Het spel der giganten

Page 1

Machtsconcentratie in de ketens

het spel der giganten


Machtsconcentratie in de ketens: het spel der giganten • Oxfam-Wereldwinkels 2013 2

‘We are the flour in your bread, the wheat in your noodles, the salt on your fries. We are the corn in your tortillas, the chocolate in your dessert, the sweetener in your soft drink. We are the oil in your salad dressing and the beef, pork or chicken you eat for dinner. We are the cotton in your clothing, the backing on your carpet and the fertiliser in your field.’ (Cargill corporate brochure, 2001). ‘Wij zijn het meel in je brood, de tarwe in je noedels, het zout op je frieten. Wij zijn de maïs in je tortilla’s, de chocolade in je dessert, de zoetstof in je frisdrank. Wij zijn de olie in je vinaigrette en het stukje rund, varkensvlees of kip dat je vanavond eet. Wij zijn het katoen in je kleren, de voering van je tapijt en de mest op je land.’

Machtsconcentratie in de ketens

het spel der giganten Oxfam-Wereldwinkels, april 2013

1. Inleiding 3

2. Probleemstelling 2.1. Nieuwe machtsverhoudingen 2.2. Marktmacht en welvaartsverlies

4 4 5

3. Machtsconcentratie en handel in landbouwgoederen 8 3.1. Inleiding 8 3.2. Inkijk in de ‘keten’ 8 3.3. Structuur van het voedselsysteem: zandlopervormig 10 3.4. Maatschappelijke kost van marktmacht en monopolies 16 3.5. Eerlijke handel als deel van de remedie 17

4. Beleidseisen 18

Ed. oww: april 2013 - 069


Hoe komt het dat boeren zelfs bij de huidige hoge voedselprijzen niet in staat zijn om van hun inkomsten te leven? Wie wint en wie verliest eigenlijk bij de huidige handelsverhoudingen? Krijgen boeren wel een eerlijke prijs voor hun producten? Wat is überhaupt een ‘eerlijke prijs’? Al die vragen gaan naar de kern van het model van eerlijke handel. Ze dwingen ons opnieuw de vraag te stellen naar het wat en hoe van ‘eerlijke handel’. Wat maakt ‘eerlijke handel’ eerlijker dan de conventionele handel? En waar loopt het mis met conventionele handel? Om een antwoord te bieden op minstens een deel van deze vragen brengt dit achtergronddossier de scheefgetrokken machtsverhoudingen in de handelsketens onder de aandacht als één van de voornaamste redenen van oneerlijke handel. Hiermee vestigen we bovendien de aandacht opnieuw op ruimere handelsstructuren die ervoor zorgen dat de baten van handel ongelijk verdeeld worden. Dit dossier omvat vier grote delen. Na deze korte inleiding gaan we in het tweede deel dieper in op het centrale probleem: het bestaan van marktmacht in de internationale handelsketens. We zullen aantonen dat die marktmacht gepaard gaat met een belangrijk welvaartsverlies. Het derde deel gaat concreter in op de gevolgen van machtsconcentratie in de landbouwketens. Hierbij tonen we aan dat ons internationale voedselsysteem meer en meer op een zandloper of flessenhals begint te lijken. Hierdoor krijgen steeds minder actoren (de zogenaamde ‘giganten’) steeds meer zeggenschap over wat er geproduceerd wordt. Eindigen doen we met enkele beleidseisen die Oxfam-Wereldwinkels aan deze analyse wil koppelen.

Ontdek wat Oxfam-Wereldwinkels verstaat onder eerlijke handel: allekaartenoptafel.be

Oxfam-Wereldwinkels 2013 • Machtsconcentratie in de ketens: het spel der giganten

1. INLEIDING

3


Machtsconcentratie in de ketens: het spel der giganten • Oxfam-Wereldwinkels 2013

voortaan een faciliterende omgeving te scheppen en de markt zo veel mogelijk aan zichzelf over te laten. De markt werd als het ware ‘losgeweekt’ uit de verstorende invloed van staat en maatschappij. 1

4

2. Probleemstelling 2.1. Nieuwe machtsverhoudingen In 1968 lanceerde de UNCTAD (United Nations Conference on Trade and Development), het VN-orgaan verantwoordelijk voor handel en ontwikkeling, de slogan ‘Trade, not Aid’. Daarmee wilde het orgaan de aandacht vestigen op het feit dat meer evenwichtige handelsrelaties tussen Noord en Zuid meer baten voor ontwikkelingslanden zouden opleveren dan het louter geven van ontwikkelingshulp (die de ontvangende landen veelal in een passieve positie dwingt). Handel is met andere woorden een ideaal ontwikkelingsinstrument, tenminste als de voorwaarden en handelsspelregels juist zitten. Dit is ook de premisse die OxfamWereldwinkels bij haar ontstaan als beweging voor eerlijke handel onderschreef. Meer dan 40 jaar na datum blijft dit een pertinente vaststelling. Ook vandaag draagt handel nog altijd een enorm ontwikkelingspotentieel in zich (het levert baten op aan zowel producenten als consumenten en werkt welvaartsverhogend), maar dan moeten ontwikkelingslanden wel de vruchten kunnen plukken van hun inspanningen. Maar als we ons afvragen of de handelsvoorwaarden er in de voorbije decennia op vooruit gegaan zijn, kunnen we enkel vaststellen dat de internationale structuur van het handelssysteem en de internationale spelregels nog steeds op het lijf van de machtige

spelers geschreven zijn. De redenen waarom de voorwaarden er niet beter zijn op geworden zijn divers, maar een belangrijk aspect is het sinds enkele decennia heersende geloof in de capaciteit van de markt om zichzelf te reguleren. De recentste globaliseringsgolf (jaren 80 – nu) werd voortgestuwd door het geloof dat ‘de markt’ een heel aantal zaken efficiënter kon regelen dan de staat. Staat en overheidsregulering werden diep gewantrouwd. De rol van de staat werd in deze periode dan ook sterk hervormd. De staat diende

Deze periode van globalisering laat zich bijgevolg kenmerken door opeenvolgende processen van liberalisering en deregulering (het terugdringen en/of stroomlijnen van regelgeving door de overheid, regering of staat). De macht van overheden om in te grijpen werd bewust ingeperkt, waardoor we geleidelijk aan terechtgekomen zijn in een situatie waar overheden niet meer bij machte (mochten) zijn om in te grijpen, en zelfs veeleer dingen naar de gunsten van private actoren/ondernemingen (fiscale concurrentie). De eenzijdige nadruk op marktbevorderende maatregelen deed zo nieuwe machtsverhoudingen ontstaan tussen staten en private actoren, vaak in het voordeel van die laatste (bv. bedrijven). 2 We bevinden ons dus momenteel in een situatie waarbij grote bedrijven de dans leiden. Waarbij een relatief klein aantal bedrijven het merendeel van de internationale handel domineren en het conglomeraten zijn die staten tegen elkaar uitspelen en/of de institutionele omkadering kneden. Het is dus niet langer zo dat overheden het handelen van

CACAO: VERSCHILLEN IN OVERHEIDSAANPAK Meer dan de helft van de cacao wereldwijd komt uit de WestAfrikaanse landen Ivoorkust en Ghana. De lokale ketenprocessen in Ghana en Ivoorkust verschillen van elkaar. De overheid in Ghana beschikt sinds 1947 over juridische instrumenten om de cacaohandel in het land onder controle te houden. De Ghana Cocoa Board (afgekort Cocobod) volgt het ketenproces van nabij op, organiseert kwaliteitscontroles, reglementeert het cacaotransport en voert onderzoek naar de cacaomarkt in het land. In Ivoorkust is de cacaomarkt sinds 1999 bijna volledig geliberaliseerd, een proces dat in 1995 werd opgestart onder druk van de Wereldbank en het Internationaal Muntfonds. De overheid van Ivoorkust heeft daardoor nauwelijks controle over de cacaomarkt. Ze regelt er wel nog de fiscaliteit en parafiscaliteit, bepaalt de cacaominimumprijzen voor de boeren en voorziet in theorie kwantiteits- en kwaliteitscontroles van de cacaobonen. De liberalisering van de cacaosector in Ivoorkust had tot doel de efficiëntie van de productie te verhogen, de lokale en de internationale marktprijs te koppelen en zo de cacaoboeren een hogere (en eerlijke) prijs te geven. Er zijn evenwel geen bewijzen dat de cacaoboeren voordelen ondervinden van de liberalisering van de cacaomarkt. 3


