TIJDSCHRIFT OUDE MUZIEK / 02 2018
dbd HET BOURGONDISCHE LEVEN: DE PROGRAMMEURS OVER HET FESTIVAL OUDE MUZIEK dbd ‘CURATOR IN RESIDENCE’ BJÖRN SCHMELZER ZOEKT HET GRUIS VAN DE STEM dbd EEN BOURGONDISCH ALFABET VAN PAUL VAN NEVEL dbd SCHATGRAVEN IN DE NEDERLANDSE MUZIEKGESCHIEDENIS dbd EN NOG VEEL MEER ...
30 juni t/m 17 juli 2018
Beleef de grootste Nederlandstalige opera ooit geschreven
Muziek, historie, actualiteit, feest. In Thijl komt het samen. Ga naar www.thijl2018.nl/tickets en reserveer uw plaatsen voor de spectaculaire festivalopera Thijl op de voormalige vliegbasis Soesterberg. Utrecht Universiteitsfonds
ADVERTENTIE
MEER WETEN: OUDEMUZIEK.NL/GILDE
OM TE BEGINNEN WIE B ZEGT… VAN DE REDACTIE Een hoopje poeder op de cover van uw vertrouwde Tijdschrift Oude Muziek? Is de redactie een beetje de weg kwijt? Menigeen zal vreemd hebben opgekeken toen dit nieuwe nummer op de mat belandde. Nee, er is niets mis. Het afgebeelde poeder is vermiljoenpigment, dat uit kwiksulfide bestaat en in de natuur wordt aangetroffen als het mineraal cinnaber. Zo moeilijk te vinden, dat vermiljoen in de middeleeuwen duurder was dan goud! Terwijl kunstenaars het wel nodig hadden voor hun dieprode verf. Een statussymbool van jewelste. Hiermee kan het pigment als een perfecte metafoor dienen voor Het Bourgondische Leven, komende zomer het thema van het Festival Oude Muziek. Bourgondisch tafelen, een bourgondische levensstijl: we nemen het B-woord tegenwoordig maar wat gemakkelijk in de mond. Maar waar komt het vandaan? Het Festival geeft antwoorden, onder het motto ‘wie B zegt, moet ook A zeggen’. Tien dagen lang kan het publiek in Utrecht genieten van de rijke muziekcultuur zoals die zich in de veertiende en vijftiende eeuw heeft gemanifesteerd aan de hoven van de Bourgondische hertogen. Componisten als Dufay, Binchois en Busnois vormen slechts het topje van de vermiljoenberg. Het Festival belooft één groot avontuur te worden. Deze TOM staat grotendeels in het teken van dit festivalthema. Aan het woord komt onder anderen Björn Schmelzer, die als ‘curator in residence’ optreedt en met zijn ensemble Graindelavoix zijn eigen werkplaats mag inrichten in de Janskerk. Ook Paul Van Nevel licht alvast een tipje van de sluier op met een speels alfabet. De rubriek ‘Beeldspraak’ laat een miniatuur zien uit een Brugse kalender; de getoonde idylle heeft meer met de realiteit van toen te maken dan we ons nu kunnen voorstellen. De festivalprogrammeurs hebben zich ook uitstapjes veroorloofd. Zo komt Rameau aan bod, geen middeleeuwer maar geboren in Dijon en hiermee formeel een Bourgondiër. Ook de 350ste verjaardag van François Couperin willen zij niet ongemerkt voorbij laten gaan. Het biedt een mooie gelegenheid het historische orgel van de Tuindorpkerk in het festivalprogramma te betrekken. Lees en geniet alvast vooruit! ■●
EN VERDER OM TE BEGINNEN Wie B zegt... Van de redactie
2
Sébastien Daucé over Le Ballet Royal de la Nuit De zonnekoning danst!
20
Skip Sempé reconstrueert de uitvaart van Rameau Het requiem van Jean Gilles
30
Paul Van Nevel en zijn drieluik van A tot Z Een Bourgondisch alfabet
35
Josquin en de KVNM 150 jaar schatgraven in de Nederlandse muziekgeschiedenis 38 Peter van Dijk over het Utrechtse Ruprecht-orgel Franse barok in de Tuindorpkerk 46 Capella de la Torre en Cantar Lontano werken samen ‘Josquins L’homme armé is een volledige maaltijd’ 48
RUBRIEKEN Beeldspraak 14 Een kalender uit de zestiende eeuw De eerste dag van mei Uit de bron L’Art de toucher le clavecin François Couperin
28
Vriendenhart 31 Instrumentaliteit 42 De citole van het British Museum Een kruimeldief met houtsnijwerk Boekbespreking 44 Seizoen Oude Muziek 45 Cd-besprekingen 52 Berichten 56 Colofon 58
IN DIT NUMMER:
4
HET BOURGONDISCHE LEVEN Een blikje in de keuken van het Festival Oude Muziek Utrecht: de programmeurs vertellen over de achtergrond van het programma. ‘De juiste invalshoek is cruciaal.'
BJÖRN SCHMELZER IS CURATOR IN RESIDENCE De artistiek leider van Graindelavoix Björn Schmelzer zoekt naar het grein van de stem. ‘De muziek moet worden gezongen door mensen van vlees en bloed.'
16
DE BOURGONDISCHE HERTOGEN Over luxe en rijkdom, pronkzucht en devotie. Kunst was voor de vier grote Bourgondische hertogen een machtig wapen. Juist in de publieke ruimte was er volop gelegenheid de rijke cultuur tentoon te spreiden.
RAMEAU’S LES BORÉADES De Tsjechische dirigent Václav Luks dirigeert de Nederlandse première van Rameau's laatste opera. ‘Zijn instrumentatiekunst is ongeëvenaard.'
Ziet u dit symbool bij een artikel? Dan staat er op onze website een Skype-interview met de musici. Kijk op oudemuziek.nl
10
24
4
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
TEKST /
BEELD /
Bas van Westen
Susanne Vermeulen
HET BOURGONDISCHE LEVEN DE PROGRAMMEURS OVER HET FESTIVAL OUDE MUZIEK 2018
Het Bourgondische Leven / De programmeurs over het Festival Oude Muziek 2018
5
Het Bourgondische Leven, zo luidt dit jaar het thema van het Festival Oude Muziek. Zo’n onderwerp roept onmiddellijk visioenen op van aan overdaad grenzende uitbundigheid. Toch doet het Utrechtse festival niets liever dan dergelijke verwachtingspatronen doorbreken. Een gesprek met de twee programmeurs, artistiek adviseur Jed Wentz en festivaldirecteur Xavier Vandamme.
6
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
'We kiezen niet zomaar voor programma’s die min of meer in het thema passen. Nee, we willen een heldere visie tonen op het repertoire, en dat alles zonder dat het festival een droge musicologische bedoening wordt.'
S
ensualiteit en luxe zullen in dit Bourgondische festival niet ontbreken. Maar bekijken we het programma als geheel, dan zien we dat er ook veel concerten zijn rond rouw en dood. De complete lijn van late-avondconcerten staat zelfs in het teken van lamentaties en requiems. Wat is hier aan de hand?
JAN VAN EYCK, ‘LUCCA MADONNA’, ca. 1437. Frankfurt am Main, Städel Museum.
HET COMPLETE PROGRAMMA van het Festival Oude Muziek 2018 vindt u op oudemuziek.nl
Xavier Vandamme: ‘Voordat ik die vraag kan beantwoorden, moet ik wat uitleggen over hoe we hier in Utrecht programmeren. Dat verschilt erg van andere festivals, op verschillende punten. Ten eerste werken we heel strikt rond het gegeven thema. We vinden dat belangrijk vanwege het grote aantal concerten: we moeten zorgen voor een coherente structuur die zichtbaar is voor het publiek. Anders raken mensen verdwaald in een ratjetoe. Dit jaar, bijvoorbeeld, is er elke dag om vijf uur een concert met muziek van Josquin. Als bezoeker weet je dan: vijf uur ’s middags is Josquin-tijd.’ Jed Wentz: ‘En om elf uur in de ochtend zijn er concerten met kleinere ensembles, om één uur is er de klavierreeks, enzovoort.’ Vandamme: ‘We werken dus met strak omlijnde ideeën, bijvoorbeeld over hoe we de horizontale lijnen van het festivalprogramma willen vullen. Het gaat dan om repertoire, of om bezetting, en deze beslissingen maken we al vroeg in het programmeerproces. Maar natuurlijk staat de inhoud voorop: welke muziek willen we eigenlijk horen? Dat is waar liefhebbers voor naar Utrecht komen. Daarom is de juiste invalshoek cruciaal. De keuze van die invalshoek is belangrijk, en ook best moeilijk. We kiezen niet zomaar voor programma’s die min of meer in het thema passen. Nee, we willen een heldere visie tonen op het repertoire, en dat alles zonder dat het festival een droge musicologische bedoening wordt.’ Wat bedoel je precies met invalshoek?
Vandamme: ‘Bijvoorbeeld dit: in het festival van 2014, over de Habsburgse vorsten, vermeden we Mozart compleet. Dat was nogal een statement, om zo een grote en voor de hand liggende componist weg te laten, om voorbij die monolithische Eerste Weense School te kijken en te zien wat zich daarvóór had afgespeeld. Dit jaar kiezen we een vergelijkbare aanpak, door uiteindelijk niet te kiezen voor een figuurlijke maar wel voor een letterlijke, geografische invulling van het thema.' Wentz: ‘Een belangrijk moment in dit proces, merk ik, is altijd de reis die Xavier maakt naar de desbetreffende regio. Hij komt altijd zeer geïnspireerd terug – uit Wenen, Venetië, Boughton House in Engeland en nu uit Bourgondië –, met een visie op welke geschiedenis hij in het festival wil presenteren en op welke plek. We lezen samen heel wat af tijdens de inhoudelijke voorbereiding van het festivalthema. Maar het echte ‘aha!’-moment komt toch altijd tijdens een soort onderdompeling in het materiaal, ter plaatse. Het repertoire volgt dan als vanzelf.’
Het Bourgondische Leven / De programmeurs over het Festival Oude Muziek 2018
7
CURATOR IN RESIDENCE
CLAUS SLUTER EN CLAUS DE WERVE, 'Pleurant' voor de tombe van Filips de Stoute, 1410. Dijon, Musée des Beaux Arts.
Vandamme: ‘Natuurlijk is het belangrijk om de fysieke plek te bezoeken, maar zeker zo belangrijk is het om te werken met bepaalde musici. Dit jaar is Björn Schmelzer onze curator in residence, met zijn geweldige en uitdagende Graindelavoix. Hij is een academicus, een antropoloog, maar ook een rasmusicus. Erg inspirerend. Hij was het die de suggestie gaf om van Huizinga’s Herfsttij der middeleeuwen een thema in de programmering te maken, en, om je allereerste vraag nu echt te beantwoorden, dat is hoe we uitkwamen op een concertreeks over dood en rouw in een festival dat Het Bourgondische Leven heet.’ ‘Huizinga heeft het expliciet over de doodsobsessie in die Bourgondische veertiende en vijftiende eeuw. We kennen natuurlijk de prachtige pleurants, de gebeeldhouwde rouwstoet rond de grafmonumenten van Filips de Stoute en Jan zonder Vrees. Maar het gaat veel verder dan dat en het staat in een grenzeloos contrast met de wereld van vandaag, waarin we de dood wegstoppen en pretenderen dat hij niet bestaat. Ik vind er stiekem wel een zeker plezier in om een festival onder de titel ‘Het Bourgondische Leven’ te laten varen, terwijl het echte, onderliggende thema eigenlijk de dood is.’ Wentz: ‘Björn krijgt uitgebreid de gelegenheid om ons aan het denken te zetten over de materie. Hij is ook niet zomaar een artist in residence, maar echt een mede-curator van een stuk festival. Hij presenteert niet alleen een paar concerten en een voorstelling, maar hij krijgt bijvoorbeeld de hele Janskerk als biotoop om er happeningachtige evenementen in te presenteren, zoals een dagelijks voorlees- en discussiemoment rond Huizinga, samen met Frits van Oostrom, als historisch letterkundige een specialist op dit gebied. En niet alleen Björn daagt ons uit: we hebben ook nog eens drie verschillende symposia. Een van de 150-jarige Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis (KVNM), een STIMU-symposium rond Rameau en een symposium dat wordt georganiseerd door de Nederlandse Luitvereniging.’ Vandamme: ‘We zijn er trots op om gastheer te zijn voor zulke prestigieuze academische evenementen. Het is belangrijk voor de toekomst van de oude muziek om wetenschappers samen te brengen met uitvoerende musici.’ EEN DUIK IN BOURGONDISCH REPERTOIRE Naast Josquin is er nauwelijks zestiende-eeuwse muziek geprogrammeerd, en ook zeventiende-eeuwse ontbreekt vrijwel volledig. Dat is best radicaal, toch?
Zie het artikel Bourgondië, toonbeeld van een theaterstaat, blz. 16-19.
Vandamme: ‘Zeker als je beseft dat de zestiende en de zeventiende eeuw de voorbije jaren zo centraal stonden. Maar de keuze vloeit echt voort uit onze analyse van het onderwerp. We wilden ons concentreren op de periode van de vier grote Bourgondische hertogen: Filips de Stoute, Jan zonder Vrees, Filips de Goede en Karel de Stoute, die samen de periode van 1363 tot 1477 omspannen. Dat is muziek die vrijwel nooit klinkt. De zestiende-eeuwse renaissance, met grote namen als Lassus en Palestrina, kent iedereen, of toch tot op zekere hoogte. Maar de hele vijftiende eeuw is een grote aaneenschakeling van illustere onbekenden, met Dufay, Binchois en Busnois als enige uitzonderingen.’ Wentz: ‘Om dit vroege repertoire te kaderen beginnen we met een minifestival tijdens de openingsdag, op de vrijdagmiddag, met Paul
8
Zie het artikel Een Bourgondisch alfabet, blz. 35-37.
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
Van Nevel. In drie concerten gaat hij een heel alfabet aan Bourgondische componisten langs, voor elke letter een componist. Het is een tour de force voor het Huelgas Ensemble, maar voor dit repertoire is het een heerlijke marathon. Vandamme: ‘Het is geweldig dat we zulke bijzondere relaties hebben met artiesten van dit kaliber, en dat ze graag terugkomen naar Utrecht. Het Huelgas Ensemble zingt in totaal vier concerten: ze leveren ook nog een bijdrage in Schmelzers ‘biotoop’.’ Het festivalprogramma bevat ook veel achttiende-eeuwse Franse muziek.
Wentz: ‘Ja. Rameau is geboren in Dijon en in die zin dus een echte Bourgondiër.’ Vandamme: ‘En hoe kunnen we Rameau níet programmeren? Wat hij heeft gemaakt, is van het niveau van Bach, alleen veel vernieuwender. We associëren hem vooral met zijn opera’s, maar er zijn ook motetten, kamermuziek, cantates.’ Wentz: ‘En Les Boréades! Dit zelden gehoorde meesterwerk uit zijn laatste jaren wordt uitgevoerd door Collegium 1704, in een concertante versie.’ Vandamme: ‘Benjamin Alard, die vorig jaar heel Bachs ClavierÜbung speelde, zal muziek van Rameau op het orgel laten horen. Rameau was veertig jaar lang organist, en we hebben niet één noot orgelmuziek van hem… Dus gaan we die zelf schrijven [lacht].’
JEAN-PHILIPPE RAMEAU, ca. 1728, toegeschreven aan Joseph Aved.
Er komt ook orgelmuziek van François Couperin voorbij. Is hij ook uit Bourgondië afkomstig?
Wentz: ‘Nee, maar dit jaar vieren we zijn 350ste verjaardag. Die gelegenheid konden we niet laten liggen. Ik hoop dat het publiek ons dit zijstapje wil vergeven.’ Vandamme: ‘We konden ook niet voorbij gaan aan de mogelijkheid om Couperin en Rameau samen voor het voetlicht te brengen. Het zijn grote componisten wier muziek niet vaak genoeg in de concertzaal is te horen. We laten Couperins beide orgelmissen uitvoeren, gealterneerd met het gezongen gregoriaans zoals dat toen ging, en ook zijn vocale muziek. Jordi Savall voert de complete bundel Les Nations uit en ook zijn er vier klavierrecitals. Vier verschillende klavecinisten spelen elk hun favoriete muziek uit een van zijn vier boeken Pièces de clavecin.’ Ik verheug me op de komst van Christophe Rousset!
Wentz: ‘Ja, er komen gevestigde spelers zoals Rousset, maar er zijn ook jonge talenten.’ Vandamme: ‘In de komende jaren willen we meer jong talent aan bod laten komen. Er is een hele nieuwe generatie oudemuziektalenten op komst en die verdienen het in Utrecht te worden gehoord. Ik wil investeren in de toekomst door ze een kans te geven. We zijn daarom ook heel trots dat we dit jaar voor de derde maal de gastheer mogen zijn van het Internationaal Van Wassenaer Concours.’ DANSEN, ETEN, DRINKEN… Waar kunnen we nog meer naar uitkijken?
Vandamme: ‘Er is zoveel, ik kan moeilijk een keuze maken. Maar er zijn twee producties waarin het draait om historisch acteren en dans. Er komt een historische toneelproductie van Rousseaus me-
9
Doulce Mémoire Foto: Anna van Kooij
Het Bourgondische Leven / De programmeurs over het Festival Oude Muziek 2018
FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2018 De Blijde Intrede Openingsconcert Tijdens de openingsavond op vrijdag 24 augustus wordt het Festival Oude Muziek Utrecht op uitbundige wijze ingeluid met ‘De Blijde Intrede’. Vier concertmomenten in de binnenstad bieden een luxueuze voorproef van de festival-thema's, met de ensembles Graindelavoix, Vox Luminis, Cantica Symphonia en nog veel meer. Daar bovenop klinkt natuurlijk de beiaard, en worden alle veertien klokken van de Domtoren geluid. Kaarten en informatie: oudemuziek.nl
lodrama Pygmalion, een stuk dat hij schreef als protest tegen Rameau's opera’s en dat zeer invloedrijk was. Rousseau creëerde hier praktisch een nieuw genre, het melodrama, dat tot in de twintigste eeuw populair bleef.’ Wentz: ‘Er wordt ook historisch gedanst, tijdens een concert van de Londense groep The Bach Players waar twee barokdansers aan meewerken.’ Vandamme: ‘We willen zien wat er gebeurt wanneer dansers aan de slag gaan met Couperins instrumentale muziek. Kun je echt dansen op zijn danssuites? Natuurlijk zullen er ook evenementen zijn gerelateerd aan eten en drinken, met Camerata Trajectina en met Doulce Mémoire. Hoe kan het ook anders, met dit festivalthema…’ Aha! Dus met mijn idee van het goede, bourgondische leven zat ik er toch niet zo ver naast?
Wentz: ‘Wacht maar op de festivalopening!’ Vandamme: ‘Ja, dit jaar krijgen we een opening die mensen niet gauw zullen vergeten!’ ■●
‘We konden ook niet voorbij gaan aan de mogelijkheid om Couperin en Rameau samen voor het voetlicht te brengen.'
