Krant Beurs van Kleine Uitgevers 2013

Page 1

Beurs van kleine uitgevers • zondag 8 december 2013 • 13.00 tot 17.00 uur • toegang € 3

beursberichten www.beurskleineuitgevers.nl

Absurde truien Project ‘Nobody Loves Me’ in Tilburg 8

Bloeiende mimosa Kunstenaars in Cagnes-sur-Mer 3

Stront aan de knikker Willem Vleeschouwer signeert 9

Paradiso Weteringschans 6 1017 sg Amsterdam www.paradiso.nl

Afgebeeld van Walter Nikkels

De Paradiso-foto’s van Max Natkiel

Zie pag.

13 Walter Nikkels Foto: [Z]OO producties

Pagina’s uit Afgebeeld Ontwerp: Wigger Bierma

Walter Nikkels (1940) verwierf bekendheid als typograaf en grafisch ontwerper. Hij verzorgde de vormgeving van talloze boeken en catalogi, onder andere voor het Van Abbemuseum, het Stedelijk Museum en diverse andere Nederlandse en buitenlandse musea en instituten. Ook ontwierp hij papiergeld, postzegels, affiches, logo’s en huisstijlen. Het boek Afgebeeld (Valiz) geeft inzicht in het oeuvre van Nikkels, met nadruk op zijn manier van werken, mentaliteit en inspiratiebronnen, en het samenspel met kunstenaars en kunstinstituten. Anton de Goede ontmoette Nikkels en sprak met hem over zijn opvattingen en over de veranderingen in de ontwerppraktijk.

Zie pag.

8

Walter Nikkels: ‘Mijn werk ontstond in de dynamiek van de Angelsaksische school enerzijds en de zogenaamde Neue Typographie uit Oost Europa anderzijds. Ik bevond mij tussen twee kerken: de een classicistisch, de ander modern functionalistisch. Aan de ene kant staat bijvoorbeeld iemand als Jan van Krimpen, aan de andere kant de Duitse typograaf Jan Tschichold. Wat mij verder heeft gevormd is de conceptuele kunst die omstreeks de jaren zestig en zeventig vooral in het Van Abbemuseum getoond werd. Contacten met kunstenaars zijn van wezenlijk belang voor mijn ontwerpen geweest. Afgebeeld is in zekere zin eveneens ambivalent, het boek heeft op een positieve manier iets dubbelzinnigs omdat het door collega Wigger Bierma is vormgegeven. Wij, noch uitgeefster Astrid Vostermans, wilden een koffietafelboek met mijn tachtig mooiste ontwerpen.’ Maar kun je wel een voorbeeld geven van een iconisch ontwerp in het boek? Nikkels: ‘Het affiche en boekomslag van Lothar Baumgartens tentoonstelling America in het Guggenheim Museum in 1993 werd door bijna iedereen gelezen als ‘camera’, iets dat wij vantevoren niet hadden voorzien. Het is letterfiguratie die een nieuwe betekenis geeft en die door de vele fotowerken in de tentoonstelling zelfs passend bleek.’

Wat is er in de loop van de ontwerppraktijk veranderd en, meer specifiek, wat is de inbreng van museummarketeers? Nikkels: ‘Dat kan ik het beste duidelijk maken met mijn persoonlijke geschiedenis. Rudy Fuchs werd jong directeur in het Van Abbemuseum, en de praktijk toen was: je had een directeur die het beleid bepaalde en je had conservatoren die dat beleid uitvoerden en de ontwerper was weliswaar freelance, en kwam dus wel van buiten, maar die werd gekozen omdat de directeur affiniteit met zijn werk had. Je had toen zo niet dagelijks, dan toch wekelijks rechtstreeks contact met de directeur of met de conservatoren, en nog belangrijker, ook met de kunstenaars die in het museum exposeerden. Alles wat ik maakte ontstond in dialoog met de kunstenaars en de directeur. In de jaren 80 en 90 zijn daar uitgevers tussen geschoven. Catalogi werden uitgegeven door externe uitgevers die steeds meer brood zagen in de verkoop van museumcatalogi. Daarom verschoof de verantwoordelijkheid van het museum naar de uitgever. Rond 2000 zijn daar communicatieafdelingen van de musea zelf aan toegevoegd; kunstinstellingen werden geprivatiseerd en de aanpak werd bedrijfsmatig. Men wilde meer marktgericht gaan werken. Maar de afstand tussen de ontwerper en de kunstenaar is daardoor steeds groter geworden. Ik sprak toen nooit meer met kunstenaars. lees verder op pagina 2 ☛

Deelnemers 2013 Wertman De Roos De Waterspuwer Frits Jonker Phidias Pels & Kemper Ta Grammata Totemboek Perdu Eindeloos Edition Kapa Ed Jager De Zingende Zaag Tio Libro Chantal Rens Mixed Media Soup Voetnoot The Yeats Sisters Press Mycena Vitilis De Meulder Studio 3005 Reservaat Tienstuks Boekie Woekie Parréssia Sea Urchin Kelder uitgeverij Demodokos De Hof van Jan Douane Lino Pers 99 Uitgevers Basboek Babel& Voss Plantage Bas Lubberhuizen Wil van Iersel Black Olive Press Uitgeverij P Serena Libri Monnier Ergo Pers De Straat C.J.Aarts Carbolineum Pers Statenhofpers Abraxas XX Uitgevers Atalanta VNH De Idioot De Klaproos Duizend & Een Middernacht Pers Elisabeth Tonnard Hoenderbossche Verzen Autres Directions Titi Zaadnoordijk Angeline Lips Wasser im Turm DRUKsel De Gouden Reaal De God van Nederland Piet Schreuders IIzer Rietveld Publications De Republiek Gooibergpers Sjolsea Lies Verdenius Timmer Art Books GWA Katarina Rudebeck Sjolsea De Bleeker Pers Drukwerk in de Marge De Buitenkant De Bantammerreeks Valiz Pegasus Editions Saint Jacques De Weideblik

Blondine op de Amsterdamse Zeeburgerdijk. Achterplat van: Roel van Duijn, Miss Blanche en de Van Moppes diamanten Foto: Koen Wessing, 1967

Interview door Anton de Goede

Omslag van de tentoonstellingscatalogus America Ontwerp: Walter Nikkels


2 Poëzie & proza Meesterwerk

Walter Nikkels vervolg van voorpagina Dat heeft naar mijn idee geleid tot middelmatigheid van de huidige museumcatalogi. De magie van de uitwisseling van gedachten tussen kunstenaars, museummensen en de ontwerpers, dat primaat hebben we uit handen gegeven aan uitgevers en marketeers. En die willen vooral veel publiek, en dat mag allemaal, maar ik vind het wel buitengewoon jammer.’ Maar men zegt dan: er gaat zoveel geld naar de kunst en naar de musea, er moet echt meer gekeken worden naar wat het publiek wil! Nikkels: ‘Ik heb niets tegen heel veel publiek in het museum. Wie zou daar tegen zijn? Maar een zin van theaterregisseur Johan Simons in vpro’s Zomergasten dit jaar is mij bijgebleven. Net als ik werkte ook hij veel in Duitsland, bij de Münchener Kammerspiele. Hij sloeg de spijker op z’n kop toen hij zei: in Nederland is inmiddels een cultuur van vraag ontstaan, in Duitsland een cultuur van aanbod. Er is een klimaatverschil. Kijk, het museum moet wel zelf uitmaken wat het brengt, want het is de omgekeerde wereld te denken: wat wil het publiek, dan stem ik daar mijn aanbod op af.’ Afgebeeld. Ontwerp: Wigger Bierma. Uitgever: Valiz

ingezonden mededelingen

Tekening van Marcel van Eeden uit Anti-materie

‘Min-ik’ van Gerrit Achterberg ‘De tijd dat je dood zult zijn ligt voor je, die is nog onbepaald, maar er is ook een tijd dat je dood wás. De tijd voor je geboorte. En díe tijd van je dood, dat deel van je min-ik, van je anti-ik kun je nu al beschrijven’. Aldus omschreef Marcel van Eeden ooit het centrale thema van zijn werk. Werk dat in vele landen succesvol geëxposeerd werd en afgelopen maand nog bekroond werd met de Piet Ouborg Prijs. In Anti-materie, het laatste gedicht dat Gerrit Achterberg (19051962) voltooide, komt ditzelfde thema op een weergaloze manier aan de orde. Zo stamt het begrip min-ik uit bovenstaand citaat letterlijk uit dit lange, 53-regelige gedicht. Van Eeden voelt dan ook al sinds lang een grote fascinatie en verwantschap met dit gedicht.

Hester Verkruissen, die onder diverse imprints bibliofiele boeken uitbracht en een bewonderaar van het werk van Van Eeden al sinds de dagen dat deze dagelijks een tekening op zijn website publiceerde, kwam op de gedachte Achterberg en Van Eeden samen te brengen in een boek. Omdat het project haar te omvangrijk en kostbaar leek om door een drukker alleen uitgevoerd te kunnen worden, benaderde zij Jaap Schipper van de eveneens in Den Haag gevestigde Statenhofpers om het boek gezamenlijk gestalte te geven. Helaas verergerde de ziekte waar zij al langer aan leed kort na de eerste oriënterende gesprekken met Van Eeden. Aan de totstandkoming van het boek heeft zij dan ook helaas tot haar grote spijt geen bijdrage meer kunnen leveren. Van Eeden vervaardigde uit-

Goethe verliefd Johann Wolfgang Goethe was 66 jaar toen zijn uitgever hem het vertaalde werk van de 14de-eeuwse Johann Wolfgang dichter Hafez cadeau gaf. Deze ken- von Goethe nismaking met Perzische poëzie en (1749–1832), die met de 31 jarige roodharige Ma- schrijver en rianne von Willemer resulteerde in politicus West-östlicher Divan, de enige door Goethe zelf samengestelde poëziebundel. Het concept is uniek, de inhoud uitermate divers en in alle opzichten grensoverschrijdend, schrijft vertaler Ard Postuma die voor het literaire tijdschrift Tortuca een bloemlezing samenstelde. Tortuca is een in Rotterdam uitgegeven tijdschrift voor schrijvers en beeldend kunstenaars. Er zijn inmiddels 35 fraai vormgegeven nummers verschenen en periodiek zijn er speciale uitgaven. Voor De Kat van Aboe Hoeraira heeft Ard Posthuma 37 dichters, twee componisten, twee vertalers en één filosoof gevraagd om op Goethe’s Divan te reageren. Duitslands beroemde dichter en Geistesheld was een van de eersten die het begrip Weltliteratur en Weltpoesie inhoud gaf; hij was er namelijk van overtuigd – aldus Ard Posthuma in de inleiding

eindelijk vijf tekeningen die Achterbergs gedicht als inspiratiebron hebben, maar er nadrukkelijk geen illustraties bij zijn. De tekeningen heeft Hester gelukkig kort voor haar overlijden nog kunnen zien. Het gedicht, dat speciaal voor dit boek in het Duits en Engels vertaald werd, verschijnt nu, vergezeld door Van Eedens vijf paginagrote tekeningen, als bibliofiel kunstenaarsboek bij Bureau Claxon (de laatste en meest gebruikte persnaam van Hester) en de Statenhofpers in een oplage van 120, door van Eeden genummerde en gesigneerde exemplaren. De tekst werd met de hand gezet in de Romanée, gedrukt op geschept Italiaans papier en met de hand gebonden in een bestempeld omslag van handgeschept Zaans bord.

van het boek – dat cultuurverschillen een verrijking waren voor de eigen cultuur, in het huidige Islamdebat krijgt het boek daarom een zekere actuele waarde. Goethe was smoorverliefd. In het deel Suleika Nameh laat hij zijn hartstocht in metaforen vol van fruit en bergbeken in maanlicht min of meer de vrije loop. Ilja Leonard Pfeijffer reageert met: Echt schitterend zoals de dichter in de nacht op brandewijn en rat de kou verbijt en wacht hoe door het bleke zolderraam de maan verschijnt om dan met ganzenveer te schrijven hoe hij kwijnt van liefde voor het kuise maangezicht. Fuck that. Op de wc van het café zit vast die slet die hem uit hoop in een versje voor te komen het kruimig randje van zijn eikel af wil romen. De zon gaat op. De dichter weigert het te zien. Hij trekt het kussen op zijn hoofd totdat de trien zijn gammel huis verlaat. Er is een soort van weer en intussen moet de dichter hoofdpijn factureren. In de Divan komt Marianne’s naam niet voor, terwijl zij nota bene voor deze sectie maar liefst drie gedichten heeft geschreven. De Kat van Aboe Hoeraira Bijlage bij Tortuca #34, 2013

Wat maakt dat Die Kunst der Fuge van Bach ons fascineert en steeds opnieuw tot luisteren dwingt? Waarom blijft een meesterwerk als Las Meninas van Velázquez ons betoveren en verleiden? En: bestaat onder kunstenaars vandaag de dag nog steeds de ambitie om een meesterwerk te maken? Dat zijn het soort vragen dat aan de orde komt in het nieuwe boek Meesterwerken Meesterzetten van Frank Reijnders, dat recent door Duizend & Een is uitgegeven. ‘Wat is een meesterwerk?’ Deze vraag is in algemene zin onmogelijk te beantwoorden, maar door steeds uit te gaan van concrete kunstwerken kunnen deze werken wel met die vraag van zoveel mogelijk kanten worden benaderd. Hetzelfde geldt voor de vraag ‘wat is een meesterzet?’ In de twintigste eeuw verschoof namelijk de aandacht en de discussie in de kunst naar een spel van zetten en tegenzetten. Meesterzetten als Fountain van Duchamp, 4’33” van Cage of MetroNet.Subway Around the World van Martin Kippenberger komen uitgebreid aan de orde. Waarom het meesterwerk op dit moment ter sprake brengen? Hoe actueel is dat eigenlijk? Gaat het hier niet om een oubollige categorie die vooral doet denken aan ‘oude kunst’ en de kunsthandel, of die gebruikt wordt ter wille van de publiciteit? Hebben de avant-gardes in de twintigste eeuw het meesterwerk niet definitief in de ban gedaan? Dat mag allemaal zo zijn, maar dat ene onmiskenbare meesterwerk blijft permanent actueel omdat het zich als het ware buiten de tijd manoeuvreert en daarmee zijn radicaliteit in principe behoudt. In Meesterwerken Meesterzetten wordt niet zozeer uitgegaan van het idee of concept ‘meesterwerk’, maar van kunstwerken die steeds aan de volgende vraag onderworpen worden: ‘wat is er in het kunstwerk gaande dat dit al dan niet tot een meesterwerk of meesterzet maakt?’ De gekozen werken zijn afkomstig uit de beeldende kunst en de muziek, en stammen uit diverse tijden en culturen. Thema’s die aan bod komen zijn onder andere: de cultus van het meesterwerk; de confrontatie met het meesterwerk; de verschuiving van meesterwerk naar meesterzet; de ambitie van het meesterwerk; de nostalgie van het meesterwerk. Meesterwerken Meesterzetten Ontwerper Thomas Buxó, 200 pagina’s, formaat 220x156 mm, rijk geïllustreerd, met register van kunstwerken. € 27,50

beursberichten Redactie: Jan Dietvorst, Sanne Lohof Eindredactie: Lisa de Jongh Medewerkers: Nico de Louw, Jeanine Albronda, Nico Keuning, Johan Velter, Guus Bauer, Marinus Elling, Peter van den Broek, Peter Mertens, Anton de Goede, Frank Bakker, Philip van Hee. Vormgeving: Piet Schreuders Druk: Offsetdrukkerij Jan de Jong, Amsterdam Oplage: 2350


