3/2016 3/2016
JORDI SAVALL 75 JAAR / OLGA PASHCHENKO IS THUIS OP ALLE TOETSEN / WERELDWIJD GEWAARDEERD VAKMANSCHAP UIT GARDEREN / MUZIKAAL THEATER MET MARCO MENCOBONI / VÁCLAV LUKS OVER LEGRENZI EN MARCELLO / EEN MONUMENT VOOR UTRECHTS GROOTSTE MUZIKALE ZOON JACOB VAN EYCK / IN MEMORIAM CASPER VOGEL / EN NOG VEEL MEER…
bESTEL nu kaarTEn
EEN GREEP UIT HET AANBOD di 27 sep 20.15 uur Grote Zaal
Anna Prohaska (sopraan) Dido and Cleopatra werken van o.a. Purcell, Händel en Locke James Ehnes (viool) Bachs sonates en partita’s
di 15 nov 20.15 uur Grote Zaal
met onder andere reza namavar neos brass ensemble johannette zomer matthias havinga david dramm the amsterdam baroque orchestra liza ferschtman ton koopman hannes minnaar peter jan wagemans continuo-sectie nederlandse bachvereniging harmonie universelle mahan esfahani lucia swarts sette voci peter kooij jos van veldhoven leo van doeselaar bart schneemann brisk
Kijk voor meer info op www.bachfestivaldordrecht.nl
Cecilia Bartoli (mezzosopraan) Händel Heroines aria’s uit opera’s van Händel za 19 nov 20.15 uur Grote Zaal
Joyce DiDonato (mezzosopraan) War & Peace - Harmony through Music aria’s van o.a. Monteverdi, Purcell en Händel di 13 dec 20.15 uur Grote Zaal
Bachs Weihnachtsoratorium RIAS Kammerchor en Freiburger Barockorchester o.l.v. Hans-Christoph Rademann zo 18 dec 20.15 uur Kleine Zaal
Trio Zimmermann Bachs Goldberg-variaties bewerkt
ALLES KLINKT MOOIER IN
Foto’s: Harald Hoffmann/DG, Benjamin Ealovega, Simon van Boxtel, Matthias Heyde, Ronald Knapp
do 6 en vr 7 okt 20.15 uur Kleine Zaal
Om te beginnen 2 Veelzijdig Venetië Van de redactie
Engelse consortmuziek volgens Julien Martin 52 Geraffineerd, subliem en melancholisch Marcel Bijlo
INTERVIEWS Wereldwijd gewaardeerd vakmanschap uit Garderen 4 Vijftig jaar orgels en klavecimbels
Thomas Dunford treedt op in het Seizoen Oude Muziek 56 Terug naar de nieuwsgierigheid Benjamin van Vliet
Tanja Veenstra
KLEINE INTERVIEWS De grootste muzikale zoon van Utrecht 10 In de voetsporen van Jacob van Eyck Iris van Korven
Dagmar Šašková over Strozzi en Fontei 60 Chiaroscuro in de muziek Iris van Korven
Olga Pashchenko is artist in residence 16 Thuis op alle toetsen Agnes van der Horst
Van Legrenzi tot Marcello 22 Tsjechisch uitstapje naar Venetië Noortje Zanen
Simen Van Mechelen breekt een lans voor Castello en Grandi 26 Alles gebeurde in de zeventiende eeuw in Venetië Marcel Bijlo
Krijn Koetsveld over het Internationaal Van Wassenaer Concours 62 Opstap voor jonge professionals Inge Jongerman
Jana Semerádová over Galuppi en Jiránek 64 Venetië in Utrecht én Praag Marcel Bijlo
Il Suonar Parlante speelt Venetiaanse consortmuziek 65 De gamba volgens de Gabrieli’s Marcel Bijlo
Katarina Livjanić over Judith van Bethulia 30 Het actuele verhaal van Judith Marcel Bijlo
Carlo Ipata van Auser Musici 34 Gasparini en het vergeten Toscane
Vrienden aan het woord 66 Peter Oosterbaan
IN MEMORIAM
Benjamin van Vliet
Huub van der Linden
Damien Guillon schuwt het overbekende niet 44 De eer die Vivaldi en Bach toekomt Huub van der Linden
Het volk versus de aristocratie 48 Italiaanse liefdesliederen door Marco Beasley Noortje Zanen
68 Casper Vogel Jan Van den Bossche 76 Saul. B. Groen Henk Dekker
RUBRIEKEN 67 Seizoen Oude Muziek 16/17 71 Fringe 2016 77 Berichten 78 Cd-besprekingen 86 Cd-aanbiedingen voor Vrienden 88 Colofon
INHOUD
In de ban van Monteverdi’s madrigalen 38 Muzikaal theater met Mencoboni
1
OM TE BEGINNEN
VEELZIJDIG VENETIË VAN DE REDACTIE
Het aftellen is begonnen! Over een dag of tien begint het 35ste Festival Oude Muziek – La Serenissima. Met 225 concerten, lezingen en workshops in het verschiet mag de voorpret al beginnen. In dit tijdschrift komen verschillende musici die tijdens het festival te horen zijn aan het woord. Zo vertelt de veelzijdige artist in residence Olga Pashchenko hoe de start van haar muzikale carrière letterlijk werd bepaald door het lot. Katarina Livljanić van Dialogos maakte voor het festival een intieme muziektheatrale voorstelling op het epische gedicht Judita van de Kroatische renaissancedichter Marko Marulić. Daarnaast ging de redactie langs in het Gelderse Garderen, waar al vijftig jaar lang Klop Orgels en Klavecimbels is gevestigd. Een bijzonder jubileum vraagt om een bijzonder portret van drie generaties instrumentenbouwers. U kunt de familie Klop persoonlijk feliciteren bij hun stand op onze Oude Muziek Markt. Ook werpen we alvast een blik vooruit op het Seizoen Oude Muziek, dat in oktober begint met Marco Beasley. We spraken met Julien Martin (Résonances Consort) over Engelse consortmuziek en met de jonge luitist Thomas Dunford over de virtuoze en soms ‘gekke’ muziek van John Dowland en Girolamo Kapsberger. Ook staan we in dit nummer stil bij het overlijden van oud-directeur van de Organisatie Oude Muziek Casper Vogel.
2
festival oudemuziek utrecht
foto: David Ignaszewski
75 jaar Arvo Pärt feliciteert Jordi Savall Sinds Jordi en ik elkaar kennen - en we kennen elkaar al vele jaren - koesteren we een innige en inspirerende vriendschap. Als musicus is Jordi een gelukstreffer voor een componist als ik, want hij verstaat als geen ander hoe je muziek tot leven wekt en ook tussen de noten en op rustmomenten tot klinken brengt.
Deze heerlijke musicus en lieve vriend breng ik mijn allerhartelijkste gelukwensen over voor zijn vijfenzeventigste verjaardag. Ik hoop dat onze wegen zich nog vaak mogen kruisen!” Arvo Pärt
Hespèrion XXI / Jordi Savall, vr 2 sep 20.00 uur / TivoliVredenburg
UITVERKOCHT
3
4
TEKST BEELD
TANJA VEENSTRA KLOP ORGELS & KLAVECIMBELS, TANJA VEENSTRA
VIJFTIG JAAR ORGELS EN KLAVECIMBELS WERELDWIJD GEWAARDEERD VAKMANSCHAP UIT GARDEREN
Wereldwijd gewaardeerd vakmanschap uit Garderen
VIJFTIG JAAR ORGELS EN KLAVECIMBELS
GERRIT, HENK EN NIELS KLOP.INTERVIEW
Klop Orgels en Klavecimbels bestaat dit jaar een halve eeuw. Het Tijdschrift Oude Muziek bezocht de bouwers van baroktoetsinstrumenten in Garderen en sprak met drie generaties, alle drie even bezield door het oude ambacht: de vader-op-zoontraditie is hier nog springlevend. Wat begon als een hobbyistisch experiment van grondlegger Gerrit Klop resulteerde in een bedrijf met tien werknemers en een internationale klantenkring. Gerrit (1935), Henk (1960) en Niels (1990) Klop vertellen graag over hun vak en wat er allemaal bij komt kijken. In hun eigen ‘concertgebouw’, tegenover de werkplaats, staan diverse instrumenten: een huisorgel, twee klavecimbels en een claviciterium, een soort verticaal klavecimbel. Op de achtergrond klinkt het ijle geluid van een spinet; een collega is het gloednieuwe instrument aan het intoneren (bepalen van de klankkleur). Op de plafondbalken, vervaardigd van een door noesten onbruikbare partij cipressenhout, staat een deel van een zeventiende-eeuws gedicht van Petrus Scriverius (Pieter Schrijver, 1576-1660) gekalligrafeerd. Spontaan klinkt een driestemmige voordracht: Daer legt in het Musyck, ik weet niet wat verborgen; Musyck kortswyligh is; Musyck verwurght de sorgen: Musyck veriaeght ellendt; Musyck verfraeyt den geest; Musyck licht pyn van ’t hert en droevigheyd geneest. ‘In dit werk komen technische en artistieke, vooral muzikale, kwaliteiten samen,’ legt Gerrit uit. Henk vult aan: ‘Je moet de toon kunnen beoordelen, je moet verstand van muziek hebben, van klankkleuren. En je moet op zijn minst begrijpen wat een musicus wil en dat in techniek kunnen omzetten.’ Om de kwaliteit van een instrument te beoordelen, is het bovendien noodzakelijk dat je het zelf kunt bespelen. Gerrit, met gevoel voor zelfspot: ‘Dat doe ik hoofdzakelijk als er niemand luistert.’ Hij heeft thuis een achttiende-eeuws huisorgel en een tweemanu-
alig Frans klavecimbel staan. Henk geeft evenmin concerten: ‘Van al dat precieze snij- en schaafwerk krijg je spanning in je handen, waardoor spelen niet echt soepel gaat.’ Niels is al even bescheiden, maar heeft wel orgel- en klavecimbelles bij organist en klavecinist Hugo Bakker, via de Barneveldse muziekschool: ‘Ik heb alleen niet genoeg tijd om te oefenen, want ik ben veel op pad. Onlangs was ik nog in Regensburg om instrumenten te stemmen op een oudemuziekfestival (Tage alter Musik). Dan komt er van spelen niets terecht.’ Niels luistert ook wel naar andere muziek, maar houdt erg van renaissance- en barokmuziek: ‘Ik ben een groot fan van Jan Pieterszoon Sweelinck, een fantastische componist!’ TWEE RECHTERHANDEN De combinatie van twee rechterhanden en artistieke aanleg loopt als een rode draad door de mannelijke lijn van de familie. Gerrits vader bouwde houten jachten, zijn broer was meubelmaker. Frappant genoeg kregen Gerrit en kleinzoon Niels een soortgelijk loopbaanadvies. Gerrit: ‘Toen ik van school kwam deed ik een beroepskeuzetest, heel modern voor die tijd. Onlangs heb ik het verslag nog eens doorgelezen en tot mijn grote verbazing las ik: “Gerrit beschikt over technische en artistieke kwaliteiten, maar die laatste zijn waarschijnlijk niet voldoende om er zijn broodwinning van te maken. Hij moet zoeken naar de combinatie van die twee.” En dat is precies wat ik – uiteindelijk – gedaan heb.’ Aanvankelijk kiest hij voor een loopbaan als chemicus, net als Henk na hem. Niels heeft biomedische wetenschappen gestudeerd, maar de orgels en klavecimbels winnen het ook deze keer. De liefde voor het vak hebben Henk en Niels met de paplepel ingegoten gekregen. Niels, sinds twee en een half jaar fulltime verbonden aan de zaak: ‘Vanaf mijn zesde ging ik al met mijn vader op pad. In de vakantie naar het Concertgebouw om te helpen het instrument netjes op het podium te zetten en te stemmen. Of samen met mijn vader een kerkorgel stemmen, dan mocht ik op de toetsen duwen.’ Gerrit: ‘Pa zat in het orgel en Niels ervoor.’ Henk, die de onderneming sinds 1995 5
INTERVIEW. GERRIT, HENK EN NIELS KLOP
runt, is in zijn jeugd ook veel op stap geweest met zijn vader: ‘Ik weet nog dat ik als 17-jarige met hem op een tentoonstelling van oude instrumenten was en dat een Engelse dame vroeg: “What kind of copy is this?” Een kennis van ons sprak toen de gevleugelde woorden: “It’s not a copy, it’s a Kloppie!”’ OP DE BRANDSTAPEL De kiem van het bedrijf ligt in Gerrits praktische aanpakmentaliteit en zijn liefde voor het orgel: ‘Toen ik 15 of 16 was, kreeg ik orgelles, maar dat gebeurde op een harmonium of traporgel. Ik wist dat een pijporgel heel anders klinkt, veel mooier. Dus ik vroeg mijn vader of hij niet een echt orgel voor me kon kopen. “Nee joh,” zei hij, “zoveel geld hebben we niet. Als je er een hebben wil, dan maak je het zelf maar.” En dat heb ik me aangetrokken. Geheel ongehinderd door enige kennis van zaken ben ik er gewoon aan begonnen.’ Het orgeltje kwam af, maar voldeed niet geheel aan de verwachtingen. Het eindigde dan ook op de brandstapel, verklaart Gerrit droog. Jaren later moet Gerrit voor zijn werk als chemicus veel reizen. Om de avonden in hotels door te komen, wil hij wat muziek kunnen maken: ‘Bij een bandrecorder viel ik in slaap, dat was niet actief genoeg. En een orgel meenemen was natuurlijk geen optie. Maar in het Rijksmuseum zag ik een klein instrument met klavier en snaren, in een kastje: een klavichord. “Wat mooi”, dacht ik. “En handig, want draagbaar.” Dus heb ik het zo goed en zo kwaad als het ging nagemaakt. Het werd een erg zwaar ding: ik moest er telkens overvracht voor betalen op het
Werkplaats
6
vliegveld. Al gauw maakte ik daarom een tweede, lichter exemplaar. En een derde. In die periode ontmoette ik verschillende mensen die dat erg leuk vonden en vroegen of ik er voor hen ook een wilde maken.’ Zijn werkreizen kon Gerrit mooi combineren met zijn hobby, hij struinde overal waar hij kwam musea en historische instrumentenverzamelingen af en verzamelde al doende veel kennis over oude instrumenten. Zoals in het Victoria and Albert Museum in Londen. Gerrit: ‘Daar mocht ik gewoon mijn gang gaan in het depot, waar tientallen buitengewoon interessante instrumenten stonden. Ze deden de deur op slot, want het was verboden terrein voor het gewone publiek. “Als je klaar bent, bel je maar op. Dan komen we je bevrijden; daar staat de telefoon,” zeiden ze. Maar ik was natuurlijk nooit klaar! Ik kon eindeloos naar die instrumenten kijken, alles opmeten en tekeningen maken. Aan het eind van de dag kwamen ze eens kijken of ik nog leefde.’ KLAVECIMBELKOORTS Tijdens een zondagmiddagconcert in Rouen, begin jaren zestig, raakt Gerrit diep onder de indruk van het klavecimbel dat hij daar hoort: ‘Ik wist helemaal niet wat dat was. Maar wat vond ik het prachtig! Zodra ik kon, ging ik aan de slag en maakte mijn eerste klavecimbel. Dat was niet zo’n succes, hoor: ook deze eersteling eindigde op de brandstapel. Maar ik bleef het proberen en langzaam maar zeker kreeg ik er meer gevoel voor.’ Wanneer het in zijn baan wat tegenzit, besluit Gerrit van zijn hobby zijn werk te maken. Hij meldt zich
GERRIT, HENK EN NIELS KLOP.INTERVIEW
aan bij de Kamer van Koophandel en vanaf die dag is hij klavecimbelbouwer. We schrijven 1966, de oude muziek begint in zwang te raken. Gerrit: ‘Denk aan Frans Brüggen en Gustav Leonhardt, de grote voortrekkers van het genre in Nederland. In die tijd was er nog niemand die oude instrumenten maakte, maar de belangstelling was er wel. Daardoor liepen de zaken meteen goed.’ Gerrit begint zijn eenmanszaak dus met klavecimbels, later komen daar de orgels bij, min of meer bij toeval: ‘Samen met Henk zong ik jarenlang in een vocaal ensemble. We repeteerden hier, in deze ruimte. Voor uitvoeringen huurden we een kistorgel, maar dat was altijd lastig: het was slecht gestemd, kwam te laat of kostte veel geld. Dus ben ik zelf maar weer aan de slag gegaan. Net zo eigenwijs als ik ooit begon op mijn zestiende, maar beter onderlegd.’ De collegabouwers waren hoogst verbaasd, herinnert Gerrit zich: ‘“Die jongen heeft nooit bij een orgelbouwer gewerkt, heeft geen orgelbouw gestudeerd en hij maakt instrumenten van een heel redelijk niveau. Hoe kan dat?” Gewoon, door heel goed naar oude instrumenten te kijken.’
verschil met vroeger is dat de verkoop in de begintijd weinig moeite kostte. Henk: ‘De klanten kwamen vanzelf naar mijn vader toe. Dat is tegenwoordig nietmeer zo. Het bedrijf draaiend houden is op zichzelf veel meer werk geworden. We zijn er andere dingen bij gaan doen, zoals verhuur en onderhoud. Bovendien zitten we nu in het internettijdperk. Niels is in feite bij mij in de leer, maar is beter thuis in de moderne media dan mijn vader en ik.’ Dankzij het reizen en verblijf in het buitenland spreekt Gerrit zijn talen en weet hij het bedrijf meteen een internationale start te geven. Toch komen in zijn tijd de meeste bestellingen uit Nederland. Henk: ‘Tegenwoordig zitten onze klanten werkelijk overal ter wereld, maar Nederlandse opdrachten zijn er minder.’
INTERNATIONALE START Henk: ‘Waar vroeger de verhouding tussen klavecimbels en orgels 80 om 20 procent was, is die nu helemaal omgekeerd. We maken tegenwoordig vooral orgels, met name kleinere soorten, en af en toe een kerkorgel. Het grootste dat we hebben gebouwd is een tweeklaviersorgel met 25 registers en zo’n 1.500 pijpen voor een kerk in Duisburg.’ Een ander
KOUDE KERK De gecombineerde productie van orgels en klavecimbels is in Nederland uniek, maar muzikaal en historisch voor de hand liggender dan je misschien zou denken, want ze kennen veel overeenkomsten. Het zijn allebei toets- en basso continuo-instrumenten, bedoeld voor de geïmproviseerde en versierde vertolking van de baslijn die de basis vormt van de barokmuziek. Veel muziek werd dan ook op beide instrumentsoorten gespeeld. Henk: ‘Neem de Matthäuspassion van Johann Sebastian Bach: niemand weet honderd procent zeker hoe Bach die zelf heeft uitgevoerd: met twee orgels, twee klavecimbels of met orgel én klavecimbel als begeleiding van de twee koren. Continuospelers kunnen meestal met beide instrumenten uit de voeten.’ Een andere overeenkomst
Ontwerpen
Orgel in wording
7
INTERVIEW. GERRIT, HENK EN NIELS KLOP
tussen orgels en klavecimbels is de beperkte dynamiek. Gerrit: ‘Op deze instrumenten kun je alleen met sprongen verschil maken tussen forte en piano – hard en zacht. Een geleidelijke overgang lukt niet. Terrassendynamiek noem je dat. Dat is overigens de reden waarom het klavecimbel het later aflegde tegen de piano. Aan het einde van de zeventiende eeuw werd er geëxperimenteerd met klavecimbels met een hamermechaniek, waarop je zacht en hard kon spelen, een clavicembalo con il piano ed il forte. Dat werd later de pianoforte, het instrument dat in de loop van de achttiende eeuw steeds populairder werd. Uiteindelijk bleef alleen het woord “piano” over.’ Henk: ‘Nogal onlogisch, want een piano speelt niet zozeer zacht.’ BLOEDOFFER Tijdens een rondleiding door de werkplaats legt Henk uit dat het orgel een imitatie-instrument is. De verschillende registers – series pijpen, elk verbonden aan een of meer klavieren – bootsen klankkleuren na van andere instrumenten (trompet, fluit, fagot enz.). ‘Er is ook eindeloos gezocht naar een equivalent van de menselijke stem, de “vox humana”, vertelt Henk. ‘Het verhaal gaat dat een orgelbouwer uit Weingarten daarbij zo gefrustreerd raakte dat hij een pact met de duivel sloot en een bloedoffer bracht. Op het pijpwerk van dat orgel zouden de bloed8
spatten nog te zien zijn. Een minder romantische variant is natuurlijk dat de goede man zich in zijn vingers sneed tijdens het bouwen.’ Het effect van de menselijke stem komt tot stand met behulp van zogeheten ‘tongwerken’, te vergelijken met het riet van bijvoorbeeld een hobo of klarinet. Henk: ‘Niels maakt die momenteel: een heel precies en geconcentreerd klusje.’ Het resultaat is een behoorlijk hard en schel geluid, niet direct herkenbaar als menselijk gezang. ‘Maar dat heeft waarschijnlijk vooral te maken met de manier waarop destijds werd gezongen,’ legt Henk uit. RAVEN- EN CONDORPENNEN De instrumenten van Klop zijn geen letterlijke kopieën van de originele instrumenten. Henk: ‘Wij maken ze zo authentiek mogelijk, maar we kiezen soms voor eigentijdse technieken, materialen en oplossingen. We werken vanzelfsprekend niet meer met ivoor, dat is al jaren verboden. Onze klavieren zijn gemaakt van koeienbeen. Dat is zeker zo hard en net zo mooi.’ De traditionele ganzenveren of ravenpennen, in vroeger tijden gebruikt voor de plectra van het tokkelmechaniek in een klavecimbel, zijn bij Klop vervangen door kunststof. Henk: ‘Maar op verzoek gebruiken we meeuwen- of condorpennen. Die laatste heeft Gerrit eens van Artis gekregen.’ De orgels zijn standaard voorzien van een windmotor. Waar vroeger speciale orgeltrappers of ‘balgentreders’ het leven in een (groot) kerkorgel hielden, doet nu een ventilator het werk. Henk: ‘Er zijn puristen die dat niet willen. Of die in elk geval de keuze willen hebben zelf de balgen te treden. Hetzelfde geldt voor het verschuifbare klavier waarmee een orgel of klavecimbel eenvoudig is aan te passen aan de gewenste toonhoogte. Die verschilde immers nogal per regio en periode tijdens de renaissance en
GERRIT, HENK EN NIELS KLOP.INTERVIEW
barok. Sommige mensen willen niets weten van zo’n compromis. Die willen een zo exact mogelijke kopie van een historisch instrument. Geen probleem, dan zorgen we daarvoor.’ ‘HOUT IS GOUD’ Wat het hout betreft: Nederland was voorheen een belangrijk exportland van eikenhout. Daarom zou de naam Holland wel eens van ‘Holtland’ kunnen komen. Net zoals het register holpijp wellicht een verbastering is van ‘holtpijp’ (houten pijp), denkt Henk: ‘Tegenwoordig is bijna al ons hout import. Het is kostbaar materiaal. ‘“Hout is goud,” zeg ik altijd tegen de medewerkers. Helaas kunnen wij nauwelijks meer hout uit de regio gebruiken, zoals vroeger gangbaar was. Aan het hout herken je de herkomst van een oorspronkelijk instrument: notenhout uit Frankrijk, eikenhout uit Engeland, cipres uit Italië enzovoort. Zelf gebruiken we voor klavecimbels vooral populier en linde. Dat is heel zacht hout, nog te slecht om klompen van te maken, maar uitstekend geschikt voor klavecimbelkasten.’ Ook alle orgelpijpen van Klop zijn van hout, meestal ceder- of perenhout. Henk: ‘Hout geeft een klankkleur die zich uitstekend voegt binnen orkesten, ensembles en koren. We volgen daarmee de vroeg-zeventiendeeeuwse traditie van het organo di legno: het orgel van hout. Dat was zeer geliefd onder musici en componisten uit die tijd, zoals Claudio Monteverdi.’ Tot slot demonstreert Niels nog een tongwerkje en Gerrit gaat op huis aan. De laatste jaren is hij niet echt actief meer in het bedrijf – ‘Ik mag af en toe komen kijken,’ grapt hij – maar het bloed blijft kruipen: ‘Vorige week ben ik nog in Gent geweest om een orgeltje op te peppen, dus ik zit niet helemaal stil. Het is en blijft geweldig interessant werk.’ ıı
Klop Orgels en Klavecimbels staat van 2 tot en met 4 september op de Oude Muziek Markt. Meer info en een overzicht van alle standhouders vindt u in het programmaboek en op oudemuziek.nl/markt.
festival oudemuziek utrecht VR 2 T/M ZO 4 SEP FESTIVALCENTRUM TIVOLIVREDENBURG Oude Muziek Markt vr 2 sep, 12.00-18.00 za 3 sep, 10.00-18.00 zo 4 sep, 10.00-17.00
9
10
TEKST BEELD
IRIS VAN KORVEN WINEKE VAN MUISWINKEL
IN DE VOETSPOREN VAN JACOB VAN EYCK DE GROOTSTE MUZIKALE ZOON VAN UTRECHT
De grootste muzikale zoon van Utrecht
IN DE VOETSPOREN VAN JACOB VAN EYCK
ARJEN DE VREEDE, THIEMO WIND, ERIK BOSGRAAF EN JORRIT TAMMINGA .INTERVIEW
In 1657 overleed componist, blokfluitist, klokkendeskundige en beiaardier Jacob van Eyck – volgens sommigen de grootste muzikale zoon van Utrecht. Hij werd begraven in de Weeskerk aan de Oudegracht, op de plek waar tegenwoordig studio Kytopia is gevestigd. Het is daar waar ik Arjen de Vreede en Thiemo Wind tref – twee van de initiatiefnemers van het project JACOB 3.0. Via Skype nemen ook Erik Bosgraaf en Jorrit Tamminga deel aan het gesprek, waarbij al snel blijkt dat Van Eyck zich anno 2016 waarschijnlijk geen betere ambassadeurs had kunnen wensen.
