Campus Nederlands 1 werkboek

Page 1

CAMPUS

pl

m

S U P M CA

es ex e

N E D E R L A N D S

arey Kim Dum ts aer Els Lamb Aerde an Sandie V Damme Sofie Van ndenberghe Va Rebecca en Buijs nd gh Glenn va aerenber V n a V y Cind s sterman Tom Ven

aa

r

1

romme Jan Vand

S D N A L R E D E N

WERKBOEK

Le

K A AN MET DAN ez epr Kristel D

I S B N 978-90-289-9028-9

Pelckmans

pelckmans.be/campusnederlands

9

789028 990289

Pelckmans

EK O B K R E W

1


Digitale ondersteuning

r

Onlinelesmateriaal doet je vaak nog beter studeren. Pelckmans Portaal bundelt heel wat extra’s die aansluiten bij onze lesmethodes en helpt je zowel thuis als in de klas te werken in een gebruiksvriendelijke en stimulerende leeromgeving: pelckmansportaal.be.

aa

Activeer jouw licentie aan de hand van onderstaande code. Voor het activeren van de licentie is een eenmalige registratie en het accepteren van de gebruikersvoorwaarden noodzakelijk.

pl

Opgelet: na activatie is de licentie 1 jaar geldig.

m

Eenvoudige inlogprocedure Na activatie van bovenstaande code krijg je als leerling automatisch toegang tot Pelckmans Portaal. Je kunt inloggen via: pelckmansportaal.be

es ex e

pelckmansportaal.be

Le

Voor wie kopiëren wil: U vindt dit boek goed en wenst er kopieën van te maken. Besef dan: • dat dit boek de vrucht is van intense arbeid: auteurs en uitgever hebben er heel wat geld en energie in gestoken; • dat auteurs en uitgeverij van dit werk moeten bestaan; • dat kopiëren zonder voorafgaande schriftelijke toestemming onwettig is.

©2019, Pelckmans Pelckmans maakt deel uit van Pelckmans uitgevers nv www.pelckmansuitgevers.be Brasschaatsteenweg 308, 2920 Kalmthout, België Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever, behalve in geval van wettelijke uitzondering. Informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot de reproductie vindt u op www.reprobel.be. All rights reserved. No part of this book may be reproduced, stored or made public by any means whatsoever, whether electronic or mechanical, without prior permission in writing from the publisher. Bij de samenstelling van Campus Nederlands 1 werkboek hebben wij teksten en illustraties ontleend waarvan wij de bron niet hebben kunnen achterhalen. Mogelijke rechthebbenden kunnen zich tot de uitgever wenden. Omslagbeeld: vanAnouk Lay-out: puurprint Tekeningen: GraphicMatic Illustraties: istockphoto.com, belgaimage.be, imageselect.eu D/2019/0055/33 ISBN 978 90 289 9028 9 NUR 116 pelckmans.be

Pelckmans Secundair

vimeo.com/Pelckmans


pl

aa

arey Kim Dum ts aer Els Lamb Aerde an Sandie V Damme Sofie Van ndenberghe Va Rebecca en Buijs nd h Glenn va erenberg a V n a V Cindy s sterman Tom Ven K A AN MET DAN ez epr Kristel D

r

romme Jan Vand

Le

es ex e

m

S U P M CA

S D N L A R E BOEK D K R E E W N

1


Hoe werk je met Campus Nederlands 1 werkboek?

• Je begint elke les in je werkboek. • In je werkboek vind je pictogrammen die verwijzen naar

S A N D E R L N E D

14

bronnenboek vademecum

audio-cd

dvd

Campus Nederlands online via Pelckmans Portaal

EK WERKBO

pl

Pelckmans

aa

1 S U P CAM

124

r

41

Vlot informatie vinden in teksten

m

Voorkennis

1 170

es ex e

• Bij de voorkennis vind je een overzicht van de lessen die je moet beheersen vooraleer je aan deze les kunt starten. • De groene kaders zijn onthoudkaders: deze moet je goed studeren.

Nr.

Le

13 Volg het stappenplan en schrijf een bericht. Kies een van deze vier situaties.

situatie 1

situatie 2 Tijdens jullie vakantie zorgt de buurjongen twee weken voor jullie huisdier. Schrijf de instructies voor hem uit op een briefje.

situatie 3

Je kat is spoorloos sinds eergisteren. Plaats een zoekertje online.

• Opdrachten met een uitdaging.

situatie 4

a

Lees de opdracht aandachtig en oriënteer je op de schrijfopdracht. – Wat is de bedoeling van het bericht? – Wat is het onderwerp van het bericht? – Wie is het doelpubliek van het bericht? – Welke taal past bij jouw bericht? ◯ formele taal ◯ informele taal – Bekijk in de evaluatiefiche op welke criteria je straks wordt geëvalueerd. Noteer ook een persoonlijk werkpunt bij je eigen criteria.

OV UR

b

Denk na over de inhoud. Wat wil je zeker zeggen of vragen? Noteer dit in enkele kernwoorden.

Deze hulpmiddelen kun je gebruiken: ◯ spellingcorrector ◯ (online)woordenboek ◯ vademecum ◯ tussentijdse feedback ◯ hulpkaarten 1, 2, 7-10 ◯ schrijfkader 8 Heldere berichten schrijven

4

synoniemen

17

woordenschatstrategieën intensief lezen

63

Je leert … je oefent … – vlot informatie in teksten terugvinden.

Zoek de antwoorden in de tekst. Leg ook uit hoe je jouw antwoord vond. a

In welk jaar ging Pater Damiaan naar het eiland Molokai?

b

Hoeveel jaar later werd er lepra bij hem vastgesteld*?

c

Wanneer is hij gestorven?

d

Wat is de echte naam van Pater Damiaan?

e

In welke Belgische gemeenten staat een standbeeld van Pater Damiaan?

Zoekend lezen

68

Als je slechts een ding uit een tekst wilt weten, dan hoef je het hele document niet van linksboven tot rechtsonder te lezen. Om snel informatie in de tekst te vinden, ga je zoekend lezen. – Ga eerst na hoe je de gezochte informatie kunt herkennen. Luister bijvoorbeeld goed naar de vraag. Het vraagwoord verklapt waarnaar je moet zoeken. Waar ...? → Zoek een plaatsaanduiding. Wanneer ...? → Zoek een datum, jaartal of tijdsaanduiding. Wie ...? → Zoek een naam van een persoon. Hoeveel …? → Zoek een getal. … – Kijk naar de opmaak. Als woorden of zinnen er anders uitzien, staat er waarschijnlijk iets belangrijks. – Overweeg in welke alinea of onder welke tussentitel het antwoord zou kunnen staan. Lees het stukje tekst waarvan je denkt dat daar het antwoord staat.

vaststellen

326

DEEL 5

• Met behulp van OVUR oefen je de vaardigheden kijken, luisteren, lezen, spreken en schrijven.

Je had je ingeschreven voor een basketbaltoernooi op woensdagnamiddag. Met een Smartschoolbericht laat je de leerkracht weten dat je niet kunt komen. Je kent deze leerkracht niet.

OV UR

14

24

• Op de blauwe bladzijden vind je telkens een doelgerichte, communicatieve opdracht.

Een helder bericht schrijven

Je hebt een taak gemaakt en wilt die door je moeder laten nalezen. Omdat je deze week bij je vader bent, stuur je haar een e-mail. Geef duidelijk aan waarop ze moet letten.

globaal lezen

55

72

• Woorden met een * zijn schooltaalwoorden. Ze zijn belangrijk om instructies goed te begrijpen. In de les Schooltaalwoorden oefenen maak je extra oefeningen.

Klas

oriënterend lezen

Portfolio

• Elke les begint op een nieuwe bladzijde.

Naam

5

13

vormen een extra


Test jezelf!

1

Kijk naar de context en verklaar het figuurlijk taalgebruik. Geheimen zijn er om niet door te vertellen. Toch tilt niet iedereen hier zwaar aan. Sommige geheimen worden heel snel doorverteld. Hoe komt het dat we zo slecht zijn in het bewaren van geheimen?

Laat niet in je kaarten kijken!

a

niet in je kaarten laten kijken

b

ergens niet zwaar aan tillen

c

de mist ingaan

d

met de gebakken peren zitten

e

tegen de lamp lopen

Ik kan de betekenis van figuurlijk taalgebruik achterhalen.

les 32

Noteer het voltooid deelwoord.

Oudste wiskundig geheim is 1 oplossen

• Wil je controleren of je de leerstof goed begrepen hebt? Je ontdekt met de groene bladzijden hoe goed je de leerstof kent.

‘De wieg van de wiskunde ligt in Afrika.’ Dat heeft een Vlaams wetenschappelijk tijdschrift 2 publiceren. Wetenschappers hebben namelijk de tekens op een 20 000 jaar oud botje 3 ontcijferen. Dat werd een halve eeuw geleden door een Belg 4 vinden in Afrika. Jarenlang hebben de wetenschappers 5 raden naar de betekenis van de tekens. Er werd 6 vermoeden dat het een kalender zou 7 zijn zijn. Anderen dachten dat het een instrument was waarmee de visvangst 8 verdelen werd. Het mysterie werd 9 ophelderen toen er een tweede gelijkaardig beentje 10 opgraven werd. 1

5

9

2

6

10

3

7

4

8

Ik kan werkwoorden in een tekst correct schrijven.

les 34

309

• Op Campus Nederlands online staan extra oefeningen bij de verschillende lessen.

pl

Test jezelf!

aa

2

r

Je zult het waarschijnlijk wel herkennen. Een klasgenoot had gisteren te weinig tijd om zijn toets voor te bereiden. Daarom maakte hij een spiekbriefje en kleefde het in zijn agenda. Hij wou immers niet de mist ingaan. Jij ontdekt zijn geheim; verklap je dit of niet? Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat de kans erg groot is dat je het nieuwtje toch aan minstens één iemand verder vertelt. Voor je het weet, zit je dan met de gebakken peren en is de kans groot dat je klasgenoot tegen de lamp loopt.

Genietend lezen

m

• In de lessen Genietend lezen ontdek je telkens fictiefragmenten van verschillende auteurs.

1

David houdt van feiten, getallen en zijn notitieboekje. Hij zit al 622 dagen alleen tijdens de schoolpauze. Kit gaat voor het eerst weer naar school nadat haar vader is verongelukt. Sinds haar vaders dood, weet Kit niet meer hoe ze met haar vriendinnen moet praten. In de pauze gaat ze daarom naast David zitten in de hoop met rust gelaten te worden. Maar Davids vreemde directheid blijkt juist een verademing. Zo ontstaat een wonderlijke vriendschap. Als Kit en David samen ‘Het ongelukproject’ opstarten om meer te weten te komen over het auto-ongeluk van Kits vader, hebben ze geen idee wat dit teweeg brengt. Kan hun vriendschap de waarheid overleven?

es ex e

• Je kunt de verhalen ook beluisteren op Campus Nederlands online.

PROJECT 1 – Pimp je leeshoek!

Bekijk de cover en lees de flaptekst.

a

b c 2

Lees het fragment. a b c d

58-60

e f g h i j 3

Sluit het fragment aan bij jouw verwachting? Leg uit. Wat had je anders verwacht? Vind je het fragment realistisch? Geef een score op vijf en verklaar je keuze. Welk thema uit opdracht 1 past volgens jou het best bij dit fragment? Waarom vindt David het geven van een naam aan een pasgeboren kind simpelweg onlogisch? Mijn ouders hebben een David besteld. In plaats daarvan kregen ze mij. Wat bedoelt David hiermee? Waarom kun je volgens David geen Asperger meer hebben? Intussen zul je wel begrepen hebben dat ik anders ben. Wat vindt David anders aan zichzelf? Opgelet: je moet het niet hebben over wat anderen van hem vinden. Gelukkig verschillen de mensen van elkaar. Welke groepen mensen worden soms ook als anders ervaren? Wat denk jij hiervan? Vind jij, zoals David, dat de naam bij de persoon moet passen? Leg uit. Aan wie zou je dit boek aanraden? Waarom?

Leef je in en speel woordloos hoe ze naast elkaar zitten. a b c

86

Welke thema’s zullen er volgens jou in dit boek aan bod komen? afscheid – anders zijn – avontuur – familie – geheimen – geschiedenis – geweld – griezel – humor – jaloers zijn – liefde – magie – misdaad – mysteries – mythische wezens – oorlog – pesten – problemen en ellende – reizen – school – sciencefiction – tussen twee culturen – verdrietig zijn – vriendschap – wereldproblemen Sporen cover en flaptekst jou aan om dit boek te lezen? Waarom wel/niet? Geef twee redenen waarom dit verhaal tot de fictie behoort.

Twee goede vriend(inn)en tijdens de middagpauze. Twee klasgenoten die een hekel aan elkaar hebben. David en Kit in de kantine.

DEEL 1

• Met de opgedane kennis en vaardigheden van de voorbije delen ga je in groepjes aan de slag om samen een project te realiseren.

Uitdaging

Le

Werk met je groep een aantrekkelijke leeshoek uit. Een leeshoek bevat boeken, afbeeldingen, voorwerpen … die verschillende aspecten van een thema belichten. Stel daarna je leeshoek aan anderen voor.

Kwaliteitseisen leeshoek – Je leeshoek stelt een thema sfeervol en aantrekkelijk voor. – De getoonde materialen zijn gevarieerd: minstens vijf fictieboeken, minstens vijf nonfictiedocumenten, diverse andere voorwerpen … – In je leeshoek laat je een voorgelezen fragment en/of audio-opnames horen. Kwaliteitseisen voorstelling leeshoek – Je stelt je leeshoek aantrekkelijk voor. – De presentatie van de leeshoek gebeurt enthousiast.

PROJECT 1 – Pimp je leeshoek!

163

5


CAMPUS

1

Portfolio

S A N D E R L N E D

Naam

Klas

Nr.

Zin om je onder te dompelen in de Nederlandse taal en cultuur? Hoe leer je beter luisteren, lezen, spreken en schrijven? Welke boeken lees je graag? Hoe pak je toetsen en taken aan? Hoe beoordeel je informatie? Hoe kan je goed samenwerken? Verzamel hier je toetsen en taken en hou je resultaten bij. Geef zelf aan welke tips nuttig kunnen zijn voor jou. Nederlands & ik vaak

heel vaak

Ik lees tijdschriften, kranten …

2

Ik lees fictieboeken, strips …

3

Ik kijk naar tv-programma’s.

4 Ik lees de ondertitels bij televisie, films of series.

5

6 Ik luister naar Nederlandstalige muziek.

7

Ik schrijf in het Standaardnederlands.

8

Ik schrijf in mijn dialect of in tussentaal.

r

heel weinig weinig

9 Ik schrijf in mijn vrije tijd (gedichten, dagboek …).

10 Ik speel taalspelletjes (kruiswoordraadsel, rebus …).

11 Ik zoek informatie op Nederlandstalige websites.

12 Ik spreek Standaardnederlands.

13 Ik spreek dialect of tussentaal.

14 Ik spreek een andere taal dan het Nederlands.

Ik luister naar radioprogramma’s of podcasts.

◯ ◯

aa

• Verzamel in het portfolio al je toetsen en taken en hou je resultaten bij. Gebruik de tips om jezelf te ontplooien.

soms

1

EERS TE GR AAD

VADEMECUM EERSTE GRAAD

es ex e

N E D E R L A N D S

m

CAMPUS

CAMPUS

S A N D E R L N E D

UM VADEMEC

Le

Pelckmans

6

1

pl

CAMPUS NEDERLANDS 1 – Portfolio

• Je vademecum is een handig naslagwerk met heldere leerstofoverzichten, extra voorbeelden, stappenplannen voor vaardigheden, een trefwoordenlijst …


Inhoud

Jezelf voorstellen Communicatie onderzoeken De bedoeling van de zender achterhalen Met gevarieerde onderwerpen betere teksten schrijven Teksten verkennen Korte gesprekken voeren In teksten de onvoltooid tegenwoordige tijd correct schrijven Heldere berichten schrijven Je leesprofiel verkennen Schooltaalwoorden oefenen Test jezelf! Genietend lezen

DEEL 2

74 – 85 –

87

m

pl

11 (Online)woordenboeken efficiënt gebruiken 12 Beter communiceren met topische vragen 13 Teksten globaal lezen 14 Aantrekkelijk communiceren met synoniemen 15 Over een herinnering vertellen 16 Woorden onderzoeken 17 De betekenis van onbekende woorden zoeken 18 Feedback geven en krijgen 19 Fragmenten uit Gips lezen en bespreken 20 Schooltaalwoorden oefenen Test jezelf! Genietend lezen PROJECT 1 – Pimp je leeshoek!

es ex e

Le

10 13 20 23 30 39 45 54 65 71 79 86

aa

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

9

r

DEEL 1

150 – 161 –

DEEL 3

21 De hoofdletters in een tekst correct schrijven 22 Formulieren invullen 23 Betere teksten schrijven met goed gekozen werkwoorden 24 Teksten intensief lezen 25 In teksten de onvoltooid verleden tijd correct schrijven 26 Een formeel telefoongesprek voeren 27 Kritisch luisteren naar feiten en meningen 28 Het gezegde in een zin onderzoeken 29 Fragmenten uit Verlamd lezen en bespreken 30 Schooltaalwoorden oefenen Test jezelf! Genietend lezen

88 96 103 108 115 119 129 135 141 147 155 162 163 167

236 – 247 –

168 177 185 193 197 205 213 219 229 233 241 248

7


249

31 Poëzie verkennen 32 Letterlijk en figuurlijk taalgebruik onderzoeken 33 Een persoonlijke boodschap schrijven 34 Voltooide tijden in een tekst correct schrijven 35 Een oproep kritisch beluisteren 36 Teksten met een opsommend verband lezen en schrijven 37 De voorwerpen in een zin onderzoeken 38 Een mondelinge uitleg geven 39 Fragmenten uit het boek en de film Storm vergelijken 40 Schooltaalwoorden oefenen Test jezelf! Genietend lezen PROJECT 2 – Strijd voor het goede doel!

250 255 260 265 273 278 285 294 299 306 314 320 321

aa 309 – 319 –

325

pl

DEEL 5

r

DEEL 4

es ex e

m

41 Vlot informatie vinden in teksten 42 De woordbouw onderzoeken 43 In groep overleggen 44 Teksten met een chronologisch verband lezen en schrijven 45 Aantrekkelijk communiceren met spreekwoorden en uitdrukkingen 46 Poëzie lezen en bespreken 47 Instructies krijgen en geven 48 Een duidelijke alinea schrijven 49 Fragmenten uit Spanning in Groenland lezen en bespreken 50 Schooltaalwoorden oefenen Test jezelf! Genietend lezen PROJECT 3 – Wat een jaar!

Le

Portfolio

8

381 – 393 –

326 331 338 345 353 359 363 369 373 378 387 394 395

1 - 18


1

1

Je stelt jezelf voor.

13

Je achterhaalt de bedoeling van de zender.

aa

3

Je onderzoekt communicatie.

r

2

10

Je schrijft betere teksten met 23 gevarieerde onderwerpen.

pl

4

Le

30

Je voert korte gesprekjes met (on)bekenden.

es ex e

6

Je verkent teksten.

m

5

7

39

Je schrijft in teksten de onvoltooid tegenwoordige tijd correct.

8

10

45

Je schrijft heldere berichten.

9

20

54

Je drukt je leesvoorkeur uit 65 en verkent je leesprofiel.

Je oefent schooltaalwoorden.

71

74

Test jezelf! 

79 85

Genietend lezen

86

9


Jezelf voorstellen

1

Je leert … je oefent … – je klasgenoten kennen. – jezelf voorstellen. – de OVUR-strategie.

3 4 5 6 7 8

11 ◯◯ ◯◯ 12 ◯◯ ◯◯ 13 ◯◯ ◯◯ 14 ◯◯ ◯◯ 15 ◯◯ ◯◯ 16 ◯◯ ◯◯ 17 ◯◯ ◯◯ 18 ◯◯ ◯◯ 19 ◯◯ ◯◯ 20 ◯◯ ◯◯

es ex e

9

in België in een ander land de waarheid een leugentje om bestwil water frisdrank een strip een boek sporten in de zetel hangen eerst de gebruiksaanwijzing lezen uitproberen tot het werkt op reis gaan thuisblijven vroeg opstaan laat opblijven gamen buiten spelen in de winkel online

10

2 Leer je klasgenoten kennen.

a Stel je keuzes voor en luister naar die van je klasgenoten. b Kies minstens één klasgenoot die een andere keuze maakte en noteer de initialen bij het antwoord. c Informeer* naar de reden voor die andere keuze.

48 74

109

Pieter Berghmans → PB Mariam El Jallali → MEJ

Als je een opdracht (luisteren, lezen, spreken en schrijven) goed wilt aanpakken, volg je best deze vier stappen: – oriënteren → Wat moet je doen? – voorbereiden → Hoe pak je dat aan? – uitvoeren → Je voert de opdracht uit. – reflecteren → Je denkt na over je aanpak en het resultaat. Neem van deze vier woorden de eerste letter en je krijgt het letterwoord OVUR.

informeren

10

De beginletters van je voornaam Tip en van je achternaam vormen samen je initialen. Bestaat je naam uit meerdere woorden, dan gebruik je telkens de eerste letter.