Toch is het niet zo dat alle staten machteloos geworden zijn. Geïndustrialiseerde staten hebben voor zichzelf namelijk het privilege gevrijwaard hun landbouw te blijven subsidiëren en import te blijven tariferen of belasten. Ondanks de belofte om handel ‘eerlijker’ te maken, blijven hoge tarieven op typische exportproducten uit ontwikkelingslanden (bijvoorbeeld katoen, suiker, granen en groente- en fruitteelt) grotendeels bewaard, binnen de gemaakte WTO-overeenkomsten. Daarnaast verhindert de strategie waarbij hogere invoertaksen geheven worden naarmate de graad van verwerking van een product toeneemt (tariefescalatie) een verdere verbreding van de exportmogelijkheden voor ontwikkelingslanden. De maatregel ontneemt ontwikkelingslanden de mogelijkheid om producten met een hogere toegevoegde waarde uit te voeren en beschermt zo de verwerkingsindustrie van geïndustrialiseerde landen. De voorbije onderhandelingsrondes van de WTO hebben, ondanks de retoriek, dus een uiterst ongelijk speelveld ingesteld en het onrecht in de handelsverhoudingen blijvend geïnstitutionaliseerd. 5 Het is duidelijk dat beide tendensen (machtsconcentratie/marktmacht in de handelsketens en het institutionele onrecht in de handelsspelregels) elkaar versterken en dezelfde gevestigde spelers en belangen dienen.

2.2. Marktmacht en welvaartsverlies De kern van het probleem is dat een structuur is ontstaan die toelaat dat een aantal grote spelers in de keten onevenredig veel macht hebben en daarmee hun beslissingen kunnen opleggen aan zwakkere

MARKTMACHT Marktmacht is het vermogen om prijzen te beïnvloeden en competitie aan banden te leggen. Marktmacht is, meerbepaald, het vermogen om de consumentenprijs boven de evenwichtsprijs bij volkomen concurrentie te zetten (aanbieders- of monopoliemacht) en/of de producentenprijs onder de evenwichtsprijs bij volkomen concurrentie te zetten (opkopers- of monopsoniemacht). Een bedrijf met marktmacht is dus een bedrijf dat zo’n grote omvang of impact heeft op de markt, dat haar vraag of aanbod de prijs beïnvloedt. Waardoor het bedrijf zich een groter aandeel van het handelssurplus kan toe-eigenen dan het in een concurrentiële markt zou kunnen. En dit ten koste van producenten en consumenten. 6

spelers in de keten. Door hun dominante machtspositie kunnen zij de prijszetting beïnvloeden. Het is evident dat zij dit in hun voordeel zullen uitspelen. Hiermee snijden we meteen de kwestie van een ‘eerlijke’ prijs aan. Ter verduidelijking is enige notie nodig van wat marktwerking is. Aan de mogelijkheid om een product te consumeren, gaat een hele keten van productie, verwerking en handel vooraf. Het is deze laatste component die zich op ‘een markt’ afspeelt. Een markt is een plek waar verkopers en kopers elkaar ontmoeten en waar afhankelijk van de kopersvoorkeuren, en in verhouding tot de respectievelijke marktmacht/positie, de prijs van het verhandelde goed bepaald wordt. Een markt vervult dus verschillende taken: • ze brengt alle geïnteresseerde partijen samen (kostenbesparend/ efficiënt) • ze stuurt producenten en productiemiddelen (arbeid/ kapitaal) naar die goederen waar een vraag naar is (wie iets produceert dat niemand wil, zal niet verkopen) (allocatie van productiefactoren) • ze bepaalt de prijs van goederen (vergoeding van productiefactoren)

De prijs van productiefactoren (arbeid en kapitaal) en goederen (zowel de prijs van bijvoorbeeld suiker en cacaobonen, als de prijs van chocolademassa en chocoladerepen) wordt dus op ‘een markt’ bepaald, en is een functie van de respectievelijke marktvraag/ macht van de (onder)handelende partijen op die markt. Als een markt optimaal functioneert heeft handel een enorm ontwikkelingspotentieel. Een handelstransactie (een hoeveelheid van het product wordt tegen een bepaalde prijs verhandeld) genereert een maatschappelijke welvaartsbaat: voor een normaal product daalt de vraag naar een product naarmate de prijs stijgt, wat wil zeggen dat er bij een hogere prijs minder, maar wel nog vraag is. Omgekeerd stijgt het aanbod naarmate de prijs stijgt, wat wil zeggen dat er voor een lagere prijs minder, maar wel nog aanbod is. Bijgevolg zijn er bij de uiteindelijke prijs altijd vragers die ook bij een hogere prijs zouden gekocht hebben, en aanbieders die ook bij een lagere prijs zouden verkocht hebben. De evenwichtsprijs (de prijs waartegen het product uiteindelijk verhandeld wordt) zorgt dus voor een maatschappelijke welvaartsbaat: de som van de baten van alle vragers die een lagere prijs betaalden dan ze bereid waren te betalen, en de baten van alle aanbieders die verkochten tegen een hogere prijs dan de prijs waartegen ze wilden verkopen. Stel je nu een markt voor waarbij iemand, bijvoorbeeld een koper, zoveel macht heeft dat hij kan kiezen hoeveel hij geeft voor het product dat aangeboden wordt. Veronderstel bijvoorbeeld een monopsonist (zie schema p.6): hij is de enige die iets kan doen met het product dat aangeboden wordt. Als hij het niet koopt, dan levert de hele productie niets op aan de producent (de aanbieder). We spreken van een situatie waarbij één van de marktpartijen marktmacht heeft (zie schema p.7). In die situatie zal de koper de prijs zoeken die hem het grootste voordeel oplevert. En die prijs zal uiteraard lager zijn dan de prijs die tot stand was gekomen als hij niet de macht had gehad om zelf te kiezen hoeveel hij gaf voor het product. Een monopsonist zal er dus in slagen om zogenaamde overwinsten te boeken.

Oxfam-Wereldwinkels 2013 • Machtsconcentratie in de ketens: het spel der giganten

economische actoren reguleren zodat de handel de maatschappelijke welvaart zou optimaliseren. Gevolg is dat een aantal marktfalingen niet langer aangepakt, maar wel gedoogd worden. Machtsconcentratie en marktmacht in de ketens, het probleem dat dit dossier verder bespreekt, is één van de voornaamste voorbeelden hiervan.

5


Machtsconcentratie in de ketens: het spel der giganten • Oxfam-Wereldwinkels 2013

MARKTMACHT VS. VOLDOENDE CONCURRENTIE

6

Monopsonie

Monopolie

oligopsonie

oligopolie

Voldoende concurrentie

kleinschalige boer

handelaren

consument

Een pure monopsoniepositie (van het Griekse monos – enig - en opsonia - aankopen) of monopoliepositie (van monos en polein - verkopen), waarbij de markt gedomineerd wordt door 1 speler, komt in de praktijk zelden voor. In de realiteit zien we markten wel gedomineerd worden door een beperkt aantal opkopers of aanbieders. Dan spreken we langs vraagzijde van een oligopsonie (van oligoi – weinig - en opsonia - aankopen). Het spiegelbeeld van een oligopsonie, langs aanbodzijde, is dan een oligopolie (van oligoi en polein).