v.l.n.r.: Arjen de Vreede, Erik Bosgraaf en Jorrit Tamminga
Onder de noemer JACOB 3.0 wordt Van Eycks muzikale nalatenschap tijdens het komende Festival Oude Muziek op een eigentijdse manier ‘vertaald’. Het concert dat blokfluitist Erik Bosgraaf, DJ Arjen de Vreede (DJ DNA) en elektronisch geluidskunstenaar Jorrit Tamminga zondag 4 september als opening van het Uitfeest presenteren, maakt onderdeel uit van het project, dat de ‘muzikale geest’ van Jacob van Eyck terug moet brengen naar de stad Utrecht. Maar wie kwam er nu eigenlijk precies met het initiatief? De Vreede: ‘Volgens mij ben ik de schuldige, maar dan wel geïnspireerd door Erik. Erik had me natuurlijk al over Jacob en zijn blokfluitmuziek verteld. Toen ik de muziek beluisterde, had ik meteen het idee om daar iets mee te doen. Niet dat ik een grote Van Eyck-kenner ben, maar zijn repertoire heeft duidelijk nog altijd niet de erkenning gekregen die het verdient. Daarnaast het een uitdaging om met behulp van moderne technologie een brug te slaan zonder het oorspronkelijke product daarbij geweld aan te doen. Ik vind dat er veel crossovers worden gemaakt waarbij een programmeur bijvoorbeeld heeft bedacht dat het leuk is om Ali B en het Metropole Orkest samen op een podium te zetten. Dat wordt natuurlijk niks. Maar Der Fluyten Lust-hof van Jacob van Eyck leent zich er volgens mij uitstekend voor een mooie, integere cross-over neer te zetten. En dan kan het heel inspirerend zijn.’ 11
INTERVIEW. ARJEN DE VREEDE, THIEMO WIND, ERIK BOSGRAAF EN JORRIT TAMMINGA
COMPROVISATIE ALS UITGANGSPUNT Waarin zit die inspiratie dan precies bij de muziek van Van Eyck? Hij was immers blokfluitist en beiaardier, maar ontwikkelde ook een nieuwe techniek om klokken te stemmen en speelde een centrale rol in het muziekleven van de stad Utrecht. De Vreede: ‘Voor mij is dat simpelweg een fascinatie voor de sereniteit en schoonheid van de oude muziek. Volgens mij was het in 1984 dat ik voor het eerst op Festival Oude Muziek was. Ik bezocht toen een concert gewijd aan renaissancepolyfonie – een van de musici vertolkte Thomas Tallis op orgel en later ook op het carillon van de Dom. Ik ben toen bevriend met hem geraakt, een paar weken later naar Londen gevlogen of gevaren en samen hebben we toen overal orgels bekeken en instrumenten bezichtigd. Sindsdien is die fascinatie voor oude muziek niet meer weggegaan.’ Maar als de sereniteit van de oude muziek vooropstaat en cross-overs in de praktijk vaak op het randje van kitscherigheid balanceren, hoe gaan Bosgraaf, De Vreede en Tamminga er dan voor zorgen dat ze met dit project rechtdoen aan de muziek van Van Eyck? Is dat waar Thiemo Wind zich in het project mengt? Wind publiceerde de eerste complete editie van Der Fluyten Lust-hof en wijdde een omvangrijke dissertatie aan dit repertoire. Bosgraaf: ‘Ik werk al lange tijd samen met Thiemo. Het is niet zo dat hij optreedt als een soort Van Eyck-politie, maar hij is wel een klankbord. Wij staan met zijn drieën op het podium, terwijl Thiemo juist de nodige afstand kan bewaren en de dingen zo beter kan beoordelen. Hij heeft al eerder voorbeelden gezien waarin de muziek van Van Eyck naar de huidige tijd werd getrokken. Wat mij betreft is het vooral belangrijk om uit te gaan van de tijdloosheid van de muziek: er zitten bepaalde principes in die ook nu nog gelden, maar tegenwoordig op een andere manier worden uitgevoerd. Denk aan de variatiereeksen die Van Eyck maakte, en het feit dat hij een componerende improvisator was. Die zogenaamde “comprovisatie” staat centraal in dit project.’ Tamminga vult aan: ‘We gebruiken hedendaagse technologieën om die 12
variatietechnieken vrij te benaderen. Als Erik een thema speelt, kan ik daar bepaalde software op toepassen die een variatie van dat thema voortbrengt. Dan gaat het dus vooral om een passende vertaling van Van Eycks muziek naar deze tijd., maar gaat het om een vertaling van de muziek naar deze tijd.’ Door af te stappen van een vastomlijnde uitvoering kom je volgens Wind dicht bij Van Eyck zelf: ‘Die vrije omgang met de noten moet Van Eyck ook gepast hebben, dat zie je terug in zijn muziek. Van Eyck was blind en moest zijn stukken dicteren. Van een aantal werken zal hij vergeten zijn dat ze al waren opgeschreven, want die dicteerde hij twee keer. Interessant genoeg zie je in die “identieke” stukken dan allerhande kleine verschillen, waaruit blijkt dat die muziek ook voor Van Eyck levende taal was waarin hij bleef variëren.’ VAN EYCKS BLOKFLUITMUZIEK ALS BASIS Aan ambitie ontbreekt het geheel niet bij de initiatiefnemers van JACOB 3.0. Op een vastomlijnd en strak geregisseerd programma hoeft het publiek echter ook niet te rekenen. Bosgraaf: ‘Er is geen partituur die van A tot Z is vastgelegd of een draaiboek waarin van seconde tot seconde is vastgelegd wat er gaat gebeuren in die concerten. Het klinkt misschien gek dat we nu nog geen heel muziekstuk af hebben, maar we werken allemaal al heel lang samen en weten goed wat we aan elkaar hebben. In alles wat we doen zit een improvisatie-element, dat zich op een organische manier moet ontwikkelen.’ Tamminga: ‘We ontwikkelen de muziek eerst allemaal individueel tot die bij ons eigen instrumentarium past – ik doe dat bijvoorbeeld door software te schrijven. Hoewel ik als componist gespecialiseerd ben in live-elektronica, ben ik goed bekend met Van Eyck: mijn vader was beiaardier en ik ben indirect opgevoed met Van Eyck. Ik kijk dus uitvoerig naar zijn improvisatietechnieken en laat me inspireren door wat hij voor de beiaardcultuur heeft betekend. De blokfluitmuziek vormt het basismateriaal voor JACOB 3.0, maar ook al zijn andere activiteiten leveren inspiratie op. Met ons eigen instrumentarium
ARJEN DE VREEDE, THIEMO WIND, ERIK BOSGRAAF EN JORRIT TAMMINGA .INTERVIEW
foto: Kees Vogelzang Erik Bosgraaf
gaan we dan uiteindelijk die “comprovisatie” aan.’ De Vreede: ‘Het zou ook niet werken als we alles nu exact vast zouden leggen. Dan zouden we het in de repetities al doodspelen. Er moet iets overblijven van de spontaniteit.’ Bosgraaf: ‘Sterker nog, die spontaniteit is inherent aan het project. Op het moment dat je met live-elektronica werkt, is er altijd een element van willekeur dat je niet van tevoren kunt vastleggen.’ Wind: ‘En dan ben je dus weer terug bij de flexibiliteit die Van Eyck destijds ook hanteerde.’ GEEN DERTIEN-IN-EEN-DOZIJNBAROK Bosgraaf is tijdens het Festival Oude Muziek ook nog te horen in een concert waarin hij samen met klavecinist Francesco Corti werken van onder meer Dario Castello en Giovanni Bassano speelt. Zo’n programma moet dan toch een heeel andere aanpak vereisen? Bosgraaf: ‘Integendeel, er zijn veel meer
parallellen dan je denkt. Wat je bij dit repertoire namelijk te allen tijde in je achterhoofd moet houden, is dat het is gecomponeerd tegen de achtergrond van een orale cultuur, waarin de meeste mensen niet konden lezen en schrijven. De noten die op papier staan, laten slechts deels zien wat je uiteindelijk gaat horen. In elke vorm van muziek, maar bovenal in oude muziek, is ruimte voor een eigen interpretatie. Dat geldt ook voor het programma dat ik met Francesco Corti ga spelen. Als we die ruimte als uitvoerders niet nemen, breng je als het ware een halffabricaat op de markt en krijg je een soort dertien-in-een-dozijnbarok waar niemand op zit te wachten.’ NIEUW PUBLIEK VOOR VAN EYCK Bosgraaf: ‘Dit is een project dat ook na de eerste concerten, naast de opening van het Uitfeest ook 13
INTERVIEW.ARJEN DE VREEDE, THIEMO WIND, ERIK BOSGRAAF EN JORRIT TAMMINGA
een concert in Kytopia als onderdeel van de Gaudeamus Muziekweek, blijft voortduren. Van Eyck stelde Der Fluyten Lust-hof samen gedurende zijn hele leven – dat heeft hij ook niet in een halfjaartje bij elkaar gespeeld. Ik denk dat JACOB 3.0 misschien wel kan evalueren tot een semipermanent monument voor Van Eyck, dat tegelijkertijd voortdurend in beweging blijft.’ Volgens De Vreede ligt er ook een mooie uitdaging in het vinden van nieuw publiek voor deze muziek en zou zich in de vorm van het gratis toegankelijke Uitfeest een mooie gelegenheid kunnen aandienen: ‘De blokfluit en de laptop zijn natuurlijk instrumenten met een imagoprobleem. Ik las laatst een artikel waarin een DJ de blokfluit het meest mismaakte instrument ooit noemde. De blokfluitcultuur zoals die zich op de lagere school manifesteert, wekt – naar mijn mening onterecht – veel aversie op. Hoe gaan we de mensen die er zo over denken ooit het tegendeel bewijzen?’ Bosgraaf, lachend: ‘We gaan waarschijnlijk heel Utrecht aan een trauma helpen.’ Zijn de heren in het achterhoofd dan wel bezig met het publiek dat
zij met dit project kunnen en willen aanspreken? Wind: ‘In principe is het muziek die iedereen kan vermaken en als je die zo levendig uitvoert als Erik dat anno 2016 doet, verdwijnen naar mijn gevoel al die tussenliggende eeuwen.’ Maar dat zit ‘m dan toch niet per definitie in de moderne middelen die daarvoor in dienst worden genomen, als je het Bosgraaf vraagt: ‘De muziek is van zichzelf aantrekkelijk genoeg. Toch wil dat niet zeggen dat je die niet anders kunt verpakken dan door de originele vertolker werd gedaan. Ken je die fusionrestaurants, waar ze Italiaans eten klaargemaakt met nieuwe technieken serveren? Neem die als voorbeeld. Het is niet zo dat oorspronkelijk Italiaans eten van zichzelf niet lekker genoeg is, maar het is wél interessant om te kijken hoe die oorspronkelijke gerechten smaken als je er moderne kooktechnieken op loslaat. Je hebt ook van die laboratoriumkoks die moleculair koken. Dat doen ze niet omdat de gerechten die ze klaarmaken voorheen niet lekker waren, maar om nieuwe smaken te ontdekken. Vanuit een honger om nieuwe dingen uit te proberen en die ook naar het publiek
Thiemo Wind
foto: Vera Wind - van der Werff
14
JACOB VAN EYCK .INTERVIEW
toe te brengen is ook dit project ontstaan. Als men de muziek die wij spelen niet aantrekkelijk vindt, kunnen wij die niet ineens aantrekkelijk maken. Het is geen Pimp My Ride waarbij Jorrit en Arjen een oud barrel moeten opkalefateren.’ Wind: ‘Maar je trekt er op deze manier wel een groot publiek mee.’ Bosgraaf: ‘Dat kan ongetwijfeld de uitkomst zijn, maar het is niet het intrinsieke doel. Alle extra aandacht voor Van Eyck is goed, maar niet leidend in onze artistieke beslissingen. Het is niet zo dat we denken: laten we hier maar even een beat onder gooien, want anders begrijpen de tieners het niet. Het product op zich is waardevol genoeg en het is de muziek zelf die juist veel aanknopingspunten biedt voor een vrije interpretatie, waardoor die volgens mij iedereen zou kunnen aanspreken.’ Wind: ‘Er zijn veel blokfluitisten die over het hoofd zien dat de noten slechts een kapstok zijn en zich er daarom krampachtig aan vasthouden. Als je die noten heel sec speelt, zijn ze niet zo heel interessant. Anderzijds: een liedje is een liedje. Probeer daar niet meer van te maken dan het is.’ Bosgraaf: ‘Ironisch genoeg sluit onze uitvoering dus beter aan bij de historische praktijk dan je op het eerste gezicht zou denken, omdat we juist uitgaan van die vrijheid en eenvoud in de muziek. Er is niets dat de oude muziek meer kenmerkt dan die vrijheid.’ıı
foto: Kees Vogelzang
JACOB VAN EYCK
Jonkheer Jacob van Eyck had de stad Utrecht meer dan dertig jaar gediend toen hij in maart 1657 overleed. In 1625 was hij naar de Domstad gekomen vanuit het vestingstadje Heusden, waar hij vermoedelijk werd geboren. Het levenslicht heeft hij nooit mogen aanschouwen. Van Eyck kwam in 1589 of 1590 blind ter wereld. Met zijn scherpe gehoor zou hij zich ontwikkelen tot beiaardier en deskundige op het gebied van luid- en speelklokken. In Utrecht werd hij aanvankelijk beiaardier van de Dom. Later kwamen daar de Janskerk, de Jacobikerk en het Stadhuis nog eens bij, en kreeg hij als ‘Directeur van de Klok-werken’ ook de technische supervisie over het rijke klokkenbestand van de voormalige bisschopsstad. Van Eyck was degene die ontdekte hoe de boventoonstructuur van een klok is samengesteld en hoe klokken gestemd kunnen worden. Het bracht hem internationale faam. Dankzij hem konden de gebroeders Hemony de eerste zuiver gestemde carillons gieten. De instrumenten van de Domtoren en de Nicolaïkerk zijn er nog dagelijks het klinkende bewijs van. Behalve klokkenexpert was Van Eyck ook blokfluitist. Op mooie zomeravonden vermaakte hij de wandelaars op het Janskerkhof met zijn virtuoze spel. Wat festival hij ten gehore bracht waren overwegend variatieoudemuziek reeksen op de populaire airs en liedjes van zijn tijd. utrecht Aan het eind van zijn leven werd dit 150 werken onvattende repertoire gedrukt in de twee delen van Der Fluyten Lust-hof. Van Eyck droeg het oeuvre ZO 4 SEP, 12.30 UUR op aan zijn verre neef Constantijn Huygens. TIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL JACOB 3.0 / Erik Bosgraaf, Jorrit Tamminga, Arjen de Vreede (DJ DNA)
Thiemo Wind 15
TEKST BEELD
AGNES VAN DER HORST YAT HO TSANG
THUIS OP ALLE TOETSEN OLGA PASHCHENKO IS ARTIST IN RESIDENCE
Olga Pashchenko is artist in residence
THUIS OP ALLE TOETSEN
16
OLGA PASHCHENKO .INTERVIEW
Twee jaar geleden dook ze plotseling op in het Festival Oude Muziek. In de reeks Klaviertijgers speelde ze werken van Wolfgang Amadeus Mozart, Johann Joseph Fux en Joseph Haydn. Van de negen ‘tijgers’ was zij de enige die zowel op klavecimbel als op fortepiano speelde. Nu is Olga Pashchenko artist in residence. ‘Het is een droom die uitkomt. Ik ben er heel gelukkig mee’, zegt Pashchenko op het lawaaiige Amsterdamse terras waar we afspraken, en waar de wind af en toe een sliert wietdamp met zich meevoert. Het café ligt aan de Haarlemmerstraat, waar in deze tijd van het jaar een gestage lavastroom van toeristen doorheen trekt. Olga was van plan geweest op het orgel van de nabijgelegen Posthoornkerk te studeren. Dat ging niet door, vanwege een overvol programma met concerten in verschillende Italiaanse steden en met steeds weer ander repertoire. Als je, zoals Olga Pashchenko, klavecimbel, fortepiano, orgel én piano speelt, heb je repertoire van zo’n vijf eeuwen aan klaviercomposities tot je beschikking. Van Bach en Froberger en via Mozart en Mendelssohn tot en met Liszt en twintigste- en eenentwintigste-eeuwse componisten als John Cage en John Adams. ‘Ze hebben inderdaad allemaal een plek in mijn muziekleven’, zegt ze. ‘Maar wat me het meest interesseert is de historische uitvoering. Of het nu een eigentijds muziekstuk is of oude muziek: ik wil het uitvoeren op een historisch verantwoorde manier. Alleen dan valt alles op zijn plek, zodra ik bij wijze van spreken de toetsen indruk voel ik dat onmiddellijk. Bach klinkt beter op het klavecimbel dan op de piano en Mendelssohn komt beter tot zijn recht op een vroeg-romantische piano dan op een Steinway. Als je klassieke stukken speelt op een moderne piano ben je – als je ze in de klassieke stijl wilt uitvoeren – veel tijd en energie kwijt en moet je jezelf beperken. Maar spelend op de fortepiano kun je helemaal los gaan, echt de muziek induiken en alles doen wat het instrument toestaat. Dan blijken er in 17
de muziek heel veel emoties en passies te zitten die je op een totaal andere manier kunt uitdrukken. Die manieren dienen zich bijna vanzelf aan, ze zijn allemaal al aanwezig op het instrument. Natuurlijk gaat het niet écht vanzelf. Je moet voor je begint, goed de stijl bestuderen om alle stilistische mogelijkheden en details te kennen. Maar het instrument doet als het ware suggesties en wijst de weg.’ KLAVECIMBEL VAN DE KERSTMAN Dat Olga Pashchenko met evenveel gemak, technische perfectie en muzikaliteit vier verschillende toetsinstrumenten bespeelt is voor haar de normaalste zaak van de wereld. En, hoewel ze niet uit een muzikale familie komt, is dat toch bijna organisch gegroeid. Haar ouders zijn wetenschappers – vader is bioloog en moeder wiskundige. Toch heeft ze het aan beide ouders te danken dat ze is geworden wie ze is, vertelt ze: ‘Mijn moeder kocht een lot, won een geldprijs en besloot een piano te kopen voor mijn vijf jaar oudere zus. Maar op de een of andere manier was ik veel enthousiaster en ontzettend opgewonden over de komst van het instrument en al gauw duwde ik haar van pianokruk.’ (lacht) ‘Sindsdien was ik er niet meer van weg te slaan. Daar begon het mee. En mijn vader was een groot muziekliefhebber. Hij was dol op oude muziek en had alle platen van Gustav Leonhardt met uitvoeringen van klavecimbelstukken op historische instrumenten. Van heel kleins af aan luisterde ik naar die opnames. Ik herinner het me zelf niet meer, maar mijn ouders vertelden me dat ik – toen ik een jaar of 3, 4 was – briefjes briefjes schreef aan de kerstman of hij me alsjeblieft een klavecimbel wilde geven. Ze stuurden me naar de muziekschool in de buurt, en toen de docente die mij daar lesgaf emigreerde, zorgde ze ervoor dat ik naar de Gnessinschool ging, de Russische Academie voor muziek in Moskou, waar kinderen naast hun gewone lessen ook in muziek worden onderricht. Maar al die tijd dat ik piano studeerde, wilde ik ook klavecimbel en orgel spelen. Ik denk dat dat kwam omdat ik wist dat Bach geen piano had en ik als kind al wilde spelen zoals Bach. Ik had enorm geluk, want de Gnessin had, als eerste school in Rusland, een klas voor oude muziek en klavecimbel. Vanaf mijn dertiende mocht ik die lessen volgen en zo speelde ik vanaf mijn jonge tienerjaren naast piano ook klavecimbel. Inmiddels was het me duidelijk 18
OLGA PASHCHENKO .INTERVIEW
geworden dat ook Mozart niet op een gewone piano speelde en dus werd ik weer heel nieuwsgierig naar de fortepiano en het orgel. Maar voordat ik daaraan kon beginnen moest ik wachten tot mijn achttiende, tot ik naar het conservatorium kon. Sindsdien bespeel ik alle vier de instrumenten.’ Olga Pashchenko studeerde aan het Tsjaikovski Conservatorium in Moskou bij onder meer Alexei Lubimov, volgde masterclasses bij vele grote klavierspelers en haalde cum laude haar masterdiploma’s fortepiano en klavecimbel aan het Conservatorium Amsterdam. Ondertussen was haar carrière flink op gang gekomen. Ze won (en wint) prijzen in orgel-, fortepiano-, piano- en klavecimbelcompetities, en geeft optredens over de hele wereld. SPELEN, VOELEN, ZINGEN Als artist in residence van het Festival Oude Muziek zal Olga op fortepiano en klavecimbel de Eventalks omlijsten met muziek. Daarnaast geeft ze een concert op een historische vleugel met onder meer Felix Mendelssohns Lieder ohne Worte en La lugubre gondola van Liszt – door Venetië geïnspireerde muziek. Een paar dagen later begeleidt ze op een historische piano de zwijgende film Der Golem, wie er in die Welt kam uit 1920. En op de laatste dag van het festival speelt ze op klavecimbel Bachs bewerkingen van composities van Vivaldi en Marcello. Kenmerkend voor Olga Pashchenko is, dat wat ze ook speelt en op welk instrument dan ook, ze zichzelf moeiteloos en totaal lijkt te kunnen vereenzelvigen, niet alleen met de partituur maar ook met het idee van de componist erachter. ‘Het lijkt misschien intuïtief, wat ik doe’, zegt ze daarover, ‘maar ik werk er hard voor. Waarschijnlijk is het ook de Russische school, die je altijd voorhield dat de partituur het allerbelangrijkste uitgangspunt is. In de noten van de componist moet je kunnen lezen wat hij bedoelde met het stuk. Daarnaast bestudeer je de stijl en de historische omstandigheden waarin het werk ontstond. Pas daarna komt je eigen interpretatie en breng je met jouw ziel de muziek tot leven. Maar dan wel altijd binnen de beperkingen van wat de componist met zijn partituur suggereert. Met elk nieuw programma dat ik breng, lees ik veel over de componist en de muziek en soms ook traktaten uit die tijd.’
DER GOLEM Het buitenbeentje binnen Olga Pashchenko’s concerten op het Festival is het begeleiden van de zwijgende zwartwitfilm Der Golem. Pashchenko: ‘Een zwijgende film begeleiden is ontzettend moeilijk. Je moet het exact zó doen dat het past bij de emotie in de film. Het is echt niet zomaar de ene keer een vrolijk en dan weer een droevig themaatje spelen. Ik wil zo goed mogelijk verbeelden wat er op ieder moment op het scherm gebeurt. Als iemand in de film een deur dicht doet, moet ik daar precies op tijd zijn met mijn spel. Het luistert heel nauw, elke seconde telt. Wat het extra risicovol maakt is dat de stukken die ik speel geweldige muziek zijn, muziek waarvan ik ben gaan houden en die ik op een bepaalde manier interpreteer. Die interpretatie moet echter wel precies passen bij wat er op dat moment aan de hand is in de film. En dat ook nog exact op tijd. Dat is superspannend! Omdat de beelden die je ziet zo mooi en boeiend zijn, moet ik ook nog ontzettend oppassen dat ik niet vergeet te spelen.’ Ze doet alsof ze pianospeelt en dan – met grote ogen naar een denkbeeldig scherm kijkend – stopt ze plotseling, schaterlacht ze en zegt ze meteen weer serieus: ‘Maar wat Jed (Wentz, AvdH) doet is nog veel moeilijker. Hij stelde de filmpartituur samen uit allerlei verschillende composities. Dat is een gigantische klus. Hoe hij het materiaal heeft weten te bewerken zodat het perfect bij de film, de sfeer, het tempo, de duur en het ritme ervan past is voor mij Still uit de film Der Golem, wie er in die Welt kam
19
INTERVIEW. OLGA PASHCHENKO
een groot mysterie. En hij heeft het zo goed gedaan dat het volstrekt duidelijk is. Ik kan er heel goed mee werken.’ Ze heeft de film al uitgebreid bekeken: ‘Natuurlijk. Ik moet de film helemaal in mijn hoofd hebben, anders raak ik de draad kwijt.’ Maar Olga Pashchenko houdt ook van oude films. Ze speelde eerder de muziek bij Die Büchse der Pandora, een Duitse misdaadfilm uit 1929 van Georg Wilhelm Pabst en zorgde in het EYE Film Museum voor de muzikale begeleiding van Der brennende Acker van Friedrich Murnau. Der Golem van Paul Wegener en Carl Boese dateert uit 1920. De film gaat over een man van klei, gemaakt door een Rabbi uit de zestiende eeuw, die daarmee een magische beschermer creëert voor het ghetto van Praag. De link met het Venetië-thema van het Festival is dat er ook in Venetië een joods ghetto was, dat dit jaar vijfhonderd jaar bestaat. ‘Wanneer de golem tot leven komt verandert hij gaandeweg in een monster, vertelt Olga. ‘Niemand kan hem verslaan, tot een onschuldig kind zijn macht weet te breken. De film is heel spannend, met veel horror, maar het is ook gewoon een prachtig verhaal. Bovendien wordt er heel goed in geacteerd.’ Het wisselen tussen de verschillende muziekstijlen en tussen instrumenten die ze bespeelt kost Olga Pashchenko weinig moeite: ‘Er zijn behalve veel verschillen ook altijd veel overeenkomsten. In de muziek van de romantiek en in die van de barok gaat het vaak over heftige menselijke emoties, alleen de manier waarop ze worden uitgedrukt is anders. De verschillende stromingen lopen vaak in elkaar over. Mendelssohn werd beïnvloed door Bach, zoals Bach werd beïnvloed door Italiaanse componisten. Als je dat ziet, weet en in muziek vertaalt zijn er geen breuken, maar doorgaande lijnen.’ EEN TEKENING VOOR ROSTROPOVITSJ Vier instrumenten op hoog niveau bespelen, je techniek onderhouden, veel concerten en tournees; dat moet een hoop tijd en energie kosten. Is er nog een leven naast de muziek? ‘Iets buiten muziek?’ Ze moet er even over denken. ‘Ik heb al heel veel dingen in mijn leven gedaan die niets met muziek te maken hadden. Ik heb op een sportschool gezeten. Daar deed ik aan schaatsen en schopte het zelfs tot kandidaat voor een master in sports. In de tijd dat ik op het conservatorium zat, zwom ik veel en nam 20
deel aan zwemcompetities. Toen ik zes was – ik speelde toen al piano – wilde ik architect worden. Ik tekende en schilderde heel veel. Ik mocht toen met een groep jonge musici en architecten mee op een reis naar New York. Ik was de jongste van allemaal, de rest was 10, 11 jaar. We gingen ook op bezoek bij Mstislav Rostropovitsj. Hij was jarig en ik gaf hem een tekening die ik gemaakt had. Dat was ontzettend leuk. En ik heb linguïstiek gestudeerd. Ik heb zelfs nog een tijd als vertaler gewerkt. Het was leuk, maar uiteindelijk vond ik pianospelen toch interessanter. Sinds ik in Amsterdam studeer, focus ik helemaal op de muziek. Alhoewel, ik heb een natuurhoorn gekocht (met een aanstekelijke giechel: ‘o ja, dat is nog steeds muziek!). Ik heb al wat lessen gehad van Teunis van der Zwart en dat was echt fantastisch. Ik kijk er nu al naar uit om ermee door te gaan, zodra ik weer wat tijd heb. Ik had de hoorn zelfs meegenomen op mijn tournees om mijn g te oefenen, want die lijkt nu meer op een f en een b. Olga Pashchenko is behalve een verbluffend veelzijdig multitalent ook nog een groot liefhebber van film (Bunuel, Fellini) en een fervent lezer. Ze houdt van Russische klassiekers als Tolstoj en Dostojewski en is een fan van onder meer Vladimir Nabokov en Kurt Vonnegut. Pashchenko ‘Ik zit vaak in vliegtuigen en treinen. In het vliegtuig lees ik en in de trein haal ik mijn tekort aan slaap in en beantwoord ik e-mails, met op mijn koptelefoon progressieve metal en symfonische rock. Doordat ik zoveel op reis ben is het moeilijk te zeggen waar ik me het meest thuis voel. Amsterdam is wel een basis, een tweede thuis. Ik woon er en heb hier veel vrienden. Maar er is ook nog een huis in Hongarije en de flat in Moskou waar mijn ouders wonen. Ik ben half Russisch en half Oekraïens, maar voel me tocht het meest Russin. Daar groeide ik op.’ MUZIEK MAAKT HET LEVEN WAARD De carrière van Olga Pashchenko, hoewel ze nog maar 30 jaar jong is, zit al behoorlijk in de lift. Maar natuurlijk is er nog veel te dromen en is ze er nog lang niet, vindt ze zelf. Op de vraag wat er nog op haar verlanglijstje staat, volgt een vrolijke stroom van wensen en plannen: ‘Er is nog zoveel muziek te spelen en op te nemen, er zijn nog zoveel programma’s te maken, ideeën te verwezenlijken, spannende
GEINTERVIEWDE.INTERVIEW
plekken te bezoeken. En dan al die musici met wie ik nog wil samenwerken, zoals Richard Egarr, mijn leraar Alexei Lubimov op wie ik heel erg gesteld ben, fluitist Jed Wentz en orkesten als het Freiburger Barockorchester. Ik heb onlangs voor het eerst met het Orkest van de Achttiende Eeuw gespeeld, dat zou ik graag vaker willen doen. Ik kijk nu al uit naar het Festival Winteravonden aan de Amstel in december. Het thema is dit jaar Catharina de Grote, dus dat betekent veel oude muziek. Ik ga er met Alexander Melnikov tweehandig Mozart spelen. Maar vooral wil ik nog beter en dieper de muziek die ik speel doorgronden en kennen. Dan heeft muziek zoveel toegevoegde waarde in het leven.’ ıı
festival oudemuziek utrecht ZO 28 AUG, 22.30 UUR TIVOLIVREDENBURG, HERTZ Olga Pashchenko Venetiaanse Lieder ohne Worte DO 1 SEP, 22.30 UUR TIVOLIVREDENBURG, HERTZ Olga Pashchenko Zwijgende film: Der Golem (1920) ZO 4 SEP, 13.00 UUR LEEUWENBERGH Olga Pashchenko Vivaldi & Bach ZA 27 AUG T/M ZO 4 SEP, 18.30 UUR TIVOLIVREDENBURG, HERTZ Olga Pashchenko Muzikale omlijsting bij de Eventalks (gratis toegankelijk)
21
TEKST BEELD
NOORTJE ZANEN PETRA HAJSKÁ
TSJECHISCH UITSTAPJE NAAR VENETIË SPELEN, DIRIGEREN, JUREREN
Van Legrenzi tot Marcello
22
TSJECHISCH UITSTAPJE NAAR VENETIË
VÁCLAV LUKS .INTERVIEW
Sinds hun indrukwekkende debuut, vier jaar geleden in de Domkerk met Zelenka’s Missa Omnium Sanctorum, treedt het Collegium 1704 van Václav Luks regelmatig op tijdens het Festival Oude Muziek. Dit keer brengen de Tsjechische musici een bont Venetiaans programma rond Legrenzi en Marcello en een intiem ochtendconcert met kamerconcerten van Vivaldi. Collegium 1704 is vooral bekend dankzij de unieke interpretaties van de muziek van Jan Dismas Zelenka, die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de herwaardering van deze Tsjechische componist. Zelenka was ruim dertig jaar verbonden aan het hoforkest van Dresden: een zeer virtuoos orkest dat bestond uit een internationaal gezelschap van beroemde musici zoals de componist Antonio Lotti, de violist Francesco Maria Veracini en de fluitist Johann Joachim Quantz. Componisten als Telemann en Händel kwamen er regelmatig op bezoek. Aan het hof in Dresden musiceerde men tegen een totaal andere culturele achtergrond dan in de algehele Republiek Venetië. In deze vrije samenleving bekleedden musici zelden tot nooit één vaste positie in een orkest. Verschillende kleine aanstellingen bij één van de vele kerken werden meestal gecombineerd met onderwijsbanen en optredens elders in Italië of Europa. Toch is de overstap van de Boheems en Duits georiënteerde programma’s naar een volledig Venetiaans programma helemaal niet zo opmerkelijk. Luks: ‘Het lijken twee totaal verschillende werelden, maar cultureel gezien waren La Serenissima en Dresden niet zo ver van elkaar verwijderd: Venetiaans repertoire was geliefd aan het hof en werd regelmatig uitgevoerd, denk bijvoorbeeld aan de virtuoze soloconcerten van Antonio Vivaldi.’ VAN LEGRENZI TOT MARCELLO Voor het avondconcert in de Grote Zaal van TivoliVredenburg heeft Luks een origineel programma samengesteld met werken van vier Venetiaanse
componisten. Luks: ‘Monteverdi en Vivaldi staan bij ons regelmatig op de lessenaars, maar ik vond het een leuke uitdaging om deze keer componisten te kiezen die werkzaam waren in Venetië in de periode tussen deze twee grote Italiaanse meesters in, rond het jaar 1700. Dit was een overgangsperiode. Giovanni Legrenzi representeert nog de oudVenetiaanse School, terwijl Benedetto Marcello’s muzikale idioom al veel moderner is. Ik wil graag het verschil laten horen tussen de conservatieve geestelijke muziek van Legrenzi en de vooruitstrevende wereldlijke en geestelijke muziek van Marcello. Om aan te geven hoe rijk en gevarieerd het muzikale leven in Venetië was rond deze tijd voeren we ook nog twee werken uit van Tomaso Albinoni en Antoni Lotti.’ Uit het oeuvre van Legrenzi, die kapelmeester was aan de San Marco, heeft Luks een paar vesperpsalmen geselecteerd waaronder een Laudate Pueri en Nisi Dominus en het opgewekte Magnificat. Luks: ‘De muziek van Legrenzi is nog verwant met die van Monteverdi. Dat Marcello’s muziek zo anders klinkt heeft alles te maken met afkomst en opleiding. Ik vind Marcello een zeer interessant persoon, omdat hij geen beroepsmusicus was. Hij behoorde tot de Venetiaanse adel en hij kon zich als amateurcomponist veel meer artistieke vrijheden veroorloven dan zijn professionele collega’s zoals Legrenzi. Marcello was goed op de hoogte van de nieuwste muzikale ontwikkelingen en hij voelde zich vrij om te experimenteren omdat hij geen rekening hoefde te houden met de smaak van zijn publiek: hij hoefde geen geld te verdienen met zijn composities.’ SMAKELOZE VERSIERINGEN Marcello was niet alleen vernieuwend, hij zette zich ook af tegen de muzikale uitvoeringspraktijk van zijn tijd, met name tegen de in zijn ogen smakeloze versieringen die zo in de mode waren. Hij streefde naar focus op de klank en naar verstaanbaarheid van de tekst en hoopte dat hij de zangstijl kon hervormen. Luks: ‘De muziek die wij van Marcello laten horen toont zijn humanistische en muzikale idealen. We hebben gekozen voor de dramatische cantate 23
INTERVIEW. VÁCLAV LUKS
Arianna abbandonata en een selectie uit zijn bekendste werk Estro poetico-armonici, psalmzettingen op Hebreeuwse melodieën. In het uitgebreide voorwoord distantieert hij zich expliciet van de zang- en compositiestijl van zijn collega’s. Met het gebruik van Joodse gezangen voor zijn psalmzettingen verwijst hij naar de Joodse gemeenschap in Venetië. Door veel citaten in zijn psalmen te verwerken, combineerde Marcello twee verschillende muzikale tradities – we zouden dat tegenwoordig een cross-over noemen. We eindigen het programma met een mis van Antonio Lotti, een leerling van Legrenzi en zelf mogelijk de leraar van Marcello. Net als Marcello en Legrenzi componeerde Lotti veel kerkmuziek, maar hij was vooral bekend als operacomponist. Zijn opera’s waren internationaal een groot succes, onder andere aan het hof in Dresden waarvoor hij drie opera’s schreef. Dankzij een bewerking van Zelenka stond de Missa Sapientiae van Lotti destijds ook op het repertoire van het hoforkest in Dresden, maar dan in een grotere bezetting met blazers. Van de Sinfonia van Tomaso Albinoni, waarmee we het concert openen, bestaat ook een versie voor het hoforkest in Dresden, maar wij spelen het origineel, dus zonder fluiten en hobo’s. Net als Lotti was Albinoni internationaal succesvol, zijn composities werden overal in Europa gespeeld.’ MARCELLO’S INTERNATIONALE ROEM Luks: ‘Voor de cantate van Benedetto Marcello hebben we de sopraan Silvia Frigato uitgenodigd. We hebben al veel vaker met haar samengewerkt en ik verheug me op haar interpretatie van het personage Arianna. Voor de werken van Giovanni Legrenzi hebben we meer solisten nodig, die komen allemaal uit het koor. Overigens is het koor vrij klein bezet en wat ik ook heel interessant vind: Marcello heeft in zijn psalmzettingen gekozen voor een koorbezetting waarin vooral de lage stemmen opvallen en waarin de sopranen ontbreken. Wellicht was het zijn reactie op de voorliefde van zijn tijdgenoten voor de hoge stemmen in de opera. Marcello wilde het zelf immers altijd net iets anders doen dan zijn tijdgenoten. Ik vind het fascinerend dat iemand die zo weinig moeite heeft gedaan om populair te worden toch zo beroemd werd. Want hoewel we niet veel weten over de uitvoeringspraktijk van zijn muziek is het wel duidelijk dat hij heel populair was in Europa. Marcello’s muziek werd in verschillende landen gedrukt en 24