10
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
‘GOEDE KUNST IS KUNST DIE DE IMPERFECTIE OMHELST’ BJÖRN SCHMELZER IS CURATOR IN RESIDENCE
‘Z HERFSTTIJ DER MIDDELEEUWEN Tijdens de residentie schuift Frits van Oostrom, hoogleraar Nederlandse letterkunde van de middeleeuwen, elke dag om elf uur aan in de Janskerk. Samen met Björn Schmelzer en een Huizinga-kenner als Wessel Krul leidt hij de Huizinga Hours: live talkshows over Johan Huizinga’s Herfsttij der middeleeuwen, nog altijd het meest invloedrijke boek van een Nederlands historicus ooit. Frits van Oostrom: ‘Herfsttij der middeleeuwen is voortgekomen uit een bezoek van Huizinga aan een tentoonstelling in Brugge in 1902, waar hij voor het eerst de Vlaamse primitieven, die in het boek een grote rol spelen, in het echt zag. Belangrijk is ongetwijfeld dat hij ze daar voor het eerst in kleur zag. Hij kende de plaatjes uit boeken, maar in 1902 waren die nog niet of nauwelijks in kleur geïllustreerd.’ Lees verder op blz. 12
TEKST / Biëlla Luttmer
angers in de oude muziek moeten in staat zijn de tijd zelf te laten horen: het kreunende van het verleden, het verleden dat met een kruk loopt – dat is wat ik probeer over te brengen.’ Björn Schmelzer, leider van het Antwerpse vocaal ensemble Graindelavoix, spreekt even gepassioneerd als zijn uitvoeringen klinken. Dit jaar is hij curator in residence van het Festival Oude Muziek. De keuze voor Schmelzer is een waagstuk. De felheid waarmee hij stukken van Gombert, van Josquin, van Ockeghem benadert, roept heftige reacties op, bij het publiek en bij de vakbroeders. Je houdt ervan of je vindt het vreselijk. Desondanks, of juist daarom, heeft festivaldirecteur Xavier Vandamme hem een prominente plek gegeven in zijn programma. Schmelzer, lachend: ‘Toen Xavier ons vroeg, voegde hij er gekscherend aan toe dat hij ons het liefst een hele week in dezelfde kerk zou willen opsluiten, zodat we niet de rest van het programma zouden besmeuren. En zo is het gegaan. We zitten op ons eigen eiland in de Janskerk, maar wel in het hart van het stadse leven, en hebben daar carte blanche. Wie wil komen, komt op eigen risico.’ We zijn gewaarschuwd. Als we willen luisteren naar Schmelzers visie op Bourgondische lamentaties, willen kijken naar de tentoonstelling Een Warburg Atlas voor Oude Muziek of de dagelijkse matineuze Huizinga Hours willen meemaken, dan onderwerpen we ons aan zijn wetten. Schmelzer: ‘Wat ik probeer te doen, is de tegenstelling tussen het hoge en het lage, tussen het astrale en het monsterlijke van het leven zelf in een muziekuitvoering te laten horen. De muziek die voortkomt uit het harde middeleeuwse leven kun je niet uitvoeren alsof ze daar haaks op staat. Die muziek moet worden gezongen door mensen van vlees en bloed, niet door gedeseksualiseerde en-
BEELD / Jimmy Kets, Koen Broos
12
Vervolg van blz. 10 (Frits van Oostrom:) ‘Dat bezoek moet een overweldigende ervaring zijn geweest. De these van Herfsttij, dat we hier met de herfst van de middeleeuwen te maken hebben, een bonte, veelkleurige herfst, heeft daar volgens mij alles mee te maken.’ ‘Huizinga heeft bij mijn weten nooit specifiek over oude muziek geschreven. We hebben het over het begin van de twintigste eeuw: een internationale oudemuziekscene bestond nog nauwelijks. Tijdens het festival zullen we Herfsttij der middeleeuwen bekijken vanuit het oogpunt van de muziek. Bij mijn weten heeft nog niemand dat eerder gedaan. Het is een avontuur waar ik me enorm op verheug.’
BJÖRN SCHMELZER (Antwerpen, 1975) studeerde etnomusicologie en antropologie. Als dirigent is hij voornamelijk autodidact. In 1999 richtte hij Graindelavoix (‘het gruis, de korrel van de stem’) op, een inmiddels veelbekroond ensemble waarmee hij onderzoek doet naar de verschillende uitvoeringstradities die zijn aangetroffen op Sicilië, Sardinië, in Portugal, Spanje en Marokko. Hij maakte voorstellingen met onder anderen Anne Teresa De Keersmaeker, Filip Jordens, Jan Van Outryve, Margarida Garcia en Koen Broos. In 2011 werd hij als eerste benoemd tot Creative Fellow in Musicology, een samenwerkingsproject tussen het Festival Oude Muziek en de Universiteit Utrecht. De cd’s van Graindelavoix worden door het label Glossa uitgebracht.
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
gelen. Het kreunende, het moeizame van het verleden: dat probeer ik te integreren in mijn uitvoering. Daar komt het eigenlijk op neer. Daarin ligt onze authenticiteit.’ ‘Craquelure in de stemmen, imperfectie, dat doet iets met de luisteraar. Goede kunst is kunst die de imperfectie omhelst. Maar pas op: imperfectie is niet hetzelfde als niet kunnen. Het is menselijkheid durven toelaten. Dat is het hoogste wat een kunstenaar kan doen. Een zanger die de grain de la voix, het ‘gruis van de stem’ durft te laten horen: daar gaat het om. Voor de timing, de groove die in muziek moet zitten, geldt precies hetzelfde. Als zanger moet je het durven een timing te nemen die bijna te laat is, zoals goede bluesmuzikanten dat doen. Dan voel je dat er iets met je lichaam gebeurt. De muziek die wij zingen is zo gemaakt, dat die alles geeft om dat te doen.’ VAN CAGE EN BECKETT EN SHEPPARD U gaat in uw festivalprogramma – met maar liefst vijf concerten en een film in het hoofdprogramma en daarnaast een veelheid aan gratis toegankelijke evenementen – ver voorbij de grenzen van de oude muziek en zet zelfs John Cage op de lessenaars…
‘Ja, al is dat de meest traditionele Cage die je kunt bedenken: vocaal met slechts twee zangers. Dit programma moet een brug slaan naar het improvisatieconcert dat volgt. Cage is de verzachtende pil tussen de pleurants – de Bourgondische lamentaties – en het programma daarna, om de mensen niet te bruuskeren.’ ‘Weet je dat we ook Beckett doen? Net zoals ik geloof dat oude muziek veel dichter bij ons staat dan we soms denken en dat er iets dóórleeft van die oude muziek in onze tijd, geloof ik ook het omgekeerde: de avant-garde is niet zo avantgardistisch als we soms denken.’ ‘Neem de teksten van Samuel Beckett en luister hoe ze klinken. Dan hoor je dat ze heel dicht bij sommige middeleeuwse incantaties komen. We hebben ze verwerkt in de scenische voorstelling Beckett - incantaties voor de slapeloze. Twee van mijn zangeressen, beiden native speakers, hebben veertig minuten Beckett van buiten geleerd. Indrukwekkend. Zij scanderen de teksten (Still en For To End Yet again) alsof het gebeden zijn, incantaties.’ ‘Hierbij hebben we muziek gezocht van Nicolas Gombert, Orlandus Lassus en John Sheppard, op de tekst Media vita in mortis sumus. De muziek van Sheppard heeft in haar teneur en herhalingsdrift veel overeenkomsten met de tekst van Beckett. Een andere relatie die we leggen is die van de insomnia, de slapeloosheid. Sheppard schreef zijn stuk voor het kortste officie, dat van de completen. Dat is het laatste avondgebed en wordt gezongen op het moment dat de nacht valt. Dit werd dus bewust zo kort gehouden: de monniken wilden naar bed. Juist voor dat getijde schreef John Sheppard een lang, bijna 25 minuten durend motet. Ik vermoed dat hij een insomnialijder was, net zoals Beckett.’ HERFSTTIJ DER MIDDELEEUWEN Wat trekt u zo aan in de Bourgondische klaagzangen? ‘Johan Huizinga schrijft in zijn Herfsttij der middeleeuwen blad-
zijdenlang over deze pleurants, over het ritualiseren van het klagen, de kunst van het lamenteren, het jeremiëren, de kunst van de pleureuses. Tegenwoordig luisteren we niet graag naar mensen die
Björn Schmelzer is curator in residence / ‘Goede kunst is kunst die de imperfectie omhelst’
13
FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2018 Residentie Graindelavoix in de Janskerk vr 24 aug / 20.00 Openingsconcert (Nicolaïkerk) za 25 aug / 22.30 Bourgondische klaagzangen za 25 aug / 24.00 Litany for the whale di 28 aug / 21.00 Beckett - incantaties voor de slapeloze wo 29 aug / 15.00 Dufay in Italië wo 9 aug / 21.00 Outlandish (film) Het complete programma vindt u op oudemuziek.nl
klagen. We zijn verleerd van het klagen een kunst te maken, maar als je goede romans leest, van Thomas Bernhard, van Beckett ook, dan lees je paginalange klachten. Niets is zo dankbaar voor een zanger als bij een begrafenis te zingen. Je helpt mensen te doen wat zij op dat moment niet kunnen: oprecht klagen, oprecht wenen. Mensen stokken in hun tranen en je helpt hen door die klacht voor hen te doen. Dat boeit mij.’ U gaat met een tentoonstelling een verbinding leggen tussen de beeldatlas van Aby Warburg (1866-1929) en oude muziek. Hoe stelt u zich dat voor?
‘Ik houd enorm van een begrip dat in de Duitse romantiek ontstond en dat helaas in de twintigste eeuw niet meer serieus genomen werd: Nachleben, of, in het Engels, afterlife – niet als leven na de dood maar als idee dat er in het leven zelf dingen doorleven. Daar waren de componisten uit de renaissance ook mee bezig. Josquin schreef niet alleen voor zijn tijdgenoten. Hij hoopte en geloofde dat zijn muziek voor het nageslacht zou blijven bestaan. Dat betekent voor ons dat we onze notie van historisme moeten heroverwegen. Echt historistisch zijn, betekent dat je ook serieus neemt dat componisten beseften dat hun muziek door hun tijdgenoten misschien niet geapprecieerd zou worden – misschien zelfs niet serieus genomen zou worden. Zo kenden enkel de happy few de muziek van Ockeghem. Zijn manuscripten werden bewaard, als een soort containers met muzikale energie, in de hoop dat ooit een aantal zotten die muziek opnieuw zouden oprakelen en uitvoeren. Dat is voor mij de boodschap van oude muziek. Die muziek is, bizar genoeg, gemaakt voor ons.’ ■●
‘Een zanger die de grain de la voix, het ‘gruis van de stem’ durft te laten horen: daar gaat het om.’ GRAINDELAVOIX
BEELDSPRAAK
DE EERSTE DAG VAN MEI EEN KALENDER UIT DE ZESTIENDE EEUW
De maand mei in het zogenaamde ‘Golf book’, een fragmentarisch bewaard handschrift uit de British Library, is onderdeel van een van de mooiste kalenders uit de zestiende eeuw. Het boek is in Brugge gemaakt en wordt toegeschreven aan Simon Bening, de befaamdste boekverluchter uit die jaren. De miniaturen van Simon Be-
ning zijn op perkament geschilderd, maar het lijken eerder schilderijtjes, ook door de geschilderde omlijsting. Ze worden dan ook vaak los van hun context afgebeeld. Toch zijn ze onderdeel van de kalender, in dit geval die van de maand mei. De kalender is een onmisbaar onderdeel van het getijdenboek, een boek met gebedsoefeningen die zijn geordend naar
de canonieke uren, de tijdstippen van gebed in een klooster. De kalender zorgt voor houvast door het liturgisch jaar heen: vermeld zijn de vaste feestdagen als Pasen en Kerstmis en de heiligendagen. De rang van feesten is te zien aan de gebruikte kleur. De belangrijkste zijn hier in rood genoteerd. Al in de dertiende eeuw worden kalenders voorzien van afbeeldingen en daarbij worden twee cycli gebruikt: de tekens van de dierenriem en de werken van de maand. Die tweede cyclus verwijst naar zaken als het snoeien van bomen en struiken, het zaaien, de oogst, het maaien, de wijnpluk, de slacht. Op de bladgrote miniatuur voor de maand mei zien we een middeleeuwse stad van buitenaf: een gezelschap te paard komt de poort binnen en draagt groene takken, op de voorgrond vaart een klein gezelschap door de gracht. Twee mannen bewegen het bootje voort, een man speelt fluit, een vrouw bespeelt de luit en een andere vrouw kijkt toe. Wie vergelijkbare miniaturen kent, vermoedt dat ze ieder moment een lied kan aanheffen. Op de rechterpagina gaat het om de kalender zelf. Er zijn hier maar relatief weinig dagen ingevuld. Zo’n onvolledig bezette kalender wijst naar een leek als eigenaar: de drukbezette handelaars en
15
TEKST / Johan Oosterman BEELD / Kalender voor de maand mei. Londen, The British Library Board, Ms Add 24098 (The Golf Book), fol. 22v-23r. Brugge, ca. 1540.
LITERATUUR / Bridget Ann Henisch, The medieval calendar year. The Pennsylvania State University Press 1999. Johan Oosterman, ‘Ik breng u de mei. Meigebruiken, meitakken en
ambachtslieden besteedden, anders dan religieuzen, alleen aandacht aan de belangrijkste feesten. In de rechtermarge is het teken van de dierenriem, tweelingen, weergegeven en in de ondermarge zien we opnieuw een gezelschap te paard. Nog buiten de stad hebben ze al meitakken verzameld. Hoe idealiserend dit ook overkomt, de voorstellingen op deze en andere miniaturen bij de maand mei komen verrassend overeen met wat we weten over de werkelijkheid van toen. Een belangrijke aanwijzing voor de meiviering zijn de talrijke liederen. Ze gaan niet alleen over de vreugdevolle maand mei, maar ze veronderstellen een situatie waarin een minnaar zijn geliefde een meitak aanbiedt terwijl hij ondertussen een lied zingt. In een liedje dat omstreeks 1400 is geschreven en dat in het Brugse Gruuthuse-handschrift voorkomt, geeft de ik een meitak aan zijn geliefde, die hij verhullend met de letter M aanduidt: ‘Laet u ghenoughen M alleine / Den mey die ic u minlic gheve.’ Rond 1400 verschijnen dergelijke liederen her en der in de Nederlanden, Noord-Frankrijk en het Nederrijngebied. Het is geen louter literair fenomeen. In verschillende bronnen duikt de meiviering op. Een prachtig voorbeeld is het korte relaas in een Italiaans-
talige kroniek van Vlaanderen, die in 1452 in Brugge is geschreven: de forestier, leider van een Brugs toernooigezelschap, heeft de gewoonte om op 1 mei bij het aanbreken van de dag te paard, en vergezeld van een grote menigte, naar de bossen te rijden. Daar neemt iedereen een tak mee en ze rijden terug naar de stad. Een Italiaanse koopman beschrijft
meibomen in Middelnederlandse meiliederen’. In: Barbara Baert & Veerle Fraeters (ed.), Aan de vruchten kent men de boom [...]. Leuven: Universitaire Pers Leuven 2001, blz. 167-189.
hier wat er jaarlijks plaatsvindt. De werkelijkheid die hij met verwondering aanschouwt, zien we een halve eeuw later terug op de kalenderminiatuur van het Golf-getijdenboek. Al is de voorstelling geïdealiseerd, heel wat details, inclusief het musiceren en het zingen van meiliederen, behoren tot de levende traditie van de laatmiddeleeuwse meiviering. ■●
16
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
KOP SUBKOP O
Txt
» ALS JE, ZOALS OLGA PASHCHENKO, KLAVECIMBEL, PIANOFORTE, ORGEL ÉN PIANO SPEELT. » HEB JE REPERTOIRE VAN ZO’N VIJF EEUWEN AAN KLAVIERCOMPOSITIES TOT JE BESCHIKKING. » ALS JE, ZOALS OLGA PASHCHENKO, KLAVECIMBEL, PIANOFORTE, ORGEL ÉN PIANO SPEELT. » HEB JE REPERTOIRE VAN ZO’N VIJF EEUWEN AAN KLAVIERCOMPOSITIES TOT JE BESCHIKKING.
Additional/ didactic info: Something interesting, list of Olga’s favourite Bach’s masterworks? Something interesting.
TEKST / Sofie Taes
BEELD / Via La Divina Armonia
Bourgondië, toonbeeld van een ‘theaterstaat’ / Hoe een elite zich omringde met luxe en schoonheid
17
BOURGONDIË, TOONBEELD VAN EEN ‘THEATERSTAAT’ HOE EEN ELITE ZICH OMRINGDE MET LUXE EN SCHOONHEID
N
og altijd is ‘Bourgondisch’ een adjectief om overvloed en het goede leven te benadrukken. Niet de Franse streek Bourgogne ligt aan de oorsprong van deze betekenis, maar de rijke cultuur van de hertogen die vanaf 1384 heersten over een steeds groter deel van de Nederlanden. De ontwikkelingen gingen snel. Filips de Stoute, die van zijn broer Karel V het hertogdom Bourgogne ontving, trouwde in 1369 met Margareta van Male, enige erfgenaam van Lodewijk van Male, de schatrijke graaf van Vlaanderen. Toen Lodewijk in 1384 overleed, werd Filips graaf van Vlaanderen. In de jaren die volgden, verwierven hij en zijn opvolgers Jan zonder Vrees en Filips de Goede achtereenvolgens Namen, Brabant-Limburg, Holland, Henegouwen, Zeeland, Picardië en Luxemburg. Zo kwam in minder dan zeventig jaar een groot deel van de Nederlanden onder Bourgondisch bewind, of in elk geval binnen de invloedssfeer, deels gewapenderhand en deels door een slimme politiek van huwelijken en coalities. DE BOURGONDISCHE THEATERSTAAT
MUNT, DUBBELE GROOT, TYPE JANGELAAR, geslagen onder Filips de Stoute (13841404). Voorzijde: Adelaar boven de twee wapenschilden van Bourgondië en Vlaanderen. Achterzijde: kruis.
TEKST / Johan Oosterman
In hoog tempo breidden de opeenvolgende hertogen hun invloed uit. Ze verwierven nieuwe territoria maar moesten ook de onderdanen en vooral de machtige steden aan zich binden. Om dat te doen, bleek het veel effectiever om de staatsmacht te laten zien met pracht en praal dan door een al te opzichtige manifestatie van militaire macht (al waren ze daar ook niet vies van). In de Bourgondische staat was cultuur een middel om macht te tonen en uit te oefenen. Dat was niet nieuw: vorsten hebben door de eeuwen heen altijd met uiterlijk vertoon hun macht laten zien. Toch werd dit middel door de Bourgondische hertogen geperfectioneerd en tot in de finesses beheerst. Wim Blockmans en Walter Prevenier spreken daarom in hun toonaangevende werk De Bourgondische Nederlanden over een theaterstaat, een staat waarin de onderlinge machtsverhoudingen tussen vorst en onderdanen in publieke ceremonies en rituelen getoond en afgetast worden.
BEELD / Afb. links: portret van Filips de Goede, kopie naar Rogier van der Weyden, 15de eeuw. Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten.
18
KROON VAN MARGARETA VAN YORK Verguld zilver, email, parels en edelstenen, 132x125 mm. Noord-Frankrijk of Zuidelijke Nederlanden, ca. 1474. Aken, Domschatzkammer.