Het is mathematisch/grafisch (zie: bovenstaand schema) relatief eenvoudig om aan te tonen dat de maatschappelijke welvaartsbaat van een handelstransactie maximaal is op een markt waar vele verkopers vele kopers ontmoeten, waar geen enkele actor autonoom de prijs kan beïnvloeden: bij marktmacht van één van de partijen zal een prijs tot stand komen die ofwel minder aanbod (marktmacht van de koper) ofwel minder vraag (marktmacht van de verkoper) oplevert, en dus sowieso minder handel. Dus, op een markt waar een koper macht heeft, zal die een prijs afdwingen die lager is dan de prijs die tot stand zou komen als geen enkele koper macht heeft. Dat betekent dat er minder aanbieders zijn dan er zouden kunnen zijn en er dus minder verhandeld wordt dan er verhandeld zou kunnen worden. En omgekeerd, op een markt waar een verkoper macht heeft, zal de gevraagde prijs hoger zijn, waardoor

er minder vraag is en dus minder verhandeld wordt dan er zou kunnen verhandeld worden bij een prijs waar de verkoper meer concurrentie had. Een eerlijke prijs is dus eigenlijk een theoretisch concept, namelijk: de prijs die tot stand komt op een markt waar voldoende concurrentie speelt. Dat is een markt waar vele vragers vele aanbieders ontmoeten, een markt waar geen enkele vrager of aanbieder zelf invloed heeft op de marktprijs: zowel vragers als aanbieders schikken zich naar de marktprijs. Dat is de situatie die elk van ons voor de geest komt bij het concept ‘markt’: het snijpunt van vraag en aanbod. Intuïtief komt het er op neer dat de maatschappij in haar geheel het meest gebaat is met een marktwerking waar zowel kopers als verkopers substantieel keuze hebben tussen vele verkopers en kopers: een

andere prijs dan degene die zo tot stand komt, zal ofwel minder kopers, ofwel minder verkopers opleveren, en dus de verhandelde hoeveelheid verminderen. Vandaar dat we vanuit algemeen maatschappelijk oogpunt kunnen zeggen dat de huidige, in steeds hogere mate geconcentreerde, internationale handelsmarkt problematisch is: het aantal actoren op de respectievelijke markten is laag en daalt, hun potentieel om de prijs te beïnvloeden stijgt, en dus daalt de maatschappelijke welvaartsbaat gestaag.


MARKTMACHT LEIDT TOT MINDER WELVAART duceren, dus hoe meer er aangeboden wordt). Dus weten we dat bij een prijs die lager is dan de evenwichtsprijs onder perfecte concurrentie, er minder aangeboden wordt dan er bij perfecte concurrentie aangeboden zou worden, en dat er meer

VOLDOENDE CONCURRENTIE P Px Py

C

Pc b Pz

A

P

c

C Pc b

a

Pm e V

d

Grafisch ziet dit er als volgt uit:

MARKTMACHT P

c

gevraagd wordt dan er bij perfecte concurrentie gevraagd zou worden. Dit geeft intuïtief een aanvoelen van een situatie die ‘minder goed’ is, een ‘oneerlijke’ situatie.

A c’ b’

P

V

a

d’ V

d Qx

Qz

Qy

Qc

Qm

Qc

Q

De prijs bij voldoende concurrentie is Pc, en er wordt Qc (hoeveelheid) van het goed verhandeld. Belangrijk hierbij, is dat die handelstransactie voor zowel kopers als verkopers een goede zaak is, een maatschappelijke welvaartsbaat heeft, die bestaat uit: Het consumentensurplus (C): bij een prijs Px is er een vraag Qx naar het goed. Dus hebben diegenen die bereid waren Px te betalen, door slechts Pc te betalen een ‘surplus’ gerealiseerd, dat noemen we het consumentensurplus. Hetzelfde geldt, zij het in mindere mate, bij een prijs Py: daar was een vraag Qy, dus diegenen die bereid waren Py te betalen doen bij Pc ‘een koopje’. Het totale consumentensurplus kunnen we dan weergeven door de driehoek /cab/.

+ Het producentensurplus (P): zelfde verhaal voor de productie. Bij Pz was er een bereidheid tot produceren van een hoeveelheid Qz. Toch verkopen aan Pc levert een producentensurplus op (het totale producentensurplus wordt weergegeven door driehoek /bad/). De totale welvaartsbaat bij voldoende concurrentie wordt dan weergegeven door de driehoek /cad/: de som van het totale consumentensurplus (C) en het totale producentensurplus (P).

Bij marktmacht, bijvoorbeeld als er een consument (in dit geval de opkoper) is die de prijs kan bepalen (die dus vanzelfsprekend lager is dan als hij die macht niet heeft), dan zien we dat de maatschappij welvaart misloopt (maatschappelijk welvaartsverlies (V)): bij bv. de prijs Pm wordt slechts een hoeveelheid Qm aangeboden, en dus verhandeld. We zien dan onmiddellijk dat de totale welvaartsbaat bij marktmacht lager ligt dan bij voldoende concurrentie: het vlak /cc'd'd/ is kleiner dan de driehoek /cad/ (deadweight loss = /c’ad’/ = V). En wat we intuïtief aanvoelen, zien we grafisch duidelijk: bij marktmacht van de consument (hier dus de opkoper), daalt het surplus van de producent (/bad/ > /ed'd/), en de consument zal uiteraard de prijs kiezen die zijn surplus maximaliseert (/cc'd'e/ > /cab/). Daaruit komt voort dat we de prijs bij marktmacht ‘oneerlijk’ kunnen noemen: zonder marktmacht zouden we uitkomen bij een prijs die een hoger maatschappelijk surplus geeft (weliswaar minder surplus voor diegene met marktmacht, maar zijn verlies wordt meer dan gecompenseerd door de winst van de anderen).

Oxfam-Wereldwinkels 2013 • Machtsconcentratie in de ketens: het spel der giganten

We weten dat – bij normale goederen – de vraagcurve daalt (hoe lager de prijs is, hoe meer er van het product gevraagd wordt) en dat de aanbodcurve stijgt (hoe hoger de prijs, hoe lucratiever de productie, dus hoe meer producenten bereid zijn te pro-

7


Machtsconcentratie in de ketens: het spel der giganten • Oxfam-Wereldwinkels 2013 8

3. Machtsconcentratie en handel in landbouwgoederen 3.1. Inleiding In de recente decennia heeft de manier waarop voedsel op ons bord belandt dramatische veranderingen ondergaan. Deze veranderingen hebben een enorme sociale, politieke en economische impact op het leven van zowel boeren, consumenten als leefgemeenschappen wereldwijd. In die zin wordt het steeds belangrijker om ons af te vragen wie de macht heeft om beslissingen op te leggen aangaande ons voedsel- en landbouwsysteem. Het voedsel dat ons bereikt, komt van steeds minder en steeds grotere landbouw- en voedselbedrijven. In het verwerkingsproces van grondstof tot afgewerkt product komen steeds minder verschillende spelers tussen. Kleinschalige, familiale landbouwers worden gemarginaliseerd en/of gereduceerd tot contractarbeiders. En de doorslaggevende factor hierbij is niet de mate van efficiëntie van de afzonderlijke spelers, maar wel de mate van economische en politieke macht. In de landbouwketens leeft een sterke trend naar concentratie en consolidatie. 7 Daarmee bevinden we ons vandaag in een zogenaamd ‘bedrijfsgestuurd’

voedselregime. Een voedselregime moet hierbij opgevat worden als een structuur van (vaak impliciete) regels en verhoudingen die de productie en consumptie van voedsel op een wereldschaal vormgeven. 8 In het moderne voedselregime bepalen steeds vaker enkele grote ondernemingen de regels van het spel, zij bepalen wie mag meespelen en romen steeds meer waarde voor zichzelf af. Tot nog toe bestaat er een groot gebrek aan kennis over de zogenaamde ‘giganten’ van ons voedselsysteem. Nochtans is een ruimer begrip van de werking van het voedselsysteem noodzakelijk als we de problemen van armoede, honger en (on)duurzaamheid bij de wortels willen aanpakken.