OVUR

Le

102

alleen proberen hulp vragen boeken lezen films bekijken met familie met vrienden ‘Oké, ik begin er direct aan.’ ‘Dat doe ik straks wel.’ huistaken maken studeren voor toetsen wachten tot het groen is toch oversteken om net de helft te halen om 10/10 te halen een cadeau geld fastfood een gezonde maaltijd individuele sport groepssport

aa

2

◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯

pl

1

m

10-11

r

1 Lees de enquête in je bronnenboek. Kruis je antwoord telkens aan.

DEEL 1


Naam

Klas

Nr.

Jezelf voorstellen 3 Schrijf een tekstje over jezelf. Volg de zes stappen. Kijk naar het voorbeeld van Emma. OV UR

a Selecteer* vier keuzes uit de enquête waarover je graag meer zou vertellen. #Emma

r

10, 12, 8, 19

OV UR

aa

Keuzes:

b Noteer kort waarom je deze keuzes maakte. Vertel telkens iets over jezelf. #Emma

Keuze

es ex e

Keuze

m

pl

Keuze 10 Shoppen is geweldig, maar écht niet met mijn mama! Wel op Zalando. Keuze 12 Elke maand ga ik naar de bib voor een of twee boeken. Mijn favoriete serie is De Grijze Jager. Keuze 8 Ik haat opstaan. Laat opblijven is leuker, want ik kijk graag tv of lees in mijn bed. Keuze 19 Met mijn vrienden duik ik het liefst binnen in de Quick. Ik ben een enorme fan van de Giant.

Keuze

c Verwerk de verantwoording van je keuzes tot een tekstje. Begin met Mijn naam is … Werk op een apart blad.

#Emma

Mijn naam is Emma De Roo.

Ik ben gek op shoppen, maar ik haat het om te gaan winkelen met mijn mama. Daarom bestel ik al mijn kleren online via www.zalando.be.

Elke maand kies ik een of twee boeken in de bibliotheek. Mijn favoriete serie is De Grijze Jager. Daarvan heb ik alle boeken twee keer gelezen. Hopelijk maken ze er ooit een film over!

Le

OV UR

Keuze

Opstaan vind ik echt verschrikkelijk. Ik blijf liever laat op. ’s Avonds kijk ik graag tv of lees ik in mijn bed. Het duurt soms tot 22 uur vooraleer mijn nachtlampje uitgaat. Als ik mag kiezen waar we gaan eten, dan kies ik voor Quick. Die heerlijke Giantburger doet me nu al watertanden. Maar ik hou ook wel van gezonde maaltijden, hoor! Mijn mama maakt lekkere slaatjes.

– Begin niet Tip elke zin met ‘ik’. – Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een gepast leesteken. – Sta stil bij de schrijfwijze van de woorden. – Maak je zinnen niet te lang.

d Herlees je kladversie en verbeter je zinnen tot je tevreden bent. Maak met kleuren, foto’s of tekeningen je tekst aantrekkelijker. 1  Jezelf voorstellen

selecteren

11


Verzorg je presentatie. Gebruik kleuren, foto’s, speciale letter­types, tekeningen …

e Maak je definitieve versie.

Tip

Ik ben gek op shoppen, maar ik haat het om te gaan winkelen met mijn mama. Daarom bestel ik al mijn kleren online via www.zalando.be.

aa

Opstaan vind ik echt verschrikkelijk. Ik blijf liever laat op. ’s Avonds kijk ik graag tv of lees ik in mijn bed. Het duurt soms tot 22 uur vooraleer mijn nachtlampje uitgaat.

pl

Elke maand kies ik een of twee boeken in de bibliotheek. Mijn favoriete serie is De Grijze Jager. Daarvan heb ik alle boeken twee keer gelezen. Hopelijk maken ze er ooit een film over!

r

Mijn naam is Emma De Roo.

OV UR

m

Als ik mag kiezen waar we gaan eten, dan kies ik voor Quick. Die heerlijke Giantburger doet me nu al watertanden. Maar ik hou ook wel van gezonde maaltijden, hoor! Mijn mama maakt lekkere slaatjes. f Is je tekst klaar? Gebruik de checklist om je tekst te controleren. Checklist

1 Elke zin begint met een hoofdletter.

es ex e

2 Het eerste woord van de zinnen varieert (bv. niet altijd beginnen met ‘ik’). 3 Mijn vier keuzes uit stap 1 komen aan bod.

4 Ik heb gelet op de schrijfwijze van de woorden. 5 De zinnen zijn niet te lang.

6 De tekst ziet er verzorgd uit.

Wat ging goed?

Le

Wat ging minder goed?

Mijn werkpunten bij een volgende schrijfopdracht: – –

g Stop je schrijffiche in je portfolio.

12

DEEL 1

ja

nee


Communicatie onderzoeken

2

Je leert … je oefent … – de onderdelen van het communicatiemodel. – communicatieve situaties onderzoeken.

pl

aa

r

1 Noteer hoe vaak je hiermee communiceert. Kies uit: meerdere keren per dag, dagelijks, wekelijks, maandelijks, jaarlijks, nooit.

12

Zender

doel

m

2 Lees de e-mail. Vul het communicatiemodel aan voor de eerst verstuurde e-mail. boodschap

kanaal

es ex e

1

effect

Communicatiemodel

Communicatie is het overbrengen of uitwisselen van informatie. Spreken met elkaar, iets naar iemand schrijven, een bericht sturen, whatsappen, e-mailen, een gebaar maken, iemand begroeten, een pictogram plaatsen … zijn allemaal voorbeelden van communicatie.

De zender (schrijver, tekenaar, spreker …) heeft altijd een doel (iets meedelen, iets vragen …) voor ogen. Om dat doel te bereiken, kiest hij een kanaal (e-mail, gesprek, sms, brief …). De boodschap verstuurt hij naar de ontvanger (lezer, kijker, luisteraar …). Als het effect overeenkomt met het doel, dan is de communicatie geslaagd. Met het communicatiemodel kun je elke vorm van communicatie onderzoeken of voorbereiden.

Le

3

ontvanger

Aan de schoolpoort regelt een agente het verkeer. Leerlingen wachten aan het zebrapad. De agente steekt haar hand omhoog.

Zender

agente

doel  Leerlingen veilig laten oversteken.

boodschap  Alle weggebruikers moeten stoppen. kanaal

lichaamstaal

ontvanger

gebruikers

weg­

De weggebruikers stoppen.

effect

2  Communicatie onderzoeken

13


3 Lees de situatie*.

a Vul het communicatiemodel aan. Zender

boodschap

doel

kanaal

b Jonas vraagt: ‘Is er nog choco, mama?’

ontvanger

effect

pl

aa

r

Tijdens het ontbijt heeft Jonas zin in choco. Maar de pot staat niet op tafel. Hij vraagt: ‘Is er nog choco, mama?’ Zijn mama staat recht om de pot te halen.

m

– Wat is een ‘normaal’ kort antwoord op een dergelijke vraag? – Is de communicatie geslaagd als mama dat antwoordt?

es ex e

– Waarom stelt Jonas die vraag als hij niet echt dat antwoord wil? – Geef nog enkele voorbeelden van dergelijke ‘verzoeken’. – Wat zou Jonas nog kunnen zeggen om de chocopot op tafel te krijgen?

c Is de communicatie geslaagd?

4 Meneer Martens, de leraar wiskunde, is niet altijd even vrolijk. Wat bedoelt hij in deze situaties?

Le

a Jordy wiebelt op twee poten van zijn stoel. Meneer Martens vraagt: ‘Jordy, hoeveel poten heeft een stoel?’

b Wat later informeert Jordy: ‘Meneer, wanneer kijken we eens een film?’ Meneer Martens antwoordt: ‘Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen.’

c Lisa tokkelt in de les op haar smartphone. Ze krijgt dit te horen: ‘Wat ben jij toch een harde werker!’

d Tijdens het uitdelen van de toetsen zegt meneer Martens: ‘Jordy, jij hebt je boeken weer niet vastgehad, hé?’ de situatie

14

DEEL 1


2

Boodschap De boodschap is niet altijd wat er letterlijk gezegd wordt, want soms zit er ook betekenis achter de woorden, de lichaamstaal, het stemgebruik … Soms bedoelt de zender iets anders dan wat zijn letterlijke woorden weergeven.

pl

a Wat is het effect van deze instructies*? – Chef: ‘Doe maar open. Daar zal je een klein aardappelmesje zien.’ – Chef: ‘Nu een savooikool.’

aa

5 In Chef in je oor bereiden twee keukenklunzen een gerecht met de hulp van een topchef. Bekijk het fragment.

r

Je ziet je hond Max doodgraag, maar je noemt hem altijd liefkozend ‘rotbeest’.

m

b In dit fragment loopt het mis. Waar plaats je deze fout in de communicatie? Verklaar. De fout ligt bij … ◯◯ de zender. ◯◯ de boodschap. ◯◯ de ontvanger. ◯◯ het kanaal. c Hoe lost de chef dit probleem op?

es ex e

Ruis

Soms loopt er iets fout met de communicatie, waardoor de boodschap niet of verkeerd aankomt bij de ontvanger. Dat heet ruis of storing.

6 Lees de situaties en kruis aan waar er sprake is van ruis.

1

Le

4

Tijdens de treinrit wil de conducteur je vervoersbewijs controleren. Hij zegt: ‘Goeie­morgen, vervoers­ bewijzen alstublieft.’ Maar jij reageert niet.

Je zit in de auto en je moeder belt. Als de wagen een tunnel inrijdt, valt de verbinding weg.

Er is ruis bij … ◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯

de zender. de boodschap. de ontvanger. het kanaal.

Er is ruis bij … ◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯

de zender. de boodschap. de ontvanger. het kanaal.

2

de instructie

2  Communicatie onderzoeken

15


Er is ruis bij … ◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯

3

Een Antwerpenaar ziet een mooie puppy in een Limburgse dierenwinkel. Als hij binnenkomt, kijkt de uitbaatster hem vol verwachting aan. ‘Tis veur nen ongd!’ zegt de man. De vrouw antwoordt: ‘Kunt u dat nog eens herhalen?’

Er is ruis bij … ◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯

de zender. de boodschap. de ontvanger. het kanaal.

4

Je kunt vanavond niet naar de volleybaltraining. Daarom stuur je deze middag een brief naar je trainer. Als de training bezig is, belt je trainer je op met de vraag waar je blijft.

Er is ruis bij … ◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯

de zender. de boodschap. de ontvanger. het kanaal.

5

Vader is naar het voetbal aan het kijken. Net op het moment dat er een penalty gefloten wordt, ziet hij alleen sneeuw op het scherm. Wanneer het beeld terug is, staat zijn ploeg 1-0 achter.

m

pl

aa

r

de zender. de boodschap. de ontvanger. het kanaal.

es ex e

7 Onderzoek de communicatieve situatie.

1

Zender

16

DEEL 1

boodschap

Le doel

kanaal

ontvanger

effect


r

boodschap

doel

kanaal

ontvanger

effect

m

pl

Zender

aa

2

es ex e

8 Onderzoek de communicatieve situatie.

Deze sleutel past niet. Marie!

Le

Zender

doel

papa

Ja, papa!?

Breng die Engelse sleutel eens!

boodschap

Euh … Die van de voordeur of de achterdeur?

ontvanger

Marie

kanaal

effect

Waarom is er ruis in de communicatie?

2  Communicatie onderzoeken

17


9 Onderzoek de communicatieve situatie. ••••• 4G 10:33 86%

i

Sofia Gisteren 21:33

Tot morgen, Karen Xx

Heb je snap gezien. Gij zijt ook echt stom!

aa

Vandaag 8:25

r

Salut x

gelezen 8:27

Zender

Karen

boodschap

doel

m

pl

iMessage

kanaal

ontvanger

effect

Sofia

es ex e

a Waaraan kun je zien dat Karen en Sofia vriendinnen zijn?

b Sofia heeft nog niet geantwoord. Kruis aan wat dat volgens jou betekent. ◯◯ Ze heeft even geen tijd om te antwoorden. ◯◯ Ze vindt het niet nodig om te antwoorden. ◯◯ Ze is boos, omdat Karen haar stom noemt. c Waarvoor dient de emoji in het bericht? Verandert de emoji de letterlijke boodschap?

Le

d Is de communicatie geslaagd?

e Wat kan er fout lopen in de communicatie?

18

DEEL 1


10 Stel dat je op deze situaties wilt reageren. Hoe zou je dat aanpakken? a Vul het communicatiemodel aan. Opgelet: het vakje ‘kanaal’ vul je nog niet in. – Situatie 1: De vader van je lerares is overleden. Je wilt je medeleven betuigen. Zender

ik

boodschap

ontvanger

mijn lerares

kanaal

effect

onbekend

r

1–2–3–4–5–6

aa

doel

– Situatie 2: Je beste vriend heeft net zijn eerste wielerwedstrijd gewonnen. Je wilt hem feliciteren. ik

boodschap

doel

ontvanger

vriend

mijn beste

1–2–3–4–5–6

effect

onbekend

m

kanaal

pl

Zender

es ex e

b Kies voor elke situatie een passend kanaal. Leg uit waarom je (niet) voor die kanalen kiest. Let op: meerdere kanalen zijn mogelijk.

Aan: Kopie: Onderwerp:

2

3

een brief

een telefoongesprek

een Smartschoolbericht

4

5

6

een e-mail

een bericht

een kaartje

Le

1

Bij het verantwoorden* van je keuze kun je gebruikmaken van deze formuleringen*. Bij het overlijden kies ik voor …, omdat … Bij het overlijden kies ik eerder niet voor …, omdat … Bij de overwinning gaat mijn voorkeur uit naar …, omdat … Bij de overwinning ga ik zeker niet …, omdat …

Tip

c Vergelijk jouw keuzes met die van je buur. d Markeer de cijfers van jouw keuze(s) in de communicatiemodellen bij ‘kanaal’. verantwoorden de formulering

2  Communicatie onderzoeken

19


De bedoeling van de zender achterhalen

3

Voorkennis

2

communicatiemodel

Je leert … je oefent … – waarom zenders communiceren. – de bedoeling van de zender herkennen. – een communicatieve situatie onderzoeken.

1 Bekijk de fragmenten.

Fragment 2

Waarover gaat het fragment? (Wat heb je gezien?) Wie heeft dit fragment gemaakt? (Wie is de zender?) Wat is de bedoeling van de zender? Tot welk doelpubliek richt de zender zich? Waarom zou iemand naar dit filmpje kijken? Wat is de functie van humor in het filmpje?

Fragment 3

Waarover gaat het fragment? (Wat heb je gezien?) Wie heeft dit fragment gemaakt? (Wie is de zender?) Wat is de bedoeling van de zender? Tot welk doelpubliek richt de zender zich? Waarom zou iemand naar dit filmpje kijken? Zet de stappen voor een boeking in de juiste volgorde.

es ex e

a b c d e f

m

a b c d e f

aa

Waarover gaat het fragment? (Wat heb je gezien?) Wie heeft dit fragment gemaakt? (Wie is de zender?) Wat is de bedoeling van de zender? Tot welk doelpubliek richt de zender zich? Waarom zou iemand naar dit programma kijken? In het fragment wordt Danny op drie verschillende plaatsen gefilmd. Som deze plekken op.

pl

a b c d e f

r

Fragment 1

Je ontvangt een bevestigingsmail per e-mail. Log in op je ‘Mijn Kazouprofiel’.

Le

Kies je droomvakantie in de Kazoukrant.

20

DEEL 1

Maak een Kazouprofiel aan.

Klik op ‘Boek nu’.

Surf naar www.kazou.be.

Controleer wanneer je gekozen vakantie boekbaar wordt.


2 Plaats het nummer van de fragmenten bij het juiste doel. 1 de kampkok

3 vakantie boeken

2 de vacature voor monitoren

a een verhaal vertellen.

aa

b de kijkers beïnvloeden in hun gedachten, meningen of ideeën. c hun mening of standpunt geven aan de kijkers. d de kijkers informatie geven. e de kijkers uitleggen hoe je iets moet doen. Doel van de zender

pl

8

r

De makers van dit fragment willen vooral …

Een zender heeft altijd een doel. Met zijn boodschap wil hij iets bereiken. De zender wil … – de ontvanger informeren. Hij geeft informatie, legt uit hoe iets zit.

m

Met een Facebookbericht laat Yassin weten dat hij verhuisd is.

– de gedachten, de mening of de ideeën van de ontvanger beïnvloeden. Met luide stem prijst de marktkramer zijn verse aardbeien aan.

es ex e

– zijn mening of standpunt geven aan de ontvanger.

Olivia vond het concert maar niks. Nour maakte haar duidelijk dat het concert door de lichtshow toch wel de moeite waard was.

– instructies geven.

Oma legt uit hoe ik een cake moet bakken.

– een verhaal vertellen.

Tijdens het kampvuur las Matteo een griezelverhaal voor.

Le

13

3 Bekijk het programmaoverzicht. Noteer naast elk programma het belangrijkste doel van de programmamakers.

a

De dagschotel

b

De rechtbank

c

Slotshow Iedereen Tegen Kanker

d

4EVER

e

Zelf een voetbaltafel maken

f

STIP IT!

De programmamakers willen …

3  De bedoeling van de zender achterhalen

21


4 Beantwoord de vragen nadat je het beeldfragment bekeken hebt.

8

Hoofddoel en nevendoel

m

pl

aa

d Hoe wordt de boodschap in beeld gebracht? e Welke doelen hadden de programmamakers nog voor ogen?

r

a Wat wordt er verteld in het beeldfragment? b Van wie is de informatie afkomstig? c Wat is de belangrijkste bedoeling van de maker van dit fragment?

Terwijl hij zijn hoofddoel probeert te bereiken, werkt de zender meestal ook aan nevendoelen.

Le

es ex e

Met zijn reportage over de verdwijnende koraalriffen wil de cineast de kijkers vooral beĂŻnvloeden in hun gedachten en aantonen dat de toestand zorgwekkend is. De makers tonen ook hoe koraal eruitziet, leggen uit wat koraal precies is en waar de riffen zich bevinden (informeren).

22

DEEL 1


Met gevarieerde onderwerpen betere teksten schrijven

4

Je leert … je oefent … – het onderwerp in een zin vinden. – dat een onderwerp een woord, een woordgroep of een zin kan zijn. – betere teksten schrijven door het onderwerp te verplaatsen of aan te passen.

1 Lees de beweringen* en kruis aan of ze volgens jou waar zijn of niet. ◯ waar  ◯ waar  ◯ waar  ◯ waar  ◯ waar

◯  niet waar ◯  niet waar ◯  niet waar ◯  niet waar ◯  niet waar

r

Een kameel heeft water in zijn bulten. Nijlpaarden hebben roze melk. Haaienhuid wordt gebruikt als schuurpapier. Een jachtluipaard is sneller dan een Ferrari. Een goudvis wordt wit in het donker.

aa

a b c d e

2 Lees de uitleg bij de beweringen in je bronnenboek en controleer je antwoord. a Is de tekst duidelijk? b Is de tekst correct? c Is de tekst aantrekkelijk?

pl

14

d Wat valt op als je naar de zinsbouw kijkt bij de uitleg van elke bewering?

e Welk effect heeft dit?

m

es ex e

f Wat zou je veranderen aan de tekst?

3 Over wie of waarover wordt in de zinnen iets gezegd? Noteer het onderwerp. a Waarom laten vliegtuigen een witte streep achter in de lucht?

b Hoog boven in de lucht is de buitentemperatuur -50 graden Celsius.

c De motoren van een vliegtuig stoten hete, vochtige lucht uit.

d De hete lucht wordt gemengd met de koude buitenlucht.

Le

e Door het mengen van warme met koude lucht ontstaat waterdamp.

f Die damp ziet eruit als een witte streep.

g Wil je er zelf ook eens een maken?

h Op een ijskoude dag adem je buiten zo lang

i

mogelijk uit.

Jouw witte streep zal alleen een stuk minder lang zijn.

de bewering

4  Met gevarieerde onderwerpen betere teksten schrijven

23


4 Lees de tekst. Noteer het onderwerp en geef aan of het onderwerp uit een woord (W), een woordgroep (WG) of een zin (Z) bestaat. 1 Met misleidende letters

aa

r

ontwerp je snel een geheimschrift. 2 Die code kunnen anderen dan moeilijk ontcijferen.

Geheimschrift Kom je? → Kdoamd jxem?

Kom je morgen mee? → Komj emor genm eeab? → Baee mneg rome jmok?

m

4 Een ander gemakkelijk geheimschrift is snel gevonden. 5 Groepjes van elk vier letters vormen de basis. 6 Op het einde vullen misleidende letters de zin aan.

7 Wie het moeilijker wil maken, zet deze woordgroepen ook in omgekeerde volgorde.

pl

3 Zo werkt het. Je plaatst na elke letter een andere nietszeggende letter.

es ex e

Kom je morgen mee? → Komj emor genm eeab?

Mensen die geen puzzeltalent hebben, worden moedeloos van zo’n geheime boodschap. 8 Wie graag puzzelt, kraakt wel eens een code. 9 Het fijne gevoel als je de code kraakt, zorgt voor een kick bij de codebrekers.