In 1468 trouwde Karel de Stoute met Margareta van York, zus van de Engelse koning Edward IV. Het huwelijk was uitdrukking van de steeds grotere toenadering van Bourgondië tot Engeland. De bruiloft, die van 1 tot 10 juli plaatsvond in Brugge, was de grootste publieke manifestatie van Bourgondische macht. De kroon die Margareta van York in 1474 als votief-gave schonk aan een Mariabeeld in de Dom van Aken, zou door haar zijn gedragen tijdens de bruiloft, zo werd lang gedacht. Toch zijn daar nauwelijks aanwijzingen voor en tegenwoordig wordt aangenomen dat de kroon speciaal voor het Akense Mariabeeld is gemaakt. Het meesterwerk van Bourgondische edel smeedkunst drukt innige devotie uit voor Maria, maar verhult de naam en status van de schenkster niet: haar naam staat in geëmailleerde letters op de kroon.
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
Het is van belang daarbij te bedenken dat kunst en cultuur niet alleen maar instrumenteel werden ingezet. De hertogen en hun entourage hielden daadwerkelijk van schoonheid en kunst. Filips de Goede was een bijna even grote boekenliefhebber als zijn oudoom, Jean de Berry, en Filips’ zoon Karel de Stoute volgde hem daarin. Hun bibliotheken waren toonaangevend en de grootste miniaturisten uit hun tijd verluchtten teksten die nog nooit geïllustreerd waren. Iconografische en stilistische vernieuwingen gingen hand in hand en nieuwe modes kwamen op: grisailles, verluchting op zwartgeverfd perkament, randversieringen met losstaande bloemen en figuren, talrijke trompe-l’oeil effecten. Vooraanstaande edellieden als Lodewijk van Gruuthuse en Filips van Kleef volgden het voorbeeld van hun vorsten en bouwden collecties op die haast even befaamd waren. De Bourgondische elite omringde zich met luxe en schoonheid: niet alleen boeken maar ook sieraden, kostbare kleding, tapijten, schilderijen en sculptuur stoffeerden hun wereld. Terwijl er uit de verzamelingen van hun vaders en grootvaders – de kunst van rond 1400 – maar heel weinig bewaard is gebleven, is er heel wat over uit de jaren vanaf ongeveer 1425. De paneelschilderkunst van Jan van Eyck en Rogier van der Weyden is van al die kunst het bekendst. Toen Johan Huizinga in 1902 Brugge bezocht vanwege de Exposition des primitifs flamands à Bruges, waren het juist die werken die een onuitwisbare indruk maakten. De kennismaking met die kunst vormde de aanzet tot Herfsttij der middeleeuwen (1919), het meest beeldbepalende werk over de Bourgondische cultuur. Nog steeds is het haast onmogelijk te ontkomen aan de visie van Huizinga bij het bestuderen van de late middeleeuwen. Kunst was alom tegenwoordig in de wereld aan het hof en in de stadspaleizen van de rijke kooplieden en magistraten. Daar imponeerden fijnproevers elkaar met objecten die nog kostbaarder en exclusiever waren, met muziek die de nieuwste ontwikkelingen in de internationale polyfonie volgde, en met liederen en gedichten die verwoordden dat kunst niet besteed is aan de onbeschaafden die de spelregels niet kennen. De complexiteit van motetten en rederijkersgedichten komt voort uit een kunstopvatting waarin elitair zijn geen bezwaar is. Maar niet alle kunst bleef binnenskamers. Juist in de publieke ruimte was er volop gelegenheid de rijke cultuur tentoon te spreiden. Daar functioneerde de theaterstaat. Dat begon al met de gebouwde omgeving. De stedelijke geografie vertelt veel over de
Bourgondië, toonbeeld van een ‘theaterstaat’ / Hoe een elite zich omringde met luxe en schoonheid
19
EEN ‘ZWART GETIJDENBOEK’ (BRUGGE CA. 1480), zoals ze een tijdje in de mode waren in de hoogste Bourgondische hofkringen. New York, Pierpont Morgan Library, Ms M.439.
Afb. linksonder: JEAN WAUQUELIN OVERHANDIGT DE CHRONIQUES DE HAINAUT AAN FILIPS DE GOEDE. Presentatieminiatuur door Rogier van der Weyden. Tempera op perkament, 423x288 mm. Bergen en Brussel, 1447-1448. Coll Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Ms 9242. Deze befaamde presentatieminiatuur, vervaardigd door hofschilder Rogier van der Weyden, toont de auteur die zijn werk aanbiedt aan de modieus en stijlvol geklede hertog Filips, die vergezeld wordt door zijn jeugdige zoon Karel en, in kostbaar blauw gekleed, Nicolas Rolin, die als kanselier de hoogste hoffunctionaris was. Dit handschrift uit 14471448 bevat de Kronieken van Henegouwen. De aanbieding van deze tekst aan de hertog vormt in feite een ceremoniële herbevestiging van de verwerving van Henegouwen door Bourgondië, zo’n vijftien jaar eerder. Dit kostbare boek is niet alleen een drager van tekst, maar ook een symbool van hertogelijke macht en waardigheid.
verhoudingen tussen de instituties: kloosters en kerken, paleizen en stadhuizen markeerden de positie van de kerk, het hof en de burgerij in de stad. Dat de burgerij haar invloed vooral aan de handel ontleende, werd uitgedrukt door de reusachtige lakenhal van Ieper, het belfort in Gent of Brugge, de oude handelsbeurs van Antwerpen. De buitenkant van deze gebouwen was veel opzichtiger dan we ons nu kunnen voorstellen. Gevels van de gotische stadhuizen in Brugge, Leuven, Brussel en Gouda waren kleurrijk beschilderd en vielen eertijds nog meer op dan ze nu al doen. De theaterstaat functioneerde het meest manifest tijdens intredes, bruiloften en uitvaarten. Kosten noch moeite werden gespaard, en vaak waren het gezamenlijke producties van stad en hof. Beide hadden hun belangen, beide leverden hun bijdragen in een subtiele onderlinge concurrentie. Toen Filips de Goede op 11 december 1440 Brugge bezocht, was dit het besluit van een zorgvuldig tot stand gekomen verzoening tussen stad en vorst. Enkele jaren eerder was Brugge in opstand gekomen en Filips had de stad daarvoor genadeloos gestraft door handelssancties op te leggen. Na lange onderhandelingen werd de verzoening beklonken met de intrede. Aan de rand van stad werd de vorst opgewacht door vertegenwoordigers van de magistraat, de gildes, de koopliedennaties en kerkelijke instellingen. Blootsvoets en in een sober gewaad deden ze boete voor hun opstandigheid. Filips trok de stad binnen en werd onthaald op kostbare en uitbundige vertoningen die op symbolische wijze de verhouding tussen vorst en onderdanen lieten zien. Aangekomen bij de markt, was er een reusachtige stellage opgesteld bij de lakenhal die de vorst dwong omhoog te kijken. Zijn blik werd daarbij gestuurd in de richting van het belfort, dat beter dan welk ander bouwwerk de stedelijke rijkdom en trots belichaamde. Nederige boetedoening en trotse zelfpresentatie kwamen samen in zo’n symbolisch gearrangeerde intocht. De Bourgondische cultuur was rijk en overdadig, maar ook strak gereglementeerd. De hoforganisatie werd onder de opeenvolgende hertogen steeds verder geformaliseerd en geperfectioneerd, en de uitbundige overdaad vond een voortdurend tegenwicht in vroomheid en devotie. De spanning tussen het wereldlijke leven en de zorg om het zielenheil werd goed gevoeld en leidde tot religieuze stichtingen, prachtvolle missen, rijk verluchte getijdenboeken en de meest kostbare kerkelijke sieraden en gewaden. Pronkzucht en devotie waren onlosmakelijk met elkaar verbonden. ■●
20
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
DE ZONNEKONING DANST! SÉBASTIEN DAUCÉ OVER LE BALLET ROYAL DE LA NUIT
F
ebruari1653: kardinaal Mazarin keert na La Fronde, een opstand van rebellerende Franse edelen, terug naar Parijs met in zijn kielzog de vijftienjarige Lodewijk XIV. Hij bestelt een groots ballet waarmee hij het gezag van de jonge koning wil bestendigen. Het Ballet Royal de la Nuit wordt een succes zonder weerga, dat rechtstreeks in de geschiedenisboeken belandt. De jonge koning danst er de rol van zijn leven: de Zonnekoning verslaat de duisternis. Sébastien Daucé, dirigent van het geroemde Ensemble Correspondances, besteedde vier jaar van zijn leven aan een reconstructie van de partituur van dit ballet. Het resultaat (concertant uitgevoerd) is een uitbundig feest van de zinnen en van de verbeelding: ongetwijfeld een van de hoogtepunten van het komende Festival Oude Muziek. Waarom wilde u dit enorme project aanpakken? Daucé: ‘Le Ballet Royal de la Nuit is een legendarisch moment in
de Franse geschiedenis. Het spreekt erg tot de verbeelding, maar over de muziek wisten we weinig. Het libretto is wel volledig bewaard gebleven en een deel van de muziek werd vijftig jaar later, dankzij de inspanningen van André Danican Philidor, van de vergetelheid gered. Omdat hij alleen de vioolpartij had kunnen terugvinden, noteerde hij onder de vioolpartij telkens vier lege notenbalken, waarschijnlijk met de intentie de ontbrekende partijen zelf in te vullen. Daar is hij door tijdgebrek nooit toe gekomen. In feite heb ik dat werk van hem overgenomen, meer dan driehonderd jaar later. Evident was het allemaal niet. Ik heb vaak naar de partituur zitten kijken en hem dan toch weer dichtgeslagen. Het leek me een onmogelijke opdracht, omdat er zoveel ontbrak. Bovendien leken de dansen allemaal op elkaar. Hoe kon ik daar een gevarieerd geheel uit destilleren? Maar het Air de la nuit, het eerste air, vond ik zo ongelofelijk mooi, dat ik er op een dag toch aan ben begonnen.’ Heeft u er uw eigen stijl ingelegd?
‘Ik ben in de huid gekropen van een componist uit het midden van de zeventiende eeuw. Dit wil zeggen dat ik mezelf niet toestond om dingen te schrijven die men toen nog niet deed. Maar inderdaad, vanaf dat punt werd het onvermijdelijk ook mijn interpretatie met mijn stijl. Iemand anders zou bij een totaal ander resultaat uitkomen, ook al zou hij dezelfde regels respecteren.’ TEKST / Annemarie Peeters
BEELD / Marieke Wijntjes
Title / Subtitle
21
22
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
U hebt aan uw versie van het Ballet ook twee grote fragmenten uit Italiaanse opera’s toegevoegd. Waarom?
‘We willen de enorme muzikale rijkdom tonen van het Parijse muziekleven op dat moment. Verschillende vormen, genres en stijlen bestonden gewoon naast elkaar, maar die diversiteit komt vandaag zelden aan bod. Mazarin introduceerde de Italiaanse opera in Parijs, waaronder ook de twee opera’s die we in het Ballet hebben geïntegreerd: l’Orfeo van Luigi Rossi en l’Ercole amante van Francesco Cavalli. We weten dat die beide opera’s tijdens hun Franse premières telkens onderbroken werden door actes de ballet. Het principe bestond dus ook toen al.’ In de achttiende eeuw ontstonden vurige discussies tussen de voor- en tegenstanders van de Franse en de Italiaanse stijl. Hoe ervoer men die verschillen ten tijde van het Ballet?
ENSEMBLE CORRESPONDANCES SÉBASTIEN DAUCÉ
‘Dat antagonisme was vooral een politieke kwestie die men op de muziek projecteerde. Maar de artistieke uitwisselingen verliepen in een heel andere sfeer. We weten dat de muzikanten bijzonder welwillend ten opzichte van elkaar stonden en dat ze elkaars muziek met grote gretigheid uitvoerden. Het feit dat ook wij vandaag nog altijd zo sterk focussen op die tegenstelling tussen de Franse en de Italiaanse stijl, is volgens mij een erfenis van de Verlichting. De achttiende eeuw is de eeuw van de rede: alles werd geclassificeerd in categorieën die elkaar uitsluiten. In het ene hokje had je Franse muziek, in het andere Italiaanse. Terwijl in de zeventiende eeuw nog een totaal andere manier van denken heerste: tegengestelde werkelijkheden konden zonder problemen naast elkaar bestaan. Ik vind die achttiende-eeuwse erfenis in onze manier van denken vaak erg beperkend. Door alleen tegenstellingen te zien, raak je blind voor de rijkdom die ontstaat wanneer verschillen samengaan in één partituur. Muzikale identiteit is nooit een vaststaand gegeven: dé Franse en dé Italiaanse stijl bestaan volgens mij niet.’ U hebt het Ballet nu al zo vaak uitgevoerd. Hoe ziet u het: als zeventiende-eeuws entertainment, als een politieke stunt, of als kunstmuziek? ‘Het Ballet Royal de la Nuit was in de eerste plaats een politie-
FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2018 di 28 aug, 20.00 uur TivoliVredenburg, Grote Zaal Ensemble Correspondances / Sébastien Daucé Le Concert Royal de la Nuit oudemuziek.nl/ ensemblecorrespondances
ke propagandastunt, dat klopt. Maar ik geloof dat de artiesten die eraan hebben meegewerkt erin zijn geslaagd om die beperking te overstijgen. De consternatie die dit Ballet teweegbracht, was enorm. Ik heb wel gemerkt dat je, om er ten volle van te kunnen genieten, een andere manier van luisteren en ervaren voorop moet stellen. Immers: een doorlopende verhaallijn ontbreekt en je stuitert van de ene ervaring in de andere. Ook daaraan merk je dat de zeventiende-eeuwse manier van denken anders in elkaar stak dan die uit de achttiende eeuw.’ ■●
23
Henry Gissey: De jonge koning Lodewijk XIV danst de rol van Apollo in het Ballet de la Nuit, ca. 1650. Bibliothèque nationale, Parijs.
24
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
‘RAMEAU LOOPT ZELFS VOORUIT OP WAGNER’ VÁCLAV LUKS DIRIGEERT NEDERLANDSE PREMIÈRE VAN LES BORÉADES
M
et zijn groep Collegium 1704 staat de Tsjech Václav Luks op de hoogste podia. Hij dirigeerde in de ZaterdagMatinee, dook op bij de Bachvereniging en werkt nu toe naar Les Boréades, de laatste opera van JeanPhilippe Rameau. Maar waarom liet de Nederlandse première van dat meesterwerk zo lang op zich wachten?
LES BORÉADES, HET VERHAAL Alphise is koningin van Bactrië, een landstreek die nu ligt in Noordoost-Afghanistan. Ze is verliefd op de hogepriester Abaris. Omdat zijn afkomst in nevelen is gehuld, kan ze niet met hem trouwen. De traditie dicteert immers dat ze trouwt met een van de Boreaden, dat zijn afstammelingen van Boreas, de god van de noordenwind. Alphise besluit het lot in eigen hand te nemen en treedt af. Op haar huwelijk met Abaris wordt ze ontvoerd door Boreas. Als Abaris verhaal haalt bij de Boreaden, daalt Apollo neer als deus ex machina. Abaris, zo verklapt hij, is de zoon die hij heeft verwekt bij een Boreadennimf. Alsnog kunnen Alphise en Abaris trouwen.
Soms kun je het tijdsgewricht horen knarsen. Het overkwam Václav Luks in de herfst van 1989, toen hij als negentienjarige hoorn en piano studeerde in de Boheemse stad Pilsen. Het spande erom, in die dagen. In Berlijn was de Muur gevallen en nu was de vraag: hoe reageert de communistische partij van Tsjecho-Slowakije op de wind van vrijheid die door Oost-Europa waait? Groot was de opluchting toen Sovjetleider Michail Gorbatsjov weigerde tanks van Moskou naar Praag te sturen. Met een Fluwelen Revolutie nam TsjechoSlowakije de afslag van dictatuur naar democratie. ‘Van het ene op het andere moment lag mijn toekomst open,’ vertelt Luks (47). ‘Zodra de kans zich voordeed, ging ik naar het buitenland. In 1992 draaide ik op het Utrechts Conservatorium een week mee in de klavecimbelklas van Siebe Henstra. Een paar maanden later werd ik toegelaten aan de Schola Cantorum in Bazel.’ Zoveel is duidelijk: zonder de revolutie van 1989 had Luks in het komende Festival Oude Muziek nooit Les Boréades gedirigeerd, de laatste opera van Jean-Philippe Rameau. En dan hadden we nog jaren moeten wachten op de Nederlandse première van een stuk dat volgens kenners vooruitloopt op een andere revolutie, die van 1789. MUZIKALE HELDEN
Daarover straks. Eerst geeft Luks een inkijkje in een muzikale jeugd van voor de Wende. Bladmuziek van Oost-Duitse uitgevers als Breitkopf en Peters was ruim voorradig. Voor platen kon hij terecht bij de Akademie für Alte Musik Berlin, de Oost-Duitse groep die in 1982 was opgericht. Luks zag hoe Musica Antiqua Praha als eerste ensemble van Tsjecho-Slowakije ging spelen op historische instrumenten. Maar zijn helden vond hij bij Musica Antiqua Köln, de pioniersclub van violist Reinhard Goebel. ‘Ik luisterde eindeloos naar hun opname van Bachs Brandenburgse concerten. Ik werd vooral
TEKST / Guido van Oorschot
BEELD / Petra Hasjká
26
Portret van Jean-Philippe Rameau (ca. 1728) door Joseph Aved
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
fan van Andreas Staier, destijds hun klavecinist. Voor hem ging ik naar Bazel, maar helaas hield hij net op met lesgeven. Gelukkig kon ik terecht bij Jesper Christensen en Jörg-Andreas Bötticher.’ Na zijn studie schnabbelde Luks jaren als hoornist. In 2005 keerde hij terug naar Tsjechië en richtte zijn eigen oudemuziekgroep op, Collegium 1704. Het jaartal eert de Tsjechische barokcomponist Jan Dismas Zelenka, die in augustus 1704 het Europese muziektoneel betrad met het jezuïetenspel Via Laureata. Op zijn beurt baande Luks zich drie eeuwen later een weg naar de Europese podia. In het Festival Oude Muziek luisterde Telegraaf-recensent Thiemo Wind in 2012 met ‘oren op steeltjes’ naar Luks’ Zelenka-pleidooi. Twee jaar later werd de Tsjech onthaald als artist in residence. Met Bibers Missa Salisburgensis stond hij in 2016 in de NTR ZaterdagMatinee. En vorig jaar sloot hij aan in een roemrijke traditie: bij de Nederlandse Bachvereniging dirigeerde Luks de Matthäus-Passion.’
'Les Boréades wordt mijn eerste Rameau-opera.'
VÁCLAV LUKS Václav Luks werd op in 1970 geboren in Rakovnik (Tsjecho-Slowakije). Hij studeerde hoorn en piano aan het conservatorium van Pilsen en aansluitend klavecimbel bij Zuzana Ruzicková in Praag. In 1992 stapte hij over naar de Schola Cantorum in Bazel. Als hoornist heeft hij meegespeeld in ensembles als Akademie für Alte Musik Berlin, La Cetra Barockorchester Basel en de Nederlandse Bachvereniging. Na aanstellingen in Praag en Leipzig is hij tegenwoordig docent koordirectie in Dresden. Sinds 2005 leidt hij het door hem opgerichte barokorkest Collegium 1704.