3.2. Inkijk in de ‘keten’ Door de gecombineerde processen van specialisering en globalisering bestaat een productieketen vandaag uit verschillende componenten of schakels. De keten bestaat dus uit een opeenvolging van verschillende activiteiten die een product maken tot het uiteindelijke afgewerkte product dat we in de winkel kopen. Deze opeenvolging van specifieke

activiteiten valt te vergelijken met de assemblagelijnen die we ook terugvinden in industriële en moderne fabrieken. Bij elke opeenvolgende schakel of activiteit in de aanvoerketen wordt waarde toegevoegd aan het eindproduct en staan een koper en verkoper tegenover elkaar. Langsheen elke schakel wordt dus een aanbod met een vraag geconfronteerd. Zo vormt elke schakel een markt (waar vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd). Belangrijk om hierbij op te merken is dat elke schakel in de keten een invloed heeft op zowel de voorgaande als de opvolgende schakel (je zou van een ‘kettingreactie’ kunnen spreken). Om te kunnen spreken van een goede marktwerking waarbij de maximale maatschappelijke welvaart bereikt wordt voor de ingezette middelen, moet aan een aantal voorwaarden voldaan worden. Ten eerste moeten bij elke schakel vele kopers tegenover vele verkopers staan, zodanig dat alle spelers de macht hebben om de overige deelnemers tegen elkaar uit te spelen. Bovendien mag geen enkele speler in staat zijn zodanig grote hoeveelheden te kopen


KETEN EN VERSCHILLENDE SCHAKELS

Producenten

Handelaars

Verwerkers

Voedselbedrijven

Supermarkten

Consumenten

Agro-inputbedrijven (bv. zaden, mest)

of te verkopen dat hij individueel de prijs beïnvloedt. Controle over de prijszetting is vanuit maatschappelijk welvaartspunt geen goede zaak. Daarnaast moet informatie over de prijs van producten en diensten doorheen de hele keten vrij en transparant beschikbaar zijn voor iedereen. Op die manier kan de verkoper vrij en rationeel beslissen aan wie hij zijn producten het best verkoopt. Ten slotte moet er sprake zijn van gemakkelijke in- en uittrede in elke fase van de keten. 9 Indien er niet voldaan is aan deze voorwaarden spreekt men van marktfalingen. In deze gevallen zal het mechanisme van de zogenaamde ‘onzichtbare hand’ haperen en niet optimaal werken. De markt is dan aantoonbaar niet het efficiëntste instrument om middelen te verdelen. De economische literatuur erkent globaal vier situaties (veelal het spiegelbeeld van de eerder genoemde voorwaarden) die aanleiding geven tot marktfalen: monopolievorming, informatieassymmetrie, publieke goederen, en externaliteiten. Waarom monopolievorming vanuit maatschappelijk welvaartsoogpunt tot een minder optimale uitkomst leidt, deden we hierboven al uit de doeken. Het kwam er hierbij op neer dat wanneer één of enkele bedrijven op een bepaalde markt over marktmacht beschikken, en dus

de prijszetting kunnen beïnvloeden, de prijzen en geproduceerde hoeveelheden die op die markt tot stand komen niet zullen leiden tot het maximale surplus voor producenten en consumenten. Hetzelfde gebeurt bij informatieassymmetrie: wanneer één partij (bijvoorbeeld de koper) over meer of betere informatie beschikt dan de andere partij (de verkoper). Dit creëert een onevenwicht in het voordeel van de partij met de meeste informatie en/of overzicht. De partij met een informatieoverwicht kan namelijk veel beter de risico’s en mogelijke winsten verderop in de keten inschatten en op die manier de prijszetting weer in zijn voordeel gaan manipuleren. Hiermee belanden we dus weer in een situatie van marktmacht. Publieke goederen zijn vaak goederen (of diensten) waarop moeilijk een prijs te plakken valt. Schone lucht, straatverlichting en nationale defensie, zijn voorbeelden van zuivere publieke goederen, publieke gezondheidszorg en universele educatie zijn wat men quasipublieke goederen noemt. In tegenstelling tot private goederen zijn zuivere publieke goederen wat men noemt ‘nietuitsluitbaar’ en ‘non-rivaliserend’. Met niet-uitsluitbaarheid wordt bedoeld dat men mensen niet kan beletten gebruik te maken van het geproduceerde goed of de aangeboden dienst. Mensen

die dus niet meebetalen voor het goed kunnen er toch gebruik van maken (het zogenaamde free riderprobleem). Non-rivaliteit duidt dan weer op het feit dat de consumptie van het goed door één persoon niet leidt tot minder aanbod voor andere personen. Op die manier wordt ook duidelijk waar het marktfalen zich situeert: de wet van vraag en aanbod gaat voor (quasi)publieke goederen niet of nauwelijks op. Ten slotte komen we bij externaliteiten. Algemeen worden ze gedefinieerd als maatschappelijke baten of kosten die niet in rekening gebracht worden in de prijs van een goed of dienst. Externaliteiten treden dus op wanneer een handeling van actor A kosten of baten oplevert aan actor B, zonder dat B hiervoor iets betaalt aan A of B hiervoor vergoed wordt door A. Men spreekt van marktfalen omdat in elk van de bovenstaande gevallen een derde instantie (een regering of overheid) een drijfveer of motief heeft om in te grijpen. 10 Men spreekt van marktfalen omdat in elk van de bovenstaande gevallen een hogere maatschappelijke welvaart kan bereikt worden door in te grijpen op de vrije marktwerking. Overheidsingrijpen is dan niet enkel gewenst, maar vaak ook noodzakelijk: de markt aan zichzelf overlaten leidt immers tot een maatschappelijk minder optimale oplossing.

Oxfam-Wereldwinkels 2013 • Machtsconcentratie in de ketens: het spel der giganten

7 MILJARD

1,5 MILJARD

9


Machtsconcentratie in de ketens: het spel der giganten • Oxfam-Wereldwinkels 2013

3.3. Structuur van het voedselsysteem: zandlopervormig

10

Boeren zijn altijd afhankelijk geweest van opslag en transport voor de verkoop van hun goederen en de uitbereiding van hun afzetmarkten. Terwijl zij zelf vaak met velen zijn (en dus inwisselbaar), zijn de aanbieders van dergelijke diensten (door de aard ervan) meestal schaars. Bovendien zijn landbouwproducten vaak seizoensgebonden en bederven ze snel. Boeren hebben dus maar een beperkte tijd om hun producten te verkopen alvorens ze slecht worden, en brengen hun goederen quasi gelijktijdig op de markt. Een landbouwer heeft dus door de band weinig manoeuvreerruimte: zonder afzetmarkt houdt de boer geen inkomsten over aan het productieproces en blijft hij achter met de schulden van de gemaakte investeringen. De kwestie van markttoegang is dus cruciaal. Hoe minder firma’s of ondernemingen die toegang kunnen bieden, hoe minder opties producenten hebben om hun goederen te verkopen. 11 Dit schenkt die ondernemingen extra-economische macht of onderhandelingsmacht. Zij vervullen min of meer de functie van portier of netwerkbeheerder: omdat zij de capaciteit hebben om producenten met consumenten te verbinden, bepalen zij wie toegang krijgt tot het netwerk en wie niet. Omdat ze met een beperkt aantal zijn, kunnen ze bovendien wegen op de prijs, en dus de voorwaarden bepalen. Machtsconcentratie is geen nieuw, maar een oud zeer. Machtsconcentratie gaat al terug tot de periode van de Industriële Revolutie (19e eeuw) en het ontstaan van de spoorwegen: als boeren op het platteland mee wilden groeien, waren ze aangewezen op dit transportsysteem om hun goederen tot bij de verbruikers van voedsel in de steden te krijgen. Maar staten waren voor de aanleg van deze spoorwegsystemen aangewezen op een enorme hoeveelheid kapitaal die enkel grote ondernemingen of erg vermogende families konden bieden. Hierdoor konden die bepalen welke boeren of gemeenschappen werden verbonden met het transportnetwerk. 12 Zij hadden dus de macht