verspreid en zijn vocale werken werden regelmatig vertaald. Van de Estro poetico-armonici bestaat bijvoorbeeld ook een versie in het Engels, gearrangeerd door Charles Avison (te horen in het (uitverkochte) concert van het Nederlands Kamerkoor, red.). Voor mij persoonlijk is dat weer een leuk, klein linkje naar ons vorige optreden tijdens het Festival Oude Muziek met het thema England, my England, toen we kamermuziek van Charles Avison speelden.’ KAMERCONCERTEN VAN VIVALDI De ochtend na het programma met Legrenzi, Marcello, Albinoni en Lotti geeft Collegium 1704 ook nog een concert met kamermuziek van Vivaldi. Luks verheugt zich ook op dit intieme concert, waarin hij niet dirigeert, maar klavecimbel speelt. Luks: ‘Het is een kort programma van een uur, gewijd aan de kamerconcerten van Vivaldi. Hoewel Vivaldi zichzelf vooral zag als een man van het theater – hij was impresario en hij componeerde flink wat opera’s – werd hij door zijn tijdgenoten met name gewaardeerd om zijn pedagogische kwaliteiten en zijn virtuoze vioolspel. Hij gaf muziekles aan de meisjes van het Ospedale della Pietà. Hij componeerde honderden soloconcerten en sonates voor dit instituut en de openbare uitvoeringen onder zijn leiding trokken de aandacht van het Venetiaanse publiek. Dat de leerlingen niet alleen zangles en vioolles kregen, blijkt uit de variatie in de bezettingen van Vivaldi’s composities. Naast tientallen vioolconcerten componeerde hij ook soloconcerten voor bijvoorbeeld cello en diverse blaasinstrumenten. Luks: ‘Vivaldi’s kamerconcerten voor fluit, hobo, viool, fagot en basso continuo zijn een mooi voorbeeld van de originele bezettingen die hij soms bedacht, en in het bijzonder de rol van de fagot daarin. Meestal was de fagot onderdeel van de basso continuo, maar in deze kamerconcerten zijn de solo-instrumenten alle vier even belangrijk. Onmiskenbaar gecomponeerd door de meester van het soloconcert en de ritornellovorm.’ INTERNATIONAAL VAN WASSENAER CONCOURS Václav Luks is deze zomer ook uitgenodigd als jurylid van het Internationaal Van Wassenaer Concours: ‘Tijdens mijn studie heb ik zelf een prijs gewonnen als deelnemer aan dit concours, dat toen nog plaatsvond in Den Haag en nog niets te maken had met het Festival. Ik vind het een goed idee dat
Collegium 1704
het concours tegenwoordig onderdeel uitmaakt van de hoofdprogrammering van het Festival. Toen wij in 2012 voor het eerst optraden in Utrecht, merkte ik meteen dat het een bijzonder festival is, mede dankzij de betrokkenheid en het enthousiasme van het publiek en de atmosfeer in de stad. Deze goede sfeer zal zeker een gunstige invloed hebben op het concours. Omgekeerd is het concours ook van grote toegevoegde waarde voor het festival. Daarmee krijgt het wat mij betreft nog meer allure. Bovendien is het volgens mij heel vormend voor jonge oudemuziekspecialisten om deel te nemen aan het Internationaal Van Wassenaer Concours, belangrijker dan aan de vele concoursen voor solo-instrumenten of zang. In de oudemuziekscene is samenspel erg belangrijk, en dat is een van de belangrijkste elementen van het concours. Voor mij persoonlijk is het ook een mooie kans. Ik hecht veel waarde aan muziekonderwijs, maar ik heb zelf een te volle agenda om naast mijn concerten ook nog op regelmatige basis les te geven. Ik kan dus geen eigen leerlingen onder mijn hoede nemen, dat kan ik ze niet aandoen. Door
af en toe masterclasses te geven en op te treden als jurylid kan ik toch een kleine bijdrage leveren aan het onderwijs van de generaties na mij.’ ıı
festival oudemuziek utrecht MA 29 AUG, 20.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL Collegium 1704 / Václav Luks Legrenzi en Marcello DI 30 AUG, 11.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, HERTZ Collegium 1704 / Václav Luks Vivaldi: kamerconcerten
25
TEKST BEELD
MARCEL BIJLO CHRISTIAN KLENK
ALLES GEBEURDE IN DE ZEVENTIENDE EEUW IN VENETIË SIMEN VAN MECHELEN BREEKT EEN LANS VOOR VOOR CASTELLO EN GRANDI
Simen Van Mechelen breekt een lans voor Castello en Grandi
ALLES GEBEURDE IN DE ZEVENTIENDE EEUW IN VENETIË
26
SIMEN VAN MECHELEN .INTERVIEW
Trombonist Simen Van Mechelen is tijdens het komende Festival Oude Muziek maar liefst vier keer te bewonderen: bij ClubMediéval, Concerto Palatino en Capriccio Stravagante, en natuurlijk met zijn eigen ensemble Scorpio Collectief. Zowel in grote als kleinere bezetting speelden blazers een belangrijke rol in de Republiek Venetië. Sterker: blazers waren in de zeventiende eeuw de best betaalde musici en hun niveau was ongekend hoog. Van Mechelen kan daarom met dit repertoire in Utrecht zijn hart ophalen. Van Mechelen: ’We komen met een vrij intieme bezetting: cornetto, viool, trombone, cello en continuo. En daarbij komt nog een zangeres: de jonge Franse sopraan Perrine Devillers. Zij is echt een ontdekking! Bij dit soort projecten zoek ik altijd naar zangers met stemmen die het beste mengen met onze instrumentcombinatie, zoals Johannette Zomer, Monika Mauch en Alex Potter. Perrine heeft ook precies het juiste timbre dat bij ons ensemble past. We gebruiken één zangstem, maar sommige werken op ons programma vragen eigenlijk om meer vocale partijen. Die bezetten we dan met instrumenten, een techniek die in Venetië ook veel werd toegepast. Dan heb je dus een krachtige, heldere stem nodig die goed met de instrumenten mengt en daar, als het moet, bovenuit kan komen. Van Monteverdi kozen we bijvoorbeeld een Confiteor uit de Selva Morale e Spirituale, waarbij we maar één partij vocaal bezetten. Op die manier hoor je deze muziek dus ineens in een hele andere uitvoering!’ CASTELLO EN GRANDI Monteverdi is veruit de bekendste naam op het programma, dat opent met een opgewekt Cantate Domino van Francesco Cavalli. Maar de muziek van deze twee grootmeesters vormt niet de rode draad van het concert. Van Mechelen: ‘Het programma is gecentreerd rond twee andere componisten, die net als Monteverdi en Cavalli baanbrekend zijn
geweest, elk in hun eigen genre: Dario Castello met zijn sonates en Alessandro Grandi met zijn solomotetten.’ Waarin onderscheidden deze twee toch vrij onbekende componisten zich van hun bekendere tijdgenoten? Van Mechelen brandt los: ‘Wat Castello doet in zijn sonates is echt ongehoord. Soms duren ze meer dan twaalf minuten, zeer uitzonderlijk voor zijn tijd, en dan komt er van alles voorbij. Hij schreef in feite een soort instrumentale mini-operaatjes die gebaseerd zijn op de toen net ontwikkelde affectenleer. Je zou die stukken een instrumentale pendant kunnen noemen van het recitar cantando van Monteverdi, van de seconda prattica. De contrasten tussen de verschillende secties van een sonate zijn soms enorm en qua virtuositeit is dit de moeilijkste muziek van die tijd. Deze sonates werden tijdens kerkdiensten gespeeld als instrumentaal intermezzo, maar ze zijn soms zo uitgebreid dat ze waarschijnlijk ook als zelfstandige werken werden uitgevoerd, buiten de kerk. De scheidslijn tussen kerkmuziek en wereldlijke muziek was in Venetië sowieso erg dun: in beide werd precies hetzelfde arsenaal aan affecten en technieken gebruikt. Je ziet dat Castello ook componeerde voor de specifieke klankmogelijkheden van viool of cornetto, hoewel hij niet altijd precies vermeldt voor welk instrument een bepaalde partij bedoeld is. Vaak volstaat hij met de vermelding ‘a due canti’ – voor twee melodie-instrumenten. Maar de muziek wijst je onontkoombaar in de goede richting. Als hij een laag solo-instrument voorschrijft, laat Castello de uitvoerende vaak de keuze tussen een trombone en een laag strijkinstrument. Je hebt dus als ensemble ook de vrijheid om de bezetting deels zelf te bepalen, afhankelijk van welk instrument je het beste vindt passen. Bij een bezetting met viool en cornetto kom je, als er ook nog een laag soloinstrument is, vanzelf bij de trombone uit. Althans, dat is mijn ervaring. Maar je hebt natuurlijk alle vrijheid om voor een cello te kiezen, hetgeen ook wij in sommige sonates doen. Dit is typisch muziek van ‘vrijheid in gebondenheid’: je kunt er veel verschillende kanten mee op, maar uiteindelijk ontdek je al doende wel wat de beste optie is. De muziek vraagt 27
INTERVIEW. SIMEN VAN MECHELEN
veel van de musicus én van de luisteraar, doordat de muzikale ideeën elkaar zo snel opvolgen.’ RIVALITEIT IN DE SAN MARCO Welke plaats nam Castello in het Venetiaanse muziekleven in? Van Mechelen: ‘Over Dario Castello zelf is nog veel onduidelijk. We associëren hem met de San Marco, maar uit niets blijkt dat hij daar ook daadwerkelijk actief is geweest. We kennen een paar Castello’s uit Venetië, maar daar zit geen Dario tussen. Het zou kunnen dat hij de naam van zijn vader, Giovanni, gebruikte. Het enige dat we weten is dat hij de leider was van één van de Venetiaanse instrumentale ensembles. Maar als componist was hij echt revolutionair. Van Alessandro Grandi weten we wél zeker dat hij aan de San Marco verbonden was. Hij was sopraanfalsettist in de San Marco en werd genoemd als één van de opvolgers van Monteverdi als kapelmeester daar. Er schijnt behoorlijk wat rivaliteit geweest te zijn tussen Monteverdi en Grandi. Zo mocht Grandi geen werken voor grote bezettingen componeren. Daarom concentreerde hij zich op motetten voor solostem en kleine instrumentale ensembles. In dit genre heeft hij werken gecomponeerd die ik beschouw als de allerbeste van de zeventiende eeuw, hij overtreft daarin zelfs Monteverdi.’
28
EXPERIMENTEERZIN Maar hóren doen we Grandi’s muziek nauwelijks. Ik vertel Simen Van Mechelen dat ik als dertienjarige al diep onder de indruk was van een aantal motetten van Grandi op een elpee van The Early Music Consort of London van David Munrow. Hij reageert enthousiast: ‘Met James Bowman en Martyn Hill! Echt een fantastische plaat is dat, die heeft mij echt gevormd. In die motetten zitten ook prachtige trombonepartijen. Dat is helemaal mijn muziek. Alles komt erin samen: een prachtige vocale lijn, perfecte interactie tussen stem en instrumenten en een grandioze tekstuitbeelding. Dat zijn alle ingrediënten die de Venetiaanse muziek van de zeventiende eeuw zo uniek maken. Componisten werden gedreven door experimenteerzin – eigenlijk vanaf het ontstaan van het recitar cantando en de daarmee verwante instrumentale stijl. Dat voortdurende zoeken en experimenteren heeft tot het einde van de zeventiende eeuw echt de mooist denkbare muziek opgeleverd. Daarna werd het, kort door de bocht gezegd, eigenlijk alleen maar minder. Muziek werd oppervlakkiger: de nadruk kwam steeds meer op virtuositeit te liggen, meer dan op expressie. Dat had natuurlijk ook met de ontwikkeling in de opera te maken, waar het niet de componisten, maar de zangers waren
SIMEN VAN MECHELEN .INTERVIEW
die bepaalden wat er uiteindelijk klonk: de virtuoze aria’s. In de kerkmuziek ging het ook steeds meer die kant uit. Het strijkorkest werd de norm en de ensembles van strijkers en blazers, juist zo kenmerkend voor Venetië, verdwenen ook daar aan het einde van de zeventiende eeuw helemaal. BANDE DI PIFFARI Dat de Venetianen in de zeventiende eeuw zo’n rijke blazerscultuur hadden, veel meer dan bijvoorbeeld in Rome (waar de nadruk op de strijkers lag) is genoegzaam bekend. Waar kwam dat vandaan? Van Mechelen: ‘Het had te maken met het inzicht dat muziek, en zeker muziek voor blazersensembles, een echt prestigeobject was. Die ensembles waren er niet in de eerste plaats om mensen van muziek te laten genieten, maar om status en macht uit te stralen. Ik heb eens uitgezocht hoeveel ensembles er nu eigenlijk precies waren en dat is echt ongelofelijk: de kerken, palazzi, ospedali en scuole beschikten allemaal over een eigen groep van blazers en strijkers en daarnaast had je nog de bande di piffari, blazersgroepen die bij allerlei gelegenheden werden ingezet. De doge had een eigen piffari-ensemble dat voorop liep als hij in processie door de stad ging. Dat was een groep met cornetti, trombones, schalmeien, doedelzakken en trommels. Ook de kleinere ensembles, waarin strijkers en blazers samenspeelden, waren van groot belang. Er is enorm veel muziek gecomponeerd voor combinaties van cornetto, viool en trombone – muziek die we nu nog lang niet allemaal kennen. Ik ben nog steeds druk bezig om bibliotheken en archieven uit te kammen op zoek naar interessant repertoire en het is nog steeds vrij gemakkelijk om muziek te vinden die sinds de zeventiende eeuw niet meer is uitgevoerd.’ JARDIN SECRET De agenda van Simen Van Mechelen is evengoed al meer dan gevuld. Dat blijkt alleen al uit het feit dat hij tijdens het komende Festival Oude Muziek vier keer op het podium staat. Hij vertelt: ’Als historische trombonist kun je eigenlijk in al het repertoire terecht dat op een festival met oude muziek aan de orde is, van middeleeuwen tot en met romantiek. Je speelt dan wel steeds op een andere trombone maar als ensemblespeler heb je in al die muziek een rol. Ik vind het leuk om die stijlen met elkaar af te wisselen en dat te combineren met mijn eigen ensemble. Met het Scorpio Collectief richt ik me op de zeventiende
eeuw, de enige periode met een omvangrijk solistisch repertoire voor de trombone.’ Zijn er voor een ensemble als Scorpio Collectief, met een behoorlijk gespecialiseerde bezetting en onbekend repertoire, genoeg mogelijkheden om concerten te geven? Van Mechelen: ‘Genoeg om alles in eigen hand te kunnen houden en dat wil ik ook heel graag. Scorpio is echt mijn jardin secret. Ik wil dit ensemble wel een beetje ‘klein’ houden, daar vraagt de muziek die we uitvoeren ook om. Als freelancer speel ik vaak in orkesten en ensembles, er is werk genoeg, maar voor Scorpio wil ik het allemaal zelf kunnen regelen, zonder bemoeienis van managers of een productieleider. Dat geeft me ook de mogelijkheid om per project precies de juiste mensen bij elkaar te zoeken en met een flexibele bezetting te werken. Twee jaar geleden hebben we, als slotconcert van het Festival Oude Muziek, het Requiem van Fux gedaan met Vox Luminis en toen hadden we natuurlijk een veel grotere bezetting dan waarmee we dit jaar naar het festival komen. Fux hebben we opgenomen en die cd verschijnt binnenkort. Ik ben nu bezig om, voortbordurend op ons festivalprogramma, muziek te verzamelen voor nog een paar soortgelijke programma’s. Daarin ga ik ook onderzoeken hoe groot de Italiaanse invloed in Duitsland is geweest, aan de hand van Duitse teksten op Italiaanse muziek. Een boeiend onderwerp, want daardoor merk je dat wat er in Venetië gebeurde een paar decennia nog doorging aan de andere kant van de Alpen. Ook hier kom ik steeds weer nieuw repertoire tegen, van componisten die we nog nauwelijks kennen. Maar als ensemble vergeten we ook het bekende werk niet. We haken als blazersgroep vaak aan bij andere ensembles, bijvoorbeeld voor uitvoeringen van de Mariavespers van Monteverdi. Dan worden we echt als banda di piffari ingezet, net als vroeger in Venetië.’ ıı
festival oudemuziek utrecht ZO 4 SEP, 11.00 UUR GEERTEKERK Scorpio Collectief / Simen Van Mechelen Barokke blaasmuziek
29
TEKST BEELD
MARCEL BIJLO CORINNE SILVA
HET ACTUELE VERHAAL VAN JUDITH KATARINA LIVJANIĆ OVER JUDITH VAN BETHULIA
Katarina Livjanić over Judith van Bethulia
30
HET ACTUELE VERHAAL VAN JUDITH
KATARINA LIVJANIĆ .INTERVIEW
Festivalthema ‘La Serenissima’ omvat veel meer dan het reilen en zeilen in de Republiek Venetië. Eén van de meest fascinerende uitstapjes tijdens het komende Festival Oude Muziek is het verhaal van Judith van Bethulia, waarin geen woord Italiaans klinkt, maar waarvan de oorspronkelijke bron het levenslicht zag in Venetië. Katarina Livljanic, zangeres, musicoloog en oprichter van het ensemble Dialogos, maakte een intieme muziektheatrale voorstelling op basis van het omvangrijke epische gedicht van Marko Maruli , dichter uit de renaissance en net als Livljani afkomstig uit Kroatië. Maruli publiceerde zijn gedicht Judita in 1521 in Venetië. Volgens Livjani hebben Kroatië en Venetië elkaar op grote schaal cultureel beïnvloed. Ze ervoer het zelf: ‘toen ik voor de allereerste keer in Venetië kwam, was ik echt verbijsterd over de architectuur daar. Het voelde voor mij alsof ik thuis was, maar dan in een wereldstad. Venetië was, zeker in de zestiende eeuw, een stad van vele nationaliteiten en vele culturen. Die hebben allemaal hun invloed gehad en die zie je nu nog. Er waren in de zestiende eeuw hele wijken in de stad waar mensen van een bepaalde nationaliteit elkaar opzochten en hun eigen culturele identiteit deelden. Dat had zijn weerslag op de architectuur, de muziek, de schilderkunst en de literatuur.’ ALLEGORISCHE DIALOGEN Voor het idee voor deze muziektheaterproductie moeten we echter veel verder terug. Livjani begint bij het begin: ‘De eerste aanzet was mijn kennismaking met een aantal anonieme allegorische dialogen in een taal die veel leek op mijn moedertaal, maar het toch niet helemaal was. Ik was op reis, ver van mijn eigen land, en zat een lange winteravond alleen. Ik las die teksten en werd er diep door geraakt. Waarschijnlijk zijn die ontroerende tekstregels van de hand van een eenvoudige Kroatische priester,
opgeschreven uit de grond van zijn hart. Het liet me niet los en uren heb ik naar die teksten zitten kijken. Ik wist dat ik er iets mee wilde doen, maar het duurde wel even voordat ik daar echt een vorm voor had gevonden. Toen ben ik gaan onderzoeken waar de teksten precies vandaan kwamen en of er nog meer van dit soort dialogen waren. In Zagreb vond ik de collectie Vartal en daaruit ben ik gaan putten. Al lezend viel me de overeenkomst op met de stijl van Marko Maruli , de zestiende-eeuwse dichter die wordt beschouwd als de vader van de Kroatische literatuur. Het bleek zelfs dat een deel van de door mij gevonden anonieme teksten aan Maruli werd toegeschreven. Zo ontstond het idee om het lange epische gedicht Judita van Maruli te gebruiken als basis voor een voorstelling en om die anonieme teksten daarin ook een plaats te geven. Vervolgens duurde het nog wel een hele tijd voordat er iets als een raamwerk voor de voorstelling ontstond, want als wetenschapper wilde ik grondig te werk gaan. Allereerst moest ik de tekst van Maruli inkorten – als ik het hele gedicht had gebruikt duurt de voorstelling ongeveer vierentwintig uur. Ik heb dus een selectie gemaakt waarbij de verhaallijn volkomen intact is gebleven. Aan de tekst zelf heb ik geen letter veranderd, die is goed zoals hij is. Maruli schreef Judita in het Kroatisch, om precies te zijn in het dialect van Split. Hij schreef het in eerste instantie voor een benedictinessenklooster aan de Dalmatische kust en liet het in 1521 in Venetië drukken. De kennis van het Latijn was in de kloosters rond Split beperkt, een tekst in de volkstaal lag dus voor de hand. Zo’n lange tekst in het Kroatisch is toch uniek, aangezien ook Maruli aanvankelijk in het Latijn publiceerde.’ JUDITH UIT BETHULIA Het bijbelboek Judith sprak door de eeuwen heen sterk tot de verbeelding. Het verhaalt van de rijke Judith uit Bethulia die in haar eentje de overname van de stad door de Assyriërs verhindert. Ze infiltreert het vijandelijke kamp en verleidt de veldheer Holofernes. Ze voert hem dronken en als hij diep in slaap is onthoofdt ze hem. Daarmee voorkomt ze de 31
INTERVIEW. KATARINA LIVJANIĆ
inname van de stad en de Assyriërs slaan in verwarring op de vlucht. Drama genoeg dus en het is dan ook niet verwonderlijk dat het verhaal van Judith een inspiratiebron was voor vele kunstenaars: Botticelli, Michelangelo, Caravaggio en Rubens, om er maar enkelen te noemen, beeldden scènes uit het verhaal uit. Vooral het beeld van Judith met het hoofd van Holofernes in haar hand was geliefd. Ook componisten wisten raad met dit verhaal, onder wie Carissimi, Alessandro Scarlatti, Vivaldi en Charpentier. Het bijzondere aan Judith is dat het één van de weinige Bijbelverhalen is waarin de vrouw uiteindelijk van de man wint. Verklaart dit ook de populariteit van Judith in vrouwelijke kloostergemeenschappen en, later, bij feministen? Katarina Livjani trekt het breder: ‘Judith is een actueel verhaal over macht, over oorlog en vooral ook over liefde en innerlijke strijd. Dat zijn universele thema’s van alle tijden en uit alle windstreken.’ NARRATIEVE GEZANGEN VOOR DE GOEDE WEEK Maruli schreef een tekst, maar die is niet overgeleverd met muziek. Was het desondanks toch gebruikelijk om dit gedicht te zingen? Livjani : ‘Ik weet niet of dat de gewoonte was, maar omdat we geen muziek voorhanden hadden, moest ik op zoek gaan naar melodieën uit de omgeving van het klooster en uit andere archieven uit die regio. Ik vond een aantal melodieën die werden gebruikt voor narratieve gezangen voor de Goede Week. Die melodieën zijn emotioneel heel krachtig en ze zijn wat hun metrische structuur betreft zeer geschikt om de tekst van Maruli op te zingen. Het interessante is dat die melodieën ook nu in Dalmatië nog bekend zijn: ze werden mondeling doorgegeven en worden 32
nog altijd gezongen. Dat in combinatie met de taal waarin Maruli zijn tekst schreef, die sterke overeenkomsten vertoont met het dialect dat mijn grootouders spraken, brengt deze materie voor mij echt heel dichtbij. Maar wat krijgt het publiek dan precies te horen en te zien tijdens dit bijzondere concert? Livjani vertelt: ‘Ik heb als het ware een nieuw werk gecreëerd door de teksten van Maruli , de anonieme allegorische dialogen en de traditionele melodieën met elkaar te verbinden. De taal vormt geen enkel probleem voor het publiek: we spelen deze productie al een paar jaar over de hele wereld en overal zorgen we ervoor dat de tekst boventiteld wordt in de landstaal. Wat ik zing is tijdens het concert in het Nederlands te volgen. IN HET HOOFD VAN HOLOFERNES Ik zet het verhaal een paar keer stil om helemaal in de gedachten van één van de personages te kunnen kruipen. Dat doe ik bijvoorbeeld op het moment dat het hoofd van Holofernes los komt van zijn lichaam. Dan horen we in het concert de gedachten die op dat moment door zijn hoofd gaan. Of wanneer Judith haar tegenstrijdige gevoelens voor Holofernes laat blijken in een innerlijke dialoog tussen haar ziel en haar verstand. Ze haat hem, omdat hij haar volk wil onderwerpen, maar ze is ook van hem gaan houden. Die innerlijke dialogen tussen lichaam en ziel waren eigenlijk het uitgangspunt voor deze hele voorstelling. Ik vertel het verhaal zingend, sprekend en reciterend. Ik gebruik mijn stem dus op diverse manieren en die wissel ik soms snel af. Het gaat daarbij puur om de emoties van het verhaal en die kan ik door het steeds wisselende stemgebruik ook overbrengen op een publiek dat de taal niet verstaat.
KATARINA LIVJANIĆ .INTERVIEW
TRADITIONELE KROATISCHE INSTRUMENTEN Voor het concert neem ik twee instrumentalisten mee: Norbert Rodenkirchen op fluiten en Albrecht Maurer op strijkinstrumenten. Beiden bespelen ook traditionele Kroatische instrumenten. Er is een lirica, een soort vedel die in een dissonant akkoord is gestemd, en een dvojnice, een traditionele dubbele fluit. De instrumentalisten volgen de gezongen melodieën en improviseren af en toe. De improvisaties die ze spelen zijn gebaseerd op bronnen uit de tijd en de omgeving van Maruli . Verder hebben we een bescheiden lichtontwerp en mise en scène, allemaal heel intiem. Ik gebruik historisch materiaal, tekst en muziek, dat ik met elkaar combineer en waar ik vooral ook mijn eigen verbeeldingskracht aan toe wil voegen. Maar ik wil met deze voorstelling helemaal niet pretenderen dat ik een historische reconstructie aan het maken ben.’ WETENSCHAPPELIJKE ONDERBOUWING Door haar academische achtergrond – Livjani doceert musicologie aan de Sorbonne in Parijs – is Judith net als alle andere projecten van Dialogos stevig wetenschappelijk onderbouwd. Livjani vertelt: ‘In 2003 kreeg ik de eerste ideeën voor Judith en vervolgens heb ik drie jaar onderzoek gedaan naar alle aspecten. Daarbij heb ik dankbaar gebruik gemaakt van de kennis van wetenschappers met verschillende achtergronden. Ik had een team om me heen verzameld van musicologen, literatuurwetenschappers, kunsthistorici, theologen, antropologen en Marko Maruli -specialisten van het aan hem gewijde onderzoekscentrum in Split. Daar waren mensen bij die als geen ander thuis zijn in het werk van Maruli maar ook mensen die alles weten van
de nu nog levende Glagolitische traditie en hoe die zich in de loop der eeuwen heeft ontwikkeld. Met de musici en instrumentbouwers hebben we gezocht naar de juiste instrumenten, die vervolgens speciaal voor dit project zijn gemaakt. Al die kennis had ik nodig om tot dit resultaat te komen. Op die manier werk ik altijd met Dialogos. Het voortraject is altijd lang. Dialogos gaat daarbij ook graag de samenwerking aan met andere ensembles. Ik wil in onze programma’s graag een link leggen tussen verleden en heden. Veel programma’s die we in de loop der jaren hebben ontwikkeld gaan over oude muziek in relatie tot nu nog levende tradities. Ik combineer daarbij geschreven bronnen met orale tradities en daarmee kan ik laten horen dat de oude teksten en de oude muziek die we gebruiken nog steeds heel actueel zijn, en dat je die muziek op een hele aansprekende manier aan het publiek kunt overbrengen. Moderne technieken als boventiteling en een lichtplan helpen daarbij, ik vind dat je die niet moet schuwen. Bij Judith komt daar nog bij dat dit programma door de intimiteit en de taal voor mij een heel persoonlijke voorstelling is geworden.’ıı
festival oudemuziek utrecht MA 29 AUG, 22.30 UUR TIVOLIVREDENBURG, HERTZ Dialogos / Katarina Livjanić Judith van Bethulia
33
34
TEKST BEELD
BENJAMIN VAN VLIET FABIO MUZZI
GASPARINI EN HET VERGETEN TOSCANE CARLO IPATA VAN AUSER MUSICI
Carlo Ipata van Auser Musici
GASPARINI EN HET VERGETEN TOSCANE
CARLO IPATA .INTERVIEW
De Toscaanse dirigent en fluitist Carlo Ipata en zijn ensemble Auser Musici brengen al bijna twintig jaar lang vergeten componisten uit hun eigen streek voor het voetlicht. Vorig jaar brachten ze de allereerste cd-opname uit van de opera Il Bajazet uit 1719 van Francesco Gasparini. Deze zomer herintroduceren ze samen met sopraan Roberta Invernizzi de componist tijdens het Festival Oude Muziek met aria’s uit een eerdere en latere versie van de opera, en een cantate van Nicolò Porpora. ‘Bijna alles dat ik weet van oude muziek, heb ik geleerd in Den Haag van mensen als Wilbert Hazelzet,’ vertelt Carlo Ipata. De dirigent studeerde medio jaren ‘90 traverso aan het Koninklijk Conservatorium van Den Haag. ‘Over het doen van historisch onderzoek, hoe je een groep kunt opzetten, concerten organiseren. Ik heb veel respect voor de Nederlandse oudemuziekcultuur. Nederland is heel vaak in mijn gedachten.’ Onmiddellijk na zijn studie, in 1997, richtte hij zijn ensemble Auser Musici op. ‘Ik wilde op zoek naar een manier om het Toscaanse repertoire te verdiepen. Want Toscane, waar wij wonen en waar heel het ensemble vandaan komt, is enorm rijk aan muziekgeschiedenis. De opera is bijvoorbeeld geboren in Toscane, in het Palazzo Pitti. Het eerste strijkkwartet werd gecomponeerd en uitgevoerd door musici uit Toscane: twee uit Lucca en twee uit Livorno. Een van de eerste concerti grossi werd geschreven door een man genaamd Lorenzo Gregori uit Lucca. Het zijn zo maar een paar voorbeelden, om een indruk te geven van de rijkdom van onze muzikale geschiedenis.’ ‘En dan heb je componisten zoals Geminiani, Gasparini, Boccherini, tot aan Puccini zelfs, als je zover wilt gaan, of Cherubini. Bijna al die componisten werden geboren in Florence, genoten daar hun muzikale vorming en trokken daarna Europa in om de Italiaanse stijl te verspreiden. Ik vind het fascinerend om dat soort ontwikkelingen te onderzoeken
en in kaart te brengen. Als je naar onze discografie kijkt, zie je bijna alleen maar werk van Toscaanse componisten, waarmee een beeld te geven van de bijdrage van Toscane aan de Europese muzikale taal. In Toscane liggen de wortels van onze muziekgeschiedenis.’ VAN VREUGDE NAAR PURE WOEDE Tijdens het Festival Oude Muziek speelt Ipata met zijn Auser Musici een programma rond een van Ipatas favoriete Toscaanse componisten: Francesco Gasparini. Vorig jaar nog maakten ze de allereerste opname van Gasparini’s opera Il Bajazet. De opera uit 1719 is een van de weinige volledig bewaard gebleven opera’s van de componist, en loopt als een rode draad door zijn oeuvre. Acht jaar eerder maakte hij ook al een versie van het verhaal onder de naam Tamerlano en in 1723 maakte hij een derde versie, Il Bajazette. Die eerste en derde versie, beiden geschreven in Venetië, zijn grotendeels verloren gegaan, maar in het Festival Oude Muziek deze zomer brengt Auser Musici enkele bewaard gebleven aria’s. ‘De drie versies zijn compleet verschillend van elkaar. Van de eerste versie uit 1711 zijn maar zes aria’s bewaard gebleven. Van die van 1723 zijn er meer, ik geloof twaalf. En van de tweede zijn alle 32 bewaard gebleven. Dus het is moeilijk om ze te vergelijken. Maar het is zeker dat ze compleet verschillend zijn. Het libretto is wel in alle versies hetzelfde en is gebaseerd op een Frans origineel drama dat als eerste door Scarlati op muziek werd gezet en waar Gasparini de tweede opera van maakte. Na hem hebben nog talloze componisten opera’s gemaakt op basis van dat verhaal, waaronder Händel en Vivaldi. Het is een van de verhalen die het vaakst muzikaal bewerkt zijn. Hoe dat komt? Het is een verhaal vol dramatische elementen. Het gaat over de prins Bajazet die gevangene is van de koning Tamerlano. En Tamerlano is verliefd op Asteria, de dochter van Bajazet. Hij stelt voor: als Asteria met mij trouwt, laat ik je vrij. Maar Asteria háát Tamerlano en probeert hem tot twee keer toe te vermoorden. Uiteindelijk pleegt Bajazet zelfmoord om iedereen rust te 35
INTERVIEW. CARLO IPATA
Ensemble Auser Musici
geven. Het publiek smulde van al die dramatische elementen en het was zeer dankbaar materiaal voor componisten om mee te werken. Neem bijvoorbeeld de aria’s van Asteria, waarin ze vol wanhoop zichzelf beklaagt over haar mislukte moordpogingen op Tamerlano. Of een personage als Irene, de verwachte bruid van Tamerlano. Zij komt op in de opera met een vreugdevolle aria over hoe blij ze is dat ze met Tamerlano gaat trouwen. Maar dan komt ze erachter dat Tamerlano verliefd is op Asteria. Binnen één scene verandert haar stemming zo compleet, van vreugde naar pure woede.’ COMPONIST TUSSEN DE EEUWEN IN ‘Gasparini’s biografie is goed bekend, er is veel literatuur en er zijn verschillende biografiën. Hij werd geboren in Camalliore, een klein dorpje tussen Lucca en de kust. Hij studeerde in Lucca en ging toen naar Rome, waar hij studeerde. Toen ging hij naar Venetië, waar hij de muzikale directeur werd van het Ospedella della Pietà, en ondertussen zijn opera’s schreef voor het theater van Venice. Hij was 15 jaar in Venetië en toen, in 1714 of iets daaromtrent, ging hij terug naar Rome en werd daar organist en stierf er uiteindelijk. Hij wisselde zijn leven dus af tussen Venetië en Rome. Maar hij gaf concerten verspreid over heel Europa.’ ‘Hij was een bijzonder invloedrijke en geliefde componist in zijn tijd. Bach was bijvoorbeeld erg 36
onder de indruk van zijn Missa a quattro voci en maakte er een bewerking van om te spelen in de Thomaskirche in Leipzig. Hij had nauw contact met Domenico Scarlati en Händel gebruikte de slotscène van Gasparini’s Il Bajazet, waarin Bajazet sterft op het podium - voor die tijd uniek, personages stierven altijd buiten de scène - in zijn geheel in zijn eigen versie van het verhaal, zijn Tamerlano. En Gasparini’s beroemde traktaat voor basso continuo, L’Armonico Pratico al Cimbalo, werd tot twee eeuwen na zijn dood herdrukt en tot aan het begin van de twintigste eeuw gebruikt.’ ‘Gasparini staat precies tussen de manier van componeren van de late zeventiende eeuw - de generatie van na Monteverdi, zoals Antonio Cesti en Antonio Draghi - en de achttiende eeuw. In de 17e eeuw was er in opera’s nog een doorlopende lijn tussen recitativo, arioso en aria’s, vaak nog zonder da capo. Alles vloeiend, zonder te stoppen tussen de verschillende delen. Uiteindelijk veranderde dat naar een schema van sterk gescheiden recitativo’s en aria’s, waarbij de aria’s heel lang waren, met een da capo en heel veel variaties en versieringen.’ ‘Vooral Gasparini’s stemgebruik is nog erg bijzonder en vertegenwoordigt het einde van een tijdperk. Er is een mooie brief van Gasparini aan Pier Francesco Tosi, die in 1723 de Opinoni de’ cantori antichi e moderni... schreef, een traktaat over de juiste manier van zingen, en dit naar Gasparini opstuurde.
