Jubileumuitgave 100-jarig bestaan imkervereniging Deventer e.o.

Page 1

tuters en kwakers

JUBILEUM UITGAVE 100-JARIG BESTAAN IMKERVERENIGING DEVENTER

Een eeuw imkeren in Deventer e.o.

HOBBY OF PASSIE?

Sigis waar blijf je nou!

STEEDS MEER BELANGSTELLING VOOR IMKEREN

Een bieje kan zoem m'en steek'n

0 10 Jaar S IN D

S 19 13

UITGAVE JUNI 2013

PRIJS 4,95


Voorwoord

Prachtige verhalen... Met trots presenteren we u de jubileumuitgave van Tuters en Kwakers ter gelegenheid van ons 100-jarig bestaan.

Het was bijzonder leuk om in de geschiedenis van onze vereniging te duiken. We hebben prachtige verhalen en documenten gevonden die we u niet willen

In de geschiedenis duiken was bijzonder leuk!

onthouden. Maar er is in deze uitgave ook aandacht voor de imkers van nu. We zijn er trots op deze verhalen met u te kunnen delen. Dank aan iedereen die een bijdrage heeft geleverd aan de inhoud van dit boekje.

Veel leesplezier! De redactie Remco, Sia, Wilbert en Herman.

Colofon Uitgave ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van Imkervereniging Deventer, afdeling van de Nederlandse Bijenhoudersvereniging. www.imkersdeventer.nl Redactie: Remco Bijkerk, Wilbert Derksen, Herman Naeff, Sia Prins Ontwerp: Patrick Nijhuis - Tomatos.nl Foto’s: Janny Druijff Drukwerk: Drukwerkdeal


JUNI 2013

JUBILEUMUITGAVE

inhoudsopgave

10

18

02

Voorwoord

17

Wat betekenen bijen in mijn leven

04

Imkervereniging Deventer 100 jaar

18

De biejenkoning

08

De Diepenveense ijmkers vergaderen

21

Sterke verhalen in het

in de Halve Maan 10

Interview met Sigis Sparenberg

14

Interview met Albert Muller

16

Alphabetische Ledenlijst der Afdeling

dialect uut ‘62! 22

Deventer imkers al een eeuw van alle markten thuis

24

Leuke Anekdotes

Tuters en kwakers is met de grootste zorg samengesteld. Aan de verstrekte informatie kunt u desondanks geen rechten ontlenen.

tuters en kwakers

3


Ik ben ĂŠĂŠn met de bijen en de bijen met mij.

Jaar van oprichting:

1913


Sinds zaterdag 1 februari 1913

Imkervereniging Deventer 100 jaar Op zaterdag 1 februari 1913 werd de afdeling ‘Diepenveen en omstreken’ der Vereniging ter bevordering der bijenteelt in Nederland officieel opgericht. Vóór 1913 bestond in Diepenveen een lokale vereniging als onderdeel van de landbouwvereniging.

De eerste vergadering van de nieuwe vereniging vond plaats in uitspanning “De Halve Maan” te Diepenveen onder voorzitterschap van A.J. Roetert Steenbruggen. Overige bestuursleden waren B. Stoevenbeld als secretaris en P.H. Wimmers als penningmeester. Voor de oorlog waren in en rond Deventer nog twee afdelingen actief namelijk afdeling ‘Deventer’ en afdeling ‘de IJssel’ met Twello en omstreken. Ook toen al waren imkers afkomstig uit alle rangen en standen van de maatschappij. Het aantal leden van de afdeling ‘Diepenveen’ nam al snel toe tot 54. Fusies Nadat de afdeling ‘Diepenveen’ in 1913 was opgericht volgde in 1933 afdeling ‘Colmschate’. In 1974 fuseerden Diepenveen en Colmschate omdat beide verenigingen te maken kregen met een afnemend ledenbestand. In 1984 werd per notariële akte de subvereniging van de NBV ‘Deventer – Diepenveen’ opgericht en vanaf 1 januari 1999 draagt de vereniging de huidige naam “Imkervereniging Deventer”. Onze vereniging is ingedeeld bij de regionale groep Achterhoek. Van korf naar kunststofkast Begin vorige eeuw werd voornamelijk met de ronde bijenkorf geïmkerd. Deze manier van imkeren bestaat misschien al wel 1000 jaar. De bouwstof van de korf was stro. Een ronde korf

heeft een groot voordeel voor de bijen want in de korf blijft het ‘s zomers koel en ‘s winters warm. Een nadeel van deze korf is de vaste bouw. De raten worden namelijk door de bijen aan de korfwand vastgebouwd. Later kwam er een behuizing voor de bijen met een losse bouw. Rond 1830 werd - in Gelderland - de Boogkorf of Gravenhorster korf ontwikkeld. Dit was de eerste korf met losse bouw, de imker kon nu losse raampjes in de korf plaatsen en er weer uithalen andere bekende voorbeelden zijn de enkelwandige Spaarkast en de dubbelwandige Simplexkast. Een bekende imker uit Diepenveen, Jan Henk Wigersma, bouwde de Koershofkast, een verbeterde versie van de Simplexkast. In de huidige tijd viert de kunststofkast hoogtij. De aanschafkosten zijn wel hoger dan die van houten kasten, maar de onderhoudskosten en slijtage zijn minder. De meest bekende kunststoffen kast is de Segebergerkast. Het kunststofmateriaal is Styropor. De imker en het café Imkers komen graag bij elkaar in een café. Vroeger was het heel gewoon dat sigaar rokende imkers tijdens hun jaarvergaderingen rond het biljart zaten. De gehele ruimte gevuld met rook. Bekende uitspanningen waren destijds café de Bloemendal in Diepenveen, café Berghuis en Jans in Schalkhaar en

daarna jarenlang café de Lindeboom, ook in Schalkhaar. Na de fusie van de afdelingen Diepenveen en Colmschate in 1974 werden de vergaderingen in café Starink en later in café Cellarius te Colmschate gehouden. Af en toe een uitstapje naar de Kuip in Colmschate,

“Vroeger was het heel gewoon dat sigaar rokende imkers tijdens de jaarvergaderingen rond het biljart zaten” de Elegast in Deventer of het Weterman in Diepenveen. De laatste jaren zijn de jaarvergaderingen in het Milieucentrum “de Ulebelt” te Deventer. Bij al deze vergaderingen staat één vraag zeer centraal. De ene imker vraagt de andere imker: Hoeveel honing heb jij eigenlijk geslingerd? En direct daarop de volgende vraag: Hoe hebben de bijen overwinterd, had jij nog bijensterfte? En misschien een derde vraag: Ga je nog naar het koolzaad of de heide? Vroeger was de suikerprijs een heikel

tuters en kwakers

5


STEEDS MEER BELANGSTELLING Voor IMKEREN

Een bieje kan zoem m'en steek'n punt. De ware imker is zich altijd zeer bewust van prijzen. De bijensuiker was aanvankelijk afkomstig van bietsuiker maar later vooral van rietsuiker. Volgens de imkers was rietsuiker beter voor de bijen. Suiker was lange tijd accijnsvrij. De bijensuiker werd gedenatureerd met de kleurstof methylviolet en met paprika en /of peper. Tegenwoordig speelt de suikerprijs veel minder een rol omdat de prijs op een veel lager niveau is komen te liggen.

