEDICHTEN VAN FRAUENLOB

Sabine Lutzenberger, Norbert Rodenkirchen Marc Aurel Editions MAA 10046 H. LAUFENBERG: KINGDOM OF HEAVEN

Ensemble Dragma o.l.v. Jane Achtman Ramée RAM 1402 Gelijktijdig verschenen twee cd’s met liederen van twee Duitse minnesänger uit de vijftiende eeuw. Dat is bijzonder, want er kunnen jaren voorbij gaan zonder ook maar één nieuwe uitgave op dit gebied. En beide cd’s zijn ook nog eens uitzonderlijk van kwaliteit. Sabine Lutzenberger, specialiste in deze muziek, wijdt zich aan liederen van Heinrich von Meyssen, bijgenaamd Frauenlob, aan wie ook Lutzenberger en Rodenkirchen al eens een cd wijdden. Zijn semi-religieuze, semi-amoureuze poëzie krijgt van Lutzenberger beeldende vertolkingen en ze wordt daarbij grandioos op diverse fluiten en harp ondersteund door Norbert Rodenkirchen, een meesterimprovisator. Zangeres Agnieszka Budzinska-Bennett, vedelspeelster Jane Achtman en luitist Marc Lewon belichten als Ensemble Dragma de wat meer naar mystiek neigende Heinrich von Laufenberg, van wie bij mijn weten nog niet eerder liederen zijn opgenomen. Ook deze cd is van grote klasse, hoewel de instrumentale bijdragen hier net wat minder origineel zijn dan die van Rodenkirchen.

Van Christopher Tye (ca. 1505ca.1573) is weinig bekend: hij was koorknaap in King’s College te Cambridge, belandde aan het hof en mocht als blijk van aanzien de titel Doctor voeren. Zijn muziek onderscheidt zich van zijn tijdgenoten door grote harmonische en ritmische vrijheden. The Spirit of Gambo imponeert door een uiterste instrumentale perfectie. Het samenspel is vlekkeloos en trof mij vooral door de grote klankschoonheid waarin de sereen gezongen bijdragen van Claron McFadden zich naadloos voegen. Een enkele keer mag het, naar mijn smaak, iets minder op welluidendheid en meer op spanning en durf geconcentreerd zijn, maar los hiervan: een waardevolle aanwinst HD voor het Consortrepertoire.

O. LASSUS: MUZIKALE BIOGRAFIE VOL. IV - LA VIEILESSE

Odhecaton o.l.v. Paolo da Col Musique en Wallonie MEW 14774 O. GIBBONS, M. FLECHA, C. MONTEVERDI E.A.: MADRIGALS OF MADNESS

Calmus Ensemble Carus 83.388


CD-BESPREKINGEN

Het kleine, al veertig jaar bestaande label Musique en Wallonie completeert zijn vierdelige, in gebonden boekjes uitgegeven Lassus-biografie met een mis, motetten en madrigalen uit zijn laatste scheppingsperiode. In de Missa super Dixit Joseph, nog nooit eerder opgenomen, presteert het ensemble Odhecaton nog behoorlijk, al is de klank niet altijd even fraai, maar in de madrigalen klinkt het ensemble stroef en zwaar op de hand. Van de vier delen van deze muzikale biografie, allemaal met verschillende ensembles, is het derde met het Egidius Kwartet verreweg het meest geslaagd. Zo zwaar als Odhecaton klinkt, zo licht en flexibel is het Duitse Calmus Ensemble in een aantrekkelijk madrigaalprogramma rond het thema gekte. Dat kan van alles zijn: ontreddering na een schipbreuk in de Ensalada la Bomba van Matteo Flecha, de wanhoop van Arianna in Monteverdi’s beroemde lamento maar ook de hilariteit van de door Clément Janequin getoonzette slag bij Marignan. Deze perfect op elkaar ingewerkte zangers maken er een feestje van dat doet MB verlangen naar meer. SERMISY, ARCADELT, DU CAUROY E.A.: AU SAINCT NAU

Ensemble Clément Janequin o.l.v. Dominique Visse Alpha 198 We koersen al weer aardig af op de lijdenstijd en Pasen, maar deze kerstcd is te leuk om tot december te laten liggen. Bovendien: de muziek die erop staat is helemaal niet zo kerstachtig. Ensemble Clément Janequin brengt een afwisselend programma waarvan een flink deel bestaat uit chansons die niet oorspronkelijk als kerstliederen bedoeld zijn maar die een vaak heel vernuftige gelegenheidstekst hebben gekregen. Dat was helemaal niet ongewoon. Ook bij Camerata Trajec-

tina bijvoorbeeld duiken regelmatig liederen op waarvan we de melodie nu alleen nog als kerstlied kennen, maar die in eerste instantie een hele andere tekst hebben gehad. Ensemble Clément Janequin wisselt de wat lichtere liederen af met delen uit een kerst-mis van Jacob Arcadelt en instrumentale muziek van Eustache du Cauroy gespeeld op een prachtig klein orgel. Ja, deze cd is echt voor het MB hele jaar!

ondersteunde lijnen zijn blijkbaar niet Gardiners prioriteit. Meer homofone stukken werken in zo’n aanpak beter dan bijvoorbeeld de onwaarschijnlijk mooie Lamentaties van White, die vragen om twintig minuten aangehouden spanning. Toch is dit uitmuntende programma met ontdekkingen als Tomkins’ Almighty God al genoeg AE reden voor een feestje.

W. BYRD: INFELIX EGO, VIJFSTEMMIGE MIS, MOTETTEN VIGILATE! ENGELSE POLYFONIE UIT GEVAARLIJKE TIJDEN

Monteverdi Choir o.l.v. John Eliot Gardiner Soli Deo Gloria 720 Vijftig jaar Monteverdi Choir, met eigenlijk maar één constante: Sir John zelf, steeds aan het hoofd van een ‘jong’ koor. Met deze jubileum-cd grijpt hij terug naar een lang vervlogen tijd in zijn carrière. De laatste jaren vertrok Gardiner op Bach Cantata Pilgrimage, waar met wisselend resultaat een groot deel van Bachs cantates een plek kregen; begon hij een Santiago Pilgrimage met Iberische polyfonie en wijdde hij series aan Brahms en andere late componisten. Deze cd, met muziek uit de tijd dat het Roomskatholicisme in Engeland verboden was, is monumentaal en nogal atypisch voor een Brits ensemble. De zogezegd pure klank is er zeker – de zangersscene rond Londen is ook weer niet zó groot – maar lange, perfect

Collegium Vocale Gent o.l.v. Philippe Herreweghe Phi LPH 14 J. WARD: FANTASIES EN VERSE ANTHEMS

Phantasm o.l.v. Laurence Dreyfus, Choir of Magdalen College Oxford, o.l.v. Daniel Hyde Linn CKD 427 De laatste jaren duikt Philippe Herreweghe weer met regelmaat in de renaissance met zijn Collegium Vocale en dat moet hij maar heel vaak blijven doen. Op zijn nieuwste cd staat William Byrd centraal. We horen een aantal motetten en de vijfstemmige mis. Van de drie missen die Byrd componeerde voor drie, vier en vijf stemmen is de vierstemmige het bekendste, maar ze zijn alle drie al vaak opgenomen. Herreweghe laat in deze muziek expressieve nuances horen die bij andere ensembles vaak ontbreekt. Zeker bij het veel te grote en luid zingende koor van Magdalen 61


CD-BESPREKINGEN

College Oxford in de hier opgenomen anthems van John Ward. De klankcultuur van het koor en van het instrumentaal ensemble liggen mijlenver uiteen waardoor het luisteren naar deze cd, hoe prachtig de muziek ook is, een wat moeizame aangelegenheid is. Stile Antico nam met Fretwork ook een cd op met deze vocaal-instrumentale kerkmuziek en daar is de zaak MB aanmerkelijk beter in balans.

brede opzet en goede timing (Pavana Lachrymae of Mein junges Leben). De fraaie pavanes en de wervelende gaillardes van Philips imponeren op gelijke wijze. Het klavecimbel van Titus Crijnen (naar I. Rückers, 1638) in fraaie middentoonstemming is prachtig opgenomen. Interessant voor wie zelf speelt en een bron van plezier voor de HD luisteraar. J.S. BACH, A. HOLBORNE, J. DESPREZ, E.A.: TARACEA