W WG Z

2

W WG Z

Le

1

24

3

W WG Z

4

W WG Z

5

W WG Z

6

W WG Z

7

W WG Z

8

W WG Z

9

W WG Z

DEEL 1


169

Onderwerp Een zin bestaat uit twee hoofddelen: het onderwerp en de zinsdelen die iets over dit onderwerp zeggen. Het zinsdeel waarover in een zin iets gezegd wordt, noem je het onderwerp (O). → Kobe = O → een kat = O

Zij is bang van spinnen. Het dochtertje van de buren is bang van spinnen. Het meisje dat altijd zingt, is bang van spinnen.

aa

Een onderwerp kan bestaan uit een woord, een woordgroep of een zin.

r

Kobe houdt erg van katten. Over wie wordt iets gezegd? Een kat is een tam dier. Waarover wordt iets gezegd?

(O = één woord). (O = een woordgroep) (O = een zin)

m

pl

5 Lees de tekst. Noteer het onderwerp en geef aan of het onderwerp uit een woord (W), een woordgroep (WG) of een zin (Z) bestaat.

es ex e

Zinkgat

1 Heb jij ooit al eens een zinkgat gezien? 2 Zinkgaten zijn grote gaten in de grond die plotsklaps ontstaan. 3 De kraters kunnen klein, maar ook heel groot, diep en breed zijn. Ze kunnen overal ontstaan: onder een huis, op de snelweg, onder een winkel … 4 In een paar seconden zakt een stuk grond helemaal weg.

5 Alles wat erop staat, valt in een diep gat. 6 Soms kan niets of niemand nog worden gered. Overal ter wereld kunnen de kraters plotseling verschijnen. 7 Op plaatsen waar er veel zout in de bodem zit, is de kans op zinkgaten groter. 8 Water kan de zoutlaag immers oplossen. 9 Langzaamaan ontstaat dan een groot gat onder de aard­ korst. Het allergrootste zinkgat is 662 m diep. 10 Wie het wil bekijken, moet naar China trekken.

W WG Z

2

W WG Z

3

W WG Z

4

W WG Z

5

W WG Z

6

W WG Z

7

W WG Z

8

W WG Z

9

W WG Z

10

W WG Z

Le

1

4  Met gevarieerde onderwerpen betere teksten schrijven

25


6 Schrijf het onderwerp over. Duid aan of het enkelvoud (enk.) of meervoud (mv.) is. Noteer door welke van deze woorden je het onderwerp kunt vervangen*: ik, jij/je, het, zij/ze, hij, wij en jullie. 1 Sommige mensen geloven dat het getal 13 ongeluk brengt. 2 Op vrijdag de dertiende blijft mijn tante daarom de hele dag in bed liggen. 3 Wie extreem bang is voor het getal dertien, lijdt aan triskaidekafobie. 4 De vreemde naam is afkomstig van de Griekse woorden voor dertien en angst. 5 Hotels die hier reke­ ning mee houden, hebben geen dertiende verdieping. 6 Mijn ouders en ik slapen liever niet in hotelkamer dertien. 7 Willen jij en je vriendinnen op rij dertien in een vliegtuig zitten? 8 En ben jij bang voor de dertiende les in dit boek? 9 Wie maakt eindelijk eens komaf met dit b ­ ijgeloof?

1

m

onderwerp

pl

aa

r

Opgelet: dit is Tip een stapelopdracht. Voor deze oefening moet je voor elke zin drie zaken doen. 1 Je zoekt het onderwerp en schrijft het op. 2 Je duidt aan of het onderwerp enkelvoud of meervoud is. 3 Je noteert door welk woord uit de lijst je het onderwerp kunt vervangen.

5

6

7

8

9

2 3

es ex e

4

169

ENK./MV. vervang onderwerp

Onderwerp

Het onderwerp kan in de 1ste, 2de of 3de persoon staan, zowel in het enkelvoud als in het meervoud.

Le

Ik bak koekjes. Jullie brengen het cadeau mee.

→ ik = 1ste pers. enk. → jullie = 2de pers. mv.

persoon

enkelvoud

meervoud

1ste persoon

ik

wij, we

2de persoon

jij, je, u

jullie

3de persoon

hij, zij, het, Domien, Frauke, de hond, het huis, de jongen die danst …

zij, ze, Domien en Frauke, de honden, de huizen, de jongens die dansen …

vervangen

26

→ ik = O → jullie = O

DEEL 1


a Een kameel gebruikt zijn bulten als vetopslagplaats.

b De melk van een nijlpaard is roze.

c De huid van haaien is erg ruw.

d Jachtluipaarden hebben een bijzondere bouw.

e Goudvissen worden wit in het donker.

a Hij leeft in de woestijn.

aa

8 Vervang het onderwerp door een woordgroep van minstens drie woorden.

r

7 Vervang het onderwerp door een woord.

b Ze zijn ook rozig van kleur.

c Haaienhuid wordt gebruikt als schuurpapier.

e Hij wordt dan wit.

9 Vervang het onderwerp door een zin.

pl

d Een jachtluipaard bereikt in drie seconden een topsnelheid.

m

a Een kameel gebruikt zijn bulten als vetopslagplaats.

b Nijlpaarden zijn rozig van kleur.

es ex e

c Haaienhuid is erg ruw.

d Jachtluipaarden kunnen hun poten daardoor heel ver strekken.

e Een goudvis wordt wit.

10 Wissel het onderwerp van plaats, zodat het niet steeds vooraan staat. a Een kameel gebruikt het vet in zijn bulten tijdens lange trektochten.

Le

b Nijlpaarden produceren roze melk, omdat het rood pigment de witte melk roze maakt.

c Haaienhuid werd vroeger gebruikt om mee te schuren.

d Jachtluipaarden kunnen met één stap zes meter afleggen. e Een goudvis maakt geen pigment aan zonder zonlicht. 4  Met gevarieerde onderwerpen betere teksten schrijven

27


14

11 Kies een dier uit de tekst van je bronnenboek en herschrijf de alinea tot een aantrekkelijk geheel.

r

aa

12 Gebruik deze zin om te antwoorden op de vragen. Je begint telkens met andere woorden. Ayoub speelt zaterdagavond volleybal in de sporthal met zijn vrienden. a Wanneer speelt Ayoub volleybal?

d Met wie speelt Ayoub volleybal?

Volgorde van de zinsdelen

m

174

c Waar speelt Ayoub volleybal?

pl

b Wat speelt Ayoub zaterdagavond?

Als je onderwerpen telkens vooraan staan, klinkt je tekst eentonig. Je kunt andere zinsdelen vooraan plaatsen om je tekst aantrekkelijker te maken. Het eerste zinsdeel krijgt soms de nadruk.

es ex e

Wij spelen volgende week een belangrijke wedstrijd op verplaatsing. Volgende week spelen we een belangrijke wedstrijd op verplaatsing. Een belangrijke wedstrijd spelen we volgende week op verplaatsing. Op verplaatsing spelen we volgende week een belangrijke wedstrijd.

13 In deze tekst staan alle onderwerpen vooraan in de zin. Maak de tekst aantrekkelijker door meer variatie in de zinsbouw te brengen. Noteer de nieuwe tekst.

Le

Ik zal onze driedaagse niet snel vergeten. Al mijn vrienden waren mee. We speelden op de eerste avond een huiveringwekkend detectivespel. We zochten tips in het bos rond de kampplaats. We streden om het hardst om de titel. Een oude, akelige man dook plots op van achter een boom. Hij zwaaide al tierend met een honkbalknuppel. We waren vreselijk bang. We holden de benen van onder ons lijf om aan de kampplaats te geraken. Onze leiders lachten om het hardst. Zij hadden zelf voor de boeman gezorgd. En wij waren er weer eens flink ingetrapt ‌

28

DEEL 1


aa

r

14 Maak dit tekstje aantrekkelijker. Wijzig de volgorde in enkele zinnen. Verander ook het onderwerp enkele keren.

pl

Myriam stapt uit de trein. Myriam kijkt nerveus rond. Myriam zoekt ongeduldig naar haar tante. Myriam ziet haar tante nergens. Myriam ziet haar opeens op het andere perron. Myriam slaakt een zucht van opluchting.

m

es ex e

15 Onderstreep het onderwerp in deze vragen.

Welke lijm moet ik hiervoor gebruiken? Wat heeft de kandidaat allemaal gezongen? Wat maakt daar toch zoveel lawaai? Welke artiest staat op nummer één in de hitlijst? Wanneer zou opa nu eigenlijk verjaren? Wat heeft die wijkagent allemaal verteld? Wie heeft jou de oorbellen voor jouw verjaardag gegeven?

Le

a b c d e f g

4  Met gevarieerde onderwerpen betere teksten schrijven

29


Teksten verkennen

5

Voorkennis

2

communicatiemodel

3

bedoeling van de zender

Je leert … je oefent … – het teksttype en de lay-out van een tekst benoemen. – een tekst oriënterend lezen. – het onderwerp van een tekst bepalen. – een tekst opmaken.

r

Portfolio

de quote

het bericht

het register

de inhoudstafel

het toegangsticket

het inschrijvingsformulier

de uitnodiging

Teksttype

het kasticket

m

de kalender 16

aa

de affiche

pl

15-17

1 Kijk naar de teksten in je bronnenboek. Plaats bij elk teksttype het nummer van een tekst uit je bronnenboek.

Een teksttype is de naam voor teksten met dezelfde kenmerken. Door naar de opmaak van een tekst te kijken, herken je vaak het teksttype.

es ex e

een affiche, een grafiek, een stripverhaal, een uurrooster, een verjaardagskaartje …

2 Bekijk de covers van de tijdschriften aandachtig.

18-19

a Tijdschriftmakers richten zich tot een doelpubliek. Geef telkens het doelpubliek. Noteer ook drie onderwerpen waarmee de tijdschriftmakers dat doelpubliek lokken. De titels op de cover zetten je op weg. GIRLZ

→ →

Le

30

DEEL 1

GRINTA! → → →


happi kidz → →

aa

r

KIJK → →

pl

es ex e

Simone, docente wetenschappen en milieuactiviste

m

b Voor een uitwisselingsproject zal je een week bij deze Nederlandse gastfamilie logeren. Als attentie wil je elk gezinslid een ander tijdschrift geven. Noteer het nummer van de cover bij de persoon op de foto. Vertel telkens waarom je precies dat magazine voor die persoon koos.

Larissa, leerlinge havo en judoka

Ronald, leraar Frans en hobbykok

Le

Suzanne, studente sportweten­ schappen en triatlete

Marvin, opvoeder en coach probleem­ jongeren

c In welk van deze tijdschriften zou jij bladeren als je … – je verveelt?

– een onderwerp voor een spreekbeurt zoekt? – aan je conditie wilt werken? – kleine zus voortdurend ruzie zoekt en je daar iets aan wilt doen? – in de wachtkamer van de tandarts zit?

5  Teksten verkennen

31


d Zijn deze uitspraken over deze acht tijdschriften waar of niet? Vertel waarom (niet). ◯ waar  ◯  niet waar ◯ waar  ◯ waar  ◯ waar  ◯ waar

◯  niet waar ◯  niet waar ◯  niet waar ◯  niet waar

r

– Noah is hobbykok. Over koken vindt hij enkel info in Quest eten. – Enkel in National Geographic en National Geographic Junior vind je iets over dieren. – De twee sporttijdschriften bespreken buitenlandse locaties. – Enkel GIRLZ heeft het over mode. – Meer dan de helft van de tijdschriften heeft het over sport.

aa

e Het doelpubliek van National Geographic en dat van National Geographic Junior verschilt in leeftijd. Waaraan merk je op de covers het verschil in aanpak?

f Bespreek een van de acht covers en vertel hoe de makers hun doelpubliek overtuigen. Denk aan de keuze van de onderwerpen, aan de titels, aan de illustraties en de opmaak. 3 Bekijk de cover. a Welke informatie kun je op de cover lezen?

pl

20

m

b Welke extra informatie verklappen de illustraties op de cover?

es ex e

c Waarover zou dit boek gaan?

d Wat weet je over de auteurs?

e Wat is de bedoeling van de auteurs?

f Voor wie is dit boek bedoeld?

g Zou je het boek willen lezen? Waarom (niet)?

Le

h Welke vraag zou jij stellen?

32

DEEL 1


4 Bekijk de tekst uit het boek Ik heb een vraag. 21

a Noteer deze termen op de juiste plaats. Kies uit: de laatste alinea – de bronvermelding – de inleiding – de titel – de tussentitel.

WAAROM LANDT EEN KAT ALTIJD OP HAAR POTEN?

Lesnr footer: xx

K

aa

atten landen inderdaad meestal op hun poten, maar dat is niet altijd het geval. Twee eigenschappen zijn daarbij heel belangrijk: een goed evenwichtsgevoel en een grote lenigheid.

r

DIETER, 14 JAAR

Goed evenwichtsgevoel

lenigheid

lichaamscontrole

Soms mislukt

m

oude, dove katten

te weinig tijd

Bioloog Anton Van de Putte, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen

20

LES 5

Uit: Ik heb een vraag, wetenschappers geven antwoord, Bart Coenen en Stefanie Dehennin

pl

Zo lenig als een kat

21

LES 5

es ex e

b Bekijk de titel. Waarover gaat de tekst volgens jou?

c Bekijk de tussentitels. Voegen die nog informatie toe?

d Bekijk de illustraties. Voegen die nog informatie toe?

Le

e Bekijk de vetgedrukte woorden. Welke nieuwe informatie geven zij?

f Welke nieuwe informatie kun je uit de bronvermelding afleiden?

g Lees nu de inleiding. Klopt je idee over de inhoud van de tekst nog? Waarom?

h Zou je de tekst helemaal willen lezen? Waarom (niet)? 5  Teksten verkennen

33


51

Oriënterend lezen

oriënterend lezen Om een eerste indruk van de tekst te krijgen. Om onderwerp, teksttype, doelpubliek … te bepalen.

Je let op …

de titel de illustraties opvallende woorden

a Waarover gaat de tekst waarschijnlijk?

m

22-23

de schrijver de bron …

pl

5 Lees de tekst oriënterend.

aa

Waarom?

r

Als je een tekst voor het eerst ziet, ga je oriënterend lezen. Je bekijkt eerst de titel, de tussentitels, de illustratie(s), de opgemaakte woorden en de bronvermelding. Daarna lees je de inleiding. Zo kom je al veel te weten over de tekst. Je kunt het onderwerp van de tekst achterhalen en ook het teksttype, het doelpubliek en misschien het doel van de schrijver ontdekken. Zo beslis je of je de tekst kunt gebruiken en of je die wel wilt lezen. Oriënterend lezen gebeurt vaak automatisch, zonder dat je je ervan bewust bent. Ervaren lezers kunnen heel goed oriënterend lezen.

es ex e

b Welke elementen hielpen je om het onderwerp van de tekst te vinden?

c Lees enkel de inleiding. Kruis daarna aan wat past. De auteur … ◯ legt uit wat een doelgroep en een marktonderzoek is. ◯◯ vertelt hoe je een zaak moet opstarten. ◯◯ maakt je nieuwsgierig naar de rest van de tekst. ◯◯ verklapt waarover de tekst zal gaan. ◯◯ overtuigt je om de volledige tekst te lezen. ◯◯ somt al enkele mogelijke producten en doelgroepen op. d Wat is de bedoeling van het spelletje naast de inleiding?

e Wat doet de jongen in de kader?

Le

f Wie is het doelpubliek van deze tekst? Waaraan merk je dat?

g Wat is de bedoeling van de auteur?

34

DEEL 1


h Kruis de elementen aan die je in de tekst ziet. ◯◯ cursieve woorden ◯◯ felle kleuren ◯◯ gemarkeerde woorden ◯◯ grote beginletters ◯◯ grote letters ◯◯ illustraties

◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯

onderstreepte woorden speciale lettertypes tekeningen vetgedrukte woorden witregels woorden in hoofdletters

a Waarover gaat de tekst?

aa

22-23

r

6 Lees de tekst nu helemaal.

b Klopt dit met je veronderstelling na het oriënterend lezen?

pl

c Waarom zijn hashtags een hulp als je een eigen zaak wilt beginnen?

Onderwerp

Een tekst gaat ergens over. Dat is het onderwerp. Je kunt met één woord of met een paar woorden zeggen wat het onderwerp is. Door oriënterend te lezen, ontdek je vaak het onderwerp.

es ex e

19

m

d Waarom is het als ondernemer belangrijk om je doelgroep goed te kennen?

De illustrator plaatste bij een artikel een foto van een olifant. Boven de tekst staat de titel ‘Olifanten weten wat samenwerking is’. →  onderwerp van de tekst = olifanten

7 De titels, tussentitels, inleidingen en afbeeldingen van drie teksten zijn door elkaar gehutseld. Titels – Niet leven, maar gamen! – Van gamen word je slim! – Maak je eigen game!

Le

Inleidingen 1 Gamen is niet alleen verslavend, het scherpt ook het brein aan. Gamen maakt je aan­ dachtiger en helpt je informatie te verwerken, vlotter te schakelen en beter te onthouden. 2 Eén op de tien puberjongens is verslaafd aan gamen. Hoe weet je dat als ouder? ‘Als wij een dag weg waren, at hij niet.’ 3 Ooit ervan gedroomd om je eigen game te ontwerpen? Tegenwoordig hoef je niet meer te kunnen programmeren om een spel te ontwikkelen. In dit artikel tonen we jullie enkele sites waarmee je aan de slag kunt. Een voorwaarde is een basiskennis Engels. Tussentitels 4 Buildbox 5 Moeders voelen zich schuldig 6 Breinboosters 7 Flappy code 8 Het positieve effect wordt steeds duidelijker 9 De Messi’s van de gamewereld 5  Teksten verkennen

35


Illustraties

11

12

r

10

Niet leven, maar gamen!

inleiding + nr.

illustratie nr. Maak je eigen game!

inleiding

nr.

tussentitels nr. illustratie nr.

nr.

tussentitels nr.

+ nr.

illustratie nr.

pl

tussentitels nr.

titel Tekst 3

nr.

Van gamen word je slim!

m

Tekst 1

inleiding

titel Tekst 2

titel

aa

a Combineer elke titel telkens met een inleiding, twee tussentitels en een illustratie.

+ nr.

es ex e

b Wat is het onderwerp van alle teksten?

18

Lay-out

Door een goede lay-out kun je een tekst aangenaam en duidelijk maken. Enkele mogelijkheden: vetjes zetten, cursief zetten, onderstrepen, lettergrootte aanpassen, kleuren gebruiken, illustraties (tekeningen, foto’s …) toevoegen, witruimte gebruiken, spatie zetten …

Le

Opgelet: te veel is te veel! Een te drukke lay-out maakt de tekst moeilijk leesbaar.

36

DEEL 1


Naam

Klas

Nr.

Een tijdschriftartikel lay-outen

aa

r

8 Volg het stappenplan en lay-out een tijdschriftartikel. Kies een van deze vier situaties.

situatie 2

Lay-out de tekst Mens naar Mars voor een volwassenentijdschrift. Volg het stappenplan.

Lay-out de tekst Freeze! voor een jongerentijdschrift. Volg het stappenplan.

situatie 4

es ex e

situatie 3

m

pl

situatie 1

Zoek zelf een tekst die je in een jongerentijdschrift zou publiceren. Maak zelf een passende lay-out. Gebruik je fantasie.

OV UR

OV UR

a Oriënteer je op de opdracht. – Wat is de bedoeling van het tijdschriftartikel? – Wat is het onderwerp van het tijdschriftartikel? – Wie is het doelpubliek van het tijdschriftartikel? – Bekijk in de evaluatiefiche op welke criteria* je straks wordt geëvalueerd. b Gebruik de tekst die je krijgt of zoek zelf een tekst. c Verzamel foto’s die passen bij het onderwerp van je artikel en die geschikt zijn voor het doelpubliek. d Volg het stappenplan of ga zelf creatief aan de slag. Stap 1 Kies voor de hele tekst het lettertype Verdana. Stap 2 Gebruik voor de titel lettergrootte 20. Maak de letters vet en geef ze een rode kleur. De titel centreer je. Stap 3 Zet alle tussentitels vet en gebruik lettergrootte 16. Stap 4 Voor de inleiding gebruik je cursieve letters. De tekst van de inleiding vul je uit. Stap 5 Gebruik lettergrootte 12 voor de tekst van de alinea’s. Alinea’s scheid je d.m.v. een witregel. Stap 6 Zoek een afbeelding die past bij het onderwerp van de tekst. De afbeelding plaats je naast de eerste alinea. Stap 7 Voor de bronvermelding gebruik je lettergrootte 8. De bron lijn je rechts uit.