CARLO IPATA .INTERVIEW
Gasparini stuurde hem een brief terug om hem te bedanken, waarin hij aangaf een hekel te hebben aan de nieuwe manier van componeren, waaronder die van ‘die componist met zijn grote neus, die alleen maar heel veel noten en heel veel herrie schrijft’. Met die componist met de grote neus bedoelde hij Vivaldi. Die hij goed kende, want hij had Vivaldi zelf aangenomen als vioolleraar aan het Ospedale della Pietà. Gasparini’s muziek is inderdaad nog erg anders dan die van Vivaldi en Händel, waar de aria’s lang en groots zijn en de zangers de kans krijgen om technisch alles uit de kast te halen. Gasparini’s aria’s zijn kort en altijd doortrokken van een soort adelijkheid en sereniteit in het stemgebruik. Ze zijn heel verstild en puur, zelfs de aria’s waarin de personages vechten of kwaad zijn. De begeleiding bestaat vaak uit minimale elementen, op obbligato instrumenten zoals hobo’s, fluiten of violen. Daar heeft hij genoeg aan om het gevoel over te brengen.’ VERGETEN GESCHIEDENIS Om de bijzondere positie van Gasparini hoorbaar te maken, spelen Carlo Ipata en zijn Auser Musici tijdens het Festival Oude Muziek na Gasparini’s muziek een cantate van Nicola Porpora. Ipata: ‘Porpora is van de generatie na Gasparini. Hij werkte in Napels en was een leraar. Hij staat voor de nieuwe generatie van Napolitaanse componisten. De cantate die we spelen van hem is een geweldige, erg theatrale cantate. Het is een soort mini-opera. We spelen hem samen met Gasparini om het publiek een indruk te geven van hoe de muzikale taal zich ontwikkelde van Gasparini naar Porpora. Uiteindelijk raakte de invloed van Gasparini overschaduwd door de hele generatie componisten na hem; niet in de minste plaats door de hem zo bekende Vivaldi. Een ontwikkeling die Ipata als muziekhistoricus ook zeker begrijpt: ‘Ik kan niet zeggen dat Gasparini net zo goed was als Händel of Vivaldi. Maar dat betekent niet dat hij niet fantastische muziek heeft geschreven. Wat met hem gebeurde is hetzelde als wat met alles in de muziekindustrie gebeurt: er zijn een paar dingen die iedereen kent en die iedereen goed vindt, en de rest verdwijnt. Maar dat heeft niet alleen met
kwaliteit te maken. Iemand als Vivaldi heeft ook zeker niet alleen maar meesterwerken geschreven. Maar hij was vooral een heel slimme componist. Hij wist hoe hij het publiek moest beroeren, met soms simpele, maar heel effectieve muziek. Zelf vind ik het vooral interessant om de wereld rondom die bekende componisten in kaart te brengen. Hun tijdgenoten, componisten die ze goed kenden en waar ze mee communiceerden en de wederzijdse invloed die ze op elkaar hadden. Dat is een interessant verhaal om te vertellen aan het publiek: waar komt deze muziek vandaan? EUREKA-ERVARING Ipata vervolgt: ‘Het verbreedt ook je horizon als muzikant. In Il Bajazet van Gasparini ontbreekt in veel aria’s de baspartij. Die wordt dan door de viool gespeeld. Bijvoorbeeld in de eerste aria, ‘Forte e lieto’, waar de begeleiding bestaat uit alleen maar twee violen. Dat is heel ongewoon, dus we moesten er zelf achter komen waarom hij dat zo geschreven had en veel oefenen voordat we ons realiseerden dat het wel degelijk werkte, ook al waren we het niet gewend zo. Het is belangrijk om het publiek ook bekend te maken met die uitvoeringspraktijk. Ik ben er zeker van dat sommige componisten die we nu niet goed kennen over een paar jaar tijd deel uitmaken van het gangbare repertoire en volop gespeeld worden. En als je op die manier dan heel bijzondere, ‘nieuwe’ muziek ontdekt, is dat echt een eurekaervaring.” ıı
festival oudemuziek utrecht WO 31 AUG, 17.00 UUR GEERTEKERK Auser Musici / Carlo Ipata Francesco Gasparini: uit Il Bajazet
37
TEKST BEELD
HUUB VAN DER LINDEN LORENZO FRANZI
MUZIKAAL THEATER MET MENCOBONI IN DE BAN VAN MONTEVERDI’S MADRIGALEN
In de ban van Monteverdi’s madrigalen
MUZIKAAL THEATER MET MENCOBONI
38
MARCO MENCOBONI .INTERVIEW
Dirigent en klavecinist Marco Mencoboni voert tijdens het Festival muziek van Monteverdi en Gabrieli uit, én hij leidt een zangworkshop. Hij vertelt over wat hem drijft en over zijn band met Venetië en Nederland. Het komende Festival Oude Muziek draait om La Serenissima, de ‘meest serene’ republiek Venetië, zo bekend vanwege haar eeuwenlange (ogenschijnlijke) politieke rust en stabiliteit. Ook de Italiaanse toetsenist en dirigent Marco Mencoboni vertolkt muziek uit Venetië en Veneto, het territorium op het vasteland om de stadstaat heen. Zelf komt hij uit Macerata, een historische stad in de Marche, de bergachtige regio aan de Adriatische kust. Ik vraag hem naar zijn band met Venetië en het muzikale erfgoed van die stad. Mencoboni: ‘In de eerste plaats ben ik organist’, antwoordt hij, ‘en de Venetiaanse School was daarom tijdens mijn jaren aan het conservatorium een echte leerschool. Bovendien ligt het gebied waar ik vandaan kom aan de Adriatische zee, en het was over de zee vanuit Venetië gemakkelijk te bereiken. Om die reden staat het bij ons vol met zeventiende- en achttiende-eeuwse orgels van Veneto-makelij’. Die band met Venetië is ook later altijd gebleven: ‘Al mijn onderzoek naar het cantar lontano heeft me altijd in nauw contact met de Venetiaanse muziek gehouden.’ En met die term zijn we beland bij de naam van Mencoboni’s eigen ensemble Cantar Lontano, wat zoiets als ‘op afstand zingen’ betekent. De term komt uit het voorwoord van een verzameling motetten van Ignazio Donati uit 1612, die in de Marche werkzaam was maar deze muziek in Venetië liet drukken. Hij beschrijft een uitvoeringspraktijk waarin individuele zangers op afstand van elkaar en van het orgel over de ruimte verspreid staan opgesteld. In veel van Mencoboni’s projecten staat op een of andere manier zo’n wisselwerking tussen muziek en ruimte centraal. Ook in de concerten waaraan hij tijdens het komende Festival meewerkt, zo lijkt het. Gevraagd naar waar die drang vandaan komt vertelt 39
INTERVIEW.MARCO MENCOBONI
hij: ‘Tegelijkertijd met mijn muzikale activiteiten heb ik altijd de behoefte gevoeld voorstellingen, evenementen te creëren: een orgelfestival, vervolgens het Cantar Lontano Festival, en op een zeker moment was het een natuurlijke ontwikkeling om het publiek manieren te bieden om de muziek op een andere manier te beluisteren, en dat bovenal gedacht vanuit de locaties, die niet noodzakelijkerwijs theaters of kerken hoeven te zijn. We hebben muziek naar ondergrondse grotten gebracht, naar monumentale trappenhuizen, naar de haven van Ancona, waar de boten hun sirenes lieten klinken, maar ook naar parkeerplaatsen, te midden van de industrie.’ ALLES ZIT AL IN DE NOTEN Met zijn eigen ensemble brengt Mencoboni Claudio Monteverdi’s Combattimento di Tancredi op de planken in TivoliVredenburg. De tekst komt uit Torquato Tasso’s epos La Gerusalemme liberata, dat voor het eerst in 1581 in complete vorm door de dichter werd gepubliceerd. Het groots opgezette dichtwerk is gesitueerd tijdens de eerste kruistocht aan het einde van de elfde eeuw. Uit de vele episodes koos Monteverdi voor die van het gevecht tussen Tancredi en Clorinda. Tancredi, de christelijke ridder, was eerder al verliefd geworden op de Clorinda, de Ottomaanse krijgster, toen hij haar zonder dat zij het doorhad bij een beekje observeerde. Later, in de scène die Monteverdi koos voor de Combattimento, treft hij haar in gevecht tegenover zich, niet wetend dat er in het harnas een vrouw schuilgaat, laat staan Clorinda. Pas nadat hij haar dodelijk heeft getrof40
fen, en zij hem vraagt haar te dopen en haar helm afneemt, wordt de tragische werkelijkheid duidelijk. Liefde, geweld, dood, en tragiek: Monteverdi wist heel goed wat dramatisch potentieel had. De componist nam het Combattimento in 1638 op in zijn achtste boek met madrigalen, de Madrigali guerrieri et amorosi (‘oorlogs- en liefdesmadrigalen’). In het voorwoord beschrijft hij de omstandigheden van de eerste uitvoering in het Palazzo Moccenigo (tegenwoordig het Hotel Danieli), waarschijnlijk tijdens het carnaval van 1624. Bijzonder is dat Monteverdi de scenische manier beschrijft waarop die uitvoering plaatsvond: Clorinda komt te voet en geharnast op, gevolgd door Tancredi op wat waarschijnlijk een soort namaak-paard voor theatergebruik was (de precieze betekenis van het Italiaanse cavallo mariano is onderwerp van debat). Het Combattimento is een emblematisch voorbeeld van de zeventiende-eeuwse experimenten met verschillende vormen van muziektheater, en ik vraag Mencoboni hoe hij het stuk in die context beschouwt: ‘Ik zie de geweldige capaciteit om woorden in muziek te veranderen, in dit geval de woorden van Torquato Tasso. Hierin heeft Monteverdi het onbereikbare hoogtepunt bereikt, zowel wanneer het erom ging het woord van God stem te geven (zoals in het geval van de Mariavespers), als wanneer het een “aardse”, menselijke, poëtische tekst was. De handeling komt noodzakelijkerwijs op het tweede plan, maar maakt hoe dan ook deel uit van de behoefte in die tijd om de klassieke cultuur terug te vinden, de verwondering van het Griekse theater. Bij
Monteverdi is alles al geschreven in de noten, in het affect van de woorden.’ Monteverdi lijkt in het achtste madrigaalboek ook juist geïnteresseerd in het contrast tussen ‘gewone’ en geënsceneerde madrigalen. Niet voor niets vermeldt hij bij de Combattimento dat Clorinda letterlijk ten tonele verschijnt, nadat madrigalen voorheen zonder handeling werden uitgevoerd. Ook de titelpagina van het boek verklaart dat het gaat om een bundel ‘met enkele werkjes van de theatrale soort die als korte episodes tussen de liederen zonder handeling staan’. Maar beschrijft dat simpelweg de inhoud van de bundel zelf of ook een wijze van uitvoeren? Volgens Mencoboni moeten we er in ieder geval voor waken dit al te strikt en letterlijk te interpreteren: ‘Tegenwoordig bekijken we antieke boeken met de blik van een verzamelaar. Ik geloof dat Monteverdi’s opmerking niet verwijst naar een hypothese waarbij deze madrigalen de één na de ander worden uitgevoerd. De uitleg geeft een onderscheid aan, en het verheldert de theatrale dimensie, en dus wordt het met gebaren gezongen.’ Gezien de ervaringen met bijzondere muziekuitvoeringen waarover hij eerder vertelde ben ik nieuwsgierig of Mencoboni al een idee heeft wat hij met deze madrigalen van plan is wanneer hij ze in Utrecht op de planken brengt. Maar daar wil hij – begrijpelijkerwijs – van tevoren niet al te veel over onthullen: ‘In Utrecht zullen we proberen een wonderschone uitvoering te realiseren, zowel in het Combattimento als in het Lamento della ninfa, maar ik zou een beetje suspense voor het publiek willen bewaren.’ GEZOCHT: INTELLIGENTE PERSONEN Behalve de madrigalen van Monteverdi die hij met zijn eigen ensemble uitvoert, brengt Mencoboni tijdens het Festival ook nog andere muziek ten gehore. Samen met David Van Bouwel speelt hij canzoni van Andrea en Giovanni Gabrieli op twee klavecimbels: een ander voorbeeld van de experimenten met muziek en ruimtelijkheid in Venetië, legt Mencoboni uit: ‘Het spelen van achtstemmige canzoni met twee toetseninstrumenten was de standaardpraktijk in de San Marco vanaf het eind van de zestiende eeuw. In die jaren vinden we de eerste sporen van “intelligente” personen die naast de organisten zijn geplaatst, met als doel “het slaan van de maat of tactus”.’ Niet
Muzikaal gevecht van Tancredi en Clorinda, beschreven door Tasso: ‘Aangezien dit op scenische wijze moet worden uitgevoerd zal men plotseling (na enkele madrigalen zonder handeling te hebben gezongen) van één kant van de kamer waarin de muziek wordt gemaakt Clorinda te voet en gewapend binnen laten komen, gevolgd door Tancredi, gewapend en gezeten op een kunstpaard, en dan begint de verteller te zingen. En ze maken zulke stappen en gebaren als waarvan de tekst spreekt, en niets meer of minder, zorgvuldig acht slaand op de tempo’s, slagen, en stappen, en de instrumentalisten op de opruiende en zachtere klanken [...] Op die manier werd het (twaalf jaar geleden) opgevoerd in het Palazzo van de Hoogst Illustere en Excellente heer Girolamo Mozzenigo, mijn toegenegen heer; met iedere mogelijke hoffelijkheid, omdat hij een heer van zeer goede en verfijnde smaak is; en wel in carnavalstijd als vermaak gedurende de avond, in de aanwezigheid van al de adel, die op zulke wijze geroerd was door een gevoel van medeleven dat hij er bijna tranen om vergoot; en die het applaudisseerde omdat het op een nog niet eerder geziene of gehoorde manier was gezongen.’ Uit: Claudio Monteverdi’s toelichting bij het Combattimento zoals gepubliceerd in de Madrigali guerrieri et amorosi (1638). Hoewel hij het over ‘twaalf jaar geleden’ heeft, blijkt uit andere bronnen dat de uitvoering in 1624 plaatsvond.
41
INTERVIEW.MARCO MENCOBONI
zo maar het eerste het beste muziekstudentje dus, wil Mencoboni maar zeggen. Hij haalt het precieze citaat, afkomstig uit een laat zestiende-eeuws document uit de archieven van de San Marco, er nog even bij. Daar staat de bepaling inderdaad zwart op wit: ‘Het is nodig dat er een intelligent iemand is die boven bij de orgels dienst doet door de maat te tonen.’ Twee klavecimbels in de Lutherse Kerk in Utrecht is natuurlijk niet hetzelfde als twee orgels in de San Marco, maar met die uitdaging heeft Mencoboni geen probleem: David en ik gaan ongetwijfeld iets bijzonders verzinnen, daarvan ben ik zeker.’ Hoewel juist bij deze Venetiaanse experimenten met muziek in de ruimte en met theatraliteit – door Monteverdi, Gabrieli, en anderen – zowel de muziek zelf als de uitvoering ervan nauw verbonden waren met de locatie waar ze werd uitgevoerd, ziet Mencoboni dat juist als teken dat zulke muziek flexibel was in plaats van vastgepind op één bepaalde manier: ‘Muziek is altijd aangepast aan en gemaakt voor de ruimte. In vroegere tijden was men rekbaarder en praktischer: als er een stem ontbrak werd die vervangen door een instrument, als de toonhoogte te hoog was werd die verlaagd, als de Doge ziek was en niet meer naar zijn plek bovenop de eregalerij kon komen, dan werd de hele muzikale organisatie aan zijn behoeftes aangepast. Alleen wij, vandaag de dag, hebben een nogal rigide houding vergeleken met hen.’ Bovendien, zo brengt Mencoboni te berde, is de huidige muziekbeleving sowieso niet hetzelfde als in vroegere tijden: ‘Van verhalen uit het verleden weten we hoeveel verschillende gelegenheden er waren om muziek te beluisteren, en ook hoe die muziek, naar 42
gelang de gelegenheid, compleet kon veranderen. Vandaag de dag lijkt het luisteren naar muziek van kwaliteit in de daartoe aangewezen locaties steeds meer op een bijna mystieke ontmoeting tussen het kunstwerk en de luisteraar, die via de ziel van de uitvoerende verloopt. Onze muziekbeleving is meer een zinnelijke dan een intellectuele ervaring.’ ALS EEN VOETBALTEAM Ook zal Mencoboni tijdens het Festival met getrainde amateurzangers werken aan de briljante psalmzettingen van de Venetiaanse adellijke ‘amateur’-componist Benedetto Marcello. Diens Estro poetico-armonico is een indrukwekkende serie van vijftig psalmparafrases, op teksten van een adellijke stadsgenoot van Marcello. De componist zag de Hebreeuwse muziek als model voor een vernieuwing van de muziek in zijn eigen tijd, en een opvallend gegeven is dan ook dat hij op meerdere plaatsen Hebreeuwse melodieën citeert. De muziek, voor verschillende stemmencombinaties op een basso continuo, werd in acht delen tussen 1723 en 1726 gepubliceerd, en is – geheel onterecht – nog niet erg bekend bij het grote publiek. Mencoboni is dan ook blij met deze muziek aan de slag te kunnen, zegt hij: ‘De Estro poetico-armonico van Marcello is één van de meest imposante werken uit de Italiaanse achttiende eeuw, het is een bijna onbekend werk dat maar heel zelden ter hand wordt genomen.’ Dat Mencoboni deze werken tijdens het Festival niet simpelweg als een concert uitvoert, maar er gedurende het Festival aan kan werken spreekt hem zeer aan, zegt hij: ‘Ik ben blij met zangers binnen de programmering van het Festival te kunnen werken, en
MARCO MENCOBONI .INTERVIEW
heel vaak is het werken met amateurs opwindender (althans, voor mij) dan het werken met professionals. Hoewel er van de ene kant minder garantie is dat dingen onmiddellijk slagen, zijn amateurmusici altijd begiftigd met veel enthousiasme en werklust, en dat is waar de muziek enorm behoefte aan heeft.’ Het werken met een groep musici kwam in Mencoboni’s eigen loopbaan trouwens niet meteen, vertelt hij. Van huis uit is hij immers toetsenist, en pas later ontvouwde zich de behoefte een eigen ensemble op te richten. Ik vraag hem hoe hij nu de verhouding tussen deze verschillende posities ziet. ‘Het gaat er altijd om de muziek een vorm te geven’, legt hij uit. ‘Wanneer je in je eentje bent is dat veel gemakkelijker; het werken met een ensemble is veel ingewikkelder, omdat het aan anderen uitdragen van je eigen visie op de muziek kwaliteiten vereist die verder gaan dan alleen die op muzikaal gebied. Wat te denken van een gezonde dosis kennis van de menselijke psychologie: je kunt de beste musici ter wereld tot je beschikking hebben en toch een matig resultaat bereiken als je er niet in slaagt een mooie koordimensie te scheppen. Het is als een voetbalteam: dat wint als er cohesie is en een gezamenlijk doel, en dat is niet altijd het meest gemakkelijke.’
mentaal of vocaal ensemble. In elk geval waren het fundamentele jaren in mijn opleiding: iedere les was gevuld met onderwijzingen en gedachtewisselingen – prachtig!’ Ook met het Festival Oude Muziek in Utrecht heeft hij een lange geschiedenis: ‘In 1992 heb ik voor het eerst op het Festival gespeeld en als student kwam ik er ieder jaar toen ik in Amsterdam woonde. Ik heb memorabele herinneringen die in mijn geheugen gegrift staan, ik heb fantastische musici gehoord: onvergetelijke emoties.’ Hoewel Mencoboni het niet met zoveel woorden zegt, kun je uit zijn enthousiasme opmaken dat die onvergetelijke emoties nou precies zijn wat hij het komende Festival zelf bij zijn publiek hoopt te bereiken.ıı
NEDERLANDSE CONNECTIES Die laatste opmerking was ongetwijfeld niet bedoeld als commentaar op het Oranje-loze Europese Kampioenschap voetbal dat gedurende ons interview in volle gang is, maar dat die gedachte even opkomt is ook weer niet zó raar. Mencoboni heeft namelijk niet alleen een lange band met de Venetiaanse muziek waar het komende Festival om draait, maar ook met Nederland. Hij studeerde hier jaren geleden onder meer bij Gustav Leonhardt en Ton Koopman. Enthousiast vertelt hij over de goede herinneringen aan die tijd. Ik merk op dat, net als hijzelf, ook deze leermeesters van huis uit toetsenisten waren die later vocale en instrumentale ensembles leidden. Maar met die dubbelrol was hij toen nog niet bezig: ‘In die tijd was ik nog niet geïnteresseerd in het dirigeren, ik was bijna geobsedeerd door toetsinstrumenten en hun repertoire, door originele instrumenten, vingerzettingen. Ik kan me niet herinneren tijdens mijn lessen ooit met mijn leraren gesproken te hebben over problemen gerelateerd aan een instru-
ZA 27 AUG, 13.00 UUR LUTHERSE KERK Marco Mencoboni Claudio Merulo op klavecimbel
festival oudemuziek utrecht
ZO 28 AUG, 13.00 UUR LUTHERSE KERK David Van Bouwel m.m.v. Marco Mencoboni Dubbelkorige canzona’s van Gabrieli VR 2 SEP, 17.00 EN 22.30 UUR TIVOLIVREDENBURG, HERTZ Cantar Lontano / Marco Mencoboni Monteverdi: Tancredi e Clorinda ZA 3 SEP, 10.00 UUR UTRECHTS CENTRUM VOOR DE KUNSTEN Zangworkshop met Marco Mencoboni Psalmen van Marcello op Hebreeuwse melodieën
43
TEKST BEELD
HUUB VAN DER LINDEN BENJAMIN DE DIESBACH
DE EER DIE VIVALDI EN BACH TOEKOMT DAMIEN GUILLON SCHUWT HET OVERBEKENDE NIET
Damien Guillon schuwt het overbekende niet
DE EER DIE VIVALDI EN BACH TOEKOMT
44
DAMIEN GUILLON .INTERVIEW
Damien Guillon is zo’n zanger die letterlijk opgroeide met muziek, en die het achttiendeeeuwse ideaal van de zanger als all-round musicus lijkt te belichamen. Voor het komende Festival Oude muziek koos de Franse contratenor uit de mooiste religieuze muziek van Antonio Vivaldi: motetten geschreven voor de muzikale weesmeisjes van Venetië en voor een congregatie in Brescia. Als jongen ging Guillon naar de de Maîtrise de Bretagne, een in 1989 opgerichte koorschool in Rennes, waar kinderen dagelijks intensief zang- en muziekles krijgen. Het verbaast dan ook niet dat hij daarna verder studeerde aan het Centre de Musique Baroque in Versailles, en vervolgens bij Andreas Scholl in Basel. In 2009 richtte hij zijn eigen ensemble op, Le Banquet Céleste. Terwijl zangtraktaten uit de achttiende eeuw al adviseerden dat zangers op zijn minst zichzelf fatsoenlijk op een toetsenbord moesten kunnen begeleiden, is Guillon zelfs een gediplomeerd klavecinist en organist. Van het cliché van de zanger die amper weet wat hij zingt is hij precies het tegenovergestelde. Guillon is niet het soort zanger dat uit onzekerheid bekend repertoire schuwt en vlucht in onbekendheidsfetisjisme (als het maar onbekend is, is het goed). De hoofdwerken van zijn programma waren voor een eerdere generatie zangers – zoals zijn leraar Andreas Scholl, die Vivaldi’s Stabat Mater en het motet Filiæ mæstæ Ierusalem in 1995 op cd zette – en hun publiek nog nieuw repertoire. Dat is tegenwoordig anders. Guillon ziet dat vooral als een teken dat de barokmuziek volwassen repertoire is geworden: ‘Deze muziek is, zoals ook de barokmuziek in het algemeen, het repertoire van talloze gespecialiseerde festivals en ook concertzalen binnengebracht, en ik geloof dat het een goede zaak is dat belangrijke componisten zoals Vivaldi of Bach de plaats hervinden die hun toekomt.’ Ik vraag hem hoe de jongere generatie waartoe hij zelf behoort zich vandaag de dag een eigen plek kan
veroveren. Helpt het dat deze muziek nu beter bekend is, of maakt dat het juist moeilijker? Hij erkent dat het niet altijd gemakkelijk is: ‘Er is enorm veel werk verzet in het onderzoek naar en de interpretatie van de oude muziek sinds de jaren zeventig, met pionierende musici als Harnoncourt en Leonhardt, gevolgd door talloze meesters sindsdien. Die revolutie behoort tot het verleden, maar het publiek verwacht nog altijd nieuwe dingen, verrassingen en emoties. De moeilijkheid voor een jonge musicus vandaag de dag is, geloof ik, je muzikale persoonlijkheid uit te dragen en tegelijkertijd trouw te blijven aan dat onderzoekswerk, met respect voor de muzikale tekst, zonder de muziek “uit te wringen” om maar wat nieuws brengen.’ ONTROERENDE PUURHEID
Guillon heeft zonder twijfel een eigen muzikale persoonlijkheid en hoeft niets uit te wringen: hij maakte onder andere indruk met zijn Bach-vertolkingen, nochtans ijzeren barokrepertoire. Tijdens het festival richt hij zijn blik op Vivaldi, ook geen onbekende meer. Het melodieuze en bitterzoete Stabat mater, het rijkelijk gevarieerde Nisi Dominus, en zelfs kleinere motetten zoals het al genoemde Filiæ mæstæ Ierusalem, zijn inmiddels – terecht – bekende en geliefde werken. Een uitzonderlijk geval van de aantrekkingskracht van Vivaldi’s religieuze muziek is het ‘Cum dederit’ uit het Nisi Dominus, een psalmzetting die Guillon in zijn geheel op het programma zet. Vivaldi componeerde het stuk voor de musicerende weesmeisjes van het Ospedale della Pietà, toen hij er van 1703 tot 1715 viooldocent was. Misschien juist omdat het hele stuk voor één altstem en strijkers is geschreven, is het in alle andere opzichten een rijk gevarieerd stuk dat meer dan één bijzonderheid bevat. Zo schrijft Vivaldi in het stuk een viola d’amore voor, destijds in het weeshuis bespeeld door ene ‘Anna Maria’, die beroemd was in de stad, maar van wie we nu noch haar achternaam, noch heel veel anders weten. Maar het ‘Cum dederit’ is wellicht het meest tot de verbeelding sprekende deel. De tekst gaat over God 45
INTERVIEW. DAMIEN GUILLON
die ‘slaap geeft aan wie hij liefheeft’, en dat inspireerde duidelijk de wiegende muziek die vervolgens ook nog chromatisch omhoog schuurt. In het handschrift zwijgt hier de basso continuo en schrijft Vivaldi loden dempers (piombi) voor de violen voor: een bijzondere keuze die de mysterieuze zilverachtige klank bepaalt. Een opname door Guillon’s landgenote Sandrine Piau werd in 2009 in Yann ArthusBertrand’s documentaire Home uit 2009 gebruikt en is sindsdien een hit op YouTube. En in een opname van Andreas Scholl maakte het ‘Cum dederit’ zijn opwachting in de James Bond-film Spectre uit 2015. Wat is het toch met dit ene deel, vraag ik Guillon, waarom denkt hij dat het zo zeer een snaar heeft geraakt bij een breed publiek? ‘Het “Cum dederit” is wellicht het meest emblematische deel van het Nisi Dominus,’ erkent ook hij. ‘Met zijn ritme roept het de hartslag tijdens het slapen op, en ik denk dat het publiek dat gevoel ook heeft, zelfs als het geen enkele muzikale kennis heeft. Deze muziek is op zichzelf heel eenvoudig geschreven, maakt gebruik van weinig middelen, en ik geloof dat die eenvoud, die puurheid precies is wat het publiek ontroert.’