Seldom Sene Brilliant Classics BC 94871

J.P. SWEELINCK, P. PHILIPS: PAVANES, GAILLARDES EN VARIATIES

Kathryn Cok, klavecimbel SFC Music SFZM0214 In 1593 reisde Peter Philips, sinds 1580 als Rooms-katholiek Engeland ontvlucht, vanuit Antwerpen naar Amsterdam om daar een ‘excellent man of his faculties’ te zien en te horen, te weten Jan Pieterszoon Sweelinck. Hij moest uiteindelijk de gevangenis in vanwege een onterechte verdenking van samenzwering tegen de Engelse koningin Elisabeth I. Dat de bewondering voor Sweelinck wederzijds was, bewijzen Sweelincks variaties op een pavane van Philips: Pavana Philippi. Kathryn Cok speelt op deze cd enkele hoogtepunten uit het oeuvre van beiden: van Sweelinck liedvariaties en van Philips enkele pavanes en gaillardes en een fantasia die aansluit bij de stijl van Sweelinck. De variaties van Sweelinck sprankelen onder Coks handen (Onder een Linde groen, Est-ce Mars, More Palatino), of krijgen rust door een 62

Het ontbreekt er nog maar aan dat op het doosje van deze cd niet vast is vermeld dat Seldom Sene in 2014 glansrijk het Internationaal Van Wassenaer Concours won, maar de timing is onverbeterlijk: cd en overwinning waren er praktisch tegelijkertijd. De vijf blokfluitistes brengen op hun debuut-cd een programma van consortmuziek, Bachbewerkingen en speciaal voor het ensemble geschreven korte composities. Seldom Sene, het werkje waarnaar het ensemble zich heeft vernoemd, is een kort stukje consortmuziek van Christopher Tye dat normaal begint maar al na een paar maten volledig uit de rails loopt. Natuurlijk staat deze muziek op deze cd, die zich laat beluisteren als een muzikaal visitekaartje. Het speelplezier spat ervan af maar er is ook alle ruimte voor diepe concentratie. Van dit blokfluitkwintet gaan we nog héél MB veel horen. A. PICCININI: WERKEN VOOR LUIT

Mónica Pustilnik, luit Accent ACC 24193 Alessandro Piccinini was een telg uit een beroemde familie van luitisten uit Bologna die gedurende anderhalve eeuw een stempel drukte op de Italiaanse muziekgeschiedenis. Met zijn

vader Leonardo en zijn broers Girolamo en Filippo vormde Alessandro een gerenommeerd luitkwartet dat, samen met andere vooraanstaande musici als Luzzaschi en Fiorino, het muziekleven aan het hof te Ferrara tot grote bloei bracht. Door financieel wanbeheer van hertog Alphonso en diens dood in 1597 kwamen de broers in Rome in dienst van kardinaal Aldobrandini, tot Alessandro in 1611 naar Bologna terugkeerde. Daar verscheen in 1623 zijn Intavolatura di Leuto, e di Chitarrone, Libro Primo, waarin hij zich een meester van het contrapunt toonde. Een tweede bundel uit 1639 toont vooral Spaanse en Franse invloeden en de manier waarop het combineren hiervan resulteerde in een zeer persoonlijke stijl. Het spel van Mónica Pustilnik munt uit door subtiliteit en raffinement en de zeer direct opgenomen luit dwingt tot HD luisteren.

G. GHIZZOLO: IL SECONDO LIBRO DE MADRIGALI

Fantazyas o.l.v. Roberto Balconi Brilliant Classics 94834 In het rijtje van mindere goden van het Italiaanse madrigaal mogen we nu de tot nog toe onbekende Giovanni Ghizzolo bijschrijven, uit wiens compacte oeuvre het Milanese ensemble Fantazyas een mooie collectie vijf- en zesstemmige stukken samenstelde. Een mindere god, maar zeker niet de minste Ghizzolo, Franciscaan én


CD-BESPREKINGEN

kapelmeester, werkte voor het hof van Correggio, een plaatsje in de Emilia Romagna waar u vrij terecht nooit van hoorde. De plaatselijke cultureel geïnteresseerde prins spiegelde zich aan Ferrara, Mantova, Venetië en Milaan zonder ooit het niveau van die stralende centra te behalen. Niettemin liet Ghizzolo mooie muziek na, doorgaans op de alom bekende poëzie van Guarini en Marino. Bij Brilliant is er vaak geen peil op te trekken hoe een opname uitpakt, maar hier is het niveau hoog. We horen countertenor Balconi en zijn niet al te subtiele stem dan misschien te vaak op het eerste plan, maar hij weet met zijn collega’s de uiterst ‘leesbare’ muziek emotioAE neel te kleuren.

G. GABRIELI, G.B. FONTANA: CANZONA’S EN SONATES

Le Concert Brisé o.l.v. William Dongois Accent ACC 24250 Na de fantastische cd met sonates van Bertali brengt Le Concert Brisé nu iets oudere muziek uit Venetië. Bijzonder is dat de canzona’s van Giovanni Gabrieli hier veel intiemer klinken dan we ze meestal horen en dat maakt de combinatie met de wat barokkere muziek van Giovanni Battista Fontana heel logisch. De cornetti, trombones, violen en het continuo zijn bij dit ensemble allemaal geweldig, moeilijkheden kennen deze musici niet. Cornettospeler William Dongois neemt soms enthousiast

de leiding maar echte solomuziek is dit niet. Het hele ensemble telt mee en dat resulteert in een juweel van MB een cd.

FOLIAS: SPAANSE KLAVECIMBELMUZIEK UIT DE 17DE EEUW

Lydia Maria Blank, klavecimbel Passacaille 992 O. LASSUS, G. GABRIELI, C. MERULO E.A.: MUZIEK ROND RUBENS

Diverse artiesten Ricercar RIC 352 De soundtrack van… het is overduidelijk een ding. Na Het oor van Zurbarán, een wondermooie opname op Cypres Records door het Huelgas Ensemble, presenteert Bozar nu in samenwerking met hun Brusselse buren van Outhere een muzikale audioguide bij hun Rubens-tentoonstelling van vorig jaar. In plaats van een nieuwe productie maakte samensteller Jérôme Lejeune een uiterst smaak- en zinvolle bloemlezing uit de ongelooflijk rijke archieven van Ricercar, Arcana en Alpha, opgenomen tussen 1982 en 2012. Hoe slim om niet topopnames simpelweg opnieuw uit te geven, maar er juist een nieuw verhaal mee te vertellen. We horen uit Antwerpen, Brussel en vanaf 1600 uit Mantua, Venetië, Rome, Madrid, Parijs en Londen steeds het neusje van de zalm van de beginnende barok. Reisleiders zijn La Fenice, Ricercar Consort, Le Poème Harmonique, Vox Luminis, La Caccia… teveel om hier op te sommen. Wel vreemd: bij een soundtrack van een schildersleven had ik meer AE beeldmateriaal verwacht.

In Spanje ontwikkelde de instrumentale muziek zich op een unieke manier en met name de muziek voor toetsinstrumenten (klavecimbel, virginaal, klavichord en orgel) is van een hoge kwaliteit. Ogenschijnlijk werkt het zeventiende-eeuwse repertoire uit Spanje en Portugal op de hedendaagse luisteraar wat ouderwets en weinig spectaculair door het vasthouden aan overgeleverde vormen en regels. Zeker als men vergelijkt met wat er in dezelfde tijd in Engeland, Frankrijk en Italië op harmonisch gebied werd aangedurfd. Dat het plechtige en serene karakter van deze muziek voor een zeer eigen karakter zorgde, illustreert deze cd op boeiende wijze. Liedvariaties (‘diferencias’) worden weinig aangetroffen. De belangrijkste vorm is de ‘tiento’, oorspronkelijk een stuk waarin men (zoals in de ricercares in Italë) zijn instrument uitprobeerde, maar al snel uitgegroeid tot een stuk waarin polyfonie gecombineerd met virtuositeit in de vorm van weelderige versieringen (‘glosas’) de hoofdrol speelde. Lydia Maria Blank biedt op deze cd een boeiende bloemlezing uit de Gouden Eeuw van Spanje, van enkele tientos en glosas uit Facultad organica van Francisco Correa de Arauxo (1626) tot de hoogbarokke tiento van Cabanilles met zijn ‘verboden’ intervallen, de 63


CD-BESPREKINGEN

zogenaamde Tientos de Falsas. Blanks spel is temperamentvol en flitsend en de talrijke toevoegingen van versieringen uit eigentijdse (Spaanse) bronnen maken het geheel tot een waardevolle HD aanwinst. A. STRADELLA: LA FORZA DELLE STELLE OVVERO IL DAMONE

Solisten, Ensemble Mare Nostrum o.l.v. Andrea de Carlo ARCANA A 377 Het libretto van dit stuk werd geschreven door Sebastiano Baldini in opdracht van de Zweedse koningin Christiana die, als Rooms-katholiek bekeerlinge, na haar troonsafstand sinds 1655 in Rome verbleef. Zij omringde zich met een intellectuele en artistieke elite, de door haar opgerichte ‘Accademia’, en deed Baldini het idee aan de hand van twee geliefden die allerlei obstakels op hun liefdespad vinden en van wie het lief en leed wordt becommentarieerd door passanten. Alessandro Stradella kreeg de compositieopdracht. Er bestaan twee versies en op deze cd klinkt de meer succesvolle tweede versie. De zangers (in de eerste versie waren dat nog castraten, in de tweede vrouwen) worden bijgestaan door een klein ensemble (concertino) en een groter (concerto grosso). Zowel het lief als het leed klinken in deze compositie nogal tam. Alles is correct uitgevoerd, maar meer HD ook niet.