Een belangrijk agendapunt op de vergadering was zeker ook het reizen. Vroeger werd veel gezamenlijk gereist. Eerst met paard en wagen en later samen met de auto naar het fruit, het koolzaad, de distel, de borage (komkommerkruid), de linde en de heide. Meestal werden de volken voor dag en dauw naar het drachtgebied gebracht en een paar weken later ‘s avonds in het schemerdonker weer opgehaald. Een niet goed afgesloten kast of een honinglekkende kast kwam nog al eens voor, met alle gevolgen van dien.... Honingmarkten en Imkerdagen In de jaren 20 en 30 werd in Deventer op de vrijdagmarkt een Honingmarkt gehouden, maar vanwege de vele roofbijen overdag werd de verkoop verplaatst naar dezaterdagavond op de bloemenmarkt. Dit bleek een groot succes, per avond werd meer dan 600 pond honing verkocht. In Nederland werden vanaf 1924 ieder jaar de zogenaamde landelijke Imkerdagen gehouden. Vaak in combinatie

6

tuters en kwakers

met een land- en tuinbouwtentoonstelling. Op 17 september 1927 vond de vijfde Imkerdag plaats. Dit keer in Deventer, te weten in “Flora”, aan de Assenstraat. Er waren meer dan 700 deelnemers. In de ochtend werd een programma gewijd aan bijenziekten en de bezichtiging van het centrum van Deventer. Daarna volgde de lunch en ‘s middags kon je een bezoek brengen aan de land- en tuinbouwtentoonstelling. De lunch verliep nogal chaotisch, er was niet gerekend op zoveel deelnemers. De restauranthouder bleek spoorloos, de mensen moesten zelf de lunch klaarmaken er werd dan ook flink gemopperd. Oorlogsjaren 1940-1945 Tijdens de oorlogsjaren ‘40 - ‘45 werd er in de Lindeboom te Schalkhaar vergaderd. Drie leden - de heren de Fooy, Jansen Op den Haar en Wichink - hadden uit principiële redenen het lidmaatschap opgezegd. Het gehele landelijke hoofdbestuur werd door de bezetter afgezet, voorzitter Ridder van Rappard werd door een verenigingsleider vervangen. Alle lokale verenigingen moesten zich hierbij aansluiten, de bijenteelt werd ondergebracht bij de Nederlandse Landstand, onderafdeling “Kleindierenteelt”.

Kriegsverwaltungs inspekteur Phaling gebruikte zelfs dreigende taal als de imkers zich zouden blijven verzetten. Gelukkig kwam deze regeling niet van de grond. Aan het einde van de oorlog kwam er nog een verbod tot vergadering, maar desondanks werd er - illegaal - vergaderd. In het jaarverslag stond dat we in “deze moeilijke tijden elkaar tot steun moeten zijn”. 1953 In 1953 bestond de vereniging 40 jaar. Wegens geringe belangstelling van de leden en de hoge onkosten vonden geen feestelijkheden plaats. Wel werd vanwege de Watersnoodramp f. 25,00 gestort in het fonds van de getroffen imkers. Ook werden een Boogkorfkast en een Simplexkast toegezegd, die later naar Schouwen Duiveland werden gebracht. Middag- of avondvergadering? Tot 1960 vonden de vergaderingen altijd ‘s middags plaats, maar het bestuur hoopte op een hogere opkomst als ‘s avonds zou worden vergaderd. Inderdaad bleek dit het geval.

Het bijenblad “Het Groentje” verscheen niet meer. Het ledenaantal van de afdeling bleef echter wel hoog. Dit had een bijzondere reden, namelijk het verkrijgen van bijentabak. Een imker kreeg per jaar 1 kg bijentabak, buiten de distributie om. Een rokende nietimker zou die tabak ook wel graag willen. Desnoods zou hij ” zo’n korf met stekers” wel in de tuin willen hebben als het maar ook tabak opleverde. In de oorlog ontstond een langdurige discussie over een verplichte honinglevering. Voor de imker was deze verplichting niet acceptabel. De ”Wehrmachtsverplegungsamt” te Deventer schreef dat de afdeling Diepenveen 1000 kg honing moest leveren of wel 10 kg per kast. De honing was bestemd voor U-boot bemanningen. De

1964 - 1975 Tussen 1964 en 1975 vonden geen ledenvergaderingen plaats vanwege te weinig belangstelling. Het dagelijks


"TOT 1960 VONDEN DE VERGADERINGEN ALTIJD ‘S MIDDAGS PLAATS"

bestuur onder leiding van Spoelstra kwamen alleen nog bijeen voor de lopende zaken. Een nieuwe mijtziekte In 1979 werd tijdens de jaarvergadering gevraagd of het bestuur al iets wist over een nieuwe mijtziekte. Tot dat moment was de aandacht gericht op reeds bekende bijenziekten als Nosema, Amerikaans en Europees vuilbroed, Roer en Kalkbroed. De eerste jaren na 1979 werd er weinig geklaagd over bijensterfte maar in 1983 kwam Varroa voor het eerst massaal voor in OostNederland. Deze nieuwe bijenziekte breidde zich snel uit. Eind jaren ‘80 hadden de imkers allemaal Varroa in de volken. In zwaar besmette volken werden soms meer dan 500 mijten geteld. Bestrijdingsmiddelen waren - naast de natuurlijke manieren zoals de darrenraatmethode met een arrestraam- Perizin, Folbex, “Tik Tak,” en Mierenzuur. In de loop der jaren zijn de volgende drie chemische middelen overgebleven: Mierenzuur, Thymovar en Oxaalzuur. Mannen van goud Een aantal mensen zijn heel belangrijk geweest voor de vereniging zoals de heren Spoelstra, Plant, Starink en Vunderink. In 1981 kregen allen een lintje. Spoelstra heeft 22 jaar bestuursfuncties vervuld, eerst als secretaris en later ook als voorzitter. Vunderink en Starink zorgden jarenlang voor de verdeling van suiker onder de leden. Zij organiseerden ook reizen naar de

verschillende drachtgebieden zoals het koolzaad en heide. Voorzitters Behalve Spoelstra hebben twee voorzitters een groot stempel op de vereniging gedrukt. In de eerste plaats Albert Muller die van 1981 tot 1996 de scepter zwaaide. Hij is een van de initiators voor de oprichting van een milieucentrum te Deventer, de latere “De Ulebelt”. Iedereen kent hem ook als voorvechter van het BD-imkeren. Het verenigingsblad “Praatraat” was ook zijn idee. Het blad bestond kort. Onder leiding van de huidige voorzitter Sigis Sparenberg kwam er een bijenstal bij het milieucentrum. Als bijenteeltleraar is hij de stuwende kracht achter de cursussen voor beginnende en gevorderde imkers. Het aantal leden is de laatste jaren verdubbeld tot 70, hieronder bevinden zich ook enkele jongeren. In Olst/Wijhe is vorig jaar een nieuwe afdeling opgericht met zeer enthousiaste leden. Imkerdepot Sinds 2008 heeft Deventer een Imkerwinkel. Hilbrand Meijer is depothouder. Gastvrij ontvangt hij op de zaterdagochtend imkers uit Deventer en verre omstreken. Zij kunnen alle benodigdheden bij hem aanschaffen en hoeven niet meer naar Wageningen te reizen.

wee van de vereniging op een prachtige manier wordt vormgegeven. Inwintering van de imker Een heel bijzondere activiteit in de winter is de “Inwinteravond”. Niet de bijen maar de imker wordt ingewinterd. Tijdens het eten van stamppotten worden mooie verhalen met elkaar uitgewisseld. Tevens worden de diploma’s aan geslaagde imkers uitgereikt. Kinderen en bijen Een aantal imkers zijn in de zomermaanden actief met het lesgeven aan schoolkinderen. Jaap Keizer coördineert de les samen met Maike Nelissen van de Ulebelt. De kinderen worden in één middag door het bijenjaar geleid. Met een bijenkap op wordt met de imker in het bijenvolk gekeken. Een grote opwinding ontstaat als de gemerkte koningin op een raam wordt gevonden. n Herman Naeff