Wie een blik werpt op de discografie van Collegium 1704 ziet een fraaie oogst aan Tsjechische toondichters als Zelenka, Benda, Reichenauer en T ma. Ook Bach, Händel en Gluck zijn van de partij. Daarentegen vallen Franse componisten niet te bekennen. Dus luidt de vraag of Luks met Les Boréades dan voor het eerst in de Franse barok duikt. ‘Het wordt mijn eerste Rameau-opera, maar met de Franse stijl heb ik volop ervaring. Een van onze programma’s richt zich bijvoorbeeld op het grand motet, met werken van Lully, Rameau en Mondonville.’ Het idee voor Les Boréades kwam op in een brainstormsessie met festivaldirecteur Xavier Vandamme. Rameau, geboren in de Bourgondische hoofdstad Dijon, mocht in het Bourgondië-thema eenvoudig niet ontbreken. Les Boréades is zijn laatste opera, de componist was al bijna tachtig toen hij in 1763 de opdracht kreeg. In menig naslagwerk valt te lezen dat het stuk destijds wel werd ingestudeerd, maar om onduidelijke redenen nooit opgevoerd. DURE RECHTEN
In de twintigste eeuw kwam de reanimatie van Les Boréades aarzelend op gang. Instrumentale delen, al dan niet gebundeld tot een suite, vielen al vroeg te horen. In recentere tijden lieten dirigenten als Frans Brüggen, Marc Minkowski, Jordi Savall en Theodor Currentzis zich inspireren door de tovenarij van karakterstukken als Entrée de Polymnie. De revival van het complete werk kreeg pas in 1963 een impuls met een gecoupeerde versie bij de Franse omroep ORTF. John Eliot Gardiner gaf in 1975 de eerste integrale concertuitvoering. Zeven jaar later, in het festival van Aix-en-Provence, leverde hij er een enscenering bij. De Britse mainstreamdirigent Simon Rattle viel voor Les Boréades, net als barokman William Christie. Die nam in 2003 regisseur Robert Carsen en de dansgroep La La La Human Steps in de arm.
Rameau loopt zelfs vooruit op Wagner / Václav Luks dirigeert de Nederlandse première van Les Boréades
27
INSTRUMENTATIEKUNST
FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2018 wo 29 aug, 20.00 uur TivoliVredenburg, Grote Zaal Collegium 1704 / Václav Luks Rameau: Les Boréades oudemuziek.nl/ collegium1704
COLLEGIUM 1704
Boreas zorgde voor koude, duisternis en sneeuw. De Grieken waren dan ook niet altijd even dol op hem, daarom wordt hij voorgesteld als een wrede en ruwe god. Hij wordt afgebeeld met vleugels, verwilderd haar en een baard.
Aan gejuich rond Les Boréades geen gebrek. De opera is omschreven als het laatste meesterwerk van de barok, een brug tussen barok en verlichting, een pleitrede voor vrouwenemancipatie, een opmaat van de Franse Revolutie. ‘Klopt allemaal,’ zegt Luks. ‘Zelf vind ik het vooral aantrekkelijk dat de goden in Les Boréades niet de verpersoonlijking zijn van het volmaakte. Hun onaantastbaarheid is geërodeerd, onder invloed van de Franse philosophes. Zelfs Boreas, de ongenaakbare god van de noordenwind, krijgt menselijke trekjes.’ En tja, dan die muziek... Les Boréades bevat koren om van te smelten. Aria’s te kust en te keur. In sommige recitatieven duiken hoorns op en Rameau experimenteert ook met klarinetten. ‘Zijn instrumentatiekunst is ongeëvenaard. Er loopt van Rameau een rechtstreekse lijn naar Franse componisten als Berlioz, Ravel en Messiaen. Bovendien trekt hij ongelooflijke bogen. Rameau levert een ononderbroken muziekstroom, zonder afgeronde nummers zoals in de barokopera. Hij loopt zelfs vooruit op de muziekdrama’s van Wagner!’ ■●
UIT DE BRON
FRANÇOIS COUPERIN EN ZIJN L’ART DE TOUCHER LE CLAVECIN
en het zo te leren bespelen. Alles wat Couperin zegt over de houding van lichaam en handen, opbouw van de studie, omgang met (beginnende) leerlingen, vingerzettingen, versieringen etcetera, is hierop gericht. Les sons du clavecin étant décidés, chacun en particulier; et par consequent ne pouvant être enflés, ny diminués: il à paru presqu’insoutenable jusqu’à présent qu’on put donner de L’âme à cèt instrument.
Hoewel François Couperin (1668-1733) al vanaf de jaren 1690 een uitstekende reputatie genoot als klavecinist en een gezocht klavecimbelleraar was, kwam hij als componist van muziek voor dit instrument pas laat te voorschijn. In 1713 verscheen dan eindelijk zijn Premier livre de pièces de clavecin, al drie jaar later gevolgd door een tweede boek: twee dikke delen met een schat aan prachtige muziek, die alles wat tot dan toe op dat gebied in Parijs was verschenen in de schaduw stelde. Maar Couperins publiek was kennelijk nog meer verbluft door de heel precieze manier van noteren en de vele programmatische titels,
want nog in 1716 verscheen een begeleidende tekst van zijn hand, L’Art de toucher le clavecin (tweede verbeterde versie 1717). Couperin was wat we tegenwoordig een control freak zouden noemen: alles werd uiterst precies genoteerd, de ornamentiek en vaak ook de articulatie nauwkeurig voorgeschreven, en in deze lijn past ook dit kleine maar o zo belangrijke boekje. Erg systematisch is het allemaal niet, het zijn eerder ‘réflexions’ dan een systematisch tractaat. Maar het is wel springlevend en direct gericht op de praktijk. Overal horen we een leraar die van meet af aan erop gericht is om het klavecimbel als een expressief instrument te zien
(Omdat de klanken van het klavecimbel alle voor zich vastliggen en daarom niet kunnen aanzwellen of afnemen, was de stelling tot voor kort onhoudbaar dat je dit instrument een ziel kon geven.) Maar de tijden zijn veranderd, en ook in het klavecimbelspel heerst ‘le bon-goût d’aujourd’huy qui est sans comparaison plus pur que l’ancien’ (de goede smaak van tegenwoordig die onvergelijkelijk veel puurder is dan voorheen). Couperin licht toe: L’impression=sensible que je propose, doit son éffet à La cèssation; et à la suspension des sons, faites à propos; et selon les caractères qu’exigent les chants des préludes et des pièces.
29
TEKST / Pieter Dirksen FRANÇOIS COUPERIN
(De gevoelige indruk die ik bedoel, wordt verkregen door het inkorten of uitstellen van tonen, wat op het juiste moment wordt gedaan en volgens het karakter van de melodielijn van de preludes en stukken.) Dus behalve het rijke arsenaal aan versieringen zijn er nog meer mogelijkheden om het klavecimbel expressie te verlenen. Cet instrument a ses propriètés, comme le violon a les siennes. Si le clavecin n’enfle point ses sons; si les batements redoublés sur une même note ne lui conviennant pas extrèmement, il a d’autres avantages, qui sont, La précision, La nèteté, Le brillant; Et L’etenduë. (Dit instrument heeft zijn eigen kwaliteiten, zoals de viool de zijne heeft. Ook al kan het klavecimbel zijn tonen niet laten aanzwellen en ook al zijn snelle toonherhalingen niet echt passend, het heeft zijn eigen voordelen, zoals precisie, duidelijkheid, glans en een grote toonomvang.) Boeiend is ook wat hij zegt over de fameuze ‘notes inégales’ die zeker ook voor het klavecimbel een centrale rol spelen:
Nous pointons plusieurs croches de suites par degrés-conjoints; Et cependant nous les marquons ègales; notre usage nous a asservis.
FranÇois Couperin
(Wij [Fransen] spelen meerdere diatonisch opeenvolgende achtsten alsof ze gepuncteerd zijn, hoewel we ze als gewone achtsten noteren: onze gewoonte heeft ons tot slaaf gemaakt.) Heel belangrijk voor Couperin is het gevoel voor het instrument: Il faut surtout se rendre tres dèlicat en claviers; et avoir toujours un instrument bien emplumé. (Je moet een heel delicaat gevoel voor de klavieren [en de kwaliteit van het klavecimbel?] ontwikkelen en altijd een goed bekield instrument gebruiken.) Natuurlijk speelt ook de juiste vingerzetting een cruciale rol, en Couperin geeft als voorbeeld een groot aantal van vingerzetting voorziene passages uit zijn eerste twee Livres. Als je die nauwkeurig instudeert, krijgt je Couperin-spel inderdaad een nieuwe dimensie. Nog belangrijker daarvoor zijn de acht beeldschone préludes die aan het einde van dit leerboekje staan.
Prélude, est une composition libre, ou l’imagination se livre, à tout qui se présente à elle. (De prélude is een vrij soort compositie waarin de verbeeldingskracht alles kan doen wat zij wil.) Volgens de auteur zijn ze te gebruiken als inleiding op de Ordres van Livre I-II, maar ze zijn ook zeker ideaal als introductie op de subtiele, onovertroffen klavecimbelkunst van François Couperin Le Grand! ■●
HET REQUIEM VAN JEAN GILLES SKIP SEMPÉ RECONSTRUEERT DE UITVAART VAN RAMEAU
Bij de begrafenis van JeanPhilippe Rameau, in 1764, klonk het requiem van de wat obscure Franse componist Jean Gilles (1668-1705). Deze Messe des morts was op dat moment al meer dan een halve eeuw oud en de componist zelf vrijwel vergeten. Toch werd dit requiem gedurende de achttiende eeuw in Frankrijk ongekend populair en kreeg het zelfs een koninklijke status. Tijdens het slotconcert van het komende festival laat Skip Sempé met zijn Capriccio Stravagante horen waarom dit stuk – met een extra dosis Rameau – die status verdient. Het requiem moet rond 1697 zijn gecomponeerd. Gilles, kapelmeester in Toulouse, zou er de opdracht voor hebben gekregen van twee hoogwaardigheidsbekleders. Die opdracht werd echter geannuleerd en Gilles besloot het werk dan maar te reserveren voor zijn eigen begrafenis. En die kwam sneller dan hij dacht, want hij overleed al in 1705, op 37-jarige leeftijd. Pas vijftig
jaar later kwam het stuk weer in beeld, dankzij de Concerts Spirituels: een Parijse concertserie, waarin niet alleen de meest actuele maar ook de wat oudere kerkmuziek werd geprogrammeerd – voor die tijd zeer uitzonderlijk. Het requiem kreeg in deze reeks wel vijftien uitvoeringen en werd meer en meer populair. Ook Rameau kwam tijdens een van deze concerten in aanraking met de muziek van Gilles en hij raakte er onmiddellijk van gecharmeerd. Tijdens zijn uitvaart op 27 september 1764 werd het requiem van Gilles uitgevoerd, met toevoegingen uit Rameau's eigen oeuvre. Deze samengestelde partituur werd waarschijnlijk vervaardigd door de componisten Rebel, Corrette en Francoeur. Het requiem werd bovendien geadopteerd als dé dodenmis van het Ancien Régime: het bleek zich, met zijn indrukwekkende martiale begin, bijzonder goed te lenen voor koninklijke uitvaarten. Het klonk tijdens de begrafenissen van Lodewijk XV en Lodewijk XVI. Nogal een prestatie, voor een componist van wie verder nauwelijks muziek bekend is en die in de provincie werkzaam was. Het stuk behield iets van die koninklijke status. Het is veelzeggend dat de allereerste opname ervan al in 1957 verscheen, lang voordat er in Frankrijk spra-
TEKST / Marcel Bijlo BEELD / Marieke Wijntjes
ke was van enige interesse in historische uitvoeringspraktijk. Deze uitvoering, onder leiding van Louis Frémaux, benadrukt vooral de grandeur. Er werden zelfs pauken toegevoegd om de treurmars in het begin te accentueren. Een volgende opname zou pas in 1982 verschijnen, onder leiding van Philippe Herreweghe, die later het stuk nog eens ter hand nam. Hervé Niquet volgde eind jaren tachtig – één van zijn allereerste uitgaven – met een wat atypisch sobere uitvoering: later zouden we Niquet juist leren kennen als iemand die van wat spektakel houdt. De dood is in dit festival een belangrijk subthema: de Bourgondiërs waren erdoor geobsedeerd. Het is daarom niets minder dan passend dat Skip Sempé de omfloerste trommels laat roffelen en het Festival Oude Muziek 2018 met dit requiem, mét de toevoegingen van Rameau, plechtig besluit. ■●
FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2018 zo 2 sep / 20.00 Capriccio Stravagante / Skip Sempé Adieu, monsieur Rameau
oudemuziek.nl/ capricciostravagante
VOORWOORD
31
VRIENDENHART XAVIER VANDAMME
Met trots presenteren wij u het programma van het Festival Oude Muziek Utrecht 2018: u ontvangt bij dit tijdschrift ook de nieuwe festivalbrochure. Met het thema Het Bourgondische Leven staat Utrecht van 24 augustus tot en met 2 september voor de 37ste maal met ruim tweehonderd concerten, lezingen en workshops bol van de oude muziek. U vindt het hele programma ook op oudemuziek.nl. Er is weer een Festival Oude Muziek, mede dankzij u! We kunnen onze erkentelijkheid voor uw steun niet vaak genoeg benadrukken. Zonder de Vrienden Oude Muziek zou er geen Festival zijn. BEDANKT!
â– â—?
32
VRIENDENHART
VRIENDENCONCERT / FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT CANTAR LONTANO / MARCO MENCOBONI CAPELLA DE LA TORRE / KATHARINA BÄUML JOSQUINS MISSA L’HOMME ARMÉ zo 26 aug, 20.00 / Utrecht, TivoliVredenburg, Grote Zaal Twee van onze favoriete specialistenensembles treden samen aan voor het Vriendenconcert 2018, dat een van de hoogtepunten van dit Festival belooft te worden. Voor de stemmen zorgt Marco Mencoboni met zijn Cantar Lontano. De instrumenten neemt Katharina Bäuml met haar alta cappella-band Capella de la Torre voor haar rekening. Lees ook het artikel vanaf blz. 48. Als vriend bestelt u kaarten voor dit concert met extra korting: van € 36 voor € 26 per kaart. Bestel kaarten via oudemuziek.nl/vriendenconcert.
Katharina Bäuml Marco Mencoboni
NOG EVEN OP EEN RIJ KAARTEN KOPEN VOOR HET FESTIVAL OUDE MUZIEK De algemene kaartverkoop voor het Festival Oude Muziek 2018 gaat van start op 1 juni. Maar als Vriend kunt u met voorrang bestellen. De kaartverkoop start op de volgende momenten: 15 mei, 10.00 uur voor Vrienden die € 80 of meer doneren 22 mei, 10.00 uur voor Vrienden die € 40 of meer doneren Kaarten bestelt u het gemakkelijkst online. Let op: houd uw emailadres en het Vriendennummer dat u op uw Vriendenpas vindt bij de hand. Wilt u hulp of heeft u vragen? Neem dan contact op met onze kaartverkoop via 030 232 9010 (ma-vr, 10.00-16.00 uur) of via kaartverkoop@oudemuziek.nl.
VRIENDENAANBIEDINGEN
VRIENDEN MAKEN HET MOGELIJK
VICTORIA: TENEBRAE RESPONSORIES STILE ANTICO HARMONIA MUNDI HMM 902272 De twaalf zangers van Stile Antico, zonder dirigent, treden in de voetsporen van The Sixteen met even intense als oorstrelende interpretaties van Victoria’s meerstemmige responsories. De mooi verzorgde cd eindigt met het overweldigende motet O Domine Jesu Christe. Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 18
ORLANDO CONSORT FILMCONCERT: LA PASSION DE JEANNE D’ARC
BESTEL DE CD'S EENVOUDIG ONLINE VIA OUDEMUZIEK.NL/ VRIENDENAANBIEDINGEN OF VIA DE BON IN DIT TIJDSCHRIFT
Op 27 augustus vindt er – prominent om 20.00 uur en in de Grote Zaal van TivoliVredenburg – een bijzonder filmconcert plaats: het Orlando Consort zingt renaissancemuziek bij de film La Passion de Jeanne d’Arc van de regisseur Carl Theodor Dreyer uit 1928. Deze creatie, een van de laatste meesterwerken van het genre zwijgende film, werd bij de première uitgevoerd met een speciaal gecomponeerde partituur, die echter niets te maken had met muziek uit de tijd van Jeanne d’Arc. Dreyer gaf later aan wel te voelen voor een begeleiding van oude muziek, en dat is precies wat het Orlando Consort nu gaat doen. ORLANDO CONSORT FILMCONCERT: LA PASSION DE JEANNE D’ARC ma 27 aug, 20.00 uur / TivoliVredenburg, Grote Zaal Bestel kaarten via oudemuziek.nl/orlandoconsort. ■●
FRESCOBALDI: AFFETTI AMOROSI LE BANQUET CÉLESTE O.L.V. DAMIEN GUILLON GLOSSA GCD 923702 De vier zangers – Damien Guillon, Céline Scheen, Thomas Hobbs en Benoît Arnoult – plooien hun stemmen en hun ornamenten subtiel rond de tekst. Vlugge versieringen gaan vlot, maar nóg mooier wordt het in schrijnend langzame stukken. Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19
34
VRIENDENAANBIEDINGEN
DOE EEN LIDMAATSCHAP CADEAU!
LAMBERT: LEÇONS DE TÉNÈBRES MARC MAUILLON, MYRIAM RIGNOL, THIBAUT ROUSSEL, MAROUAN MANKAR-BENNIS HARMONIA MUNDI HMM 902363.64 (2CD) Geïntrigeerd door Lamberts airs de cour opende Marc Mauillon een handschrift dat blijkbaar niemand nog had durven aanpakken: diens complete set ténèbres voor de Goede Week uit de jaren 1660. Het resultaat zweeft en verleidt. Normale prijs ca. € 25 Vriendenprijs € 20
GASPARINI: THE GASPARINI ALBUM ROBERTA INVERNIZZI, AUSER MUSICI O.L.V. CARLO IPATA GLOSSA GCD 922905 Francesco Gasparini liet een enorm oeuvre na met minstens 63 opera’s en 29 oratoria. Keus genoeg voor Roberta Invernizzi. Het hele gamma van emoties passeert de revue, van koude drukte tot verzengende hartstocht, van triomfantelijke gevoelens tot diepe verslagenheid. Normale prijs ca. € 23 Vriendenprijs € 19
J.S. BACH: THE COMPLETE WORK FOR KEYBOARD 1: THE YOUNG HEIR BENJAMIN ALARD, ORGEL EN KLAVECIMBEL HARMONIA MUNDI HMM 90245052 Op het Festival Oude Muziek heeft Benjamin Alard alle vier de boeken van Bachs Clavier-Übung gespeeld op klavecimbel en orgel. Nu hij al diens klavierwerk aan het opnemen is, begint hij bij het begin: muziek uit Bachs jeugd. Het belooft een interessante serie te worden. Normale prijs ca. € 25 Vriendenprijs € 21
Op zoek naar een geschikt cadeau voor een vriend? Geef een lidmaatschap van de Stichting Vrienden Oude Muziek cadeau! Ga naar oudemuziek.nl/ cadeau om uw vriend, collega of familielid eenvoudig aan te melden. De gelukkige krijgt dan zo snel mogelijk een Vriendenpas, een welkomst-cd en de laatste editie van het Tijdschrift Oude Muziek thuisgestuurd, met indien gewenst een persoonlijke boodschap. Het lidmaatschap is geldig tot en met juni 2019. De ontvanger is lid van de Stichting Vrienden Oude Muziek vanaf het moment dat wij de bijdrage hebben ontvangen op rekeningnummer NL68RABO0394477170. Begin 2019 vraagt de Stichting Vrienden Oude Muziek aan te ontvanger ons te blijven steunen door het lidmaatschap te verlengen. ■●
35
EEN BOURGONDISCH ALFABET
VAN A(NONYMUS) TOT Z(ONDER NAAM): EEN DRIELUIK Het komende Festival Oude Muziek Utrecht – Het Bourgondische Leven – krijgt een heus minifestival als prelude. Op vrijdagmiddag 24 augustus zingt het Huelgas Ensemble van Paul Van Nevel een marathon in drie concerten: Een Bourgondisch Alfabet, met voor elke letter een andere componist van het Bourgondische hof. Daarbij valt veel te ontdekken: namen als Jehan Tapissier en Nicolas Grenon doen niet bij iedereen een belletje rinkelen. Ter introductie componeerde Van Nevel dit artikel, dat eveneens is opgesteld als een alfabet. Een gimmick natuurlijk, maar de auteur opent hiermee de deur naar een wereld van luxueuze hoven en polyfonie van het hoogste niveau.