64

B. STROZZI E.A.: METAMORFOSI

Suzie Leblanc, sopraan / Constantinople Analekta AN 2 9142 Naast de contrastrijke, ritmisch gecompliceerde instrumentale muziek van de Duitse Italiaan Kapsberger vallen in deze verzameling van instrumentale en vocale impressies uit de vroege Italiaanse barok vooral de wereldse madrigalen op van de Venetiaanse Barbara Strozzi: gepassioneerde en virtuoze liederen die door Suzie LeBlanc stijlvol, met een volmaakte tekstbehandeling worden gezongen. De begeleidingen en de instrumentale stukken worden door ensemble Constantinople op een dynamische en soms exotische wijze aangepakt, met een vleug Oriënt HD (sitar en slagwerk). G. DE MACQUE, D. SCARLATTI E.A.: NAPOLITAANSE KLAVIERMUZIEK

Stefano Innocenti, klavecimbel en orgel Brilliant Classics 94992 In de ontwikkeling van de Italiaanse orgel- en klavecimbelmuziek speelde de Napolitaanse School een belangrijke rol en in de zestiende en zeventiende eeuw nam deze in het Europese muziekklimaat een geheel eigen plaats in. Van de zestiendeeeuwse componisten Rodio en Valente en de Vlaming Giovanni de Macque met zijn rijke stijl vol ‘durezze e ligature’ (overgebonden dissonanten die later oplossen), loopt de lijn via De Macques leerlingen Mayone en Trabaci naar Alessandro en Domenico Scarlatti. Stefano Innocenti houdt een warm pleidooi voor deze muziek. Zijn spel is ritmisch nogal recht door zee, maar blijft wel levendig en houdt daardoor de aandacht vast. Het orgel van Francesco Cimino (circa 1730) en het klavecimbel van Albertino Vanini naar Grimaldi (1697) zijn geknipt voor HD dit repertoire.

J.H. D’ANGLEBERT: PIÈCES DE CLAVECIN

Francesco Cera, klavecimbel Brilliant Classics 94793 D’Anglebert, die samen met zijn voorgangers Chambonnières en Louis Couperin tot de top van de zeventiende-eeuwse Franse klavecinisten behoorde, was aanvankelijk organist van het Convent des Jacobins en klavecinist aan het hof van de Duc d’Orléans. Hij bereikte in 1664 de hoogst haalbare positie: die van ‘Ordinaire de musique de la chambre du Roy pour le clavecin’ aan het hof van Versailles, waar hij meewerkte aan veel uitvoeringen onder leiding van Lully, maar waar hij ook zeer gewaardeerd werd om zijn solorecitals. In 1689 verschenen zijn Pièces de clavecin waarin drie van de vier suites worden voorafgegaan door een ‘Prélude non mesuré’ (stukken zonder metrische en ritmische aanwijzingen): een genre dat tot bloei was gebracht door Louis Couperin. Naast de vier suites bevat bundel transcripties van instrumentale intermezzi uit Lully’s Tragédies lyriques. Francesco Cera is een ideale vertolker van deze muziek die door haar geraffineerde versieringen het uiterste vraagt van een klavecinist. Zijn verfijnde toucher, ritmische souplesse en improvisatorische aanpak van de Préludes zijn van een allure die herinneringen oproept aan Gustav Leonhardt – een van zijn leermeesters. Het klavecimbel van de hand van Roberto


CD-BESPREKINGEN

Livi naar Vincent Thibaut, 1691, is prachtig opgenomen. Een waardeHD volle aanwinst.

C.L. BOXBERG: SARDANAPALUS

Solisten, United Continuo Ensemble o.l.v. Jörg Meder, Bernhard Epstein Pan Classics 10315

G. VENEZIANO: KERST IN NAPELS

Jenny Högström, Filippo Mineccia, Ensemble Odyssee o.l.v. Andrea Friggi Pan Classics PC 10307 Terwijl Alessandro Scarlatti de koning van het Napolitaanse operapodium was, beheerste Gaetano Veneziano de plaatselijke markt voor geestelijke muziek, en op geen moment van het jaar zo sterk als in de kersttijd. Dit is niet de eerste opname van Veneziano’s muziek – Antonio Florio en zijn Turchini spitten immers al jaren in de bibliotheken van hun thuisstad – maar allicht wel een van de betere. Wat mij betreft is het Amsterdamse Ensemble Odyssee zelfs klaar voor een volgende stap. Drie nocturnes oftewel ochtendgebeden (parallel aan de tenebrae van de Goede Week, maar dan reuze opgewekt) en een pastorale klinken tussen twee opwindende sinfonie van Scarlatti en vormen samen een verzorgd programma vol kleur en energie, opgenomen in schuilkerk De Hoop in Diemen. De stemmen van sopraan Jenny Högström en altus Filippo Mineccia zijn bovendien een fijne ontdekking in dit verrassende repertoire. Mooi om te horen hoe de groep blijft groeien sinds hun geweldige Farini-opname met Andréanne AE Paquin.

Zoals we tussen Lully en Rameau een ‘verloren’ generatie vinden van uitzonderlijk talent, zo zouden we ook, een eeuw eerder, tussen Schütz en Bach moeten kijken. En dan niet naar de kerkmuziek van al die kapelmeesters, maar naar de wereldlijke kant, naar de talloze hoven waar de kunsten een (bescheiden) thuis vonden. Een van de mineure figuren uit die tijd is Christian Boxberg, een collegastudent van Keiser, die zelf iets bekender is gemaakt door René Jacobs en recent Vox Luminis en Les Muffatti. Inconnu Boxberg werd zanger en librettist aan Duitslands eerste openbare operahuis in Leipzig, voordat hij zelf drie opera’s schreef voor het hof van Ansbach; alleen Sardanapalus is met tekst en muziek bewaard gebleven. Het werk is eerder charmant-naïef dan pakkend, maar des te interessanter door een aantrekkelijke mix van Europese stijlen. De live-opname van een zo te zien historiserende uitvoering glanst door onder anderen Jan Kobow, Theodora Baka, Franz Vitzthum en Markus AE Flaig.

S.L. WEISS EN J.S. WEISS: SONATES VOOR TRAVERSO EN LUIT

Stefano Sabene, traverso / Mario d’Agosto, barokluit Brilliant Classics 94455

De op deze cd opgenomen Vier sonates voor luit en traverso van Silvius en zijn broer Sigismund Weiss zijn een onderdeel van een cyclus die alleen in luittabulatuur bewaard is gebleven en waarvan de traversopartijen ontbreken. Deze partijen en enkele andere ontbrekende fragmenten zijn na uitgebreid onderzoek door traversospeler Stefano Sabene gereconstrueerd, met als grote voorbeelden Quantz en zijn leraar Buffardin die net als de gebroeders Weiss in Dresden werkten. De resultaten klinken als doorsnee achttiende-eeuwse originelen en worden correct en beschaafd uitgevoerd; of dat genoeg is om een hele cd lang te blijven boeien mag u zelf HD uitmaken. EN SUITE: MARAIS, SAINTE COLOMBE, DE VISÉE

Romina Lischka, Sofie Vanden Eynde Paraty 814129 ‘De gamba en de theorbe zijn snarenadel’, een mooie vondst in het boekje bij En Suite, een verrukkelijk programma van twee jonge muzikanten (jong, of toch nog lang geen veertig). Met hun intieme klank en ruime muzikale mogelijkheden waren beide instrumenten als het ware gemaakt om samen in koninklijke salons en adellijke slaapkamers het edele publiek te vermaken of te verstrooien. Dat amusement kreeg vaak de vorm van een suite van gestileerde dansen, een stilisering die veel spelers wat mij betreft veel verder trekken dan nodig. Luister maar op wat een natuurlijke manier Lischka en Vanden Eynde de muziek dansbaar houden. (Die vanzelfsprekende simplicité klonk trouwens ook al in hun uitmuntende Lachrimae-cd met het Hathor Consort.) Het hoofdgerecht is hier een soort dubbelsuite met steeds een prelude, allemande, courante, van Sainte Colombe met parallelle luitversies van Robert de 65


CD-BESPREKINGEN

Visée. Helemaal tot slot krijgen we als toetje nog drie hartverscheurende karakterstukken van Marais. Mag het AE verder altijd zo?