muziekensemble een opwindende maar moeilijke en risicovolle uitdaging. Er zijn vandaag de dag talloze ensembles van uitmuntende kwaliteit. En jammer genoeg is er niet óók steeds meer geld om ze allemaal in staat te stellen te overleven en te schitteren.’ Toch heeft dat Guillon er niet van weerhouden om zelf die uitdaging aan te gaan, misschien ook omdat hij het idee eigenlijk al heel lang had: ‘Mijn belangstelling gaat terug tot mijn jeugd, toen ik al luisterend naar cd’s met barokmuziek tegen mezelf zei dat ik op een dag mijn eigen ensemble zou dirigeren. Ik geloof ook dat mijn studie van het orgel en het klavecimbel, en van de basso continuo, een eerste aanleiding is geweest om de leiding over een vocaal en instrumentaal ensemble in overweging te nemen. Het is iets dat me in staat stelt ook programma’s Ospedale della Pietà
EEN EIGEN ENSEMBLE
Guillon concentreert zich op religieuze muziek, een repertoire waar hij zich bijzonder toe aangetrokken lijkt te voelen. Die indruk bevestigt Guillon volmondig: ‘Dat klopt, ik voel inderdaad een bijzondere affiniteit met het religieuze repertoire, en dat komt geloof ik deels door mijn muzikale vorming binnen de Maîtrise de Bretagne, en vervolgens bij het Centre de Musique Baroque, waar ik die muziek diepgaand heb bestudeerd. Ook mijn orgel- en klavecimbelstudie hebben me dichter bij dit religieuze repertoire gebracht.’ Was die veelzijdige muzikale achtergrond ook de reden om Le Banquet Céleste op te richten? Veel zangers richten zich op een carrière als solist bij andere dirigenten; sommige anderen, zoals Guillon zelf, beginnen na een tijdje hun eigen ensemble. Wat was zijn motivatie? ‘Misschien dat maar weinig zangers dat doen omdat het heel moeilijk is…’, begint hij. ‘In 2016 is het artistiek leider zijn van een oude46
foto: Tony Hisgett
DAMIEN GUILLON .INTERVIEW
aan het continuo te spelen, of te dirigeren zonder te zingen, zoals ik dit jaar heb gedaan met de opera Acis and Galatea van Händel.’ Die productie met zijn eigen ensemble reisde naar verschillende theaters en festivals in Frankrijk en lijkt een voorproefje voor meer van zulke projecten in de toekomst. EEN RITUEEL GEBED
Een ander hoogtepunt dat Guillon voor het festival op het programma heeft staan, is het lyrische en melodieuze Stabat mater voor alt en strijkers. In plaats van veel andere religieuze muziek van Vivaldi voor hoge stemmen, was dit Stabat mater niet voor de weesmeisjes van het Ospedale della Pietà bedoeld. Het stuk is gecomponeerd voor een mannenstem en het lijkt erop op dat Vivaldi het stuk schreef voor de Oratorianen (zoals de leden van congregatie van Filippo Neri ook wel heetten) die in de kerk van Santa Maria della Pace in Brescia zetelden. De stad was destijds onderdeel van het territorium van Venetië op het vasteland, hetgeen de connectie met Vivaldi verklaart. Bovendien had de componist een jaar eerder al bij de Oratorianen aan de grootse viering van Maria-Lichtmis meegewerkt. Daar moet hij toen een goede indruk hebben gemaakt. In een rekeningenboek van de congregatie staat op een niet precies gedateerd moment na de Goede Week van 1712 een betaling van 20 lire en 4 soldi “voor Stabat mater gecomponeerd door Vivaldi”. De hoogte van het bedrag maakt duidelijk dat het om een betaling aan de componist gaat voor een nieuwe compositie, en niet om een vergoeding voor alleen het kopiëren van bestaande muziek. Misschien werd het gezongen door de vaste alt van de Oratorianen in Brescia, Filippo Sandri, die zelf ook componeerde. Vivaldi leende, zoals bekend, uitgebreid uit zijn eigen composities. Toch komt het maar zelden voor dat hij dezelfde muziek in één stuk hergebruikt, zoals hij in het Stabat mater doet. De muziek van de eerste drie delen keert onveranderd terug voor de delen vier tot en met zes. In het handschrift staat dat de instrumentalisten simpelweg weer bij deel één moet beginnen te spelen; alleen voor de zangstem is de muziek opnieuw uitgeschreven. Het lijkt een
muzikale sluiproute, maar het hergebruik is knap gedaan: de stemming van de tekst en van de muziek passen steeds bij elkaar – maar ongebruikelijk is het wel. Zijn al die herhalingen alleen een kunstgreep van de componist om snel een nieuw stuk te produceren, of zit er misschien toch een diepere gedachte achter? Guillon denkt niet dat alleen maar uit gemakzucht was: ‘In het geval van het Stabat mater is het mijn indruk dat er in die herhaling een soort meditatieve en rituele beweging schuilt die je in de gebeden van verschillende religies terugvindt.’ Maar hoe gaat een uitvoerende tegenwoordig met zulke herhalingen om? In de jachtige wereld van 2016 is er misschien de aandrang iets te doen met die herhalingen, maar Guillon onderstreept dat hij ook in dit geval op de muziek zelf vertrouwt: ‘Als musicus is het gemakkelijk angst te hebben voor herhalingen, en onszelf voor te houden dat we absoluut iets nieuws moeten verzinnen bij iedere herhaling, tegen het risico dat het publiek zich verveelt. Maar ik denk dat dat een fout is. Die herhaling in de vorm van een ritueel gebed is een wens van Vivaldi’s kant. Ik geloof dat die bij de luisteraar een bijzondere luisterervaring schept, en dat je vertrouwen moet hebben in de compositie en zijn kracht.’.ıı
festival oudemuziek utrecht ZO 4 SEP, 17.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, HERTZ Le Banquet Céleste / Damien Guillon Solomotetten van Vivaldi foto: Tony Hisgett
47
TEKST BEELD
NOORTJE ZANEN DRIES LUYTEN
ITALIAANSE LIEFDESLIEDEREN DOOR MARCO BEASLEY HET VOLK VERSUS DE ARISTOCRATIE
oudemuziek 16/17
Het volk versus de aristocratie
ITALIAANSE LIEFDESLIEDEREN DOOR MARCO BEASLEY
48
MARCO BEASLEY .INTERVIEW
De charismatische Italiaanse tenor Marco Beasley opent het nieuwe Seizoen Oude Muziek. Begeleid door luit en gitaar zingt hij vijftiende-eeuwse liefdesliederen uit twee totaal verschillende regio’s: aristocratische frottole uit Noord-Italië en tarantelle en andere traditionele liederen uit Zuid-Italië. Marco Beasley is een graag geziene gast in het Festival en Seizoen Oude Muziek. Hij betovert het publiek met zijn meeslepende theatrale uitvoeringen. Enthousiast motiveert hij zijn keus voor het programma Le strade del cuore: ‘Ik wil me tijdens deze muzikale reis naar het Italië van de vijftiende eeuw niet beperken tot één genre. Ik combineer liefdesliederen van de Noord-Italiaanse hoven met volksliederen uit het zuiden. De afstand tussen de volksmuziek en de hoofse liederen is heel groot, maar toch wil ik deze twee werelden met elkaar in verband brengen.’ FROTTOLE VOOR ISABELLE D’ESTE De hoofse liefdesliederen van dit programma ontstonden aan het hof van Mantua. In de tijd van Francesco II Gonzaga (1466-1519) en zijn bijzondere vrouw Isabella d’Este (1474-1539) was Mantua een trekpleister voor musici, schilders, dichters en geleerden zoals Leonardo da Vinci, Rafaël en Baldassare Castiglione. Bovendien was Isabella zelf een begaafd musicus. Veel componisten schreven speciaal voor haar nieuwe liederen die Isabella voor een select gezelschap uitvoerde in haar intieme vertrekken in het paleis. Onder haar invloed raakte er een nieuw kunstlied in de mode: de frottola. Dit is een verzamelnaam voor een aantal verschillende dichtvormen zoals strambotto, barzaletta en canzone. Deze sololiederen hebben meestal een syllabische, vierstemmige zetting en een duidelijk homofoon karakter met de melodie in de bovenste stem en daaronder simpele harmonieën. Beasley: ‘Tegenwoordig is frottola het Italiaanse woord voor leugen, maar aan het eind van de veertiende eeuw verwees dit woord
naar een bepaald liedgenre. Een frottola is een liefdesgedicht, een kort verhaal dat met weinig woorden emotionele liefdesproblemen behandelt. Luister bijvoorbeeld naar het lied Lo non compro più speranza. De tekst is kort maar zeer treffend en de muzikale begeleiding is simpel. Toch vergroot de muziek het dramatische effect van de verteller, die alle hoop heeft verloren. De tekst van een frottola heeft meestal een vaste vorm, bestaande uit acht strofen met een vast rijmschema. De auteurs zijn doorgaans niet bekend, maar wel de namen van de componisten, zoals Marco Cara en Bartolomeo Tromboncino, die beiden in dienst waren van Isabella d’Este. Dat waren twee totaal verschillende persoonlijkheden: Cara – nomen est omen – was veel vriendelijker, rustiger en milder dan Tromboncino, een gepassioneerde man die snel boos werd en die veel ruzie maakte. Beiden werkten min of meer gelijktijdig aan het hof in Mantua en hebben ze allebei tientallen frottole voor Isabella gecomponeerd.’ Inhoudelijk paste deze nieuwe liedkunst goed bij de renaissance en het gedachtegoed van de humanisten. Net zoals in de schilderkunst en de bouwkunst streefden musici naar eenvoud: dichters schreven duidelijke teksten die op een natuurlijke manier gezongen konden worden. Beasley: ‘Maar wie denkt dat dit B-muziek is heeft het doel van deze aristocratische liederen niet goed begrepen. Alles draaide om de boodschap van de tekst – die moest goed verstaanbaar zijn. Zodoende was het noodzakelijk dat de begeleiding relatief eenvoudig was en de luisteraar niet afleidde van het verhaal. Een frottola kan vocaal uitgevoerd worden, maar meestal wordt de zanger begeleid met één of twee luiten, soms aangevuld met gitaar. Juist vanwege het beperkte materiaal is het een uitdaging voor de musici om de liederen zo uit te voeren dat het publiek toch aandachtig blijft luisteren. Het heeft alles te maken met vertelkunst: met timing, pauzes, woordkeus, mimiek en vooral de intonatie van de stem.’ Wie de partituren van de frottole bekijkt, herkent in één oogopslag de eenvoud en de duidelijke structuur. Marco Beasley, die bijna altijd wel een 49
INTERVIEW. MARCO BEASLEY
schriftje met sierlijk geschreven liedteksten of een partituur bij de hand heeft, bladert enthousiast door een facsimile-uitgave van een verzameling frottole uit het begin van de zestiende eeuw, destijds uitgegeven door de beroemde Venetiaanse drukker Ottaviano Petrucci: ‘Als je naar de partituur van Lo non compro più speranza kijkt, zie je dat het eerste couplet heel netjes is uitgeschreven, met onder elk woord in muzieknoten de harmonieën die in de begeleiding moeten klinken. De tekst van de overige drie coupletten staat netjes onder aan de pagina uitgeschreven, die krijgen dezelfde muzikale begeleiding. In de uitvoering is er overigens wel ruimte voor improvisaties door de zanger of een van de instrumentalisten.’ TARANTELLE EN TRADITIONELE LIEFDESLIEDEREN Terwijl Isabelle d’Este in Noord-Italië een stempel drukte op de ontwikkeling van het Italiaanse kunstlied stond het muziekleven in Zuid-Italië vooral in het teken van traditionele volksmuziek. Populaire dansen en volksmelodieën die van generatie op generatie waren doorgegeven behoorden al honderden jaren tot de traditie van het lokale volk. Elke streek kende zijn eigen muzikale varianten. Marco Beasley, zelf vlakbij Napels geboren in Portici, heeft al vaker Zuid-Italiaanse volksmuziek verwerkt in zijn programma’s, onder andere voor het succesvolle project La Tarantella dat hij samen met L’Arpeggiata uitbracht op cd. Voor Le strade del cuore maakte Beasley een verzameling van verschillende tarantelle en traditionele liefdesliederen uit Apulië (Puglia), Calabrië en Ligurië. Beasley: ‘Op het eerste gezicht lijkt het verschil tussen een frottola en een tarantella groot. Bij een tarantella gaat het niet om eenvoud en helderheid van de tekst, maar vooral om de kracht van het ritme. Vaak herken je een tarantella aan het veelvuldig gebruik van slagwerkinstrumenten zoals tamboerijnen en castagnetten. Maar ik zal samen met Stefano Rocco en Fabio Accurso, twee fantastische musici, laten horen dat je ook met luit en gitaar opzwepende ritmes tevoorschijn kan toveren. Er gaat een grote hypnotische kracht uit van deze 50
gepassioneerde muziek die een speciale rol vervulde in het leven van de bevolking van Zuid-Italië.’ Het volk geloofde in de fabel dat de beet van een tarantella (tarantula-spin) extreem giftig was en dat het slachtoffer alleen kon genezen door wild te dansen. Musici reisden naar het huis van de patiënt, naar de marktplaats of naar de kerk en daar begonnen ze te spelen. Het slachtoffer van de tarantellabeet, bijna altijd een vrouw, danste net zo lang tot de totale uitputting was bereikt, om zo het gif van de spin uit het lichaam te verdrijven. Beasley: ‘De achtergrond van deze fabel is eigenlijk heel triest. Het bood onderdrukte, jonge vrouwen – vaak al uitgehuwelijkt op hun twaalfde – een kans om zich over te leveren aan een extatische, erotische dans. Iets wat in het dagelijkse leven volstrekt ondenkbaar was.’
MARCO BEASLEY .INTERVIEW
OVERWINNAARS VAN DE CONTRAREVOLUTIE Behalve tarantelle zingt Beasley verschillende liefdesliederen die hij in de loop van zijn carrière heeft verzameld: ‘Sommige melodieën zijn bewaard gebleven op schrift, maar de meeste liederen zijn overgeleverd van generatie op generatie, net zoals de meeste volksverhalen. Juist omdat ik dit keer liefdesliederen uit verschillende regio’s zing, ontstaat een goed beeld van de rijke, gevarieerde volkscultuur van Zuid-Italië, dat destijds het Koninkrijk van Sicilië werd genoemd. Voor het laatste lied van het programma maakt Beasley een uitstapje naar het jaar 1799. Het strijdlied Sona Carmagnola bezingt de overwinning van de troepen van kardinaal Ruffo di Calabria (1744-1827), de aanvoerder van de antirepublikeinse volksbeweging. Beasley verklaart zijn opmerkelijke keus voor het slot van het programma: ‘Sona Carmagnola is heel speciaal, want het is het lied van de overwinnaars van de contrarevolutie. De meeste traditionele liederen gaan over verlies (van een geliefde, een vriend of een verloren oorlog), nu hoor je de overwinnaars. Ook al is de tekst vrij grof en vloeit er veel bloed, de kracht die uit dit lied spreekt vind ik indrukwekkend. Het volk was nog niet klaar voor de revolutionaire gedachten van de Fransen, het identificeerde zich veel meer met ‘hun eigen koning’, koning Ferdinand van Napels en Sicilië. Maar wat ik nu zo opvallend vind aan dit historische verhaal is het feit dat deze koning helemaal geen Italiaan was, maar een Spanjaard. Eigenlijk is het verhaal dus gebaseerd op een leugen, een frottola.’
TU DORMI Door de opmerkelijke combinatie van liederen geeft Beasley een persoonlijke draai aan deze muzikale reis door Italië. Hij brengt liederen met elkaar in verband die vroeger nooit samen hebben geklonken. Niet alleen liggen de compositiedata uit elkaar, ook de aristocratie uit Noord-Italië en de volkscultuur uit Zuid-Italië waren strikt gescheiden. Weliswaar reisden componisten heen en weer tussen deze gebieden en konden zij functioneren in twee werelden,
toch werden er geen traditionele volksliederen gezongen aan het hof in Mantova. Tijdens de traditionele feesten in Zuid-Italië klonken geen frottole. Via Le strade del cuore brengt Beasley beide werelden met elkaar in verband: ‘Het lied Tu dormi is mijn geheime wapen om de dialoog tussen muziek uit verschillende streken en tijden te laten horen. Ik zing het in mijn eentje, zonder instrumentale begeleiding. Ik gebruik de oorspronkelijke tekst die Tromboncino gebruikte voor zijn compositie, maar ik heb er zelf nog vier extra strofen aan toegevoegd gebaseerd een traditioneel lied uit Apulië. Deze strofen lijken enorm veel op de strofen van Tromboncino. In mijn interpretatie van dit lied komen de verschillende werelden dus samen.’ ıı
oudemuziek 16/17
LE STRADE DEL CUORE Marco Beasley Italiaanse liefdesliederen za 15 okt, 20.30 / Maastricht, Sint-Janskerk zo 16 okt, 15.30 / Vlissingen, Sint-Jacobskerk di 18 okt, 20.00 / Utrecht, TivoliVredenburg wo 19 okt, 20.15 / Delft, Lutherse Kerk do 20 okt, 20.00 / Amsterdam, Waalse Kerk vr 21 okt, 20.15 / Deventer, Penninckshuis za 22 okt, 20.15 / Groningen, Lutherse Kerk zo 23 okt, 14.15 / Eindhoven, Muziekgebouw
51
TEKST BEELD
MARCEL BIJLO MARCO BORGGREVE
GERAFFINEERD, SUBLIEM EN MELANCHOLISCH ENGELSE CONSORTMUZIEK VOLGENS JULIEN MARTIN
Engelse consortmuziek volgens Julien Martin
52
GERAFFINEERD, SUBLIEM EN MELANCHOLISCH
oudemuziek 16/17
JULIEN MARTIN .INTERVIEW
De Franse blokfluitist Julien Martin laat de komende maanden veel van zich horen. Tijdens het Festival Oude Muziek is hij te vinden in de gelederen van Capriccio Stravagante van Skip Sempé en in oktober komt hij terug voor een serie concerten met zijn eigen Résonances Consort. Tijdens het festival speelt Capriccio Stravagante canzona’s en sonates van Marini, Cavalli, Castello, Merula in het ene concert, en verdiept het ensemble zich voor het tweede concert samen met Vox Luminis in de wereld van Monteverdi. Julien Martin vertelt: ‘In het kamermuziekprogramma laten we diverse stijlen horen, zowel stukken voor twee violen en continuo als werken voor blokfluitkwartet en voor gemengde bezettingen. Het grote avondconcert, met Vox Luminis en het complete renaissanceorkest van Capriccio Stravagante waarvan wij de blokfluitsectie vormen, bevat groter bezette vocaal-instrumentale muziek zoals die in Venetië in de zeventiende eeuw floreerde. De programma’s zijn heel verschillend van karakter, maar in beide genres kun je veel ruimte vrijmaken voor blokfluiten. Ik denk dat de blokfluit in Venetië langer in ensembleverband is bespeeld dan we nu meestal aannemen. De consortpraktijk was halverwege de zeventiende eeuw weliswaar op zijn retour, maar vooral aan de hoven en in kleinere kring werd die nog veel beoefend. Blokfluiten speelden waarschijnlijk ook een rol in de meerkorige muziek in bijvoorbeeld de San Marco, in combinatie met ensembles van strijkers en andere blazers. Het contrast tussen een blokfluitensemble en een groep van cornetti en trombones is natuurlijk enorm. Ook als solo-instrument heeft de blokfluit het in Venetië nog best lang volgehouden en er zijn veel stukken die weliswaar voor de viool zijn gecomponeerd, maar die ook prima op blokfluit te spelen zijn. Die Venetiaanse instrumentale praktijk was heel gevarieerd, net als de ensembles van Skip Sempé waarmee we deze muziek nu uitvoeren. De blokfluitisten daarin zijn dezelfde als met wie
ik in oktober weer naar Nederland kom voor het Engelse consortprogramma.’ DE BROERS BASSANO Op het programma staat dan consortmuziek uit Engeland. Dat is voor ensembles een welhaast onuitputtelijke bron. Julien Martin vertelt: ’Het programma biedt een overzicht van het Engelse consortrepertoire uit de zestiende eeuw. De grote bloei daarvan valt samen met de regeringsperiode van de Tudors. We beginnen bij Hendrik VIII: die componeerde zelf en speelde ook blokfluit. Hij had aan zijn hof een enorme collectie van wel vierenzeventig blokfluiten in alle soorten en maten. Zijn composities zijn vrij eenvoudig en drie- of vierstemmig. Met deze componerende koning staan we aan het begin van de grote bloeiperiode van de consortmuziek, die overal in Europa plaatsvond, maar vooral in Engeland. De grote aanjagers daarvan kwamen trouwens toch weer uit Venetië: de vijf broers Bassano die rond 1540 in Engeland neerstreken hebben het blokfluitspel en de blokfluitbouw naar een enorm hoog niveau getild. Van hun kennis en hoge spelniveau hebben talloze Engelse componisten kunnen profiteren. De opeenvolgende generaties van de familie Bassano hebben daarmee de instrumentale muziek echt blijvend beïnvloed, zowel het consortrepertoire in Engeland als het solorepertoire in Italië. Bekend zijn bijvoorbeeld ook de virtuoze diminuties (variaties) die Giovanni Bassano rond 1600 componeerde op chansons en motetten uit de renaissance. Dat Hendrik VIII de rooms-katholieke kerk in de ban deed en er dus geen emplooi meer was voor polyfonie op Latijnse tekst, heeft daar overigens ook bij geholpen. Componisten moesten uitwijken naar andere muzikale vormen en leefden zich volop uit in de instrumentale polyfonie van het consort. Dat is ook één van de redenen waarom de instrumentale muziek in Engeland in de zestiende eeuw zo’n enorme vlucht nam. De polyfonie verplaatste zich gewoon van de kerk naar het hof en naar de huiskamer. Burgers die geld hadden konden instrumenten en bladmuziek kopen en met 53
INTERVIEW. JULIEN MARTIN
vrienden in consortverband thuis gaan musiceren. De net ontwikkelde muziekdruktechniek was hierbij ook een belangrijke stimulator. Muziek werd niet meer alleen op tijdrovende wijze in manuscripten genoteerd, maar was dankzij de snelle vermenigvuldiging van de muziekdruk in ruime mate beschikbaar voor iedereen. Dat droeg allemaal bij aan die grote Engelse consortpraktijk en de ontwikkeling van een echte Engelse muzikale stijl. Hendrik VIII componeerde nog in de stijl van de Franco-Vlaamse polyfonie, die in de eerste helft van de zestiende eeuw in heel Europa domineerde. Van Hendrik VIII gaan we dan naar Anthony Holborne, William Byrd, John Dowland en Orlando Gibbons. Zij componeerden muziek die echt alles in zich heeft wat Engelse muziek zo bijzonder maakt: de verfijning en de melancholie – ideaal voor een blokfluitensemble. Die verfijning vind je ook in de merkwaardige muziek uit het Baldwin-manuscript. Dit is een soort Engelse ars subtilior: ritmisch soms heel ingewikkeld, maar altijd met die typische Engelse melancholie. Dat weemoedige zit echt overal, ook in de snellere dansen van Holborne die veel mensen wel kennen. We spelen drie-, vier-, en vijfstemmig, op allerlei blokfluiten van verschillende afmetingen. Het wordt dus een rijk en afwisselend programma met bekende en onbekende stukken.’ ACHT- EN VIERVOET Aan het eind van de vijftiende eeuw zien we een verschuiving van de muzikale voorkeur. Tot dan toe klonken verschillende instrumenten, zoals de luit, vedel en blokfluit, naast elkaar in één ensemble. Maar nu kwam er steeds meer nadruk te liggen op ensembles waarin instrumenten van dezelfde familie naast elkaar werden bespeeld. Dit leidde tot het ontstaan van families van instrumenten in verschillende afmetingen die in consorts werden gegroepeerd. We weten dat Hendrik VIII naast blokfluitconsorts aan zijn hof ook consorts had van gamba’s, schalmeien, dwarsfluiten en rebecs. De meeste instrumenten werden in vier of vijf groottes gebouwd. De blokfluitfamilie is met acht leden de omvangrijkste. Met een blokfluitconsort kun je kiezen voor een hoge of lage ligging, of, als je een groot ensemble hebt, voor een combinatie van die twee. Martin: ’We 54
gebruiken hierbij de terminologie uit de orgelbouw van de acht- en viervoet. Die termen worden ook in meer algemene zin gebruikt, maar voor de blokfluit gaan ze net als bij de orgelpijpen letterlijk op. Het achtvoetconsort bestaat uit de laagste instrumenten. Achtvoet wil dan zeggen dat de laagste toon die dit consort produceert een pijplengte vereist van acht voet, tweeëneenhalve meter dus. Zulke grote blokfluiten werden in de zestiende eeuw inderdaad gebruikt. Het viervoetconsort klinkt een octaaf hoger. De hoogste partij, de discant, speel je in een achtvoetsconsort meestal op een tenorfluit en de overige instrumenten gaan tot contrabas of sub-bas. Voor het viervoetconsort gebruik je de hogere (kleinere) fluiten, met de gewone bas in C als laagste. Doordat de blokfluitfamilie zo groot is, heb je allerlei mogelijkheden die bezettingen af te wisselen.’ AKOESTISCH FENOMEEN Blokfluitensembles verschijnen doorgaans met een hele batterij instrumenten op het podium, waarvan vooral de grootste een sterke visuele aantrekkingskracht op het publiek hebben, nog voordat er een noot geklonken heeft. Die grootste fluiten, de contrabas in F en de sub-bas in C, hebben de merkwaardige eigenschap dat je ze nauwelijks hoort als ze afzonderlijk bespeeld worden maar dat ze in het ensemble precies het juiste, stevige fundament geven. Julien Martin: ‘Dat is inderdaad een merkwaardig akoestisch fenomeen waar je je in het begin op kunt verkijken. De klank van die instrumenten lijkt eigenlijk veel te zacht als je er gewoon op speelt, maar bloeit op zodra de andere fluiten van het consort erbij komen. Het is niet meer zo dat bouwers één standaardtype renaissanceblokfluit maken, zoals dat een paar decennia geleden nog voorkwam. Een cilindrische fluit werd al gauw een ‘renaissanceblokfluit’ genoemd, al klopte er qua stemming verder niets van. Die algemene renaissanceblokfluit heeft nooit bestaan, want in de zestiende eeuw waren er grote verschillen in bouw, van land tot land en soms zelfs van stad tot stad. Nu kun je bouwers heel specifieke opdrachten geven voor het bouwen van bepaalde fluiten in bepaalde stemmingen, uit een bepaalde periode of regio. Ik heb heel veel bewondering voor die mensen, het is een gespecialiseerd vak.