Le

OV UR

Zoek zelf een tekst die je in een volwassenen­ tijdschrift zou publiceren. Maak zelf een passende lay-out. Gebruik je fantasie.

het criterium

5  Teksten verkennen

37


OV UR

e Beoordeel elke uitspraak over je tijdschriftartikel met een score op 5. Wissel daarna je tekst met een klasgenoot. Geef ook hem/haar scores. Mijn score

Klasgenoot

1 De hele tekst staat in een leesbaar lettertype en past bij het doelpubliek.

4 De inleiding is duidelijk aanwezig. 5 De alinea’s zijn duidelijk gescheiden van elkaar.

7 De bronvermelding is correct.

es ex e

Wat ging minder goed?

m

Wat ging goed?

pl

6 De foto’s passen bij het onderwerp en het doel­ publiek van de tekst.

Mijn werkpunten bij een volgende schrijfopdracht: – –

Le

f Stop je schrijffiche in je portfolio.

38

DEEL 1

aa

3 De tussentitels zijn kleiner dan de titel en vallen op.

r

2 De titel is voldoende groot en valt op.


Korte gesprekken voeren

Voorkennis

1

OVUR

2

communicatiemodel

3

bedoeling van de zender

Je leert … je oefent … – hoe je een spreekopdracht aanpakt. – iemand begroeten, bedanken en een gesprek afsluiten. – doorvragen om meer informatie te bekomen. – formele en informele taal gepast gebruiken. – actief luisteren.

r

6

Waarom komen hier zoveel mensen samen? Waarvoor dienen de kaartjes op de tafel? Wat betekent: Er zijn meer gegadigden dan stoelen? Welke uitspraken zijn waar? ◯◯ De mensen komen uit alle Vlaamse provincies. ◯◯ Deze mensen leren nog maar net Nederlands. ◯◯ Sommige mensen willen hun Nederlands oefenen. ◯◯ Vlamingen schakelen te snel op een andere taal over. e Verzin* samen met je buur vijf vragen die op de kaartjes zouden kunnen staan.

es ex e

a b c d

m

pl

aa

1 Bekijk het fragment.

2 Welke extra vragen zou jij hier stellen om een uitgebreider* antwoord te krijgen? Vliegangst!

Hou jij van muziek?

Le

Wat is jouw grootste angst?

Ja.

verzinnen uitgebreid

6  Korte gesprekken voeren

39


3 Ga op speeddate met je klasgenoten en bespreek nadien het verloop ervan. a b c d

Bij welke vraag had je het vlotste gesprek? Bij welke vraag liep het gesprek het moeilijkst? Welke vraag zou je gebruiken om met een onbekende in gesprek te gaan? Welke vraag zou je nooit stellen aan een onbekende?

r

4 Welke vragen zou jij uitvoerig beantwoorden? Leg bij één vraag uit waarom je dat niet zou doen. Bedenk ook bijvragen die je wel aan het praten krijgen.

Is vriendschap belangrijk voor jou?

b

pl

a

aa

Welke taken krijg jij thuis?

m

Waar is je agenda?

d

es ex e

c

Hangt er een poster boven jouw bed?

120

Open en gesloten vragen

Je kunt open en gesloten vragen stellen. Op een open vraag kun je uitgebreid antwoord geven. De vraag begint vaak met een vraagwoord. Waarom ga je graag op reis?

Le

Bij een gesloten vraag kun je kiezen uit een aantal antwoordmogelijkheden of is het antwoord ja of nee. Een ja-neevraag is dus ook een gesloten vraag. Wil je mokka-ijs of aardbeienijs? Ben je vandaag jarig?

Soms krijg je niet meteen een duidelijk antwoord. Dan moet je doorvragen. Je stelt dan een extra vraag. Kunt u dat even herhalen? Wil je dat nog een keer uitleggen? Kun je een voorbeeld geven? Wat bedoel je precies met …?

40

DEEL 1


afsluiter

Je vraagt ’s morgens aan een voor jou onbekende leerkracht om een taak in het vakje van jouw leerkracht te leggen.

Foto situatie

begroeting

aa

begroeting

m

pl

afsluiter

es ex e

Je bent nieuw in de school en je wilt een klasgenoot iets vragen.

Foto situatie

begroeting

afsluiter

Aan de schoolpoort onthaal je de bezoekers voor de ouderavond.

Formele en informele taal

Le

14

r

5 Speel de situaties en noteer een mogelijke begroeting en afsluiter.

Gebruik gepaste taal in elke situatie. Formele taal gebruik je bij plechtige gelegenheden of bij onbekende personen. Je houdt zo wat afstand. Goedemorgen mevrouw, kunt u me de weg naar het station wijzen?

Informele taal gebruik je in meer vertrouwde situaties. Je hebt een persoonlijke band met de ontvanger. Hey Malika, weet jij hoe we het best naar de sporthal fietsen?

6  Korte gesprekken voeren

41


6 Bekijk het fragment. a b c d

Waarover praten Karin, Rani en Beau? Hoe tonen ze alle drie dat ze geïnteresseerd zijn in wat de ander vertelt? Hoe moedigt Karin Beau en Rani aan om verder te praten? Welke soort vragen stelt Karin?

7 Bekijk het fragment.

r

Hoe begroet Britt de dame aan de balie? Hoe merk je dat Britt actief luistert? Hoe wordt het gesprek afgerond? Wat heeft Britt daarna waarschijnlijk nog gedaan, zonder dat het hier in beeld komt? Beoordeel hoe Britt het gesprek voerde. Geef haar telkens een cijfer op 3. – Britt begroet de loketbediende gepast. – Britt stelt duidelijke vragen.

/3

/3     /3

– Britts taal past bij de situatie.

/3     /3

m

Actief luisteren

pl

– Britt stelt bijvragen om meer informatie te bekomen. – Britt luistert actief. 76

aa

a b c d e

es ex e

Als je actief luistert, laat je de ander merken dat je geïnteresseerd bent in wat hij vertelt. Je laat zien dat je luistert. Enkele mogelijkheden: – Je kijkt de spreker aan en laat je niet afleiden door ruis. – Je maakt oogcontact, maar staart de spreker niet aan. – Je gelaatsuitdrukking komt overeen met wat de ander zegt.    Bij een droevig verhaal kijk je bedroefd.

– Met kleine woordjes (= tussenwerpsels) en hummen moedig je de spreker aan.    hmhm, ja, ah, inderdaad …

Le

– Nu en dan knik je de spreker toe. – Indien nodig stel je bijvragen. – …

42

DEEL 1


Naam

Klas

Nr.

Een kort gesprek voeren

situatie 1

pl

aa

r

8 Volg het stappenplan en voer een kort gesprek met je klasgenoot. Kies een van deze vier situaties.

situatie 2

Je leerkracht heeft je laten weten dat de les plaatsvindt in een ander lokaal. Je kent de weg op je nieuwe school nog niet zo goed en weet niet waar dat lokaal zich bevindt. Je vraagt op de speelplaats de weg aan een oudere leerling.

Le

es ex e

m

Je bent na een toneelvoorstelling in het auditorium je turnzak vergeten. Je vraagt aan een medewerker het leerlingensecretariaat of je hem mag gaan zoeken.

situatie 3

Je bent het voetballen beu en je bent op zoek naar een sport die bij je past. Je informeert bij een buur of zijn sport jou wel zou kunnen aanspreken.

situatie 4 Je krijgt een hond voor je verjaardag. Op straat zie je een leuke hond. Je vraagt de eigenaar om informatie over het ras en de verzorging ervan.

6  Korte gesprekken voeren

43


a Lees de opdracht aandachtig en oriënteer je op de spreekopdracht. – Wie is de gesprekspartner? – Wat is de bedoeling van het gesprek? – Waarover zal het gesprek gaan? – Welke taal past bij dit gesprek?  ◯  formele taal  ◯  informele taal – Bekijk in de evaluatiefiche op welke criteria je straks wordt geëvalueerd. Noteer ook een persoonlijk werkpunt bij je eigen criteria.

OV UR

b Denk na over de inhoud van het gesprek. – Hoe ga je de persoon aanspreken? – Welke open en gesloten vragen kun je stellen? – Welke mogelijke bijvragen kun je stellen? – Hoe bedank je je gesprekspartner? – Hoe sluit je het gesprek af?

r

OV UR

aa

Deze hulpmiddelen kun je gebruiken: ◯◯ vademecum ◯◯ feedback tijdens het oefenen ◯◯ spreekkader

c Oefen het gesprek een aantal keren in. Ga na of je voldoet aan de evaluatiecriteria. d Breng het gesprek voor de klas. e Evalueer je gesprek. Noteer telkens een cijfer op 3.

116

pl

OV UR OV UR

1 Je begroet de gesprekspartner gepast.

121

m

2 Op het einde sluit je het gesprek gepast af. 3 Je stelt duidelijke vragen.

120

4 Je stelt indien nodig bijvragen om meer informatie te bekomen.

es ex e

5 Je taal past bij de situatie.

76

6 Je luistert actief. mijn Eigen criteria 7

8 extra criteria 9

10

Wat ging goed?

Le

Wat ging minder goed?

Mijn werkpunten bij een volgende spreekopdracht: – –

f Stop je spreekfiche in je portfolio.

44

Deze scores komen van … klasgenoot leerkracht mezelf

DEEL 1


In teksten de onvoltooid tegenwoordige tijd correct schrijven

Voorkennis

4

Je leert … je oefent … – onderwerp en persoonsvorm herkennen. – de overeenkomst tussen onderwerp en persoonsvorm. – de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de imperatief. – een tekst schrijven met aandacht voor de werkwoorden.

onderwerp

r

7

aa

1 Lees het artikel.

Kopje koffie?

m

In een koffiebar in Antwerpen kun je een heel dure koffie bestellen. Eén kopje koffie kost er 60 euro! Dit drankje maakt men van olifantenkeutels.

pl

60 euro alsjeblieft!

zoeter’. Elk jaar wordt er maar 70 tot 100 kilogram olifantenkoffie gemaakt. Het is dus een uniek* product! Daarom kost het zoveel geld. Ik vind het alvast een fantastisch idee! Deze olifanten werkten vroeger in het circus. Ze werden gered en hebben nu dus een beter leven!

es ex e

De koffie wordt geproduceerd in Thailand. Olifanten krijgen er altijd koffiebonen als maaltijd. De boontjes gaan door de maag van de olifant en komen terecht in de keutels. De keutels worden gezeefd en vermalen. In de buik van de olifant krijgen de koffieboontjes een andere smaak. Ze worden ‘fruitiger en

a Markeer in deze zinnen de persoonsvorm.

1 Ik vind het alvast een fantastisch idee!

2 Dit drankje maakt men van koffiekeutels.

3 De koffie wordt geproduceerd in Thailand.

Le

b Welke klank hoor je op het einde van elke persoonsvorm?

c Op welke drie manieren schrijf je die klank?

d Noteer de gegevens voor elke persoonsvorm. zin

infinitief

stam

persoonsvorm

uitgang

1 2 3 uniek

7  In teksten de onvoltooid tegenwoordige tijd correct schrijven

45


288

De onvoltooid tegenwoordige tijd Voor de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (PV t.t.) volg je deze stappen: 1 Neem de infinitief. denken, redden 2 Vorm de stam. denk, red 3 Voeg de uitgang toe indien nodig. ik denk, jij denkt, ik red, jij redt stam stam + t

2de persoon jij / je / u

jij vindt

zij vindt

aa

3de persoon hij / zij / het / de hond / Linse / … stam + t

ik vind

r

Enkelvoud 1ste persoon ik

Meervoud 1ste persoon wij / we

hele werkwoord

2de persoon jullie

jullie vinden ze vinden

pl

3de persoon zij / ze / de dieren / Jinse en Kobe / …

wij vinden

m

2 Onderstreep het onderwerp. Noteer de gevraagde gegevens.

infinitief

Buiten … de kerkklok een laatste keer.

luiden

b

In de verte … een hevig onweer … .

losbarsten

es ex e

a

Een vleermuis … tegen het raam en doet me schrikken.

belanden

d

In het huis … zich een vreemde geur.

verspreiden

e

Plots … iemand me … .

vastgrijpen

f

Een man … een doek voor mijn neus.

houden

g

Ik … slaperig, voel dat ik val.

worden

h

Dan … een zachte hand me even.

schudden

i

Ik … mijn ogen … en wurm me uit bed.

uitwrijven

Le

c

46

DEEL 1

stam

persoonsvorm t.t.


3 Onderstreep het onderwerp. Noteer de gevraagde gegevens.

Hoe … de ijsbeer aan de Noordpool?

overleven

b

De zwarte huid onder de witte haren … de warmte.

absorberen

c

Daaronder … zich een dikke laag vet van 5 tot 15 cm.

bevinden

d

Die … voldoende isolatie.

bieden

e

De vacht van de ijsbeer … beschermd door een vette stof.

worden

f

Zo … hij niet in een ijsblokje na elke duik.

veranderen

g

Het overtollige water … hij van zich af eenmaal uit het water.

schudden

h

Hij … ook niet uit op het ijs door zuignapjes op glijden de zool van zijn poten.

i

De glanzende kleur van zijn pels … boven de chaos van ijs en sneeuw.

uitstijgen

j

Alain Hubert, een Belgische poolreiziger, … zich over de aantrekkingskracht van het dier.

verbazen

k

Hij … zich in de bevoorrechte positie om dit te bevinden mee te maken.

persoonsvorm t.t.

es ex e

m

pl

aa

a

stam

r

infinitief

4 Onderzoek de eerste alinea van het krantenbericht. a Wat is het onderwerp van elke zin?

b Op welke plaats staat het onderwerp telkens? voor/na de persoonsvorm c Wat is de uitgang van al deze persoonsvormen?

d Vervang in deze zinnen ‘je’ door ‘je zus’. Noteer enkel de persoonsvorm en het onderwerp. – Werk je graag in de natuur? – Verzorg je graag vogels?

Le

24

e Wat merk je op?

f Vervang ook in deze zinnen ‘je’ door ‘je zus’. Noteer enkel de persoonsvorm en het onderwerp. – Word je graag gewekt door het geluid van zeehonden of vogels? – Red je graag dieren in nesten? – Vind je een verhuis naar de Farne-eilanden geen probleem?

7  In teksten de onvoltooid tegenwoordige tijd correct schrijven

47


5 Onderzoek de tweede alinea van het krantenbericht. 24

a Wat is het onderwerp van elke zin? b Op welke plaats staat het onderwerp telkens? voor/na de persoonsvorm c Wat is de uitgang van al deze persoonsvormen?

aa

r

d Vervang in deze zinnen ‘je’ door ‘je zus’. Noteer enkel de persoonsvorm en het onderwerp. – Je verzorgt de dieren.

– Je leidt bezoekers rond.

pl

– Je helpt ook mee bij het wetenschappelijk onderzoek.

6 Onderzoek de derde alinea van het krantenbericht. 24

a Wat is het onderwerp van elke zin?

m

b Op welke plaats staat het onderwerp telkens? voor/na de persoonsvorm

es ex e

c Waarom is ‘je’ na de persoonsvorm in deze zinnen geen onderwerp? – Je bereidt je wel best voor op een eenzaam leven.

– Je bezoekt je familie slechts af en toe.

290

Jij of je als onderwerp achter de persoonsvorm

Als je of jij onderwerp is en na de persoonsvorm staat, dan valt de uitgang -t weg. jij = onderwerp → Vind jij het leuk?

Opgelet: soms is je geen onderwerp, maar … – slechts een deel van het onderwerp. Dan is je een bezittelijk voornaamwoord. je zus = onderwerp → Vindt je zus het leuk?

Le

– hoort je bij werkwoorden als zich haasten, zich herinneren, zich wassen … Dan is je een wederkerend voornaamwoord. Jij kleedt je aan. → zich aankleden

48

DEEL 1


7 Kijk en luister naar het filmpje. Vervolledig* de zinnen met de persoonsvorm.

Wat is slaapwandelen?

r

De slaapwandelaar wakker maken lukt vaak niet eens en als het wel lukt, zijn ze meestal ook niet echt blij. Slimmer is het om je huis slaapwandelbestendig te maken: met ingewikkelde sloten op de deuren en ramen en voor alle zeker­ heid ook een trampoline onder het balkon.

pl

aa

je nergens meer wat van, tenzij je tijdens het slaap­ wandelen van je balkon 8 … gestapt. Dan 9 … je wakker in het ziekenhuis en heb je botbreuken als aandenken. Deze aparte nachtaandoe­ ning is vaak genetisch bepaald. Als je 10 … , is de kans 80 % dat een familielid dat ook doet. Je komt elkaar wel eens tegen. Aan slaapwan­ delen 11 … weinig te doen.

es ex e

m

Slaapwandelen 1 … mees­ tal voor aan het begin van de nacht, zo’n één tot drie uur na het inslapen. Het 2 … tijdens je diepe slaap. Tijdens het slaapwandelen 3 … je maar gedeeltelijk wakker. Zeker niet com­ pleet, anders had het ook wel wakkerwandelen geheten. Een slaapwan­ delaar 4 … allerlei hande­ lingen op automatische piloot. Je 5 … je aan of je 6 … je juist uit. Je gaat de deur uit of je gaat juist het raam uit. En je gaat letter­ lijk slaapwandelen of zelfs slaapautorijden. En het mooie is: je 7 … ook automatisch* weer terug naar je bedje. En ’s ochtends weet

5

9

2

6

10

3

7

11

4

8

Le

1

vervolledigen automatisch

7  In teksten de onvoltooid tegenwoordige tijd correct schrijven

49


8 De berghouding is de uitgangspositie voor heel wat yogaoefeningen. Luister en noteer de werkwoorden. Beantwoord daarna de vragen.

– –

aa

es ex e

– –

pl

– – – –

1 Gaan rechtstaan. 2 Plaatsen de voeten naast elkaar en 3 laten je grote tenen elkaar raken. 4 Houden de hielen licht uit elkaar zodat de voeten een rechthoek vormen. 5 Spreiden de tenen en bal van de voet, 6 tillen deze ietsje op en 7 landen nadien weer op de grond. 8 Waggelen heen en weer en 9 verdelen het gewicht over beide voeten. 10 Voelen nu het contact met de grond. 11 Brengen de binnenste enkels en de holtes van de voet iets omhoog. 12 Voorstellen je een energielijn … . Die loopt vanuit de grond omhoog langs de binnenkant van de dijbeenspieren, de liezen, de nek en het hoofd. 13 Draaien het staartbeen richting de grond en de navel naar binnen, 14 roteren daarbij de dijbenen licht naar binnen. Je staat nu mooi recht. 15 Trekken de schouders omhoog, dan naar achteren en omlaag. De kruin van je hoofd is in één lijn boven het bekken, de kin parallel aan de grond. 16 Houden de ogen zachtjes dicht en 17 blijven één minuut in die houding. 18 Schudden nadien je hele lichaam los.

m

– – – –

r

Deze oefening verbetert de houding, versterkt de spieren en maakt de rug recht.

1

6

11

16

2

7

12

17

3

8

13

18

4

9

14

5

10

15

a Wat merk je als je het onderwerp van de zinnen zoekt?

b Wat drukt elk ingevuld werkwoord uit?

Le

c Hoe schrijf je zo een werkwoord?

304

Imperatief In een bevelende zin staat meestal geen onderwerp. Het werkwoord is dan geen persoonsvorm, maar een imperatief. De imperatief schrijf je meestal zoals de stam. Ruim je kamer op! Antwoord op mijn vraag! Rust even uit.

50

DEEL 1


9 Schrijf de imperatief of de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

– – – –

es ex e

r aa

Je 1 voorbereiden je beter goed … . 2 Houden een groot blad papier en kleurpotloden klaar. Je 3 verdelen je blad met potloodlijnen in drie gelijke delen. In het bovenste vak schets je het hoofd van het monster. 4 Besteden je er voldoende tijd aan? Plooi nu het eerste vak om en geef het blad aan je buur. Zo ziet die de tekening niet. Daarna 5 inbeelden je buur het lijf van het monster. Hoeveel armen krijgt het monster? Worden het handen of klauwen? Staat de buik bol of niet? … 6 Kleden je de griezel aan of net niet? Opnieuw 7 worden er een vak geplooid. Een derde leerling 8 uitvinden de onderzijde van het lijf … . Heeft het monster lange tenen? Voeg je een staart, benen of poten toe? Geef het monster nog één keer door. De laatste kunstenaar 9 afronden het portret … met kleur en textuur, bv. schubben. 10 Aanbieden het kunstwerk terug … aan de eerste tekenaar. Schrikt die niet te erg?

pl

– – – –

m

monsters

Aan de slag met de monsters uit je nachtmerries.

1

5

9

2

6

10

3

7

4

8

10 Kruis de zinnen aan waarin de persoonsvorm of imperatief past. a vind

◯ … jij dat dromen bedrog zijn? ◯◯ Je moeder … het liedje van Marco Borsato fantastisch! ◯◯ Ik … Nederlandstalige liedjes maar stom!

Le

b vermijdt ◯ Je … best smartphonegebruik net voor het slapengaan. ◯◯ … je vriend elk gesprek met jou? ◯◯ … kijken naar thrillers als je snel bang bent! c wordt

◯ … jij al die goede raad van je ouders ook niet beu? ◯◯ Ik … overspoeld met tips over gezonde voeding. ◯◯ Youssef … slaperig zodra de avond valt.

d schud

◯ Timo … nog even zijn benen los, voor hij gaat rennen. ◯◯ Ik … de fles fruitsap. ◯◯ … je kussens goed op voor je in je bed stapt.

e raadt

◯ Je … het antwoord op de laatste vraag nooit. ◯◯ Vader … naar mijn cijfer op de geschiedenistoets. ◯◯ … eens hoeveel vrienden ik volg op Instagram. 7  In teksten de onvoltooid tegenwoordige tijd correct schrijven

51


aa

Waarom klinkt onze stem anders op een opname?

lijk via het weefsel in het hoofd. De gevolgde weg bepaald hoe we iets horen.