A. VIVALDI: SOLOCONCERTEN

F. COUPERIN: LEÇONS DE TÉNÈBRES

Deze cd met soloconcerten voor diverse combinaties van strijkers en blazers is een feest! Niet alleen door de kwaliteit van de muziek, maar vooral door de temperamentvolle aanpak van de Barocksolisten München. De solisten worden door de dwingende dynamiek van het ensemble, met een lekker prominent klavecimbel, opgezweept tot groot enthousiasme. Op deze manier verveelt Vivaldi nooit. HD

Le Poème Harmonique o.l.v. Vincent Dumestre Alpha 957 Zet drie sopranen samen en er gebeurt vrij onverwacht iets heel bijzonders. Standaard contrapunt blijkt ineens een sensueel schilderspalet waarop gelijkaardige kleuren tegen elkaar botsen, in elkaar overgaan en nieuwe tinten maken. Louis-Nicolas Clérambault, die net als zijn vele collega’s werkte voor dameskloosters, begreep dit. In zijn uitzonderlijk lange Miserere, een ketting van aria’s en ensembles vol subtiele virtuositeit en een echte ear-opener spelen Claire Lefilliâtre, Isabelle Druet en Hasnaa Bennani het spel als de beste. Na zo’n stuk blijkt maar weer eens hoe uitzonderlijk Couperins Leçons de Ténèbres eigenlijk zijn in hun doorgedreven soberheid. Dumestres omgang met muziek is zo grondig en uniek, dat kan alleen uit de verf komen met een vast team van musici. En die heeft hij, inmiddels zelfs drie ‘generaties’. De live-opname uit de slotkapel van Versailles, altijd wat wollig, laat soms steken vallen op het vlak van intonatie, maar de ononderbroken stroom aan expressieve gebaAE ren maakt alles goed.

66

Barocksolisten München o.l.v. Dorothea Seel Hänssler Classic 98.034

té snel, langzaam is té langzaam, het blijft bij effectbejag. Gelukkig hebben we van Vivaldi’s blokfluitconcerten ook de uitvoering van Erik Bosgraaf, wat een verschil! Alfredo Bernardini heeft voor zijn nieuwe cd een mooie collectie Venetiaanse hoboconcerten bijeengebracht. Bekend werk van Vivaldi en Marcello wisselt hij af met niet eerder opgenomen concerti van Samartini en Bigaglia. Met zijn enkelvoudig bezette stijkersensemble maakt hij er eenheerlijk feest van. Rare fratsen heeft hij MB daarbij natuurlijk niet nodig. TOCCATA EN FUGA: MUZIEK VOOR SOLOVIOOL

Enrico Onofri, barokviool Passacaille 1004

VIVALDI: CONCERTI PER FLAUTO

Maurice Steger, i Barocchisti o.l.v. Diego Fasolis Harmonia Mundi HMC 902190 CONCERTI VENEZIANI PER OBOE

Alfredo Bernardini, Zefiro Arcana A380 Je schrikt je rot als je de nieuwe cd van blokfluitist Maurice Steger opzet en de stijkers van I Barocchisti het intro hoort spelen van het bekende Concerto sopranino: zó snel! Dat kan niet! En nee, het kan ook niet. Als de blokfluit inzet blijkt dit belachelijke tempo iedere coördinatie tussen tong en vingers teniet te doen. In de jaren zeventig hoorde ik René Clemencic op concerten ook vaak zo bezig met Vivaldi en dat is niet iets om naar terug te verlangen. Steger heeft ook net zo’n irritant vibrato als zijn oude Oostenrijkse collega. Snel is

De werken op deze cd behoren, met uitzondering van Bibers Passacaglia in g, niet tot het gangbare repertoire voor soloviool. Van Bachs monumentale Toccata en Fuga in d, BWV 565 voor orgel bestaat de hypothese dat dit een transcriptie is van een versie voor een strijkinstrument. Waar of niet waar, in elk geval is Onofri’s versie overtuigend. Hij houdt de originele toonsoort aan in tegenstelling tot eerder verschenen transcripties in a. Het imposante karakter van deze Toccata en Fuga blijft door Onofri’s temperamentvolle aanpak volkomen overeind en roept qua sfeer associaties aan Bachs Partita in d met de Ciaconna bij me op. Ook de bewerkingen van Tartini’s sonates, naar diens voor-


CD-BESPREKINGEN

keur zonder de continuopartij, en Onofri’s lezing van Telemanns excentrieke Gulliver Suite (met als tweede violist Setsuko Sugita) klinken door het spannende spel alsof het de originele versies zijn. De opname is nogal ruimtelijk, wat ik in dit geval geen bezwaar HD vind. Een aanrader.

KATHARINENKIRCHE HAMBURG

Sietze de Vries, orgel JSB Records JSBH011214

G.F. HÄNDEL: FARAMONDO

Solisten, FestspielOrchester Göttingen o.l.v. Laurence Cummings Accent ACC 26402

G.F. HÄNDEL: ISRAEL IN EGYPT

Solisten, Nederlands Kamerkoor, Le Concert Lorrain o.l.v. Roy Goodman Etcetera KTC 1517 Vanaf het moment dat de Londense honger voor Italiaanse opera’s gestild raakte en het muziektheater in de Engelse hoofdstad instortte, gooide Händel het met zijn oratoria over een andere boeg. Wie dan meteen Messiah denkt, zou enkele cruciale stappen als Esther, Deborah en Saul overslaan, geestelijke werken die gaandeweg het koor meer inzetten, maar nog altijd overkoken van de actie, in tegenstelling tot Händels haast doodgespeelde superhit. De reden dat Israel in Egypt flopte – te weinig indrukwekkende solistenpartijen – maakt het nu tot een favoriet onder koren. Vooral waar God de plagen op de Egyptenaren loslaat, gaat Händel volledig uit zijn bol, terwijl deel 1 en deel 3 perfect uiting geven van droefenis en blijdschap. Goede opnames zijn nochtans schaars, en deze uitvoering overtuigt in elk geval door z’n energie met het ‘alles of niets’ van een live-registratie in Bremens AE gigantische kathedraal.

Het genre opera seria wordt vaak het cliché verweten van onmogelijk complexe plots en rigide muzikale structuren als de da capo-aria. Daarbij gaan moderne luisteraars voorbij aan de functie, namelijk het uitdrukken van emoties binnen inderdaad stereotiepe constructies van strijd, verleiding, misverstand en verzoening. (Zo’n werk letterlijk transponeren naar het heden met modern gevechtstuig en jurkjes van twijfelachtige lengte, zoals in Göttingen, vind ik overigens nauwelijks minder voorspelbaar.) Dat Faramondo niet erg doorzichtig is, doet er dus niet zo toe: het gaat om Händels kunst en die van zijn zangers, en die staat hier op het allerhoogste plan. Deze luxueus ogende festivalproductie heeft Emily Fons in de titelrol en onder meer de countertenoren Maarten Engeltjes en Christopher Lowrey. Toch had ik in plaats van 3 cd’s plus geïllustreerd boekje liever een dvd gehad. Er is immers al een recente en in veel opzichten superieure studio-opname te koop, namelijk die van I Barocchisti onder leiding van AE Diego Fasolis. REGINA RENATA

Wolfgang Zerer, Pieter van Dijk, Andreas Fischer, orgel ES-DUR ES 2050

De Hamburgse St. Katharinenkirche bezat een wereldberoemd orgel. Het was oorspronkelijk een renaissanceinstrument, dat in de zestiende en zeventiende eeuw werd uitgebreid door orgelmakers als Scherer en Stellwagen. Uiteindelijk had het maar liefst 58 registers, verdeeld over vier manualen en pedaal, inclusief een Principal 32’ en een Gross-Posaune 32’. Opvallend is dat het, als enige grote orgel van de stad, niet door Schnitger onder handen werd genomen. Heinrich Scheidemann en Johann Adam Reincken zijn twee van de illustere namen die aan het orgel verbonden waren, de jonge Johann Sebastian Bach raakte gefascineerd door het instrument en gaf er in 1720 een legendarisch concert. Aanpassingen in latere eeuwen vonden slechts op beperkte schaal plaats. Maar hoe pijnlijk kan de geschiedenis zijn: werden kort voor het geallieerde bombardement van juli 1943 nog ruim 1000 pijpen gered, slechts de helft daarvan kreeg na de oorlog een plaats in een nieuw instrument. Onder aanvoering van Katharinen-organist Andreas Fischer werd vanaf de jaren negentig het idee uitgewerkt het originele orgel te herbouwen: ‘Eine Orgel für Bach’. Het jaar 1720 vormde daarbij het referentiepunt: het jaar dat Bach er zijn concert gaf en Johann Mattheson 67