A
ls in 1364 de Franse koning Karel V het hertogdom Bourgondië aan zijn broer Filips de Stoute schenkt, is dit het begin van een staat die de geschiedenis zal ingaan als een van de meest luxueuze en kunstzinnige hoven van Europa. ehalve het oorspronkelijke Bourgondië zullen de opvolgers van Filips de Stoute het gebied uitbreiden met Vlaanderen, Artois, een gedeelte van Picardië, Holland, Brabant en Henegouwen, dankzij gewiekste politieke manipulaties, oorlogsbuiten, annexaties, huwelijksgeschenken én de verzwakking van aartsvijand Frankrijk, die verwikkeld is in de geldverslindende en uitzichtloze Honderdjarige Oorlog. hronologisch gerangschikt zijn het achtereenvolgens Jan zonder Vrees, Filips de Goede en Karel de Stoute die het Bourgondische Hof van een legendarisch centrum van dichters, kroniekschrijvers, architecten, beeldhouwers en, last but not least, van een ongeëvenaarde muziekkapel hebben voorzien, waarvan de twee laatste capite, Margareta van Oostenrijk en Filips de Schone, de kwaliteiten hebben geconsolideerd. e muziekkapel van de Bourgondiërs was het auditieve uithangbord van een luxe en vocale pracht zonder weerga in Europa, met componisten die gerenommeerde virtuoze vernieuwingen in het geestelijke repertoire brachten en de wereldlijke formes fixes met een saus van duende-melancholie overgoten – waarvan het liedboek van Margareta van Oostenrijk de ultieme recepten verzamelt: titels zoals Cueur langoureulx (II), Il m’est si grief (III) of Ou lit de pleurs (I) liegen er niet om. en eerste hoogtepunt in het bestaan van de Bourgondische muziekkapel moet gesitueerd worden aan het einde van het bewind van Filips de Stoute, die erin slaagde de toenmalige Franstalige fine fleur onder de componisten – onder wie Egidius, Pierre Fontaine en
B
C HUELGAS ENSEMBLE PAUL VAN NEVEL
D
E TEKST / Paul Van Nevel
BEELD / Anna van Kooij, Damon De Backer, Melle Meivogel
36
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
Jehan Tapissier – onder de neus van het Franse en het pauselijke (schisma)hof weg te snoepen. ilips de Stoute institutionaliseerde de muziekkapel en benoemde Jehan Tapissier tot Maistre des enffans de choeur, en betaalde hem niet alleen voor het vocale onderricht van de koorknapen, maar ook voor hun dagelijks onderhoud (eten, kleding, reizen): ‘… A Jehan Tappissier, varlet de chambre … de xxv fr. d’or monnoye royal … à trois enffants qu’il a fait mettre et demourer pour aprendre à chanter … avoir distribuee ladicte somme es habillements d’iceux enfans.’ aandeweg ontwikkelde de Bourgondische muziekkapel zich tot een zowel kwalitatief als kwantitatief toonaangevend muzikaal centrum, dat evolueerde van ten minste veertien zangers (de Bourgondische archieven spreken van ‘du moyns six hautes voix, troys teneurs, troys basses contres et deux moiens’) ten tijde van Karel de Stoute, tot een chapelle chantres et chappellains die aan het begin van de zestiende eeuw was uitgegroeid tot drieëndertig leden, de grande chapelle nog niet meegerekend: voor de zeereis van Filips de Schone naar Spanje in 1506 werd alleen al voor de musici een heel schip voorbehouden! et drieluik aan concerten Een Bourgondisch Alfabet verklankt een staalkaart van de polyfone muziek die werd uitgevoerd in de schoot van de Bourgondische hofkapel en waarvan overigens de componisten niet altíjd deel uitmaakten van de muziekkapel (bijvoorbeeld Bernardus Ycart, Johannes de Quadris, Josquin Desprez); hun muziek bereikte via bestelde – dure – koorboeken, artistieke relaties en via zoektochten van ambassadeurs aan vreemde hoven tóch het Bourgondische hof: de jacht op partituren was in die tijd even populair als de feestelijke jachtpartijen op wild en geheime reconquistas op vrouwen. n een tijdspanne van honderdvijftig jaar Bourgondische kapel ontwikkelde zich de meerstemmige muziek van een laatmiddeleeuwse, ritmisch complexe en compacte mathematische kunst ten tijde van de eerste hertogen tot een transparante, op imitaties en canontechnieken gebaseerde, evenwichtige polyfonie waarvan Filips de Schone zo kon van genieten. ehan Tapissiers Eya dulcis en Nicolas Grenons Plasmatoris humani zijn isoritmische motetten die een totaal andere esthetiek (én zangtechniek) uitstralen dan de generatie van componisten zoals Pierre de la Rue, Jean Lebrun en Antonius Divitis honderd jaar later, die met hun evenwichtige imitaties de oren van hun werkgever Filips de Schone streelden. anontechnieken werden veel spaarzamer gebruikt in de wereldlijke muziek, met haar formes fixes (ballade, virelai, rondeau), omdat de intimiteit van de melancholische teksten om een andere compositietechniek vroeg dan de breed uitgesponnen architectonische meerstemmigheid van de geestelijke werken: de wereldlijke muziek werd idealiter driestemmig gecomponeerd, en is niet in koorboeken, maar in kleine, handige zogenaamde chansonniers overgeleverd die sowieso alleen kleine bezettingen toelieten. iefdeslyriek is van alle tijden (de eerste Van Dale-uitgave – 1872 – geeft als definitie voor ‘romantiek’: smaak der middeleeuwen!) en ook het Bourgondische hof heeft zijn steentje hiertoe bijgedragen in de vorm van een aantal chansonniers die de centrale bronnen zijn voor de wereldlijke Franstalige muziek tussen 1450 en 1520.
F
G
H
I
J
K
L
Een Bourgondisch Alfabet / Van A(nonymus) tot Z(onder naam): een drieluik
37
Mwordt – de verzuchtingen in onbereikbare liefdes, onvoorwaar-
elancholie is het parfum dat door haast alle chansons verspreid
delijke overgaves, verloren hoop en hoopvol verlies (Petrarca loert nog om de hoek): dit alles wordt aan het Bourgondische hof gezongen, niet als een vorm van nostalgie (die alleen maar achterom kijkt), maar als een hoopvol teken voor de toekomst. ergens zijn deze gevoelens beter bezongen dan in het eerste werk van deze Bourgondische triptiek: In een bed van tranen,
N
getooid met klagen / en vervuld van hevig lijden / zucht en treur ik / niemand is er die mij helpen kan / er is geen enkel onheil op deze wereld – verborgen of ontbloot – / dat mij niet overvalt.
Opertoire afdruipt, is door de componisten op een uiterst sub-
ok de weemoed die van het melancholieke Bourgondische re-
FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2018 FESTIVALPRELUDE: EEN BOURGONDISCH ALFABET vr 24 aug / 14.00 Jacobikerk Huelgas Ensemble / Paul Van Nevel Van Anonymus tot Incertus vr 24 aug / 16.00 Jacobikerk Huelgas Ensemble / Paul Van Nevel Van Josquin tot Quadris vr 24 aug / 18.00 Jacobikerk Huelgas Ensemble / Paul Van Nevel Van De la Rue tot Zonder naam oudemuziek.nl/ huelgasensemble
tiele manier behandeld. Getuige hiervan zijn bijvoorbeeld Mon cuer pleure van Pierre Fontaine en Il m’est si grief van Jacobus Vide: de hertogen hadden blijkbaar grote behoefte aan deze melancholische bezinningsmomenten als antidotum tegen de woelige politieke intriges en het onrustige oorlogsbestaan. aradoxaal genoeg was het rond 1400 juist het Bourgondische hof waar veel geestelijke polyfonie werd gecomponeerd en gezongen, in tegenstelling tot zijn sacrale tegenhanger, het pauselijke hof van Avignon, waar componisten onder schuilnamen en in anonimiteit schaamteloos de decadente wereldlijke muziek etaleerden. uasi onopvallend waren het de Bourgondische componisten die rond 1400 Europa hebben voorzien van liturgische muziek (zie bijvoorbeeld Binchois, Tapissier en Grenon in het drieluik), waarvan het zwaartepunt op de missen en de Mariamotetten lag. iant voorbeeld van het geestelijke repertoire rond 1500, in de kring van het Bourgondische hof werd gezongen en gecomponeerd, is het lijvige koorboek onder de signatuur Ms. 9126 van de Brusselse Koninklijke Bibliotheek, waarin alleen maar missen, Salve Regina’s, Magnificats en motetten genoteerd zijn. tylistisch gesproken is dit koorboek een catalogus van de inventiviteit die componisten zoals Pierre de la Rue (zie het Sanctus van zijn Missa Sub tuum presidium) aan de dag hebben gelegd in het gebruik en het contrapuntisch omspelen van cantus firmi en waarin de imitatietechnieken de kern van het discours uitmaakten. ot slot wordt hier nogmaals de rol beklemtoond die de generatie Agricola – De la Rue – Josquin heeft gespeeld voor het virtuoze legato-zingen als esthetische norm van polyfonie. , beste luisteraar, wordt deze avond éénmaal in het ootje genomen: op één werk dat anoniem is overgeleverd hebben wij een fictieve naam geplakt. erder doet deze spielerei overigens geen afbreuk aan de kwaliteit van het desbetreffende werk. ij werden echter gedwongen tot deze ingreep omdat anders het alfabet – naast de onontkoombare ‘x’ – nóg een lacune zou vertonen. avier Vandamme, de directeur van dit Festival, heeft het Huelgas Ensemble vanaf het begin gesteund om deze hattrick te kunnen waarmaken. ellen is hier op zijn plaats!
P
Q R S
T
U
V W X
Y onder het Utrechtse festival zou dit drieluik nooit tot stand geZkomen zijn. ■●
38
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
150 JAAR SCHATGRAVEN IN DE NEDERLANDSE MUZIEKGESCHIEDENIS Josquin en de KVNM
JOSQUIN DESPREZ Houtsnede uit 1611, gebaseerd op een intussen verloren gegaan portret, geschilderd tijdens zijn leven.
TEKST / Petra van Langen
150 jaar schatgraven In de Nederlandse muziekgeschiedenis
'V
Txt
'V
oor het oogenblik zij het voldoende, dat de vereniging zich ten doel stelt de, te onzent zoo goed als onbekende, en toch zoo roemrijke geschiedenis der Nederlandsche Toonkunst – en meer bepaald het regtmatig aandeel van Noord-Nederland daarin – na te sporen en aan het licht te brengen.’ Hiermee begon in 1868 de geschiedenis van de Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis. Nu, 150 jaar later, heeft de vereniging vele schatten uit het Nederlandse muzikale verleden voor het voetlicht gebracht. Tussen 24 augustus en 24 november zal deze mijlpaal met een groot aantal activiteiten worden gevierd. Een speciale rol is daarbij gereserveerd voor Josquin Desprez (1450/551521). Het Festival Oude Muziek investeert flink mee in deze feestelijkheden. Het Festival is coproducent van het KVNM-symposium en er komt een hele reeks aan concerten: een echt Josquinmonument. De KVNM, Koninklijk sinds 1993, werd opgericht als een dochtervereniging van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst (MBT). Deze organisatie stelde zich sinds 1829 ten doel om de muziekbeoefening in Nederland te bevorderen. Naast verbetering van het muziekonderwijs en het vormen van een concertcultuur stimuleerde Toonkunst de compositie en uitvoering van werken van Nederlandse componisten. Hierbij hoorde ook het ontsluiten van het muzikale verleden. In 1829 publiceerde de MBT verhandelingen van de Weense jurist en muziekverzamelaar Raphael Georg Kiesewetter (1773-1850) en de Belgische musicoloog François-Joseph Fétis (1784-1871) over Nederlandse componisten die tijdens de renaissance in Italië werkten. En vanaf 1844 verschenen twaalf banden met werken van
39
deze componisten verzameld door Franz Commer (1813-1887) uit Berlijn. De belangstelling voor deze publicaties was echter lange tijd gering. Pas vanaf de jaren 1860 nam, onder invloed van een groeiend nationalisme, de interesse voor het nationale muzikale verleden toe. Dat was echter niet het muzikale verleden dat in de publicaties van Kiesewetter, Fétis en Commer centraal stond. Het probleem met die publicaties was dat veruit de meeste genoemde componisten afkomstig waren uit België, dat zich in 1830 van Nederland had afgescheiden. Vandaar de nadruk op Noord-Nederland in het openingscitaat. Jan Pieter Heije Drijvende kracht achter de nieuwe vereniging was Jan Pieter Heije (1809-1976). Deze arts en dichter was sinds 1843 algemeen secretaris van de MBT en een groot pleitbezorger van het in ere herstellen van het roemvolle verleden van Nederland. Met de oprichting van de KVNM hoopte Heije het onderzoek naar het erfgoed van het contemporaine Nederland een impuls te geven. En dat gebeurde ook. De animo was enorm. Binnen de kortste keren had de vereniging ruim 250 leden en meer dan 600 beschermers, waarvan een deel niet alleen in de vorm van contributie bijdroeg, maar ook thuis op zolder, in archieven en in nalatenschappen op zoek ging naar muziek van en informatie over Nederlandse componisten. Al die stukken werden verzameld in de bibliotheek van de MBT, die kort daarvoor in Felix Meritis in Amsterdam was ondergebracht. Vondsten werden de eerste jaren gepubliceerd in de tijdschriften De Navorscher en Caecilia, en om de paar jaar gebundeld in de verenigingspublicatie Bouwsteenen. Vanaf 1882 kwam daar een eigen tijdschrift voor in de plaats, dat tot op de dag van vandaag bestaat. Bovendien kregen de beschermers, die meer contributie betaalden dan de leden, ieder jaar een publicatie van muziek, variërend van werken van Sweelinck, Schuyt of Wanning tot bewerkingen van oud-Nederlandse liedjes en dansen. De eerste decennia ging de meeste aandacht uit naar Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621). Deze in Deventer geboren componist die in Amsterdam werkte, was het ideale voorbeeld van een roemrijk muzikaal Noord-Nederlands verleden. Het was daarom logisch dat de vereniging haar eerste ‘Gesamtausgabe’ aan deze componist wijdde. Josquin Desprez: componist van de Lage Landen De nadruk op de geschiedenis van Noord-Nederland weerhield de vereniging er niet van toch ook aandacht te blijven besteden aan componisten van de Zuidelijke Nederlanden. Dit werd gemotiveerd vanuit de redenering dat in de tijd waarin die componisten leefden, het Nederland van de negentiende
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
Albert Smijers (1888-1957)
40
en twintigste eeuw nog helemaal niet bestond, maar dat de gebieden waaruit ze afkomstig waren wel behoorden tot de Lage Landen. De belangrijkste componist die de KVNM op die manier annexeerde, was Josquin Desprez. In 1847, ruim twintig jaar voordat de KVNM werd opgericht, schreef Franz Commer aan de MBT al over plannen voor een complete editie van Josquins werk. Op dat moment waren de missen van Josquin wel bekend en werden ze vermeld in muziekhistorische naslagwerken, maar alleen vanwege hun contrapuntische vernuft en niet vanwege hun muzikale schoonheid. Commer had echter een aantal motetten gevonden en was overtuigd van de tijdloze schoonheid van deze werken. Van een complete uitgave is het toen niet gekomen. In de jaren 1910 werd het idee van een editie van werken van Josquin weer actueel. Na Sweelinck was de vereniging begonnen met de uitgave van de werken van Jacob Obrecht (14571505), maar die naderde zijn voltooiing. Terwijl de vereniging nog over dit plan nadacht, trad Albert Smijers (1888-1957) tot het bestuur toe. Smijers werd onthaald als de eerste Nederlandse musicoloog, gespecialiseerd in muziek uit de renaissance en bekend met het werk van Josquin. Tot dat moment was de vereniging voor haar wetenschappelijke uitgaven afhankelijk geweest van Duitse musicologen. Smijers had bij Guido Adler (18551941) in Wenen gestudeerd en zijn studie in 1917 afgesloten met een proefschrift over de componist Karl Luython (1557-1620). Het bestuur gaf Smijers in 1919 de opdracht de werken van Josquin te bezorgen. In de jaren daarna maakte hij reizen naar bibliotheken in Oostenrijk, Zwitserland, Duitsland, Italië, België, Frankrijk en Engeland om werken van Josquin te verzamelen. Anders dan zijn collega’s, die met de hand transcripties maakten, werd Smijers in de gelegenheid gesteld om alles te laten fotograferen. Hij verzamelde op die manier duizenden foto’s, die hij naar Nederland liet sturen. Thuis kon hij dan in alle rust de partituren voor de publicatie voorbereiden. Die foto’s worden nog steeds bewaard in de Universiteitsbibliotheek in Utrecht.