Geluid dat via trillende geluidsgolven binnenkomt, wordt geleid via het uitwendige gehoorkanaal, het trommelvlies en het middenoor naar het slakkenhuis (een spiraalvormig, met vloeistof gevuld orgaan in het binnenoor). Geluid dat vanuit de stembanden via de schedel binnentreedt, bereikt het slakkenhuis onmiddel-

Wanneer je praat, verspreiden de geluidsgolven zich in de lucht rondom je en bereikt ze het slakkenhuis via je oren. Maar datzelfde geluid verspreid zich rechtstreeks van je stembanden naar het slakkenhuis via trillingen in je hoofd. In dat geval zorgen de eigenschappen van je hoofd voor een dieper stemgeluid. De stem die je hoort wanneer je praat, is dus een combinatie van het geluid dat langs die twee wegen word gestuwd.

m

es ex e Naar: Knack.be

e

b

f

c

g

d

h

Le

a

DEEL 1

is het pad via het hoofd echter weggelaten. Je hoort enkel het via de lucht vervoerde geluid. Dat leidt tot een hogere stem, zoals andere mensen die horen. Voor velen is dat schrikken, want de eigen stem klinken voor de meesten vrij lelijk. Dat betekend echter niet dat je stem ook ĂŠcht lelijk is. Je bent het geluid eenvoudigweg niet gewoon. Hoe vaker je naar de opname luistert, hoe meer je je stem gewoon wordt en hoe mooier je je stem vindt.

pl

Geluid beland op twee verschillende manieren in het binnenoor.

Wanneer je naar een opname van jezelf luistert,

52

r

11 Markeer de acht verkeerd gespelde persoonsvormen. Noteer telkens het onderwerp en het juist gespelde werkwoord.

Het omgekeerde effect krijg je als je oordopjes draagt. In dat geval word het pad via het oor afgesloten en klinkt je stem dieper.


12 Noteer de imperatief of de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

2

11

3

12

4

13

5

14

6 7

20 21

22 23

15

24

16

25

17

26

es ex e

8

19

pl

10

m

1

aa

r

a Lieke 1 benijden de buurman die in weelde 2 baden en ze 3 knarsetanden van woede telkens hij in zijn limousine 4 voorbijrijden. b 5 Bewaren jij deze foto of wil je dat ik die 6 bijhouden? c De leraar 7 stellen een vraag, maar niemand 8 beantwoorden ze. d De postbode 9 schuiven de brief door de bus, zodat hij de verpakking niet 10 schenden. e 11 Branden je vriend van verlangen om het cadeau te openen of 12 houden hij je nog even in spanning? f De verpleegster 13 informeren: ‘14 Bloeden je wonde nog steeds?’ g De toezichter 15 gebieden: ‘Ik wil niet dat je iemand 16 uitschelden. 17 Melden je maar bij de leerlingenbegeleider.’ h 18 Blijven hier en 19 houden het pakket even vast. i Een leerling 20 worden niet lui als hij minder huiswerk 21 maken. j 22 Vinden je het niet vreemd dat hij de speler 23 verafgoden en zijn gedrag 24 imiteren? k Het vliegtuig 25 landen niet zolang de storm 26 woeden.

18

Le

9

7  In teksten de onvoltooid tegenwoordige tijd correct schrijven

53


Heldere berichten schrijven 1

OVUR

2

communicatiemodel

3

bedoeling van de zender

4

onderwerp volgorde zinsdelen

7

tegenwoordige tijd

Je leert … je oefent … – of een boodschap duidelijk, volledig en gepast is. – berichten kritisch lezen. – hoe je een schrijfopdracht aanpakt. – samenstellingen en afleidingen gebruiken. – berichten schrijven.

aa

Voorkennis

r

8

Portfolio

1 Na een vakantieweek met zijn vader is Brecht terug bij zijn moeder en zijn plusgezin. Op zijn kamer vindt hij op zijn magneetbord deze berichten van verschillende huisgenoten.

pl

25

10

Helder schrijven

m

a Begrijp jij de boodschap van elk bericht? Welke informatie mis je? b Zou Brecht de boodschap begrijpen? Welke informatie zou hij missen?

Als je helder schrijft, wil je dat de lezer vlot begrijpt wat je bedoelt. Daarom denk je vooraf na over de situatie, je bedoeling en de boodschap. Je lezer begrijpt jouw boodschap gemakkelijker als de informatie volledig en duidelijk is. → →

Weet de lezer wat hij moet weten? Begrijpt de lezer wat er staat?

es ex e

Volledig? Duidelijk?

2 Lees dit bericht op een klasblog.

d #1 » 29 september, 18:44

Heeeeeeelp!

iemand een sleutel van een locker gevonden? er hangt een flashy sleutelhanger aan reservesleutel = € 20 dokken aan het leerlingensecretariaat mijn ma = ruzie met

Le

Rick

a Vul het communicatiemodel aan. Zender

doel

54

DEEL 1

boodschap

kanaal

ontvanger

effect


b Hoe oud schat je Rick? Waarom? c Hoe past Rick zijn taalgebruik aan de ontvangers aan?

r

d Hoe groot schat jij de kans dat hij het gewenste effect zal bereiken? e Welke extra informatie zou de ontvanger kunnen helpen om de sleutel te vinden? –

aa

– – –

pl

3 Je hebt gisteren een sleutel van een locker gevonden en afgegeven op het leerlingensecretariaat.

a Schrijf een korte reactie op de klasblog voor Rick. Meld je vondst, noem de vindplaats, beschrijf de sleutelhanger en wat je ermee gedaan hebt.

es ex e

m

d #2 » 29 september, 19:26

b Lees het berichtje van je buur en geef telkens een score op vijf. Noteer hier jouw score.     /5

– De informatie is duidelijk: de lezer begrijpt alles meteen.

/5

– De zinnen en woorden zijn correct. Gebruik deze controlevragen. ◯◯ Begint elke zin met een hoofdletter? ◯◯ Eindigt elke zin met een leesteken? ◯◯ Zijn alle werkwoorden juist gespeld? ◯◯ Werden er geen woorden of letters vergeten?

/5

Le

– Het bericht is volledig: de lezer weet alles wat hij moet weten.

c Kruis de uitspraken aan die passen bij jouw schrijfervaring. ◯◯ Ik kon de opdracht vlot uitvoeren. ◯◯ Ik heb zinnen doorgehaald en opnieuw geformuleerd. ◯◯ Ik ben informatie vergeten. ◯◯ Ik vond het moeilijk om de informatie in goede zinnen te gieten. ◯◯ Als ik vooraf een kladversie had gemaakt, was het vlotter gegaan.

8  Heldere berichten schrijven

55


4 Mama liet vanmorgen een berichtje voor jou achter.

pl

aa

r

. erken w j i b n t gaa ? a w r buiten too s i n a n l i k p het vu B en o r o o v aait. k m a b n o e z d ? het ga Zet je e j t brood a t d e l i h w oor op Papa v g e l e voor b j is i j g r u th u Zo 3 1 m O mama

m

a Vul het communicatiemodel aan. boodschap

Zender

kanaal

ontvanger

es ex e

b Zo’n haastig geschreven briefje moet kort en duidelijk zijn. Vervang het gekleurde deel door één woord. – Zet je de bak voor het vuilnis buiten?

– Zorg jij voor beleg voor op het brood?

c Op het briefje staan een hoop taken voor jou. Spijtig, maar in je agenda zie je dat je iets anders hebt gepland. Welke informatie moet mama zeker krijgen?

Le

– – –

09:00

56

DEEL 1

10:00

11:00

12:00

+ shoppen

13:00

14:00

15:00

16:00

bioscoop met Yannick & Mila


d Schrijf een bericht naar mama. Gebruik vooral de tegenwoordige tijd.

r

aa

pl

e Lees het berichtje van je buur en geef telkens een score op vijf. Noteer hier jouw score.     /5

– De informatie is duidelijk: mama begrijpt alles meteen.

/5

– De boodschap is kort geformuleerd.

/5

– De zinnen en woorden zijn correct. Gebruik deze controlevragen. ◯◯ Begint elke zin met een hoofdletter? ◯◯ Eindigt elke zin met een leesteken? ◯◯ Zijn alle werkwoorden juist gespeld? ◯◯ Werden er geen woorden of letters vergeten?

/5

es ex e

m

– Het bericht is volledig: mama weet alles wat zij moet weten.

Samenstelling

Als je twee (of meer) grondwoorden samenvoegt, dan krijg je een samenstelling. Samenstellingen kunnen je helpen om iets kort te formuleren. maximumsnelheid, driesterrenhotel, superleuk, achteruitgang …

5 Vervang door een samenstelling. a zo hoog als een toren

Le

262

b box om je lunch in op te bergen

c bewoner van een rusthuis

d folder van een attractiepark

e console waar je op speelt

f systeem om te meten

g zo blauw als de hemel

h olie voor als je gaat zonnen

8  Heldere berichten schrijven

57


6 Lees het gesprek. 20:08 90%

Training Amir, Lars, Liam, Nand, Trainer …

a Waarover gaat dit gesprek?

Trainer Christoph Match zaterdag: A-ploeg – Wildert Horendonk – B-ploeg

Danté Hoe laat? 18:06✓✓ Trainer Christoph 9 u. 18:07 Liam Ook voor de B’s? 18:09

c Wie neemt nog deel aan de chat?

d Welke informatie in de eerste post had het heen en weer sturen van berichten kunnen beperken? Herschrijf de eerste boodschap zodat die volledig en duidelijk is.

m

Trainer Christoph 11 u. 18:09

aa

18:06

r

b In een gesprek wisselen zender en ontvanger voortdurend van rol. Wie is de eerste zender?

pl

••••• 4G

Trainer Christoph

Danté A-ploeg = kleedkamer 5? 18:12✓✓

Nand Dus bijeenkomen om 8.30 u.? 18:15

Trainer Christoph

es ex e

Trainer Christoph Zoals gewoonlijk 18:13

18:21

Lars Wassen wij de truitjes van de A-ploeg? 19:48

Trainer Christoph Nee, Cis en van de B-ploeg Amir 19:56

Le

Lars Oké, dan zal ’t voor volgende week zijn 19:56 Amir Stond genoteerd

20:02

Tuur En wij komen met de B’s bijeen om 10 u. aan de sporthal? 20:03 Trainer Christoph 20:05

58

DEEL 1

e Lees het berichtje van je buur en geef telkens een score op vijf. Noteer hier jouw score. – Het bericht is volledig: de lezer weet alles wat hij moet weten.    /5 – De informatie is duidelijk: de lezer begrijpt alles meteen.

/5

– De boodschap is kort geformuleerd.    /5


7 Lees dit gesprek. 17:05 86%

Vrienden

a Welke informatie moet zeker in de vraag staan?

David, Liam, Marie

21 september spelen de Bull Dog Giants. Papa wil rijden. Er is nog plaats voor vijf in onze auto … Wie heeft er zin? 16:21✓✓

r

Marie GRAAG!!! Ik wil ook mee, Senne! Count me in

aa

••••• 4G

16:23

Liam Kan ik nog mee? 16:32 Super! Ik boek de tickets. 16:38✓✓

Bull Dog Giants

m

Marie Kunnen we wel allemaal samenzitten? 16:40

pl

b Schrijf je boodschap in het vakje ‘contact’ op de website van de club.

BU L L D O G GI A N T S

Nieuws

Wedstrijden

Contact

Naam

Vind niets op site hierover. 16:48✓✓

E-mail

es ex e

David Zijn het genummerde zitplaatsen? 16:54 Oké, ik vraag het na.

Club

Uw vraag

17:01✓✓

verzenden

Le

c Lees de boodschap van je buur en geef telkens een score op vijf. Noteer hier jouw score. – Het bericht is volledig: de lezer weet alles wat hij moet weten.

/5

– De informatie is duidelijk: de lezer begrijpt alles meteen.

/5

– De boodschap is kort geformuleerd.

/5

– De zinnen en woorden zijn correct. Gebruik deze controlevragen. ◯◯ Begint elke zin met een hoofdletter? ◯◯ Eindigt elke zin met een leesteken? ◯◯ Zijn alle werkwoorden juist gespeld? ◯◯ Werden er geen woorden of letters vergeten?

/5

8  Heldere berichten schrijven

59


8 Formuleer korter. Vervang de gekleurde woorden door één woord. Gebruik het vetgedrukte woord als basis hiervoor. a Nooit wil ik nog met Bram naar de stad. Hij gedraagt zich alsof hij een klein kind is. Hij gedraagt zich  b Bah. De hond kotste onze sofa onder. Gelukkig is dat niet erg voor de sofa, want je kunt hem vlot wassen.

r

Gelukkig is de sofa

aa

c Haha. Papa valt in slaap voor de televisie. Morgen zal hij zijn lievelingsprogramma opnieuw bekijken. Morgen zal hij zijn lievelingsprogramma

d Fietsen meenemen? Mmm? Het is een streek vol bergen.

263

pl

De streek is  Afleiding

→ futloos → avontuurlijk → wanhoop → onrecht

es ex e

fut + -loos avontuur + -lijk wan- + hoop on- + recht

m

Als je aan een grondwoord een voorvoegsel (kopje) en/of een achtervoegsel (staartje) toevoegt, krijg je een afleiding. Voorvoegsels en achtervoegsels zijn geen zelfstandige woorden. Ze krijgen pas betekenis als je ze combineert met een grondwoord. Afleidingen kunnen je helpen om iets kort te formuleren.

9 Vervang door een afleiding.

b zonder geluid

c gemakkelijk te breken

d van adel

e goed te begrijpen

f wat herhaald wordt

g klein lam

Le

a niet erg aardig

h iemand die laf is

60

i

een vrouwelijke directeur

j

zonder moeite

DEEL 1


10 Andrei zet dit berichtje voor zijn klasgenoten op Smartschool.

r

Aan: 1A6 Kopie: Onderwerp: foltering

aa

Hey moete wij ook les 10 lere in mijn agenda staat les 9 maar sofie zei daarstrax precies ook iets van les 10 … Daaaaaaaaaag Andrei

a Waarom schrijft Andrei een bericht?

Is de boodschap volledig? Is de vraag duidelijk? Zijn de zinnen correct? Het taalgebruik van Andrei is informeel. Is dit gepast?

◯ ja  ◯ ja  ◯ ja  ◯ ja

◯ nee ◯ nee ◯ nee ◯ nee

m

b c d e

pl

es ex e

11 Andrei stelt de vraag ook aan zijn leraar via Smartschool.

Aan: Eric Van Damme Kopie: Onderwerp: vraag over toets van dinsdag Beste meneer Van Damme

Moeten wij ook les 10 kennen voor de toets van geschiedenis? In mijn agenda staat alleen les 9. Sofie uit mijn klas dacht dat we ook les 10 moesten kennen. Nu begin ik te twijfelen. Kunt u mij helpen? Alvast bedankt.

Andrei Stoica uit 1A11

Le

a Waarom schrijft Andrei een ander bericht?

b Kruis aan waarin de twee berichten verschillen. ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯

de inhoud (ontbrekende info) de aanspreking de spelling van sommige woorden het taalgebruik de zinnen

◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯

zijn naam de eindgroet de datum de lay-out de onderwerpsregel 8  Heldere berichten schrijven

61


14

Gepaste communicatie Als je je doel wil bereiken, hou je rekening met de situatie en de ontvanger. Je probeert jouw aanpak en jouw taal op je doelpubliek af te stemmen om gepast te communiceren. Een kleuter spreek je anders aan dan een tiener.

afzender sean de datum 4 oktober Onderwerp graaf

ninja

pl

Hoi meneer frenier

aa

r

12 Joris Frenier, de trainer van de schoolploeg, zoekt nog voetballers voor een scholencompetitie voetbal. Sean Herrijgers verneemt dit nieuws van mevrouw Lyssens, zijn sportleerkracht. Hij wil graag deelnemen.

m

U kent mij niet. Ik zit in 1Ae en daar geeft u geen les. Zocht je nog coole shotters voor de scholencompetitie? Voetbal is echt de max! ’k Zou het keigraaf vinden om mee te doen. ik ben goed in wiskunde en muziek. En ons ma vind dat ik best goe voetbal. Ik heb nog nooit een echte match gespeeld. Dat zou ik wel eens willen. Laat je iets weten? Dan kan ik mijn huiswerk een beetje plannen, hè?! Sean

es ex e

a Doorstreep de overbodige informatie. b Onderstreep de verkeerde spelling en de slechte zinnen. Gebruik deze controlevragen. ◯◯ Begint elke zin met een hoofdletter? ◯◯ Eindigt elke zin met een leesteken? ◯◯ Zijn alle werkwoorden juist gespeld? ◯◯ Werden er geen woorden of letters vergeten? c Duid in het geel aan waar het taalgebruik niet bij de ontvanger past. d Formuleer Seans boodschap opnieuw op een apart blad. e Lees de boodschap van je buur en geef telkens een score op vijf. Noteer hier jouw score.     /5

– De informatie is duidelijk: de lezer begrijpt alles meteen.

/5

– Is de communicatie gepast: passen het taalgebruik en het kanaal bij de ontvanger?

/5

Le

– Het bericht is volledig: de lezer weet alles wat hij moet weten.

62

DEEL 1

– De boodschap is kort geformuleerd.

/5

– De zinnen en woorden zijn correct. Gebruik deze controlevragen. ◯◯ Begint elke zin met een hoofdletter? ◯◯ Eindigt elke zin met een leesteken? ◯◯ Zijn alle werkwoorden juist gespeld? ◯◯ Werden er geen woorden of letters vergeten?

/5


Naam

Klas

Nr.

Een helder bericht schrijven

aa

r

13 Volg het stappenplan en schrijf een bericht. Kies een van deze vier situaties.

situatie 2

Je hebt een taak gemaakt en wilt die door je moeder laten nalezen. Omdat je deze week bij je vader bent, stuur je haar een e-mail. Geef duidelijk aan waarop ze moet letten.

Tijdens jullie vakantie zorgt de buurjongen twee weken voor jullie huisdier. Schrijf de instructies voor hem uit op een briefje.

situatie 3

m

pl

situatie 1

Je had je ingeschreven voor een basketbaltoernooi op woensdagnamiddag. Met een Smartschoolbericht laat je de leerkracht weten dat je niet kunt komen. Je kent deze leerkracht niet.

es ex e

Je kat is spoorloos sinds eergisteren. Plaats een zoekertje online.

situatie 4

OV UR

a Lees de opdracht aandachtig en oriënteer je op de schrijfopdracht. – Wat is de bedoeling van het bericht? – Wat is het onderwerp van het bericht? – Wie is het doelpubliek van het bericht? – Welke taal past bij jouw bericht?  ◯  formele taal  ◯  informele taal – Bekijk in de evaluatiefiche op welke criteria je straks wordt geëvalueerd. Noteer ook een persoonlijk werkpunt bij je eigen criteria.

OV UR

b Denk na over de inhoud. Wat wil je zeker zeggen of vragen? Noteer dit in enkele kernwoorden.

Le

Deze hulpmiddelen kun je gebruiken: ◯◯ spellingcorrector ◯◯ (online)woordenboek ◯◯ vademecum ◯◯ tussentijdse feedback ◯◯ hulpkaarten 1, 2, 7-10 ◯◯ schrijfkader 8  Heldere berichten schrijven

63


OV UR

c Schrijf je boodschap. Gebruik vooral de tegenwoordige tijd. Maak eerst een kladversie.

d Werk de definitieve versie uit. Verzorg de afwerking. e Beoordeel elke uitspraak over je bericht met een score op 5. Wissel daarna je tekst met een klasgenoot. Geef ook hem/haar scores.

aa

OV UR

Mijn score

1 Is het bericht volledig: weet de lezer wat hij moet weten?

108

2 Is de informatie duidelijk: begrijpt de lezer alles meteen? 3 Is de boodschap kort geformuleerd?

m

4 Is de communicatie gepast: past het taalgebruik bij de ontvanger? 5 Zijn de zinnen en woorden correct? – Begint elke zin met een hoofdletter? – Eindigt elke zin met een leesteken? – Zijn alle werkwoorden correct gespeld? – Werden er geen woorden of letters vergeten? mijn Eigen criteria

328 267 280

es ex e

286

6

7 extra criteria 8

9

Wat ging goed?

Le

Wat ging minder goed?

Mijn werkpunten bij een volgende schrijfopdracht: – –

f Stop je schrijffiche in je portfolio.

DEEL 1

Klasgenoot

pl

102

64

Tip

r

– Zorg voor afwisseling in je zinsbouw. Je zin begint niet steeds met het onderwerp. – Haal de spellingfouten eruit. Gebruik de spellingcorrector en een (online)woordenboek. – Lees je tekst hardop na. Pas aan wat stroef klinkt. – Vraag hulp indien nodig. Laat de tekst ook door iemand anders nalezen en overweeg of je de commentaar opvolgt.