CD-BESPREKINGEN

de dispositie van het orgel vastlegde. Flentrop Orgelbouw uit Zaandam kreeg de prestigieuze opdracht voor deze reconstructie, die tot stand kwam na intensief onderzoek naar het zwaar beschadigde overgebleven pijpwerk en door middel van oude en vaak zeer arbeidsintensieve werkwijzen. Al snel na de feestelijke ingebruikname in 2013 verscheen de eerste cd. Andreas Fischer en zijn collega’s Wolfgang Zerer en Pieter van Dijk, docenten aan de Hamburgse Hochschule en als adviseurs bij het project betrokken, kozen voor repertoire uit diverse stijlperiodes. Het zijn stukken waarmee vele klankkleuren van het orgel kunnen worden gedemonstreerd, en die bovendien nauw met het orgel zijn verbonden. De hoge verwachtingen die worden gewekt met de titel - Regina Renata, de herboren koningin - worden in elk geval volledig waargemaakt. Dat blijkt al meteen bij de eerste noten van Scheidemanns Magnificat VI. Toni, en later bij het magistrale plenum in Bachs Fantasie en Fuga in g, beide ongelooflijk goed gespeeld door Wolfgang Zerer. Ook kleinere registercombinaties en soloregisters zijn een lust voor het oor, zoals de Hohlflöte 4’ van het Rückpositiv in het laatste vers van het Magnificat. Reinckens omvangrijke koraalfantasie An Wasserflüssen Babylon, een hoogtepunt in de NoordDuitse orgelgeschiedenis, wordt door Pieter van Dijk fijnzinnig maar helaas ook wat sloom vertolkt. Bachs gelijknamige bewerking had eveneens wat meer pit mogen hebben, al is de combinatie van achtvoetsregisters bijzonder fraai. Zelfs romantisch repertoire kan het orgel aan, zoals Andreas Fischer bewijst met het Conzertstück in f van zijn negentiende-eeuwse voorganger Heinrich Degenhardt - een wereldpremière. Inderdaad: het kan, maar de stemming en het karakter van het orgel zijn niet echt ideaal. De neobarokke partita Wachet auf, ruft 68

uns die Stimme van Hugo Distler (die in Lübeck een Stellwagen-orgel tot zijn beschikking had) komt veel beter uit de verf: heeft zijn muziek op sommige orgels nogal eens de neiging kaal, schel en afstandelijk te worden, hier klinkt die helder, fris en feestelijk. Ook op de opname van Sietze de Vries komen we Reinckens An Wasserflüssen Babylon tegen. Zijn uitvoering kan mij meer boeien dan die van Van Dijk en, verrassend: de fantasie wordt afgesloten met een passende koraalzetting. Daarnaast bevat de cd Jacob Praetorius’ Was kann uns kommen an für Not en koraalbewerkingen over Von Gott will ich nicht lassen en Komm, heiliger Geist van Bach. De Vries besluit gewoontegetrouw met een improvisatie in oude stijl: een partita in acht delen over Psalm 86. Zoals ik hier al eerder heb gemeld ben ik daar geen voorstander van (en hoeveel mooie literatuur past er niet in zo’n halfuur?), ook verder ben ik niet overal van gecharmeerd. Zo komt De Vries’ speelstijl soms wat ‘bedacht’ over, en met name Komm, heiliger Geist wordt onder zijn handen toch wel behoorlijk bombastisch. Hoe dan ook levert deze cd een welkome bijdrage aan de kennismaking met dit prachtige orgel. Laten we hopen dat er nog vele zullen WdJ volgen!

We weten dat Bach in 1728 een lijvige Trauermusik Klagt, Kinder, klagt es aller Welt schreef voor de uitvaart van Leopold van Anhalt-Köthen, het is alleen raden hoe die klonk. Andrew Parrot deed in 2011 al een gooi door de tekst te matchen met poëzie uit de Matthäus-Passion en Trauer-Ode, en nu presenteert Pygmalion min of meer hetzelfde resultaat gebaseerd op een reconstructie van Morgan Jourdain. En ze geven flink gas, opmerkelijk voor een treurdienst geschreven in een periode waarin juist aan tijd geen gebrek was. Raphaël Pichon werkt met de allerbeste barokmusici van nu, met name luitist Thomas Dunford, violiste Sophie Gent, altus Damien Guillon en sopraan Sabine Devieilhe, wat een schitterend geluid oplevert en tal van onvergetelijke momenten, namelijk enkele highlights uit Bachs bekendste werken. Slim, want ik kan me moeilijk voorstellen dat Harmonia Mundi nóg een Matthäus nodig had in zijn catalogus. Warm aanbevolen! AE

J.S. BACH: DAS WOHLTEMPERIERTE KLAVIER, DEEL I EN II

John Butt, klavecimbel LINN records CKD 463

J.S. BACH: KÖTHENER TRAUERMUSIK

Solisten, Pygmalion o.l.v. Raphaël Pichon Harmonia Mundi HMC 902211

Ik had gehoopt dat, na de complete Das wohltemperierte Klavier van Kenneth Weiss waarover ik niet enthousiast was, déze uitgave mij meer zou bevallen. Maar helaas. Bij het eerste preludium uit boek I was het al schrikken: de gebroken akkoorden


CD-BESPREKINGEN

klonken gehaast en met veel nadrukkelijk rubato. Dat gehaaste gevoel kenmerkte bijna alle stukken, met een uitzondering voor de fuga in fis uit boek I en het preludium en de fuga in D uit boek II. Iemand die het lyrische preludium in f uit boek II met de zogenaamde ‘Mannheimer Seufzer’ zo snel en bits speelt, heeft het karakter ervan mijns inziens niet helemaal begrepen. Te hoge tempi, onnatuurlijk klinkende tempovrijheden en het ontbreken van rust kenmerken deze HD uitgave. Mijn Bach is dit niet.

canons werd op deze cd gekozen voor fluit, violen of klavecimbel in verschillende combinaties. Of, zoals in de Canon à 4, voor twee gamba’s en twee violen. Mooie, geïnspireerde uitvoeringen zijn het geworden met als hoogtepunt de temperamentvol gespeelde Triosonate met een stuwend continuo. De canonische variaties op Vom Himmel hoch, da komm’ich her, Bachs introductie in Lorenz Mizlers ‘Societät der musikalischen Wissenschaften’ in 1747, zijn een door Lorenzo Ghielmi HD mooi gespeelde aanvulling.

interessant aspect van deze opname is het gebruikte klavecimbel, gebouwd naar het laatste en meest uitgebreide instrument van Johann Adolph Hass uit 1760 met een zestienvoet. De DD in het eerste deel van het Concerto van Wilhelm Friedemann, de laagste toon uit de gehele klavecimbelliteratuur, HD komt hierdoor effectvol aan.

J.S. BACH: DAS MUSIKALISCHE OPFER

Jan de Winne, traverso / Sophie Gent en Tuomo Suni, barokviool / Vittorio Ghielmi en Rodney Prada, viola da gamba / Lorenzo Ghielmi, fortepiano en klavecimbel Passacaille 1000 Op 11 mei 1747 berichtte een Potsdammer krant dat de beroemde kapelmeester Bach uit Leipzig in Potsdam was aangekomen, waarna de vorst hem onmiddellijk in zijn vertrekken uitnodigde voor het bijwonen van een concert in de koninklijke appartementen. Bach moest ook de verschillende fortepiano’s van Silbermann proberen en kreeg van de koning een thema waarop hij een fuga moest improviseren, wat hij naar Friedrichs grote tevredenheid heeft gedaan. Na terugkeer in Leipzig werkte Bach de twee fuga’s uit en componeerde hij als hommage aan de fluitspelende koning een triosonate en tien canons. In september van dat jaar waren de door Breitkopf gedrukte exemplaren te koop. Wat de instrumentenkeuze aangaat: die ligt vast voor de ricercares (een klavier, waarbij voor de driestemmige ricercares werd gekozen voor een kopie van een Silbermannpianoforte) en de Triosonate met de Canon Perpetuus. Voor de overige

J.S. BACH: BRANDENBURGSE CONCERTEN

Concerto Köln Berlin Classics BC 3005-93 J.S. BACH: ORKESTSUITES J.S. BACH: KLAVECIMBELCONCERTEN VOL.II

Aapo Häkkinen, klavecimbel / Helsinki Baroque Orchestra Aeolus AE - 10067 Een cd waar het speelplezier vanaf spettert! Naast Bachs eigen transcriptie van het Vioolconcert in E (naar D) en het Derde Brandenburgse concert in G (waarvan in de hier gespeelde versie in F de vioolpartij werd omgewerkt voor klavecimbel) klinkt ook nog zijn Klavecimbelconcert in A en de Fantasia in c en het Soloconcert voor klavecimbel in G van zoon Wilhelm Friedemann uit diens Dresdense periode rond 1740. Häkkinen is een uitstekend klavecinist die door zijn geraffineerde en muzikale spel volkomen overtuigt en het Helsinki Baroque Orchestra beweegt zich met haar transparante klank en haar accuraat en geïnspireerd musiceren op hetzelfde niveau. Een extra