Nieuwsbrief Sinds enkele jaren stelt Sia Prins iedere kwartaal de nieuwsbrief “Tuters en Kwakers” samen, waarin het wel en

tuters en kwakers

7


De Diepenveense ijmkers

VERGADEREN IN DE HALVE MAAN De Diepenveense ijmkers vergaderen in de Halve Maan. Die avond is er een voordracht van de heer A. Beil, ijmker uit Dinxperlo over de nieuwe methode der bijenteelt. De avond wordt bezocht door 23 van de 30 leden der vereeniging. "Hij noemt het ene gelukkig verschijnsel dat de bijenteelt sinds eenigentijd de belangstelling wekt van alle rangen en standen onzer maatschappij. Het omgaan met bijen werkt namelijk vereedelend op den mensch en ze zijn een voorbeeld van orde, vlijt, zindelijkheid, samenwerking en zelfs van patriotisme. Na een stuk over de geschiedenis van de bijen vanaf de oudheid tot nu vertelt de spreker over het belang van een goed ingericht bijenbedrijf die wat

zindelijkhied en zuiverheid aan alle eischen voldoet. Tenslotte riep hij alle ijmkers op lid der vereeniging te worden en spreekt de hoop uit dat ook de meer gegoede kant tot het inzicht mag koomen van het nut der bijenteelt." n - Citaat uit het Deventer Dagblad van 1901

In de krant De eerste vergadering van de nieuwe vereniging vond plaats in uitspanning ‘De Halve Maan’ te Diepenveen onder voorzitterschap van A.J. Roetert Steenbruggen. Overige bestuursleden waren B. Stoevenbeld als secretaris en P.H. Wimmers als penningmeester.

8

tuters en kwakers


Het oprichtingsboekje "Het doel der afdeeling is hetzelfde als in de Statuten en Huishoudelijk Reglement dier Vereeniging omschreven. Speciaal ook het bevorderen van productiviteit in het ymkersbedrijf."

“Tenslotte riep hij alle ijmkers op lid der vereeniging te worden�


Interview Sigis Sparenberg

HOBBY OF WERK?

We besloten de uitdaging aan te gaan.

In de aanloop naar het eeuwfeest van de Imkervereniging Deventer is een interview met voorzitter Sigis Sparenberg vanzelfsprekend, temeer omdat hij deze functie al ruim zestien jaar met enorme gedrevenheid en enthousiasme vervult.

10

tuters en kwakers


Onder zijn leiding is de vereniging letterlijk en figuurlijk gegroeid: het aantal imker-leden is meer dan verdubbeld en de organisatie functioneert op een volwassen moderne wijze. Met name de actieve toenadering tot het grote publiek wordt door de Nederlandse Bijenhoudersvereniging (NBV) gezien als landelijk voorbeeld. Als men bij Sigis vroeger informeerde naar zijn beroep, antwoordde hij standaard: ‘Ik ben imker maar daar kan ik niet van leven, daarom werk ik als bedrijfsleider bij de Diepdruk in Deventer’. In het onderstaande verhaal vertelt hij van zijn liefde voor de imkerij. Fascinatie voor dieren Onder het wakende licht van ‘Lange Jaap’, de vuurtoren van Huisduinen in de kop van Noord-Holland, werd in oktober 1948 onder vredig gezoem een bijzondere baby geboren: Sigismundus Sparenberg. Als kleuter was er al veel interesse voor de natuur bij hem aanwezig. Sigis ging ‘s zomers steevast met zijn moeder en tantes enkele keren

“Je hebt deftige, flamboyante en knuffel-imkers” bramen plukken bij het Zwanen Water bij St. Maartenszee. Sigis: ‘Onderweg passeerden we altijd een ouderwetse korvenstal. Elke keer weer verstijfden daar mijn beentjes en gefascineerd bleef ik staren naar de in- en uitvliegende ‘gevleugelde, gouden beestjes’. Pas als mijn moeder uit de verte riep: “Sigis!!!, ..waar blijf je nou?”, schrok ik wakker en kwam er weer beweging in de beentjes’. Als puber vond Sigis het leuk om, na schooltijd, boer Tesselaar te helpen op zijn bedrijf. Hij genoot van het buiten zijn en het werken met de vele dieren op de boerderij. Sigis was 16 jaar toen hij bevriend raakte met een imker uit het dorp, Joh Verzijeden. Van hem leerde hij veel over het gedrag van bijen. Toch was de stap om zelf met de hobby te beginnen nog te groot. Die zette hij pas jaren later, toen hij op de HTS in Haarlem zat.

Tijdens een stage bij de zwavelzuurfabriek van AKZO Ketjen in Amsterdam leerde hij Henk Wellinkhof kennen die van plan was imker te worden. Hij had allerlei boekjes gekocht die Sigis ook wel mocht lezen. Vooral na het lezen van ‘Bijenhouden met Succes’ van Van Gool besloot Sigis gelijk de daad bij het woord te willen voegen. Hij ging thuis meteen naar zijn vriend Joh Verzijeden en die beloofde dat, als Sigis zelf een kast zou bouwen, hij dan van Joh een bijenvolk zou krijgen. ‘Ik kreeg van Joh een kast mee naar huis om na te bouwen. Gelukkig had ik als goede strandjutter al eerder wat aangespoelde balkjes en houtplaten thuis verzameld en daarvan wist ik dezelfde dag nog een bijenkast in elkaar te timmeren en zo kreeg ik van hem mijn eerste eigen volk. Ik was de koning te rijk’. Het was zomer 1975 en het begin van een hobby die nooit meer zou ophouden. De hobby groeit uit Al gauw groeide het aantal kasten in de tuin bij zijn ouders tot tien en op zijn studentenadres in Bloemendaal had Sigis in de dakgoot naast zijn kamerraam ook nog een bijenvolk in een ouderwetse korf. Die had hij gekocht op de bijenmarkt in Haarlem. Opmerkelijk is dat Sigis toen ook al educatieve capaciteiten ten toon spreidde, ‘Ik had toen echt een missie’, vertelt Sigis, ‘Ik was zo geïntrigeerd door het bijzondere gedrag van bijen dat ik het heel normaal vond dat de rest van de wereld daar ook kennis van mòest nemen. Mijn imkervriend Joh wist ik te enthousiasmeren voor het plan om een voorlichtingsmiddag te geven. Zo stonden er drie weken later dertig stoeltjes, geleend uit de plaatselijke kerk, achter mijn ouderlijk huis midden in het duinzand opgesteld. Dankzij een heerlijk zonnetje was er mooie opkomst en die middag, waar ik een vurige betoog hield over de bijen, werd een groot succes. Na de HTS-tijd werd Sigis bij Diepdrukkerij Nederlandse Rotogravure in Haarlem als technicus aangenomen. Hij werkte er met veel plezier. Rond 1980 verkaste hij naar Deventer. Eerst woonde hij tijdelijk in Holten. Sigis: ‘Ik genoot er volop van de mooie afwisselende flora, heel anders dan het voor