BEURSBERICHTEN

ZONDAG 8 DECEMBER 2013

Nederlanders in Cagnes-sur Mer Interview met Paul Arnoldussen

Laat anderen het hebben over de kolonisatie of de verstedelijking van West-Europa. Ik hou van de marge, van onderwerpen die niemand doet als ik ze niet doe. Het zonnige bestaan van de vriendengroep in Cagnes-sur-Mer krijgt een dramatische wending in de oorlog. Kun je daar iets over vertellen? Ze keerden nadat Duitsland in 1939 Frankrijk binnentrok vrijwel allemaal terug naar Nederland. En ze gingen in het verzet, veelal bij Gerrit van der Veen en de groep CS6. Anderen boden onderduikers onderdak. Brandligt en Van Hall hebben het niet overleefd, vaste bezoekers Mik van Gilse, een journalist, en uitgeefster Tine van Klooster evenmin. Suzie van Hall, eerste vrouw van Kelk en zus van Frits, werd bevrijd in Dachau. Na

Omslag van besproken boek

Paul Arnoldussen Foto: Karin Bleeker

Je hebt een nieuw boek geschreven, ‘Waar de mimosa bloeit’, over Nederlandse kunstenaars in het Zuidfranse dorpje Cagnes-sur-Mer. Hoe ben je op dit onderwerp, op deze onbekende kunstenaarskolonie gestuit? Zo onbekend is Cagnes nou ook weer niet, het dorp afficheerde zich al kort na de dood van plaatsgenoot Auguste Renoir in 1919 als ‘Village des Artistes’. Maar goed, dat doen tientallen andere plaatsen in Frankrijk ook, dat zegt niet zo veel. Al weer jaren geleden las ik de memoires van schrijver/recensent Kees Kelk die er in de jaren dertig was. Twee boeken maar liefst, Ik kéék alleen en Wie ik tegen kwam. Heel smakelijk alle twee, en daarin schreef hij met enthousiasme over Cagnes. Daar wilde ik wel meer van weten. Overigens gaat mijn boekje niet alleen over beeldend kunstenaars, maar ook over schrijvers. En en passant ook nog over een als vrek bekend staande dame, een classicus, een toneelspeelster en nog zo wat. Gek trouwens dat er geen vrouwelijke vorm van het woord vrek bestaat.

het gevoel terug naar de natuur te gaan. De collega’s. Het leven was er betaalbaar. Iets van snobisme misschien, het zal best. En natuurlijk het avontuur. Frankrijk was tot in de jaren vijftig een exotisch land, een verblijf van enige maanden daar vroeg meer ondernemingszin dan een half jaar Mexico nu. En de schrijvers schreven er en ze roddelden.’

Wat deed die Nederlandse schilders en schrijvers in de dertiger jaren en daarna naar Zuid-Frankrijk trekken, in die tijd nog een aardige reis? Laat ik gemakshalve citeren uit eigen werk: ‘Nederlanders kwamen vanaf de jaren twintig. Waarom? De kleuren, en dan vooral het blauw van de zee, de planten, de tinten groen. De zon, de wijn en de pastis. Het schilderachtige dorp, de rust,

Wie kennen we nog van deze ‘artiesten’? Rembrandt en Karel Appel zijn er niet geweest. Yves Klein is er geboren, die werd beroemd met de blauw geschilderde naakte dames die hij over papier rolde. Zijn vader, de Nederlandse schilder Frits Klein zag het allemaal met enige verbazing aan. Geer van Velde is in Frankrijk nog een grootheid. Verder moeten we het doen met wat bescheidener figuren. Charles Eyck bijvoorbeeld. Frits van Hall, de beeldhouwer. Schilders Mathieu Wiegman en Jan van Herwijnen waren er ook al eind jaren twintig. Die laatste reed er rond in de Bentley van Renoir. Nee, hij reed niet zelf, dat deed de chauffeur van Renoir die Van Herwijnen ook maar meteen had overgenomen. Van de schrijvers kent iedereen Havank en lezers van dit blad weten ongetwijfeld ook wie Ab Visser was. Jacoba van Velde, haar De Grote Zaal was zo ongeveer verplichte lectuur tijdens de campagne ‘Nederland leest’ in 2010.

ingezonden mededeling

EDITION KAPA stelt het negende miniatuurboek voor: FUTURE DIARY I & II Handgeschreven woorden die nooit gezegd werden en ook niet meer gezegd kunnen worden. Handgetekende schoonheid, die met de jaren méér en méér gewaardeerd wordt. De essentie van een ‘zwaar’ verleden, dat lichter wordt, transparant en doorzichtig. Formaat boek: 3,6 bij 5 cm. Formaat doos: 10,8 bij 7 cm. Oplage: 18 exemplaren en 1 exemplaar hors commerce

3

de oorlog trokken toch verschillende mensen uit die kring weer naar Cagnes. Annetje Brandligt was er maanden aaneen. De weduwe van Gerrit, Louise, heeft er minstens eenmaal gelogeerd. Je schrijft in je inleiding dat Cagnes nog niet verpest is door het toerisme, anders dan het nabij gelegen SaintPaul-de-Vence. Ben je niet bang dat je boek daarin verandering zal brengen? Mijn uitgever Frank Bakker en ik zullen eendrachtig en met grote hardnekkigheid zien te voorkomen dat de verkoop de spuigaten uitloopt. Paul Arnoldussen zal op de beurs zijn boek signeren. Waar de mimosa bloeit. Nederlandse kunstenaars in Cagnes-sur-Mer. €14,95

Richtlijnen voor de consument Wie vond je de meest opmerkelijke figuren onder deze Cagnes-gangers? De dochters Van Hall, Hermine en Didi, die er vrijwel de hele jaren dertig met hun oma zaten. Ze zijn inmiddels overleden, gelukkig heb ik ze nog gesproken. Blije, aandoenlijke verhalen hadden ze. Sinds Cagnes hebben ze onderling altijd Frans gesproken. En Walter Brandligt, een onderschat en inmiddels totaal vergeten schrijver. Een geestige en aardige man die er in 1938 naar snakte om, zoals hij in een brief schreef, “nu eindelijk die driemaal vervloekte rotfascisten op hun bek te kunnen slaan.” Hij heeft het gedaan en het heeft hem zijn leven gekost. En Kees Kelk natuurlijk, met zijn niet kapot te krijgen goede humeur. Schrijven over bijzondere plekken en kunstenaars is een specialisme van je, na eerdere publicaties over o.a. Nederlandse kunstenaars in Parijs (‘Rue d’Amsterdam’) en café Scheltema. Wat trekt je zo aan in dit soort geschiedschrijving?

Uit het voorwoord van Laurens Vancrevel in Richtlijnen voor de consument van Jan Bervoets: ‘Lezers die het zo langzamerhand wel gehad hebben met alle plichtmatige dichtbundels vol onbeduidende ego-anekdotes, vol modieuze grappenmakerij en met al die pretentieuze versjes over het maken van gedichten, zullen in deze bundel van Jan Bervoets ontdekken dat poëzie iets heel anders kan (en moet) zijn. Bijvoorbeeld: een explosie van wonderbaarlijke wildheid, van een swingende verbeelding. Ook zult u Bervoets’ scherpe tong over het schandaal van de huidige werkelijkheid, die de samenleving wordt opgedrongen, kunnen waarderen’. In het anarchisme vond hij als opstandig individu de maatschappelijke idealen die aan zijn vrijheidsdrang beantwoorden. Het surrealisme verschafte hem als dichter de middelen om zich in volledige ongebondenheid te kunnen uiten. ‘Ik pak de woorden terug, die de reclame steelt van de poëzie,’ zegt Bervoets. Ook vond hij weer woorden om het heersende fatsoen te tarten en om de politionele machtsingezonden mededeling

verhoudingen belachelijk te maken. Zijn poëzie komt voort uit het vitale automatisme van de verbeelding, uit toevallig opgevangen nieuwsberichten en flarden uit gesprekken, uit versprekingen en associatieve herinneringen, maar ze is toch vooral de expressie van een consequente strijdbare levenshouding. Kelderuitgeverij, Utrecht 2013 76 pagina’s, €8,00


4 Literatuur Louis Th. Lehmann in druk

Heere Heeresma (r) in gesprek met Anton de Goede. Foto: Ally Smid

Kaddish voor een buurt door Nico Keuning Eind jaren vijftig kondigde Heere Heeresma (9 maart 1932 – 26 juni 2011) het boek Kaddish voor een buurt aan, waarin hij zijn jeugdherinneringen aan Plan Zuid, de buurt rond de Olympiaweg in Amsterdam-Zuid, onder woorden wilde brengen, opgedaan in de jaren 1936–1946. Het waren de jaren van ‘het grote verdriet’. Kaddish komt uit het Aramees en betekent heiliging. Het werd oorspronkelijk in de orthodox Joodse dienst gebruikt als benaming voor een lofprijzing van God. Later zou kaddish de benaming zijn van het gebed in de synagoge, uitgesproken ter nagedachtenis van overledenen. Kaddish voor een buurt – Heeresma’s pendant van Gerard Reve’s lang verwachte Het Boek Van Het Violet En De Dood – is nooit verschenen. Het voortdurend aangekondigde boek kreeg mythische proporties. Zo zou het manuscript zijn verborgen in een kluis ergens in Parijs en publicatie ervan zou ooit het einde van Heeresma’s schrijfcarrière moeten markeren. Het boek verschijnt nu alsnog als monologen die Heeresma, voorafgaand aan zijn Een jongen uit plan Zuid (Arbeiderspers 2008), op locatie vertelde aan Anton de Goede van de vpro radio. De wandelingen werden gemaakt op 7 en 21 november 2003 en in vier afleveringen uitgezonden op 2, 9, 23 en 30 december in De Avonden van de vpro. In de monologen keert Heeresma terug naar het oorlogsdecor in en rond de Olympiaweg waar hij toen woonde. Hij is acht jaar als de oorlog uitbreekt. De prachtige levendige buurt met lanen en pleinen verandert in een steeds stillere, onheilspellende wijk, waaruit steeds meer Joodse vriendjes, vriendinnetjes, buren en kennissen verdwijnen. Ruim zestig jaar later loopt Heeresma er rond en laat zijn ge-

heugen spreken. Naast de monologen klinkt er in deze uitgave nog een andere stem van Heeresma door in de brieven die in Deel I zijn opgenomen, bij wijze van inleiding tot de wandelingen. Brieven die afwisselend zakelijk, vriendschappelijk en balorig zijn. Bijvoorbeeld in een brief van 4 januari 2002: ‘Inmiddels betrap ik me zelf erop al blikken uit mijn venstertje te werpen om mij van de weersomstandigheden op de hoogte te stellen. Dit in verband met onze komende wandelingen in februari/maart. Het moet dan wel dragelijk zijn. Bittere kou is uit den boze evenals een noemenswaardige wind. Wel mag het regenen daar ik in het bezit ben van een zgn. Sombrero Cardioso; een portiersparaplu waarmee gasten van betere hotels droog worden gehouden. U kunt zich dan bepalen tot opnameapparatuur en microfoon en ik hou u droog – zonder overigens mijzelf daarbij te vergeten.’ Naast de zakelijke correspondentie die Anton de Goede met Heeresma voerde over honorarium, tijd en plaats van de wandelingen, zeggen de vele uitvoerige op de typemachine getikte brieven van Heeresma behalve iets over zijn karakter, zijn onderwerpen en zijn standpunten, vooral iets over het genoegen en de behoefte zich te verstaan met een ‘literaire vriend’ die hij vertrouwde. Kaddish voor een buurt, het oorlogsdecor van Amsterdam-Zuid Inleiding Anton de Goede Reservaat, € 17,50

Wat deed en kon Louis Th. Lehmann (1920–2012) eigenlijk niet? Hij maakte gedichten, schilderijen, collage’s en foto’s. Hij schreef en maakte muziek. Op de VPRO-radio was hij jarenlang diskjockey en sprak als tachtigjarige met kennis van zaken over gabberhouse, speedmetal en drum ‘n bass. Hij schreef een kookboek, hij schreef essays. Als scheepsarcheoloog promoveerde hij in 1995 op de tireme, het galleischip met drie rijen roeiers boven elkaar. Hij wordt wel aangeduid als Nederlandse surrealist, maar in feite doet die kwalificatie hem tekort. Louis Th. Lehmann behoorde niet tot een stroming, hij was er zelf een.

De Bezige Bij publiceerde op de valreep van de eeuwwisseling zijn Gedichten 1939-1998. Maar degene die zich vooral sterk maakt voor zijn werk is zijn levenspartner Alida Beekhuis, die er met haar fonds De Gouden Reaal voor zorgt dat Lehmann verkrijgbaar blijft. In een interview zegt zij: ‘Na dertig jaar bewust niet publiceren lag er erg veel materiaal. De publicatieban werd opgeheven en De Bezige Bij gaf na 1995 uit, maar ik ook. Mijn meest ambitieuze project was een herdruk van zijn proefschrift The Polyeric Quest, 220 bladzijden met foto’s en tekeningen, door mij geprint, en met garen en lijm gebonden.’ Op de site www.louislehmann.nl

Louis Th. Lehmann lacht Foto: www.louislehmann.nl is een deel van de activiteiten van deze nieuwsgierige en levenslustige homo universalis vastgelegd. Al zijn uitgaven bij De Gouden Reaal zijn er te vinden.