The Academy of Ancient Music o.l.v. Richard Egarr AAM 3 Concerto Köln is een echt muzikanten-ensemble. Ze spelen zonder dirigent en duiken overal op, als operaorkest, als begeleiders van passieuitvoeringen en in de meest uiteenlopende losse projecten. Als geheel eigen productie nam het ensemble Bachs Brandenburgse concerten ter hand. Daarbij werd zorgvuldig gezocht naar de juiste stemming, zeer laag, en voor elk concert precies de juiste instrumenten (bijvoorbeeld blokfluiten in G in het vierde concert). Met deze aanpak en de bijzonder levendige manier van spelen heeft Keulen Berlijn zelfs nog ingehaald: de Akademie für Alte Musik Berlin, bij mij al jaren favoriet voor de Brandenburgse concerten, is door de Keulenaren van de eerste plaats verdrongen. Richard 69


CD-BESPREKINGEN

Egarr schaart zich met zijn eigenzinnige opname van Bachs Orkestsuites ook meteen helemaal boven aan mijn lijst. Zijn ensemble is enkelvoudig bezet maar door de zwierige, theatrale benadering van Egarr lijkt het toch een behoorlijk orkest. Egarr schrikt er niet voor terug om andere tempokeuzes te maken dan zijn collega’s waardoor deze overbekende muziek ineens weer als gloednieuw gaat klinken. MB

door de aanwezigheid van Gottfried Finger. Wagner maakt zijn rol als solist waar en prikkelt de nieuwsgierigheid naar de opera’s waar hij uit selecAE teerde.

waardoor een rijkere continuoklank onstaat. Deze Triosonates in soms ongewone bezettingen (fagot, schalmei en continuo, of viola d’amore, schalmei en continuo) klinken bij de Finnen met veel expressie, zoals in de samenspraak tussen fagot en schalmei in het Largo in de Sonate in C en het Largo e sostenuto in de Sonate voor traverso, viola d’amore en continuo. De snelle delen klinken flitsend en ritmisch en dit geheel maakt deze Triosonates tot HD een feest om naar te luisteren.

C. GRAUPNER: TRIOSONATES

Leden van het Fins Barok Orkest Ondine ODE 1240-2

VIENNA 1709: OPERA-ARIA’S VAN FUX, ARIOSTI, BONONCINI

Hana Blažíková, sopraan / Ensemble Tourbillon o.l.v. Petr Wagner Accent 24284 Eigenlijk spelen Petr Wagner en zijn ensemble een beetje vals door deze aria’s voor sopraan en viola da gamba in zo’n mooie ruimte op te nemen, want ik ken geen theater -barok noch modern- met zo’n gulle akoestiek als het Praagse paleis. Nu associeer ik de stem van Hana Blažíková (met zijn bij uitstek onopgesmukte, naïeve klank) eerder met geestelijke muziek, wat de illusie van een kerkconcert compleet maakt. Toch komen alle emoties van de opera (en een enkel oratorium) langs waar Wenen zo dol op was. Het jaartal 1709 is als spil gekozen, het moment dat Fux – u heeft hem afgelopen Festival kunnen ontdekken – in Wenen gezelschap had van de Italianen Ariosti en Bononcini. Het verwijst ook naar het korte hoogtepunt van de gamba als solo-instrument, wellicht 70

Christoph Graupner vertrok, na een studie aan de Thomasschule in Leipzig bij onder anderen Johann Kuhnau, in 1706 naar Hamburg waar hij klavecinist bij de opera werd. In 1711 werd hij Hofkapellmeister in Darmstadt waar hij tot zijn dood in 1760 bleef. In 1722 solliciteerde hij samen met Telemann en J.S. Bach naar de functie van Thomaskantor in Leipzig, maar salarisverhogingen voor Graupner in Darmstadt en voor Telemann in Hamburg maakten dat de keus op Bach viel – dus niet omdat Bach de beste van de drie zou zijn. Graupner liet een enorm oeuvre na van cantates, orkestwerken, opera’s, klavecimbelmuziek en triosonates. Onder een trio verstond men een stuk met drie onafhankelijke stemmen: twee melodiestemmen en een continuogroep. De melodie-instrumenten konden variëren tussen alle denkbare strijk- en blaasinstrumenten; voor het continuo gaf Graupner specifiek alleen het klavecimbel aan. Naar goed historisch gebruik vullen de musici van het Fins barokorkest het klavecimbel aan met cello, gamba en luit,

C.P.E. BACH: TRIOSONATES EN FLUITCONCERTEN

Alexis Kossenko, traverso / Les Ambassadeurs / Arte dei Suonatori Alpha 821 Als zeventienjarige schreef C.P.E. Bach al onder het toeziend oog van zijn vader enkele Triosonates voor fluit, viool en continuo. Zijn Sonates voor fluit en continuo ontstonden tijdens zijn rechtenstudie in Frankfurt am Main. Bachs voorliefde voor de traverso was dus al aanwezig vóór hij als hofklavecinist in dienst trad van de fluitspelende koning Frederik de Grote, die zijn hofhouding elke avond trakteerde op koninklijk fluitspel. Dat deze zijn hoffluitist Quantz prefereerde boven Bach moet de laatste zeker gestoken hebben. Deze box met 3 cd’s biedt een boeiende bloemlezing van wat er zoal in ‘Sans Soucis’ geklonken moet hebben: triosonates, waarvan er twee uit zijn jeugdjaren later voor het hof


CD-BESPREKINGEN

werden gereviseerd, een sonate voor fluit en continuo uit zijn Frankfurter tijd, een sonate voor klavecimbel en viool uit de latere Berlijnse jaren en zes concerten voor traverso en strijkers. De musici doen deze geweldige muziek alle eer aan: traversospeler Kossenko buit alle mogelijkheden van het instrument ten volle uit en komt – in de Triosonates samen met de strijkers en klavecinist van Les Ambassadeurs en in de Concerti met de musici van Arte dei Suonatori – tot geweldige resultaten waarbij alle aspecten van de overgangsperiode van barok tot ‘Empfindsamkeit’ worden belicht. Van HD harte aanbevolen.

gesijpeld uit de opera: bijna onneembare vocale capriolen. Dat is tegelijk indrukwekkend en niet altijd even spannend om naar te luisteren, maar hoe dan ook een plezier als je ze de warme Cubaanse Yetzabel Arias Fernández in handen geeft. Stefano Aresi legt met zijn Stile Galante weer een degelijke, misschien zelfs enigsAE zins flauwe bodem.

N. JOMMELLI: TIRSI

Yetzabel Arias Fernández, Stile Galante o.l.v. Stefano Aresi Pan Classics PC 10308 J. HAYDN, C.W. GLUCK: LA PASSIONE

Il Giardino Armonico o.l.v. Giovanni Antonini Alpha 680

Sommige oudemuziekspecialisten konden al geen genoeg krijgen van Niccolò Jommelli’s muziek – Peter Van Heyghen staat in die groep al jaren vooraan. Toch, zo bekend als de componist in zijn tijd (en in heel Europa!) was, zo gemakkelijk raakte hij overschaduwd door tijdgenoten als Mozart. Jommelli groeide op in Napels met opera seria en begon zelf te schrijven precies toen het genre schreeuwde om innovatie. Bij hem kreeg het orkest een grotere dramatische rol, wat je zelfs in deze compact bezette cantates hoort in de haast doorgecomponeerde recitatieven. Ook door-

Giovanni Antonini is ambitieus: hij wil alle 104 symfonieën van Haydn opnemen en die dan op elke cd combineren met werk van een andere componist. Zijn streven is om de ‘Haydncode’ te kraken: waarom was Haydn zo’n unieke componist en welke invloeden onderging hij van zijn tijdgenoten? Op dit eerste deel horen we Haydns symfonieën 39 en 49, echte Sturm und Drang-werken, en daartussenin het ballet Don Juan van Gluck dat hier klinkt met ratelende castagnetten. Il Giardino Armonico is allang niet meer dat rare rebellenclubje van begin jaren negentig en ontpopt zich hier als een prima orkest. Een mooie formule voor deze Haydn-serie, maar we moeten, gezien de grilligheid van de cd-markt, maar afwachten hoever MB Antonini ermee gaat komen.

71


vrienden oudemuziek

CD-AANBIEDINGEN G. Dufay: Missa se la face ay pale & Missa l’Homme armé Cantica Symphonia o.l.v. Giuseppe Maletto Glossa GCD P31907 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 18

Cantica Symphonia nam al eerder een aantal Dufaymissen op en maakte een complete opname van zijn motetten. Onvergetelijk was hun uitvoering van de Missa l’Homme armé tijdens het Festival Oude Muziek 2013 in de Domkerk. In deze uitvoering hoor je hoe ongelooflijk knap en bijna obsessief Dufay de overbekende melodie heeft gebruikt. In het afsluitende Dona nobis pacem weeft Dufay het thema door alle stemmen alvorens unisono te besluiten, dat is bijna een muzikaal vredesstatement. De zangers en instrumentalisten van Cantica Symphonia zorgen voor een optimale uitvoering waarin Dufay’s genialiteit doorklinkt.