Je leesprofiel verkennen

Voorkennis

5

oriënterend lezen

Je leert … je oefent … – je voorkeur, gewoontes en intenties verwoorden. – covers oriënterend lezen. – het verschil tussen fictie en non-fictie. – je leeservaring verwoorden. – je leesprofiel verkennen.

b

es ex e

m

a

pl

aa

1 Bekijk de foto’s en kruis de activiteiten aan die het best bij jou passen.

r

9

d

e

f

Le

c

9  Je leesprofiel verkennen

65


b

d

es ex e

c

m

pl

a

aa

r

2 Bekijk de foto’s.

e

Le

a Waar lees je het vaakst? Kleur het vakje bij de passende foto blauw. b Waar lees je het liefst? Kleur het vakje bij de passende foto groen. c Waarom verdiep je je in een boek, tijdschrift, strip …? ◯◯ Om me niet te vervelen. ◯◯ Omdat ik dat leuk vind. ◯◯ Omdat het moet voor school. ◯◯ Omdat mijn ouders me verplichten. ◯◯ Om inspiratie op te doen voor mijn latere schrijfcarrière. ◯◯ andere reden: …

66

DEEL 1

f

g


JAMES BROWN & RICHARD PLATT

en dus is die kruk soMs ontzettend handig...

3. Modelvriendinnen

Pok

nu weten wij ook wat het betekent als je het gevaar niet aan ziet koMen...

3. Modelvriendinnen HOE ZWAAR ZIJN WOLKEN?

OV JA

ES

M

BR

D

PL

r

LEMNISCAAT

OVER ALLES

Van de rij van Fibonacci tot de atomaire structuur. Van het periodiek systeem der elementen tot zonnewendes en equinoxen. Van de sferen van de aarde tot wolkenclassificatie. Maar ook: hoe zit een orkest in elkaar? Alles over schroeven en spijkers. Penselen en kwasten. De fasen van de maan. Papierformaten. Rivieren. Het menselijk skelet… Over alles is een boek om van te smullen. Wie begint te kijken en te lezen, zal niet meer kunnen stoppen.

Mijn BFF’s en ik, vriendinnen voor het leven! BFF’s gaan voor elkaar door het vuur, vullen elkaars zinnen aan en kennen elkaars diepste geheimen. Heb jij zo’n allerbeste maatje? Ik wel! Ik ben Jessica en ik kan me geen leven voorstellen zonder vriendinnen. Mijn vriendinnen zijn stuk voor stuk top. Ze staan altijd voor me klaar en ik voor hen. Soms hebben we kleine meningsverschillen, maar echte vriendschap is door dik en dun, in goede en in kwade dagen. Ik bof maar met zulke besties!

R ALL ES

E

WIE VOND HET POTLOOD UIT? HOEVEEL VERSCHILLENDE KNOPEN BESTAAN ER?

TT

Cazenove & Fenech

ja, hoor. dit is ’n verlengstuk van Mijn arM geworden...

Meen je dat?

A

26-29

3 Kleur de ster in bij de boeken die jij interessant* vindt. Maak nadien een top drie van de boeken die je het meest aanspreken.

OW

N & RICHAR

Van wolken tot Romeinse cijfers en van atomen tot schroeven. Nog nooit is kennis zo leuk geweest!

www.ballonmedia.com

1

2

3

4 144

MERHO DE KIEKEBOES 144

de

KIEKEBOES LOSSE FLODDERS

LOSSE FLODDERS

144. LOSSE FLODDERS

William woont met zijn ouders in een slaperig dorpje in Noorwegen. Acht jaar geleden moest zijn familie halsoverkop verhuizen en van naam veranderen. Waarom weet hij niet precies, maar één ding weet hij wel: hij is gek op het kraken van codes. Daar is hij zo goed in, dat het hem lukt de moeilijkste code ter wereld te kraken.

Hoe dit album tot stand kwam… ‘Vroeger had ik altijd papiertjes op zak om plotse invallen en grappige namen te noteren. Ik schreef het onderweg meteen op, want ik vergat het nog voor ik thuis was. Tegenwoordig sla ik ze op in mijn smartphone: mijn losse flodders. Elke maand bekijk ik de oogst. Hieruit ontstond het idee om, samen met wat bijdragen van

W W W. G O T T M E R . N L

9

789025 765408

© 2015 BY STANDAARD UITGEVERIJ WPG UITGEVERS BELGIE NV D/2015/0034/93

9

omslag_william wenton_DEF.indd 2

789002 256325

www.dekiekeboes.be

12/15

Standaard Uitgeverij

29-08-16 09:57 COVER_KIEK144.indd 1

6

19-10-15 15:22

8

9

S J A M A A N

leo

D E M O N I S T

farah

H E L D E R Z I E N D E

?

A L C H E M I S T

?

T E L E P A A T

?

T O V E N A A R

?

1

Het wordt een

omer om nooit te vergeten!

Samen kunnen ze de wereld redden... of hem kapotmaken! Maar hun allereerste opdracht is... op tijd op school komen.

12

13

cover

Titel:

cover

Titel:

cover

Titel:

NOOIT ALLEEN

11

Multitalent Jill Schirnhofer (1991) schrijft, tekent, ontwerpt, maakt tv-programma’s, acteert, vlogt en blogt. Met Elvy’s eigen wereld is een jeugddroom van Jill in vervulling gegaan.

1

www.gottmer.nl

Elvy's wereld

igen

So oho Deel 1

Jill Schirnhofer

2. TEGEN ALLEN

3. HET BEEST IS TERUG

igen

Maar haar ouders denken daar anders over! Zij willen graag dat Elvy wat meer onder de mensen komt. Haar vader weet de perfecte oplossing: waarom gaat ze niet naar haar ippie us Joy op Ibi a? Dat ziet Elvy ook wel zitten. En haar tekentalent komt op het eiland goed van pas als ze met buurmeisje Kate een ledinglabel begint.

ZE ZIJN MET ZEVEN. ZEVEN JONGE MAGIËRS MET ERG VEEL MACHT.

es ex e

TOUSSAINT • QUATTROCCHI • LA BARBERA

Elvy is een dromerig, creatief meisje dat vooral in haar eigen wereldje leeft. Nu het schooljaar bijna afgelopen is, kijkt ze uit naar een hele 1. NOOIT omerALLEEN lang ongestoord tekenen.

TOUSSAINT • QUATTROCCHI • LA BARBERA

hamelen

S P I R I T I S T

10

Elvy's wereld

m

7

5

pl

collega’s, de losse flodders te bundelen in dit album.’

Maar die code blijkt een lokaas. Het is het begin van een groot avontuur dat William op de spannendste plaatsen brengt, van het hypermoderne Instituut voor Posthumaan Onderzoek – waar deuren praten en robots zingen – tot de geheime gangen onder het metrostelsel van Londen. Daar werd ooit luridium gevonden: een intelligent metaal dat in verkeerde handen levensgevaarlijk kan zijn.

aa

LEMNISCAAT

jill

@jillschirnhofer

14

schirnhofer

15

Boeken kiezen

Le

Boeken lezen wordt plezieriger als je boeken kiest die bij je passen en die je aanspreken. Enkele manieren om goed te kiezen: – Zoek in een boekenrek, de bibliotheek, de boekhandel … Kies op basis van de cover, de flaptekst of de eerste bladzijden van een boek. – Vraag leesadvies. – Bezoek websites zoals boekenzoeker.org, boek.be, pluizer.be, lezenvoordelijst.be …

interessant

9  Je leesprofiel verkennen

67


4 Lees de fragmenten uit jouw boekentop 3.

Fragment vond ik: ◯◯ beter dan verwacht. ◯◯ even goed als verwacht. ◯◯ minder goed dan verwacht.

Uitleg:

Fragment vond ik: ◯◯ beter dan verwacht. ◯◯ even goed als verwacht. ◯◯ minder goed dan verwacht.

Uitleg:

aa

Uitleg:

pl

Fragment vond ik: ◯◯ beter dan verwacht. ◯◯ even goed als verwacht. ◯◯ minder goed dan verwacht.

r

a Beoordeel de drie fragmenten.

m

30-48

b Hoe ziet jouw top 3 er nu uit? fragment

Titel:

fragment

Titel:

Titel:

es ex e

fragment

c Blijven de boeken in dezelfde volgorde staan? Bespreek je ervaringen met je buur.

5 Verbind elke cover met de uitspraak die het best bij het boek past. JAMES BROWN & RICHARD PLATT

OV

M

ES

TT

JA

LEMNISCAAT

OVER ALLES

Van de rij van Fibonacci tot de atomaire structuur. Van het periodiek systeem der elementen tot zonnewendes en equinoxen. Van de sferen van de aarde tot wolkenclassificatie. Maar ook: hoe zit een orkest in elkaar? Alles over schroeven en spijkers. Penselen en kwasten. De fasen van de maan. Papierformaten. Rivieren. Het menselijk skelet… Over alles is een boek om van te smullen. Wie begint te kijken en te lezen, zal niet meer kunnen stoppen.

R ALL

ES

E

A

HOE ZWAAR ZIJN WOLKEN?

WIE VOND HET POTLOOD UIT?

HOEVEEL VERSCHILLENDE KNOPEN BESTAAN ER?

BR

OW

N & RICHAR

D

PL

William woont met zijn ouders in een slaperig dorpje in Noorwegen. Acht jaar geleden moest zijn familie halsoverkop verhuizen en van naam veranderen. Waarom weet hij niet precies, maar één ding weet hij wel: hij is gek op het kraken van codes. Daar is hij zo goed in, dat het hem lukt de moeilijkste code ter wereld te kraken.

Maar die code blijkt een lokaas. Het is het begin van een groot avontuur dat William op de spannendste plaatsen brengt, van het hypermoderne Instituut voor Posthumaan Onderzoek – waar deuren praten en robots zingen – tot de geheime gangen onder het metrostelsel van Londen. Daar werd ooit luridium gevonden: een intelligent metaal dat in verkeerde handen levensgevaarlijk kan zijn.

W W W. G O T T M E R . N L

Van wolken tot Romeinse cijfers en van atomen tot schroeven. Nog nooit is kennis zo leuk geweest!

9

789025 765408

LEMNISCAAT

Le

omslag_william wenton_DEF.indd 2

De auteur verzint het volledige verhaal (of een deel ervan). De auteur wil de lezer amuseren en/of ontroeren.

68

DEEL 1

29-08-16 09:57

De auteur gebruikt alleen feiten om het boek te schrijven. De auteur wil de lezer informeren of iets bijleren.


17

Fictie en non-fictie De teksttypes die je leest, hoort of ziet, kun je verdelen in fictie en non-fictie. Als je een tekst fictie noemt, dan zijn de belangrijkste elementen van de tekst verzonnen. De maker wil de lezer, kijker, luisteraar … vooral amuseren, ontroeren, iets laten beleven. Deze teksttypes behoren tot fictie: een gedicht, een sprookje, een verhaal, een film …

r

William Wenton en de luridiumdief van Bobbie Peers is een verzonnen verhaal over een jongen die gek is op codes.

aa

Als je een tekst non-fictie noemt, dan bevat de tekst enkel feiten. De maker vertelt iets over echte mensen, over dingen die bestaan of gebeurtenissen die niet verzonnen zijn. Hij wil de lezer informatie geven. Deze teksttypes zijn non-fictie: een krantenartikel, een documentaire, een woordenboek, een reisgids …

pl

Over alles van James Brown en Richard Platt is een boek vol informatie over het menselijk lichaam, planeten, wiskunde …

GELIJKVLOERS

JEUGDBIBLIOTHEEK VERDIEPING 1 VERDIEPING 2 Leeszaal 1 Non-fictie Dvd’s (documentaires) Geschiedenis Kunst Landen en reisgidsen Mens en maatschappij Natuur en milieu Wetenschap

Inleveren boeken Kinderleeszaal

S J A M A A N

1

S P I R I T I S T

D E M O N I S T

H E L D E R Z I E N D E

A L C H E M I S T

?

?

Elvy's wereld

So oho leo

farah

T O V E N A A R

?

?

Le

hamelen

T E L E P A A

igen T

Fictie Fantasy en science– fiction Historische verhalen Hoorspelen Humor Meisjesliteratuur Spanning en avontuur

Dat ziet Elvy ook wel zitten. En haar tekentalent komt op het eiland goed van pas als ze met buurmeisje Kate een ledinglabel begint. Het wordt een

omer om nooit te vergeten!

Deel 1

Samen kunnen ze de wereld redden... of hem kapotmaken! Maar hun allereerste opdracht is... op tijd op school komen.

2. TEGEN ALLEN

3. HET BEEST IS TERUG

1 NOOIT ALLEEN

www.gottmer.nl

1. NOOIT ALLEEN

ZE ZIJN MET ZEVEN. ZEVEN JONGE MAGIËRS MET ERG VEEL MACHT.

Jill Schirnhofer

Multitalent Jill Schirnhofer (1991) schrijft, tekent, ontwerpt, maakt tv-programma’s, acteert, vlogt en blogt. Met Elvy’s eigen wereld is een jeugddroom van Jill in vervulling gegaan.

Poëzie Strips Fantasy en science– fiction Graphic novel Klassiekers

TOUSSAINT • QUATTROCCHI • LA BARBERA

TOUSSAINT • QUATTROCCHI • LA BARBERA

igen

Maar haar ouders denken daar anders over! Zij willen graag dat Elvy wat meer onder de mensen komt. Haar vader weet de perfecte oplossing: waarom gaat ze niet naar haar ippie us Joy op Ibi a?

Elvy's wereld

Elvy is een dromerig, creatief meisje dat vooral in haar eigen wereldje leeft. Nu het schooljaar bijna afgelopen is, kijkt ze uit naar een hele omer lang ongestoord tekenen.

Tip

VERDIEPING 3

es ex e

Computerlokaal Infobalie

m

6 Noteer bij elk boek waar je het in de bibliotheek vindt.

Als je twijfelt, lees dan de boekenaanbieding en het fragment in je bronnenboek.

jill

jillschirnhofer

schirnhofer

1

2

3

4

1

4

2

5

3

6

5

6

9  Je leesprofiel verkennen

69


7 Bekijk de covers. Plaats de cijfers van de covers bij fictie of non-fictie. 49

a Fictie

Covers:

b Non-fictie Covers:

mijn leesprofiel IGH

Waar lees ik?

Wat lees ik?

Waarom lees ik?

in de klas in de bibliotheek buiten in mijn slaapkamer op school op reis

pl

uit verveling uit interesse omdat ik het leuk vind omdat het moet

m

boeken tijdschriften hoorspelen strips

aa

r

8 Vervolledig je leesprofiel.

Welke boeken lees ik graag? non-fictieboeken historische verhalen fantasyboeken sciencefictionboeken spannende boeken avonturenboeken humoristische boeken poëziebundels romantische verhalen

es ex e

Waar haal ik mijn boeken? Ik leen ze in de bibliotheek. Ik koop ze in de winkel. Ik lees ze online of op een e-reader.

Mijn favoriete schrijver is

Dit boek zou ik mijn beste vriend(in) aanraden: Dit boek zou ik een vriend(in) zeker afraden:

Le

Ik lees omdat ik …

er slimmer van word. geniet van de taal. dan ontsnap aan het dagelijkse leven. zo in het hoofd van iemand anders kan kijken.

Mijn leesuitdaging voor dit schooljaar

3    6    12    24

9 Welk leesprofiel lijkt het meest op het jouwe? Bespreek de gelijkenissen en/of verschillen. 50

70

DEEL 1


10

Schooltaalwoorden oefenen

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

informeren

de bewering

automatisch

selecteren

het criterium

interessant

verantwoorden

de formulering

uitgebreid

vervangen

de instructie

uniek

vervolledigen

de situatie

aa

r

werkwoord

verzinnen

1 Vorm passende trio’s met telkens een woord dat ongeveer hetzelfde betekent (synoniem) en een woord dat het tegenovergestelde betekent (antoniem).

pl

Kies uit: buitengewoon – saai – gaat vanzelf – ruim – beknopt – alledaags – boeiend – zelf doen. ≈

uniek

uitgebreid

interessant

ga ga ga

m

automatisch

ga

2 Welke betekenis past in de context?

es ex e

a Tijdens de les wetenschappelijk werk maakten we haargel. We kregen de instructies in een bundeltje. O  de bevelen O  de aanwijzingen O  de vooronderzoeken b De formulering van de instructies in de bundel was soms onduidelijk. O  de omschrijving O  de uitdrukking O  de formule c Omdat er ook stappen ontbraken, zei onze leraar dat hij de bundel zou vervolledigen. O  aanvullen O invullen O bijvullen d Aan welke criteria moet goede haargel voldoen? O regels O eisen O normen

3 Leid werkwoorden af van deze woorden. a uitgebreid

Le

b de bewering

c de formulering d de situatie e interessant f automatisch

10  Schooltaalwoorden oefenen

71


4 Vul de zinnen aan.

2

6

3

7

4

8

9

10

pl

5

m

1

aa

r

Voor je aan de spreekopdracht begint, moet je een onderwerp 1 … . Kies best iets wat je zelf 2 … vindt. Het hoeft niet 3 … te zijn om er 4 … over te kunnen vertellen. Daarna moet je je over de inhoud 5 … . Ook de 6 … waarop je beoordeeld zal worden, ken je best op voorhand. Als je voldoende informatie verzameld hebt, 7 … je welke zaken je wilt gebruiken. Schrijf in kernwoorden op wat je zal vertellen. Opgelet, goede zinnen bouwen gebeurt niet 8 … . Je oefent die beter goed in. En het kan geen kwaad dat je woorden die vaak voorkomen, eens 9 … door andere. Over de 10 … van je inleiding en je slot denk je best goed na: deze zinnen moeten meteen goed zitten.

5 Vervang de gekleurde woorden door een schooltaalwoord met dezelfde betekenis. a De soldaten bevonden zich in een hopeloze positie.

es ex e

b Vond jij die uitspraak ook zo grappig?

c Hij moest uitleggen waaraan hij het geld uitgegeven had. d Ik ben op zoek naar gegevens over kickboksen. e Toont hij soms belangstelling voor voetbal?

6 De gekleurde woorden zijn synoniemen. Slechts één van de twee synoniemen past in de zin. Doorstreep wat niet past. a b c d

Le

Vandaag mag je beginnen met het aanvullen/vervolledigen van de voorraad. In deze zinnen mag je het onderwerp vervangen/inspringen door één woord. Kunt u mij vertellen/informeren over de vertrektijden van de trein? Na de eerste ronde werden enkele kandidaten geselecteerd/gesorteerd. Zij gingen naar de halve finale. e Miek was klein, maar kon zich op het veld al flink verantwoorden/verdedigen.

7 Voor deze zinnen gebruik je woorden uit de woordfamilie van de schooltaalwoorden. a De … van de spelers voor de finale gebeurde op basis van talent en uithouding. b Ook de … had de trainer niet willekeurig gekozen. Enkel de besten mochten op de bank. c Mare … dat ze eerst geselecteerd was. d Dat is niet waar, het is een … . e Toen de trainer dit verhaal hoorde, moest ze zich … bij de clubleiding. f Wat hen vooral …, was waarom Mare dit verhaal overal vertelde.

72

DEEL 1


8 In welke zin(nen) kun je de gekleurde woorden vervangen door het schooltaalwoord?

b uitgebreid(e) ◯◯ De gids vertelde ons uitvoerig over hoe de kathedraal werd gebouwd. ◯◯ Het gebouw heeft een ruime toegangspoort. ◯◯ De collectie marmeren beelden is er bijzonder groot.

r

a uniek(e) ◯◯ Dit skelet van de neanderthaler is het enige exemplaar. Er zijn er geen andere. ◯◯ Een dagje meedraaien met een archeoloog was voor mij een onvergelijkbare beleving. ◯◯ Het weer tijdens de prehistorie was echt extreem warm.

aa

c automatisch ◯◯ Deze deur opent en sluit uit zichzelf. ◯◯ Ik riep iets door de klas zonder na te denken. ◯◯ Toen ik thuiskwam, stak ik zonder erbij na te denken de sleutel in het slot.

pl

d verzinnen ◯◯ Wie zal een smoes voor onze afwezigheid bedenken? ◯◯ Niemand kon een oplossing bedenken om de wateroverlast te voorkomen. ◯◯ Onze vakantie kan niet doorgaan. Ik zal dan maar fantaseren over een tropisch eiland.

a uitvinden b uitzoeken c het bevel

es ex e

d aflossen

m

9 Zoek het juiste schooltaalwoord.

e inlichten

10 Vul het woordraam in.

Le

a iets onder woorden brengen b de tijd en de plaats van een gebeurtenis bepalen c Je hoeft het niet zelf te doen; het gebeurt … d geheel, compleet e de belangstelling f zeggen dat iets zo is g Dit is een … programma. Je verneemt nieuwe zaken over het onderwerp. h het antoniem van alledaags, gewoon j i kieskeurig j de uitleg waarom je bepaalde dingen hebt gedaan

a

b c

d

e f

g

h

i

11 Welk woord hoort niet in het rijtje thuis? Doorstreep het. a b c d

verantwoorden – uitleggen – rechtvaardigen – verdedigen – verontschuldigen uitkienen – verzinnen – liegen – bekokstoven – beramen het criterium – de eis – de voorwaarde – de norm – de omloop vervolledigen – vervolmaken – invullen – afronden – afwerken

10  Schooltaalwoorden oefenen

73


Test jezelf!