ABCD Het is ook in de periode van de Industriële Revolutie dat de ondernemingen van het zogenaamde ‘landbouw-abcd’ ontstonden. Samen zijn zij vandaag verantwoordelijk voor meer dan 90% van de wereldwijde graanhandel. Maar graan verhandelen is lang niet meer de enige activiteit van deze vier ondernemingen: • ADM (Archer Daniels Midland - °1902) is uitgegroeid tot een van de grootste agrarische verwerkers van sojabonen, maïs, tarwe en cacao. ADM produceert ook sojameel en -olie, zoetstoffen, bloem, ethanol en biodiesel. Daarnaast beschikt het over een brede portfolio aan veevoeder en industriële producten. • Bunge (°1818) is een van de grootste bedrijven van de wereld in de agrochemische, voedings- en levensmiddelensector. Het bedrijf claimt 's werelds grootste verwerker te zijn van oliehoudende zaden, de grootste producent en leverancier van meststoffen aan boeren in ZuidAmerika, de grootste exporteur van soja uit Latijns-Amerika, en een leidinggevende producent van biodiesel. • Cargill (°1865) is ondertussen een dominante speler in het sourcen, verhandelen en verwerken van tarwe, cacao, soja, rijst, gerst, maïs, vlas, haver, koolzaad, suiker, groenten, oliën, gevogelte, rundvlees, varkensvlees, voedingssupplementen en -additieven, en genetisch gemanipuleerde producten. Daarnaast biedt het een aantal financiële diensten aan: leningen, investeringsadvies, risicoverzekeringen, enzovoort. • Louis Dreyfus (°1851) is vandaag een belangrijke handelaar en verwerker van suikerriet, palmolie, sinaasappelen, limoenen, soja, maïs, tarwe, katoen, zonnebloemolie en -zaden, pindanoten en rijst. 13

om boerengemeenschappen tegen elkaar uit te spelen. In de recente decennia is de machtsconcentratie in de keten nog toegenomen. Dit kan worden weergegeven aan de hand van de concentratiegraad van markten: dit is de som van de marktaandelen die de dominante ondernemingen in elke sector voor zichzelf hebben veroverd (zie schema p. 11). Twee tendensen zijn bijzonder opmerkelijk: de sterk toegenomen macht van supermarkten en de sterke machtsconcentratie bij enkele agrochemische bedrijven. In België bedroeg de concentratiegraad van de 5 grootste supermarkten in het jaar 2008 maar liefst 71 procent. 14 In 2008 bezaten zes bedrijven in de agrochemiesector (Bayer, Syngenta, BASF, Dow, Monsanto en DuPont) samen dan weer 75 procent van de

globale pesticidemarkt. Drie van hen (Monsanto, DuPont en Syngenta) zijn bovendien verantwoordelijk voor bijna de helft (47 procent) van de globale gepatenteerde zadenverkoop. Terwijl tot halverwege de twintigste eeuw zaden vaak het bezit bleven van boeren of publieke telers, trekken bedrijven de zadenhandel sindsdien meer en meer naar zich toe via patenten en octrooien. In 2008 waren van alle commercieel verkochte zaden maar liefst 82 procent gepatenteerd. 15


MARKTAANDEEL TOP 10 BEDRIJVEN IN VERSCHILLENDE SECTOREN Bron: ETC Group, 2008

40%

Supermarkten

26%

VOEDSEL - en

DRANKENBEDRIJVEN

63%

FARMACEUTICA

89%

AGROCHEMICA

(pesticiden en kunstmest)

66%

BIOTECHNOLOGIE

(veeteelt)

In dit schema wordt aangegeven hoeveel procent van elke sector in handen is van de 10 grootste bedrijven van die sector. Hoe groter dit percentage, hoe groter de machtsconcentratie in een sector.

Oxfam-Wereldwinkels 2013 • Machtsconcentratie in de ketens: het spel der giganten

67%

GEPATENTEERDE ZADEN

11


uitvlakken van belang zijn 16 : • Horizontale integratie: De situatie waarbij ondernemingen groeien en in verschillende ketens dezelfde dominante basisactiviteit gaan uitvoeren. Hierbij waaieren ondernemingen dus uit naar verschillende goederen- of grondstoffenketens en gaan ze in die

Handelaars

Verwerkers

Voedselbedrijven

Supermarkten

Consumenten

HORIZONTALE INTEGRATIE

Producenten

Machtsconcentratie in de ketens: het spel der giganten • Oxfam-Wereldwinkels 2013 12

De afhankelijkheidspositie van boeren ten opzichte van dominante spelers in de ketens is in recente jaren dus alleen maar toegenomen. Ondernemingen worden uiteraard niet vanzelf dominant in de goederenketens. Het betreft veelal een traag en historisch proces van schaalvergroting waarbij drie gecombineerde trends die competitie

Horizontale integratie: een bedrijf dat dominant is in één bepaalde productieketen, breidt zijn activiteiten uit naar andere ketens.

ketens dezelfde activiteit vervullen. Een voorbeeld van horizontale integratie is een verwerker van graan en tarwe die na verloop van tijd ook activiteiten als verwerker gaat ontplooien in de keten van maïs, soja, cacao, enzovoort. Bij horizontale integratie wordt een onderneming dus dominanter door zijn zelfde basisactiviteit te vermenigvuldigen naar andere ketens. • Verticale integratie: De situatie waarbij ondernemingen groeien en verschillende opeenvolgende fases in de keten voor hun rekening gaan nemen. Hierbij waaieren ondernemingen dus stroomopwaarts en stroomafwaarts uit door verschillende activiteiten in dezelfde keten op te nemen. Een voorbeeld van verticale integratie is een handelaar van graan en tarwe die na verloop van tijd ook een eigen verwerkingscapaciteit opzet om zo zijn graan en tarwe zelf te verwerken. Bij verticale integratie wordt een onderneming dus dominanter door zijn activiteiten binnen eenzelfde keten te gaan diversifiëren. • Globale expansie: De situatie waarbij ondernemingen buiten de nationale grenzen treden en in verschillende ketens in verschillende werelddelen gaan opereren. Dit schept de mogelijkheid om aan kruissubsidiëring en/of fiscale ‘optimalisatie’ te doen. Van kruissubsidie is sprake als tekorten op een bepaald aangeboden goed worden opgevangen door overschotten op een ander aangeboden goed. Kruissubsidie leidt op die manier tot oneerlijke concurrentie. Een marktpartij die op een bepaalde deelmarkt of in een bepaalde keten een zeer dominante positie heeft uitgebouwd en op die manier overwinsten maakt, kan met die opbrengsten goederen of producten op een andere deelmarkt subsidiëren en die goederen daarmee onder de kostprijs aanbieden. Fiscale optimalisatie of ‘transfer pricing’ is het fenomeen waarbij bedrijven de interne verrekening van kosten afstemmen op het fiscale regime (lees: de te betalen belastingen) van de respectievelijke landen waar het productieproces plaatsvindt. Door intern duurder of goedkoper te factureren, kan het bedrijf bepalen in welk onderdeel van het productieproces de bedrijfswinsten aan de oppervlakte


GLOBALE EXPANSIE

$

Producenten

Handelaars

Verwerkers

Voedselbedrijven

Supermarkten

Consumenten

VERTICALE INTEGRATIE

$

$

komen, en dus in welk land het bedrijf op haar winst belast wil worden. Zo drukken bedrijven de belastingen die ze betalen (de meeste takken maken nagenoeg nooit winst), en spelen ze bovendien landen fiscaal tegen elkaar uit.