In 1921 verschenen de eerste twee banden. In de jaren daarna werkte Smijers gestaag door, maar door nieuwe ontdekkingen nam het werk toe. Ondertussen maakte Smijers carrière als musicoloog. In 1930 werd hij als eerste hoogleraar muziekwetenschappen in Nederland aangesteld aan de Universiteit Utrecht. Daarnaast was hij beleidsmatig en als examinator betrokken bij het Nederlandse muziekonderwijs en had hij een groot aantal bestuursfuncties in binnen- en buitenland. Zijn werk aan de Josquin Editie kwam hierdoor in het gedrang en de voltooiing heeft hij niet meer meegemaakt. Toen hij in 1957 stierf, had hij 44 delen bezorgd; daarna zijn er nog elf delen verschenen. New Josquin Edition Deze laatste delen zijn verzorgd door Myroslaw Antonowycz (1917-2006), vanaf 1965 in samenwerking met Willem Elders. In 1969 verscheen de laatste band. Maar de wetenschap stond natuurlijk niet stil. Tegen de tijd dat de serie werd afgerond, waren er vele nieuwe bronnen ontdekt en waren de methodes om deze bronnen te onderzoeken aanzienlijk verfijnd. Dit was aanleiding voor een nieuwe Josquin-editie die, anders dan bij Smijers die alles alleen deed, werd voorbereid door een internationale ‘Editorial Board’ onder leiding van Willem Elders. De eerste band van deze New Josquin Edition (NJE) verscheen in 1987; in december 2016 werd de serie voltooid. In het Festival Oude Muziek wordt het jubileum van de KVNM en de speciale band met Josquin gevierd met een groot aantal concerten. Daarnaast organiseert de KVNM in samenwerking met de Stichting voor Historische Uitvoeringspraktijk (Stimu) een symposium waarin het voor editie gereedmaken en uitgeven van muziek in het algemeen, en die van Josquin in het bijzonder, centraal staat. ■●
150 jaar schatgraven In de Nederlandse muziekgeschiedenis
FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2018 JOSQUIN DESPREZ za 25 aug, 17.00 uur Jacobikerk Música Temprana / Adrián Rodriguez Van der Spoel Josquin: Missa Hercules Dux Ferrariæ zo 26 aug, 17.00 uur Domkerk Officium Ensemble / Pedro Teixeira Josquin: Missa Pange lingua zo 26 aug, 20.00 uur TivoliVredenburg, Grote Zaal Cantar Lontano / Marco Mencoboni Capella de la Torre / Katharina Bäuml Josquin: Missa L’homme armé super voces musicales ma 27 aug, 17.00 uur Jacobikerk The Tallis Scholars / Peter Phillips Josquin: Missa L’ami bodichon di 28 aug, 17.00 uur Jacobikerk Vox Luminis / Lionel Meunier Josquin: Missa L'homme armé sexti toni wo 29 aug, 17.00 uur Jacobikerk Weser-Renaissance Bremen / Manfred Cordes Josquin: Missa Ave Maris stella do 30 aug, 17.00 uur Jacobikerk Cappella Pratensis / Stratton Bull Josquin: Het imitatiespel do 30 aug, 20.00 uur Domkerk Gli Angeli Genève / Stephan MacLeod Josquin: Missa Malheur me bat
vr 31 aug, 17.00 uur Jacobikerk Stile Antico Josquin: Missa Gaudeamus za 1 sep, 17.00 uur Jacobikerk Cappella Amsterdam / Daniel Reuss Josquin: motetten zo 2 sep, 17.00 uur Domkerk Companyia Musical / Josep Cabré Josquin: Missa Fortuna desperata do 30 en vr 31 aug, 9.00-17.00 TivoliVredenburg, Club Nine KVNM-symposium
41
INSTRUMENTALITEIT
EEN KRUIMELDIEF MET HOUTSNIJWERK DE CITOLE VAN HET BRITISH MUSEUM
Het middeleeuwse instrumentarium is van een duizelingwekkende rijkdom en verscheidenheid. In de geschreven bronnen vinden we een oneindige reeks van instrumentennamen, in een dito reeks van spelvarianten in verschillende talen. En de beeldende kunst laat een onmetelijke diversiteit aan instrumenttypes en speelwijzen zien. Het koppelen van nomenclatuur aan iconografie is een van de grote uitdagingen van de muziekwetenschap. Verwarring is eerder de norm. Zo was er – wellicht – de ‘citole’, een snaarinstrument waarvan slechts één exemplaar het van circa 1300 tot onze tijd heeft gered. Het is sinds 1963 in het bezit van het British Museum. Dat dit instrument door de opeenvolgende bezitters, hoofdzakelijk adellijke families, zo zorgvuldig werd bewaard, heeft ongetwijfeld te maken met het adembenemend fraaie houtsnijwerk van de rug en de flanken. Het werd dan ook meer als een uniek kunstwerk gekoesterd dan dat men het als een praktisch muziekinstrument beschouwde. John Hawkins, een achttiende-
eeuwse auteur, nam desalniettemin een afbeelding en beschrijving van precies deze citole op in zijn General History of the Science and Practice of Music (1776), maar hij noemde het instrument een viool ‘of a very singular form’. Inderdaad was deze citole in de zestiende eeuw omgebouwd tot een viool. Dit suggereert overigens dat het in die tijd wel degelijk nog als een bruikbaar muziekinstrument werd beschouwd. Er kwam een nieuwe ‘toets’ op de hals, zonder fretten, en het instrument kreeg een nieuw bovenblad met zeer onmiddeleeuwse f-gaten, zoals gebrui-
kelijk was bij de vioolfamilie. Maar in de achttiende eeuw stond de muziekwetenschap nog in de kinderschoenen en waren de middeleeuwen een muzikale terra incognita. Hawkins kon de metamorfose niet herkennen, laat staan terugleiden tot de originele citole. De citole was in zwang in de dertiende en veertiende eeuw. We komen de naam in vele varianten tegen: van cetula tot zitol. Het was zichtbaar verwant met de vedels uit die tijd, maar de citole was primair een tokkelinstrument. Zoals bij de meeste middeleeuwse instrumenten laten de vele afbeeldingen uit die tijd geen uniform type zien. Doorgaans is de hals kort en vrij dik, en er is een gat voor de duim. Het geheel lijkt uit één blok hout te zijn vervaardigd en heeft een beetje weg van een kruimeldief. Meestal zijn er vier snaren en net als bij de luit en de gitaar werden de tonen gevormd door de vingers van de linkerhand op de hals te plaatsen. Die hals was voorzien van fretten, wat zowel een trefzekere intonatie als een heldere klank bevorderde. Met de andere hand werden de snaren bespeeld. Als we op de historische afbeeldingen afgaan, gebeurde dat vaak met behulp van een plectrum in de vorm van een stokje. Over het specifieke repertoire van de citole is weinig bekend.
43
TEKST / Jan Van den Bossche
Het instrument wordt vaak in samenspel met een vedel afgebeeld, en was zeker geen typisch solo-instrument. Literaire bronnen duiden vooral op een gebruik bij dansmuziek en in de kroeg, waarbij de citole voornamelijk het ritme moest aangeven. Daarbij waren volume en een duidelijke aanslag belangrijker dan een verfijnd geluid. Een en ander is in overeenstemming met de aanwezigheid van fretten en het spelen met een plectrum. In de tweede helft van de veertiende eeuw raakte het instrument in onbruik. Het houtsnijwerk op het exem plaar in het British Museum is extreem verfijnd en van een ongekende schoonheid. Bovenaan de hals prijkt een drakenkop, met vervaarlijke hoektanden en ogen van groen glas. De zijkanten van het instrument bevatten jachtscènes waarin met honden op
BEELD / Trustees of the British Museum, Londen
herten, konijnen en een vos wordt gejaagd. Ook het gebladerte is zeer gevarieerd en gedetailleerd: wingerd, klimop, moerbei, haagdoorn en klaverblad. Er worden druiven geoogst en eikels worden van een boom geslagen om drie varkens te voeden. Het uitgebreide iconografische programma van dit prachtige instrument is het onderwerp geweest van vele studies. De oogst- en jachtscènes doen denken aan middeleeuwse verluchte kalenders en getijdenboeken. Dit unieke exemplaar is zeker geen typisch voorbeeld, maar het is wel het enige origineel dat we hebben. Ondertussen zijn er talloze replica’s gebouwd, en op YouTube kan men zich een
goed beeld vormen van hoe een doorsnee citole eruit had kunnen zien, en vooral ook hoe het instrument mogelijk heeft geklonken. ■●
Literatuur James Robinson, Naomi Speakman Kathryn Buehler-McWilliams (ed.), The British Museum Citole: New Perspectives. The Trustees of the British Museum, 2015. Ross W. Duffin (ed.): A Performer’s Guide to Medieval Music. Indiana University Press, 2000. Timothy J. McGee (ed.): Instruments and their Music in the Middle Ages. Routledge, 2009.
44
BOEK Gustav Leonhardt, de chique klavecinist, organist en dirigent, die barokcomponisten als Bach glanzend heeft opgepoetst. En uiteraard Frans Brüggen, die eerst naam maakte als provo-blokfluitist, en later opwindende Mozarts en Beethovens dirigeerde.
NIKOLAUS HARNONCOURT WIR SIND EINE ENTDECKERGEMEINSCHAFT: AUFZEICHNUNGEN ZUR ENTSTEHUNG DES CONCENTUS MUSICUS Alice Harnoncourt, ed. Residenz Verlag, Salzburg/Wenen 2017. 208 bladzijden, € 24. Meer informatie residenzverlag.com
Nu de kruitdampen zijn opgetrokken en de frontstrijders overleden, kan de balans worden opgemaakt. Wie wordt het gezicht van de oudemuziekrevival? Wie haalt de geschiedenisboeken als de oorspronkelijkste, krachtigste, invloedrijkste aanjager van de twintigste-eeuwse revolutie die we kennen als historische uitvoeringspraktijk? Nederland kan zonder blikken of blozen twee kandidaten naar voren schuiven.
Laten we het polderchauvinisme even achterwege, en werpen we een blik over de schouder, dan doemt vanuit Midden-Europa een slagschaduw op die misschien nog wel groter is. Hij wordt geworpen door Johann Nicolaus Graf de la Fontaine und d'Harnoncourt-Unverzagt, beter bekend als Nikolaus Harnoncourt (1929-2016). Van alle pioniers trok hij de langste voren door het repertoire: van renaissancejolijt tot Bach-experiment en Bruckner-gedaver. Bovendien had Harnoncourt al vroeg het lef op de bok te stappen bij een instituut dat anderen op de mestvaalt van de historie hadden geworpen: het symfonieorkest. Hoeveel prijzen Harnoncourt later ook won, hij zou nooit versagen. Tot aan zijn laatste snik bleef hij een dwarsdenker. Neem zijn sublieme afscheid van Nederland, in oktober 2013 bij het Koninklijk Concertgebouworkest. De Vijfde symfonie van Bruckner werd geen vrome
TEKST / Guido van Oorschot
duik in het wijwatervat, noch een beleefd vaarwel, maar een zaak van musiceren op leven en dood. De boekproductie duidt erop dat Harnoncourt aan de winnende hand is. Toegegeven, Jolande van der Klis deed knap voorwerk in Oude muziek in Nederland: het verhaal van de pioniers 1900-1975 en Een tuitje in de aardkorst: kroniek van de oude muziek 1976-2006. Maar waar blijft de biograaf die de carrières en karakters doorlicht van Leonhardt en Brüggen? Wie verzamelt hun gedachten, pluist snippers uit, plaatst ze in cultuurhistorisch perspectief? Nee, dan Harnoncourt. Hij trapte zelf af met de bundels Musik als Klangrede en Der musikalische Dialog. Later filosofeerde hij over Mozart, over opera, over romantische muziek, over zijn in 1953 opgerichte ensemble Concentus Musicus Wien. Er bestaan interviewbundels en aanzetten tot een biografie. En dan blijkt nu ook nog eens dat zijn weduwe onvermoeibaar doorwerkt aan de familiezaak. De barokvioliste Alice Harnoncourt viste uit Nikolaus’ nagelaten paperassen het materiaal voor Wir sind eine Entdeckergemeinschaft: Aufzeichnungen zur Entstehung des Concentus Musicus. Het lijkt een tussenstand: geduid wordt er niets en het
45
relaas stopt pardoes in 1988. Toch zullen Harnoncourtwatchers zich in de handen wrijven bij deze mengeling van memoire, kroniek en anekdote, met af en toe een sneer. Met smaak vertelt Harnoncourt hoe Herbert von Karajan (zijn chef toen hij nog cellist was bij de Wiener Symphoniker) oefende voor de gevreesde trap van het Amsterdamse Concertgebouw. ‘Links - rechts - zwei - eins - Wechselschritt’. Eerder gepubliceerde teksten als Warum Originalinstrumente? vullen zulke wetenswaardigheden aan tot boekdikte. Grappig zijn enkele ‘niet verstuurde brieven aan critici’. (Openingszinnen: ’Wat is er aan de hand met uw muziekredactie? Die lijkt een abonnement te hebben op kletskoek.’) Nederlandse lezers zien interessante scènes voorbijwaaien, zoals het baanbrekende Monteverdi-project dat het Koninklijk Conservatorium in 1972 op touw zette. En om in te lijsten is de passage uit een brief die Harnoncourt in 1977 ontving van Wouter Möller. ‘Revolutionär!’, jubelde de jeugdige barokcellist naar aanleiding van Harnoncourts zojuist verschenen elpee met Vivaldi’s Vier jaargetijden. Möller had bijna maagdruppels nodig, zo heftig stormde het in Tempesta di mare. ■●
CUT CIRCLE JOSQUIN: MISSA FAISANT REGRETZ wo 23 mei / 20.15 Delft, Sint-Hippolytuskapel do 24 mei / 20.30 Zwolle, Grote Kerk vr 25 mei / 20.15 Amsterdam, MGIJ za 26 mei / 20.30 Maastricht, Kerk van Sint-Pieter boven zo 27 mei / 16.30 Utrecht, Geertekerk
COLLEGIUM VOCALE GENT LASSUS’ LATE MADRIGALEN di 12 juni / 20.00 Utrecht, TivoliVredenburg za 16 juni / 20.00 Amsterdam, Waalse Kerk
LOCATIES EN PRIJZEN € 23 | Vriend € 19 CJP/student € 10 met uitzondering van: Amsterdam, MGIJ € 35 | Vriend/CJP/student € 28 Maastricht € 22,50 | Vriend € 19 CJP/student € 10 Utrecht, TivoliVredenburg € 35 | Vriend € 29 Zwolle € 25,50 | Vriend € 21,50 CJP/student € 12,50 NB Bestel online via oudemuziek.nl. Kijk voor uitgebreide informatie op oudemuziek.nl of vraag de brochure aan.
SEIZOEN 2018/2019 De kaartverkoop voor Seizoen 2018/2019 is gestart! Kijk op oudemuziek.nl voor meer informatie en kaartverkoop.
FRANSE BAROK IN DE TUINDORPKERK PETER VAN DIJK OVER HET UTRECHTSE RUPRECHT-ORGEL
Een van de mooiste historische orgels van Utrecht vind je op een plek waar je dat niet zou verwachten. Wie durft te vermoeden dat er een vroeg achttiende-eeuws instrument is gehuisvest in een kerk uit de jaren dertig van de twintigste eeuw, in een – niet onaardig bedoeld – slaperige woonwijk buiten de singels? Welkom in de Tuindorpkerk. Wie naar binnen loopt in de bakstenen zaalkerk aan de Professor Suringarlaan, komt terecht in een typische, knusse PKN-gebedsruimte met marmoleumvloer en radiatoren die pal onder de glas-in-loodvensters zijn bevestigd. Aan de muren – licht zalm- en lilakleurig – vind je sympathieke amateurkunst. Eén ding trekt alle aandacht: de blanke en
met goud opgesierde kas van het Ruprecht-orgel. Het instrument van de Tuindorpkerk, een rijksmonument, is de trots van de gemeente, de trots van de buurt. Het is een verborgen schat. Het instrument is het enige historische orgel in de stad dat geschikt is voor Frans barokrepertoire. Het mag dan ook niet ontbreken tijdens het Festival Oude Muziek, dat deze zomer in het teken staat van Bourgondië. Muziek van Jean-Philippe Rameau (geboren in Dijon) zal er klinken als Benjamin Alard reconstructies speelt van zijn orgelwerken. Bovendien wordt het instrument gebruikt in concerten met muziek van de 350 jaar geleden geboren François Couperin. Van hem klinken twee orgelmissen: de Messe pour les convents (James Johnstone
met Les Meslanges) en de Messe pour les paroisses (Jean-Luc Ho met Les Meslanges). Peter van Dijk kent het instrument goed. Hij speelde hier jarenlang diensten (Willeke Smits en David Jansen zijn thans de vaste organisten) en was daarnaast als orgeladviseur betrokken bij de in het jaar 2000 voltooide restauratie. Hij kruipt achter de speeltafel, trekt een paar registers open en stelt na een paar maten van Gaspard Corrette vast: ‘Dit klinkt nergens in de omgeving zo goed als hier.’ Eerst wil hij nog wel even wat verduidelijken: ‘echt’ Frans is dit orgel niet. ‘Het is van het type dat je in Westfalen en het Rijnland vindt. Qua klankcultuur zit het tussen Parijs en Centraal-Duitsland in. Je kunt er dus vele kanten mee op.’ Waarom is dit orgel dan toch ‘beter’ voor Couperin dan al die andere prachtige machines in de binnenstad? ‘Afgezien van de tongwerken, die juist noordelijk zijn gekleurd, zijn de registers Frans georiënteerd. De prestanten en de fluiten hebben een zilverachtige glans. Het grootste verschil zit in de pijpaanspraak. Bij orgels van boven de rivieren is de aanspraak meer ‘sforzato’ – je drukt een toets in, boem. Zo’n geprononceerde klank was welkom, omdat bij de protestanten de primaire functie
47
TEKST / Merlijn Kerkhof BEELD / Susanne Vermeulen
van een orgel de begeleiding van de gemeentezang was. Bij Franse en Westfaalse orgels is de aanspraak meer ‘messa di voce’: de toon komt geleidelijker op. Als je Couperin speelt op een Noord-Nederlands orgel, klinkt het gewoon te bot. Het Ruprecht-orgel is veel zachtaardiger, fluwelig van klank.’ Het moge duidelijk zijn dat het orgel is bedoeld voor de roomse liturgie: het bevindt zich dan wel boven de rivieren, maar komt oorspronkelijk uit Limburg, waar je meer orgels vindt die naar het Franse neigen. Van Dijk: ‘Hoewel archivalisch bewijs daarvoor ontbreekt, moet de in Anholt geboren Conradus Ruprecht II (16721721) het tussen 1704 en 1720 hebben gebouwd voor de Minderbroederskerk in Roermond. Daar is het in de Franse tijd vernield door soldaten. Vervolgens is het verhuisd naar de Munsterkerk en hersteld. Dat gebeurde met behulp van pijpen uit een laat zeventiende-eeuws Waals orgel, wat het nog een extra Frans tintje geeft. Vanuit Roermond is het in 1891 als afdankertje in de Utrechtse Oosterkerk aan de Maliebaan gekomen, waarbij nog ingrijpende dispositiewijzigingen zijn aangebracht. Toen die kerk werd gesloopt, is het orgel in de Tuindorpkerk beland. Hier staat het sinds 1985.’ Bij de restauratie van 2000 zijn
de dispositiewijzigingen zoveel mogelijk ongedaan gemaakt en is er een nieuw vrij pedaal gekomen. Van Dijk: ‘Grappig genoeg is die restauratie gedaan door Verschueren Orgelbouw uit Heythuysen, vlak bij Roermond dus.’ Inmiddels heeft het instrument ook een ‘broertje’. Het nieuwe Van Vulpen-orgel in de Grote Zaal van TivoliVredenburg is sterk door het klankkarakter van het Ruprecht-orgel geïnspireerd – waarmee de status van het Ruprecht-orgel nog maar eens is bevestigd. Peter van Dijk: ‘Ik ben blij dat het Festival Oude Muziek nu ook hier neerstrijkt, want dit instrument is te mooi om niet te gebruiken.’ ■●
FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2018 TUINDORPKERK do 30 aug, 20.00 Jean-Luc Ho & Les Meslanges / Thomas van Essen Couperin: Messe pour les paroisses vr 31 aug, 11.00 Benjamin Alard Rameau organiste za 1 sep, 9.30 Zomerschool: Pieter Dirksen Het Ruprecht-orgel en zijn repertoire za 1 sep, 11.00 James Johnstone & Les Meslanges / Thomas van Essen Couperin: Messe pour les convents
oudemuziek.nl/ tuindorpkerk
48
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
‘JOSQUINS L’HOMME ARMÉ IS EEN VOLLEDIGE MAALTIJD’ CAPELLA DE LA TORRE EN CANTAR LONTANO WERKEN SAMEN
M JOSQUIN DESPREZ Josquin Desprez werd al tijdens zijn leven beschouwd als de beste en meest visionaire componist van zijn tijd. Over zijn jeugd weten we zo goed als niets. Hij werd ergens tussen 1440 en 1450 geboren in Henegouwen of Noord-Frankrijk. Zijn naam duikt voor het eerst op in de lijst met zangers van de kathedraal van Milaan (1459). Hij was de eerste die de ideeën van het in de vijftiende eeuw opkomende humanisme toepaste in zijn werk. In zijn polyfone composities is de tekst duidelijk verstaanbaar en zijn de verschillende emoties invoelbaar. Hij stond aan het begin van de muzikale ontwikkeling waarbij de muziek gaandeweg steeds meer werd bepaald door het woord. Josquin was beroemd in heel Europa en werkte aan hoven en in kathedralen in Milaan, Parijs, Ferrara en Rome.