1 Lees deze berichten. Vul het communicatiemodel aan voor het tweede bericht. ••••• 4G 15:05 86%

i

Jack> Vandaag 14:25

pl

aa

r

Hadden wij niet om 14 u. afgesproken voor het groepswerk?

Sorry, ik zit vast!

m

15:03 gelezen

iMessage

Jack

boodschap

es ex e

Zender  doel

kanaal

ontvanger  effect

Sep

Ik kan communicatieve situaties onderzoeken.

2 Lees de tekst Waarom je er op een selfie anders uitziet oriënterend.

51

a Bekijk de titel. Waarover gaat de tekst volgens jou?

Le

b Bekijk de tussentitels. Welke informatie verklappen die? 1

2 3

c Bekijk de illustratie. Voegt die nog informatie toe? Zo ja, welke?

d Bekijk de opvallend gedrukte woorden. Welke nieuwe informatie geven zij?

74

DEEL 1

les 2


e Welke informatie kun je afleiden uit de bronvermelding?

g Hoort deze tekst bij fictie of non-fictie? O fictie   O non-fictie

aa

h Som vijf manieren op waarmee deze tekst werd opgemaakt.

r

f Lees de inleiding. Komt de inhoud ervan overeen met je idee over de tekst? Leg uit.

Wat is het onderwerp van de tekst?

j

Kruis aan wat past. Meer keuzes zijn mogelijk. De inleiding O  geeft het onderwerp van de tekst duidelijk weer. O  vertelt dat er recent onderzoek is gedaan naar selfies. O  verklapt hoe het komt dat je er op een selfie anders uitziet dan in het echt. O  somt al één verklaring op. O  maakt je nieuwsgierig naar de rest van de tekst.

m

pl

i

k Wat wil de schrijver met deze tekst bereiken?

es ex e

Hij wil de lezer

Ik kan de bedoeling van de zender herkennen.

les 3

Ik kan een tekst oriënterend lezen.

les 5

Ik herken het verschil tussen fictie en non-fictie.

les 9

3 Lees de tekst nu volledig.

a Neem deze uitspraken door en kruis de juiste antwoorden aan. waar

niet waar niet in de tekst

Meerdere oorzaken liggen aan de basis van de nietrealistische selfies.

Le

51

Ook volwassenen laten zich vangen door het selfieprobleem. De gemiddelde selfie wordt gemaakt op 40 cm van het gezicht. Je neus kan op een selfie al gauw 30 % groter lijken. De vraag naar plastische chirurgie stijgt door selfies.

b Wat is de oorzaak voor het vertekend beeld van de selfie?

Test jezelf!

75


c Waarom is het belangrijk dat jongeren zich bewust worden van de vervormingen op selfies?

r

d Waaruit blijkt dat ook volwassenen geen weet hebben van de vertekeningen van selfies?

les 5

aa

Ik kan informatie in een tekst vinden.

4 Bekijk het filmpje.

pl

a Wat is de bedoeling van de zender?

m

b Kirsten Dunst had zich de ontmoeting duidelijk anders voorgesteld. Waarom?

es ex e

c De meisjes stelden maar één vraag. Welke en waarom?

Ik kan de bedoeling van de zender herkennen.

les 3

5 Lees de tekst en vul de tabel aan. Noteer het onderwerp en geef aan of het een woord (W), een woordgroep (WG) of een zin (Z) is. Duid aan of het onderwerp in het enkelvoud of het meervoud staat. Vervang het onderwerp door een woord (W), een woordgroep (WG) of een zin (Z).

Na Azië, Verenigde Staten en Londen is de selfieccino nu ook verkrijgbaar in

Le

1

België

2 Wat zou jij ervan vinden om jezelf eens op te drinken? 3 Yassin, die onlangs bar O-Cortado in Antwerpen opende, maakt dit mogelijk. 4 Een zogenaamde selfieccino is een cappuccino met een selfie erop. 5 Ook warme chocolademelk of een latte zijn geschikt om selfieccino’s te maken. 6 Bij de bestelling van hun selfieccino

76

DEEL 1

sturen klanten hun selfie door. 7 Een speciale printer die gevuld is met koffie-extracten print de foto op het melkschuim. 8 In amper 45 seconden is de klus geklaard. 9 Wie eens graag met zijn bestie op een kopje koffie prijkt, hoeft hiervoor maar enkele euro’s extra neer te tellen.


onderwerp

W, WG of ENK. of Z? MV.?

vervang nieuw onderwerp door

1 WG

3

W

4 5 Z

7

W

pl

6

aa

r

2

8

WG

m

9

Ik kan betere teksten schrijven door het onderwerp te verplaatsen of aan te passen.

es ex e

les 4

6 Schrijf de werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

Le

1 Ontdekken op wie jij lijkt: op Mona Lisa, Picasso of ‌? Dankzij de Google Art Selfie 2 vinden je jouw dubbelganger. Met je selfie 3 speuren Google zijn uitgebreide kunstcollectie af naar jouw spiegelbeeld op een schilderij. De app 4 bevatten namelijk duizenden schilderijen. Google 5 ontleden allerlei kenmerken van je gezicht om daarna door alle schilderijen heen te bladeren. Vervolgens 6 tonen de app je de verschillende overeenkomstige schilderijen. Er

7 worden ook aangegeven hoeveel procent de geschilderde persoon en jij op elkaar lijken. Door die functie 8 stuiten je wellicht op nieuwe schilderijen, maar het is vooral geinig om te zien op welke dubbelganger je lijkt. 9 Bevreemden het resultaat je? Bijvoorbeeld als Google een dubbelganger van het andere geslacht 10 aanduiden? Ach, de software 11 selecteren niet op geslacht. 12 Verbrodden dit je kijk­plezier?

1

4

7

10

2

5

8

11

3

6

9

12

Ik kan een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct schrijven.

les 7

Test jezelf!

77


7 Schrijf een kort bericht in de plaats van Evi. Volg het stappenplan.

OV UR

aa

r

Evi stelt haar klasgenoten voor om hun selfiestick mee te nemen op de excursie naar Parijs. Via Smartschool probeert ze haar klasgenoten te overtuigen. Ze vraagt hen ook om haar te steunen wanneer ze de vraag stelt aan de leraar tijdens de les.

a Lees de opdracht aandachtig en oriënteer je op de schrijfopdracht. – Wat wil Evi met haar bericht bereiken?  – Wie is haar doelpubliek?

pl

– Welke taal past erij?   O  formele taal   O  informele taal – Aan welke criteria moet je bericht voldoen?

b Wat moet Evi zeker zeggen of vragen? Noteer dit in enkele woorden.

OV UR

c Schrijf Evi’s bericht op een apart blad. Zorg dat je taalgebruik bij de ontvanger past.

OV UR

d Controleer je bericht aan de hand van deze uitspraken.

es ex e

m

OV UR

Ik kan communicatieve situaties onderzoeken.

les 2

Ik kan de bedoeling van de zender herkennen.

les 3

Ik kan een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct schrijven.

les 7

Ik kan een helder bericht schrijven.

les 8

102

1 Is het bericht volledig: weet de lezer wat hij moet weten?

108

2 Is de informatie duidelijk: begrijpt de lezer alles meteen? 3 Is de boodschap kort geformuleerd?

4 Is de communicatie gepast: past het taalgebruik bij de ontvanger?

328

5 Zijn de zinnen en woorden correct? – Begint elke zin met een hoofdletter? – Eindigt elke zin met een leesteken? – Zijn alle werkwoorden correct gespeld? – Werden er geen woorden of letters vergeten?

267

280

Le

286

78

DEEL 1


Test jezelf!

1 Lees deze berichten.

Telenet

06:33

m

pl

Tess en 11 anderen vinden dit leuk Eiffeltoren #Parijs # Ruben  Hey vroege vogel, gun je vrienden hun nachtrust!! Noor  Wat een toeval! Wij zijn ook in Brussel! Afspreken?

aa

r

Maya

a Vul het communicatiemodel aan voor Maya die een foto post. Zender

boodschap

es ex e doel

kanaal

ontvanger

effect

b Vul het communicatiemodel aan voor Noors reactie op Maya’s post. Zender

doel

boodschap

kanaal

ontvanger

effect

Le

c Waarom is er ruis in de communicatie met Noor?

d Hoe weet je dat je de woorden van Ruben niet letterlijk moet nemen?

Ik kan communicatieve situaties onderzoeken.

les 2

Test jezelf!

79


2 Lees de tekst Ook luizen dol op selfies?! oriënterend. a Welk teksttype is dit? 52-53

b Hoort deze tekst bij fictie of non-fictie? O fictie   O non-fictie

r

c Wat is het onderwerp van de tekst?

aa

d Welke elementen helpen je bij het oriënterend lezen om dit onderwerp te bepalen?

pl

e Kruis aan wat past. Meer keuzes zijn mogelijk. De inleiding O  geeft het onderwerp van de tekst duidelijk weer. O  legt uit hoe je een selfie maakt. O  vertelt dat selfies de luizenplagen in het middelbaar veroorzaken. O  wil duidelijk maken dat selfies heel populair zijn. O  maakt je nieuwsgierig naar de rest van de tekst.

m

f Voorspel of deze uitspraken waar of niet waar zijn. Als je na het oriënterend lezen het antwoord niet kunt weten, kruis je de laatste kolom aan. waar

niet waar Ik kan dit (nog) niet weten.

Luizen zijn hardnekkig, maar ongevaarlijk.

es ex e

Luizen leggen wel tien eitjes per dag.

Luizen vormen traditioneel een hardnekkige plaag op middelbare scholen. Luizen verspreiden zich sneller door de populariteit van de selfie. Hoofdluizen verdwijnen meestal automatisch na een zwembeurt.

g Wat wil de schrijver met deze tekst bereiken? Hij wil de lezer …

Le

Ik kan de bedoeling van de zender herkennen.

80

les 3

Ik kan een tekst oriënterend lezen.

les 5

Ik herken het verschil tussen fictie en non-fictie.

les 9

DEEL 1


3 Lees de tekst nu volledig. a Neem dezelfde uitspraken opnieuw door en kruis de juiste antwoorden aan. waar

52-53

niet waar Ik vind dit niet in deze tekst.

r

Luizen zijn hardnekkig, maar ongevaarlijk.

Luizen vormen traditioneel een hardnekkige plaag op middelbare scholen. Luizen verspreiden zich sneller door de populariteit van de selfie.

pl

Hoofdluizen verdwijnen meestal automatisch na een zwembeurt.

aa

Luizen leggen wel tien eitjes per dag.

m

b Waar komt de allergische reactie na een luizenbeet vandaan?

c Waarom zegt de schrijver in de titel dat luizen dol zijn op selfies?

es ex e

d Hoeveel methodes bespreekt de auteur om luizen te verdelgen?

e Wat bedoelt de schrijver met deze formulering? Zeg het met je eigen woorden. – de populariteit van de selfie  – het fysieke contact

– sinds mensenheugenis  – voorheen

– verdelgen

les 5

Le

Ik kan informatie in een tekst vinden.

4 Bekijk het filmpje. a Waarover gaat het filmpje? Wat heb je gezien?

b Wat is de bedoeling van de zender?

Test jezelf!

81


c Tot welk doelpubliek richt de zender zich?

r

d Kirsten Dunst had zich de ontmoeting duidelijk anders voorgesteld. Waarom?

aa

e De meisjes stelden maar één vraag. Welke en waarom?

f Wat is het hoofddoel van de zender?

m

Ik kan de bedoeling van de zender herkennen.

pl

De zender wil de kijker

les 3

es ex e

5 Lees de tekst en vul de tabel aan. Noteer het onderwerp en geef aan of het een woord (W), een woordgroep (WG) of een zin (Z) is. Duid aan of het onderwerp in het enkelvoud of het meervoud staat. Vervang het onderwerp door een woord (W), een woordgroep (WG) of een zin (Z).

koffiebar

O-Cortado

Le

1 In de Antwerpse koffiebar O-Cortado kunnen klanten een wel erg bijzondere cappuccino of latte bestellen: een zogenaamde ‘selfieccino’. 2 Een speciale printer die gevuld is met koffie-extracten drukt foto’s op de schuimlaag. 3 Het concept van de ‘selfieccino’ is niet volledig nieuw. 4 Het bestaat al een tijdje in Azië en de Verenigde Staten. 5 Vorig jaar voegde een koffiebar in Londen de selfiekoffie toe aan hun assortiment. 6 Door de Antwerpse koffiebar O-Corta­do worden deze bijzondere koffietjes bereikbaarder dan ooit. 7 En ondanks het futuristisch concept is het heel snel en eenvoudig. 8 De klant stuurt zijn selfie bij de bestelling. 9 Wat later wordt de foto die hij net doorgestuurd heeft, op het melkschuim gedrukt. 10 En dat kost je amper een euro meer dan een normale kop zwart goud. 11 Wie wil zichzelf eens opdrinken? 12 Allen daarheen!

82

DEEL 1


onderwerp

W, WG of ENK. of Z? MV.?

vervang nieuw onderwerp door

1 WG

3

W

r

2

5 6 7 Z

9

W

11

Z

es ex e

12

WG

m

10

pl

8

aa

4

Ik kan betere teksten schrijven door het onderwerp te verplaatsen of aan te passen.

les 4

Le

6 Schrijf de werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

Nationale Selfiedag

Ja, het bestaat … Nationale Selfiedag op 21 juni. Men 1 vermoeden dat het in 2014 begon als een grap van Dj Rick McNeely van Fishbowl Radio Network in Arlington. Sindsdien 2 besteden de pers er elk jaar aandacht aan. Op de Nationale Selfiedag 3 proberen de media iedereen te overreden om creatieve selfies te delen. Iedereen die populair is, 4 reageren en 5 posten zijn beste zelfportret. Maar er 6 worden niet alleen geposeerd op 21 juni. Elke dag 7 houden miljoenen smartphone­gebuikers de camera voor het gezicht. 8 Besteden je vriendengroep ook zoveel aandacht aan foto’s? Op het internet 9 vinden je alvast talloze tips voor de mooiste selfie. 10 Houden ik het nog even voor mezelf of 11 branden je van verlangen om het in te kijken? Hopelijk 12 benijden je zus je dan niet om jouw schitterende foto’s.

Test jezelf!

83


1

5

9

2

6

10

3

7

11

4

8

12

Ik kan een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct schrijven.

aa

r

les 7

pl

7 Schrijf een kort bericht in de plaats van Evi. Houd tijdens het schrijven rekening met de criteria.

es ex e

m

Evi gaat komende vrijdag op excursie naar de Ardennen met haar klas. De leraar geschiedenis die hen begeleidt, geeft geen les aan hen. Evi wil via Smartschool de toestemming vragen om haar selfiestick mee te nemen. Ze overtuigt de leraar met een aantal voordelen. Ze stelt eventueel voor om één selfiestick te gebruiken per groepje.

102

108

1

Is het bericht volledig: weet de lezer wat hij moet weten?

2

Is de informatie duidelijk: begrijpt de lezer alles meteen?

3

Is de boodschap kort geformuleerd?

4 Is de communicatie gepast: past het taalgebruik bij de ontvanger?

5

328

267

280

Zijn de zinnen en woorden correct? – Begint elke zin met een hoofdletter? – Eindigt elke zin met een leesteken? – Zijn alle werkwoorden correct gespeld? – Werden er geen woorden of letters vergeten?

Le

286

84

Ik kan communicatieve situaties onderzoeken.

les 2

Ik kan de bedoeling van de zender herkennen.

les 3

Ik kan een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct schrijven.

les 7

Ik kan een helder bericht schrijven.

les 8

DEEL 1


Genietend lezen

1 Bekijk de cover en lees de flaptekst.

aa

r

Voor haar veertiende verjaardag krijgt Emma hét cadeau van haar leven. Haar vader, die zijn gezin zeven jaar geleden verliet, neemt haar mee op een reis naar de Verenigde Staten van Amerika. Emma is door het dolle heen, maar mama is net iets minder enthousiast. Is dit geschenk wel zo mooi als het lijkt? Kent Emma haar vader wel genoeg om alleen met hem op reis te gaan? Misschien is de terughoudendheid van haar moeder niet helemaal onterecht …

pl

Hoe vergeef je iemand die je op je zevende zomaar achterliet? Kun je zeven lange jaren van bitter weinig contact met een reisje uitwissen? Humor en scherpe confrontaties vormen de ingrediënten voor de zoektocht naar een antwoord op deze vragen.

2 Lees het fragment.

a Sluit het fragment aan bij jouw verwachting? Leg uit. Wat had je anders verwacht? b Vind je het verhaal realistisch? Geef een score op vijf en verklaar je keuze. c De titel van dit hoofdstuk is Feest en toch weer niet. Leg die uit. d De koelcel is inmiddels een heuse diepvriezer geworden. Wat bedoelt de auteur hiermee? e Beschrijf Emma’s gevoelens doorheen het fragment. f Welk thema uit opdracht 1 past volgens jou het best bij dit fragment? g Wat vind jij van Emma’s gedrag? Wat zou jij doen als je in haar schoenen stond? h ‘Ik kom van mijn leven mijn kamer niet meer uit’, zegt Emma op het einde van het fragment tegen zichzelf. Heb jij zoiets ook al eens gezegd? Meende je dat? Hield je dit vol? i Iedereen heeft wel eens ruzie thuis. Hoe zou dit conflict in een ander gezin kunnen verlopen? j Aan wie zou je dit boek aanraden? Waarom?

es ex e

54-57

m

a Welke thema’s zullen er volgens jou in dit boek aan bod komen? afscheid  –  anders zijn  – avontuur – familie – geheimen – geschiedenis – geweld –  griezel  – humor –  jaloers zijn  – liefde – magie – misdaad – mysteries –  mythische wezens  – oorlog – pesten –  problemen en ellende  – reizen – school –  sciencefiction  –  tussen twee culturen  –  verdrietig zijn  – vriendschap – wereldproblemen b Sporen cover en flaptekst jou aan om dit boek te lezen? Waarom wel/niet? c Geef twee redenen waarom dit verhaal tot de fictie behoort.

3 De auteur beschrijft de lichaamstaal van de moeder. Leef je in het personage in en speel hoe zij zich gedraagt.

Le

a Mijn moeder staat te kijken alsof ze zonet Sinterklaas met paard en al door de schoorsteen heeft zien vallen. b Sprakeloos hapt ze naar lucht als een goudvis die door een fatale salto naast zijn viskom is beland. c Mams haalt minachtend haar neus op. d Mams kijkt me aan met een blik die me duidelijk maakt dat ik beter mijn mond kan houden.

4 Op haar kamer stuurt Emma een boodschap naar haar vriendin. Schrijf dit bericht uit.

54-57

Genietend lezen

85


Genietend lezen

1 Bekijk de cover en lees de flaptekst.

aa

r

David houdt van feiten, getallen en zijn notitieboekje. Hij zit al 622 dagen alleen tijdens de schoolpauze. Kit gaat voor het eerst weer naar school nadat haar vader is verongelukt. Sinds haar vaders dood, weet Kit niet meer hoe ze met haar vriendinnen moet praten. In de pauze gaat ze daarom naast David zitten in de hoop met rust gelaten te worden. Maar Davids vreemde directheid blijkt juist een verademing. Zo ontstaat een wonderlijke vriendschap. Als Kit en David samen ‘Het ongelukproject’ opstarten om meer te weten te komen over het auto-ongeluk van Kits vader, hebben ze geen idee wat dit teweeg brengt. Kan hun vriendschap de waarheid overleven?

2 Lees het fragment.

Sluit het fragment aan bij jouw verwachting? Leg uit. Wat had je anders verwacht? Vind je het fragment realistisch? Geef een score op vijf en verklaar je keuze. Welk thema uit opdracht 1 past volgens jou het best bij dit fragment? Waarom vindt David het geven van een naam aan een pasgeboren kind simpelweg onlogisch? Mijn ouders hebben een David besteld. In plaats daarvan kregen ze mij. Wat bedoelt David hiermee? Waarom kun je volgens David geen Asperger meer hebben? Intussen zul je wel begrepen hebben dat ik anders ben. Wat vindt David anders aan zichzelf? Opgelet: je moet het niet hebben over wat anderen van hem vinden. Gelukkig verschillen de mensen van elkaar. Welke groepen mensen worden soms ook als anders ervaren? Wat denk jij hiervan? Vind jij, zoals David, dat de naam bij de persoon moet passen? Leg uit. Aan wie zou je dit boek aanraden? Waarom?

es ex e

58-60

a b c d

m

pl

a Welke thema’s zullen er volgens jou in dit boek aan bod komen? afscheid  –  anders zijn  – avontuur – familie – geheimen – geschiedenis – geweld –  griezel  – humor –  jaloers zijn  – liefde – magie – misdaad – mysteries –  mythische wezens  – oorlog – pesten –  problemen en ellende  – reizen – school –  sciencefiction  –  tussen twee culturen  –  verdrietig zijn  – vriendschap – wereldproblemen b Sporen cover en flaptekst jou aan om dit boek te lezen? Waarom wel/niet? c Geef twee redenen waarom dit verhaal tot de fictie behoort.

e

f g

h i j

3 Leef je in en speel woordloos hoe ze naast elkaar zitten.

Le

a Twee goede vriend(inn)en tijdens de middagpauze. b Twee klasgenoten die een hekel aan elkaar hebben. c David en Kit in de kantine.