Verticale integratie: een bedrijf gespecialiseerd in één activiteit binnen een productieketen (bv. handel in graan), breidt uit naar andere activiteiten binnen die keten (bv. verwerking van graan).

Globale expansie: een bedrijf actief in (een) bepaalde productieketen(s) in één land of regio, breidt uit naar andere gebieden in de wereld.

PRODUCTIE VAN SINAASAPPELSAP IN BRAZILIË De sinaasappelindustrie in Brazilië wordt gedomineerd door drie grote verwerkers: Louis Dreyfus (voorheen Coinbra), Cutrale en Citrosuco (die recent fusioneerde met Citrovita). De concentratie van de sappenmarkt wordt in de hand gewerkt door een aantal drempels die het nieuwe spelers moeilijk maken om op de markt actief te worden: (a) het noodzakelijke startkapitaal ligt hoog; (b) er is een grote hoeveelheid ruwe grondstoffen (sinaasappelen) nodig om efficiënt te kunnen verwerken; en (c) kennis en informatie over internationale klanten en markten is onontbeerlijk. Deze machtsconcentratie betekent dat de industrie meer gaat inzetten op verticale integratie: ze nemen de keten, van sinaasappel tot sap, zelf in handen. Zo is in Brazilië ongeveer de helft van de sinaasappelsappenmarkt in handen van de grote industriële spelers. De industrie verkoopt het sap ook rechtsreeks aan de markt. Coöperaties zien hun rol dus slinken en vele producenten trekken zich uit het productieproces terug door andere gewassen te gaan telen (zoals maïs, soja en katoen) en door hun land te verhuren (voornamelijk aan de bio-ethanolindustrie) of te verkopen. De Braziliaanse sappenpartners van Oxfam-Wereldwinkels (Coagrosol en Coopealnor) proberen aan deze toenemende afhankelijkheidspositie van de grote verwerkers te ontsnappen door de relatie met de industrie om te draaien. Dit betekent dat de industrie een dienst levert aan de producenten door de sinaasappels te verwerken tot sap, maar dat de producent zelf aan het roer blijft staan. De sinaasappels blijven eigendom van de producent en hij beslist zelf aan wie hij het sap verkoopt. 17

13


14

7 miljard consumenten

Supermarkten

300 tot 500 bedrijven controleren 70% van de keuze van 7 miljard consumenten

Voedselbedrijven

voedselketen

Machtsconcentratie in de ketens: het spel der giganten • Oxfam-Wereldwinkels 2013

DE TOELEVERINGSKETEN ALS ZANDLOPER

Overheden

Verwerkers

Handelaars

Hierdoor krijgt de structuur van ons voedselsysteem steeds meer de vorm van een zandloper of een flessenhals. Tussen de duizenden producenten en miljoenen consumenten staan steeds minder firma’s. Net als de nauwe opening van een zandloper bepalen zij welke zandkorrel zich van de top naar de bodem van de zandloper verplaatst. Steeds minder firma’s beslissen dus over de kwaliteit, kwantiteit, locatie van productie en de prijs van ons voedsel. Zij controleren wie wat produceert en wie wat te eten krijgt. 18

of verschillende variëteiten van hetzelfde product. Daardoor ontstaat de illusie van een enorme diversiteit aan producten, maar in realiteit gaat het enkel om een verschil in verpakkingen. Vele producten die met elkaar lijken te wedijveren komen immers van dezelfde spelers.

Dit lijkt enigszins in tegenspraak met de overvloed aan keuze die we vandaag op de supermarktplanken kunnen aantreffen. Maar vaak is deze keuze schijn. Een veelvoorkomende strategie bestaat er namelijk in om de markt te overspoelen met erg verscheiden productgroepen

Oligopolistische markten worden gekenmerkt door een gebrek aan competitie en weinig spelers, waardoor ze een ideale omgeving zijn voor het ontstaan van kartels en prijsafspraken. Omdat er slechts een beperkt aantal spelers operatief is, wordt het strategische beleid van

Door deze strategie slagen dominante ondernemingen erin om het merendeel van de winkelplanken in de supermarkten te bezetten. Op die manier consolideren zij niet alleen hun machtspositie maar wordt de competitie nog verder uitgevlakt.

Producenten

één speler niet zelden overgenomen of geïmiteerd door de andere spelers. Doordat in dergelijke markten het beleid van de ene speler invloed heeft op de winstmarges en het marktaandeel van de andere, gaan de spelers steeds vaker hun strategie op elkaar afstemmen en de markt als het ware onder henzelf verdelen. 19 Bijgevolg geldt hier het tegendeel van makkelijke intrede: om te kunnen wedijveren met deze dominante spelers gelden hoge kapitaalvereisten. Zo wordt de markt quasi afgeschermd.


PRIJSAFSPRAKEN

Ons moderne voedselsysteem wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een beperkt aantal dominante spelers die vaak onderling strategische allianties aangaan. Overnames zijn nog steeds een veelgebruikte methode om verschillende spelers bij elkaar te voegen, maar fusies, joint ventures, partnerschappen, samenwerkingen en officieuze afspraken komen ook veel voor. Op die manier ontstaan zogenaamde keten-/systeemclusters. In een dergelijke cluster doorloopt het product alle opeenvolgende fasen in de keten zonder dat het product in wezen nog van eigenaar veran-

dert. Het blijft altijd in het bezit van één dominante onderneming of een verzameling van ondernemingen die onderling samenwerken. De individuele boer vertolkt in dit schema de rol van loonarbeider die ruwe grondstoffen aanlevert zonder hierover nog zeggenschap te hebben. Bovendien dreigt zo een ‘naadloos systeem’ te ontstaan waarbij de marktwerking langsheen elke individuele schakel wordt uitgeschakeld en de prijs van een goed pas helemaal op het einde van de keten bekend wordt. 21 Een groot deel van de internationale handel in landbouwgoederen is dan ook niet

langer handel tussen verschillende firma’s of actoren maar wel steeds vaker handel tussen verschillende filialen van hetzelfde moederbedrijf. Bijvoorbeeld: Cargill Brazilië verkoopt sojabonen aan Cargill USA, die de bonen verwerkt tot biodiesel en veevoeder om deze op zijn beurt door te verkopen aan Cargill België, zonder dat bij elke stap de onderling betaalde prijzen nog publiek worden gemaakt. Op die manier wordt het mechanisme van prijszetting ondoorzichtig.

VALS KEUZEGEVOEL IN DE SUPERMARKT

Bron: Joki Gauthier voor Oxfam 2012. Voor meer informatie: www.behindthebrands.org

Oxfam-Wereldwinkels 2013 • Machtsconcentratie in de ketens: het spel der giganten

Op 31 januari 2013 werden elf chocolade- en koekjesproducerende bedrijven (waaronder Kraft Foods, Ritter, Nestle en Mars) door de Duitse Autoriteit voor de Mededinging veroordeeld tot een fikse boete van 60 miljoen euro. Die kregen ze omdat gebleken was dat ze in 2007 en 2008, in volle voedselcrisis, onderlinge prijsafspraken hadden gemaakt. Hierdoor kwam de gemiddelde chocoladeprijs in Duitsland tot wel 25 procent hoger te liggen dan het geval zou zijn geweest onder concurrentiele omstandigheden. 20

15


Machtsconcentratie in de ketens: het spel der giganten • Oxfam-Wereldwinkels 2013