mij zo vertrouwde vlakke landschap in Noord-Holland. Hier is het veel idealer voor bijen: minder wind, hogere temperaturen, goede voorjaars- en zomerdracht en waarschijnlijk minder vervuild oppervlaktewater door minder intensieve landbouw.’ Daarna woonde hij doordeweeks op het Gildenburg in Colmschate. In de weekenden werd er nog steevast op en neer naar Huisduinen gereisd, gezellig voor de familie maar ook belangrijk voor verzorging van de inmiddels tot wel dertig volken uitgegroeide bijenstand. Maar, natuurlijk, ook in Deventer kwamen er bijenkasten te staan. ‘Twee op mijn balkon op het Gildenburg, eerst natuurlijk wel netjes toestemming aan de buren gevraagd. De ene buurman was lid van de Bhagwan en had een heel positief mensbeeld, de andere was een ruimhartige Antilliaan die “thuis” wel andere insecten gewend was en ze vonden het beiden prima’, vertelt Sigis. ‘Bij de parkeerplaats van de Diepdruk was een goede plek met veel openbaar groen in de buurt en daar kwamen ook nog eens drie kasten te staan’. Toch een beetje thuis in een omgeving waar je als recht-toe-recht aan “westerling” een beetje aan moet wennen’. Sigis was lange tijd lid van de imkervereniging Den Helder geweest maar was nu natuurlijk ook lid van imkervereniging Diepenveen/Colmschate geworden. Vergaderd werd altijd in café Staring in Colmschate dat toen nog een donker rokerig café was, waar de gasten en met name ook de leden van de imkervereniging - voornamelijk heren op leeftijd - er lustig op los paf-

tuters en kwakers

11



ten. Voorzitter was de toen nog jonge Albert Muller, een zeer kundig imker en gediplomeerd bijenteeltleraar. Sigis: ‘Samen met hem, Jaap Keizer en Roel van de Worp waren we toen de “jonkies” van onze club’. Naar Diepenveen Een jaar later, begin 1982, verhuisde Sigis naar het huis waar hij nu nog woont, een mooie bungalow aan de Boxbergerweg in Diepenveen. Niet ver daarvandaan - hemelsbreed - is klooster Sion waar pater Hilarius toen de ‘bijenpater’ was, een zeer deskundige imker. Beroemd was zijn heerlijke mededrank. Toen Hilarius in 1983 overleed moest de ‘kippenpater’ de bijen er maar bijnemen van de abt. Helaas werd dat een heuse puinhoop. Kippen verzorgen bleek toch wel heel wat anders te zijn dan bijen gezond houden en zodoende werd de imkervereniging om hulp gevraagd. Sigis: ‘Ik wilde deze pater Casimirus wel helpen, maar dat viel niet mee. Mijn hulp bleek onontbeerlijk, maar gelukkig maakte de pater er wel

“Ik moest lijdzaam toezien hoe pater Casimirus de as van zijn sigaar niet in het asbakje...” dankbaar gebruik van. Echter, ècht blij was hij dat hij, dankzij mij, voortaan ook mee mocht naar de imker-vergaderingen in café Staring. Prachtig vond hij dat! Dan was hij even de ‘tent uit’. Op weg naar Colmschate pikte ik hem dan met mijn Renault 4-tje voor de Sionpoort op. Altijd stond hij ruim op tijd te wachten, steevast met zijn dikke sigaar in de brand. Onderweg moest ik dan lijdzaam toezien hoe Casimirus, druk pratend en niet oplettend, steeds de as van zijn sigaar in het ventilatiesysteem van mijn auto mikte, in plaats van in het daarvoor bedoelde bakje. Met als gevolg dat als ik later de blower van de auto inschakelde, er een enorme grijze aswolk door de cabine stoof’. In 1987 leerde Sigis Paula Smit kennen. Zijn vriendin en toekomstige vrouw was en is ‘niet zo van de bijen’ maar toch deed ze dapper mee. Een liefde die niet stuk kan en ze trouwen in 1989. Samen kregen ze in de jaren

daarna twee leuke dochters: Margriet en Annemiek. De kar trekken In 1992 ging Sigis bij de firma Aldipress in Amsterdam werken. Veel extra reistijd en ‘s avonds laat thuis. Daardoor werd zijn beschikbare tijd veel minder. Toch nam Sigis het voorzitterschap van de imkervereniging over toen hem dat in 1996 gevraagd werd. Hij stelde wel één voorwaarde: voortaan kon er alleen op zijn enige vrije avond vergaderd worden, de vrijdagavond. Het was geen gemakkelijke begintijd want net als bij alle andere Nederlandse imkerverenigingen was het ledenbestand flink vergrijsd en teruggelopen. Ook had de bijenteelt steeds meer last van verdwijnende drachtgebieden en nieuwe ziekteverwekkers zoals de varroamijt. In die beginfase werd het nieuwe bestuur benaderd door Frank Leenen van Stichting De Ulebelt. Frank, imker en eerste directeur van deze ideële organisatie op het gebied van natuur- en milieueducatie wilde heel graag dat de vereniging actief het centrum zou gaan ondersteunen door de bouw van een bijenstal en het geven van bijen-cursussen aan volwassenen en schoolkinderen. “Eerst was het bestuur terughoudend want in wezen zijn imkers eenzelvige mensen en nu werd ons gevraagd om actief met het grote publiek contact te gaan zoeken. Gesteund door het toenmalig bestuur, met name Jaap Keizer toen secretaris, Harry Beijer en Roel van de Worp zagen we toch kansen en we besloten de uitdaging aan te gaan. Uiteindelijk bleek dit een gouden stap want door belangstelling bij het publiek te kweken kregen steeds meer mensen begrip en waardering voor onze hobby en door de imkercursussen steeg ook het aantal bijentelers in deze regio behoorlijk. Zo zijn er zelfs ìn de stad Deventer nieuwe imkers gestart met hun bijenkasten in stadstuinen en zelfs - als het niet anders kon - op daken en balkons. Toen jaren later de landelijke noodklok werd geluid omtrent het drastisch teruggelopen aantal bijen en imkers in Nederland, hadden wij al een enorme voorsprong. Toen Sigis in 2002 met vervroegd pensioen kon gaan werd hij ook buiten

Deventer actief. Zo richtte hij de imkervereniging Olst-Wijhe opnieuw op en was hij lange tijd voorzitter van de Imkergroep Achterhoek. Volwassen geworden Nu, anno 2013, is Imkervereniging Deventer op verschillende manieren volwassen geworden. Het aantal leden is van 37 naar ruim 70 gegaan. Op de Ulebelt is een prachtige grote bijenstal gebouwd waar de vereniging goedbezochte cursussen geeft. In de vereniging zelf worden de diverse taken nu goed door zelfstandig opererende werkgroepen uitgevoerd en op het Deventer industrieterrein heeft de vereniging een goedlopende regionale winkel/info-punt voor imkers onder handbereik. Dit depot is van Hilbrand Meijer. Hij is er voor leden, maar steeds vaker weten ook andere imkers uit de regio de weg naar zijn depot te vinden. Niet alleen speelt de gezelligheid een grote rol. Aan de lange koffietafel kunnen de imkers elkaar ook informeren en ondersteunen als er vragen zijn. Sigis: ‘Mensen die bijen houden, zijn erg divers en dat maakt het zo leuk om mee te werken! Deftig of eenvoudig, rustig of flamboyant, imkers die veel honing willen of knuffelimkers’. Die laatste groep is al tevreden met het bezig zijn in de natuur en vindt het niet nodig om de bijen van hun honing te beroven’. Tot slot Sigis is inmiddels ook gediplomeerd bijenteelt-leraar en gezondheidscoördinator en geeft in de regio bij diverse verenigingen cursussen bijenteelt. De door hem in Deventer ontwikkelde lesmethode wordt ook in diverse andere plaatsen in het land met succes gebruikt. Al met al heeft Sigis dus redenen genoeg om trots te zijn op wat hij samen met de vereniging tot stand heeft gebracht. ‘Natuurlijk!’, zegt hij zelf, zal hij nog lange tijd werkzaam blijven in de bijen en gaat hij proberen het record van één van zijn voorgangers, voorzitter Spoelstra, te breken. Die was 22 jaar aan het roer van de vereniging. n

tuters en kwakers

13


Albert verzorgt cursussen in heel Nederland. Interview met:

ALBERT MULLER Oud-voorzitter van onze vereniging tussen 1981 en 1996, leraar bijenteelt, honingkeurmeester, Imkermeister (opleiding in Duitsland) en docent voor biologisch-dynamisch (BD) imkers. Ziedaar het ‘imker-CV’ van Albert Muller. En dan heb ik het nog niet eens gehad over zijn werkzaamheden als leraar veehouderij en dierenverzorging, stagecoördinator en decaan van de Lagere Agrarische school te Twello, later het AOC (Agrarisch Onderwijscentrum) Oost. Ook begeleidt hij een uitwisselingsproject met imkers in Oeganda.