De Grote Inktslaaf Literatuurprijs 2013

Guus Bauer Foto: Janus van den Eijnden

Literaire prijzen, grote belangen. Wat heeft dat van doen met de Beurs van Kleine Uitgevers? Guus Bauer, de Inktslaaf, sinds jaar, dag en uur als schrijver, uitgever, recensent en columnist een bierkaaivechter, vond het tijd om ook voor de prijzentombola een alternatief in het leven te roepen. Al zeker na de ontboezeming – bij een stevige borrel – van een der juryleden van de grote drie: ‘Er zijn nu eenmaal schrijvers die je met goed fatsoen niet kunt passeren. Gevestigde auteurs, prijswinnaars. Bovendien, je denkt toch niet dat we die pakweg vierhonderd boeken allemaal lezen. Veel persaandacht helpt.’ Ja, een populaire prijswinnaar straalt ook weer mooi af op de prijs zelf. En de groten worden groter. Nu gunt uw inktslaaf de literaire medemens graag het voordeel van de twijfel. Naar eer en geweten, en zo. Vast en zeker. Hij heeft ook geen verstand van het prijzencircus, van de alternatieve agenda’s, zat zelf nooit, behalve bij een dorpse amateurverkiezing, in een jury en zal ook nooit worden gevraagd al verdubbelt hij de duizend recensies en interviews die hij schreef, want de reglementen sluiten (ook kleine) uitgevers uit. Toegegeven: het idee is wellicht uit scherts geboren, een van de weinige wapens tegen de onvrede die een inktslaaf heeft, maar alras heeft het vaste vorm aangenomen. Een prijs voor de anderen, een prijs uitsluitend voor de inhoud. Derhalve blijven de namen van de (vak)juryleden geheim. Op die wijze kunnen de drie vrouwen en drie man-

nen onbevangen oordelen. Erevoorzitter Hans van Velzen, directeur van de Openbare Bibliotheek Amsterdam en penningmeester van de Propagandaclub van Eppo, zal op 8 december tijdens de BKU rond 16.00 uur het rapport voorlezen en de 3d-wisseltrofee (sic!) overhandigen. In de kelder, daar waar de beste alternatieven worden geboren. Bevrijdt de muze uit het kolenhok! De recensies van de genomineerde boeken zijn opgenomen in de, in samenwerking met de OBA, uitgebrachte bundel met honderd beste boeken van de laatste vijf jaar, getiteld De blauwe Bauer, met besprekingen van werk van onder meer Appelfeld, Claudel, Grossman, Hilsenrath, Knausgard, Lewinsky, Makine, Morisson, Műller, Oz en Saramago. De winnaar mag naast Gerbrand Bakker – fijn dat de drukbezette initiaalgenoot weer eens tussen deze zinnen opduikt – de tweede Nederlandse bijdrage schrijven in een verzamelaar met korte verhalen voor de Europese Unie, waarvoor elke lidstaat een of twee auteurs afvaardigt; bijvoorbeeld Graham Swift en Hilary Mantel voor Engeland en Almudena Grandes voor Spanje. De genomineerden: Owen Donkers, IJsbrood Peter Drehmans, De man die brak Victor Meijer, Snoepreis Bart Stouten, Kersen eten om middernacht Lammert Voos, De terugkeer van het haringorakel

Bas Fontein wint gedeelde eerste prijs in 4th Sheffield International Artist’s Book Prize

ingezonden mededeling

William James Vormen van religieuze ervaring Uitgeverij ABRAXAS Omslag van besproken boek

Van de meer dan 450 inzendingen uit 35 landen heeft beeldend kunstenaar Bas Fontein met zijn boek Wat te doen/what to do één van de twee juryprijzen van de Vierde Internationale Kunstenaarsboeken Prijs van Sheffield in de wacht gesleept. De prijs is een bescheiden geldbedrag en een solotentoonstelling in Sheffield. Alle deelnemende boeken aan de prijs worden van 5 oktober tot en met 30 november tentoongesteld in Bank Street Arts in Sheffield. Bas Fontein over het kunstenaarsboek en het winnen van deze prijs: ‘‘Het kunstenaarsboek’ is een

kleine richting binnen de beeldende kunst met een lange historie vol illustere namen. Het is vooral in Engeland een bekend en gekoesterd fenomeen, maar ook bijna alle Nederlandse musea voor beeldende kunst hebben kunstenaarsboeken in hun collectie. Deze prijs in Sheffield is één van de weinige prijzen die er op dit gebied te winnen is. Dat genereert aandacht voor mijn werk waar ik erg blij mee ben en ik voel me natuurlijk zeer vereerd.’ Bas Fontein is vooral bekend met de publicaties die hij in eigen beheer uitgeeft en distribueert. Zijn bekendste titel is Wat te doen/what

to do. Hierin staan de ongevraagde adviezen die hij kreeg, toen hij aan mensen vertelde dat hij een beeldend kunstenaar met een bijbaan is. Momenteel heeft Bas Fontein twee bijbanen: seizoensmedewerker in de souvenirshop van Apenheul en fotografiedocent aan de HKU. De publicatie die deze maand van zijn hand is verschenen is Het Scheldwoordenboek voor Kunstenaars. Net als Wat te doen/what to do is ook dit boek vormgegeven door Ingeborg Scheffers. Haar studio in Amsterdam zorgt de laatste jaren voor het heldere minimalistische en opvallende design van zijn boeken.


BEURSBERICHTEN

ZONDAG 8 DECEMBER 2013

5

Erasmus van Amsterdam Erasmus lacht Illustratie: Neel Korteweg

Er zijn al heel wat boeken over Erasmus verschenen, maar nog nooit een boek als dit. Neel Korteweg is een kunstenaar met twee grote liefdes: portretten en tekeningen. Zij komt met Erasmus in contact via haar vader, die haar vraagt een portret van hem te maken. Dat doet ze, maar niet zomaar. Neel ziet het maken van een portret als een dialoog. Ze verdiept zich in Erasmus, leest en probeert in zijn huid te kruipen. Erasmus bezielt haar en er ontstaat een innige band tussen de twee. Er volgen meer dan 350 tekeningen. Erasmus

De vereniging van Culturele en Literaire Tijdschriften uit Nederland en Vlaanderen (CeLT) maakt zich sterk voor de promotie en verspreiding van: Brood & Rozen Cinemagie Das Magazin De Brakke Hond De Gids De Parelduiker De Revisor De Witte Raaf Deus ex Machina DW B Etcetera Extaze Faro Filmmagie Gonzo (circus) Karakter Kluger Hans Kunsttijdschrift Vlaanderen Kwintessens MO* nY Oikos OKV Ons Erfdeel Passage Poëziekrant rekto:verso Sampol Spiegel der Letteren Staalkaart Streven Stripgids Verzin Zacht Lawijd

als student, als oudere man in kimono, als jongeling met androgyne, vrouwelijke trekken. Neel brengt Erasmus in beeld op háár manier. Geen vlakke illustraties, maar werk met karakter, met zeggingskracht. Neels tekeningen inspireren op hun beurt schrijvers en dichters. Naast een ruime keuze uit de schilderijen en tekeningen van Neel bevat het boek Erasmus van Amsterdam dan ook gedichten van Anne van Amstel, Robert Anker, Jana Beranová, Catharina Blaauwendraad, Anneke Brassinga, Anne Büdgen, Bart Chabot, Tom van Deel, Hélène

Gelèns, Rozalie Hirs, Hester Knibbe, Anton Korteweg, Jan Kuijper, Thomas Möhlmann, Ilse Starkenburg, Hans Trapman, Leo Vroman, Henk van der Waal en Ad Zuiderent. De inleiding is van Gerrit Komrij en het boek bevat ook een essay van Kees Fens en een interview met Neel door Pauline de Bok. Verder een van de innigste brieven van Erasmus: aan de jonge Broeder Servaas (vertaald door dr. Harm-Jan van Dam) en een korte samenvatting van De Lof der Zotheid door prof. dr. Hans Trapman. Hoezo Erasmus van Amsterdam?

Hij komt toch uit Rotterdam? Erasmus blijkt een wereldburger. Een gelovige humanist, die groot belang hecht aan vrijheid van mening, tolerantie, eigenzinnigheid, een levendig cultureel klimaat, vriendschap en menselijkheid. Dat alles proeft hij in het Amsterdam van nu. Bij Neel Korteweg. Hij trekt als het ware bij haar in. Erasmus van Amsterdam is verschenen bij Timmer Art Books en is tevens catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling in het Bijbels Museum (28 oktober 2013 t/m 17 februari 2014).

Hulde aan Drs. P Sinds 1981 voert de beroemde doctorandus een correspondentie op ansichtkaarten met de Antwerpenaar Paul Ilegems, oprichter en zelfbenoemd conservator van het Frietkotmuseum. Over de jaren stuurden ze elkaar honderden ollekebollekes, waaruit Gammal porträten, fö? een selectie brengt. Het boek bevat ook enkele essays van Paul Ilegems over de persoon en het oeuvre van Drs. P, en over het plezierdichten dat hij in de jaren zeventig lanceerde. De absurde titel ‘Gammal porträten, fö?’ is afkomstig van een vers van Drs. P waarin hij een Zweedse tekst op de prentkaart op ontaalkundige wijze omsmeedde tot een ollekebolleke. De kaart fungeert tevens als omslag. De samenwerking met Voetnootvormgever Henrik Barends is hierbij geen toeval – Barends stond in 1977 in voor de realisatie van de hoog gewaardeerde en zeer gezochte dubbel-lp De stille Odyssee / De wilde orchidee en het bijhorende tekstboek Het geheim van het bestaan, die sinds lang de status van cultobject hebben verworven. Grote nauwgezetheid Zoals bekend gaf Drs. P in 1979 met het verschijnen van het boek Plezierdichten de aanzet tot een drastisch andere kijk op de dichtkunst, waarbij het accent allereerst op de versvorm ligt, die met grote nauwDrs. P (ps. van H.H. Polzer, 1919) Tekstschrijver, econoom, cabaretier, dichter, schrijver, componist, pianist en liedjeszanger

gezetheid dient te worden toegepast. Een dichtkunst die niet eens ‘poëzie’ hoefde te heten – ‘versificatie’ leek hem een juistere term. Het plezierdichten – meestal lichtvoetig van aard – sloeg aan en vond meteen een verdediger in het literaire tijdschrift De Tweede Ronde, dat vanaf 1980 begon te verschijnen en een aparte light verse-rubriek had. Inmiddels is het plezierdichten uitgegroeid tot een heel nieuw genre in de Nederlandse literatuur. Drs. P blijft de bekendste beoefenaar, maar ook Kees Stip, Driek van

Omslag van besproken boek Beeld van prentbriefkaart Wissen, Jean Pierre Rawie, Simon Knepper en vele anderen hebben als plezierdichter naam gemaakt. Drs. P is met zijn unieke liederenschat en onnavolgbare vertolkingen uitgegroeid tot een begrip, een symbool, een vlag. Behalve als dichter, tekstschrijver en componist verwierf hij ook faam als Opperlandicus en als auteur van zeer onderhoudende, deels autobiografische prozawerken. Toch werden zijn zeer bijzondere oeuvre en unieke persoonlijkheid nog weinig bestudeerd. ‘Gammal porträten, fö?’ brengt daar verandering in. Gammal portäten, fo?, samenstelling: Paul Ilegems, vormgeving: Barends & Pijnappel, ca. 166 pagina’s, geïllustreerd.

ingezonden mededelingen

Bleeker Pers Willem Snitker, David Mitchell, Franco Loi, Michel van der Plas, Lucebert, Jan Elburg, Toer van Schayk, Jan Cremer, Willem van Toorn, Bert Schierbeek, Gerrit Achterberg, Louis Ferron, Dick Cassée, Harry Mulisch, Jan Sierhuis, Ger Lataster, Nono Reinhold e.a.


6 Buitenland

Poëzie en spraakkunst van Gertrude Stein Gertude Stein Portret door Picasso

Door Johan Velter Gertrude Stein is geen onbekende en toch geen bekende. Het schilderij dat Pablo Picasso van haar gemaakt heeft: een niet-klassieke schoonheid wordt op een niet-klassieke manier weergegeven, maar zowel het model als het kunstwerk verwijst naar de klassieke geschiedenis en dus naar de schoonheid en de waarheid. Stein en Picasso hebben elk op hun eigen terrein geschiedenis gemaakt. Het schrijverschap van Stein wordt nog steeds niet op zijn juiste waarde geschat. Door Gertrude Stein hebben we de literatuur op een andere manier leren lezen. Stein schrijft over zichzelf niet alleen als een andere persoon maar ook alsof het ik iemand anders is. Net als in de kubistische schilderkunst wordt het gezichtspunt veranderd. De taal waarmee Stein werkt, wordt gegeseld: de woorden krijgen een ‘natuurlijke’ plaats die anders is dan de conventionele.

Italo Svevo, 1928 Portret door Leonor Fini De schrijfster gebruikt komma’s, punten, uitroeptekens, aanhalingstekens zoals zij wil. Het esthetisch beeld wordt een deel van het verhaal. Een ontknoping is er niet. Haar houding is een merkwaardige mengeling van intellectualisme en een bewuste dommigheid, naïviteit – denk aan Le Douanier Rousseau. Dit alles resulteert in een unieke stem die geen vergelijk heeft. Gertrude Stein poneert en oreert vanuit een zelfbewustzijn dat vandaag de dag niet meer kan. Zoveel zelfverzekerdheid is verdacht. Het essay Poëzie en spraakkunst dat Druksel in een vertaling van Mon Nys uitgeeft, is hiervan een voorbeeld. Ze spreekt over haar eigen schrijven; ze vindt dat iedereen zo zou moeten schrijven – en tegelijkertijd ook niet want ze blijft zich bewust van haar eigenheid. Gertrude Stein is het slachtoffer van de ‘cultural studies’ geworden: alles wat over haar beweerd wordt, is fout, ondoordacht en ideologisch bepaald. Heeft ze tegen de machtsstructuren geschreven? Ze heeft nieuwe machtsstructuren ‘ontworpen’. Was zij anti-patriarchaal? Ze

heeft zich als een patriarchale matriarch gedragen. Anti-autoritair? Ze heeft zich met het Vichy-regime gecompromitteerd. Maar dit alles is van geen tel. Wie deze woorden leest, wordt verheugd door de frisheid van de woorden, het sprankelen van de ideeën, de zekerheid van het modernisme, de juistheid van de kunst. Een fragment: Maar wat is poëzie. Is het moeilijker of is het minder moeilijk om te weten wat poëzie is. Ik heb soms gedacht dat het moeilijker was om te weten wat poëzie is maar nu ik wel degelijk weet wat poëzie is en als ik wel degelijk weet wat poëzie is dan is het niet moeilijker om te weten wat poëzie is dan om te weten wat proza is. Wat is poëzie.

Gertrude Stein, Poëzie en spraakkunst Oplage 126 exemplaren waarvan 100 genummerde voor de verkoop 56 pagina’s, € 15

De laatste sigaret Lezers kennen Italo Svevo op de eerste plaats als de schepper van de man die wilde stoppen met roken. In zijn wereldberoemde boek De bekentenissen van Zeno beschrijft de hoofdpersoon op verzoek van zijn psychiater zowel de opwinding als de pathologie van zijn verslaving aan nicotine. Svevo’s geestige en vindingrijke boek kreeg pas bekendheid nadat het in Frankrijk op voorspraak van James Joyce werd gepubliceerd. De schrijver was inmiddels 63 jaar oud. Bij Serena Libri, uitgeverij van vertaalde Italiaanse literatuur, verscheen Een strijd, waarmee uitgeefster Anna Feruzzi het talent van Svevo voor het Nederlandse taalgebied verder ontsluit. Rosina, een aantrekkelijk meisje dat het niet zo nauw neemt met de burgerlijke moraal, verhuist naar de stad. Het duurt niet lang voor de eerste aanbidders komen aankloppen. Op een avond staan er op hetzelfde moment toevallig twee heren voor haar deur. Ze zijn in alles