PERFECTE VERTICALE INTEGRATIE

16

In 1999 lanceerden de agrochemiereus Monsanto en agrobusinessgigant Cargill een joint venture onder de naam Renessen. Renessen, een nieuw biotechnologiebedrijf gericht op het commercialiseren van genetisch gemanipuleerde gewassen voor de voeder- en verwerkingsindustrie, werd daarmee de enige aanbieder van het eerste commercieel beschikbare genetisch gemanipuleerde gewas voor biobrandstof, de Mavera High-Value Maïs. Het venijn zit hem in het feit dat boeren voor de verwerking van hun Mavera High Value maïs enkel terecht konden bij verwerkingsbedrijven in het bezit van Renessen/Cargill. Renessen is daarmee een goed voorbeeld van bijna perfecte verticale integratie: Renessen bepaalt de prijs die de boer voor het zaad moet betalen, Monsanto verkoopt de boer op zijn beurt de benodigde chemische bestrijdingsmiddelen en Renessen/ Cargill bepaalt aan welke prijs het gewas wordt teruggekocht. Terwijl de boeren al het risico van de productiefase moeten dragen. Een dergelijk systeem betekent een sterke inperking van de keuzemogelijkheden voor de boer, maar stelt Renessen/Monsanto/ Cargill wel in staat om monopoliewinsten te maken. 22

3.4. Maatschappelijke kost van marktmacht en monopolies Het gevolg van machtsconcentratie in de keten voor boeren is evident: een steeds groter deel van de waarde die zij normaal gezien voor hun producten zouden krijgen, wordt afgeroomd door de sterke spelers met markmacht. Hoewel boeren de meest risicovolle activiteit in de keten voor hun rekening nemen, worden zij hier vaak niet of onvoldoende voor verloond. Bovendien dreigen in een context van toenemende machtsconcentratie de zogenaamde ‘multiplicatoreffecten’ van landbouw fors af te nemen. Omdat een groot deel van de wereldbevolking voor zijn inkomen afhankelijk blijft van landbouw, betekent een stijging van het inkomen van de boer ook een stijging van de vraag naar specifieke diensten en niet-landbouwproducten. Op die manier werkt de landbouwsector in normale omstandigheden als een groeimotor voor de rest van de economie. Voorwaarde hierbij is wel dat de inkomsten van de boer evenredig zijn aan zijn activiteiten, zodat meer geld kan circuleren in de lokale economie. Maar in een context van machtsconcentratie zien we dat steeds meer waarde uit het landbouwproces verdwijnt in het voordeel van grote gevestigde spelers. Kleine boeren profiteren

op die manier niet of minder mee van de toegenomen handel in landouwproducten. Minder evident is dat marktmacht ook voor de consument negatieve gevolgen oplevert. Het is belangrijk om in te zien dat de marktmacht van één van de schakels doorwerkt in het vervolg van de keten, en dus zorgt voor een hogere prijs bij de eindconsumenten. Door die bril bekeken wordt helder hoe diep het probleem eigenlijk wel zit: machtsconcentratie heeft namelijk ook verderop hoge kosten, meerbepaald: ook de consument in het Westen is er niet mee gebaat. Als er ergens in de productiehandel-verwerkingketen een speler zit die macht heeft over de prijs die

hij betaalt, dan is de prijs voor de eindconsument altijd hoger dan die zou zijn als er nergens in de keten onevenredige macht was. De essentie is dus dat als één schakel in de keten zich door zijn machtspositie overwinsten kan veroorloven, die overwinsten zich (ook) verderop in de keten in een ‘oneerlijke’ prijs vertalen. Er is geen reden om aan te nemen dat overwinsten van een dominante tussenschakel in de keten op een van de volgende ‘markten’ gecompenseerd zal worden. En daarom is de Westerse consument dus ook vanuit eigenbelang meer gebaat met een structureel eerlijke markt (zonder barrières en machtsconcentratie), dan met de huidige oneerlijke markt.

TRAPSGEWIJZE PRIJSTRANSMISSIE

Prijs bij marktmacht Prijs bij voldoende marktwerking

Marktmacht


3.5. Eerlijke handel als deel van de remedie

Oxfam-Wereldwinkels heeft voor deze maatschappelijke rol een uniek model. De organisatie tracht het draagvlak voor een ‘eerlijk’ handelsmodel, en dus een herziening van de spelregels binnen de internationale handel, te vergroten door te thematiseren en te sensibiliseren. Het onrecht bekendmaken en aanklagen, en burgers een laagdrempelig handelingsperspectief bieden om mee aan de boom te schudden. Maar ook door zelf ‘in het veld te stappen’. Wereldwinkels bieden producten van eerlijke handel aan. Daarmee toont Oxfam-Wereldwinkels aan dat het anders kan, dat een eerlijk en duurzaam handelsmodel rendabel kan zijn zonder dat de Westerse consument daarvoor ‘terug naar de middeleeuwen’ moet of dat de productkwaliteit moet inboeten. Bovendien toont Oxfam-Wereldwinkels ook aan dat eerlijke productie en handel ontwikkeling brengen in het Zuiden (door achtergestelde producenten gericht te ondersteunen, komen deze sterker te staan binnen de internationale handel). Door zich dus als extra, maar eerlijke aankoper aan te dienen, vervult OxfamWereldwinkels twee doelen: het betaalt een prijs die de producenten een perspectief op ontwikkeling biedt, en het biedt – hoe kleinschalig dat momenteel ook nog maar is – de achtergestelde producenten keuze, en dus een sterkere positie in de handelstransactie. Daarnaast erkent, illustreert, en thematiseert Oxfam-Wereldwinkels haar onmacht. Voor bepaalde producten die de organisatie in de winkel als producten van eerlijke handel verkoopt, zijn eigenlijk niet

Oxfam-Wereldwinkels kiest er ondanks de scheve machtsverhoudingen in de keten voor om sommige van deze producten aan te bieden. Uiteraard altijd onder fairtradevoorwaarden in de strikte zin: voor het deel dat OxfamWereldwinkels bij een dergelijke sterke speler aankoopt, betaalt die speler de producenten een fairtradeprijs. Op die manier helpt Oxfam-Wereldwinkels namelijk het aandeel waar de machtige speler een eerlijke prijs voor betaalt te vergroten, en draagt het bij tot de rentabiliteit van een potentieel alternatief – eerlijk – kanaal voor het product. Dat ook Oxfam-Wereldwinkels niet onder de heersende structuren uit kan, draagt wezenlijk bij tot het debat dat Oxfam-Wereldwinkels onder de publieke aandacht brengt.

Oxfam-Wereldwinkels 2013 • Machtsconcentratie in de ketens: het spel der giganten

De maatschappelijke rol van OxfamWereldwinkels is bewustmaking. Het huidige handelsmodel draagt kosten in zich, zowel in ‘het Zuiden’ als in ‘het Westen’, die volkomen vermijdbaar zijn. Het is de missie van Oxfam-Wereldwinkels om die kosten te etaleren en ruchtbaarheid te geven, zodat geleidelijk aan de maatschappelijke roep naar verandering van dat handelsmodel luid genoeg wordt en beleidsvoerders aanzet tot ingrijpen.

alle voorwaarden daarvoor voldaan: zo is voor sommige producten de keten zo geconcentreerd, dat zelfs Oxfam-Wereldwinkels (laat staan een achtergestelde producent) geen of nauwelijks keuze heeft, en dus geen marktmacht heeft. Voor bepaalde producten moet OxfamWereldwinkels met andere woorden aankloppen bij bedrijven die heel zwaar wegen op (de prijsvorming op) de markt.