Op een koude zonnige middag bezoek ik Albert in Nijbroek. Hij woont hier sinds 1975 met zijn vrouw Jetty in een mooie oude boerderij. De tuin staat vol bloeiende sneeuwklokjes, bij dit koude weer (4-5 °C) vliegt er af en toe een bij. De ‘Einraumbeute’ (éénraamskasten), zo kenmerkend voor de BD-imker, staan verspreid in de boomgaard. Op 14-jarige leeftijd had hij het eerste contact met bijen. In de tuin van het ouderlijke huis zat er ineens een bijenzwerm in een boom. Dat was natuurlijk

14

tuters en kwakers

een prachtig gezicht, maar hij mocht van zijn vader deze zwerm niet houden. "Die bijen steken, zij moeten weg." Iemand anders ging er met de bijen vandoor. Albert voelde zich bekocht. Tijdens zijn studie biologie in Utrecht werd het contact met bijen hersteld. Op de universiteit was een imkerij. Tijdens de studie koos hij als specialisatie vergelijkende dierfysiologie. Hij bestudeerde onder andere de communicatie in een bijenvolk. Hoe zit het nu eigenlijk? Volgen de bijen de koningin of volgt de koningin de bijen? Dat was

een zeer interessante vraag. In 1975 kocht hij zijn eerste volk. Hij was pas in Nijbroek komen wonen, hij moest binnen een straal van 10 km van zijn werk in Twello de woning zoeken. Hij werd lid van de afdeling Colmschate/ Diepenveen. De vergaderingen vonden plaats in café Cellarius te Colmschate. Rond de vergadertafel zat hij met bekende imkers zoals Spoelstra, Vunderink, Starink, Kok en Plant. Twee leden, Herman Schenk en Jan Lindhout, stimuleerden hem te beginnen met het zachtaardige ras Carnica.


een leuk YouTube filmpje met Albert Muller in de hoofdrol: “BIJvoorbeeld: Bijen steken niet!” Hij bestelde twee Schiermoeren. De eerste keer zette Van Gend en Loos twee drieraamskastjes af op het station, helemaal aan het einde van het perron. Zij hadden blijkbaar gezoem gehoord, het gevolg was dat de bijen uren in de hitte stonden en daardoor bijna ‘over de rooie’ gingen. Later heeft hij nog een volk gehad met een Kaukasische koningin, maar hij is ten slotte teruggekeerd naar de Hollandse Bij, door hem ook wel de Nederlandse Landbij genoemd. De twee afdelingen Colmschate en Diepenveen zijn in 1975 gefuseerd. Tussen beide afdelingen zijn wel fricties geweest, dit had te maken met verschil van opvatting over het bijenhouden en er waren ook duidelijke cultuurverschillen. In 1978 heeft hij samen met Herman Schenk, Jan Lindhout en Ben Effing een korte tijd het afdelingsblad Praatraat uitgegeven. De tekeningen werden gemaakt door Jenny, de vrouw van

ter welwillend zou staan ten opzichte van de imkers. En er kwam zo meer aandacht voor drachtplanten in het groen van Deventer. In die jaren is er veel contact geweest met de natuurconsulent van de gemeente, de heer Brinksma. Ook was er overleg over de vestiging van een gemeentelijke bijenstal respectievelijk clubgebouw. Uit dit overleg is later het milieucentrum de Ulebelt voortgekomen. De imkers kregen hier een prominente plaats. In 1979 kwam Albert in contact met het biologisch-dynamisch imkeren. Tijdens een lezing in de aula van de Pedagogische Academie te Deventer werd hij enthousiast gemaakt. De basis voor deze wijze van imkeren werd gelegd door de antroposoof Rudolf Steiner (1861-1925). Het volk, de imme, wordt beschouwd als één organisch geheel, een organisme op zich. Koningin, werksters, darren, de raten, het broed, het stuifmeel en de honing horen er allemaal bij, evenals het drachtgebied rondom het volk.

hoograam. De kasten en ramen worden gemaakt in het centrum Fischermühle in Zuid Duitsland, dichtbij de plaats Rosenfeld. Albert verzorgt cursussen in heel Nederland. Ook geeft hij lessen in België en Duitsland. Afgelopen jaar had hij 140 cursisten. Door deze activiteiten kan hij maar sporadisch aanwezig zijn op de vergaderingen van de afdeling Deventer. Twee jaar geleden is hij op zijn werk met pensioen gegaan, maar met de huidige werkzaamheden hoeft hij geen angst te hebben ooit nog in een zwart gat te vallen. Over de Imkervereniging Deventer is hij zeer te spreken. Er worden veel activiteiten georganiseerd. In de plaatselijke samenleving zijn imkers en bijen bij velen bekend, denk maar eens aan de activiteiten voor schoolkinderen op de Ulebelt, de marktkramen en de aandacht voor bijensterfte. Het inzaaien van drachtplanten in het openbaar groen, het zogenaamde ‘bijenlint’, wordt daarom breed door de bevolking gesteund. Na dit leerzame bezoek aan een bevlogen imker keer ik weer huiswaarts. n Herman Naeff

Albert. Helaas is het blad door tekort aan kopij ter ziele gegaan. In 1981 volgde hij Spoelstra op als voorzitter. In 1984 werd de naam van de afdeling Colmschate-Diepenveen gewijzigd in de afdeling DeventerDiepenveen. Gedeeltelijk uit tactische overwegingen, het bestuur hoopte op deze manier dat de gemeente Deven-

Albert is een BD-imker in hart en nieren. Bij het imkeren zijn de volgende regels van belang: geen gebruik van kunstraat, geen ijzerdraad in de kast, het volk in een natuurlijke zwermstemming laten komen, inwinteren op eigen honing of eventueel met suiker + kamille. De bijenkasten zijn Einraumbeute, éénraamskasten met één bepaald soort

tuters en kwakers

15



De imker vertelt

Wat betekenen bijen in mijn leven: Bijen houden is voor mij de spanning tussen mens en natuur, het begrijpen van het mechanisme, dat sturen en dan zien wat je er van maakt.

Sigis Sparenberg

Een kort antwoord: Bijen houden is een verslaving. Er is geen afkickmethode beschikbaar, dus ik zal altijd een api-junk blijven.

Piet Scholten

Een nieuwe wereld gaat er voor je open. Ook al imker je al 5 jaar, het blijft fascinerend en geen imkerjaar is hetzelfde. Je bent je veel meer bewust van de seizoenen en je ziet ze overal vliegen.