Het kunstwerk van de toekomst In woorden naverteld zijn de meeste opera’s onuitstaanbaar. Een tenor is verliefd op de sopraan en hij wordt door de bas tegengewerkt; een eenvoudige handeling wordt tot in het oneindige versierd en tot een avondvullend spektakel gerekt. Opera is bij uitstek kunstmatig, het lijkt zelfs alsof dat haar meest wezenlijke kenmerk is. Het is die combinatie van namaak en uitvergroting die tegenstanders zo woedend maakt. Dat opera’s alleen gerealiseerd kunnen worden met een optimum aan middelen – in grote gebouwen met musici als legers in slagorde en toegangsprijzen die ge-

lijk zijn aan het weekloon van de arbeider – draagt zeker aan het ressentiment tegen de kunstvorm bij. Het werk van Richard Wagner neemt in de aanklacht een voorname plaats in. Zelfs voor de liefhebbers van deze kunstvorm is zijn werk vaak ongenietbaar. Aan die tegenstand heeft de reputatie van de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei ongetwijfeld bijgedragen. Je zou kunnen zeggen dat Wagner het de hedendaagse criticus met zijn besef van Wereldoorlog II wel erg gemakkelijk heeft gemaakt; zijn mythomanie, obsessie met zuiverheid en zijn streven

naar een ‘gemeenschapskunst’ als vervanging van religie zijn exemplarisch voor de veronderstelde continuïteit tussen zijn werk en het perfide Duizendjarige Derde Duitse Rijk. In het boek Het Kunstwerk van de toekomst (1849) formuleert de componist en theatervernieuwer welke ideeën er aan zijn ambities en kunstwerken ten grondslag liggen. Zijn tekst – onlangs door uitgeverij IJzer voor het eerst in het Nederlands uitgegeven – is een combinatie van een beginselverklaring, een cultuurkritiek en een manifest. In zijn uitstekende inleiding maakt

elkaars tegenpolen: Arturo is een dichter die al zijn hele leven verlangt naar de vrouw van zijn dromen, Ariodante is een sportfanaat die de vrouwen van zich af moet slaan. Tussen de twee liefdesrivalen ontspint zich een subtiele strijd om de gunst van Rosina. Wanneer Ariodante op een dag liefdesverzen voor Rosina schrijft, begeeft hij zich echter op het terrein van Arturo. Die is niet van plan zich zomaar opzij te laten zetten. Svevo schreef een vervolg op de Bekentenissen maar de roem inspireerde hem ook tot enkele van zijn mooiste novellen. Vier jaar na het begin van zijn zegetocht als schrijver overlijdt Svevo – die zelf zijn leven lang een enthousiaste roker was – aan de gevolgen van een auto ongeluk. Italo Svevo, Een Strijd vertaling Tom de Keyzer, 144 pagina’s € 17,50

vertaler Philip Westbroek duidelijk in welke maatschappelijke en intellectuele omgeving Wagner opereerde en waar zijn masterplan voor de kunst in het algemeen en zijn opera’s in het bijzonder vandaan komt. Westbroek zegt over Wagners kunsttheoretische teksten: ‘In al deze werken worden uiteenlopende thema’s uit de kunst, geschiedenis, politiek, wetenschap, filosofie en religie(kritiek) tot een opmerkelijke synthese gebracht, waarin diepe waarheden en flagrante leugens, verheven inzichten en aperte banaliteiten, meeslepend pathos en kleinzielig ressentiment hand in hand gaan.’ Hij noemt Wagner weliswaar een dilettant maar zegt ook dat zijn teksten ‘... getuigen van een grote kennis van uiteenlopende onderwerpen, een overkoepelende ☛


BEURSBERICHTEN

ZONDAG 8 DECEMBER 2013

7

Opkomst en ondergang van Fitzgerald’s Jazz Age F. Scott Fitzgerald (1896–1940) Amerikaanse auteur van romans en verhalen

Door Sanne Lohof

leving net na de Eerste Wereldoorlog. Een beeld dat zeker niet vrij blijft van sociale kritiek. Zoals de kritiek op de onverschilligheid van de rijken en de decadentie waarmee zij feest vieren, en kritiek op de achteloosheid waarmee soldaten en mariniers worden ‘afgedankt’ na geleverde diensten. Er klinkt naast vreugde en hoop ook armoede, ontevredenheid, geweld en wanhoop in door. Het was het spanningsveld in New York rond die tijd. De Eerste Wereldoorlog was net voorbij en terugkerende soldaten werden dagelijks feestelijk onthaald. Fitzgerald in Mijn verdwenen

In de necrologie van F. Scott Fitzgerald (1896–1940) typeerde de New York Times hem als volgt: ‘With the skill of a reporter and ability of an artist he captured the essence of a period when flappers and gin and “the beautiful and the damned” were the symbols of the carefree madness of an age’. Fitzgerald kon met een zekere afstand naar de wereld om hem heen kijken en de tijdsgeest verwoorden zoals maar weinigen kunnen als ze er zelf nog middenin zitten. De novelle Een dag in mei en de essays Echo’s van de Jazz Age en Mijn verdwenen Stad zijn hier goede voorbeelden van; de novelle typeert het begin van de Jazz Age en met de twee essays kondigt hij het einde ervan aan. Een dag in mei (origineel May Day) is een van zijn vroegste werken – hij schreef het in 1920 – en een sleutelverhaal uit zijn oeuvre. Het is venijniger en rauwer dan zijn meeste andere werken en wijkt af van zijn veel gebruikte structuur van het perspectief van de relatief arme, werkzame jongen die zich onder de gegoede burgerij begeeft. Een dag in mei speelt zich in één nacht af en ieder hoofdstuk verschuift het perspectief naar een ander personage, van de arbeider naar de student uit een rijke familie en van de soldaat naar de socialist, waarmee hij een breed panorama schetst van de Amerikaanse samen-

Omslag van besproken boek

visie op kunst en werkelijkheid en een vaak aanstekelijke bezieling.’ Een onmiskenbaar voordeel is dat de meester in Het Kunstwerk Van De Toekomst – bevrijd van alles dat na hem kwam – zelf aan het woord is en ons een blik in het hart van de negentiende eeuw wordt gegund. Was het niet een eeuw die zwart zag van de wereldverbeteraars, systeembouwers en utopisten? De Nieuwe Mens was bij wijze van spreke op diverse straathoeken en pleinen van Europese steden te vinden. De revolutionaire atmosfeer heeft Richard Wagner geholpen om groot te denken en in zijn kunstwerken risico te nemen. De bijvoeglijk naamwoorden ‘ware, waarachtige, bewuste en noodzakelijke’ komen in bijna elke zin voor; het lijkt alsof de schrijver met

zijn onwrikbare gevolgtrekkingen en zijn besliste stijl de componist tot godgelijke scheppingsarbeid wil opzwepen. Tot aan de ‘...onvoorwaardelijke en directe uitbeelding van de volmaakte menselijke natuur.’ Richard Wagner was te oordelen naar zijn teksten een geestdrijver in de ware zin van het woord. Je vraagt je af of zijn verhandelingen in grote oplagen werden gedrukt en of zij de opvoering en receptie van het echte werk bevorderd hebben. Het blijft intussen raadselachtig waarom een belachelijke opera als Parsifal zelfs goddelozen, sceptici en nihilisten ontvankelijk voor volstrekt tegenstrijdige emoties maakt. Wagner was een rare snijboon, maar misschien wel de beste verhalenverteller van allemaal.

stad (1932): ‘New York bezat het volledige kleurenpalet van het begin van de wereld […] dit was de grootste natie en het was één groot feest.’ Op 1 mei 1919, de dag dat wereldwijd de arbeidersklasse zich manifesteert, vinden er in meerdere steden in de Verenigde Staten schermutselingen plaats. Aangenomen wordt dat Fitzgerald voor Een dag in mei de gebeurtenissen in Cleveland, Ohio als voorbeeld nam, waar de politie bruut optrad tegen soldaten die ontevreden waren over het feit dat hun sociale status ook na terugkeer nog steeds dezelfde was en ze, nu de oorlog voorbij was, ook nog hun werk kwijt waren. Met de May Day rellen barst de ‘bom’, de ontlading van een oorlogstijd, en breekt er een feestperiode aan. De Jazz Age. De Roaring Twenties. Een periode van jubelstemming; het tijdperk van buitensporige, bijna zielloze feesten, waarin drank, seks en jazz de boventoon voerden. Interessant genoeg gold er een totaalverbod op productie, verkoop en transport van alcohol vanaf 17 januari 1920 tot en met 5 december 1933. In veel van zijn werken gebruikt Fitzgerald het perspectief van de ‘buitenstaander’, die al vroeg in het verhaal de maskerade doorziet. De opgewektheid van het tijdperk en de eeuwig durende feesten zijn facades voor andere problemen. Fitzgerald is zelf ook een buitenstaander, zoals hij in Mijn verdwenen stad aangeeft: ‘Heel even, voordat duidelijk werd dat ik niet in staat was de rol te spelen, werd ik, die minder wist van New York dan welke verslaggever ook die er zes maanden had gezeten en minder van zijn beau monde dan welke lobbyjongen ook op een Ritz-vrijgezellenfeest, niet alleen in de positie geduwd van woordvoerder van de tijd maar ook van typisch product van datzelfde moment. Ik, of het was nu eerder ‘wij’, wisten niet precies wat New York van ons verlangde en vonden het nogal verwarrend. Al binnen een paar maanden na onze inscheping op de hoofdstedelijke onderneming wisten we nauwelijks meer wie we waren en we hadden geen idee wat we waren.’ En zoals het noodlot in veel van zijn werken verborgen zit, verklaart Fitzgerald met de twee essays niet alleen het tijdperk voorbij, maar ook zijn eigen carrière voor afgelopen.

Achterplat van besproken boek: ‘Negro demonstration in Washington D.C., Attorney General Robert F. Kennedy (with megaphone) speaking to a crowd outside the justice department, by Warren K. Leffler, June 14, 1963’ Library of Congress, The Civil Rights Era in the U.S. News & World Report Photographs Collection

De kunst van het herinneren De kunst van het herinneren van Wim de Wagt laat zich scharen onder reisliteratuur. De ondertitel van het boek luidt niet voor niets: Een reis langs de verbeelding van verdriet en schoonheid. Maar de architectuur- en kunsthistoricus neemt de lezer ook mee op reis door de tijd, van de optimistische jaren 50 van de vorige eeuw tot de wederopbouw van het World Trade Center in New York nu. De reis voert naar New York dat opkrabbelt na de aanslag op 9/11, naar de stad Bonn, woonplaats van schilder August Macke en zijn jonggestorven zoon Walter, en naar Lübeck waar we kennis nemen van de geschiedenis van de Joodse familie Emmering. En de Wagt reist naar het magische schiereiland Cape Cod aan de oostkust van de VS, geliefd oord van zowel de Kennedy’s, schilder Edward Hopper als kunstenaar Bas Jan Ader. De Wagt schrijft: ‘Are you going to meet the Kennedy’s?’, grapt iemand als ik vertel dat ik onderweg ben naar Cape Cod. Wie weet, antwoord ik lachend. Al een eeuwigheid hebben de Kennedy’s daar hun zomerverblijf, dus zo gek is dat niet. De kleurenfoto’s van een gebruinde, sigaarrokende J.F. Kennedy, die zich met Jackie en hun kinderen ontspant op het familiejacht Honey Fitz, in de zomer van 1963 een paar maanden voordat hij wordt vermoord, zijn wereldberoemd. In werkelijkheid ga ik naar de Cape

om proberen uit te vinden wat er is overgebleven van de door talloze kunstenaars en schrijvers uitgedragen culturele magie van dit schiereiland voor de Amerikaanse oostkust. Ik wil weten wat het was dat Edward Hopper ertoe bracht hier een huisje voor zich zelf en zijn vrouw te bouwen om er vrijuit, iedere dag weer, het fenomenale landschap, het licht en de oneindige zee te schilderen. Zich welbewust van het diepe verlangen waaraan hij gehoor gaf: het genot van een perfect leven tussen de duinen, de pijnbossen en de nostalgische houten huizen, waar de inspiratie vloeide als wijn na de oogst en eeuwige gezondheid lonkte. Wat was het, dat Henry David Thoreau over de natuur hier deed uitroepen: ‘Wat zijn bronnen en watervallen? Hier is de bron der bronnen, de waterval der watervallen. Een storm in de herfst of in de winter is de beste tijd om er een bezoek aan te brengen; een vuurtoren of vissershut het ware hotel. Een man kan daar gaan staan en heel Amerika achter zich laten.’ (.....)’ Wim de Wagt is kunsthistoricus en schrijver van talrijke boeken en artikelen over architectuur, kunst en joodse geschiedenis. In 2008 promoveerde hij op het leven en werk van de modernistische architect Piet Elling. Verder werkte hij als freelance journalist voor De Groene Amsterdammer en Haarlems Dagblad.


8 Pas verschenen

Foto uit Gevonden Mixed Media Soup

Polaroid met absurde trui Chantal Rens

Achterplat van Miss Blanche Foto: Koen Wessing, 1967 Sea Urchin

Schudden voor gebruik Uitgeverij Douane

Willem Vleeschhouwer signeert Tienstuks

Gevonden situaties

The Blorp Esette Gazette

Nieuwe boekenbeurs: ARTBOOK.BERLIN

Ooit uitgegeven, nu weer te koop

Zines en andere do-it-yourself-style-edities komen uit de creatieve koker van schrijver en enthousiast collage-kunstenaar Ilona Verhoeven. Onder de noemer Mixed Media Soup presenteert ze verschillende nieuwe titels. Dikwijls vrolijk, maar vooral nogal vreemd zijn de zomaar ergens aangetroffen ‘Gevonden situaties’ die ze in woord en beeld vangt. Kwamen ze eerder alleen op sporadische dia-avondjes onder de mensen, in een nieuwe serie van Mixed Media Soup verschijnen de bijzondere foto’s nu eindelijk ook als boekjes, waarbij verhalen de gang van zaken onthullen. Daarnaast is er natuurlijk Voor de eerlijke vinder, de bundel korte verhalen en collages waarmee Ilona Verhoeven vorig jaar literair debuteerde bij uitgeverij In de Knipscheer. Maar ook is er gelegenheid om een of meerdere delen uit de door haar geschreven en geproduceerde ‘Broekzakbibliotheek’ aan te schaffen. Bijvoorbeeld een exemplaar van de ‘klassieker’ Een kanarie genaamd Kurt.

The Blorp Esette Gazette, Volume One is een nieuw driemaandelijks audio magazine van de LAFMS (Los Angeles Free Music Society), een groep muzikanten en kunstenaars die al meer dan veertig jaar in allerlei samenstellingen experimentele en geïmproviseerde muziek uitbrengt. The Blorp Esette Gazette werd dertien jaar geleden bedacht door Ace Farren Ford, een van de oprichters van de LAFMS. De uitgaven van Ace Farren Ford, die een tattoo shop in West Hollywood runt, worden gedistribueerd door Sea Urchin Editions uit Rotterdam. Op The Blorp Esette Gazette, volume one cd (17 tracks, 77 min) staan bijdragen van o.a. Keith Mitchell (Monitor, Mazzy Star), Moris Tepper (Captain Beefheart), Kraig Grady, David Cotner, Smegma, Electric Bill Robinson, Michael Intriere & Anna Homler, the Tenses, Dennis Duck, Juan Gomez, the Mystery Band, Frank Bedal, Larry Easter (Linn County). De hoes van de cd is ontworpen door Ace Farren Ford en Ju Suk Reet Meate van Smegma.

Edition Wasser Im Turm uit Berlijn is eenbuitenlandse uitgeverij die al jaren de weg weet te vinden naar Paradiso voor de Beurs van Kleine Uitgevers. Cornelius Brändle (boekkunstenaar en uitgever) richt zich op het bijzondere kunstenaarsboek. Om nog meer aandacht te generen voor deze vorm van boeken maken heeft hij samen met Hanneke van der Hoeven (beeldend kunstenaar) het initiatief genomen voor een nieuwe boekenbeurs in Berlijn, een messe helemaal gericht op künstlerbücher und editionen: de artbook.berlin. Het bleek een schot in de roos, de eerste editie in 2012, waar zo’n vijftig (boek)kunstenaars en uitgeverijen zich presenteerden, trok enorm veel bezoekers. Mede door het succes van dit nieuwe avontuur hebben Corn.elius en Van Der Hoeven besloten om van artbook. berlin een jaarlijks terugkerende beurs te maken. De beurs wordt elk jaar gehouden in de derde week van november. Meer informatie en mooie boeken zien: artbookberlin2013.blogspot.de

Absurde truien

Met Studio 3005 naar de negentiende eeuw

Roel van Duijn, ex-wethouder, Kabouter en Provo, schreef het manifest Miss Blanche en de Van Moppes diamanten in 1967, zes maanden nadat de Provobeweging door haar oprichters ten grave was gedragen. De inhoud van dit mooie boekje ademt echter nog volop de atmosfeer van Provo: subversief, geestig, opruiend en vindingrijk. In dit avonturenverhaal reflecteert Van Duijn op arbeid, exploitatie, sociale en individuele deugden en leven & dood. Miss Blanche – genoemd naar een destijds bekend sigarettenmerk – wordt opgevoerd als Van Duijn’s mysterieuze en aantrekkelijke partner in crime. Van Duijn en Miss Blanche plegen een kraak bij de Amsterdamse diamanthandel Van Moppes met als doel de stenen aan de rechtmatige eigenaren – de Zuid-Afrikaanse mijnwerkers – terug te geven. Ze komen in de kluis van het gebouw opgesloten te zitten wat hen tijd te over geeft om over van alles en nog wat te filosoferen. Als zij ’s ochtends door Van Moppes jr. worden ontdekt wordt de kapitalist door Van Duijn knock-out geslagen terwijl hij door de sexy Miss Blanche wordt verleid. Voor deze uitgave tekende R. Olaf Stoop, uitgever en boekhandelaar van de legendarische Real Free Press, het omslag. De blonde stoot voor het billboard van Van Moppes op de Amsterdamse Zeeburgerdijk werd gefotografeerd door Koen Wessing.