TEKST / Agnes van der Horst
arco Mencoboni en zijn ensemble Cantar Lontano brachten in het Festival Oude Muziek van 2017 het programma Luther in Rome. Katharina Bäuml en haar in renaissancemuziek gespecialiseerde blazersensemble Capella de la Torre waren die festivalaflevering artist in residence. Dit jaar werken ze voor het eerst samen. De mis L’homme armé van Josquin Desprez wordt de kern van het Mencoboni-Bäumlproject, in een bijzondere uitvoering met vocalisten en blazers.
Het uitvoeren van een polyfone mis met zo’n grote bezetting van vocalisten én blaasinstrumenten is verre van vanzelfsprekend. Het wordt ook zelden gedaan. Niettemin kregen we tijdens het afgelopen festival al een voorproefje – alleen kon niemand van de betrokkenen vermoeden dat het een voorproefje was. Het betrof een concert met religieuze muziek van (vooral) Tomás Luis de Victoria, door de blazers van Capella de la Torre en het vocaal ensemble Tiburtina. De combinatie van weelderig vloeiende polyfone lijnen, uitgevoerd door zangers versterkt met blaasinstrumenten als schalmei en trombone, leverde zo’n verrassende schoonheid op dat het publiek in de Jacobikerk bijna vergat te ademen. Zo kan een idee geboren worden. Nu zal de Missa L’homme armé van Josquin een vergelijkbare behandeling ondergaan. Marco Mencoboni en Katharina Bäuml waren er meteen voor in. Hoewel ze niet eerder samenwerkten, hebben ze wel wat gemeen. Het zijn allebei muzikale avonturiers. De toetsenist en dirigent Mencoboni bracht het vijftiende-eeuwse Italiaanse gebruik van ‘cantar lontano’ weer tot leven: het gebruik om polyfonie te zingen terwijl de zangers op verschillende plekken in de ruimte staan. Ook programmeert hij regelmatig prachtige, door hemzelf ontdekte muziek van vergeten componisten. De schalmeivirtuoos en ensembleleider Bäuml doet eveneens veel aan oudemuziekresearch, maar is ook geïnteresseerd in moderne
BEELD / Rechts: Katharina Bäuml (Capella de la Torre) en Marco Mencoboni (Cantar Lontano)
50
L’HOMME ARMÉ De oorsprong van het Franse liedje L’homme armé, ‘de gewapende man’, is onbekend. Mogelijk verwijst het naar de aartsengel Michaël, die vaak met zwaard wordt afgebeeld, of naar de kruistocht tegen de Ottomaanse Turken. Het liedje duikt in bronnen voor het eerst op rond het midden van de vijftiende eeuw, na de val van Constantinopel (1453). L’homme armé werd ongelooflijk populair als cantus firmus voor miszettingen, waarvan er meer dan veertig bekend zijn, van componisten als De la Rue, Morales en Palestrina. L'homme, l'homme, l'homme armé, L'homme armé L'homme armé doibt on doubter, doibt on doubter. On a fait partout crier, Que chascun se viengne armer D'un haubregon de fer. De man, de man, de gewapende man, De gewapende man De gewapende man moet men vrezen, moet men vrezen. Overal wordt omgeroepen, Dat ieder zich bewapene Met een maliënkolder.
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
muziek en jazz, uitgevoerd op oude instrumenten. Dat we haar voor dit interview ontmoeten in de marge van een internationaal brassbandconcours in Utrecht, waar ze een bespreking heeft over een optreden van Capella de la Torre, is kenmerkend voor haar openheid en nieuwsgierigheid. Ze stuitert bijna van enthousiasme als ze vertelt over de mogelijkheid die het biedt een totaal ander publiek te laten kennismaken met renaissancemuziek. Minstens zo geestdriftig is Bäuml over de komende samenwerking met Cantar Lontano. Hoewel het pas februari is als we elkaar spreken en het festival nog heel ver weg lijkt, zijn via mail en telefoon de voorbereidingen al begonnen. Ze vertelt: ‘Toen de festivaldirecteur Xavier Vandamme voorstelde om samen iets te doen met Josquin, kwamen Marco en ik beiden met de Missa L’homme armé. Voor mij is het een van de meest ontroerende missen van de renaissance. De cantus firmus is zo helder en de mis in zijn geheel zo grandioos goed.’ Uit de twee missen die Josquin bouwde op het fundament van het populaire soldatenlied L’homme armé – de Missa L’homme armé super voces musicales en de Missa L’homme armé sexti toni – kozen ze voor de eerste. Bäuml: ‘Beide zijn fantastisch, maar we moesten kiezen. In de Petrucci-uitgave van Josquins werken staat deze als eerste gedrukt, waarschijnlijk vond de uitgever Petrucci deze miscompositie gewichtiger dan de ander. Toen Marco me deze uitgave liet zien, zo mooi geïllustreerd, en zo duidelijk en gedetailleerd dat we de mis hieruit zouden kunnen uitvoeren, wisten we het zeker. Aan deze luxe editie kun je ook zien hoe beroemd en bekend Josquin en dit werk toen al waren.’ Marco Mencoboni voegt toe: ‘Meer dan veel andere composities draagt dit werk alle aspecten van het menselijk leven in zich, en daarbij vooral ook een diepe spiritualiteit die zich meedeelt aan de luisteraars. Josquin was de belangrijkste componist van zijn tijd, alle componisten achtten hem hoog als de man die in staat was inventiviteit, eenvoud, complexiteit en wiskundige berekening samen te brengen. Ik raakte gefascineerd door het wonderschone manuscript van de mis dat bewaard is gebleven in de bibliotheek van het Vaticaan. We gaan inderdaad van daaruit werken. Het is de vroegste bron van de mis, gedateerd op 1492-1494. Wanneer Josquin het werk componeerde, is omstreden, maar het zou heel goed kunnen dat hij dat deed in de tijd dat hij in Rome was, dus rond 1490. Voor welke gelegenheid hij de mis schreef, is nog onbekend.’ AUTHENTICITEIT
In de pauselijke kapel waren instrumenten absoluut verboden. Hoe ‘authentiek’ is een uitvoering van Josquins L’homme armé met blaasinstrumenten? Katharina Bäuml gaat met aanstekelijk enthousiasme in op de vraag. ‘Er wordt vaak beweerd dat renaissancepolyfonie uitsluitend voor zangers is geschreven. Voor mij is het helder dat dit niet het geval is, behalve dan in de Vaticaanse kapel. Ik heb in de Proskebibliothek in Regensburg manuscripten van polyfone composities van Palestrina gevonden waarin partijen staan genoteerd voor schalmei of trombone. En in Spanje bestaan bronnen waarin te lezen valt dat de ministriles, zestiende-eeuwse Spaanse instrumentale ensembles met ‘luide’ blazers als schalmei en cornet, muziek van Palestrina uitvoerden. In een kerk in de buurt van Dresden zijn geschriften gevonden waarin wordt gesproken over een uitvoering van een meerstemmige mis tijdens een belangrijk feest, met begeleiding door de Leipziger stadsblazers.’
‘Josquins L’homme armé is een volledige maaltijd’ / Capella de la Torre en Cantar Lontano werken samen
‘BIJ DE START VAN DE OUDEMUZIEKBEWEGING DACHTEN VEEL MENSEN DAT OUDE INSTRUMENTEN – EN MET NAME DE SCHALMEI – LUID, LELIJK EN VALS KLONKEN. DAT WAS VAAK OOK ZO: DE KENNIS EN ERVARING ONTBRAKEN. NU, NA JAREN VAN ONDERZOEK EN REPETEREN WORDEN DE CORNETTO, VIOOL OF SCHALMEI OP HETZELFDE HOGE NIVEAU BESPEELD ALS DE INSTRUMENTEN VAN DE BERLINER PHILHARMONIKER.’
51
Ze onderbreekt zichzelf met een lach: ’Ik weet dat ik nu klink als een schalmeispeler op zoek naar bewijzen, maar ik ben er vrijwel zeker van dat dit soort muziek ook werd gespeeld met blaasinstrumenten. Ik heb hier al zo veel jaar over nagedacht en er onderzoek naar gedaan. Iedereen ging ervan uit dat een schalmei of een cornetto te luid zou zijn voor de kerk en voor de stemmen. Toch werden ze in de kerk bespeeld. Er zijn van L’homme armé in Europa zoveel transcripties gevonden, daar moeten ook uitvoeringen bij zijn geweest met blaasinstrumenten. En een ander mooi voorbeeld: in een bewerking van Josquins L’homme armé door Antonio de Cabezón (Benedictus glossado de la missa L’homme armé ) schrijft de Spaanse componist in het voorwoord van de partituur dat het werk is bestemd voor een uitvoering met onder andere vihuela en harp. Maar hij vervolgt: “Ik draag het op aan de nieuwsgierige ministriles, want zij zullen het ongetwijfeld als eerste uitvoeren”.’ Het feit dat Josquins mis bijna nooit wordt uitgevoerd met blazers, maakt het extra interessant en spannend om dit nu te gaan doen, vindt Bäuml. Bovendien: ‘Authenticiteit is een breed begrip. We zullen nooit precies weten hoe de muziek toen klonk. We leven nú. L’homme armé wordt niet uitgevoerd in een kerk maar in TivoliVredenburg. We moeten ons informeren zo goed als maar enigszins mogelijk is. Maar we moeten ook de muziek vertalen naar vandaag, haar weer tot leven brengen.’ MUZIEK ALS LEIDRAAD
FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2018 zo 26 aug, 20.00 uur TivoliVredenburg, Grote Zaal Cantar Lontano / Marco Mencoboni Capella de la Torre / Katharina Bäuml Josquins Missa L’homme armé super voces musicales oudemuziek.nl/ cantarlontano
De een is rietblazer, de ander een klavierspeler: kijken beide musici verschillend naar het werk? ‘Muziek is muziek,’ vindt Marco Mencoboni. ‘Het maakt niet uit welk instrument je bespeelt, of je zingt of dirigeert. Het belangrijkste is dat je de muziek grondig bestudeert en respecteert, dat je jezelf een voorstelling maakt van de klank die het stuk zou moeten hebben en werkt vanuit een goede uitgave – of, zoals wij, vanuit het originele manuscript. Voor dit werk is de vocaliteit het allerbelangrijkst. Ook de instrumenten moeten uitgaan van wat en hoe de zangers zingen.’ Na het uitwisselen van ideeën over klankbeeld, bezetting en uitgangspunten zullen de musici van Capella de la Torre en Cantar Lontano een paar dagen voor het festival bij elkaar komen. Mencoboni: ‘Dan concentreren we ons vanaf de eerste minuut op hoe het moet klinken. We gaan waar de muziek ons leidt, houden onze oren wijd open en proberen zo veel mogelijk te spelen en zo min mogelijk te praten. We denken over een bezetting van om en nabij twintig vocalisten en acht instrumentalisten, een redelijk vol geluid dus. Daarbij worden sommige secties gezongen door solisten, om variatie aan te brengen en contrasten te creëren.’ Volgens Mencoboni past de Missa L’homme armé prima in het festivalthema, Het Bourgondische Leven. ‘Deze muziek is pure luxe voor de oren. Je hoeft niets anders te doen dan je ogen te sluiten en je te laten meevoeren.’ Vorig jaar, met Luther in Rome, plaatste hij in zijn programmatoelichting bij iedere compositie een culinair gerecht. Het hele concert was als een luxe, overdadige renaissancemaaltijd. Op de vraag welk recept Mencoboni zou bedenken bij de mis van Josquin, antwoordt hij met een glimlach: ‘L’homme armé is een volledige maaltijd, niet maar een enkel gerecht.’ ■●
52
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
CD’s
KLANKDOCUMENT FAMILIE VAN NOORDT OPERA OMNIA GERARD DE WIT (ORGEL EN KLAVECIMBEL), JOHANNEKE DE WIT (BLOKFLUIT) E.A. DUTCH BAROQUE RECORDS, 3 CD’S
TEKST / Albert Edelman (AE), Eddie Vetter (EV), Thiemo Wind (TW)
De familie Van Noordt, noem het gerust een muzikale dynastie. Van drie telgen zijn composities bewaard gebleven. Dit volledige oeuvre is nu aan drie cd’s toevertrouwd op initiatief van Gerard de Wit. Stamvader was Sybrandus (ca. 1585-1654), beiaardier in Amsterdam vanaf 1643. Zijn oudste zoon Jacob begon zijn loopbaan in Arnhem, werd later organist van de Nieuwezijds Kapel in Amsterdam en volgde in 1652 Dirck Sweelinck op aan de Oude Kerk. Jacob speelde ook blokfluit; solowerken voor dit instrument zijn bewaard gebleven in ’t Uitnemend Kabinet. Sybrandus’ tweede zoon was de organist Anthoni, die zijn oudere broer in 1652 opvolgde aan de Nieuwezijds Kapel en later doorschoof naar de Nieuwe Kerk. Van zijn hand is een Tabulatuur-boeck van psalmen en fantasyen (1660) overgeleverd. Dan hebben we nog Sybrandus junior, een zoon van Jacob en auteur van enkele sonates. De eerste twee cd’s zijn gewijd aan Anthoni van Noordts psalmvariaties uit het Tabulatuur-boeck, waarin melodieën uit het Geneefse psalter als cantus firmus dienst doen. De Wit speelt ze met gepaste soberheid op het Bader-orgel van de Sint-Walburgiskerk in Zutphen. De psalmen komen ook vocaal tot klinken, onder meer in vierstemmige zettingen van Claude Lejeune. Op de derde cd staan de zes klavierfantasieën uit het Tabulatuur-boeck, aangevuld met het oeuvre van de overige familieleden. In de solowerken van Jacob doet het blokfluitspel denken aan corvee, maar in de blokfluitsonate van Sybrandus junior komt Johanneke de Wit tot een expressieve uitvoering, net zoals Yotam Gaton in diens vioolsonate. Zo verzorgd als dit klankdocument is in muzikale zin, zo teleurstellend is de presentatie. Een doortimmerd betoog over de gezongen psalmen beslaat tien pagina’s, terwijl dit een bijzaak is. Voor de familie Van Noordt zijn welgeteld vier bladzijden ingeruimd. De auteur weet van toeten noch blazen. Anthoni volgde in 1664 niet Dirck Sweelinck op (die lag al twaalf jaar onder een zerk) maar Nicolaes Lossy. De blokfluitcomposities van Jacob zijn geen fantasieën, het betreft een preludium en acht variatiewerken. Waarom Anthoni in de inhoudsopgave zes keer Anthonie heet, is onduidelijk. TW
CD’S
53
BAULDEWEYN: MASSES BEAUTY FARM FRABERNARDO FB 1709761 (DUBBEL-CD)
VICTORIA: TENEBRAE RESPONSORIES STILE ANTICO HARMONIA MUNDI HMM 902272
LASSUS: ST MATTHEW PASSION MUSICA FICTA O.L.V. BO HOLTEN NAXOS 8.573840
Over het leven van Noel Bauldeweyn
Tomás Luis de Victoria heeft deze
Orlande de Lassus (letterlijk: Roeland
is slechts bekend dat hij aan het be-
meerstemmige responsories nog ge-
van Daarboven) werd in Zuid-Europa
gin van de zestiende eeuw zangmees-
componeerd in zijn Romeinse jaren en
zo genoemd omdat hij uit het Noor-
ter in Mechelen was. Anders dan veel
gepubliceerd in 1585. Ze zijn bestemd
den kwam. Hij was een van de belang-
tijdgenoten is hij waarschijnlijk nooit
voor de ‘tenebrae’ (letterlijk: duister-
rijkste componisten van de zestiende
vanuit de Lage Landen over de Alpen
nis), de diensten op Witte Donder-
eeuw. Toch is zijn Mattheuspassie
getrokken. Zijn muziek doet enigs-
dag, Goede Vrijdag en Stille Zaterdag
slechts incidenteel voor de cd op-
zins denken aan die van Obrecht en
waarbij ritueel de kaarsen worden
genomen, wellicht ook omdat het
Josquin, maar Italiaanse invloeden
gedoofd om het lijden van Jezus te
grootste gedeelte daarvan nog in
zijn er amper in te bespeuren. Des te
gedenken. Soms kun je bij muziek
het oude gregoriaans hoort te klin-
meer valt er te genieten van ingeni-
van Victoria als het ware water zien
ken: de woorden van de evangelist
eus contrapunt uit het hoge noorden.
branden, maar in de typisch Engelse
en Christus. De rest van de tekst van
De zes heren die samen het vocaal en-
benadering van Stile Antico staat de
het evangelie, zoals de uitspraken
semble Beauty Farm vormen, zingen
sonoriteit van de vocale polyfonie
van Petrus en Judas, heeft Lassus
op twee cd’s vier van Bauldeweyns
voorop. De twaalf zangers zonder di-
meerstemmig gezet. Zo kan deze mu-
missen, met als hoogtepunt de vijf-
rigent, hier versterkt met een tenor
ziek voor Witte Donderdag en Goede
stemmige Missa Inviolata. Deze is nog
en een bas, treden in de voetsporen
Vrijdag in hedendaagse, meer aan
gebaseerd op een cantus firmus, een
van The Sixteen met even intense als
Bach gewende oren wat kaal en ver-
ouderwetse trek omstreeks 1500. In
oorstrelende interpretaties. Hun koe-
brokkeld aandoen. Bo Holten heeft
de Missa En douleur en tristesse heeft
le meren van klank doen hemels maar
met zijn ensemble Musica Ficta de
Bauldeweyn een eigen compositie als
niet doods aan. Tussendoor zingen ze
zetting verrijkt met enkele motetten
uitgangspunt genomen, in de Missa
klaagliederen van Jeremia in de so-
en zelfs een geestelijk madrigaal van
Myn liefkens bruyn ooghen een volks-
bere gregoriaanse versies, bestemd
de componist, alle gerelateerd aan
liedje. De uitvoeringen zijn niet altijd
voor dezelfde dagen in de Goede
het passieverhaal. Met deze passen-
loepzuiver maar getuigen van veel lief-
Week. De mooi verzorgde cd ein-
de toevoegingen doet het geheel wat
de voor deze bijna vergeten muziek. EV
digt met het overweldigende motet
minder streng aan, met het volle be-
O Domine Jesu Christe. EV
houd van de devote sfeer. EV
54
FRESCOBALDI: AFFETTI AMOROSI LE BANQUET CÉLESTE O.L.V. DAMIEN GUILLON GLOSSA GCD 923702 Echte emotie valt alleen uit te druk-
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
LAMBERT: LEÇONS DE TÉNÈBRES MARC MAUILLON, MYRIAM RIGNOL, THIBAUT ROUSSEL, MAROUAN MANKAR-BENNIS HARMONIA MUNDI HMM 902363.64
ken in volledige vrijheid: dat was sa-
GASPARINI: THE GASPARINI ALBUM ROBERTA INVERNIZZI, AUSER MUSICI O.L.V. CARLO IPATA GLOSSA GCD 922905 Francesco Gasparini (1661-1727) is tegenwoordig bijna vergeten, hoe-
mengevat Frescobaldi’s motto bij
Geïntrigeerd door Lamberts airs de
wel hij in zijn tijd veel faam genoot.