Sia Prins

Het is vroeg in de ochtend in mei, de zon is al warm aan het worden en ik hang boven uit het raam op de eerste verdieping. Onder mij staan twee bijenkasten op de erker. Ja, ze halen al en volop. Blijf kijken wat ze halen. Sommige zwaar al met nectar. Anderen met klonten stuifmeel. Wist niet dat er zoveel soorten geel bestaan. Sommigen gaan als een speer naar binnen. Anderen zijn nog aandoenlijk onhandig en doen het misschien wel voor de eerste keer. Ze halen en halen alsof er geen morgen is. Ik blijf kijken, vergeet de tijd en alles om me heen. Bijen hebben mij doen beseffen dat je meer moet leven op de dag zelf. Niet gisteren, niet morgen, maar vandaag.

Petra van Dalen

Imkerles geven op de Ulebelt aan kinderen van de lagere school was voor mij het hoogtepunt van dit jaar. Het enthousiasme en de onbevangenheid was enorm.

Frans van der Laan

tuters en kwakers

17


Over imker Jan Henk Wigersma

DE BIEJENKONING

Ik ben ĂŠĂŠn met de bijen en de bijen met mij.

Oudere Diepenveners zullen zich hem nog wel herinneren, imker Jan Henk Wigersma, in Diepenveen algemeen bekend als de biejenkoning. Jarenlang woonde hij op de Koershof, een uitgebouwd voormalig jachthuis behorende bij landgoed Nieuw Rande dat op dat moment in bezit was van Baron Stratenus.

18

tuters en kwakers


Het huis lag in het bos tussen de Wetermansweg en de Bouwhuisweg en kreeg uiteindelijk Bouwhuisweg 2 als adres. Het huis werd in 1968 door de familie in vervallen staat verlaten en werd niet lang daarna afgebroken. ‘’De Koershof’’ Wigersma huurt een huis van de op Nieuw-Rande wonende Baron Stratenus. Tijdens de oorlog is Wigersma uit liefhebberij met bijen begonnen. Na de oorlog wordt hij beroepsimker en is er “uit liefhebberij een beroep gegroeid”, zoals hij later in één van zijn publicaties zegt. Koershofkast Dat Jan Henk Wigersma voor het beroep van imker koos was heel bijzonder, omdat niets in zijn opvoeding in die richting gewezen had. Aanvankelijk houdt hij zich vooral bezig met de verkoop van producten die met de bijenteelt te maken hebben. Zo verschijnt in 1947 in het maandschrift voor de bijenteelt een advertentie van de

“Soms worden de kinderen Wigersma ook ingeschakeld om een bijenzwerm op de fiets te volgen” Koershof, waarin met het oog op Sint Nicolaas allerlei artikelen rondom de bijenteelt te koop aangeboden worden. Sommige van die producten zijn ook eigen ontwerpen, zoals het Koershof voederbakje. Grote bekendheid krijgt hij in 1947 als hij met de Koershofkast op de markt verschijnt, een zelf ontworpen bijenkast die hij bij de in de nabijheid wonende timmerman Brand laat maken. Het bijzondere is dat hij een aantal kenmerkende verbeteringen aanbrengt op de tot dan toe veel gebruikte Simplexkast. Hoewel ook hij uitgaat van 10 ramen per kastdeel ligt de verbetering vooral in het inschuiven en afsluiten van de vliegopening met behulp van een vliegplank. Een ander voordeel is dat deze kast ook voorzien is van een vast reisraam waardoor er makkelijker mee gereisd kan worden. De inloop is zo gemaakt dat het afsluiten van

het dak voor vervoer daardoor veel gemakkelijker is geworden. Bovendien is het dak van zink en loopt het aan de achterkant iets door, waardoor het beter bestand is tegen weer en wind. De kast is op dat moment verkrijgbaar voor de prijs van 29.50 gulden. Ondanks de kennelijk hoge kwaliteit komt de doorbraak er niet. Beroepsimker Wigersma gaat zich meer en meer richten op het beroep van imker, op het produceren van honing. Met in totaal 50 à 60 volken behoort hij tot de grote imkers. Een groot deel van het jaar brengen de bijenvolken door op de heide van de Holterberg of op de koolzaadvelden van de net drooggevallen polders. Imker Wigersma heeft intussen al landelijke bekendheid gekregen en velen komen bij hem voor advies. Zo komt in 1948 de Rotterdamse Imkervereniging op bezoek. Rondom de Koershof ontstaat een hevige bedrijvigheid, want er is veel te doen. Hij slingert de honing zelf en er worden al gauw twee honingschuren gebouwd om de voorraad onder te brengen. Hij heeft op een gegeven moment ook mensen in dienst. Veel honing wordt aan huis verkocht. Reclamespullen, maar ook de etiketten voor de honingpotten ontwerpt hij zelf. Klanten kunnen een voorproefje nemen door een wafeltje te eten waarop een beetje honing is uitgestreken. Natuurlijk wordt er ook honing uit de raat verkocht nadat die heel zorgvuldig is uitgesneden. Voor de kinderen levert een bijproduct van de imker nog wat extra plezier op. Het darrenbroed (eitjes waar later de mannetjesbijen uit zullen ontstaan) blijkt heel goed bruikbaar om jonge kraaien mee te lokken. Het lukt de kinderen zo tamme kauwtjes te kweken. Vaak vliegen ze mee naar de dorpsschool in Diepenveen, waarna ze geduldig op het stuur van de fiets blijven wachten tot de school uit gaat. Ondertussen gaat hij ook de markten af. Wekelijks is hij te vinden op de markten van o.a. Utrecht, Zwolle, Hilversum en Amersfoort. Hij bouwt een heel netwerk op en wordt leverancier van speciaalzaken. “De toptijd van de

honing lag ongeveer in 1954, maar ondanks alle drukte was het een karig bestaan en hadden we het niet breed!” Biejenkoning In Diepenveen staat hij dan al lang bekend als de biejenkoning. Toch liggen zijn activiteiten niet direct bij de Diepenveense Imkervereniging. Wel wordt hij regelmatig in het dorp opgeroepen om een wespennest te verwijderen. Ook krijgt hij een seintje als er ergens een bijenzwerm gesignaleerd wordt. Soms worden de kinderen Wigersma ook ingeschakeld en aangespoord om op de fiets een bijenzwerm volgen. Opvallend is dan weer de onverschrokkenheid van vader Wigersma die nooit een wit pak draagt en ook niks ziet in het dragen van een kap. “Nooit in paniek raken en geduldig blijven”, is zijn devies. Koninginneteelt Zijn activiteiten met het imkergebeuren liggen vooral op landelijk terrein. Niet alleen op het gebied van de verkoop, maar ook zet hij zich in om zijn deskundigheid te verspreiden. In 1950 wordt dat nog eens extra benadrukt als zijn boekje “Koninginneteelt” verschijnt. In zijn inleiding zegt hij: “de Koninginneteelt heeft mij altijd al geboeid. Ik heb veel methoden gebruikt, veel fouten gemaakt en veel mislukkingen geboekt. Koninginneteelt is nodig om onze bijenteelt vooruit te brengen, want we hebben een achterstand op het buitenland!” Naast dit ver gelegen ideaal heeft hij echter ook een dichterbij gelegen doel op het oog: “Het zal uw vreugde in het imkeren vermeerderen en tenslotte uw honingopbrengst vergroten.” n

tuters en kwakers

19


DE GEMEENTE LIGT DWARS!

maar moet uiteindelijk bakzeil halen Koershof verlaten Rond 1958 doet hij z’n bedrijfsattributen van de hand. Voortaan houdt hij zich alleen nog bezig met de verkoop van honing. De lichamelijke beperking

en de vervallen staat van het huis maken het dringend noodzakelijk op zoek te gaan naar een andere bewoning. Bij de keuze van de nieuwe woonplek gaat de imkerij nog een belangrijke rol spelen.