JULIEN MARTIN .INTERVIEW
Resonances
Wij gebruiken fluiten van bouwers met wie we altijd nauw in contact blijven, ook nadat ze hun instrumenten aan ons hebben geleverd. Dat is nodig, want je werkt met hout, levende materie die onderhevig is aan invloed van vocht of temperatuur. Dan moeten er na verloop van tijd soms aanpassingen aan de instrumenten gedaan worden. We zullen tijdens onze concerten in Nederland ongeveer vijftien fluiten meenemen, van verschillende bouwers. Instrumentkeuze is belangrijk, maar het gaat er uiteindelijk vooral om hoe je als ensemble klinkt. Tijdens repetities proberen we veel uit: klinkt dit of dat stuk het best met een vier- of achtvoetconsort? Welk tempo past daar dan het beste bij? De keuzevrijheid die de muziek je geeft is vrij groot.’ EIGEN ENSEMBLE Het Résonances Consort bestaat uit Julien Martin, Marine Sablonnière, Evolène Kiener, Benoít Hoïgo en Pierre Boragno. Hoe hebben deze vijf elkaar gevonden? Martin: ‘De Franse blokfluitwereld is niet zo groot, iedereen kent elkaar wel zo’n beetje. Je komt elkaar vaak tegen bij allerlei ensembles zoals Les Arts Florissants, Les Musicièns du Louvre en La Simphonie du Marais. Wij kennen elkaar al langer, we hebben min of meer samen gestudeerd. Samen met Marine en twee continuospelers ben ik een paar jaar geleden begonnen met Ensemble Résonances. We hebben een cd gemaakt met een Frans programma dat we nog regelmatig spelen. Als Résonances Consort zijn we eigenlijk pas net begonnen. Hiermee wil ik me echt toeleggen op dat heel specifieke consortrepertoire uit de renaissance, dat veel concentratie vergt. Maar we weten wat we aan elkaar hebben en kunnen vrij snel tot de kern komen als we samenspelen.’ ıı
festival oudemuziek utrecht DO 1 SEP, 20.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL De wereld van Monteverdi Vox Luminis / Lionel Meunier & Capriccio Stravagante / Skip Sempé
oudemuziek 16/17
TEARES OF THE MUSES Consortmuziek voor de Tudors Résonances Consort / Julien Martin za 15 okt, 16.00 / Parijs (F), Salle Erard do 27 okt, 20.15 / Westzaan, Zuidervermaning vr 28 okt, 20.00 / Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente za 29 okt, 20.00 / Limbricht, Sint-Salviuskerkje zo 30 okt, 15.00 / Bloemendaal, Dorpskerk di 1 nov, 20.00 / ’s-Heerenberg, Huis Bergh wo 2 nov, 20.30 / Dronten, De Meerpaal
55
56
TEKST BEELD
BENJAMIN VAN VLIET CREDITS BEELD CHARLES PLUMAY
TERUG NAAR DE NIEUWSGIERIGHEID THOMAS DUNFORD TREEDT OP HET IN SEIZOEN OUDE MUZIEK
Thomas Dunford treedt op in het Seizoen Oude Muziek
TERUG NAAR DE NIEUWSGIERIGHEID
oudemuziek 16/17
THOMAS DUNFORD .INTERVIEW
‘Het gaat eerst en vooral om de liefde voor muziek.’ De Frans-Amerikaanse luitist Thomas Dunford maakt, net als zijn land-, leeftijd- en ensemblegenoot Jean Rondeau, deel uit van een nieuwe lichting musici in de oude muziek die het niet zo hebben op regeltjes en presentatie en zich des te meer richten op speelplezier en interactie met het publiek. Tijdens het Seizoen Oude Muziek brengt hij een programma met muziek van Dowland en Kapsberger. Tijd voor een kennismakingsgesprek! De jonge Parijzenaar, opgroeiend in een gezin waar oude muziek volop aanwezig was, ontdekte op negenjarige leeftijd de luit. Dunford: ‘Mijn ouders leerden elkaar kennen omdat ze allebei viola da gamba speelden. Mijn vader komt uit de Verenigde Staten en kwam naar Europa omdat hij een grote fan was van gambist Jordi Savall. Mijn zus en ik kregen dus van kleins af aan altijd veel barokmuziek te horen. Onze ouders namen ons mee naar een workshop in Frankrijk die ze zelf gaven en vroegen of ik een instrument wilde uitproberen. Ik pakte de luit op en vond het meteen een fijn instrument. Dus ik begon lessen te volgen en ben nooit meer gestopt met spelen. Mijn leven bestond uit computerspellen en renaissancemuziek. Ik had een obsessie voor John Dowland – ik speelde en verslond alles van hem. Ik had cd’s van Paul O’Dette, de beroemde luitist met een enorme baard. Al mijn vrienden hadden posters van rocksterren; ik had een grote poster van O’Dette, een luitist die eruit zag als de dwerg Gimli uit The Lord of the Rings. En op mijn elfde probeerde ik mee te spelen met die cd’s waarop Paul O’Dette John Dowland speelde. Dowland was en is nog steeds één van mijn favoriete componisten.’ De veelal melancholische stukken van Dowland lijken niet direct een logische keuze voor een negenjarige. Toch spraken ze Dunford aan: ‘Dowland is een wereld op zichzelf. Je zou hem de Bach van de luit kunnen noemen. Hij heeft zoveel verschillende
kanten. Tegen het einde van zijn leven klonk zijn muziek zelfs helemaal niet meer als renaissancemuziek. In de muziek die we van hem kennen zit veel melancholie, dat klopt. Maar ook Italiaanse invloeden, heel springerige stukken – voor mijn gevoel krijg ik door zijn muziek een idee van hoe hij was. In het ene stuk hoor je dat hij verdrietig is, in het andere klinkt juist weer door hoe hij de draak steekt met een meisje.’ DE ZIEL VAN DE MUZIEK Heeft Dunford het idee dat Dowlands werken autobiografisch waren? ‘Dat weet je natuurlijk nooit zeker. Maar ik probeer zelf als muzikant zoveel mogelijk in de huid van een componist te kruipen. Hoe meer je over een componist leert, hoe meer zijn muziek gaat leven en een ziel krijgt. Het is heel makkelijk om gewoon één stuk van een componist te leren en daar een eigen draai aan te geven. Maar als je echt de ziel van de muziek weet te ontsluieren is dat zoveel beter. Ik duik graag de diepte in, als ik er de tijd voor heb. Van Dowland heb ik echt alles gelezen en bestudeerd. Het is een erg leuk proces. Dowland was een erg complexe figuur. Hij wilde de luitist van koningin Elizabeth I worden, maar hij had zich in Frankrijk bekeerd tot het rooms-katholicisme en dat was waarschijnlijk de reden dat hij door de protestantse Elizabeth niet werd aangenomen. Hij was daar erg bedroefd over en verliet Engeland. Mogelijk werd hij zelfs verbannen, dat weten we niet zeker. Dowland reisde door Frankrijk, Italië en Duitsland en werkte een aantal jaar aan het koninklijk hof van Denemarken. Dat was een heel goed betaalde functie, maar in zijn brieven smeekt hij telkens om terug te mogen komen naar Engeland, om zijn kind en vrouw te kunnen zien. Zijn muziek zit vol geklaag: “Exiled forever, let me mourn. Happy they that in hell feel not the world’s despite.” Je krijgt het idee dat hij de wereld verschrikkelijk vond, terwijl ik niet geloof dat hij echt een miserabel leven had. Wel had hij een ‘vol’ leven: hij reisde veel, maakte heftige gebeurtenissen mee. Uiteindelijk kreeg hij wat hij wilde: een baan aan het Engelse koninklijk hof. Voor 57
INTERVIEW. THOMAS DUNFORD
zover we weten stopte hij toen met componeren: er zijn geen composities van daarna bewaard gebleven. Het lijkt alsof het niet kunnen krijgen wat hij wilde hem inspiratie gaf. Zijn eerste boek met composities zit vol verlangen: “Come again, sweet love!” Het is bijna alsof hij de koningin uitnodigt om hem terug te nemen. Ik denk dat hij haar probeerde te verleiden met zijn muziek. Elizabeth had rood haar en alle kunstenaars waren verliefd op haar. Ik denk dat Dowland ook een onbeantwoorde liefde voor haar koesterde.’ IMPROVISATIE Verdiept Dunford zich ook in hoe de muziek in de tijd van Dowland geklonken moet hebben? Dunford: ‘Voor mij is het het allerbelangrijkste dat ik de muziek op een expressieve manier breng en dat het publiek echt iets voelt. De beste manier voor mij om dat te bereiken is door te onderzoeken wat de muziek zo bijzonder maakt en door te proberen te voelen wat iemand uit die tijd voelde bij de muziek. Het is natuurlijk leuk om naar een specifiek geluid op zoek te gaan, maar we gaan er toch nooit achter komen hoe de muziek destijds klonk. Dus de timing en de frasering van destijds kun je nooit achterhalen. Ik denk niet dat mijn interpretatie van de muziek ooit zal zijn hoe die destijds was. Maar hoe meer ik het juiste gevoel nastreef, hoe beter. Veel belangrijker dan het instrument of spelen volgens de juiste manier, is dat je als musicus echt betrokken raakt bij de muziek en zo écht het verhaal achter de muziek overbrengt.’ Maar Dunford liet zich ook muzikaal vormen door hele andere muziek: ‘Ik zat op een middelbare school waar kunsteducatie heel belangrijk was, dus er waren veel muzikanten en dansers. Al mijn vrienden waren jazzmuzikanten en vaak gingen we naar het park, waar ze me jazzstandards en popsongs leerden en we samen improviseerden. Dat heeft een enorme invloed gehad op mijn muzikale ontwikkeling. Het heeft me geleerd om altijd een open geest te houden en te blijven improviseren.’ Naast zijn verschillende oudemuziekprojecten vormt Dunford ook samen met Jean Rondeau en de Itaanse zarb-speler Keyvan Chemirani een trio. Daarmee improviseert hij veel. Wat is het dat hem aanspreekt in dat improviseren? Dunford: 58
’We improviseren op composities van Keyvan, die veelal modaal zijn en heel andere maatsoorten hebben dan wij gewend zijn, bijvoorbeeld negen- of zevendelig. Dat is heel moeilijk voor mij, want westerse musici kunnen dat niet van nature spelen, we denken in vieren of drieën. Maar het is echt te gek. Ik hou ervan om geconfronteerd te worden met dingen die nieuw en uitdagend zijn. Er is in het verleden natuurlijk veel geweldige muziek gecomponeerd voor de luit, maar het blijft een instrument waarmee je alles moet kunnen doen wat je wilt. Eeuwenlang werd er bijna niet meer gespeeld op de luit, omdat die werd gezien als een instrument van een voorbije tijd. Maar het is een fantastisch instrument. Met die lage bassen, en die hoge noten die klinken als een mix van gitaar en een harp; dat volle, ronde geluid met veel resonantie. Je kunt er Satie op spelen of Chopin, het klinkt allemaal geweldig. Dus het is goed om er nieuwe dingen mee te blijven proberen, zodat het instrument niet uitsterft.’ KLEUR EN RELIËF In het programma dat Dunford in het Seizoen Oude Muziek brengt, zet hij de melancholische muziek van Dowland tegenover de uitbundige composities van de Duits-Italiaanse theorbespeler, luitist en componist Giovanni Girolamo Kapsberger. Wat kan hij over zijn Kapsbergers muziek vertellen? Dunford: ‘Kapsbergers vader was een Duitse legerofficier, maar zelf woonde hij heel zijn leven in Italië en was hij erg Italiaans. Hij was goede vrienden met de paus én componeerde verschillende opera’s. Kapsberger was een extreem virtuoze luitist en een soort popster. Zijn muziek is heel snel, vol met voor zijn tijd vreemde harmonieën. Het publiek moet enorm onder de indruk zijn geweest. De muziek die ik van hem speel zijn toccata’s. De toccata is een heel vrije vorm en bestaat uit lange, doorlopende lijnen waarin geen metrum is aangegeven. Die maat moet je dus zelf uitvinden en dat is soms erg lastig. Het is in feite een uitgeschreven improvisatie, en harmonisch ook interessant. Ik denk dat Kapsberger dingen deed waarmee hij zijn publiek probeerde te choqueren. Zijn manier van componeren was wat dat betreft vergelijkbaar met bijvoorbeeld de madrigalen van Monteverdi. Als wij die nu terugluisteren, klinken ze niet erg schokkend, maar in die tijd vroeg iedereen zich af: “Wat gaat Monteverdi nu doen? Oh, hij schrijft geen vier delen, maar één! En hij gebruikt
basso continuo. En wat is dat voor harmonie? Hij is gek geworden!” Als je ernaar kijkt en stilstaat bij de tijd waarin hij het schreef, is die muziek echt krankzinnig. Bij Kapsberger en zijn collega’s draait het precies daarom: ze wilden interessante muziek componeren, bewust vernieuwen en choqueren. Als je deze muziek speelt, moet je jezelf dus weer gevoelig maken voor die elementen die in die tijd vernieuwend en ongewoon waren. Hoe meer je in die muziek duikt, hoe meer je dat voelt. Sommige musici pakken gewoon de bladmuziek en spelen heel sec wat er staat. Het probleem in klassieke muziek is soms dat het allemaal zo netjes en braaf is, terwijl je bij een rockconcert wordt overweldigd door geluid. En de muziek van Monteverdi en Kapsberger heeft dat ook in zich, die is heel kleurrijk’. Is er überhaupt wel ruimte om te experimenteren in de wereld van de oude muziek? Dunford: ‘Ik denk het wel. De musici die de oudemuziekbeweging startten, zoals Gustav Leonhardt en Nikolaus Harnoncourt, deden dat uit pure liefde voor muziek. Maar nu is er een hele generatie die bij hen heeft gestudeerd en muziek maakt met een houding van: ”zij deden het zo, dus wij gaan het ook zo doen.” Ze doen wat werkt en wat ze horen in opnames, omdat ze denken dat het zo hoort. Maar ik wil teruggaan naar die nieuwsgierigheid van Leonhardt en Harnoncourt. Terug naar de muziek zelf. Om een voorbeeld te geven: de stukken van Dowland worden nu altijd gebracht door één zanger, vaak een countertenor, begeleid op luit. Maar als je de muziek erbij pakt, zie je dat die gecomponeerd is
voor een luit en vier zangers. Niemand weet of ziet dat meer, ze voeren de muziek gewoon uit zoals andere musici dat vóór hen hebben gedaan. Kíjk naar de muziek en maak zelf een interpretatie, op basis van je eigen gevoel bij de muziek. Doe niet iets omdat je denkt dat je er succes mee gaat hebben. Het gaat eerst en vooral om liefde voor muziek. Je moet het doen omdat je het te gek vindt.’ ıı
oudemuziek 16/17
THOMAS DUNFORD Dowland en Kapsberger Melancholie en bravoure di 15 nov, 20.15 / Muiden, Muiderslot wo 16 nov, 20.15 / Eindhoven, De Kapel do 17 nov, 20.15 / Westzaan, Zuidervermaning vr 18 nov, 20.15 / Deventer, Penninckshuis za 19 nov, 16.00 / Haarlem, Doopsgezinde Kerk zo 20 nov, 16.30 / Schokland, Kerkje op Schokland ma 21 nov, 20.30 / Maastricht, Cellebroederskapel
59
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW
Dagmar Šašková over Strozzi en Fontei
CHIAROSCURO IN DE MUZIEK foto: via Dagmar Šašková
De Tsjechische mezzosopraan Dagmar Šašková zong met verschillende gerenommeerde ensembles als Ensemble Correspondances, La Fenice, Collegium 1704 en Le Concert Brisé. Deze zomer presenteert ze samen met onder anderen klavecinist Laurent Stewart een programma met enerzijds lamento’s van Strozzi en Fontei en anderzijds sonates van Legrenzi en Rosenmüller. Šašková: ‘Die contrasten waardoor barokmuziek zich laat kenmerken drijven mij tot het uiterste.’ Šašková: ‘Voor dit festivalprogramma kozen Laurent Stewart en ik voor muziek van Barbara Strozzi en Nicolò Fontei, waarvan we allebei erg fan zijn. Voor zover we weten waren ze goede bekenden – Nicolò was bevriend met Barbara’s vader, dichter Giulio Strozzi – ik denk zelfs dat Barbara en Nicolò geliefden waren. Het laatste werk op het programma, Su’l Rodano severo van Strozzi, is het sleutelstuk. Het vertelt het zeventiende-eeuwse verhaal van Henri Coiffier de Ruzé, beter bekend als de markies van Cinq-Mars. Hij was een aantrekkelijke man, dol op de laatste mode en gefocust op kleding van goed materiaal – Laurent noemt hem vaak grappend de Jean-Paul Gaultier van zijn tijd. Cinq-Mars had een geheime relatie met koning Lodewijk XIII, met wie hij een samenzwering tegen kardinaal Richelieu organiseerde. Dat kostte hem de kop: Cinq-Mars werd door Richelieu’s spionnen gevangengenomen en uiteindelijk in 1642 geëxecuteerd in Lyon. Veel musici uit ons ensemble wonen in Lyon, en het is op zich al een spannend en tragisch verhaal dat zich op voor ons bekend terrein heeft voltrokken. Dat Strozzi die tragiek in 1651 in een overweldigend lamento heeft weten te vangen, maakt de aanleiding om dit stuk nu uit te voeren natuurlijk compleet. Vanuit een eenentwintigste-eeuws perspectief bekeken denk ik dat Strozzi een buitengewone vrouw en zangeres was. Vrouwen hoorden eigenlijk niet te componeren, bijzonder dus dat zij die ruimte kreeg. Als zangeres blijft ze erg dicht bij de teksten, haar stijl is heel expressief en emotioneel. Naast de lichtere muziek van Legrenzi en Rosenmüller is het contrast heel groot: het lijkt op de chiaroscuro-stijl in de schilderkunst. Het contrast tussen licht en donker drijft mij tot het uiterste: ik presteer het beste in een dynamisch concert vol theater en drama.’ Iris van Korven
60
za 27 aug, 22.30 uur TivoliVredenburg, Hertz Ensemble #Baroques / Chiaroscuro: licht en donker in Venetië
61
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW
Krijn Koetsveld over het Internationaal Van Wassenaer Concours
OPSTAP VOOR JONGE PROFESSIONALS foto: Jip Warmerdam
Krijn Koetsveld bedacht dertig jaar geleden het Internationaal Van Wassenaer Concours en is er nog altijd bij betrokken als voorzitter van de vakjury. Omdat mensen hem intrigeren is hij naast musicus ook coach en trainer: ’Die twee beroepen versterken elkaar.’ Dat het Internationaal Van Wassenaer Concours (IVWC) in 2016 dertig jaar geleden voor de eerste keer plaatsvond, is Krijn Koetsveld volledig ontgaan. Hij is opgetogen dat het concours nog steeds bestaat en op 1 en 3 september voor de tweede keer deel uitmaakt van het Festival Oude Muziek: ‘Mijn gedachte achter het concours is in al die jaren niet veranderd: wij willen jonge, talentvolle mensen een kans geven zich te laten horen. Een concours winnen is zeker niet zaligmakend, maar het geeft ensembles wel een opstap naar de professionele podia.’ Volgens Koetsveld is het niveau van de ensembles de afgelopen jaren gestaag gestegen: ‘De tijd dat men weleens dacht dat het moeilijk was om zuiver te spelen op oude instrumenten is voorbij. Toch komt het nog voor dat we geen eerste prijs uitreiken. De musici moeten bij wijze van spreken zo kunnen instromen in de concertpodia voor oude muziek. Wanneer ze daar niet aan voldoen zijn we consequent en streng, dus komt er ook geen winnaar.’ Het geheim van een goed ensemble schuilt volgens Koetsveld voor het grootste gedeelte in de chemie tussen de musici: ‘Een ensemble vormen is een kunst op zich. De individuele spelers moeten goed zijn, maar zich ook kunnen transformeren in een groep. Wanneer de interactie tussen de musici klopt, valt dat meteen op. Je voelt dat de spelers elkaar opvangen en beter willen maken.’ De wisselwerking tussen mensen heeft Koetsveld altijd geboeid. Als voormalig leidinggevende van twee conservatoria werd het hem al snel duidelijk dat hij naast verstand van muziek vooral ook verstand van mensen moest hebben. Die gedachte gaf voor hem de doorslag om zich te laten opleiden tot coach en trainer. Koetsveld: ‘In een instelling als een conservatorium gaat het vaak over creatieve vorming, inspiratie en samenwerking. Die processen spelen ook buiten de muziek een grote rol. Ik werk
62
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW GEINTERVIEWDE
tegenwoordig als coach voornamelijk met niet-musici, wat ik prettig vind voor de afwisseling. Ik zou het ook niet meer ambiëren om alleen maar musicus te zijn, omdat beide beroepen bij mij passen en elkaar versterken.’ Desalniettemin was Koetsveld het afgelopen jaar fulltime bezig met muziek. Als artistiek leider en klavecinist van Ensemble Le Nuove Musiche heeft hij een druk seizoen achter de rug. De groep organiseerde afgelopen april voor het eerst een eigen festival en neemt met het project Monteverdi XL de komende tijd alle madrigalen van Monteverdi op. Koetsveld: ‘We zijn inmiddels op de helft van de negen boeken. Het is een gigantisch project en voor mij als Monteverdi-liefhebber een droom die uitkomt. Het ensemble bestaat sinds 2004 en heeft inmiddels diverse bezettingen gekend. We zijn er nu in geslaagd om de ideale samenstelling te vinden waarbij samenspel en chemie sleutelwoorden zijn.’ Op de vraag of oude muziek nog leeft anno 2016, antwoordt Koetsveld vastberaden: ‘Jazeker, maar je moet er wel iets voor doen. Kijk alleen maar eens naar de manier waarop ensembles zich in de voorrondes van het IVWC presenteren. Als jury hechten we daaraan veel waarde. Door naar je schoenen te staren, raakt het publiek echt niet geïnspireerd. Als musicus is het belangrijk je bewust te zijn van de rol die je inneemt. Oude muziek is eeuwen oud en het gemiddelde publiek wil vaak iets meemaken wat dicht bij hun beleving staat. Door bijvoorbeeld theatrale vormen te gebruiken of bijzonder te programmeren neem je de luisteraars mee in je verhaal en blijf je ze boeien.’ Inge Jongerman
festival oudemuziek utrecht DO 1 SEP, 10.00-17.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, HERTZ Internationaal Van Wassenaer Concours Halve finale (gratis toegang) ZA 3 SEP, 11.00-16.30 UUR TIVOLIVREDENBURG, HERTZ Internationaal Van Wassenaer Concours Finale (gratis toegang)
63
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW
Jana Semerádová over Galuppi en Jiránek
VENETIË IN UTRECHT ÉN PRAAG foto: Luis Montesdeoca
Baldassare Galuppi was een van de kleurrijkste Venetiaanse componisten van de achttiende eeuw. Maar helaas kennen we zijn muziek nauwelijks. Collegium Marianum uit Praag gaat daar tijdens het komende Festival Oude Muziek verandering in brengen. Fluitiste en ensembleleider Jana Semerádová vertelt: ’De voornaamste reden voor zijn onbekendheid is dat Galuppi een nogal eigenzinnige componist was die niet zo makkelijk in een hokje te plaatsen is. Zijn muziek gaat heen en weer tussen laat-barok en vroeg-klassiek en hij is, door zijn werkzaamheden in Londen en Sint-Petersburg, ook sterker door anderen beïnvloed dan de meeste Venetiaanse componisten. Tijdgenoten roemden hem om zijn opera’s en kerkmuziek, maar ook zijn instrumentale muziek is heel aantrekkelijk. Het is echt een genot om zijn concerten te spelen.’ Naast Galuppi en Vivaldi staat ook muziek van Frantisek Jiránek op het programma, een Tsjechishe violist en componist die in Venetië bij Vivaldi moet hebben gestudeerd. Semerádová: ‘De Tsjechische musicoloog Václav Kapsa heeft veel onderzoek naar Jiránek gedaan en over hem gepubliceerd. Door die publicaties ben ik ook met Jiráneks muziek in aanraking gekomen. We spelen een vioolconcert waarvan niet zeker is of dat door Vivaldi of Jiránek gecomponeerd is. Wat de relatie tussen die twee precies was, weten we ook nog niet helemaal, daar wordt nog veel onderzoek naar gedaan. Jiránek was in dienst bij de graaf van Morzin in Praag en werd door hem naar Venetië gestuurd, hoogstwaarschijnlijk om zich bij Vivaldi te bekwamen. Daarna vinden we Jiránek ook nog aan het hof in Dresden, een belangrijk Europees muziekcentrum. Hij is een heel interessante componist en wie weet komt er meer muziek van hem boven water.’ De laatste jaren zien we een sterke opkomst van Tsjechische barokensembles die niet zelden een lans breken voor de nog onontgonnen barokmuziek uit hun eigen land. Maar hoe is het oudemuziekklimaat in Tsjechië zelf? Semerádová signaleert een positieve trend: ‘Er zijn in de belangrijkste steden in Tsjechië oudemuziekseries en die lopen heel goed. Er wordt veel onderzoek gedaan naar onbekende componisten en het niveau van de musici is eigenlijk net zo hoog als elders in Europa. Praag heeft, dit jaar voor de zeventiende keer, een echt oudemuziekfestival in de zomer. En net als in Utrecht is Venetië dit jaar het thema. We vullen elkaar dus prima aan!’ Marcel Bijlo 64
wo 31 aug, 11.00 uur TivoliVredenburg, Hertz Collegium Marianum /Jana Semerádová: Galuppi’s concerten
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW GEINTERVIEWDE
Il Suonar Parlante speelt Venetiaanse consortmuziek
DE GAMBA VOLGENS DE GABRIELI’S foto: Luis Montesdeoca
Dat er in Venetië in de zeventiende eeuw nauwelijks meer gamba werd gespeeld, is volgens gambist Vittorio Ghielmi een groot misverstand. Zijn ensemble Il Suonar Parlante zal ons in het programma La Cetra Veneziana dan ook van het tegendeel overtuigen. Ghielmi vertelt: ’We presenteren verschillende stijlen van instrumentale muziek. We beginnen bij de Gabrieli’s. Zij componeerden ricercares en canzones die meestal op het orgel werden gespeeld, soms op klavecimbel. Ze bleken echter ook heel geschikt voor het gambaconsort. Rond 1600 ontwikkelde zich een hele nieuwe instrumentale stijl, met de viool als belangrijkste instrument. Men denkt vaak dat het vanaf dat moment afgelopen was met de viola da gamba in Italië, maar dat is niet zo. De virtuoze solopraktijk, zoals ingezet door Silvestro Ganassi met zijn traktaat Regula Rubertina in 1542, leefde ook in de zeventiende eeuw nog voort in de zogenaamde viola bastardapraktijk. Giovanni Legrenzi componeerde in 1673 nog sonates voor vier gamba’s en ook Vivaldi produceerde een concert voor viool en gamba, al duidde hij het instrument aan als violoncello alla Inglese. Ook in zijn opera l’Incoronazione di Dario komt een aria voor met een gambapartij. Het idee dat het instrument in Italië niet meer bespeeld werd klopt dus gewoon niet.’ Naast werken voor gambaconsort klinken er in dit programma ook intavolaties van fragmenten uit opera’s van Monteverdi. Ghielmi: ‘Het was heel gebruikelijk om geliefde fragmenten uit opera’s in kamermuziekverband uit te voeren op luit of harp. Die praktijk zie je later ook in Frankrijk, toen theorbespeler Robert de Visée bijvoorbeeld de Zonnekoning in slaap speelde met bewerkingen van fragmenten uit opera’s van Lully. Ook die intavolatiepraktijk in Venetië is een onderbelicht genre. Als we aan Venetiaanse muziek uit de zeventiende eeuw denken, hebben we het niet alleen over de virtuoze vioolsonates: de muzikale diversiteit was er heel groot.’ Marcel Bijlo
vr 2 sep, 11.00 uur TivoliVredenburg, Hertz Il Suonar Parlante / Vittorio Ghielmi: Venetiaanse consortmuziek
65
festivaltips
VRIENDEN AAN HET WOORD
Vriend: Peter Oosterbaan Woonplaats: Amsterdam
‘In oude muziek is nog zoveel te ontdekken!’ Waarom bent u Vriend van Oude Muziek? ‘In de “oude muziek” is nog zoveel te ontdekken. We moeten onderzoekers en (jonge) ensembles blijven stimuleren om in die oude bronnen te graven en te experimenteren.’ 1. Graindelavoix / Björn Schmelzer Een Cypriotische vesper DI 30 AUG, 17.00 UUR | DOMKERK ‘Ik vind het niet eens altijd mooi wat ze doen, maar de opbouw van het concertprogramma en de muzikale benadering van Graindelavoix zijn zo bijzonder, dat ik altijd weer nieuwsgierig ben naar waar ze nu weer mee naar Utrecht komen.’ 2. La Colombina / Josep Cabré UITVERKOCHT De wereld van Willaert ZA 27 AUG, 17.00 UUR | PIETERSKERK
3. Hespèrion XXI / Jordi Savall UITVERKOCHT 1000 jaar Venetië / 27 jaar Jordi Savall VR 2 SEP, 20.00 UUR | TIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL ‘Het is gewoon weer eens tijd om Savall live te zien en te horen, alleen al als eerbetoon aan een man die als onvermoeibare pleitbezorger zoveel voor de oude muziek heeft betekend: van het aanboren van onbekend repertoire tot het leggen van verbanden met andere culturen.’
‘De combinatie van een van mijn favoriete ensembles met een van mijn favoriete componisten: daar kan ik alleen maar naar uitkijken!’
66
66
seizoen oudemuziek okt - dec 2016
Marco Beasley Le strade del cuore
Ensemble Leones Het lied van de Nibelungen
Marco Beasley zingt, begeleid door luit en gitaar, vijftiendeeeuwse frottole en tarantelle naast liederen uit Sicilië.
Intrige verraad, wraak en heftige strijd: het zijn de ingrediënten voor het dertiende-eeuwse Nibelungenlied.
za 15 okt, 20.30 zo 16 okt, 15.30 di 18 okt, 20.00 wo 19 okt, 20.15 do 20 okt, 20.00 vr 21 okt, 20.15 za 22 okt, 20.15 zo 23 okt, 14.15
wo 23 nov, 20.15 Groningen, Lutherse Kerk do 24 nov, 20.00 Almere, Kunstlinie Almere Flevoland (KAF)* vr 25 nov, 20.30 Zwolle, Lutherse Kerk za 26 nov, 20.00 Utrecht, Pieterskerk zo 27 nov, 14.30 Amerongen, Kasteel Amerongen za 18 feb, 20.00 Brugge (B), Concertgebouw Brugge
Maastricht, Sint-Janskerk Vlissingen, Sint-Jacobskerk Utrecht, TivoliVredenburg Delft, Lutherse Kerk Amsterdam, Waalse Kerk Deventer, Penninckhuis Groningen, Lutherse Kerk Eindhoven, Muziekgebouw
* onderdeel van de Nacht van de Oude Muziek
Résonances Consort Teares of the muses Met zijn eigen consort speelt de jonge, Franse blokfluitist Julien Martin zestiende-eeuwse Engelse kamermuziek. za 15 okt, 16.00 Parijs (F), Salle Erard do 27 okt, 20.15 Westzaan, Zuidervermaning vr 28 okt, 20.00 Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente za 29 okt, 20.00 Limbricht, Sint-Salviuskerkje zo 30 okt, 15.00 Bloemendaal, Dorpskerk di 1 nov, 20.00 ’s-Heerenberg, Huis Bergh wo 2 nov, 20.30 Dronten, De Meerpaal
Thomas Dunford Dowland en Kapsberger Natuurtalent Thomas Dunford speelde al met alle groten. In dit concert zoekt hij het contrast op tussen Dowland en Kapsberger. di 15 nov, 20.15 wo 16 nov, 20.15 do 17 nov, 20.15 vr 18 nov, 20.15 za 19 nov, 16.00 zo 20 nov, 16.30 ma 21 nov, 20.30
Muiden, Muiderslot Eindhoven, De Kapel Westzaan, Zuidervermaning Deventer, Penninckshuis Haarlem, Doopsgezinde Kerk Schokland, Kerkje op Schokland Maastricht, Cellebroederskapel
Locaties en prijzen € 23 / Vriend € 19 / CJP/student € 10 m.u.v.: Almere, KAF: Nacht van de Oude Muziek Dronten, De Meerpaal Eindhoven, Muziekgebouw Eindhoven, De Kapel Maastricht Schokland Vlissingen Utrecht, TivoliVredenburg Zwolle
€ 20 / Vriend € 17,50 / CJP/student € 10 € 13 / Vriend € 11,50 € 29 / Vriend € 26 € 25 / Vriend € 22 € 22,50 / Vriend € 19 / € 10 € 13 / Vriend € 11 € 20 / Vriend € 15 / CJP/student € 15 € 35 / Vriend € 29 € 25,50 / Vriend € 21,50 / CJP/student € 12,50
Kaartverkoop voor concerten in België en Frankrijk verloopt alleen via de betreffende concertzalen. Bestel online via www.oudemuziek.nl of vanaf 3 oktober telefonisch via 030 232 9010 (ma-vr 10.00-16.00 uur) of schriftelijk met de bon in dit tijdschrift. Kijk voor uitgebreide informatie op www.oudemuziek.nl of vraag de brochure aan.
67
IN MEMORIAM
CASPER VOGEL Op 27 juni overleed Casper Vogel. Van 1997 tot 2004 was hij directeur van de Organisatie Oude Muziek. Hij volgde de Brit Simon Mundy op, die nog geen jaar directeur was. Casper begon zijn loopbaan als journalist en werd vervolgens hoofredacteur radio en televisie bij de Humanistische Omroep. Later stond hij elf succesvolle jaren aan het roer van het Noordhollands Philharmonisch Orkest. De wereld van de oude muziek was relatief nieuw voor hem, wat hem misschien wel inspireerde tot het motto: ‘oude muziek is altijd nieuw’. Hij doelde daarmee zowel op de onuitputtelijke bron van het historische repertoire als op de verfrissende kijk die de historische uitvoeringspraktijk altijd probeert te geven op bekende stukken. Maar ongetwijfeld doelde hij ook op de nieuwe wegen die hij met het festival wilde bewandelen. Caspers periode aan het hoofd van de organisatie was de ontdekkingstocht van een zeer nieuwsgierige culturele omnivoor. Zijn open blik leverde het festival een aantal bijzondere thema’s en producties op, zoals een controversieel geënsceneerde Messiah (2000) of een eveneens scenische versie van het Noordse Edda-epos (2001). Casper had ook een goede neus voor aankomend talent. Hij was het (en niet ik, zoals wel vaker werd beweerd) die zowel Le Poème Harmonique als de moderne pianist Alexandre Tharaud voor het eerst naar Nederland haalde. Maar het was niet altijd makkelijk. Casper was een generalist in een wereld van specialisten. De confrontatie met Jan Nuchelmans, de artistieke aartsvader van het festival, was onvermijdelijk, maar ook jammer, want twee aardigere mensen kun je je nauwelijks voorstellen. In hart en nieren bleef Casper een onderzoeksjournalist met een grote neiging tot beschouwing. Het maakte hem tot een scherp observator, een zeer fijne gesprekspartner en een ideaal klankbord voor een programmeur. Ik heb zeer veel van hem geleerd. Hij heeft de vernieuwing die het festival nodig had wel degelijk aangezwengeld, al lukte het hem niet daar zelf duurzaam vorm aan te geven. Na zijn periode bij de Organisatie Oude Muziek was Casper Vogel vooral actief als adviseur, en stond hij mede aan de wieg van de Rotterdamse Operadagen. Hij werd 71 jaar. Jan Van den Bossche
68
69
FRINGE
FRINGE 2016 Naast het hoofdprogramma biedt het Festival Oude Muziek dagelijks ook een ‘alternatieve route’ langs gratis fringeconcerten, gegeven door jonge, bijna afgestudeerde of beginnend professionele musici. Een aantal daarvan is speciaal geselecteerd onder de noemer Fabulous Fringe.
11.00 / Pieterskerk JONG BAROK
Jasperina Verheij, Eline Fung Fen Chung, blokfluit / Stefan Woudenberg, viola da gamba / Alexander de Bie, orgel Triosonates van Telemann, Händel e.a. 11.00 / Stadsklooster Utrecht
De concerten vinden plaats op historische locaties verspreid over de binnenstad van Utrecht en duren circa 45 minuten. Voor sommige locaties (gemarkeerd met *) is het vanwege de beperkte capaciteit noodzakelijk van tevoren kaartjes af te halen (maximaal twee per persoon) bij de informatiebalie in TivoliVredenburg (vanaf 9.00 uur op de dag van het betreffende concert). Na afloop van het concert kunt u een gift aan de musici doen. Een selectie van de Utrechtse fringeensembles was te horen tijdens het MAfestival 2016 in Brugge.