Opium voor het volk Editions St. Jacques kondigt de publicatie aan van een nieuwe bundel van Y. Aachenende, Opium voor het volk. Het titelgedicht gaat als volgt: Laten we er geen doekjes om winden: het volk heeft Marx in zijn hemd gezet. Het kapitaal is machtiger dan ooit. De dictatuur van het proletariaat is een ramp gebleken. Van de Verelendung der arbeidersklasse is niets terecht gekomen. De godsdienst is niet meer zoals Marx schreef: “de algemenen theorie van deze wereld”... “haar troost – en rechtvaardigheidsgrond”... (en) “spiritueel aroma”. Niet langer is ze “...de verzuchting van het benarde schepsel.” ...(en) “het opium van het volk.” Al vijftig jaar zuipt, blowt, snuift, slikt en spuit het flessentrekkend en godlasterlijk proletendom er op los. Opium is de godsdienst van het volk.

Nobody loves me is de publicatie bij een project dat onderdeel was van de feestelijke opening van het kunstwerk in de openbare ruimte in de Tilburgse Hasseltstraat, Het draaiend huis van John Körmeling. Omdat buurtbewoners helemaal niet blij waren met de komst van dit kunstwerk (ze wilden liever een fontein, desnoods betaald uit eigen zak) werden Gummbah en Chantal Rens ingeschakeld om ze bij het project te betrekken. Zij waren op dat moment al bezig met teksten op textiel en het plan was buurtbewoners te fotograferen met een trui uit de Nobody Forever**-collectie in hun huiskamer. Aldus geschiedde. Tijdens de opening van Het draaiend huis hingen de foto’s op posterformaat voor de ramen van de deelnemers. In het plaatselijke buurthuis werd de catalogus verkocht en hingen alle foto’s nog een keer bij elkaar. Een aantal van de polaroids is in die periode ook gepubliceerd in de Volkskrant in de rubriek Vrijplaats.

Studio 3005 staat voor de grafische activiteiten van Marc Vleugels: grafisch ontwerp, letterontwerp, grafisch advies en een uitgeverij. Met ruim dertig jaar ervaring, oorspronkelijk in hoogdruk, daarna in offset als voorman bij Drukkerij Rosbeek, neemt hij sinds 2012 ook de zethaak weer op. De liefde voor boekdruk is namelijk altijd blijven branden. Op de beurs presenteert Marc Vleugels zijn uitgaven die allemaal op een proefpers uit de negentiende eeuw zijn gedrukt. Met een mooie collectie hand- en biljetletters en een door John Cornelisse nieuw gegoten Monotypeletter wordt er gewerkt aan Reeks 107 (maximale oplage 107). Er zijn 17 deeltjes verschenen met werk van onder andere Anne Vegter, Wim Brands, Q.S.Serafijn, Esther Naomi Perquin, Michele Métail, Dirk van Weelden, Pam Emmerik, Rozalie Hirs, Daniël Dee, Mathieu Lommen en Cornel Bierens. De reeks staat open voor nieuwe deelnemers. Op de beurs of via 3005@bart.nl kunt u hiervoor de eerste contacten leggen.

Het boek is voor €25 te koop bij Sea Urchin.

Carbon bij Douane Kobus Carbon (1979) is een neo-beatnik avant la lettre. Carbon weet de tijdgeest als geen ander te vangen met zijn gedichten. Sex, drugs en poëzie, daar draait het om in zijn debuutbundel Schudden voor gebruik. Met zijn gedichten weet Carbon een beeld op het netvlies te creëren en de lezer mee te nemen in de ‘wazige wereld die Kobus heet’. De gedichten worden ondersteund door strakke illustraties en foto’s. Schudden voor gebruik, uitgeverij Douane. 64 pagina’s, €15


BEURSBERICHTEN

ZONDAG 8 DECEMBER 2013

Kattenvignet Linosnede Olivia Ettema Statenhofpers

Illustratie uit Federico Garciá Lorca Angeline Lips

Poes in verdrukking en verzet (tweede druk) De Poezenkrant

9

Boeken, boeken, boeken… Rietveld Publications

Kurt Löb & Willem Vleeschouwer

De vrouw op het balkon

Lorca, Arends & De Coninck

Griekse literatuur in vertaling

Uitgeverij Tienstuks presenteert wederom een bundel oorspronkelijk Nederlandse verhalen van Kurt Löb door hemzelf geïllustreerd. Na de bundel De schilder en andere verhalen (2011) volgt nu Vertelsels. Drie verhalen in een fraaie harde band, 29x20 cm staand, gedrukt op 150 grams Munken Lynx Rough in een zeer beperkte oplage van 150 stuks. Op de beurs zijn gesigneerde exemplaren verkrijgbaar. Kurt Löb, geboren in 1926 te Berlijn, is beeldend kunstenaar en auteur. Na een loopbaan als schilder en boekillustrator begint hij op latere leeftijd met het schrijven van verhalen. Geschoold door de pen van auteurs waarvan hij werk illustreert, debuteert hij in zijn geboorteland met de novelle ‘Breckpoot’, in 2012 in een Nederlandse vertaling van Gerda Meijerink verschenen. Over zijn dubbeltalent, dat zich hier duidelijk laat zien, zegt hij: ‘als ik teken of schilder ben ik ook aan het verhalen, en als ik schrijf schilder ik met woorden.’ Het thema in deze bundel is onbereikbaarheid in de liefde. Bij uitgeverij Tienstuks verschijnt ook een ingekleurde herdruk van de strip Stront aan de knikker van Willem Vleeschouwer (lettering Frits Jonker). Bijgaande illustratie komt uit de eerste druk. De tekenaar is op de beurs aanwezig om zijn boek te signeren.

Onlangs verscheen bij uitgeverij Parrèsia een nieuwe bundel met 46 prozastukjes van Robert Walser, vertaald door Machteld Bokhove en van een uitvoerig nawoord voorzien door Cyrille Offermans. ‘Een deftige dame komt binnen en pakt met twee gespitste vingers een broodje kaviaar op, meteen zorg ik ervoor dat zij mij opmerkt, maar zo alsof haar aandacht mij worst is. Ik heb intussen tijd gevonden mij van een nieuw pilsje te voorzien. De deftige vrouw geneert zich er een beetje voor in de kaviaarlekkernij te bijten, ik beeld me natuurlijk onmiddellijk in, dat ik het ben en niemand anders, door wie zij haar lust om toe te happen niet zo helemaal volledig onder controle heeft. Je vergist je zo gauw en zo graag.’ Robert Walser (1878–1956) behoort tot de grote Duitstalige schrijvers van de twintigste eeuw. In zijn prozastukjes betoont hij zich een meester in minutieuze observaties en lichtvoetige ironie. Zijn invloed op collegaschrijvers valt nauwelijks te onderschatten: tot zijn bewonderaars rekenen zich onder anderen Franz Kafka, Robert Musil, Walter Benjamin, Hermann Hesse, Elfriede Jelinek en J.M. Coetzee.

Dit jaar komt Angeline Lips uit met een nieuwe bibliofiele uitgave met gedichten van Federico García Lorca en prenten van haar hand. Het is een exclusieve uitgave in een oplage van tien genummerde en gesigneerde exemplaren, waarvan er nu nog acht te koop zijn. Het is weer een luxe cassette geworden met een verzonken gedrukte afbeelding in het deksel. De inhoud bestaat uit tien prenten die samen met de gedichten één geheel vormen. De prenten zijn piëzoprints op prachtig papier. In de stand zijn óók te koop: de bibliofiele uitgaven Ik weet dat ik van alle dingen ben van Jan Arends en Er drijft een zwaan en ze weet het niet van Herman de Coninck, in luxe cassettes. De gedichten in combinatie met de afbeeldingen zijn afgedrukt op handgeschept Japans rijstpapier. Het zijn met de hand gemaakte zeefdrukken.

Na de Oktoberrevolutie van 1917 raakt graaf David Borisitsj Ljapkin, kolonel van het tsaren-leger, in Griekenland verzeild. Hier vindt hij ten slotte een baantje als ‘stalbaas’ van de Landbouw-hogeschool Larissa, in de vlakte van Thessalië. Zijn nieuwe omgeving doet hem aan zijn landgoed in Rusland denken en hij lijkt zich er wonderwel thuis te voelen. Met zijn krachtige persoonlijkheid probeert Ljapkin het nieuwe heden naar zijn hand te zetten. Maar gaandeweg begint zijn oude verleden op allerlei manieren op te spelen. M. Karagatsis (Athene 1908–1960) was Athener, maar voelde zich verbonden met het Thessalische land. Behalve een rechtenstudie en tien jaar werk op een verzekeringskantoor was hij in de eerste plaats schrijver van een reeks romans en verhalen. Karagatsis kan vertellen, een verhaal opzetten, met veel spanning, verrassing en afwisseling. Over boeiende hoofdpersonen ook, met grote passies in hun lijf en hun ziel, waardoor ze zich naar hun eigen ondergang laten meeslepen. En met humor geschreven, tegen alle hypocrisie van het dagelijks leven. Bij Karagatsis hoef je je geen moment te vervelen.

Twee kattenliedjes van Mensje van Keulen Op 13 april van dit jaar vond in de Rode Hoed te Amsterdam de herdenking plaats van de derde sterfdag van Rudy Kousbroek. Kattenliefhebber Kousbroek werd ondermeer geëerd met de uitvoering van twee, door Mensje van Keulen geschreven, kattenliederen, elk op de wijs van een oud Hollands lied. De Statenhofpers uit Den Haag verzorgde van deze twee liedjes een met de hand gezette en gedrukte uitgave. Elk van de twee liederen wordt geflankeerd door een paginagrote, originele linosnede van Olivia Ettema die bovendien nog twee vignetten tekende. Zowel auteur als kunstenaar signeerde de uitgave, die verscheen in een oplage van honderd exemplaren.

Gedichten van Per Lindberg Katarina Rudebeck vertaalde uit het Zweeds gedichten van haar landgenoot Per Lindberg en maakte er het boek Woorden op het papier van. Het Japans gebonden boek verschijnt in een gesigneerde en genummerde oplage van dertig exemplaren. Johan Velter schrijft in zijn boekbespreking in Poëziekrant 3/13: ‘Er is een ‘vooraf’ opgenomen – altijd delicaat in een bibliofiele uitgave die immers weinig uitleg verdraagt. Het geheim kan hier behouden worden, het boek is niet gericht op blootlegging voor de massa. Er zijn foto’s van objecten van de kunstenares. Ze zijn in zichzelf gekeerd, intrigerend, raadselachtig en autonoom.’ Rudebeck vertaalde eerder werk van Lindberg voor haar uitgave Platte Muizen (2011). Johan Velter: ‘Laat nog maar meer gedichten van Per Lindberg verschijnen.’

Poezen in de oorlog In mei 2013 verscheen Poes in verdrukking en verzet 1940–1945, een speciale uitgave van De Poezenkrant. Parooljournalist Paul Arnoldussen ondernam een zoektocht naar de lang verborgen geschiedenis van de poes in tijden van verdrukking en verzet: het eten, het gegeten worden, de drama’s, het avontuur. Hij sprak met poezenbezitters, zocht maar vond weinig in archieven, maar des te meer in de kranten van destijds. Hij schetst een beeld van de zich verzettende en de zich aanpassende poes. In twee uitgebreide aanhangsels gaat hij in op de lotgevallen van de katten van Anne Frank (Moortje, Mouschi en Moffi) en de getekende poezen van de familie Toonder: Dicky Dons, Miezelientje en Tom Poes. De eerste druk van dit boekje raakte binnen twee maanden uitverkocht. Voor de tweede druk, verschenen in september, heeft Arnoldussen op pagina 44 een alinea toegevoegd over de term ‘dakhaas’. Poes in verdrukking en verzet 1940–1945 De Poezenkrant, € 14,90 Te koop bij Piet Schreuders

M. Karagatsis, Kolonel Ljapkin, roman. Vertaling en nawoord Hero Hokwerda. Groningen, najaar 2013 (uitg. Ta Grammata, reeks Grieks Proza nr. 27), 176 blz., ISBN/EAN: 978 90 819370 3 0, prijs €19,50.

Rietveld Publications Boeken die misschien niemand interesseren, maar toch de moeite waard waren te maken. Boeken die eigenlijk niet eens een boek zijn, maar onder de gevleugelde term ‘publicatie’ het leven zien. Boeken die zo goed zijn dat je ze het liefst voor jezelf zou houden. Boeken die je niet voor Moederdag kan kopen, tenzij je een bijzonder leuke moeder hebt. Boeken, boeken, boeken. Eigenlijk hebben alle boeken of geen boeken van Rietveld Publications met elkaar gemeen dat de maker een Rietveld achtergrond heeft. Een achtergrond in de verre verte, of een achtergrond die eigenlijk een voorgrond is. Veel is welkom, veel is goed. Céline Manz, The Appropriator’s User Guide, 2013. afmeting: 14 x 10 cm 25 pagina's, oplage: 25


10 Dichters, denkers & critici

En de grote rodekolen en de rode kroten rooien Subtiel boekje Volg het spoor van Kusters’ overwegingen en laat je meevoeren diep Jan Hanlo’s wereld in

De wereld het huis Frans Budé (Maastricht 1945) Dichter

Frans Budé is in de Nederlandstalige poëziebent één van de vaste waarden. Hij debuteerde in 1984 met Vlammend marmer (Meulenhoff), zijn laatste bundel Transit verscheen daar in 2013. Naast die reguliere bundels heeft Budé een indrukwekkend bibliofiel oeuvre opgebouwd. Hij publiceerde o.a. bij ‘In de Bonnefant’, ‘Ser J.L. Prop’, ‘Exponent’, ‘Herik’, ‘Atalanta Pers’, ‘Rosbeek Books’ en ‘Het gonst’. Bij uitgeverij DRUKsel verscheen onlangs Bij de bomen / Kantel het bos, twee nieuwe reeksen gedichten, waarvan de eerste is opgedragen aan de dichter Leo Herberghs. Oplage: 126 exemplaren, waarvan 100 genummerde en gesigneerde exemplaren voor de verkoop. Formaat: 12 x 20 cm, 28 pagina’s € 20,00