C. Tye: Consortmuziek, In nomine The Spirit of Gambo Musica Ficta MF 8022 Normale prijs ca. € 19 Voor Vrienden € 16

De muziek van Christopher Tye (ca. 1505-ca.1573) onderscheidt zich van zijn tijdgenoten door grote harmonische en ritmische vrijheden. The Spirit of Gambo imponeert door instrumentale perfectie. Het samenspel is vlekkeloos en treft vooral door de grote klankschoonheid waarin de sereen gezongen bijdragen van Claron McFadden zich naadloos voegen. Een waardevolle aanwinst voor het consortrepertoire.

72

W. Byrd: Infelix ego, vijfstemmige mis, motetten Collegium Vocale Gent o.l.v. Philippe Herreweghe Phi LPH 14 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 18 De laatste jaren duikt Philippe Herreweghe weer met regelmaat in de renaissance met zijn Collegium Vocale en dat moet hij maar heel vaak blijven doen. Op zijn nieuwste cd staat William Byrd centraal. We horen een aantal motetten en de vijfstemmige mis. Van de drie missen die Byrd componeerde voor drie, vier en vijf stemmen is de vierstemmige het bekendste, maar ze zijn alle drie al vaak opgenomen. Herreweghe laat in deze muziek expressieve nuances horen die bij andere ensembles vaak ontbreekt.

C. Monteverdi: Mantovaanse madrigalen Les Arts Florissants o.l.v. Paul Agnew Les Arts Florissants Editions AF 003 Normale prijs ca. € 22 Voor Vrienden € 17 Wie Paul Agnew kent, weet dat hij een meesterretoricus is en bovendien een groot specialist van niet alleen Franse barokmuziek, maar ook van de Italiaanse seconda prattica. Deze opname van Monteverdi’s madrigalen biedt pure expressie, alsof geen van de zangers er ook maar een seconde van wakker ligt hoe ze bij elkaar moeten blijven, dezelfde klinkers maken, netjes hun slotmedeklinkers uitspreken. Met een volkomen elastische tel lijkt de ideale balans gevonden tussen zingen en spreken, waarbij klankschoonheid, verstaanbaarheid en de ruwe schokken van Monteverdi’s dissonanten elkaar aanvullen en versterken, golvend als de niet-aflatende branding.

GRATIS THUISBEZORGD ZOLANG DE VOORRAAD STREKT. TE BESTELLEN VIA DE SPECIALE BESTELBON.


vrienden oudemuziek

CD-AANBIEDINGEN J.S. Bach, A. Holborne, J. Desprez e.a.: Taracea Seldom Sene Brilliant Classics BC 94871 Normale prijs ca. € 8 Voor Vrienden € 7

En Suite: Marais, Sainte Colombe, De Visée Romina Lischka, Sofie Vanden Eynde Paraty 814129 Normale prijs ca. € 21 Voor Vrienden € 17

‘De gamba en de theorbe zijn snaren-adel’: een mooie vondst in het boekje bij En Suite, een verrukkelijk programma van twee jonge muzikanten. Met hun intieme klank en ruime muzikale mogelijkheden waren beide instrumenten gemaakt om samen in koninklijke salons en adellijke slaapkamers het edele publiek te vermaken. Het hoofdgerecht is hier een soort dubbelsuite met steeds een prelude, allemande en courante van Sainte Colombe, met parallelle luitversies van Robert de Visée.

De vijf blokfluitistes van Seldom Sene, winnaar van het Internationaal Van Wassenaer Concours 2014, brengen op hun debuut-cd een programma van consortmuziek, Bachbewerkingen en speciaal voor het ensemble geschreven korte composities. Seldom Sene, het werkje waarnaar het ensemble zich heeft vernoemd, is een kort stukje consortmuziek van Christopher Tye dat normaal begint maar al na een paar maten volledig uit de rails loopt. Het speelplezier spat ervan af maar er is ook alle ruimte voor diepe concentratie. Van dit blokfluitkwintet gaan we nog héél veel horen.

J.S. Bach: Das Musikalisches Opfer Jan de Winne, Sophie Gent, Vittorio Ghielmi, Lorenzo Ghielmi e.a. Passacaille 1000 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 18

In 1747 bezocht Bach Frederik de Grote i n Potsdam. Hij kreeg van de koning een thema waarop hij een fuga moest improviseren. Na terugkeer in Leipzig werkte Bach de twee fuga’s uit en componeerde hij als hommage aan de fluitspelende koning een triosonate en tien canons: het Musikalisches Opfer. Deze opname is mooi en geïnspireerd, met als hoogtepunt de temperamentvol gespeelde Triosonate met een stuwend continuo.

C.P.E. Bach: triosonates en fluitconcerten (3cd) Alexis Kossenko, traverso / Les Ambassadeurs / Arte dei Suonatori Alpha 821 Normale prijs ca. € 36 Voor Vrienden € 30

C.P.E. Bachs voorliefde voor de traverso was al aanwezig vóór hij als hofklavecinist in dienst trad van de fluitspelende koning Frederik de Grote, die zijn hofhouding elke avond trakteerde op koninklijk fluitspel. Deze box met 3 cd’s biedt een boeiende bloemlezing van wat er zoal in ‘Sans Soucis’ geklonken moet hebben. De musici doen deze geweldige muziek alle eer aan: traversospeler Kossenko buit alle mogelijkheden van het instrument ten volle uit en tot geweldige resultaten waarbij alle aspecten van de overgangsperiode van barok tot ‘Empfindsamkeit’ worden belicht.

GRATIS THUISBEZORGD ZOLANG DE VOORRAAD STREKT. TE BESTELLEN VIA DE SPECIALE BESTELBON.

73


Musicall Humors Consortmuziek van Dowland en Holborne Infernum in Paradise za 21 feb, 20.00 / Limbricht, St.-Salviuskerkje zo 22 feb, 14.30 / ’s-Hertogenbosch, De Toonzaal di 24 feb, 20.30 / Zwolle, Lutherse Kerk wo 25 feb, 20.00 / Amsterdam, Waalse Kerk do 26 feb, 20.00 / Utrecht, Geertekerk vr 27 feb, 20.30 / Rotterdam, Laurenskerk (19.45 inleiding) zo 1 mrt, 15.00 / Brugge (B), Concertgebouw Brugge

Ensemble Gilles Binchois Cantigas de Santa Maria Mariale devotie aan het hof van Alfons X do 5 mrt, 20.15 / Westzaan, Zuidervermaning vr 6 mrt, 20.15 / Deventer, Penninckshuis za 7 mrt, 16.00 / Haarlem, Doopsgezinde Kerk zo 8 mrt, 15.30 / Vlissingen, Grote of Sint-Jacobskerk di 10 mrt, 20.00 / Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente wo 11 mrt, 20.15 / Muiden, Muiderslot

Fred Jacobs, luit Mieneke van der Velden, viola da gamba De gamba van Marais Muziek voor de Zonnekoning wo 18 feb, 20.00 / ’s-Heerenberg, Huis Bergh za 28 feb, 14.00 / Amsterdam, Noorderkerk zo 26 apr, 14.30 / Amerongen, Kasteel Amerongen wo 29 apr, 20.15 / Delft, St.-Hippolytuskapel do 30 apr, 20.15 / Westzaan, Zuidervermaning vr 22 mei, 20.15 / Deventer, Penninckshuis

74

Dame Emma Kirkby, sopraan Jakob Lindberg, luit Engelse lute songs Byrd, Lawes, Danyel, Blow e.a. di 17 mrt, 20.15 / Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ (19.00 college) wo 18 mrt, 20.15 / Eindhoven, Studentenkapel do 19 mrt, 20.00 / Utrecht, TivoliVredenburg za 21 mrt, 20.30 / Maastricht, Cellebroederskapel zo 22 mrt, 20.00 / Brugge (B), Concertgebouw Brugge ma 23 mrt, 20.15 / Delft, Lutherse Kerk di 24 mrt, 20.00 / Hasselt (B), Cultuurcentrum zo 29 mrt, 16.30 / Pavia (I), Collegio Ghislieri