Wigersma is in z’n hoedanigheid als imker regelmatig bij diverse boeren op bezoek geweest. Zo ook in Averlo bij Willem Bolink, alias “Willem met de dikke glazen”. Hij heeft in Averlo gezien dat er een stukje bos te koop is waar gebouwd zou kunnen worden. Er komt een kink in de kabel als blijkt dat er een agrarische bestemming op de grond ligt. Wigersma verzint een list en leent bij eerder genoemde Willem een drietal bijenkasten die hij op het te koop staande perceel zet. Hij gaat naar de gemeente en zegt dat hij op het door hem gekochte perceel een bedrijfswoning wil zetten, immers een imker is een agrariër!? De gemeente ligt dwars, maar moet uiteindelijk bakzeil halen. Het karakteristieke huis de Koershof is dan al zo vervallen dat het kort daarna wordt afgebroken. Averlo De honingverkoop gaat ook in Averlo nog even door. Wigersma levert vooral

Uit de oude douutos! 1953

20

tuters en kwakers

aan winkels en de tussenhandel. Toch neemt Wigersma na verloop van tijd volledig afscheid van de honinghandel. Hij doet zijn bedrijf over aan de firma Mellona. Dit artikel is een samenvatting uit het interview dat .. heeft gehouden met Baltus Wigersma en … Wie het interview wil lezen, en dat is de moeite waard, verwijzen we naar onze website www.imkersdeventer.nl. n


Belèvenissen. In onze streek heulen vrogger heel vôle boeren- Biej‘n, Of lemen zo-as ze vrogger zèèn, En zag iej bie de schure vaeke een iemenschoer stoan, Woar de biejenkörven in stond ‘n. ‘s Zommers wodden dan de biejen noar de Lemelerbarg e ‘brach, woar ze op de bleuiende heide de honing zoch ‘n. det vot breng ‘n mos ‘s nachts gebeur‘n. want anders zaten de biejen niet allemoal in de körven. Onderweg wod’n dan an ‘e leg in cafe” ‘de vette henne’ öm koffie te drink‘n. De leu die de biejen weg brach’n klop ‘n doar an ‘t raam en de vrouwe kwam dan ‘t bedde uit, in ‘t poarsbonte nachtjak en rooie baaien onderrok, öm ze bin ‘n te loaten. De vrouwe raakel‘n ‘t vuur op en al gauw was de koffie gaar. De luu atten dan de boterhams, die ze bie zich had‘n, op.

Sterke verhalen in het dialect uut ‘62!

Een buurman van ons heul ok biejen, en mien Va en nog een andere buurman ‘ging ‘n een keer met de biejen weg breng ‘n. Ze kwam ‘m dus ok in “de vette henne“ en zet ‘n zich ön het vuur. Eene buurman veel in sloap, ‘n ander zat met de tange in ‘t vuur te reur’n, en toen die zag det zien buurman sleup, zei die teeg’n mien Va: “zak öm is een zwarte neuze maak ‘n?” Met det ‘e det ‘e zeg had, kneep‘e de tange öm de neuze van de sloapende buurman. Mar o leeve deugd, hèè had der niet an ‘e dach det de tange heite ‘e wod’n was. ‘t Snisteren zei mien. Va, ‘t vel bleef an de tange hang‘n. Det de buurman wakker won ‘n is duudelijk,-- en wat ‘e toe zei ok. Zo wod’n öm letterlijk en figuurlijk het vel over de neuze haalt. En hoe ‘t verder is ‘e goan, Och, hè zal ‘t vermoedelijk nooit weer hem ‘m ‘e doan En zo zie mar weer een bieje kan zoem ‘m en steek‘n, Döt- ‘e det goed dan veul ie ‘t nog week ‘n. Mar as ie oe vingers brand an een ander zien neuze, Kun ie bèter maak ‘n de ‘j weg komt, det is de enige keuze. En de verbrande neuze?-- Och gewoon in een pot met honing steek ‘n, Dan duurd det branderege geveul echt geen week ‘n.

tuters en kwakers

21


Deventer Honingmarkt een groot succes! Deventer imkers al een eeuw

VAN ALLE MARKTEN THUIS Tijdens het archiefonderzoek naar het verleden van onze Deventer Imkervereniging kwamen we steeds verwijzingen tegen naar de honing- en bijenmarkten die in Deventer gehouden werden. Reden om daar meer onderzoek naar te doen. Dit leverde leuke informatie op die we jullie niet willen onthouden. In het Deventer Dagblad van 27 januari 1915 wordt melding gemaakt van een honingmarkt te Deventer die elke vrijdag gehouden werd. “Het afgeloopen jaar is bijzonder gunstig geweest voor de imkers”. Op de markt ging alles vlug van de hand tegen goeden prijs! En in september 1920 bericht dezelfde krant over een driedaagse bijententoonstelling en honingmarkt. Uit het

22

tuters en kwakers

achterzaaltje van Spijker ruikt men al voor men binnen is de zoete geuren der honingmarkt. Met dahlia’s en heistruiken versierd zijn daar de blanke honigraten en groote waskazen en de potjes honig en honingkoeken uitgestald. (DD 22/9/1920, 35stejaargang no. 10680). Op 2 februari 1932 meldt het Deventer Dagblad: ‘Deventer Honingmarkt een

overweldigend succes!’ En ook: ‘Het mag bekend verondersteld worden, dat Deventer al jaren lang één der drukste, en voor de imkers, in verband met den honingprijs één der belangrijkste honingmarkten heeft uit ons land. Er was echter wel een behoorlijk probleem: De gezellige gemoedelijkheid op deze dagmarkt kon echter wreed worden verstoord daar tallooze roofbijen, welke


op zonnige herfstdagen van uit hunne in de nabijheid staande woningen de markt eveneens met een bezoek “vereerden”. De koopers bleven dan beangst op een respectabelen afstand; en den imkers bleef op zulke mooie najaarsdagen veelal weinig meer over dan de klandizie der bijen. We hebben het niet zelden bijgewoond, dat de verkoopers van honing genoopt waren hunne heerlijke zoetigheid in te pakken en ... huiswaarts te gaan.’

dus officieel zijn, is op negen zaterdagavonden niet minder dan 6408 pond honing verkocht. De aangevoerde honing kwam niet alleen uit de naaste omgeving: er waren imkers, die na afloop van de markt nog eenige uren moesten fietsen om thuis te komen; en zelfs toen de honingmarkten beëindigd waren, kwam er nog een aanvrage om toelating van een imker uit de buurt van Almelo. (G.J. LANKKAMP,Voorz. der afd. Deventer e.o. 2/2/1932)

Het was voornamelijk de kwestie van dit roofbijenbezoek, die aan deze buitengewoon goed bezochte markt een onaangename bijsmaak gaf. Geen wonder dus, dat het bestuur van afdeling Deventer en omstreken al jaren lang naar een oplossing zocht ‘om te ontkomen aan het bezoek en den dus misplaatsten ijver der roofbijen. Er werd geprobeerd de honingmarkt ondergebracht te krijgen in een afgesloten ruimte, temeer daar op de markt zoo tallooze bijen noodeloos werden afgemaakt’. Maar telkens zijn daar bezwaren.