zijn barokke experimenten. Notatie
cour opende Marc Mauillon een hand-
Hij gaf les aan onder meer Domenico
biedt daarbij slechts een hint, en als
schrift dat blijkbaar niemand nog had
Scarlatti en Benedetto Marcello, maar
de artiest zijn vak verstaat, merkt de
durven aanpakken: diens complete
ook aan de meisjes van het Ospedale
luisteraar niets van de onregelmatig-
set ténèbres voor de Goede Week uit
della Pietà in Venetië als collega van
heden die – verrassing! – vervagen in
de jaren 1660, wellicht zelfs het model
Vivaldi. Zoals een barokcomponist
een soepele flow. Volstaat te melden
voor Lalande, Charpentier, Couperin…
betaamt, liet hij een enorm oeuvre
dat aan die voorwaarde meer dan vol-
De gregoriaanse melodie wordt met
na met minstens 63 opera’s en 29
doende wordt voldaan in deze opna-
alle mogelijke vocale trucs versierd,
oratoria. Keus genoeg voor Roberta
me. De vier zangers – naast Guillon:
begeleid door een enkele baslijn. Een-
Invernizzi. Ze zingt op deze cd een
Céline Scheen, Thomas Hobbs en Be-
voudig op papier, maar ook een puz-
dozijn aria’s en ook nog een cantate
noît Arnoult – plooien hun stemmen
zel van formaat, want door de stort-
van de componist. Het hele gamma
en hun ornamenten subtiel rond de
vloed aan ornamenten buiten elke
van emoties passeert de revue, van
tekst. Vlugge versieringen gaan vlot,
maatsoort passen de twee lijnen niet
koude drukte tot verzengende harts-
maar nóg mooier wordt het in schrij-
als vanzelf op elkaar. Het handschrift
tocht, van triomfantelijke gevoelens
nend langzame stukken zoals Ti las-
lijkt eerder een geheugensteun (voor
tot diepe verslagenheid. De Italiaan-
cio anima mia, waar Damien Guillon
Lambert zelf?) dan een partituur waar
se sopraan realiseert dat virtuoos,
mee besluit. Dit prachtwerk is trou-
de dame van dienst uit kon zingen.
zij het soms wat scherp van toon en
wens het resultaat van crowdfunding,
Mauillon en zijn instrumentale vrien-
benauwd in de vocale reikwijdte. Een
een trend die ik niet warm genoeg
den spendeerden uren om alles bo-
belangrijke attractie van dit album is
kan aanbevelen (al zou het mooier
ven elkaar te krijgen. Het resultaat
het ensemble Auser Musici onder de
zijn als maatschappijen zelf nog risi-
zweeft en verleidt, al raad ik aan om
enthousiaste leiding van Carlo Ipata,
co namen). Check dus af en toe of u
er net als in de tijd van Lodewijk XIV
die zich bovendien een vaardig solist
uw favoriete artiest niet kunt helpen
in drie sessies van te genieten; zelfs
toont in het Concert voor dwarsfluit
door bijvoorbeeld een cd ‘vooruit te
met enkele instrumentale pauzes ligt
en orkest. EV
kopen’. AE
monotonie op de loer. U kunt de goed leesbare bron trouwens meevolgen op gallica.bnf.fr (zoek op ‘Lambert ténèbres’). AE
CD’S
55
J.S. BACH: THE COMPLETE WORK FOR KEYBOARD 1: THE YOUNG HEIR BENJAMIN ALARD, ORGEL EN KLAVECIMBEL HARMONIA MUNDI HMM 90245052
J.S. BACH: SONATAS FOR VIOLIN & HARPSICHORD ISABELLE FAUST (VIOOL), KRISTIAN BEZUIDENHOUT (KLAVECIMBEL) HARMONIA MUNDI HMM 902256.57
ENFERS. RAMEAU & GLUCK STÉPHANE DEGOUT E.A.; PYGMALION O.L.V. RAPHAËL PICHON HARMONIA MUNDI HMM 902288
Op het Festival Oude Muziek heeft
In een recente aflevering van TOM ver-
Een
Benjamin Alard in zeven concerten
klaarde de fortepianist Kristian Bezui-
Raphaël
alle vier de boeken van Bachs Cla-
denhout zich meer op het klavecimbel
Stéphane Degout samen en je hebt
vier-Übung gespeeld op klavecimbel
te willen toeleggen. Mozart kent voor
geheid een kraker. Degout heeft zo-
en orgel. Nu hij al diens klavierwerk
hem weinig geheimen meer, nieuwe
wel de helse karakters als de ang-
aan het opnemen is, begint hij bij het
ontdekkingen zoekt hij bij Bach. Deze
stige bezoekers aan de onderwe-
begin: muziek uit Bachs jeugd. Op
opname van de zes sonates BWV
reld perfect op zijn stem, terwijl een
drie cd’s onder de noemer ‘The young
1014-1019 voor viool en obligaat kla-
mooie waaier aan bevriende zan-
heir’ volgt Alard de chronologie. De
vecimbel is een van de eerste vruch-
gers de secundaire rollen verzorgt.
levensreis begint omstreeks 1695 als
ten. En een bijzonder smakelijke. Ook
Het is een complex programma ge-
na Bachs moeder ook zijn vader over-
zonder de dynamische mogelijkheden
worden in de vorm van een requi-
lijdt en de tienjarige onder de hoede
van de fortepiano vindt Bezuidenhout
em, met een woelige mix van aria’s,
van zijn broer Christoph in Ohrdruf
moeiteloos zijn weg, als meester van
koorscènes en orkestrale fragmen-
terechtkomt. De derde cd eindigt in
de timing en de voortgang. In de vio-
ten. Toch blijken de componisten
1705 met Sebastians eerste baan:
liste Isabelle Faust treft hij een gelijk-
zelf
organist in Arnstadt. Naast Bachs
gestemde partner. Deze Bach klinkt
Rameau's spectaculaire hellescènes
jeugdwerken
composities
goudeerlijk en springlevend. Van dit
uit Hippolyte et Aricie en Zoroast-
waarvan de authenticiteit allerminst
repertoire zijn vanzelfsprekend meer
re zijn niet te evenaren in de manier
vaststaat) speelt Alard ook muziek
opnamen verschenen. Tot de beste
waarop instrumenten en stemmen
van diens grote voorbeelden, zoals
behoorde tot nu toe die van Viktoria
elkaar
Froberger en Pachelbel. De orgel-
Mullova en Ottavio Dantone. Het duo
dringt zich op met William Christie’s
koralen worden gevolgd door de
Faust en Bezuidenhout is een gevoe-
inmiddels twintigjarige opnames –
gezongen versies, vertolkt door de
lige concurrent, extra geholpen door
of recenter Les Ambassadeurs. Wat
sopraan Gerlinde Sämann. Bachs in-
de opnametechniek. De instrumenten
mij betreft kunnen die nog een tijd
tegrale klavierwerk in chronologische
staan ideaal uitgebalanceerd in het
mee. Prima dat Pichon zijn tempi
volgorde op historisch verantwoor-
klankbeeld. TW
lager kiest, als spanning het in de
(zelfs
duivels
goed
Pichon
de
en
allerbeste
verdiepen.
De
idee: de
breng bariton
dramaturgen.
vergelijking
de instrumenten en in een passende
trage delen niet zou afleggen tegen
context: het belooft een interessante
klankschoonheid. Wat ik als adem-
serie te worden. EV
benemend in mijn oren had, gaat bij Pygmalion wat gewoontjes voorbij. AE
56
Tijdschrift Oude Muziek / 02 2018
berichten MAGISCHE MINIATUREN IN HET CATHARIJNECONVENT
DIRIGENT JEAN-CLAUDE MALGOIRE OVERLEDEN
De tentoonstellingsagenda van Mu-
bloemenranken, vogels, fabeldieren,
Jean-Claude Malgoire, een van de be-
seum Catharijneconvent in Utrecht
vlinders, het zijn kleurrijke getuigen
langrijkste Franse oudemuziekspe-
wordt nog tot en met 3 juni a.s. be-
van de middeleeuwse fantasie. De
cialisten van de twintigste eeuw, is
paald door Magische miniaturen.
marges bevatten geregeld muziek-
14 april jl. overleden. Hij begon zijn
De getoonde manuscripten zijn ge-
iconografische voorstellingen – een
carrière eind jaren zestig als hoboïst
maakt in de Zuidelijke Nederlanden
violist, een vrouw met een porta-
en was actief bij symfonieorkesten
in de periode van de tiende tot de
tief-orgel, maar ook aapjes die een
en in de hedendaagse muziek. Later
zestiende eeuw. De expositie vomt
psalterium bespelen.
verlegde hij zijn focus naar de oude
een mooie opmaat voor het komen-
Kleur is een bijzonder aspect van deze
muziek en het dirigentenvak. Malgoi-
de Festival Oude Muziek, omdat
kunstwerken. Veel middeleeuwse ob-
re was oprichter van de barokensem-
diverse getijdenboeken en andere
jecten hebben in de loop van de tijd
bles La Grande Écurie et la Chambre
handschriften een directe relatie
hun oorspronkelijke sprankeling ver-
du Roy en Atelier de Tourcoing, en van
hebben met het Bourgondische hof.
loren. Miniaturen daarentegen zien er
het in middeleeuwse muziek gespeci-
Behalve Bijbelse taferelen en hei-
nog even stralend uit als toen ze wer-
aliseerde ensemble Florilegium Musi-
ligen zijn in middeleeuwse boeken
den gemaakt. Omdat de geschilderde
cum de Paris. Vanaf de jaren tachtig
ook afbeeldingen te vinden van het
illustraties zich in boeken bevinden,
hield hij zich alleen nog bezig met
dagelijks leven. Ze laten boeren op
zijn ze weinig aan licht blootgesteld.
dirigeren. Hij leidde zeer goed ont-
het land zien en hertogen tijdens de
Magische miniaturen is tot stand ge-
vangen producties van Rameau’s Les
jacht, maar ook belangrijke histori-
komen in nauwe samenwerking met
Indes galantes en Hippolyte et Aricie
sche gebeurtenissen, zoals veldsla-
de Koninklijke Bibliotheek in Den
en Campra’s Tancrède. Malgoire is 77
gen en bijeenkomsten van de ridders
Haag, die de grootste verzameling
jaar geworden. Hij was actief tot aan
van de Orde van het Gulden Vlies. In
versierde middeleeuwse handschrif-
zijn overlijden.
randversieringen leefden miniatu-
ten van Nederland bezit. De mooiste
risten zich uit: in detail uitgewerkte
exemplaren hiervan, aangevuld met bruiklenen uit onder andere het Rijksmuseum, Museum Meermanno, de Universiteitsbibliotheken van Utrecht en Groningen en Kasteel Huis Bergh, zijn nu bijeengebracht. Bij de tentoonstelling is de publicatie Zuid-Nederlandse miniatuurkunst – De mooiste verluchte handschriften in Nederlands bezit verschenen (uitgave: WBOOKS). Dit lijvige en rijk geïllustreerde boek is inmiddels toe aan de tweede druk. Info: catharijneconvent.nl
57
MUSIKEDITIONSPREIS VOOR EDITIE BACH-LEONHARDT
NIEUW BAROKORGEL IN HET ORGELPARK
JOHAN VAN DE GRONDEN NIEUWE VOORZITTER RAAD VAN TOEZICHT
In de jaren zeventig maakte Gustav
Op 21 maart 2018, Bachs 333ste ver-
De Raad van Toezicht van de Organi-
Leonhardt (1928-2012) transcripties
jaardag, is in het Orgelpark in Amster-
satie Oude Muziek heeft sinds kort
van Bachs werken voor viool solo en
dam een nieuw gebouwd barokorgel
een nieuwe voorzitter: Johan van de
cello solo, die hij bewerkte om ze op
in gebruik genomen. Dit Utopa Barok-
Gronden. Hij was al lid sinds 2014
het klavecimbel te kunnen spelen:
orgel is geïnspireerd op een historisch
en heeft nu de voorzittershamer
een praktijk die voor Bach heel ge-
orgel in Naumburg, een instrument
overgenomen van Joyce Sylvester,
woon was. ‘Ik denk dat Bach het me
van Zacharias Hildebrandt. Bach was
die niet beschikbaar was voor een
had vergeven dat ik me aan het be-
bij de bouw van dat orgel betrokken.
tweede termijn.
werken had gezet; of hij me had ver-
Het Orgelpark koos Bachs tijdgenoot
Van de Gronden is werkzaam in de
geven hoe ik het deed, is uiteraard
als referentie voor de registers van
goededoelensector. Tien jaar lang
onbeslist,’ aldus de bewerker.
het Utopa Barokorgel. Kenmerkend
was hij directeur van het Wereld
De Nederlandse klavecinist en Leon-
voor Hildebrandts klankconcept zijn
Natuur Fonds en sinds 2016 was hij
hardt-leerling Siebe Henstra heeft
stevige, diepe bassen en een voor-
CEO van PUM Netherlands senior
deze in manuscript bewaard geble-
keur voor klankkleurrijkdom in de
experts, een vrijwilligersorganisa-
ven
gereedgemaakt
middenligging. In het hoge domein
tie die zich richt op de duurzame
voor publicatie. Het resultaat, afge-
beschikken Hildebrandts orgels over
groei van de MKB-sector in ontwik-
lopen najaar verschenen bij muziek
de zogenoemde ‘Stahlklang’, een spe-
kelingslanden. Per 1 juni a.s. treedt
uitgeverij Bärenreiter, is meteen in
ciale combinatie van hoge registers.
hij aan als directeur-bestuurder van
de prijzen gevallen: deze editie heeft
Het instrument is geschikt om barok
KWF Kankerbestrijding.
in Duitsland de prestigieuze Musike-
op te spelen, maar omdat het is uitge-
ditionspreis gewonnen.
rust met digitale technieken kan het
De jury was onder de indruk de uit-
ook worden ingezet voor hedendaags
gave: ‘De perfectie van de “transfor-
repertoire.
transcripties
matie” is uitzonderlijk en geenszins betuttelend, de arrangementen zijn
Bekijk het Utopa Barokorgel:
het resultaat van decennialange oe-
youtube.com/watch?v=zTUtLHKSq3c
fening en vertrouwdheid met Bach, de druk van de uitgave is voorbeeldig. Een fascinerende blik in de “keuken” van een groots vertolker – en een verrijking voor het repertoire van professionals en studenten op het klavecimbel.’ De bijbehorende oorkonde is op 12 april jl. uitgereikt op de Internationale Musikmesse in Frankfurt.
COLOFON Tijdschrift Oude Muziek ISSN 0920-6649 jaargang 33 / nr. 2 – mei 2018 verschijnt 4x per jaar uitgave en productie Stichting Organisatie Oude Muziek Utrecht adres Plompetorengracht 4 3512 CC Utrecht T +31 (0)30 232 9000 info@oudemuziek.nl www.oudemuziek.nl vormgeving Doretta Rinaldi lay-out Esther de Bruijn drukwerk en bindwerk BCM coverbeeld Elisabeth Lamour beeld binnenwerk Marieke Wijntjes, Koen Broos, Kimmy Kets, Petra Hajská, Steven Zucker, Anna van Kooij, Numisantica, Markus Werner, Sylvain Gripoix, Diego Salamanca, Michal Adamovský, Foppe Schut, Damon De Backer, Jan Smelik, Susanne Vermeulen, Paul Joosten, Stephen Dittmann, David Turecký redactie Thiemo Wind, hoofdredactie Susanne Vermeulen, eindredactie Xavier Vandamme Jed Wentz Juliëtte Dufornee medewerkers aan deze uitgave Marcel Bijlo, Pieter Dirksen, Albert Edelman, Agnes van der Horst, Merlijn Kerkhof, Petra van Langen, Biëlla Luttmer, Paul Van Nevel, Guido van Oorschot, Johan Oosterman, Annemarie Peeters, Jan Van den Bossche, Eddie Vetter heeft u vragen of opmerkingen? bereik ons via redactie@oudemuziek.nl of 030 232 9000 adverteren tarieven via 030 232 9000 of www.oudemuziek.nl miniadvertenties voor particulieren, € 15 per 4 regels, 140 lettertekens, bewijsexemplaar € 5 deadlines periode 15 februari - 15 mei: 2 januari periode 15 mei - 15 augustus: 1 april periode 15 augustus - 15 november: 1 juni periode 15 november - 15 februari: 1 oktober donateur worden Voor een bijdrage van € 40, € 80, € 160 of € 1.000 aan de Stichting Vrienden Oude Muziek ontvangt u 4x per jaar het Tijdschrift Oude Muziek met alle gegevens over het Festival Oude Muziek en onze concerten. Tevens krijgt u dan de Vriendenpas, waarmee u in aanmerking komt voor diverse kortingen. Zie www.oudemuziek.nl voor alle bijbehorende voordelen of bel met 030 232 9000. Voor mensen met een leeshandicap is dit Tijdschrift ook op cd verkrijgbaar. Inlichtingen: Dedicon, Postbus 24, 5360 AA Grave, 0486 486 486. Het volgende nummer verschijnt medio augustus 2018.
ADVERTENTIE ADVERTENTIE
Fugiandita nis cimint fuga.
het congres d a n s t ...
Et inveles tiatem. Et peressed evenet haruptatur mintora
ZUTPH E N tquissi tinulpa dolup tis excera cone
cimint fuga. Et inveles tiatem. Et pere
Revolutie van het volk, muziek voor de elite. Beethoven in historisch perspectief.
sed evenet haruptatur min
vr ij dag 24
z a tius e r dag 25 as esequi at od
z on dag 26 au g u stu s
w w w. b e e t h o v e n - f e s t i v a l . n l
esequi at od quas aces
openingsconcert met het apollo ensemble in symfoniebezetting met dansen en costume uit Beethovens tijd
aut eumenimagnis nobitas simille sequiam
dudok ensemble en hannes Minnaar
atio quam con cus.
2018
Conecta tiorpor
Klaartje van veldhoven en Paul Komen
solectur?
Maarten Koningsberger Do you fancy a pint? Ierse en Schotse volks- en drinkliederen van Beethoven.
Quid qui que volo Fugiandita nis
en nog veel meer in de sfeervolle historische binnenstad van zijn geboorteplaats...
cimint fuga evenet harupta
Musica Sacra Maastricht
met o.a. Il Gardellino Les Chantres du Thoronet
t
en
de
t film
ku
ns
ce
r
an
te
rm
be
eld
pe
r fo
th
ea
k
da
zie mu
ns
kunstenfestival
Nieuwe Philharmonie Utrecht New York Polyphony
vergelden vergeven verzoenen
musicasacramaastricht.nl
vraag de festivalbrochure aan via www.musicasacramaastricht.nl/brochure
do t/m zo -
20 23 sept 2018
ADVERTENTIE
BESTEL NU KAARTEN
DI 8 MEI
DI 29 MEI
Cantates van Bach door het Monteverdi Choir o.l.v. Sir John Eliot Gardiner
Masaaki Suzuki en zijn Bach Collegium Japan in Mozarts roerende Mis in c
DI 22 MEI
ZA 2 JUN
Janine Jansen en het London Symphony Orchestra met het Vioolconcert van Sibelius
Leonidas Kavakos speelt én dirigeert Bach en Beethoven bij het Chamber Orchestra of Europe
DO 24 MEI
MA 4 JUN
Brahms’ Ein deutsches Requiem door Cappella Amsterdam en het Orkest van de Achttiende Eeuw
Sir Bryn Terfel in Berlioz’ betoverende La damnation de Faust
foto’s: Marco Borggreve, Simon van Boxtel, Mat Hennek/DG, Ronald Knapp
ADVERTENTIE