S. Carmiggelt over A. Cohen

Jan Hanlo Fotograaf onbekend

Door Marinus Elling Ondanks het wat brutale uiterlijk is Wiel Kusters’ exploratie van de taal van de dichter Jan Hanlo dat uitkwam bij Huis Clos een subtiel boekje. Jan Hanlo’s moedertaal is de ondertitel. Moedertaal staat in het algemeen voor de taal van je eerste omgeving, je thuis, je vader zowel als je moeder, de taal waarin je praten hebt geleerd en waar je niet meer onderuit kunt. Er zijn tweetalige mensen, die in twee talen praten hebben geleerd. Vaak is er in dit geval een taal van de moeder en een van de vader. Hebben die tweetaligen twee moedertalen? Is er bij hen verschil in de beleving van hun twee talen, verschil in gebruik? Heeft een van de twee voorrang? Kusters zoekt geen antwoord op dit soort vragen. Vader- of moedertaal zijn bij hem, op het voetspoor van Lacan, niet de taal van de vader of de moeder maar aspecten van de taal: moedertaal staat voor het sensuele, spontane, concrete; vadertaal voor het grammaticale, logische, abstracte. Het zal duidelijk zijn dat geen van beiden, tot zijn uiterste gedreven, kan functioneren: geen van beiden zou meer taal zijn. Elke taalgebruiker, ook de dichter, beweegt zich tussen beide polen. In de ‘taal’ van de vogels, waar Hanlo zo’n belangstelling voor had - in ’s Morgens fluit hij de St Louis Blues samen met een vroege lijster - is nog geen grammatica of semantiek ontdekt. Het is dus pure moedertaal (hoewel bij de vogels in het algemeen alleen het mannetje zingt). Dit is, kort en dus ongenuanceerd gezegd, Kusters’ theorie. Ik vind het een aantrekkelijke theorie, Speciaal Jossie werd op deze manier gelezen voor mij een nieuwe zang, de zang van een heel menselijke vogel, gelukkig nog net aan deze zijde van de verstaanbaarheid. Dat natuurlijk omdat deze vogel mensenwoorden zingt: lief, klein, ziel, weet, ken, goed, oud, jong enz. En zelfs iets van een herkenbare grammatica hanteert: weet soms niet, weet niet goed. Deze zang is niet te vertalen maar we hebben toch meer idee waar het over gaat dan bij het horen van een lijster of een nachtegaal waarvan de gelovigen zeggen dat ze Gods lof verkondigen en ornithologen ons wijsmaken dat ze voornamelijk mededingers van hun terrein af schelden. Jossie gaat over een ik en Jossie, oud en jong, kennen en vermoeden, er klinkt iets als een afgehouden tragiek. ‘Weet niet soms ziel grap ziel.’ De laatste regel – ‘Papier ziel’ – stuurt de vogel weg, geeft de poging tot contact op en voert de menselijke dichter terug naar zijn eenzaamheid. De subtiliteit van het gedicht zit in het balanceren op de grens van de taal, op de grens van communicatie en expressie. Hanlo’s waarschijnlijk bekendste gedicht, Oote, is over die grens heen. Het werd indertijd beschouwd als

een experiment met poezie pure. Voor Kusters vertegenwoordigt het ‘de meest extreme vorm van moedertaal’. Ondanks Kusters’ interessante bespreking blijft dit ‘klankgedicht’ voor mij moeilijk te genieten. Moedertaal is, met haar muzikaliteit, haar sensualiteit toch taal. Oote is de taal voorbij. Het zou een gedicht van pure klank zijn. Maar het schriftbeeld wordt niet zomaar klank: hoe klinken hoofdletters - A tegenover een a? Oo naast oo? Hoe verklank je ‘etc.’, of is dat alleen maar een aanwijzing; maar hoe die dan te realiseren? (Misschien ben ik nu teveel meester Pennewip?) En dan blijkt – verrassing – dit moedertaligste van alle gedichten ook nog van zeer vaderlijken huize te zijn. Maar Wiel Kusters zit niet voor één gat gevangen. Volg het spoor van zijn overwegingen en laat je meevoeren diep Jan Hanlo’s wereld in, een wereld van vaderlijke moeders en moederlijke vaders en de zoon verdwaald daartussen. En van de poëzie die daarvan komt.

Raar blad

Het geheimzinnigste blad van Nederland is De God van Nederland. Het is een niet te plaatsen kwartaalblad onder redactie van Bob Polak en Frederik van der Kamp, pseudoniem van Vic van de Reijt. Talrijke bekende en vooral ook minder bekende publicisten werken mee aan het blad: tekenaars met grappige

Omslag De God van Nederland #9, okt/dec 2013

S. Carmiggelt (1913–1987) Schrijver

Werk van Alexander Cohen uit 1936

Van de tienduizend Kronkels, die de columnist Simon Carmiggelt (1913–1987) voor het dagblad Het Parool schreef gaan er zes over de kleurrijke, stijfhoofdige journalist Alexander Cohen (1864–1961). Cohen werd, na zijn oneervol ontslag uit het KNIL, het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, in Nederland anarchist en stierf uiteindelijk in Frankrijk als monarchist. Cohen beschreef zijn leven in het autobiografische In opstand en in Van anarchist tot monarchist. Carmiggelt was gefascineerd door zijn briljante stijl en schitterende manier van formuleren. Van die bewondering getuigen deze zes Kronkels die hier voor het eerst gebundeld verschijnen. Ronald Spoor schreef ter inleiding een biografisch portret van Alexander Cohen. Kelderuitgeverij, 2013, 70 pagina’s. €9,50

namen zoals Elise van Iterson, Lies Kindt, Gabriël Kousbroek, Nienke Oldenhuis, Barbara Stok en Siegfried Woldek, fotografen zoals Ferry André de la Porte en Edo Landwehr, kunstenaars zoals Maureen Bachaus en Herwolt van Doornen, vormgevers zoals Pieter Boddaert, Yolanda Huntelaar, Frits Jonker, Piet Schreuders en Louis Stiller. In bijna elk nummer is er aandacht voor schrijvers zoals Nescio, Willem Elsschot, Karel van het Reve, Willem Frederik Hermans, Arnon Grunberg en Heere Heeresma. Elk nummer heeft een thema, met rare titels als ‘Blaadjesmakers’, ‘Welkom bij Albert Heijn, Steeds meer blauw in de buurt’, ‘Vrijstaat Oranje’ (bij de kroning van Willem-Alexander) en nu is er weer een nummer gewijd aan de bediening in de Nederlandse horeca. Er zijn niet meer dan vierhonderd abonnees. Wat een raar blad! Wat moeten we met zo’n blad?! De God van Nederland is geen literair blad, het is geen cultureel blad, het is geen satirisch blad, het is geen opinieblad. Wat is De God van Nederland eigenlijk wel voor een blad? Zijn er trouwens niet al

genoeg bladen en blaadjes op de markt? De redactie is gehuisvest in een achterafstraatje in kunstenaarsdorp Bergen N.H. De kunst en cultuur van Simeon ten Holt, Lucebert, Neeltje Maria Min, Adriaan Roland Holst en Charley Toorop waaien ons tegemoet. We bellen aan bij een oud dorpshuisje in de Sint Antoniusstraat 37, maar er wordt niet opengedaan. We proberen het in het stamcafé van de redactie Het Huis met de Pilaren, maar ook daar blijkt niemand aanspreekbaar. In de Ruïnekerk? Niemand van De God van Nederland aanwezig. De Eerste Bergensche Boekhandel? Geen redactie te bekennen. Er zit niets anders op dan het blad maar gewoon zelf te gaan kopen en te ontdekken wat De God van Nederland voor een blad is. Jaarabonnement: € 30 (buitenland: € 40). Bankrekening 49 41 252 t.n.v. Stichting Polak & Van der Kamp / Gebed zonder End. Problemen met overmaken? Bankrekening 490 84 16 t.n.v. B.J. Polak. Bij een abonnement op de derde jaargang van De God van Nederland krijgt u een exclusieve tekening van Gabriël Kousbroek cadeau.


BEURSBERICHTEN

ZONDAG 8 DECEMBER 2013

De Mythe van Sisyphus Een werk van Albert Camus uit 1942 heeft zijn relevantie niet verloren door Nico de Louw Het is mij onbekend of uitgeverij IJzer De Mythe van Sisyphus presenteert ter gelegenheid van de 100ste geboortedag van Camus op 7 november 1913 of dat de inhoud van dit boek an sich de uitgever heeft gemotiveerd het in deze tijd van het wereldwijde Islamdebat onder de aandacht van het publiek te brengen. Hoe dan ook, de inhoud van het boek heeft een actualiteitswaarde die de hernieuwde uitgave rechtvaardigt. Het boek zag het licht in 1942 en is dankzij de vertaling van C.N. Lijsen in 1962 door de Bezige Bij toegankelijk gemaakt voor de Nederlandse lezers. Het zijn dan de tijden van het existentialisme, de filosofische aankondiging van een tijdperk waarin we heden ten dage ons ontkerstende, geïndividualiseerde leven leiden. De Mythe van Sisyphus heeft een eeuwige actualiteitswaarde juist omdat het tijdloos is en zo bevrijdend, omdat het de mens tot meester van zijn eigen lot bestempelt. Dat begint al met het citaat ‘O mijn ziel, streef niet naar de onsterfelijkheid, maar put het veld der mogelijkheden uit’, aldus Pindarus in de Derde Phytische Ode. En dan moet het boek nog beginnen. Hoe kan de mens, gegeven de absurditeit van het bestaan, zijn leven leven zonder het zelf te beëindigen of zich aan een valse hoop vast te klampen? Camus gaat op zoek naar het eerlijke, niets verbloemende antwoord. In het gedachtegoed van Camus is afscheid genomen van God en dient de mens te leven in het besef dat we leven zonder uiteindelijke beloning. Welke consequenties heeft dit, vraagt Camus zich vervolgens af. Is het leven dan nog wel de moeite waard? Hij voert de lezer langs een reeks filosofen die de randen van het denken opzoeken. Zij betreden als het ware de woestijn waarin men voor de menselijke soort een houvast of kompas zoekt. Onder hen Kierkegaard, Heidegger, Husserl en Sjestow. Hij neemt afstand van diegenen die uiteindelijk een eenheid veronderstellen, ook al zijn ze bereid afstand van het bestaan van God te nemen. Camus ziet geen eenheid, maar een leven dat versplinterd is in een wereld die in zichzelf onverschillig is ten aanzien van het lot van de mens. Er is geen hoop. Hij vestigt hierna zijn blik op het werk van de grote literatoren die in hun werk de absurditeit van het bestaan demonstreren aan de hand van hun protagonisten. Met name bij Dostojewski vindt Camus ruimschoots de illustraties bij zijn filosofisch betoog. Is dan elke menselijke inspanning futiel? Nee, dat is niet het geval volgens Camus, want in die inspanning schuilt nu juist de grootsheid van de mens die beseft dat er geen verlossing zal zijn en desondanks zijn (scheppende) arbeid blijft verrichten en daarin schuilt zijn triomf. Hij is zijn eigen god. Juist door zich niet te verschuilen achter verlossingswensen waartoe religies mensen al eeuwenlang verleiden, zien wij de ware mens die zijn eigen leven zin geeft, al is het in een absurde context. Camus sluit zijn essay af met zijn absurdistische held Sisyphus, volgens Homerus de wijste en verstandigste van alle stervelingen. Voor Camus is Sisyphus de ultieme belichaming van de mens die zich met de absurditeit van het bestaan verzoent en daaronder niet lijdt, maar die wij ons moeten voorstellen als een gelukkig mens, aldus de laatste regel.

Albert Camus Fotograaf onbekend

Dit werk van Camus heeft zijn relevantie niet verloren, en zal dat ook niet verliezen zolang op wereldniveau grote delen van de mensheid hun bestaan baseren op een gelukzalig hiernamaals, te bereiken door het volgen van voorschriften van de aardse toezichthouders en woordvoerders namens God. Zo lang als zelfmoordterroristen als het meest extreme voorbeeld hiervan zichzelf en anderen opblazen om het hemelse paradijs te midden van een dichtbevolkte harem te verwerven, is het zaak filosofisch en praktisch de mens op zichzelf terug te blijven werpen. De uitgave van dit werk van Camus werd in de vroege 60er jaren heel modern gelanceerd als De Myte van Sisyphus en werd er vervolgens consequent door het hele boek heen gesproken van teorie, tema, teatraal en ga zo maar door. Die moderne spelling van toen blijkt – in tegenstelling tot het boek – bepaald niet tijdloos, maar inmiddels door de huidige actualiteit weer achterhaald. Het is aan de lezer te ontdekken of de h wedergekeerd in de titel ook in de tekst, van nog steeds C.N. Lijsen, zijn hem toekomende plaats heeft teruggekregen.

‘‘

O mijn ziel, streef niet naar de onsterfelijkheid, maar put het veld der mogelijkheden uit’

’’

11

Het eerste gedicht In zijn inleiding op Het Eerste Gedicht / Over het lezen van poëzie zegt Chretien Breukers wat hem tot het schrijven van dit boek bracht: ‘Wat in ‘de poëzie’ goed wordt gevonden, wordt door mensen die niet tot de ingewijden behoren over het algemeen niet, of nauwelijks gelezen.’ Zijn inleidende tekst is een lange filipica tegen allerlei initiatieven die voor de popularisering van de dichtkunst en de verkoop van bundels zijn ondernomen: de Dichter des Vaderlands, de Nationale Gedichtendag, de Lezing ter Verdediging van de Poëzie, de Turing Nationale Gedichtenprijs. Nee maar, in 2013 was er zelfs een achtdaagse Gedichtenweek, die volgens Breukers de poëzie ook al niet uit de morsdood heeft opgewekt. Al lezende krijg je de indruk dat de schrijver met een loopgravenoorlog tegen elke vorm van culturele liefdadigheid is. Wat het volgens hem oplevert is ten hoogste nog meer middelmatige gedichten, want meer nog dan voor lezen klinkt er in het goedbedoelde marketingplan van instituten en organisaties een pleidooi voor het zelf schrijven door. Breukers is iemand waarvan je een clandestien verspreide verzetskrant verwacht, hij is intussen redacteur van De Contrabas, de best bezochte website over literatuur in Vlaanderen en Nederland. Het Eerste Gedicht is Breukers éénpersoons leesclub van poëzie. In veertig hoofdstukken becommentarieert hij steeds het eerste gedicht uit bundels die hij door anderen gelezen zou willen hebben. Hij legt de teksten niet uit en maakt deze zelfs niet persé begrijpelijk. Puttend uit eigen kennis en ontvankelijk voor alle mogelijke associaties houdt hij als liefhebber een pleidooi voor een vorm van litera-

Chretien Breukers Foto: Nicole Montagne tuur die vaak duister, dwars en onzinnig is. En daarmee komt wat begon als een activistisch pamflet pas echt op inhoudelijke en poëticale snelheid. ‘Waarom weet ik niet, maar ik vind dat mooi.’ schrijft hij bij een gedicht van Juliën Holtrigter. Het boek eindigt met drie stukken waarin Chretien Breukers zijn bewondering uitspreekt voor de op 5 juli 2012 overleden Gerrit Komrij. Hij is de aartsvader in wiens voetspoor Breukers zijn werk wil doen. Het gaat om het terugbrengen van de kritische houding in het centrum van de literatuur. Het Eerste Gedicht eindigt enigszins verontrustend met de woorden: ‘Alleen waar ligt dat centrum? Wie wonen daar? Wie kunnen we daar aanspreken? Is daar wel iemand die ons hoort? Hallo?’ Chretien Breukers, Het Eerste Gedicht, Uitgeverij De Weideblik 2013

Is ‘Oost’ het literaire centrum van Amsterdam?