Bijenmarkt te Deventer Het is april 1938 als er een Deventer bijenmarkt komt met op goede vrijdag 15 april een bijenmarkt en 15 en 16 april een bijententoonstelling. De lucht moge betrokken zijn, het weer guur, ja, al zou er regen vallen, dan nog gaat men naar de Goede Vrijdag-markt te Deventer. Midden door de opeengehoopte mensen wandelt een bijenkorf, waaronder een paar benen steken van een bekend deventer reclame-loper. Aller aandacht concentreert zich op deze man in zijn stroohuisje, die zich onder grote hilariteit langzaam over het plein verplaatst om dan in een der straten te verdwijnen. De burgemeester die de tentoonstelling en de bijenmarkt opende verwees naar Maeterlinck’s “La vie des abeilles”, welk werk een zulk interessant beeld geeft van de bijenmaatschappij, van de bijendictatuur zelf en de rol welke daarin de bijenkoningin speelt. Groot is de gemeenschapszin. Naast de ethische zijde van dit bijenleven staat de practische betekenis ervan. Bekend zijn het nut van de honing, de onmisbaarheid der bijen in de fruitteelt, het gebruik van de wasproducten. Deventer kent het belang van den honing in de koekfabricage. Hier zij men, als steeds, voorzichtig met de bijen, die niet gestoord wensen te worden en dan allerminst gevaarlijk zijn. Een goede sigaar heft trouwens alle gevaar op.

“Al zou er regen vallen, dan nog gaat men naar de Goede Vrijdagmarkt te Deventer” Zo bleef de honingmarkt te Deventer, ook al blaakte ze van gezondheid, toch sukkelen. Tot er een oplossing kwam waar niemand aan had gedacht: Er was des Zaterdags op een der grootste pleinen een bloemenmarkt, welke in den laten namiddag, kort voor zonsondergang aanving. Een der leden van deze marktcommissie gaf ons bestuur een wenk, te trachten vergunning te krijgen voor honing verkoop op deze Zaterdagavonden, en toen stond het bestuur plotseling ten volle gemobiliseerd voor het idee, dat de oplossing zou brengen, Een honingmarkt zonder roovende bijen en temidden van bloemen. De spanning of er wel voldoende belangstelling voor deze avondmarkt zou zijn bleek ongefundeerd. Op den eersten avond was ongeveer 1200 pond honing aanwezig, waarvan ± 1100 pond werd verkocht. Volgens de gegevens, van de marktmeester, die

Dat men ook vroeger al veel aandacht besteedde aan een leuke aankleding om mensen aan te trekken blijkt uit het volgende: De tentoonstelling; De entree is een strokorf met een vlieggat waardoor telkens een persoon tegelijk kan passeren. Binnen in de aardig met gekleurd papier gedecoreerde ruimten is veel te zien. Deventer koek, mooie

bloemenstands, prachtig bewaard fruit en honing. Imkersgereedschappen en ook het vlechten van strookorven. Een stand met de meest uiteenlopen wasproducten waaronder wasbeits en daarmee uitgevoerde kleine schilderijtjes. Er staat een antieke honingpers. Het bijenleven in demonstratiekasten en allerlei insecten in een grote verzameling daarvan. Tenslotte staat er buiten raat in kast met af- en aanvliegende bijen. En verder, op de Beestenmarkt, wordt, op een met jute afgezet gedeelte, de bijenmarkt gehouden, waar de imkers hun korven en kasten met bijenvolken hebben aangevoerd. (Deventer Dagblad 53ste jaargang no. 52090) Zoals in het artikel van Herman Naeff al is weergegeven was er na de oorlog een periode van minder georganiseerde marktactiviteit. Pas eind jaren ’90 begint het weer op te leven als de vereniging een bijenstal realiseert op het Milieu Centrum Deventer (nu anno 2013 de Ulebelt geheten). Vanaf 1997 heeft de vereniging daar haar “eigen bijenstal”. Vanaf de oprichting van het milieucentrum worden er steeds meer activiteiten ontplooit en tegenwoordig is er elk jaar in de maand september een oogstfeest. Op dit feest is de Imkervereniging Deventer ook van de partij met verschillende producten uit de imkerij waaronder natuurlijk: allerlei soorten honing, wasproducten en honingwijn. Ook staat de vereniging met haar eigen kraam op markten en braderieën. Stond vroeger de verkoop van honing centraal nu vooral het enthousiast maken van mensen voor de imkerij en alles wat daarbij komt kijken. n

tuters en kwakers

23


imkersdeventer.nl

Kijk ook eens op onze website: www. Wist u datjes en andere...

LEUKE ANEKDOTES Zwerm

“Een zwerm...op een ronde paal ... proberen te scheppen met een ronde korf. Driekwart van de bijen valt er naast, precies in mijn klompen. Een voordeel is dat ik nu volledig immuun ben voor bijengif...” - Piet Scholten

Stuifmeel

“Voor het eerst het wonder ontdekt van het stuifmeel van de Phacelia (bijenvoer). Diep paars, bijna zwart. Schitterend!” - Jore Bron, eerstejaars imker

ik kreeg steeds meer steken. Ik ben zelf naar het ziekenhuis gefietst. Kort daarop was ik opgenomen en lag ik aan allerlei infusen en zuurstof. Ook kreeg ik een aantal injecties. Gelukkig ging het snel voorbij, twee uur later fietste ik al weer naar huis. Het leek alsof ik helemaal geen 40 steken had gehad”. - Dragana Pereboom

Urban Bee Keeping

“Mijn kast stond op Brinkgreven. Per ongeluk heb ik de boven- en onderbak samen opgetild. Het hele volk kwam op mij af. Ik zag dat het niet goed zat,

“Samen de basiscursus doen. Jouw eerste 6-ramer, jouw eigen volk ophalen bij de Ulebelt. De bijen waren wat onrustig, het ging onweren maar na een uurtje wilden we toch naar huis. De kast moest thuis alleen nog even naar het dakterras worden gebracht. In de auto zagen we wel wat verdwaalde bijen. Althans dat dachten we. Toen Bert de kast door het huis de trap op bracht, zagen we dat de bijen niet in de kast zaten maar onder de kast hingen... Ik schrok ontzettend. Het enige wat ik uit kon brengen was: lópen, lóópen. Onervaren als je bent schrik je je rot terwijl ik nu denk ‘ze blijven toch wel hangen’.” - Wil Bouwman

info@imkersdeventer.nl

www.imkersdeventer.nl

Imker-virus

“Pas toen ik zelf ging imkeren kwam ik erachter dat zowel mijn opa in de vijftiger jaren als de opa van mijn vrouw in de zestiger jaren ook imker waren. Van een familielid kreeg ik twee zwermkorven van opa. Die waren al die jaren bewaard gebleven voor het geval dat een familielid besmet zou raken met het imkervirus.” - Henk van Hoorn

Een prikkelbaar volk

De tocht naar de hei.

“Mijn eerste opwindende ervaring als klein jochie met de bijen was niet zo lang na de Tweede Wereldoorlog. De kasten en korven werden op een platte boerenkar met paard naar de hei gebracht. Het was altijd spannend of de kasten wel dicht bleven zitten en geen bijen ontsnapten. Want bij een paard kon dat problemen geven. Wij woonden in het gebied aan de Veluwezoom waar de Engelsen bij de Airborne geland waren. Sommige kasten waren schuif geworden door granaatscherven die er dwars doorheen waren gegaan. Het waren toen nog Simplexkasten en de binnenbakken gingen daarom soms schuiven. Met veel krantenpapier werden de gaten dicht gestopt, want schuimrubber was er nog niet. Mijn vader zei altijd, als je door de modder en de plassen naar de hei gaat, wordt het een goed heidejaar. En zo werd het dicht stoppen van de gaten soms toch nog beloond met veel honing.” Bas van Scherrenburg


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.