17


Machtsconcentratie in de ketens: het spel der giganten • Oxfam-Wereldwinkels 2013 18

4. Beleidseisen Om de concentratie in nationale, regionale, en internationale markten tegen te gaan zijn nieuwe beleidsinstrumenten en -organen nodig. Momenteel is er ook een groot gebrek aan expertise om minder transparante vormen van machtsconcentratie en marktmisbruiken op te sporen. Desalniettemin hebben beide processen een erg grote impact op de vele producenten en consumenten bovenaan en onderaan de zandloper. Er gaat te veel aandacht naar het vrijmaken van markten zonder daarbij oog te hebben voor machtsconcentratie en consolidatie in de ketens. Opeenvolgende rondes van handelsliberaliseringen hebben er dan ook niet voor gezorgd dat de markt nu ‘vrij’ of ‘open’ is. Wel integendeel. De huidige vrijhandelsen investeringsakkoorden zijn steevast gebaseerd op de foute veronderstelling dat in alle sectoren en ketens vele actoren elkaar actief beconcurreren. Het gevolg hiervan is dat overheidsbarrières voor handel en investeringen in ontwikkelingslanden sterk teruggedrongen worden, terwijl machtige bedrijven hun obstakels van marktafscherming grotendeels kunnen behouden. 23 Want die laatste blijven in veel van de retoriek een blinde vlek. Het is nochtans belangrijk om in te zien dat een liberalisering van de handel niet zorgt voor meer markttoegang voor kleine

producenten en ondernemingen als bepaalde sectoren gedomineerd worden door slechts enkele grote spelers. We stellen bovendien vast dat rijke landen gretig gebruik blijven maken van een strategisch beleid dat de eigen industrie blijft bevoordelen. We hopen met dit dossier duidelijk gemaakt te hebben dat overheden veel gunstigere uitkomsten kunnen bereiken voor zowel producenten in het Zuiden als consumenten in het Noorden, door in te grijpen waar de markt faalt. We haalden 4 situaties aan waarbij dit het geval is: monopolievorming, infoasymmetrie, publieke goederen en externaliteiten. In het geval van monopolievorming of machtsconcentratie is het belangrijk om in te zien dat, door het vooruitzicht van het maken van overwinsten, elk bedrijf dat daar de macht toe heeft de neiging heeft om competitie uit te schakelen. Zonder toezicht en regulering is het met andere woorden onvermijdelijk dat bepaalde ondernemingen economische, en bijgevolg ook politieke macht zullen vergaren om dit doel te bereiken. Maar het zou te makkelijk zijn om van de bedrijven de boeman te maken. Het is aan onze overheden om te voorkomen dat bedrijven hun machtspositie kunnen misbruiken om op kosten van de producent en consument hun winstmarges te verhogen.

DAAROM VRAAGT OXFAM-WERELDWINKELS: • Sterke antitrustmaatregelen binnen de WTO-wetgeving. • De oprichting van een onafhankelijk VN-orgaan dat de concentratiegraad in de verschillende landbouwketens opvolgt en monitort (eventueel binnen de UNCTAD of als onderdeel van het Comité voor Voedselzekerheid (CFS)). • Dat de Belgische overheden zich gezamenlijk inzetten voor meer transparantie in de internationale toeleveringsketens waarbij prijzen bij elke stap in de keten ontsloten worden. • Dat de Belgische overheid een leerstoel inricht naar machtsconcentratie in de ketens en de maatschappelijke gevolgen hiervan. • Dat de Belgische overheden de organisatie van kleinschalige boeren in coöperaties ondersteunt. • Dat de Belgische overheden investeren in producten van eerlijke handel als remedie tegen de machtsonevenwichten in de keten.


Oxfam-Wereldwinkels 2013 • Machtsconcentratie in de ketens: het spel der giganten

1. Polanyi K., 2001 [1957], The Great Transformation: the political and economic origins of our time, Boston: Beacon Press. 2. Lesage D., Orbie J., Vandervelden T. & Van Belle S., 2005, De staat in drie generaties van global governance, Res Publica, (1), pp. 102-122. 3. Oxfam International, 2009, Towards a Sustainable Cocoa Chain. Power and possibilities within the cacao and chocolate sector, Gent: Oxfam Research Paper, http://www.oxfam.org/sites/ www.oxfam.org/files/towards-a-sustainable-cocoa-chain-0901.pdf. 4. De Schutter O., 2009, International Trade in Agriculture and the Right to Food, Genève: Friederich Ebert Stiftung, p.13, http://library.fes.de/pdf-files/bueros/genf/06819.pdf; Weis T., 2007, The Global Food Economy, London: Zed Books. 5. Weis T., 2007, The Global Food Economy. The battle for the future of farming, London: Zed Books, p. 159. 6. Murphy S., 2006, Concentrated Market Power and Agricultural Trade, EcoFairTrade Dialogue Discussion Papers, p. 7, http://www.iatp.org/files/451_2_89014.pdf. 7. Vorley B., 2003, Food Inc.: Corporate concentration from farm to consumer, London: IIED & Uk Food Group, http://www.ukfg.org.uk/docs/UKFG-Foodinc-Nov03.pdf ; Heffernan W., 1999, Consolidation in the Food and Agriculture System (Report to the National Farmer’s Union), New York: National Farmer’s Union. http://www.foodcircles.missouri.edu/whstudy.pdf. 8. McMichael P., 2009, A food regime genealogy, Journal of Peasant Studies, 36(1), pp. 139-169, http://www.tandfonline.com/doi/pdf/10.1080/03066150902820354; Holt-Giménez E., 2010, Food Security, Food Justice or Food Sovereignty?, Foof First Backgrounder, 16(4), http://www.foodfirst.org/sites/www.foodfirst.org/files/pdf/Food_Movements_Winter_2010_bckgrndr.pdf. 9. Heffernan W.D., 1998, Agriculture and Monopoly Capital, Monthly Review, 50(3), pp. 46-59, http://cas.umkc.edu/econ/economics/faculty/Lee/courses/488/reading/imc2.pdf. 10. Barr N., 2004, Ibid. 11. Murphy S., 2006, Concentrated Market Power and Agricultural Trade, EcoFairTrade Dialogue Discussion Papers, p. 7, http://www.iatp.org/files/451_2_89014.pdf. 12. Heffernan,1998, Ibid., p. 48; van der Ploeg J.D., 2009, The New Peasantries, London: Earthscan, p. 243. 13. Vander Stichelen M. & van der Wal S. (SOMO), 2006, The Profit Behind Your Plate, p. 28; Zie ook: www.adm.com, www.bunge.com, www.cargill.com, www.louisdreyfus.com. 14. Consumers International, 2012, The Relationship between Supermarkets and Suppliers: What are the implications for consumers?, http://www.consumersinternational.org/media/1035301/consumer%20detriment%20 briefing%20paper%20sept2012.pdf ; Vander Stichele M., & Young B., 2009,The Abuse of Supermarket Buyer Power in the EU Food Retail Sector, p. 14, http://somo.nl/publications-en/Publication_3279. 15. ETC Group, 2008, Who Owns Nature? Corporate power and the final frontier in the commodification of life, http://www.etcgroup.org/content/who-owns-nature. 16. Heffernan, 1998, Ibid. 17. Carlos S., 2008, Competitiveness of Orange Agri-system Brazil, p. 17-18. 18. Heffernan W. & Hendrickson M., s.d., The global Food System: A research Agenda, Report to the Agribusiness Accountability Initiative Conference on Corporate Power in the Global Food System, http://www.foodcircles.missouri.edu/global.pdf ; Heffernan, 1998, Ibid., p.51 ; Heffernan, 1999, Ibid. 19. Hendrickson M., Wilkinson J., Heffernan W. & Gronski R., 2008, The Global Food System and Nodes of Power, New York: Oxfam America, http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=1337273. 20. Reuters, 2013, Germany fines Nestle, Ritter and others for price-fixing, 31 januari 2013, http://www.reuters.com/article/2013/01/31/germany-chocolate-idUSL5N0B0E9Y20130131. 21. Heffernan, 1998, Ibid. 22. Holt-Giménez E. & Shattuck A., 2009, The Agrofuels Transition: Restructuring Places and Spaces in the Global Food System, Bulletin of Science,Technology & Society, 29(3), p. 183, http://www.sagepub.com/dicken6/Additional%20Resources%20for%20Sociology/Online%20readings/ holt-gimenez.pdf. 23. Vander Stichele M. & van der Wal S., 2006, Ibid.

19


Ed. oww: april 2013 - 069

Machtsconcentratie in de ketens: het spel der giganten • Oxfam-Wereldwinkels 2013


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.