Schrijvers uit Oost

Omslag van het besproken boek Ontwerp: Studio Vruchtvlees

Te denken dat juist AmsterdamOost bijzonder veel schrijvers herbergt is natuurlijk onzin. Toch kozen de initiatiefnemers van het boek Oost – Het literaire centrum van Amsterdam hun directe omgeving als uitgangspunt voor een reeks literaire teksten, in de overtuiging dat in het werk van schrijvers uit hun omgeving ook de rest van wereld weerspiegeld zou kunnen worden. Met Oost wilden ze ook een tegengeluid laten klinken in een buurt die soms nog teveel geassocieerd wordt met mensen die uit angst ‘met knuppels onder hun bed slapen’. De redactie begon met een lijst van schrijvers in Amsterdam-Oost op te stellen, strevend naar volledigheid, maar zag al snel in dat dit tevergeefs was. Daarom werden voor de eerste ronde vooral schrij-

vers uitgenodigd uit hun eigen netwerk en op grond van hun persoonlijke smaak. Daarbij was men vooral nieuwsgierig naar de invloed die de omgeving van Amsterdam-Oost op hun schrijverschap zou hebben. Tussen najaar 2012 en voorjaar 2013 organiseerden ze eerst zes literaire bijeenkomsten, waarvoor elke auteur een nieuwe tekst schreef, liefst zo dat Amsterdam-Oost daarin een rol speelde. Soms werd dit nog nader gepreciseerd, zoals voor de bijeenkomst met drie toneelschrijvers in het Lloyd Hotel. Aan hen werd gevraagd om het rijke heden en verleden van dit roemruchte gebouw als referentie te gebruiken. Daarna werden alle teksten op verschillende locaties door de makers voorgelezen, waarna ze uiteindelijk terechtkwamen in het boek Oost. Van meet af aan wilde het project Schrijvers uit Oost ook een platform zijn voor nieuw literair talent. Iedereen die graag schrijft, werd opgeroepen om in een verhaal de eigen wijk als bron te gebruiken. De

redactie van Schrijvers uit Oost was benieuwd naar wat er leeft achter de gevels van de huizen, naar de verhalen van elke straat. De respons was gelukkig groot: bij elke aflevering waren er meer dan dertig inzendingen, waaruit steeds één winnaar werd gekozen. Ook de meesten van hen zijn nu in Oost terug te vinden. Het resultaat is een boek vol verhalen geworden van onder anderen Gustaaf Peek, Anton Valens, Anja Sicking, Ivo Victoria en Philip Snijder, toneelteksten van Wanda Reisel en Rob de Graaf en een speciaal voor Oost gemaakt lied van Huub (De Dijk) van der Lubbe. Bedenker en initiatiefnemer van Schrijvers uit Oost was Marian Boyer, bekend door haar talrijke toneelstukken, verhalen en romans. Helaas heeft zij het verschijnen van deze bundel niet meer kunnen meemaken. Zij stierf op 16 juli 2013. Wel werd een van haar laatste teksten in Oost opgenomen, over Amsterdam-Oost natuurlijk, maar ook over haar jeugd in Nieuw-West.


12 Tekenen

Ontwerpen met viltstift en engelenhaar Hansje van Halem experimenteert met letters, structuren, texturen en patronen Met de uitgave van het monumentale Sketchbook viert Hansje van Halem haar tienjarig bestaan als zelfstandig grafisch ontwerper. Het boek is een eindeloze stroom van experimenten met letters, structuren, texturen en patronen, waarvan de meeste nooit op affiches, postzegels of ander drukwerk zijn verschenen. Dit is het grafische labyrint waarin Van Halem louter voor haar plezier ronddwaalt. Hier is een tekenaar aan het werk die nieuwsgierig is naar waar de lijn die ze op papier zet haar vervolgens brengt. Daarbij zijn de letters van het alfabet vaak het uitgangpunt, waarmee betekenis als het ware gegeven is en de tekenaar ongeremd haar gang kan gaan. Soms zien de letters er uit als haar. Dan weer als draad of de onnavolgbare groei van sporen en schimmel. Letters zijn van ijzervijlsel of ijzergaren. Het is zowel handgemaakt als computergestuurd borduurwerk. Sketchbook is een compilatie van door Van Halem geïnitieerd werk in opdracht – toegepast en afgewezen – en schetsen van letters, patronen, mislukkingen en experimenten gemaakt tussen 2003 en 2013. Het optimistische boek telt 448 pagina’s, is gebonden in een linnen band, meet 22 x 29 cm en kost € 95.

Illustraties uit Sketchbook Van Halem


Fotografie

BEURSBERICHTEN

ZONDAG 8 DECEMBER 2013

13

The invisible book

Jezus als fotograaf Foto Max Natkiel / MAI

Studio Paradiso In 1986 verscheen Max Natkiels fotoboek over Paradiso bezoekers: Paradiso Stills. Het boek – volgens sommigen het beste Paradiso boek ooit – wordt beschouwd als vintage en is alleen nog met moeite antiquarisch verkrijgbaar. Bij uitgeverij Voetnoot verscheen begin september een nieuwe en volledigere versie, Studio Paradiso, met daarin meer dan 600 foto’s uit de vroege jaren ’80, waarvan 400 niet eerder werden gepubliceerd. Studio Paradiso bevat zwart-wit portretten van bezoekers van Paradiso, die Max Natkiel maakte in

de periode 1980–1990, maar vooral in het begin van de jaren ’80. Als frequent bezoeker van concerten ontmoette hij in Paradiso punks, skin heads, rasta’s en andere subculturen. Hij dronk met ze mee, feestte mee en raakte met ze aan de praat. Vanaf 1980 nam hij zijn oude Rolleiflex-camera en een goede flitser mee en maakte meer dan duizend portretten. Hij zette zijn keuze van het Paradiso publiek tegen een neutrale achtergrond (de tegeltjes van de wc, een muur in de gang) en fotografeerde ze frontaal en ongedwongen in contrastrijk zwart-wit. Het fotoboek telt 624 pagina’s en verschijnt met vier verschillende covers. De inleiding is van filosoof en publicist Dirk van Weelden. Recensie van Eric Min in De Morgen: ‘Alles aan Studio Paradiso

is monumentaal. Vooral de omvang van het boek: een waterval van meer dan zeshonderd beelden, elk op een bladzijde. (…) Is het dit mateloze dat van Studio Paradiso zoveel meer maakt dan een tijdsdocument? Dat laatste is het zeker ook – een getuigenis van een vervlogen epoque. Even zorgvuldig en exhaustief als August Sander in de jaren twintig zijn tijdgenoten in het Duitsland van de Weimarrepubliek in beeld heeft gebracht, en even verbeten als Diane Arbus haar collectie randfiguren aanlegde, heeft Max Natkiel de bezoekers van Paradiso vastgelegd…’ Een selectie van veertig portretten is nog tot 5 januari 2014 te zien in de kelder van het Stadsarchief van Amsterdam (Vijzelstraat 32).

Elisabeth Tonnard publiceert boeken waarin teksten en beelden uit het archief van onze cultuur in een nieuwe rangschikking worden getoond. Tonnards publicaties hebben inmiddels door diverse beurzen en de activiteiten van Johan Deumens Gallery hun weg gevonden naar een veertigtal internationale collecties, waaronder de New York Public Library, MoMA, Bibliothèque Kandinsky bij het Centre Pompidou, en de Tate Library. Dit jaar verscheen haar dertigste boek en voor het komend jaar is er een overzichtstentoonstelling gepland in het Van Abbemuseum. Op de beurs is er speciale aandacht voor de volgende uitgaven uit 2013: The Gospel of the Photographer. Wij allen zijn fotograferende mensen geworden. Hoe zou het zijn als Jezus fotograaf was geweest? Hoe zouden zijn handelingen zijn geweest, en welke snapshots zou hij hebben genomen? The Gospel of the Photographer stelt deze wereld voor door middel van een herschrijving van het evangelie van Marcus. Woorden uit het evangelie werden vervangen door woorden

Nederland als themapark Korrie Besems (1961) fotografeerde tussen juni 2010 en oktober 2011 de grensgebieden
tussen vermaak en wonen, tussen vrije tijd en dagelijks leven: recreatieparken, golfterreinen, shopping malls, vakantie resorts en retailparken. Vrije tijd is de laatste
decennia big business geworden. De claim die de vrijetijdsindustrie hiermee legt op het Nederlandse landschap heeft langdurige gevolgen voor de kwaliteit en het uiterlijk van dat landschap. Door veranderingen in de recreatievraag, zoals de toenemende behoefte aan belevenissen, emoties en verhalen, worden aan vrijetijdslandschappen andere eisen gesteld dan in het verleden. Men kan en wil steeds meer geld uitgeven om vrije tijd op een unieke, ludieke, sportieve of speelse wijze te beleven. Vrije tijd is niet

meer de tijd waarin je ‘niets hoeft’ maar waarin je ‘beleeft’. De thematisering van deze landschappen wordt mede hierdoor steeds extremer. Het Nederlandse vrijetijdslandschap, gezien door de lens van Korrie Besems, manifesteert zich als één groot Luilekkerland, waarin fantasie en sprookjes de geschiedenis van ons eeuwenoude cultuurlandschap met weidse armgebaren hebben weggeveegd.

rond het begrip fotografie. Het resultaat is een van boobytraps voorziene tekst waarin fotografie verschijnt als medium van wonderen en geneeskracht—en uiteindelijk als de nieuwe religie. Het boek bevat tevens vijfentwintig foto’s. Paperback, Engelstalig, 64 pagina’s. De prijs is €25. ‘And rising very early in the morning, while it was still dark, he departed and went out to a desolate place, and there he took photographs. And Simon and those who were with him searched for him, and they found him and said to him, ‘Everyone is looking for you.’ And he said to them, ‘Let us go on to the next towns, that I may take photographs there also, for that is what I came for.’ And he went throughout all Galilee, photographing in their synagogues and casting out demons.’ Highlights in the history of The Invisible Book Vorig jaar publiceerde Elisabeth Tonnard ’s werelds eerste onzichtbare boek, getiteld The Invisible Book. Onlangs verscheen een set van zes ansichtkaarten met hoogtepunten uit de geschiedenis van het boek. De prijs van de set is €5. elisabethtonnard.com/works/ the-invisible-book

ingezonden mededeling

Luilekkerlandschap, Korrie Besems. Fotografie: Korrie Besems, tekst: Peter Delpeut, Vormgeving: Mart Warmerdam. Formaat: 29 x 24.5 cm. Uitgave: 48 fc afb., 104 p. 99 Uitgevers Prijs: € 25,00

Foto uit het besproken boek

Tekening: Titi Zaadnoodijk


14 Haarlem

Ode aan Haarlemmers Mulisch en Bilderdijk

Gedichten van Adriaan van Dis en George Moormann Uitgeverij De Zingende Zaag en Mercator Press zijn een samenwerkingsverband aangegaan. Op initiatief van dichter/essayist George Moormann verschijnen tijdens de Beurs van Kleine Uitgevers twee bibliofiele drukwerkjes getiteld Ode aan het rijm en De neus van Harry. Met glansrollen voor de ‘Haarlemmers’ Magister Mulisch en bard Bilderdijk. Ode aan het rijm In zijn ruim tweehonderdregelige Ode aan het rijm gooit auteur Adriaan van Dis de knuppel in het hoenderhok. Dat de hedendaagse, veelal hermetische poëzie nog maar door een enkeling wordt gelezen en genoten heeft zij volgens Van Dis aan zichzelf te danken. De rijm, de echo der natuur, is nagenoeg haar status kwijt. ‘Rijm in poëzie is tegenwoordig ongehoord,/ het zou gekunsteld zijn./ Men mag het vers niet op een pijnbank leggen en het woord/ tot dwangbuis dwingen./ Het is de kunst je los te zingen/ van wat oor en oog verwachten.’ In zijn lofzang op ‘de oude rapper’ Willem Bilderdijk, die nog in alexandrijnen dichtte en het rijm allesbehalve schuwde, roept Adriaan van Dis de hedendaagse dichters op hun hart te openen ‘voor het schaamteloze rijm’. Ze zouden de kloof moeten overbruggen tussen Hoge Kunst en dichtrijmen die dingen naar de gunst van het volk: ‘de smartlap als tolk/van sentiment en vals gevoel. Of de rapper, met zijn swing,/so cool,/ bling, bling,/a chick,/en lik/me reet mentality./Maar is het poëzie?/Nee, het is hiphop en het hinkt/en stinkt naar achterbuurt en kassa,/eendagsvliegen voor de massa.’

De Hof van Jan In de oude drukkersstad Haarlem verenigen zich sinds twee jaar een viertal margedrukkers in ‘de Hof van Jan’: de Brederode Pers, Illusions Perdues, de Korenmaat en de Lojen Deur Pers. Een greep uit recente uitgaven. Detlev van Heest – Vrachtloods 5 In het laatste hoofdstuk van zijn roman Pleun uit 2010 beschrijft Detlev van Heest de hereniging met zijn recentelijk negentien jaar oud geworden kat Kootje, vondeling in Japan, meegereisd naar Nieuw Zeeland en vervolgens overgevlogen naar Schiphol. Een aanzienlijk uitgebreider verslag van wat zich op 12 juni 2007 voordeed, gaf de schrijver in een brief aan Frida Vogels. Deze brief werd gezet in de 14 punts Spectrum en onder de Korenmaat gedrukt in 150 exemplaren. Pita Snoeck droeg een drietal linosneden bij aan de uitgave, portretten van de mensen die in de tekst ter sprake komen: de dichteres Hanny Michaelis die op deze dag begraven werd, J.J. Voskuil die de poes mee ging ophalen en Detlev van Heest, samen met Kootje. Het oblong boek van 22 x 26 cm kost € 25. Smakelijke Texelse gedichten Onlangs verscheen de eerste echte uitgave van de Brederode Pers: Meike om reeuw in te biete. Texelse gedichten van Nico Dros. De van dit prachtige eiland afkomstige schrijver verwoordt in Texels dialect de plaatselijke volkswijsheid (‘òlles ken, behòlve een skeet / op ’n plankie spiekere’) en geeft inzicht in

het sociale leven (‘lekker saampies dònse’ en ‘’n hortje wuppekonte’). De gedichten werden door Rogier Polman van fraaie tekeningen voorzien. Het boekje is gezet in de Garamond en telt 20 pagina’s. De oplage bedraagt 125 exemplaren Het boekje kost € 12,50. Menseneter Onder de Korenmaat verscheen de plano De menseneter. Geen sprookje. Aan de ene zijde van het druksel staat een tekst, waarin Nop Maas het geheim van Driehuis-Westerveld wereldkundig maakt: de aanwezigheid aldaar van een geflipte filosoof die zich tegoed doet aan bepaalde delen van menselijke lijken. Aan de andere zijde staat een door Paul van der Steen getekend portret van deze menseneter. De plano meet 54 x 23 cm en werd gedrukt in 100 exemplaren, die allen door de tekenaar genummerd en gesigneerd werden. Bovenin is een met metaal versterkt ophanggaatje aangebracht. Dit opzienbarende product kost € 10. Lodewijk Wiener – De Zoete Inval De Zoete Inval is een prachtig nieuw verhaal van Lodewijk Wiener. Het is het geraffineerd gecomponeerde relaas van een kortstondige affaire in de ‘Zwarte Tijd’ van de schrijver

De neus van Harry Steekt Adriaan van Dis de loftrompet over de in Haarlem begraven Willem Bilderdijk, George Moormann eert in De neus van Harry die andere roemruchte Haarlemmer Harry Mulisch. Voor hem werd onlangs een bronzen borstbeeld onthuld op de Grote Markt. Precies zoals Mulisch het voorzag. Met uitzicht op het standbeeld van Laurens Jansz Coster en in de schaduw van Bilderdijks sterfhuis. ‘Hermetisch opgesloten op een – voorlopig –/ ontoegankelijke plaats: je zult wel in je element zijn.// Jij de orakelende Pythia in de billen knijpend/ terwijl je gierend een priester verbetert. Of zit je aan/ de Smaragden tafel van Hermes Trismegistus?// Wat boven is, is gelijk aan wat beneden is,/ en wat beneden is, is gelijk aan wat boven is, ter vervulling van de wonderen van het éne Ding.’ De neus van Harry is de opmaat voor een bibliofiele editie die behalve een serie nachtelijke gesprekken tussen Moormann en Mulisch ook een echte afdruk van de neus van Harry zal bevatten! Kopers van het drukwerkje De neus van Harry worden op 29 juli 2014 persoonlijk uitgenodigd voor Mulisch 87ste geboortedag. Dan zal Moormann bij de buste van Mulisch de complete en uitgebreide publicatie presenteren. Ode aan het Rijm en De neus van Harry zijn met de hand gezet door Willem Kramer van Mercator Press, met illustraties van Mercator en Paul van der Steen.