ENSEMBLE GRADUS
Yves Ytier, viool Georg Staudacher, klavecimbel en orgel Vioolsonates van Vivaldi, Corelli en Bertali 12.30 / Tivolivredenburg, Grote Zaal THE WINDSOR CONSORT
Mónica Monteiro, sopraan Victoria Cassano, mezzosopraan William Knight, João Moreira, tenor Andrew Hopper, bas Madrigalen van Monteverdi, Gastoldi en Marenzio 14.00 / * Museum Catharijneconvent
ZA 27 AUG 11.00 / * KuuB NINA LAKICEVIC, KLAVECIMBEL
Balbastre, Forqueray en Royer 11.00 / * De Witte Lely JONATAN ALVARADO, BAROKGITAAR EN LUIT
Giovanni Stefani: Affetti amorosi
70
PRIMARY COLORS
Andrew Burn, fagot Annabeth Shirley, cello Andreas Westermann, klavecimbel Late baroksonates van Hellendaal e.a. 15.30 / Polman’s Huis, Zuilenzaal LA VAGHEZZA
Mayah Kadish, Victoria Melik, viool Anastasia Baraviera, cello Gianluca Geremia, luit Marco Crosetto, klavecimbel Corelli, Couperin, Valentini, Telemann
FRINGE
15.30 / * Het Muzieklokaal CANCRIZANS DUO
Felipe Egaña Labrín, traverso Sara Johnson Huidobro, klavecimbel Leclair vs. Vivaldi 15.30 / * Grand Hotel Karel V MUCH ADO ABOUT NOTHING
Svetlana Lanskaya, fortepiano Verena Laxgang, cello Leopold Nicolaus, viool Pianotrio’s van Mozart, Wölfl en Hummel
ZO 28 AUG
12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal
15.30 / * Grand Hotel Karel V
LE CONCERT D’APOLLON
Ornella Balhi, Jeong Guk Lee, Isabella Mercuri, Veronica Tollenaar, Koske Nozaki en Wytske de Vries, renaissanceblokfluit Josquin, Gombert en Monteverdi door blokfluitconsort
Elise van der Wel, Sandra de Vries, Laura Fierro Rodríguez, Fumiko Morie, Anna Lester, Noyuri Hazama, viool / Amy Shen, Hilla Heller, altviool / Inés Salinas, Annabeth Shirley, cello / Alon Portal, violone / Marit Darlang, fagot / Beto Caserio, Federico Forla, Lisa Buckland, hobo / Felipe Egana Labrin, Radka Kubínová, traverso / Arjen Verhage, theorbe / Marianna Soroka, percussie / João Rival, klavecimbel en dirigent / Orkestwerken van Lully, Corelli en Muffat
11.00 / Winkel Van Sinkel, Café TRIO OHNE WORTE
14.00 / Het Huis, Theaterzaal
Przemysław Wi niewski, fluit Maria Misiarz, cello Joanna Owczarek, fortepiano Pianotrio’s van Haydn, Kozeluch en Pleyel
CONSERVATORIUM VAN AMSTERDAM
11.00 / * GYS ENSEMBLE IL BELL’HUMORE
Alicia Borciani, sopraan Anne Freitag, renaissancetraverso Ryosuke Sakamoto, renaissanceluit Italiaanse renaissancedansen en liefdesliederen 11.00 / * Fundatie van Renswoude SHIN HWANG, KLAVECIMBEL
Bachs Goldbergvariaties 11.00 / * Oudaen
15.30 / Stadsklooster Utrecht ENSEMBLE CORANTO
Anna Rita Pili, Vittoria Giacobazzi, sopraan / Enrica Sirigu, barokfluit / Maria Ines Zanovello, Irene Sirigu, viool / Carmen Muñoz Hernández, altviool / Anna Camporini, cello / Elisa La Marca, luit / Paola Barbieri, klavecimbel Monteverdi, Vivaldi, Hasse en Porpora
Presentatie Early Music Summer School
MA 29 AUG 14.00 / * Bartholomeus Gasthuis ENSEMBLE IL BELL’HUMORE
11.00 / Stadsschouwburg
Alicia Borciani, sopraan Anne Freitag, renaissancetraverso Ryosuke Sakamoto, renaissanceluit Italiaanse renaissancedansen en liefdesliederen
ENSEMBLE STELES
14.00 / Binnenstad Utrecht op bootje
11.00 / * Stadhuis
WE’N BAND
Beniamino Paganini, traverso Phyllis Bartholomeus, cello Sayuri Nagoya, fortepiano Pianotrio’s van Haydn en Beethoven
Gastoldi, Gabrieli, Monteverdi e.a. 14.00 Ledig Erf 14.30 Winkel van Sinkel 15.00 Oudaen 15.45 TivoliVredenburg
IGNOTAE DEAE
Antonia Harper, sopraan / Paola Ventrella, theorbe / Paola Francesca la Forgia, viola da gamba Vrouwelijke componisten in de 17de eeuw
BLOCK6 THE HAGUE
Noyuri Hazama, viool Evan Buttar, cello Gabriele Levi, klavecimbel Vivaldi, Veracini, Tartini
THE MUSICAL GARDEN
11.00 / Jacobikerk ENSEMBLE MELISSE
15.30 / Pieterskerk
A DIALOGUE ON A KISS Michal Bitan, sopraan / Earl Christy, luit Lute songs van Dowland, Coprario en Campion
Lucjia Stilonovic, traverso / Sara de Vries, viool / Rosa van Walbeek, viola da gamba / Sevastianos Motorinos, klavecimbel Hottetere, Guillemain, Marais 11.00 / * Kunstuitleen ELISA LA MARCA, LUIT
Venetiaanse luitmuziek rond 1500: Spinacino en Francesco da Milano 71
FRINGE
12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal
DI 30 AUG
CONCERTO RIPIGLINO
11.00 / * Universiteitsmuseum
Natalie Carducci, viool / Coline Ormond, viool en viola da braccio / Ryosuke Sakamoto, viola da gamba / Shuko Sugama, violone / Yuka Niitsuma, orgel Rossi, Gabrieli, Biber
BLOCK6 THE HAGUE
14.00 / * Sonnenborgh
11.00 / Pieterskerk
DANZI DUO
ELISA LA MARCA, LUIT
ENSEMBLE GRAN TEATRO DEL MUNDO
Anderson Fiorelli, cello Sofya Gandilyan, fortepiano Leraar en leerlingen: Beethoven, Neefe en Ries
Venetiaanse luitmuziek rond 1500: Spinacino en Dalza 15.30 / Jacobikerk
TAYLOR CONSORT
Théotime Langlois de Swarte, Sophie de Bardonnèche, viool Louise Pierrard, viola da gamba Justin Taylor, klavecimbel Dandrieu en Couperin
14.00 / * AAFAB IGNOTAE DEAE
Ornella Balhi, Jeong Guk Lee, Isabella Mercuri, Veronica Tollenaar, Koske Nozaki, Wytske de Vries, renaissanceblokfluit Josquin, Gombert en Monteverdi door blokfluitconsort
Johanna Bartz, traverso / Miriam Jorde Hompanera, hobo / Coline Ormond, viool / Bruno Hurtado Gosalvez, viola da gamba / Jadran Duncumb, theorbe / Julio Caballero Pérez, klavecimbel Kameropera’s van Lully, Marais en Campra 11.00 / * Sonnenborgh
Antonia Harper, sopraan Paola Ventrella, theorbe Paola Francesca la Forgia, viola da gamba Vrouwelijke componisten in de 17de eeuw 14.00 / * Museum Catharijneconvent
15.30 / Pieterskerk ÆRODYNAMIC
Harma Everts, sopraan Stephanie Brandt, María Martínez Ayerza, blokfluit Liederen uit Petrucci’s Odhecaton
QUEEN’S PRIEST
15.30 / * KuuB SHIRLEY & HWANG
Annabeth Shirley, cello Shin Hwang, klavecimbel Italiaanse cellosonates van Vivaldi, Geminiani e.a. 15.30 / RASA SOFYA GANDILYAN, FORTEPIANO
De Weense klaviersalon: Mozart, Kozeluch, Wölfl en Danzi 15.30 / * Mirliton Theater DUO OCTAVIE & ARTEM
Octavie Dostaler-Lalonde, cello Artem Belogurov, klavecimbel Cellosonates van Gabrielli, Geminiani e.a.
72
Verena Barie, Sophia Schambeck, Irene Sorozabal, blokfluiten Mami Hashimoto, Davide Catina, Fabio De Cataldo, trombone Willaert, Gabrieli en Cavalli voor blokfluiten en trombones 12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal LE VOCI DELLE GRAZIE
Bethany Shepherd, Ilze Gr vele, sopraan / Laura Lopes, mezzosopraan / Mariano Boglioli, klavecimbel / Garance Boizot, viola da gamba / Kit Spencer, barokharp / Talitha Witmer, theorbe Madrigalen van Rossi, Marenzio, Monteverdi e.a.
15.30 / St.-Willibrordkerk ARS MIRABILIS
Beniamino Paganini, Maya Nozaki, traverso / Marjolein Koning, Jon Olaberria, hobo / Isabel Favilla, fagot / Bart Cypers, Rozanne Descheemaeker, hoorn / Madoka Nakamaru, Marie Toriu, viool / Els de Jonghe, altviool / Phyllis Bartholomeus, cello / Henriëtte Wirth, klavecimbel Muziek uit Dresden: Zelenka, Heinichen en anderen 15.30 / * Het Muzieklokaal CERULEO ENSEMBLE
Emily Owen, Jenni Harper, sopraan Satoko Doi-Luck, klavecimbel Toby Carr, theorbe Kate Conway, viola da gamba Liefdesaria’s van Barbara Strozzi
FRINGE
WO 31 AUG
15.30 / * Sonnenborgh
11.00 / * Universiteitsmuseum
GIARDINO DI DELIZIE
CONSORT LES VOIES FLEURIES
Pablo Sosa del Rosario, traverso Garance Boizot, viola da gamba Patricia Robaina Gonzale, klavecimbel Couperin, Telemann, Leclair, Rameau
Katarzyna Solecka, Ewa Anna Augustynowicz, viool Cristina Vidoni, cello Lucia Adelaide di Nicola, klavecimbel Fuga’s en Follies van Corelli, Scarlatti, Stradella e.a.
Sayaka Shinoda, renaissanceviool en -altviool / Angelina Holzhofer, renaissance-altviool / Barbara Hünninger, basviool Willaert, Gabrieli en De Rore voor vioolconsort
11.00 / * Sonnenborgh
15.30 / St.-Willibrordkerk
11.00 / Pieterskerk
CONSORT LES VOIES FLEURIES
SOFIJA GRGUR, KLAVECIMBEL
ENSEMBLE ALMIRA
Sayaka Shinoda, renaissanceviool en -altviool / Angelina Holzhofer, renaissance-altviool / Barbara Hünninger, basviool Willaert, Gabrieli en De Rore voor vioolconsort
Byrd, Rossi, Couperin, Geminiani, Bach
Katharina Humpel, hobo / Ana Inés Feola, hobo en blokfluit / Christine Gnigler, fagot en blokfluit / Jonas Carlsson, viool / Rubén Castillo del Pozo, percussie / Martin Gedeon, klavecimbel De opera van Hamburg: Händel, Graupner en Telemann
11.00 / * Universiteitsmuseum L’ENCELADE
11.00 / * Winkel van Sinkel, Balzaal LAGRIME CONSORT
Verena Barie, Kirstine Lindemann, Sophia Schambeck, Irene Sorozábal, renaissanceblokfluiten Wereldlijke Willaert: chansons en madrigalen
15.30 / Stadsklooster Utrecht THE NEW BAROQUE ORCHESTRA
Yotam Gaton, Roldán BernabéCarrión, Saron Houben, Jamiang Santi, Ryuko Reid, Sarina Matt, viool / Hilla Heller, Andrea Angela Ravandoni, altviool / Andreas Westermann, klavecimbel / Guillermo Turina Serrano, cello / Lisa De Boos, contrabas / Andrew Burn, fagot Accademia Filarmonica di Bologna: Lapis, Bononcini en Marcello
12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal
15.30 / * AAFAB
DUO RANGANATHAN – FERNÁNDEZ
LAGRIME CONSORT
Ajay Ranganathan, viool Laura Fernández Granero, fortepiano Sonates voor fortepiano en viool van Mozart, Rust en Dussek
Verena Barie, Kirstine Lindemann, Sophia Schambeck, Irene Sorozábal, renaissanceblokfluit Wereldlijke Willaert: chansons en madrigalen
CASTELLO CONSORT
Miguel Espinoza, klavecimbel en orgel / Anne-Linde Visser, cello en viola da gamba / Matthijs van der Moolen, trombone / Elise van der Wel, viool Castello, Mariani, Cima: vroege sonates voor viool, trombone en basso continuo 14.00 / * KuuB YUKO INOUE, FORTEPIANO
C.P.E. Bach, Mozart, Haydn 14.00 / * Zuylenspiegel
14.00 / * Mirliton Theater ZEPHYR CONSORT
Mirjam-Luise Münzel, Jennifer Tsang, Sophie Creaner, Teresa Wrann, blokfluit Roberta Diamond, sopraan Amour: Isaac, De Rore, Du Caurroy en Dowland
12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal
LES POINTS CARDINAUX
DO 1 SEP 11.00 / RASA OVERTONE
Klaudia Matlak, barokviool Julia Karpeta, viola da gamba Maurycy Raczy ski, klavecimbel Buxtehude, Erlebach, Leclair, La Ferté
Felipe Egaña Labrin, traverso Laura Fierro Rodríguez, viool Anna Reisener, cello Jakub Mitrík, theorbe en luit Farbphonie: Braun, Marais en Goldberg 14.00 / * Huize Molenaar ZEPHYR CONSORT
Mirjam-Luise Münzel, Jennifer Tsang, Sophie Creaner, Teresa Wrann, blokfluit Roberta Diamond, sopraan Amour: Isaac, De Rore, Du Caurroy en Dowland 73
FRINGE
14.00 / * Het Muzieklokaal
11.00 / * Sonnenborgh
TONIA & ARTEM DUO
LES ALCHIMISTES
Tonia Riezu, natuurhoorn Artem Belogurov, fortepiano Beethoven, Mozart en Moscheles voor natuurhoorn en fortepiano
Adèle Piraprez, viool / Cecilia Peçanha, Stephan Esmeijer, blokfluit / Lies Wyers, Oriane Laurent, viola da gamba Adriaen Willaert en de Franco-Vlaamse School
15.30 / Stadsklooster Utrecht WHITE SPARROW
Debi Wong, mezzosopraan Solmund Nystabakk, luit Lute songs van Dowland en tijdgenoten
15.30 / * Museum Catharijneconvent ENSEMBLE INTERROGATIO
Lorenzo Gabriele, traverso / Filip Rekie , viool / Adrian Cygan, cello, Sofija Grgur, klavecimbel Suites en triosonates van Telemann, Händel e.a.
12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal
ZA 3 SEP
ARTEM BELOGUROV, FORTEPIANO
11.00 / Polman’s Huis, Zuilenzaal
Amerikaanse romantici: Lang, Foote, Chadwick, Whiting, Nevin
SCHERZI MUSICI
15.30 / * Museum Catharijneconvent
14.00 / * Huize Molenaar
ENSEMBLE MOLIÈRE
LE NOUVEAU CONCERT
Flavia Hirte, fluit / Alice Earll, viool / Kate Conway, viola da gamba / Jakab Kaufmann, fagot / Satoko Doi-Luck, klavecimbel ‘Muzikale portretten’: Rameau, Forqueray, Couperin
José Manuel Cuadrado, hobo Isabel Gómez-Serranillos, cello Santiago Sampedro, klavecimbel Sonates van Bach, Händel, Platti e.a.
Esther Kronenburg, Johanna Földesi, sopraan / Ján Janov ík, Joep van Buchem, tenor / Karel Barten, bariton / Galit Zadok, blokfluit / Ilil Danin, organetto Op sonnetten van Petrarca: Landini, Machaut en anderen
14.00 / RASA
11.00 / * De Witte Lely
PIU CORDE
DUO BERTRAND & PHARO
Anaïs Bertrand, mezzosopraan Robin Pharo, viola da gamba Liederen van Hume en Jones
ALEKSANDER MOCEK, KLAVECIMBEL
Agnieszka Papierszka, viool Paulina van der Pavert, cello Liene Madern-Stradina, fortepiano Muzikale (vrij)metselaars: pianotrio’s van Mozart en Kraus
Muzikale wedstrijd: Weckmann en Froberger
15.30 / Stadsklooster Utrecht
11.00 / Stadsklooster Utrecht
ENSEMBLE FLORIDANTE / MARIA VALDMAA
VR 2 SEP 11.00 / * Universiteitsmuseum
HIMEROS
Marie Théoleyre, Lucía Caihuela, sopraan / Sophia Patsi, alt / Emilio Aguilar, tenor / Bram Trouwborst, bas / David Mackor, aartsluit / Miron Andres, viola da gamba / Mariano Boglioli, orgel en klavecimbel / Andrés Locatelli, dirigent / Sophie Fetokaki, research en regie Madrigalen van Gesualdo, d’India en Mazzocchi 11.00 / * Zuylenspiegel KATARZYNA KOWALIK, KLAVECIMBEL
Le Concert des Nations: Rameau, Lully e.a. 74
11.00 / RASA DOUBLE ENTENDRE
Maria Valdmaa, sopraan / Meelis Orgse, barokviool / Kristo Käo, theorbe / Saale Fischer, klavecimbel Solomadrigalen en sonates van Monteverdi, Strozzi, Corelli e.a. 15.30 / * Mirliton Theater DISSENSODUO
Giorgos Samoilis, viool Alex Mastichiadis, klavecimbel en orgel Vioolsonates van Biber, Pandolfi Mealli, Castello e.a.
Katarzyna Kowalik, Pawel Siwczak, klavecimbel Vivaldi, Mozart en Le Roux op twee klavecimbels 12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal DUO SERENISSIMA
Elisabeth Hetherington, sopraan David Mackor, tenor, aartsluit en gitaar Grandi, Strozzi, Merula: solomadrigalen en werken voor luit 14.00 / * Huize Molenaar CONCERTO VALIANTE
James Hewitt, viool Leonardo Valiante, klavecimbel De kring rond Händel: Castrucci, Geminiani, Carbonelli
FRINGE
14.00 / Polman’s Huis, Zuilenzaal
ZO 4 SEP
CAFÉ 1800
11.00 / * KuuB
Juan José Molero Ramos, Kayo Nishida, klarinet en bassethoorn De historische klarinet: Mozart, Pranzer en C.P.E. Bach
BALZEREIT & YARZHEMBOVSKIY
Iris Désirée Balzereit, hobo / Mikhail Yarzhembovskiy, klavecimbel en orgel Sinfonia’s en aria’s voor hobo en basso continuo van Bach en Telemann
15.30 / RASA SCHERZI MUSICI EN ACROBATE CAMILLE PAYCHA
11.00 / * Bartholomeus Gasthuis
Esther Kronenburg, Johanna Földesi, sopraan / Ján Janov ík, tenor / Karel Barten, bariton / Galit Zadok, blokfluit / Camille Paycha, acrobaat Petrarca, een middeleeuwse dichter: Landini, Machaut en anderen
Tabea Schwartz, blokfluit / Bianca Brajua, viool / Filipa Meneses, viola da gamba / Manuel Dahme, klavecimbel Van Eyck, Merula, Helmbreker en Van Wichel
ALAUDIDA
11.00 / * Fundatie van Renswoude 15.30 / * Museum Catharijneconvent LA PETITE AURORA
Fanni Erzsébet Székely, fluit / Anna Jane Lester, viool / Evan Buttar, cello / Masako Awaji, klavecimbel Bachs leerlingen: Kirnberger, Goldberg en J.C. Bach 15.30 / * Het Huis, Koepelzaal
Anne-Linde Visser, cello Gabrielle Resche, klavecimbel Cellosonates van Boismortier, Hellendaal, Sarti 15.30 / Pieterskerk
THE SCROLL ENSEMBLE James Hewitt, viool en altviool Robert de Bree, hobo en blokfluit Inventies: improvisaties op Bach en Pachelbel 15.30 / * Kapitaal JONATAN ALVARADO, BAROKGITAAR EN LUIT
Giovanni Stefani: Affetti amorosi
ALEXEI GROTZ, KLAVECIMBEL
Forqueray, Champion de Chambonnières 11.00 / * Oudaen
15.30 / Stadsklooster Utrecht PAWEL SIWCZAK, KLAVECIMBEL
Stralend Venetië: Merulo, Frescobaldi, Sweelinck e.a.
CAFÉ 1800
Juan José Molero Ramos, Kayo Nishida, klarinet en bassethoorn De historische klarinet: Mozart, Pranzer en C.P.E. Bach
BAROCCOTOUT
Paco García, tenor / Carlota Ingrid García, traverso / Izana Soria, viool / Edouard Catalan, cello / Ganaël Schneider, klavecimbel Delen uit opera’s van Händel en Montverdi
14.00 / * MOLEN DE STER DUO VISSER & RESCHE
15.30 / Polman’s Huis, Zuilenzaal ZSOMBOR TÓTH-VAJNA, KLAVICHORD
From Italy with Love: Frescobaldi, Picchi, Byrd op klavichord
11.00 / * Sonnenborgh L’ARMÉE DES AMOUREUX
15.30 / * Paushuize
María Florencia Gómez, Pablo Sosa del Rosario, traverso / Noyuri Hazama, Elise van der Wel, viool / Alon Portal, viola da gamba / Evan Buttar, cello / Punto Bawono, aartsluit / Mariano Boglioli, klavecimbel Charpentier, Leclair, Couperin
WINNAAR INTERNATIONAAL VAN WASSENAER CONCOURS
14.00 / * Zuylenspiegel EMMA HUIJSSER, BAROKHARP
Bach en Weiss op harp
75
IN MEMORIAM
SAUL. B. GROEN Op 2 juni jongstleden overleed in Israël Saul B. Groen, in de wereld van de muziek een begrip. Saul Groen opende in 1967 in de Amsterdamse Ferdinand Bolstraat een muziekhandel en kreeg al snel faam als specialist in het repertoire van de middeleeuwen tot en met de klassieke periode. Ook maakte hij naam als uitgever van Nederlandse oude muziek. Huygens’ Uytnemend Kabinet en diens Pathodia Sacra, de facsimile-uitgave van Van Eyck, de herontdekte blokfluitsonates van graaf Unico van Wassenaer en de destijds nieuwe methode voor beginnende klavecinisten, de tweedelige Harpsichord Tutor, zijn nog steeds van onschatbare waarde voor de Nederlandse muziekgeschiedenis. Groen en zijn medewerker Meindert de Heer wisten precies te vertellen welke uitgave van welk stuk de beste was en meestal had hij die ook in huis. Saul Groen had de tijd mee: de afdelingen oude muziek van de conservatoria van Amsterdam en Den Haag trokken in de begintijd leerlingen uit alle werelddelen die, evenals hun gerenommeerde docenten, hun weg naar zijn winkel wisten te vinden. Hij sponsorde het Orkest van de Achttiende Eeuw in hun beginfase en later kochten veel bekende barokorkesten en solisten van Spanje tot Japan hun muziek bij hem. Met het overlijden van Saul B. Groen verdwijnt er een voor ‘Kenner und Liebhaber’ unieke muziekzaak. Henk Dekker
76
KLAVECINISTE HUGUETTE DREYFUS OVERLEDEN
KLAVECINIST NICOLAU DE FIGUEIREDO OVERLEDEN
Op 17 mei is klaveciniste Huguette Dreyfus op 87-jarige leeftijd overleden. Dreyfus was een van de pioniers van de herwaardering van het klavecimbel in Frankrijk en speelde een belangrijke rol in de naoorlogse beweging die zich bezighield met de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk. Ze concentreerde zich in haar repertoire op de muziek van Bach, Couperin, Scarlatti en Rameau, waarvan ze veel opnames maakte, maar speelde ook veel muziek van hedendaagse componisten. Dreyfus studeerde piano aan het Conservatoire National Supérieur de Musique in Parijs bij Lazare Lévy en Norbert Dufourcq. In 1958 won ze de eerste prijs bij de International Harpsichord Competition in Genève. Vanaf 1967 onderwees ze aan de Schola Cantorum in Bazel en aan de Universiteit van Sorbonne in Parijs. Ook werkte ze als docent aan het Conservatoire National Supérieur de Musique in Lyon.
Klavecinist, dirigent en muziekpedagoog Nicolau de Figueiredo is 7 juli op 56-jarige leeftijd overleden. Figueiredo werkte veel samen met René Jacobs, met name als continuobegeleider van Mozart-opera’s die onder leiding van Jacobs op de plaat werden vastgelegd. Als solist nam hij onder meer sonates van Domenico Scarlatti en Johann Christian Bach op. Figueiredo werd in 1960 geboren in São Paulo, waar hij vanuit zijn interesse voor het orgel en klavecimbel zijn eerste muzikale opleiding volgde. Op zijn twintigste vertrok hij naar Europa en studeerde orgel bij Lionel Rogge en klavecimbel bij Christiane Jaccottet aan het conservatorium van Genève. Later studeerde hij bij Kenneth Gilbert, Scott Ross en Gustav Leonhardt.
77
BERICHTEN
BERICHTEN
CD-BESPREKINGEN R. LLULL: L’ÚLTIM PELEGRINATGE
Capella de Ministrers o.l.v. Carles magraner CDM 1640 (3cd) R. LLULL: 1232-1316: TEMPS DE CONQUESTES, DE DIÀLEG I DESCONHORT
Hespèrion XXI, la Capella Reial de Catalunya o.l.v. Jordi Savall
Aliavox AVSA 9917 (6cd) R. LULL: GRANADA 1013-1502
Hespèrion XXI, la Capella Reial de Catalunya o.l.v. Jordi Savall Aliavox AVSA 9915
CD-BESPREKINGEN
Ramon Llull is een van de grote denkers en dichters van de dertiende eeuw. Geboren in Mallorca ontpopte hij zich in de loop van zijn leven tot een echte exponent van het multireligieuze Spanje van de dertiende eeuw. Hij was de eerste die literaire werken in het Catalaans schreef en hij beheerste ook het Latijn en het Arabisch. Componeren deed hij niet, maar hij had wel duidelijke ideeën over de plaats van muziek en over hoe zijn eigen gedichten ook muzikaal konden worden ingevuld. Llull was vertrouwd met de troubadourcultuur in Zuid-Frankrijk en NoordSpanje en hij ‘leende’ melodieën van troubadours voor zijn eigen poëzie. Omdat we Llulls zevenhonderdste sterfjaar herdenken, staat hij in Spanje weer enorm in de belangstelling. Zozeer zelfs dat er vrijwel tegelijkertijd twee omvangrijke cd-boekuitgaven verschenen waarin de muziek van Ramon Llull centraal staat. Het was Jordi Savall die op 28 november in Barcelona het startschot gaf voor het officiële herdenkingsjaar, met het concert dat op zijn nieuwe dubbel-cd in boekvorm is uitgebracht. Capella de Ministrers en Hespèrion XXI benaderen hun onderwerp echter elk op een heel verschillende manier waardoor allebei deze uitgaven bestaansrecht hebben. Sterker: er zijn nauwelijks overlappingen in de gekozen muziekstukken. Jordi Savall voert ons langs de diverse historische gebeurtenissen die zich tijdens uit het leven van Llull en koppelen die aan de ideeën en teksten van Llull zelf. Dit is de manier waarop Savall meestal te werk gaat bij dit soort uitgaven: hij benadert een afgebakend onderwerp dat door uitgekiende tekst- en muziekkeuze volledig wordt uitgewerkt. Die licht hij op een aansprekende en ook voor niet-ingewijden begrijpelijke manier toe in het zestalige tekstboek, met een muzikale illustratie van het allerhoogste niveau. Capella de Ministrers legt de nadruk op de reizen die Ramon Llull ondernam en presenteert muziek die daarbij past. Hun tekstboek is ‘slechts’ viertalig: Spaans, Valenciaans (een variatie op het Catalaans), Frans en Engels. Bij Savall is natuurlijk ook het Catalaans inbegrepen. Mooi is ook dat de beide uitgaven in muzikaal opzicht zo van elkaar verschillen. Want hoewel de uitvoeringen van Jordi Savall eigenlijk niets te wensen overlaten, moet ook worden benadrukt dat hij niet het alleenrecht op dit repertoire heeft. Carles Magraner en de zijnen, waaronder een tamelijk groot koor, geven een heel wat minder subtiele maar daarom nog niet minder boeiende lezing van bijvoorbeeld een 78
CD-BESPREKINGEN
aantal Cantigas de Santa Maria. Die grote bezettingen, met veel instrumenten, zijn zeer overtuigend, maar in kleinere formaties slaat de braafheid helaas toe. Wat dat betreft is bij Jordi Savall alles veel meer in evenwicht. Toch: niet kiezen tussen deze twee uitgaven, gewoon allebei aanschaffen. En dan pakken we natuurlijk ook nog even de nieuwste van Savall mee. Hierop een muzikaal portret van Granada, een stad die tussen de elfde en zestiende eeuw het centrum is geweest van vele conflicten, maar die ook een zeer diverse muziekcultuur [MB] heeft gekend.
muziek is enorm. De kloosterpolyfonie, gezongen door de vrouwenstemmen van Dialogos, klinkt strak in vergelijking met de uit volle borst zingende Dalmatische kanduri. Deze zes mannen produceren een enorm volume. Psallentes vond de middeleeuwse muzikale schatten wat dichter bij huis. Op hun nieuwste cd staat eenstemmige muziek centraal die in Tongeren bewaard is gebleven. Het ensemble zingt en ademt als één man en alle aandacht gaat uit naar de schoonheid van deze pure [MB] melodieën. J. DE LESCUREL: THE LOVE SONGS OF JEHAN DE LESCUREL
Ensemble Céladon o.l.v. Paulin Bündgen Ricercar RIC 366
DALMATICA – CHANTS OF THE ADRIATIC
Dialogos o.l.v. Katarina Livljanić Arcana A 395 FRAGMENTA TUNGRENSIA
Psallentes o.l.v. Hendrik Vanden Abeele Le Bricoleur BRCD6 Dialogos gaat op zoek naar mogelijke raakvlakken tussen middeleeuwse polyfonie uit Kroatië en de nog altijd springlevende Glagolitische traditie. De polyfonie uit de kloosters rond Split klinkt niet wezenlijk anders dan wat in de rest van Europa werd gecomponeerd en is net als elders in manuscripten bewaard gebleven. Het contrast tussen deze ingetogen muziek, met langs elkaar schurende intervallen, en de uit steen gehouwen akkoordenpolyfonie van de Glagoliti-
Jehan de Lescurel is van de NoordFranse trouvères zeker niet de onbekendste maar van zijn leven weten we niet veel. Dat hoeft de waardering voor zijn werken geenszins in de weg te staan, wat wel blijkt uit het feit dat er al diverse ensembles, waaronder Ensemble Gilles Binchois en Sequentia, uit dit repertoire hebben geput. Zijn teksten zijn amoureus van aard en zijn muziek gaat in de richting van de Ars Nova maar is nog lang niet zo doorwrocht als die van Guillaume de Machaut. Eigenlijk neigt Lescurel meer naar de lichtheid van het Italiaanse trecento. Lichtheid horen we ook in deze uitvoeringen van countertenor Paulin Bündgen en de zijnen. Zangers en instrumentalisten vormen een mooie eenheid en de instrumentaties en improvisaties zijn smaakvol en bescheiden. Dit is gewoon een schoonheid van een [MB] cd. G. DE MACHAUT: MESSE DE NOSTRE DAME
Graindelavoix o.l.v. Björn Schmelzer Glossa GCD P32110
Ik had al vijftien opnamen van Machauts mis in de kast staan, dit is nummer zestien. Wie geen speciale fan van Graindelavoix is, de mis nog niet kent en eerst eens wil horen wat Machaut nu precies componeerde, zou ik deze uitvoering niet meteen aanraden. Maar de strakkere manier waarop de meeste ensembles zingen is volgens Björn Schmelzer niet hoe men in de veertiende eeuw zong, ook niet in Noord-Frankrijk. Bisschoppen ageerden daar tegen de veel te uitbundige uitvoeringspraktijk en geboden de zangers zich te matigen bij het maken van versieringen. Graindelavoix gaat juist uit van die uitvoeringspraktijk, niet van het ideaal van de clerus. Dat levert een hele bijzondere en rijke klankwereld op waarin, eerlijk gezegd, sommige zangers dit keer wel erg larmoyant door hun partij heen glijden. Vooral het Gloria en het Credo vereisen ook ritmische precisie en die delft hier en daar het onderspit. De delen van de mis worden afgewisseld met motetten van Machaut en eenstemmige gezangen, met superlage bourdontonen. Ook in de polyfonie horen we een zanger die een octaaf ónder de toch al lage baslijn daalt: [MB] fantastisch!
F. CARON – TWILIGHT OF THE MIDDLE AGES
Huelgas Ensemble o.l.v. Paul Van Nevel Deutsche Harmonia Mundi 88875143472 79
CD-BESPREKINGEN
Hoewel Firminus Caron in zijn eigen tijd, de vijftiende eeuw, een beroemdheid moet zijn geweest, weten we weinig van hem. Zijn bewaard gebleven oeuvre omvat vijf vierstemmige missen en een handvol chansons en dat is, gezien zijn reputatie, aan de magere kant. Een paar jaar geleden verscheen een 3cd-box van het ensemble The Sound and the Fury met Carons complete werk, maar zijn muziek is een betere uitvoering waardig. Die biedt Paul Van Nevel nu. Hij koos uit iedere mis één deel en completeert de uitgave met een aantal chansons. En als Paul Van Nevel een onbekende renaissancemeester ter hand neemt, hoor je pas echt waarom het zo onterecht is dat we die muziek niet vaker horen. Carons lange lijnen en ritmische precisie, kwaliteiten die door zijn tijdgenoten werden geroemd, komen bij de zangers van het Huelgas Ensemble optimaal tot hun recht. [MB] Weergaloos mooi.