ClubMédieval De verliefde abt Ballate en madrigalen van Don Paolo da Firenze (ca. 1355-1436) vr 17 apr, 20.15 / Deventer, Penninckshuis za 18 apr, 14.00 / Amsterdam, Noorderkerk zo 19 apr, 15.00 / Bloemendaal, Opstandingskerk Overveen wo 22 apr, 20.15 / Groningen, Der Aa-Kerk do 23 apr, 20.30 / Rotterdam, Laurenskerk (19.45 inleiding) vr 24 apr, 20.00 / Utrecht, Geertekerk za 25 apr, 20.30 / Maastricht, Kapel Zusters onder de Bogen


seizoen oudemuziek feb - juni 2015

Tiburtina Ensemble

Collegium Vocale Gent

Visioenen van Hildegard Mystieke en poëtische gezangen uit de twaalfde eeuw

O dolce mio tesoro Madrigalen van Carlo Gesualdo uit Boek V en VI (1611)

vr 1 mei, 20.00 / Amsterdam, Waalse Kerk za 2 mei, 20.15 / Leeuwarden, Grote Kerk zo 3 mei, 14.30 / Limbricht, St.-Salviuskerkje di 5 mei, 20.00 / Hasselt (B), St.-Quintiniuskathedraal wo 6 mei, 20.00 / Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente do 7 mei, 20.00 / Brussel (B), Kerk van OLV Ter Kapelle

do 28 mei, 20.15 / Eindhoven, Catharinakerk vr 29 mei, 20.00 / Utrecht, TivoliVredenburg (19.15 inleiding) za 30 mei, 20.15 / Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ ma 1 jun, 20.30 / Brussel (B), Miniemenkerk vr 5 jun, 21.00 / Pavia (I), Collegio Ghislieri

Jordi Savall, viola da gamba Xavier Diaz-Latorre, barokgitaar, vihuela en luit Ostinato’s & improvisaties Ortiz, Hume, De Murcia en improvisatie do 7 mei, 20.15 / Groningen, Der Aa-Kerk vr 8 mei, 20.00 / Utrecht, TivoliVredenburg (19.15 inleiding) za 9 mei, 20.30 / Maastricht, Kerk Sint-Pieter Boven zo 10 mei, 14.15 / Eindhoven, Muziekgebouw Eindhoven di 12 mei, 20.00 / Hasselt (B), Cultuurcentrum wo 13 mei, 20.15 / Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ (19.00 college)

Locaties en prijzen € 23 / Vriend € 19 / CJP/studentenkaart € 10 m.u.v.: Amsterdam, Muziekgebouw Kirkby, Savall € 33 / € 26,50 Amsterdam, Muziekgebouw, Collegium Vocale Gent € 28,50 / € 23 Amsterdam, Noorderkerk € 16 / € 14 Eindhoven € 32 / € 29 / € 10 Eindhoven Savall € 35 / € 32 / € 10 Maastricht € 22,50 / € 19 / € 10 Rotterdam € 32 / € 22 / € 9 Utrecht TivoliVredenburg € 35 / € 29 / € 20 Vlissingen € 15 / € 12 Zwolle € 25 / € 21 / € 12,50 Kaartverkoop voor concerten in België en Italië alleen via de betreffende concertzalen. Bestel online via www.oudemuziek.nl of telefonisch via 030 232 9010 (ma-vr 10.00-16.00) of schriftelijk met de bon in dit tijdschrift. Vraag voor uitgebreide informatie de brochure aan of kijk op www.oudemuziek.nl.

75


Tijdschrift Oude Muziek

medewerkers voor deze uitgave:

ISSN 0920-6649

Frederike Berntsen, Marcel Bijlo, Isaline Claeys, Henk Dekker,

jaargang 30 / nr. 1 – februari 2015

Albert Edelman, Rob van der Hilst, Agnes van der Horst,

verschijnt 4x per jaar

Wilmer de Jong, Annemarie Peeters, Susanne Vermeulen, Jed Wentz, Noortje Zanen

uitgave en productie: adverteren: Stichting Organisatie Oude Muziek Utrecht tarieven via 030 232 9000 bureau:

www.oudemuziek.nl / adverteren@oudemuziek.nl

kantooradres:

miniadvertenties

Plompetorengracht 4 NL-3512 CC Utrecht

voor particulieren, € 15 per 4 regels,

t. +31 (0)30 232 9000

140 lettertekens, bewijsexemplaar € 5

f. +31 (0)30 232 9001 info@oudemuziek.nl

opgave voor servicerubrieken:

www.oudemuziek.nl correspondentieadres:

Cursussen en festivals op het gebied van de oude muziek

Postbus 19267

worden kosteloos aangekondigd indien de gegevens compleet

NL-3501 DG Utrecht

en tijdig worden aangeleverd. Onvolledige opgaven worden

Nederland

niet geplaatst.

vormgeving:

deadlines:

Studio rUZ / Went&Navarro

periode 15 februari - 15 mei: 2 januari periode 15 mei - 15 augustus: 1 april

opmaak:

periode 15 augustus - 15 november: 1 juni periode 15 november - 15 februari: 1 oktober

Esther de Bruijn donateur worden: drukwerk en bindwerk: Voor een bijdrage van € 40, € 80, € 160 of € 1.000 aan de Practicum Grafimedia Groep

Stichting Vrienden Oude Muziek ontvangt u 4x per jaar het Tijdschrift Oude Muziek met alle gegevens over het Festival en

cover:

onze concerten. Tevens krijgt u dan de Vriendenpas, waarmee u in aanmerking komt voor diverse kortingen.

foto: Remke Spijkers

Zie www.oudemuziek.nl voor alle bijbehorende voordelen of bel met 030 232 9000.

redactie:

COLOFON

Voor mensen met een leeshandicap is dit Tijdschrift ook op Noortje Zanen (eindredactie)

cd verkrijgbaar. Inlichtingen: Dedicon, Postbus 24, 5360 AA

Susanne Vermeulen

Grave, 0486 486 486.

Xavier Vandamme

Het volgende nummer verschijnt medio mei 2015.

76


Bach, Bach,

Matthäus-Passion Orchestra of the Age of Enlightenment o.l.v. tenor Mark Padmore, Evangelist

Bach

o.l.v.

Erik van Nevel

Met Bach, Bach, Bach presenteert het Nederlands Kamerkoor een programma waaraan de Bachliefhebber zijn hart kan ophalen. Bach's wereldberoemde motetten dienen als uitgangspunt voor de Belgische dirigent en specialist Erik van Nevel, bekend als artistiek leider en dirigent van het Vlaamse topensemble Currende. Maar ook Bach's zoon Carl Philipp Emanuel schreef parels van motetten. Onbekend, maar zeer bemind onder liefhebbers. En Bach dient als inspiratiebron in een adembenemend succeswerk van de onlangs overleden Noorse componist Knut Nystedt, Immortal Bach. Nederlands Kamerkoor o.l.v. Erik van Nevel

Vrijdag 6 maart 2015, 20:15 St. Petruskerk, Boxtel 19:30 Voorprogramma: Helmonds Kamerkoor Zaterdag 7 maart 2015, 20:15 Grote of Sint Laurenskerk, Alkmaar 19:45 Voorprogramma: Bachcantatekoor Bergen Zondag 8 maart 2015, 15:00 Chassé Theater, Breda Woensdag 11 maart 2015, 20:15 Grote of Jacobijnerkerk, Leeuwarden Donderdag 12 maart 2015, 20:15 Der Aa-Kerk, Groningen Vrijdag 13 maart 2015, 20:15 Pieterskerk, Utrecht 19:45 Voorprogramma: Utrechts Vocaal Ensemble Zaterdag 14 maart 2015, 20:15 Philharmonie, Haarlem Zondag 15 maart 2015, 15:00 Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam 14:30 Voorprogramma: Kamerkoor Vocoza

W W W. N E D E R L A N D S K A M E R K O O R . N L

30 mrt Bestel nu kaarten

Detail van ‘De kruisafneming’ door Rogier van der Weyden, 1435

Bach? Ja, Bach!


Het Festival en Seizoen Oude Muziek staan samen garant voor bijna 250 concerten met oude muziek per jaar, waaraan meer dan 1.500 musici deelnemen en 70.000 mensen van genieten. Waaronder u. Wilt u meer weten over het nalaten van legaten of het doen van schenkingen, neemt u dan contact op met Wilmer de Jong via 030 232 9000 of vrienden@oudemuziek.nl. Hij kan u ook alles vertellen over de bijgaande fiscale voordelen.

Ondersteun via een legaat of schenking duurzaam de uitvoering van oude muziek in Nederland.

1/2015

Wilt u ook een rol spelen in de toekomst van oude muziek?

1/2015 OUDEMUZIEKESTHETIEK VAN HERMAN RUTTERS / ALAMIRE FOUNDATION EN MODERNE TECHNOLOGIE / CLASSICAL:NEXT: MUZIEK VOOR DE TOEKOMST / INTERVIEWS MET: JORDI SAVALL OVER OSTINATO’S EN IMPROVISATIES / EMMA KIRKBY OVER ELOQUENTIE / DOMINIQUE VELLARD OVER MARIALE DEVOTIE / THOMAS BAETÉ OVER DON PAOLO / BARBORA KABATKOVA OVER HILDEGARD VON BINGEN EN NOG VEEL MEER…


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.