Harry Mulisch Illustratie Paul van der Steen

Beurskrach: 50 % korting! Om het verschijnen van genoemde drukwerkjes te vieren biedt Uitgeverij De Zingende Zaag alle Zagen tijdens de Beurs voor Kleine Uitgevers aan met maar liefst 50% korting.

in 1975. Erotiek en tragiek, drank en huisvlijt, caféleven, compassie en grimmige levenswijsheid: het verhaal is Wiener op zijn allerbest. ‘Zo, Kees…’ zei ik. ‘Zo, Victor,’ zei hij. Daarna zwegen we een poos. ‘Ik had best met Lena willen trouwen, weet je dat,’ zei hij ineens. Ik knikte een paar maal. ‘Ik ook niet,’ antwoordde ik toen. Het boekje is gezet in de Spectrum en heeft 28 pagina’s; het omslag is ontworpen door Marlies Visser. Alle exemplaren zijn door de auteur gesigneerd. De oplage bestaat uit 120 ingenaaide exemplaren die € 25 per stuk kosten. 26 exemplaren zijn gebonden door Van Waarden te Zaandam; deze kosten € 75 per stuk. Harry Mulisch – een ander voorstel Op 30 oktober werd op de Grote Markt in Haarlem een buste onthuld van Harry Mulisch. Daarmee toonde de mooie Spaarnestad eens te meer dat ze niet haatdragend is ten opzichte van een zoon die haar in het verleden beschimpte en vertrok naar Amsterdam. Ter gelegenheid van de onthulling van het beeld werd een tekstje uit Mulisch’ Haarlemse periode aan de vergetelheid ontrukt. Gevraagd naar zijn opinie over het aanleggen van een bloemenperk op de Grote Markt stelde Mulisch op zijn karakteristieke manier voor om meteen maar de hele Grote Markt met bloemen te beplanten en daarna ook de belendende straten deze behandeling te doen ondergaan. Het boekje van 8 pagina’s is gezet in de Spectrum en kost € 9. De uitgaven van de Hof van Jan zijn ook te bestellen via de webwinkel www.hofvanjan.nl

Godfried Bomans (r) en de moeder van L.H. Wiener. Fotograaf onbekend

Moederdag en Kerkhoflied Bij De Carbolineum Pers te Kalmthout (België) zijn deze herfst twee nieuwe uitgaven verschenen. L.H. Wiener haalt in Moederdag enkele markante anekdotes aan zijn moeder op, onder meer over haar vriendschap met Godfried Bomans. Gezet in de Van Dijck, met de handpers gedrukt op geschept Van Gelder papier, 22 cm, met drie ingekleefde foto’s van Wieners moeder en handgekleurde initialen.

De uitgave Een Kerkhoflied bevat twee gedichten die Gerrit Komrij bedoeld had voor zijn laatste, uiteindelijk posthuum verschenen, bundel Boemerang, maar die daarin vergeten werden. Het boekje van 30 cm hoog is met de hand gezet in de Perpetua en met de handpers gedrukt op geschept Hahnemuhle papier. Het omslag is van geschept Nepalees Gampi papier, met een tekening van Bruno Vekemans.

Oplage 50 genummerde en gesigneerde exemplaren, prijs € 60 plus verzendkosten (€ 5 België, € 10 Nederland).

Oplage 50 genummerde en (helaas niet gesigneerde) exemplaren, prijs € 40 plus verzendkosten


Toegepaste kunst

BEURSBERICHTEN

ZONDAG 8 DECEMBER 2013

15

Rietvelds hopmi-stoel

Rietvelds zelfmontagestoel uit 1932 alsnog in productie genomen Gerrit Rietveld heeft altijd de wens gehad om een industrieel te produceren stoel te ontwerpen die goedkoop te transporteren was. In 1932 was hij zijn tijd ver vooruit toen hij een stoel ontwierp die kopers thuis zelf in elkaar moesten zetten. Zijn zelfmontage-stoel is gemaakt van twee plaatjes triplex en zes gebogen buiselementen, die door middel van zogenaamde torpedo-moeren aan elkaar bevestigd worden. Deze moeren, een patent van de Utrechtse firma hopmi, zijn voorzien van een rechts- én linksdraaiende schroefdraad. Tot vijf jaar geleden, toen bij het

De HOPMI-stoel

De HOPMI-stoel in verpakking

Centraal Museum in Utrecht een oude Rietveld hopmi-stoel werd aangeboden, kende men alleen een ontwerpschets van deze stoel. Op basis van dat bewaard gebleven exemplaar is Rietvelds ontwerp nu, 81 jaar later, alsnog in productie genomen. Otakar Máčel: ‘Deze Rietveld Gerrit Thomas Rietveld (1888– 1964) was een Nederlands meubelontwerper en architect.

hopmi-stoel is de laatste ontdekking binnen het stoelenœuvre van Rietveld. Maar helemaal onbekend was de stoel niet. Op een tekening van Rietveld die in het Rietveld Schröder Archief te Utrecht wordt bewaard is deze stoel in een lijntekening te herkennen. Zelfs de plaatsing van de schroeven is op de tekening aangegeven met horizontale streepjes. Op dezelfde tekening is ook een variant zonder armleuningen te zien. Men ging er tot nu toe vanuit dat het om tekeningen van stoelen ging die nooit verwezenlijkt waren; het buismeubel-œuvre van Rietveld is sowieso beperkt in omvang.’ De hopmi-stoel is gemaakt in een genummerde editie van 150 exemplaren, met daarbij een viertalig boekwerk door Otakar Máčel met montagehandleiding en de geschiedenis van de stoel. Het geheel is verpakt in een doos van 50 x 55 x 8 cm. De stoel is voor € 650 te koop bij Timmer Art Books.

ingezonden mededeling

Arisa Furimoto Omslag van het besproken boek

Lies Verdenius in Kyoto Tijdens de herfst van 2012 verbleef Lies Verdenius als Artist in Residence voor een periode van zes weken in Kyoto, Japan in een klein traditioneel huis, een zogenaamde machiya. Dit houten huis was onlangs gerenoveerd met oude materialen en in Japanse stijl ingericht. Zo telde dit huis twaalf verschillende schuifdeuren, met papier bekleed of met matglas. Hiervan maakte Lies Verdenius diverse ‘frottages’, die ze op Japanse wijze tot een boekje bond. Een tweede serie vanfrotta-

ges van allerlei alledaagse voorwerpen, tatami matten en opnieuw het houtwerk en matglas resulteerde in een soort staalboek van de machiya. In een kleine studio in Osaka werden de stalen door mevrouw Eiko Japans gebonden en als masterpiece werd er een Japanse doos gemaakt met de bekende sluiting met kleine beentjes. Deze uitwisseling van kunstenaars werd in Kyoto ondersteund door de KCCC (Kyoto Center for Community Collabora-

tion) en het Japans Cultureel Centrum in Amsterdam (zie www.japans.nl bij ‘Uitwisseling’). De twee boekjes zullen op de Beurs van Kleine Uitgevers te zien zijn, evenals eerdere uitgaven, zoals Het vrije veld met een gedicht van Bernlef en Panorama van de ziel. Deze twee laatste uitgaven werden dit jaar opgenomen in twee Artists Book tentoonstellingen, te weten KALEID 2013 in Londen en Artist Book Prize in Sheffield.

Catalogus Willem Frederik Hermans Boeken en archivalia uit de collectie van Freddy de Vree www.demian.be


16 Varia

beursberichten ZONDAG 8 DECEMBER 2013

www.beurskleineuitgevers.nl

Promotie in de beeldende kunst Poezenkrant #58: ‘betere navigatie’ Evenals andere grote publieksbladen heeft De Poezenkrant een formaatwijziging ondergaan. Een restyling is daarvan het logische gevolg en het nieuwste nummer – op de Beurs in Paradiso te koop – draagt daar de sporen van. In een redactionele inleiding valt te lezen: ‘In het nieuwe ontwerp van deze krant wordt de lezer gegidst van pagina naar pagina. Zo is er een structuur die de grote aandachtsgebieden van De Poezenkrant vangt: nieuws, lifestyle, rare plekjes. Er is een visuele cover. Het nieuws wordt herschikt. Het cultuurnieuws staat op een logische plaats. Met een betere navigatie krijgen meer artikelen een trefwoord, zodat de lezer sneller kan beoordelen of hij het hele stuk wil lezen. Dit is alweer de zoveelste nieuwe stap op een lange weg die in 1974 begon voor De Poezenkrant.’ Achtereenvolgens komen in De Poezenkrant #58 aan de orde: de rubrieken Binnenland, Buitenland, Lifestyle, Nieuws, Design, Kunst, Geschiedenis, Fotografie, Reizen, Boeken, Media, Amsterdam, Het Beeldverhaal, Rare plekjes, Wetenschap, Feedback en Oud Nieuws. De Poezenkrant #58, € 5. Uitg. P. Schreuders

Filmstill uit Het huis dat zou zijn (Camera: Ernst Herstel) Aan de onmiddellijke indruk van schilderijen en beelden komt- als het goed is – geen woord te pas. Woord en beeld staan in deze wellicht zelfs op gespannen voet met elkaar. Het is daarom op het eerste gezicht vreemd om beeldende kunst als universitaire discipline geaccepteerd te zien. Sinds kort bestaat er in Nederland de mogelijkheid om als afgestudeerd beeldend kunstenaar (Master in Fine Arts) aan de universiteit te promoveren. Krien Clevis, de eerste Nederlandse kunstenaar met een PhD, benoemt in het voorwoord van haar door De Buitenkant uitgegeven proefschrift deze tweeledigheid van het werken

met materialen én onderzoek met een textueel substraat. Omdat zij de eerste is, wordt haar boek LOCVS ongewild ook een voorstel voor een methode. In LOCVS: Herinnering en vergankelijkheid in de verbeelding van plaats / Van Italiaanse domus naar artistiek environement formuleert zij in de inleiding de onderzoeksvraag als volgt: ‘Mijn onderzoek richt zich op plaatsen van betekenis en ik creëer nieuwe plaatsen van betekenis. Deze plaatsen zijn direct gekoppeld aan herinnering, het oproepen van oude beelden of het maken van nieuwe herinneringen, en aan vergankelijkheid en transi-

tie. Mijn zoektocht is een reis door tijd en ruimte: het is niet alleen á la recherché du temps perdu, maar ook du lieu perdu.’ Tot de plaatsen die zij bezoekt behoren zowel de huizen uit haar jeugd als necropoli in Rome, Etruskische graven, het archeologische monument Pompeï en de bouwput van de metro op het Amsterdamse Rokin. De omvang en wijze van documenteren is indrukwekkend, met passende literatuurverwijzingen wordt de fascinatie van de onderzoeker verbreed en ondersteund. Van het testen van een hypothese is in stricte zin geen sprake. Het doel dat onstond in de loop van het onderzoek werd de

constructie van een architecturaal volume in de Amsterdamse metro, door Clevis Familiehuis/Halte 2 genoemd. Over de wetenschappelijke betekenis van LOCVS valt te twisten. Het ligt in de lijn van de verwachting dat promovendi in de beeldende kunst eerder bij menswetenschappen dan bij betavakken terecht gaan komen, waarmee de academische status van PhD Fine Arts op zich al uit de aard der zaak minder solide is. Het is daarom beter om naar Krien Clevis’ werkstuk te kijken als een bevoorrechte kijk in het hoofd van een beeldend kunstenaar. Het echte werk is Familiehuis/Halte 2 in het Amsterdamse Rokin en dat moet het voor de toeschouwer doen. Je vraagt je af waarom een kunstenaar iets anders dan de ‘onmiddelijkheid’ van het kunstwerk zou moeten willen. Krien Clevis, LOCVS De Buitenkant, 248 pagina’s, oplage 250 exemplaren, prijs € 35

ingezonden mededeling

Wat is ‘hedendaags’? Gerard Unger promoveerde op een ‘goed getimmerd podium voor een nieuwe letter’. Door Philip van Hee Op donderdag 5 september 2013 ontving letterontwerper Gerard Unger de graad van Doctor aan de Universiteit van Leiden. De titel van zijn proefschrift luidt Alverata, hedendaagse Europese letters met wortels in de Middeleeuwen. In de inleiding schrijft hij: ‘Het onderwerp van dit proefschrift is de Alverata, een door mij ontworpen eenentwintigste-eeuws lettertype dat is geïnspireerd op de vormen van Romaanse kapitalen, zoals die in de elfde en twaalde-eeuwse inscripties voorkomen. (...) Hoe is een Middeleeuws concept voor lettervormen te combineren met een hedendaags typografisch concept, hoe is met deze combinatie een eenentwintigsteeeuws lettertype te ontwerpen?’ Na een uitgebreide studie van romaanse kapitalen in inscripties en een tweede van lettervormen, grafische ontwerpen en productiewijzen in de twintigste eeuw komt Unger op pagina 214 van de tekst tot

de formulering van het ‘hedendaagse concept’ dat leidend in het ontwerp zou zijn. Hij zegt onder andere: ‘Het ontwerp is een alleskunner, geschikt voor zoveel mogelijk toepassingen, voor lange en korte teksten, voor kleine en grote corpsen, voor verschillende wijzen van weergeven zoals op schermen en papier en met simpele en verfijnde technieken.’ Het ontwerp is ‘humanistisch’, wat onder andere wil zeggen dat de Latijnse lettervormen eveneens het bouwmateriaal van Griekse, cyrillische en zelfs niet-Europse letters kunnen zijn. Zijn definitie van ‘hedendaags’ blijft enigszins algemeen, wellicht betekent het niet meer dan dat hij nu leeft en zich vrij voelt om zijn kennis en kunde naar believen toe te passen. De Alverata is met andere woorden niet de uitkomst van een noodzakelijke typografische continuïteit. Het is geen proefschrift met een bewijs, maar veeleer een goed getimmerd podium voor een nieuwe letter. De naam Alverata is ontleend aan een inscriptie in mijn favoriete Romaanse kerk in Keulen, de

Gerard Unger promoveert. Foto: P. Schreuders Sankt Maria im Kapitol. Het is een godshuis waarvan de gebeeldhouwde voordeur binnen in rust opgesteld staat, na eeuwenlang door kerkgangers open te zijn geduwd. Letters verschaffen net als deuren in die zin al evenzeer toegang. Welkom, Alverata! Dr Gerard Unger, van harte gefeliciteerd! Gerard Unger, Alverata. Proefschrift, 288 pagina’s De Buitenkant, 2013. € 30,00

De opgerolde 6 van de Alverata, een samengestelde boog die bovenaan vlak begint, naar links draait en zich naar beneden strekt, met een korte draai naar boven gaat om met een scherpe bocht te eindigen. Onderschrift van Gerard Unger bij afbeelding 287 uit Alverata


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.