Net als op hun vorige Tallis-cd combineert The Cardinall’s Musick Latijnse motetten, waaronder de lamentaties, met Engelse anthems. Daarmee wordt benadrukt hoezeer Tallis zich gedurende zijn lange leven in bochten moest wringen om zijn opdrachtgevers tevreden te houden. Strakke en heldere uitvoeringen zijn het handelsmerk van The Cardinall’s Muscik en die kwaliteiten horen we op deze cd ook. Naast de lamentaties van Tallis is ook de ontroerend mooie zetting van Alonso Lobo geliefd. Die staat op de nieuwe cd van het Westminster Cathedral Choir, samen met de Missa Maria Magdalene van Lobo en het motet van Guerrero dat daaraan ten grondslag ligt. Weer even wennen aan zo’n groot koor bij deze muziek, maar het klinkt allemaal prachtig – het voelt gewoon als of je in die kerk zit. Het mannenensemble De Profundis, opgericht in 2011, wijdt zich aan muziek van Bernardino de Ribera (1520-1572), een onbekende meester uit Spanje. Zijn donkere muziek past uitstekend bij de klank van dit ensemble dat zijn [MB] naam dan ook eer aandoet.
worden, als voor de praktijk van het instrument. Het repertoire kon ook op de gewone gamba gespeeld worden, mits die in een specifiek akkoord was gestemd. Richard Boothby speelt al het solowerk van William Lawes en laat daarmee horen hoe schatplichtig de grote Franse gambisten waren aan hun wat oudere Engelse collega’s. Met twee lyra viols bij elkaar, plus twee luiten, heb je dus al een leuk consort en Hille Perl en Friederike Heumann doen je al spelend soms vergeten dat je echt maar twee strijkinstrumenten hoort. Het solospel op de gamba kende na de grote bloei in Frankrijk nog een staartje in Duitsland. Carl Friedrich Abel, misschien degene voor wie Bach zijn gambasonates componeerde, is een exponent van die late Duitse virtuoze gambastijl. Petr Wagner weet er wel raad mee. Naast de overstelpende hoeveelheid Marais-opnamen die de laatste tijd verschijnen is het goed om ook andere aspecten van het gambarepertoire te belichten en deze drie cd’s doen dat op formidabele [MB] wijze.
W. LAWES: COMPLETE MUSIC FOR SOLO LYRA VIOL
Richard Boothby Harmonia Mundi HMU 93046 W. LAWES, A. HOLBORNE, A FERRABOSCO E.A.: MUSIC FOR TWO LYRA VIOLS T. TALLIS: LAMENTATIONS
The Cardinall’s Musick o.l.v. Andrew Carwood Hyperion CDA 68121 A. LOBO: LAMENTATIONS
Westminster Cathedral Choir o.l.v. Martin Baker Hyperion CDA 68106 B. DE RIBERA: MAGNIFICATS & MOTETS
De Profundis o.l.v. David Skinner Hyperion CDA 68141 80
Hille Perl, Friederike Heumann, Carlos Santana, Michael Freimut Accent ACC 24317 C.F. ABEL: THE DREXEL MANUSCRIPT
Petr Wagner Accent ACC 24305
H. DUMONT: O MYSTERIUM MOTETS & ÉLÉVATIONS POUR LA CHAPELLE DE LOUIS XIV
De lyra viol was populair in het Engeland van de eerste helft van de zeventiende eeuw. Het was zowel de naam voor een variant van de gamba, met een iets plattere kam waardoor makkelijker akkoorden gespeeld konden
Ensemble Corespondances o.l.v. Sébastien Daucé Harmonia Mundi HMC 902241 Henry Dumont was afkomstig uit Luik en hij was tussen 1663 en 1683 sous-
CD-BESPREKINGEN
maître de la Chapelle aan het hof van Lodewijk XIV. Hij stond in de hiërarchie dus flink wat treetjes lager dan Lully, maar wie deze nieuwe cd van Ensemble Correspondances beluistert kan niet anders dan concluderen dat Dumont als componist van motetten toch wel een maatje groter was. Want wat is dit aangrijpend mooie muziek. Sébastien Daucé presenteert Dumonts motetten in een vrij kleine bezetting, solisten en een klein ripieno-ensemble, en laat stemmen en instrumenten prachtig samensmelten. Ensemble Correspondances is in dit repertoire echt een klasse apart geworden en deze uitvoering van Dumont zou weleens één van de allermooiste cd’s van het jaar kunnen [MB] worden.
G. LEGRENZI: SONATE & BALLETTI
Clematis o.l.v. Stéphanie Defailly Ricercar RIC 356 Giovanni Legrenzi is een van de componisten wiens muziek tijdens het Venetiaanse Festival Oude Muziek ruime aandacht krijgt. Hoewel hij ook kerkmuziek en opera’s componeerde, kennen we hem toch het best van zijn grote hoeveelheid sonates en balletten voor strijkers. Daarin verwerkte hij allerlei invloeden, zowel van zijn generatiegenoten als van wat oudere componisten, en de muziek spettert van de ideeën. Stéphanie Defailly en haar ensemble weten die ideeënrijk-
dom te vertalen naar pittige uitvoeringen, maar als het moet kan er ook ingetogen worden gemusiceerd. Een [MB] mooie afwisselende cd.
A. STRADELLA: SANTA EDITA
Ensemble Mare Nostrum o.l.v. Andrea de Carlo Arcana A 396 Dit oratorium gaat over Edith van Wilkins, een tiende-eeuwse Engelse non van adellijke afkomst die na lang wikken en wegen het kloosterleven verkoos boven de Engelse troon. Edith wordt in dit oratorium uit 1673 van advies gediend door allegorische karakters die haar keuze proberen te beïnvloeden. Dat dit verhaal zich in het klooster afspeelt, neemt niet weg dat Veronica Cangemi als Edith toch flink werelds uitpakt. Zij is de ster van deze uitvoering, de andere zangers zijn wat bleekjes. Maar ja, Cangemi is in dit repertoire dan ook wel héél goed! De grote continuogroep van Mare Nostrum begeleidt vindingrijk, dat er geen hoge strijkers zijn valt [MB] eigenlijk nauwelijks op. N. BRUHNS: COMPLETE CANTATES
Van de cantates van Nikolaus Bruhns verscheen ooit een complete opname door het Ricercar Consort. Die is niet meer verkrijgbaar, dus deze nieuwe is welkom. Helaas presteert Harmonices Mundi nogal wisselend. Er zijn heel mooie momenten, maar niet alle zangers zijn even goed. Bovendien heeft Claudio Astronio moeite met het maken van soepele overgangen en geeft hij zijn musici vaak te weinig ruimte voor expressie. Een iets lossere aanpak zou deze muziek goed doen. Veel evenwichtiger is een cd van Ecco la Musica gewijd aan motetten en sonates van Johann Michael Nicolai, een tijdgenoot van Bruhns en hofcomponist in Stuttgart. Het Duitse ensemble, met vier werkelijk uitstekende zangers, presenteert een mooie selectie uit het oeuvre van Nicolai, alweer zo’n onte[MB] recht vergeten barokmeester.
D. BUXTEHUDE, P.H. ERLEBACH, J.G. WALTHER, J. KRIEGER, A. KÜHNEL: BOUND TO NOTHING – THE GERMAN STYLUS
Fantasticus Resonus Classics RES10156 ACCORDATO – HABSBURG VIOLIN MUSIC
Harmonices Mundi o.l.v. Claudio Astronio Brilliant Classics 95138
Ars Antiqua Austria o.l.v. Gunar Letzbor Pan Classics PC 10334
J.M. NICOLAI: MUSIK AM STUTTGARTER HOF
Ze komen uit Japan, Wales en Argentinië en ze troffen elkaar tijdens hun studie in Nederland. De drie leden van Fantasticus delen een grote liefde
Ecco la Musica o.l.v. Mathias Sprinz Christophorus CHR 77401
81
CD-BESPREKINGEN
voor de ongebonden stijl van de Duitse zeventiende eeuw en deze cd laat dat horen. Het is een aantrekkelijk samengesteld programma met naast mooie ensemblestukken ook werken waarin de instrumenten afzonderlijk kunnen schitteren. Viool, gamba en klavecimbel opereren fijnzinnig naast elkaar. Dat kan niet gezegd worden van Gunar Letzbor en zijn ensemble over hun selectie uit dat wonderbaarlijke Weense manuscript met anonieme instrumentale muziek. Ars Antiqua Austria geeft hem weer flink van katoen, compleet met raggende colascione. Gezien de kwaliteit van de muziek zijn dergelijke effecten helemaal niet nodig, maar ach – storen doet het ook weer niet echt en fijnzinnig spelen kan Letzbor wel degelijk. Zo maakt zijn stijl nieuwsgierig naar wat hij tijdens het festival met Vivaldi’s [MB] Vier Jaargetijden gaat doen.
D. ZIPOLI: COMPLETE KEYBOARD WORKS
Carlo Guandalino (orgel), Laura Farabollini (klavecimbel) Brilliant Classics 95212 (2 cd’s) Domenico Zipoli (1688-1726) studeerde vanaf 1707 in Florence bij Giovanni Maria Casini met wie hij, samen met tweeëntwintig anderen, meewerkte aan de compositie van een Oratorium. Na een kort verblijf in Napels (bij Alessandro Scarlatti) en Bologna werd hij leerling van Pasquini in Rome, waar in 1716 zijn Sonate d’intavolatura werden 82
uitgegeven. Hij trad in dat jaar in in de orde van de Jezuïeten en vertrok met een groep missionarissen naar Paraguay waar hij één van de bekendste Italiaanse componisten werd die hun stempel drukten op het muziekleven in Zuid–Amerika. Interessant is de cd-première van een transcriptie voor orgel van een Concerto grosso van Corelli die onlangs werd ontdekt in een bibliotheek in Concepción, waar Zipoli als missionaris werkte. Organist Guandalino speelt, waar nodig, met veel fantasie en vrijheid (de Toccata in d) en laat in de Corelli-transcripties temperamentvol en pittig gearticuleerd spel horen dat een mooi tegenwicht biedt voor de meer serene Canzone, Versi en de stukken voor de eredienst, All’Elevazione en Al’Post Communio. Klaveciniste Farabollini articuleert keurig, maar geeft verder weinig blijk van fantasie. Dit tamelijk eenvormige spel met netjes in de maat gespeelde Preludes komt slechts enigszins van de grond in de Giga’s en Gavottes, en dan nog voornamelijk door het tempo en niet door het dansante karakter. Degenen die het eindresultaat hebben laten passeren is het kennelijk niet opgevallen hoe ontstemd het klavecimbel af en toe was. Het Italiaanse renaissanceorgel, oorspronkelijk uit 1612 met revisies uit 1796, is een prima keuze. Voor de klavecimbelstukken werd gekozen voor een laat achttiende-eeuws Frans instrument naar Taskin; een Italiaans klavecimbel met een wat kortere toon die meer ‘spreekt’ dan ‘zingt’ had iets beter bij [HD] dit repertoire gepast. A. VIVALDI: 6 VIOLIN SONATAS AND TRIOS OP. 5
L’Arte dell’Arco o.l.v. Federico Guglielmo Brilliant classics 94785 A. VIVALDI: LA CETRA – 12 VIOLIN CONCERTOS OP. 9
L’Arte dell’Arco o.l.v. Federico Guglielmo Brilliant Classics 95046
T. ALBINONI: TRIO SONATAS OP.1
L’Arte dell’Arco o.l.v. Federico Guglielmo Brilliant Classics 94789 L’Arte dell’Arco koerst met violist Federico Gugliemo aan het roer in gestaag tempo door Vivaldi’s oeuvre heen. Eerder verschenen al de opusnummers 4, 6 en 7 en een 4-cd-box met alle celloconcerten. Hoewel L’Arte dell’Arco een prima strijkje is, wil het aan de afwerking nog wel eens schorten. Dit wordt vooral duidelijk als we deze nieuwe opus 9 vergelijken met de recente opname van Rachel Podger en Holland Baroque, waar muzikaal enthousiasme en een gecultiveerde klank wat beter in balans zijn. Bij de kamermuziek van Vivaldi en Albinoni hebben we dat vergelijkingsmateriaal niet, maar ook hier is een wat beter afgewerkte uitvoering denkbaar. [MB]
H. SCHEIDEMANN: THE ART OF HEINRICH SCHEIDEMANN
Le Concert Brisé o.l.v. William Dongois Accent ACC 24302 J.S. BACH: SONATAS BWV 525, 527530
Jan van Hoecke (blokfluiten), Jovanka Marville (klavecimbel en fortepiano) Alpha 237 Het bewerken van orgelmuziek voor andere instrumenten is de link tussen deze twee cd’s. Le Concert Brisé laat horen hoe de orgelmuziek van Heinrich Scheidemann werd opgeluisterd
CD-BESPREKINGEN
met improvisaties over de melodieën die Scheidemann vaak leende van andere componisten. Cornetto, blokfluit en viool voegen zich bij het orgel maar hebben soms moeite om hun partijen te midden van het orgelgeweld goed te laten uitkomen. Dit kan natuurlijk ook een opnametechnische kwestie zijn. Maar een mooie cd is he zeker. Bachs triosonates delen we in bij de orgelmuziek, maar ze kunnen ook als kamermuziek worden uitgevoerd. Jan van Hoecke en Jovanka Marville doen [MB] dit op een prachtige manier.
J.S. BACH: CONCERTO NO.9 BWV 1060, TRIO CONCERTO BWV 1044, ORCHESTRAL SUITE BWV 1067, CONCERTO BWV 1055A
Barocksolisten München o.l.v. Dorothea Seel Hänssler Classic HC 16006 De Barocksolisten München spelen op deze cd concerten die alle in verschillende versies bestaan. Het concert voor hobo en viool in c waarschijnlijk de oorspronkelijke versie van een concert voor twee klavecimbels en het concert voor oboe d’amore in A is een reconstructie van musicoloog Tovey naar het klavecimbelconcert in A. Van het Tripelconcert in a is de bezetting voor traverso, viool en klavecimbel wél de oorspronkelijke, hoewel Bach ook hier teruggreep op vroegere werken voor klavecimbel en orgel. De uitvoeringen van de Barocksolisten
München zijn een feest om naar te luisteren. Hoboïst Andreas Helm, violiste Shunske Satoh, traversospeelster Dorothea Seel en klaveciniste Anne Marie Dragostis leveren muzikale en temperamentvolle solobijdragen. Een klein minpuntje is het iets te snel genomen Adagio, ma non tanto uit het Tripelconcert, waarin de rust en het voorgeschreven ‘dolce’ niet helemaal uit de verf komen. De vrij ruimtelijke opname past prima bij dit uitbundig [HD] musiceren.
J.S. BACH: EIN FESTE BURG IST UNSER GOTT
Chorus Musicus Köln, Das Neue Orchester o.l.v. Christoph Spering Deutsche Harmonia Mundi 88875170122
J.S. BACH: CONCERTI A VIOLINO CERTATO, CONCERTI A CEMBALO CERTATO
Ausonia, Mira Glodeanu, viool, Frederick Haas, klavecimbel Hitasura Productions HSP 001 Het mooi gearticuleerde spel van Frédéric Haas op een fraaie kopie van een Hemsch-klavecimbel staat garant voor levendige uitvoeringen van de concerten in d en E. Hij wordt hierin adequaat bijgestaan door het ensemble Ausonia. Iets minder boeit het spel van violiste Glodeanu in de beide vioolconcerten: haar toon is enigszins dun en kaal, maar vooral de nadrukkelijke fraseringen met de veel te lange adempauzes storen. In combinatie met al te sterk gedoseerde vertragingen en versnellingen, klinkt dit wat gekunsteld en niet meer als natuurlijk ademen. Hoewel gemaakt in een kerk, [HD] klinkt de opname vrij dof.
Rond 1723 componeerde Bach een tweedelige cantate op het Lutherkoraal Ein feste Burg ist unser Gott, een fragment dat hij tussen 1728 en 1731 omwerkte en uitbreidde tot de ons nu bekende gelijknamige cantate. In een latere versie van Wilhelm Friedemann werden er pauken en trompetten toegevoegd en ook bewerkte Friedemann twee cantatedelen tot hymnen met de Latijnse teksten Manebit Verbum Domini en Gaudete, omnes populi, eveneens voorzien van pauken en trompetten. Bij de eerste uitgave van de cantate in 1870 werden deze twee delen aan vader Bachs oorspronkelijke Duitstalige versie toegevoegd, met behoud van Friedemanns pauken en trompetten. Het heroïsche karakter van deze fantasieversie paste goed bij de tijdgeest van het Duitse patriotisme in het eerste jaar van de Frans-Duitse oorlog. Deze cantate is in al zijn verschijningsvormen op deze cd samengebracht en dat levert interessant vergelijkingsmateriaal op. De uitvoeringen zijn uitstekend: een perfect samengaan van een levendig, dynamisch zingend koor, een ritmisch en soepel spelend orkest en stijlvol zingende solisten. Een absolute aan[HD] rader. 83
CD-BESPREKINGEN
J.S. BACH: GOLDBERG VARIATONS
Pascal Dubreuil, klavecimbel Ramée RAM 1404 Pascal Dubreuil weet alle verschillende aspecten van de gecompliceerde Goldbergvariaties te belichten door middel van virtuositeit en een grote muzikale zeggingskracht. De tempi van de snelle delen zijn behoorlijk hoog maar de langzame delen krijgen alle rust om de belangrijke momenten uit te laten komen. Vitaliteit, bravoure, lyriek en een uiterst expressief toucher maken deze opname tot een van de boeiendste die de laatste jaren verschenen. Niet alleen voor klaveci[HD] nisten een must-have!
Heruitgaven en compilaties laat ik meestal aan me voorbij gaan, maar voor deze twee maak ik graag een uitzondering. Want wat was het een openbaring begin jaren negentig: die cd met de zes triosonates van Zelenka door Zefiro. Alfredo Bernardini, Manfredo Kraemer, Rinaldo Alessandrini: krijg ze nog maar eens bij elkaar voor een cd-opname. Ook in technisch opzicht was deze cd een doorbaak, nooit hadden barokhobo’s zo prachtig geklonken. Dus een goed idee van Arcana om deze ear-opener van toen weer eens uit te brengen. Achter de saaie cd-titel The Oboe Album gaat een prachtige collectie opnamen schuil die Marcel Ponseele in de loop der jaren maakte. Deze goedgevulde dubbel-cd bevat concerten en sonates, bekend en wat minder bekend. Samen vormen deze twee dubbel-cd’s een prachtige [MB] ode aan de barokhobo.
van barokconcerten voor bijzondere bezettingen. Dat Telemann daarin excelleerde weten we, maar ook Graupner en Fasch konden er wat van – natuurlijk met dank aan de uitstekende Duitse hoforkesten. Pronkstuk is wat mij betreft een concert van Graupner voor twee altviolen, twee oboi da caccia en twee fagotten. Wat een geweldige klank krijg je dan! Erik Bosgraaf voert ons naar wat bekender terrein, hoewel hij altijd weer nieuwe facetten weet aan te boren in de muziek die hij opneemt. Dat heeft met techniek te maken, maar zeer vooral met zijn verbluffende muzikaliteit. Ik zeg het maar gewoon een keer: Bosgraaf is echt de allerbeste blokflui[MB] tist van het moment.
J. JONES: ‘EIGHT SETTS OF LESSONS FOR THE HARPSICHORD’
Mitzi Meyerson, klavecimbel Glossa GCD 921808 (2cd) J.F. FASCH, F. PH. TELEMANN, J.D. HEINICHEN, A. VIVALDI, C. GRAUPNER – CONCERTI BIZARRI
Irish Baroque Orchestra o.l.v. Monica Huggett Linn Records CKD 526 J.D. ZELENKA: SEI SONATE
Zefiro o.l.v. Alfredo Bernardini Arcana A 394 G. PH. TELEMANN: THE OBOE ALBUM
Marcel Ponseele, Il Gardellino Accent ACC 24314 84
G. PH. TELEMANN: COMPLETE SUITES AND CONCERTOS FOR RECORDER
Erik Bosgraaf, Ensemble Cordevento Brillliant Classics 95248 Monica Hugget maakte met haar Ierse barokorkest een originele selectie
John Jones (1728-1796) was een jongere en nu vergeten tijdgenoot van Händel. Hij had een belangrijke aanstelling bij drie Londense kerken en was geliefd als componist. Zijn werk werd op intekening besteld door de adel, beroemde musici en andere prominenten waaronder Charles Burney. Zijn Eight Setts of Lessons for the Harpsichord bieden een overzicht van de verschillende stijlen die er in Europa in de mode waren in de achttiende eeuw. Lange melodische lijnen
CD-BESPREKINGEN
en het gebruik van de retorica in de trant van Carl Philipp Emanuel Bach zijn onmiskenbaar aanwezig, evenals overeenkomsten met Domenico Scarlatti. De schrijfwijze waarin duidelijk de solo en tutti-delen van het orkest worden geïmiteerd duidt op inspiratie door Händel, of was Jones misschien Händels inspirator? Van de lyriek (de Pastorale uit de zesde Sett) tot de briljante virtuositeit en Franse subtiliteit à la Duphly: alles is aanwezig in deze Lessons. Deze veelzijdige suites vinden in Mitzi Meyerson een uitstekende pleitbezorgster. De eerste suite begint met een temperamentvol Praeludium vol woeste arpeggio’s en hiermee is meteen de toon gezet. Meyerson zet virtuositeit en vuurwerk tegenover elegant spel vol rust en lyriek waardoor Jones’ veelzijdigheid volkomen tot zijn recht komt. Het klavecimbel van Michael Johnson is [HD] prachtig opgenomen.
moeilijkheden dan bij de andere symfonieën, de finale met het slotkoor stelde Liszt voor een bijna onmogelijke opgave. Anders dan in de versie voor twee piano’s zat er voor Liszt niets anders op dan hier soms de solo- en koorpartijen op te offeren. Omdat deze partijen vaak door het orkest worden verdubbeld kon Liszt hierdoor toch tot een organisch geheel van stemvoering en harmonieschema komen. Pianist Martynov maakt het onmogelijke waar, door de monumentaliteit van dit werk – inclusief finale – op zijn instrument met een maximum aan virtuositeit en expressie te realiseren, compleet met alle orkestrale klankkeuren. De prachtige Blüthnervleugel uit ca. 1867 is ideaal [HD] voor dit repertoire.
L. VON BEETHOVEN / F. LISZT: SYMFONIE NO. 9
Yuri Martynov, piano Alpha Classics Alpha 227 Franz Liszt, die al vanaf 1835 bezig was met het maken van transcripties van Beethovens symfonieën, een septet en liederen, waaronder Adelaïde en delen uit An die ferne Geliebte, waagde zich pas in 1864 aan het sluitstuk van de reeks, de negende symfonie. Boden de eerste drie delen niet meer 85
vrienden oudemuziek
CD-AANBIEDINGEN
Dalmatica: Chants of the Adriatic Dialogos o.l.v. Katarina Livljanić Arcana A 395
G. de Machaut: Messe de Nostre Dame Graindelavoix o.l.v. Björn Schmelzer Glossa GCD P32110
Normale prijs ca. € 23 / Voor Vrienden € 18
Normale prijs ca. € 23 / Voor Vrienden € 18
Dialogos gaat op zoek naar mogelijke raakvlakken tussen middeleeuwse polyfonie uit Kroatië en de nog altijd springlevende Glagolitische traditie. De polyfonie uit de kloosters rond Split klinkt niet wezenlijk anders dan wat in de rest van Europa werd gecomponeerd en is net als elders in manuscripten bewaard gebleven. Het contrast tussen deze ingetogen muziek, met langs elkaar schurende intervallen, en de uit steen gehouwen akkoordenpolyfonie van de Glagolitsche muziek is enorm. De kloosterpolyfonie, gezongen door de vrouwenstemmen van Dialogos, klinkt strak in vergelijking met de uit volle borst zingende Dalmatische kanduri. Deze zes mannen produceren een enorm volume.
De strakke manier waarop de meeste ensembles zingen is volgens Björn Schmelzer van Graindelavoix niet hoe men in de veertiende eeuw zong, ook niet in Noord-Frankrijk. Bisschoppen ageerden daar tegen de veel te uitbundige uitvoeringspraktijk en geboden de zangers zich te matigen bij het maken van versieringen. Graindelavoix gaat juist uit van die uitvoeringspraktijk, niet van het ideaal van de clerus. Dat levert een hele bijzondere en rijke klankwereld op. De delen van de mis worden afgewisseld met motetten van Machaut en éénstemmige gezangen, met superlage bourdontonen. Ook in de polyfonie horen we een zanger die een octaaf ónder de toch al lage baslijn daalt: fantastisch!
86
GRATIS THUISBEZORGD ZOLANG DE VOORRAAD STREKT. TE BESTELLEN VIA DE SPECIALE BESTELBON.
vrienden oudemuziek
CD-AANBIEDINGEN
F. Caron: Twilight of the Middle Ages Huelgas Ensemble o.l.v. Paul Van Nevel Deutsche Harmonia Mundi 88875143472
H. Dumont: O Mysterium – Motets & élévations pour la chapelle de Louis XIV Ensemble Corespondances o.l.v. Sébastien Daucé Harmonia Mundi HMC 902241
Normale prijs ca. € 20 Voor Vrienden € 15
Normale prijs ca. € 23 / Voor Vrienden € 18
Hoewel Firminus Caron in zijn eigen tijd, de vijftiende eeuw, een beroemdheid moet zijn geweest weten we weinig van hem. Zijn bewaard gebleven oeuvre omvat vijf vierstemmige missen en een handvol chansons en dat is, gezien zijn reputatie, aan de magere kant. Een paar jaar geleden verscheen een 3cd-box van het ensemble The Sound and the Fury met Carons complete werk, maar zijn muziek is een betere uitvoering waardig. Die biedt Paul Van Nevel nu. Hij koos uit iedere mis één deel en completeert de uitgave met een aantal chansons. En als Paul Van Nevel een onbekende renaissancemeester ter hand neemt, hoor je pas echt waarom het zo onterecht is dat we die muziek niet vaker horen. Carons lange lijnen en ritmische precisie, kwaliteiten die door zijn tijdgenoten werden geroemd, komen bij de zangers van het Huelgas Ensemble optimaal tot hun recht. Weergaloos mooi.
Henry Duomont was afkomstig uit Luik en hij was tussen 1663 en 1683 sous-maître de la Chapelle aan het hof van Lodewijk XIV. Hij stond in de hiërarchie dus flink wat treetjes lager dan Lully, maar wie deze nieuwe cd van Ensemble Correspondances beluistert kan niet anders dan concluderen dat Dumont als componist van motetten toch wel een maatje groter was. Want wat is dit aangrijpend mooie muziek. Sébastien Daucé presenteert Dumonts motetten in een vrij kleine bezetting, solisten en een klein ripieno-ensemble, en laat stemmen en instrumenten prachtig samensmelten. Ensemble Correspondances is in dit repertoire echt een klasse apart geworden en deze uitvoering van Dumont zou weleens één van de allermooiste cd’s van het jaar kunnen worden.
GRATIS THUISBEZORGD ZOLANG DE VOORRAAD STREKT. TE BESTELLEN VIA DE SPECIALE BESTELBON.
87
Tijdschrift Oude Muziek
medewerkers voor deze uitgave:
ISSN 0920-6649
Marcel Bijlo, Jan van den Bossche, Henk Dekker, Agnes van
jaargang 31 / nr. 3 - augustus 2016
der Horst, Wilmer de Jong, Inge Jongerman, Iris van Korven,
verschijnt 4x per jaar
Huub van der Linden, Arvo Pärt, Tanja Veenstra, Susanne Vermeulen, Benjamin van Vliet, Thiemo Wind, Noortje Zanen
uitgave en productie: adverteren: Stichting Organisatie Oude Muziek Utrecht tarieven via 030 232 9000 of www.oudemuziek.nl bureau: miniadvertenties kantoor: Plompetorengracht 4
voor particulieren, € 15 per 4 regels,
NL-3512 CC Utrecht
140 lettertekens, bewijsexemplaar € 5
t. +31 (0)30 232 9000 f. +31 (0)30 232 9001
opgave voor servicerubrieken:
info@oudemuziek.nl www.oudemuziek.nl
Cursussen en festivals op het gebied van de oude muziek worden kosteloos aangekondigd indien de gegevens compleet
correspondentieadres:
en tijdig worden aangeleverd. Onvolledige opgaven worden
Postbus 19267
niet geplaatst.
NL-3501 DG Utrecht Nederland
deadlines:
vormgeving:
periode 15 februari - 15 mei: 2 januari periode 15 mei - 15 augustus: 1 april
Studio rUZ / Went&Navarro
periode 15 augustus - 15 november: 1 juni periode 15 november - 15 februari: 1 oktober
opmaak: donateur worden: Esther de Bruijn Voor een bijdrage van € 40, € 80, € 160 of € 1.000 aan de drukwerk en bindwerk:
Stichting Vrienden Oude Muziek ontvangt u 4x per jaar het Tijdschrift Oude Muziek met alle gegevens over het Festival en
BCM
onze concerten. Tevens krijgt u dan de Vriendenpas, waarmee u in aanmerking komt voor diverse kortingen.
cover:
Zie www.oudemuziek.nl voor alle bijbehorende voordelen of bel met 030 232 9000.
foto: Inna Zyu Voor mensen met een leeshandicap is dit Tijdschrift ook op redactie:
cd verkrijgbaar. Inlichtingen: Dedicon, Postbus 24, 5360 AA Grave, 0486 486 486.
COLOFON
Iris van Korven (eindredactie) Susanne Vermeulen
88
Het volgende nummer verschijnt medio november 2016.
bESTEL nu kaarTEn
EEN GREEP UIT HET AANBOD di 27 sep 20.15 uur Grote Zaal
Anna Prohaska (sopraan) Dido and Cleopatra werken van o.a. Purcell, Händel en Locke James Ehnes (viool) Bachs sonates en partita’s
di 15 nov 20.15 uur Grote Zaal
met onder andere reza namavar neos brass ensemble johannette zomer matthias havinga david dramm the amsterdam baroque orchestra liza ferschtman ton koopman hannes minnaar peter jan wagemans continuo-sectie nederlandse bachvereniging harmonie universelle mahan esfahani lucia swarts sette voci peter kooij jos van veldhoven leo van doeselaar bart schneemann brisk
Kijk voor meer info op www.bachfestivaldordrecht.nl
Cecilia Bartoli (mezzosopraan) Händel Heroines aria’s uit opera’s van Händel za 19 nov 20.15 uur Grote Zaal
Joyce DiDonato (mezzosopraan) War & Peace - Harmony through Music aria’s van o.a. Monteverdi, Purcell en Händel di 13 dec 20.15 uur Grote Zaal
Bachs Weihnachtsoratorium RIAS Kammerchor en Freiburger Barockorchester o.l.v. Hans-Christoph Rademann zo 18 dec 20.15 uur Kleine Zaal
Trio Zimmermann Bachs Goldberg-variaties bewerkt
ALLES KLINKT MOOIER IN
Foto’s: Harald Hoffmann/DG, Benjamin Ealovega, Simon van Boxtel, Matthias Heyde, Ronald Knapp
do 6 en vr 7 okt 20.15 uur Kleine Zaal
3/2016 3/2016
JORDI SAVALL 75 JAAR / OLGA PASHCHENKO IS THUIS OP ALLE TOETSEN / WERELDWIJD GEWAARDEERD VAKMANSCHAP UIT GARDEREN / MUZIKAAL THEATER MET MARCO MENCOBONI / VÁCLAV LUKS OVER LEGRENZI EN MARCELLO / EEN MONUMENT VOOR UTRECHTS GROOTSTE MUZIKALE ZOON JACOB VAN EYCK / IN MEMORIAM CASPER VOGEL / EN NOG VEEL MEER…