86

DEEL 1


Je gebruikt een (online)woordenboek efficiënt.

13

Je communiceert beter met topische vragen.

Je leest teksten globaal.

14

15

103

Je communiceert aantrekkelijker met synoniemen.

Je onderzoekt woorden om preciezer te communiceren.

119

pl

115

Je zoekt de betekenis van onbekende woorden op verschillende manieren.

es ex e

17

Le

108

Je vertelt over een herinnering.

m

16

96

r

12

88

aa

2

11

18

20

129

Je geeft en krijgt feedback.

19

135

Je leest en bespreekt fragmenten uit het boek Gips 141 en formuleert je leeservaring.

Je oefent schooltaalwoorden.

147

150

Test jezelf!

155 161

Genietend lezen

162

PROJECT 1 – Pimp je leeshoek 163

87


(Online)woordenboeken efficiënt gebruiken

Voorkennis

8

samenstelling en afleiding

Je leert … je oefent … – alfabetisch rangschikken. – het belang van gestructureerde bronnen. – woorden opzoeken in een (online)woordenboek. – betere teksten schrijven door verwijswoorden te gebruiken.

r

11

1 Lees deze lijst.

Groepen

aa

••••• 4G 12:12 21%

+

Contacten

Paelinckx Bart Peeters Fran Peetersen Kobe Peetersen Liena Pham Chung Pichal Peter Pieters Eva

es ex e

Polat Zeynep

m

Peraer Alex

A • D • F • I • K • N • P • S • W • Z

pl

P

a Waar vind je zo’n lijst terug?

b Welke ordening* wordt er gebruikt?

c Waarom komt Peraer na Peeters?

d Waarom staat Peeters voor Peetersen?

Alfabetisch rangschikken

Le

143

Hoe rangschik je woorden alfabetisch? – Kijk naar de eerste letter van elk woord. – Overloop (in je hoofd) het alfabet. – Deze eerste letters zet je dan in alfabetische volgorde. – Bij gelijke beginletters rangschik je op de eerste niet-gelijke letter. Peraer, Peeters, Peetermans ↓ Peetermans, Peeters, Peraer

Opgelet: niets komt altijd vóór iets. Peeters, Peetersen de ordening

88

DEEL 2


2 Rangschik* deze woorden in alfabetische volgorde. a adder, aasgier, aal, aalscholver, addertandvis

b Mali, Malta, Malawi, Macedonië, Macau

aa

r

c Zoutleeuw, Zonhoven, Zottegem, Zoersel, Zonnebeke

d peterselie, pijlkruid, pijpajuin, pastinaak, paksoi, paprika, prei

automaten

b

gecontroleerd

c

vervelender

d

kalfje

woordsoort zelfstandig bijvoeglijk werkwoord naamwoord naamwoord

es ex e

a

trefwoord

m

woord

pl

3 Bij welk trefwoord vind je de betekenis van het woord in een (online)woordenboek? Vul aan.

e

145

Trefwoord

Het trefwoord in een woordenboek is het woord dat uitgelegd wordt. Een trefwoord is steeds de basisvorm. In een woordenboek staan de trefwoorden vetgedrukt en in kleur. Ze staan alfabetisch gerangschikt. Hoe vind je de basisvorm van een woord? – Voor een werkwoord zoek je de infinitief. zwemt → trefwoord zwemmen

gefietst

→ trefwoord fietsen

– Voor een zelfstandig naamwoord zoek je het enkelvoud in de kortste vorm. mannen → trefwoord man manen → trefwoord maan

Le

147

grafische

ongelukje → trefwoord ongeluk knuffeltje → trefwoord knuffel

– Voor andere woorden (bv. bijvoeglijke naamwoorden …) zoek je de kortste vorm. grote → trefwoord groot

zwarter

→ trefwoord zwart

– Voor samenstellingen en afleidingen zoek je de onbekende grondwoorden op. referentierichting → zoek bij referentie ontactvol → zoek bij tact

rangschikken

11  (Online)woordenboeken efficiënt gebruiken

89


4 Bekijk de verschillende woordenboeklemma’s voor het trefwoord romance.

romance

r

zelfst. naamw. (de) Verbuigingen: romances <br> romancen 1) een romantische liefdesgeschiedenis 2) een aandoenlijk lied 3) een aandoenlijk gedicht

aa

Uit: www.woorden.org

Betekenis ‘romance’ Je hebt gezocht op het woord: romance.

ro·man·ce (de; v(m); meervoud: romances, romancen)

Uit: www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands

Uit: Van Dale Pocketwoordenboek

ro-man-ce "roomãsə" de (mv –s, –n) , liefdesavontuur

m

ro•man•ce  de /roomãnse/ v m -s, -n  1 amoureuze verhouding 2 verhalend lied of gedicht over een gevoelig onderwerp

pl

1 amoureuze verhouding 2 verhalend lied of gedicht over een gevoelig onderwerp

Uit: Prisma Woordenboek Nederlands

es ex e

a Kruis aan of het woordenboeklemma deze informatie geeft. Onlinewoordenboeken woorden.org vandale.be

1

de betekenis(sen) van het woord

2

het lidwoord (de of het)

3

het genus (mannelijk m, vrouwelijk v of onzijdig o)

Van Dale Pocket­ Prisma woordenboek Woordenboek Nederlands Nederlands

4 het meervoud de uitspraak

Le

5

6 de klemtoon

b Welke keuze geniet jouw voorkeur? Waarom? c Bekijk het lemma van het Van Dale pocketwoordenboek. – Waarom staan er streepjes in het woord?

– Waarom is de a onderstreept bij de uitspraak?

90

DEEL 2


5 Beantwoord de vragen met behulp van je (online)woordenboek. a Markeer de juist geschreven woorden. cadeaus – cadeau’s

interessant – interresant – interressant

groentensoep – groentesoep

e-mailen – emailen

pannekoek – pannenkoek

abbonement – abonnement – abbonnement

r

b Noteer het meervoud van deze woorden.

aa

– dommerik – politica c Wat betekenen deze woorden? – raffineren

6 Lees de tekst en het woordenboeklemma.

pl

– fresco

es ex e

m

Toen hij nog een keer keek, zag hij ook dat het helemaal geen wolvenschip was. Het leek er in de vorm en stijl wel op. Het schip was slank in het midden, het zag er snel uit en het had beslist niet de brede, lage romp waaraan je een vrachtschip altijd zo goed kon herkennen. In tegenstelling tot de wolvenschepen die Devon had gezien, had deze bezoeker echter geen groot vierkant zeil dat dwars op de mast stond. In plaats daarvan was het getuigd met een driehoekig zeil dat hoog in de mast aan een lange, sierlijke gaffel vastzat. De vier houten, met metalen platen versterkte, ronde schilden die aan stuurboord over de verschansing hingen, waren daarentegen onmiskenbaar Skandisch.

Naar: Broederband 5 – De schorpioenberg, John Flanagan

romp

de (m) [-en]

lichaam zonder hoofd en ledematen hoofdvorm van een gebouw zonder toebehoren van schepen onderste deel van vliegtuigen het geheel zonder vleugels, wielen enz. kledingstuk of deel van kleding dat dat deel van het lichaam omsluit ondeugdelijke muskaatnoot, stuk muskaatnoot of kruidnagel

Le

1 2 3 4 5 6

Uit: Apple Woordenboek

11  (Online)woordenboeken efficiënt gebruiken

91


a Welke betekenis van romp is in de tekst van toepassing?

b Hoe weet je dat?

c Zoek de onderstreepte woorden op in het (online)woordenboek en noteer de betekenis.

r

– mast – stuurboord – verschansing d Zoek de betekenissen van deze twee werkwoorden op.

pl

– getuigen

aa

– gaffel

– tuigen

150

Context

m

e Van welk werkwoord is getuigd in de tekst het voltooid deelwoord? Hoe weet je dat?

es ex e

Als een woord meer dan één betekenis heeft, dan staat er in het woordenboek meestal voor elke betekenis een cijfer. Je kijkt dan welke betekenis van het woord in de context past. Het kamermeisje ververste gisteren nog de lakens en de sloop. sloop de, het; 1 v(m) en o slopen; overtrek ve kussen 2 m het slopen; afbraak →  Het kamermeisje ververste de lakens en de overtrek van het kussen.

7 Raadpleeg woordenlijst.org. Noteer telkens* de infinitief en kruis de vorm van het werkwoord aan. Soms zijn er meerdere mogelijkheden. werkwoord

prees

b

ploos uit

c

voer

d

droop

e

geplacht

f

sleep

Le

a

telkens

92

DEEL 2

infinitief

PV t.t.

vorm van het werkwoord v.t.

VD


8 Zoek online naar de gepaste betekenis van de gekleurde woorden. a Deze bacteriën overleven niet in zo’n zuur milieu. b Wie niet horen wil, moet voelen. c De rechercheur verifieerde het alibi van de verdachte. d Dat werk is nogal lomp geschilderd.

r

e Mijn grootmoeder kraaide dat ik moest komen eten.

aa

Hoe vind ik online de betekenis van een woord? Tip – Ga naar een onlinewoordenboek en tik het (tref)woord in. – In een zoekmachine tik je het (tref)woord in, samen met het woord ‘betekenis’. Klik een site aan.

m

pl

9 Vervang de vetgedrukte woorden door verwijswoorden (zij, hun, onze, die …). De stukjes uit woordenlijst.org kunnen je helpen.

1

es ex e

De drankautomaat bij de supermarkt is weer eens leeg. De drankautomaat wordt deze middag bijgevuld. Een overzicht van (van de drankautomaat) dranken vind je terug op de prijslijst.

2

Le

Tijdens de voetbalmatch plant de politie strenge veiligheidsmaatregelen. De politie wil koste wat het kost vermijden* dat supportersclans elkaar treffen. 500 van (van de politie) agenten worden ingezet om de veiligheid te verzekeren.

3

Dit is een middel tegen schimmelinfecties. Het middel is aangewezen bij de behandeling van huidinfecties ten gevolge van schimmels. (Van het middel) mogelijke bijwerkingen zijn jeuk, irritaties of een licht branderig gevoel. vermijden

11  (Online)woordenboeken efficiënt gebruiken

93


152

Woordsoorten Het (online)woordenboek informeert vaak ook tot welke woordsoort een woord behoort. Bij een zelfstandig naamwoord staat een lidwoord of het genus m, v of o (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig). schroevendraaier m (de-woord) dragen, droeg, gedragen

aa

Bij een bijvoeglijk naamwoord vind je soms de trappen van vergelijking.

r

Bij een werkwoord vind je de verleden tijd en het voltooid deelwoord.

kwaad, kwader, -st net, -ter, -st

pl

10 Het woord tijger komt tien keer voor. Kruis aan welke woorden tijger kunnen vervangen.

es ex e

m

De tijger staat misschien wel het meest bekend om zijn mooie goudgele, gestreepte vacht. Door de strepen 1 van de tijger kan 2 een tijger zich goed verstoppen in het bos. Iedere tijger heeft unieke strepen. 3 De tijgers hebben meer dan honderd strepen op de vacht 4 van tijgers, maar de strepen van iedere tijger zijn uniek.

Het gebrul 5 van een tijger is goed te horen. Maar 6 de tijger maakt ook ‘infrageluid’. Dat geluid is zó laag dat wij mensen het niet kunnen horen. Veel andere dieren horen het wel en weten zo dat ze moeten maken dat ze wegkomen. 7 Tijgers kunnen met hun infrageluid ook partners lokken. Het lage gebrul is van veel verder weg te horen dan het gewone gebrul.

Naar: National Geographic Junior

HIJ

van de tijger

2

een tijger

3

De tijgers

Le

1

4 van tijgers 5

van een tijger

6 de tijger 7

94

DEEL 2

Tijgers

ZIJN

DIE HET WILDE DIER KAT

ZE

HUN


36

Verwijswoorden Verwijswoorden gebruik je om woorden te vervangen. Zo maak je je tekst aangenamer om te lezen. Als je twijfelt over een verwijswoord, kan een (online)woordenboek je meestal helpen. Bij een zelfstandig naamwoord helpt het genus om het juiste verwijswoord te kiezen.

↓ Zij graast in de wei. Haar lammetjes staan vlakbij.

het everzwijn [-en] wild zwijn

r

de auto [m, -’s] voertuig op meer dan twee wielen ↓

Hij reed door het groen. Zijn lichten waren aan.

Het verstopt zich achter de boom. Zijn staart staat omhoog.

aa

de ooi [v, -en] vrouwelijk schaap

pl

11 Raadpleeg woordenlijst.org en verbeter de woorden indien nodig. Zoek de zes fouten.

20

mijn dag

m

januari

es ex e

Toen ik vanmorgen opstond, was het nog donker. Ik keek naar mijn smartphone en ik kon het uur niet zien. Er stond ‘Uw iOS is ge-updatet’. Dat heeft mijn toestel vannacht blijkbaar zelf beslist, want ik heb hier geen toesteming voor gegeven. Een halfuur later zat ik al in de klas. Tijdens plastische opvoeding verfden we onze portreten. ’De kleur die we gebruikten, moest je gevoel simboliseren’, zei de leraar. Toen ik naar school fietste, hoorde ik de vogeltjes fluiten. Daarom koos ik onmiddellijk voor de kleur groen. Ik denk dat ik wel iets moois gecrëerd heb. In de namiddag hadden we nederlands. Dan zit ik naast Youssef en dat vind ik wel fijn. Hij heeft supermooie ogen. Ik lette uiteraard weer wat minder op en keek wat meer opzij. Morgen is het sportdag. Zweten! :-(

Le

Tot morgen!

1

4

2

5

3

6

11  (Online)woordenboeken efficiënt gebruiken

95


Beter communiceren met topische vragen

Voorkennis

1

OVUR

3

bedoeling van de zender

4

onderwerp volgorde zinsdelen

5

oriënterend lezen

Je leert … je oefent … – hoe je een kijk- en luisteropdracht aanpakt. – je voorkennis activeren met topische vragen. – een tekst of een onderwerp verkennen met de hulp van topische vragen. – reportages bekijken. – een krantenbericht schrijven.

r

12

OV UR

a b c d e f g h i

Wat zie je? Wat is de titel? Welke sport zal er getoond worden? Wat is een haka? Wie maakte het filmpje? Wat weet je over deze zender? Waarom zou de zender dit filmpje tonen? Waar zou dit evenement plaatsvinden? Wanneer zou dit gebeuren?

pl

62

1 Bekijk het beginscherm van een reportage die je straks zal bekijken. Oriënteer je op het fragment.

m

OV UR

aa

Portfolio

2 Bereid je voor op de kijkopdracht.

es ex e

a Ga na wat je over deze zaken al weet: rugby, haka, Sporza, Nieuw-Zeeland. b Wat zou je in het fragment te weten willen komen? Noteer twee vragen.

c Wat zal je straks met de informatie uit het fragment moeten doen? d Dit is niet je eerste kijkopdracht. Welke tips gebruik je na de vorige opdrachten?

OV UR

3 Bekijk het begin van de reportage.

Le

a Wat kom je al te weten? b Wat verwacht je nog te zien in de rest van het fragment? c Waarom zou jij verder naar deze repor­ tage kijken?

96

DEEL 2


OV UR

4 Bekijk het hele fragment. a Dit zijn de antwoorden. Noteer de vragen bij het fragment. – een rugbykamp – tijdens de paasvakantie – jongeren, zowel jongens als meisjes

r

– een traditionele Nieuw-Zeelandse oorlogsdans – om de tegenstander bang te maken

aa

of om respect te tonen

b Markeer het eerste woord van elke vraag die je noteerde. Noteer nog enkele vraagwoorden.

5 Reflecteer op de kijkopdracht. a Wat liep er goed?

m

OV UR

pl

c Formuleer met vraagwoorden nog twee andere vragen over de rugbysport.

es ex e

b Wat zou je bij een nieuwe kijkopdracht anders doen?

Topische vragen

Een tekst kun je verkennen door er topische vragen over te stellen. Met behulp van vraagwoorden ga je na over welke informatie je beschikt. Veelvoorkomende vraagwoorden zijn: Wie? Wat? Waar? Wanneer? Welk(e)? Waarom? Waardoor? Waarmee? Hoe? Hoelang? Hoeveel? … Vaak kun je niet alle vragen bij een tekst stellen en moet je de vragen aanpassen. Ook als je een onderwerp wil verkennen, kun je de topische vragen gebruiken. Je wilt een spreekbeurt over een bekend persoon houden. – Wie is die persoon? – Wat doet die persoon? – Waarom heb ik die persoon gekozen? – Waar leeft/werkt/woont die persoon? – Welke verdienste heeft die persoon? – Hoe heb ik die persoon leren kennen?

Le

128

12  Beter communiceren met topische vragen

97


OV UR

a b c d e f g

Wat zie je? Wat is de titel? Welk soort fragment zal er getoond worden? Wat is een wolkenatlas? Wie maakte het filmpje? Wat weet je over deze zender? Waarom zou de zender dit filmpje tonen?

r

63

6 Bekijk het beginscherm van een reportage die je straks zal bekijken. OriĂŤnteer je op het fragment.

7 Bereid je voor op de kijkopdracht.

aa

OV UR

pl

a Wat zal je straks met de informatie uit het fragment moeten doen? b Wat zou je in het fragment te weten willen komen? Noteer twee vragen.

OV UR

8 Bekijk het fragment.

m

c Met welke kijktips van de vorige opdracht probeer je nu rekening te houden?

es ex e

a Dit zijn de antwoorden. Noteer de vragen bij het fragment.

De nieuwe versie werd aangevuld met nieuwe wolken.

enkele tientallen jaren

Ze hebben een belangrijk effect op het klimaat.

Le

een lijst met alle soorten wolken die er bestaan

Het criterium is dat ze vaak moeten voorkomen.

b Hoe leidt het nieuwsanker het fragment in?

98

DEEL 2

De hoge wolken of cirruswolken zie je het meest.


OV UR

9 Reflecteer op de kijkopdracht. a Wat liep er goed?

10 Bekijk het beginscherm van een reportage die je straks zal bekijken.

aa

64

a Oriënteer je op het fragment. Observeer* enkel wat bij de reportage hoort. – Wat zie je? – Wat is de titel? – Welk soort fragment zal er getoond worden? – Wie maakte het filmpje? – Wat weet je over deze zender? – Waarom zou de zender dit filmpje tonen? b Lees de titel en de inleiding. – Over wie gaat het?

m

– Waarom is hij bijzonder?

pl

OV UR

r

b Wat zou je bij een nieuwe kijkopdracht anders doen?

– Waar speelt het fragment zich af?

– Wanneer speelt het fragment zich af?

es ex e

11 Bereid je voor op de kijkopdracht. OV UR

a Wat zal je straks met de informatie uit het fragment moeten doen? b Wat zou je in het fragment te weten willen komen? Noteer twee vragen.

c Met welke kijktips van de vorige opdracht probeer je nu rekening te houden?

12 Bekijk de reportage. Je krijgt nieuwe informatie. Formuleer er vijf vraagwoordvragen over. Noteer ook de antwoorden. OV

Le

UR

observeren

12  Beter communiceren met topische vragen

99


13 Reflecteer op de kijkopdracht. OV UR

a Wat liep er goed?

b Welke kijktips uit de voorbereiding (zie opdracht 11) hebben jou geholpen?

aa

r

c Wat zou je bij een nieuwe kijkopdracht anders doen?

14 Als schoolopdracht schreef Yasmine een artikel over een kunstroof.

a Gebruik de informatie uit het fragment om de tekst zo precies mogelijk aan te vullen.

pl

SPECTACULAIRE KUNSTROOF

In de 1 … Sint-Baafskathedraal is op klaarlichte dag een kunstwerk gestolen. Het gaat om het beeld ‘Salomé’ van de kunstenaar 2 … . Van de daders ontbreekt elk spoor. gestoken worden. Niemand van de bewakers of de bezoekers heeft wat gemerkt.’

es ex e

m

Het beeld maakte deel uit van de tentoonstelling 3 … . Op een sokkel zie je een 4 … en een 5 … . Het is uit carraramarmer gehouwen en precies afgewerkt. Ondanks het edele materiaal en de verfijnde techniek zorgt het kunstwerk voor een lugubere sfeer. ‘Het is voorlopig een raadsel hoe dit werk zomaar is verdwenen’, zegt de directeur. ‘Het weegt echt wel wat en kan niet zomaar in een binnenzak

1

4

2

5

En ook de bedoeling van de kunstroof is onbekend. Houden de dieven het werk voor zichzelf? Het verkopen is bijna onmogelijk zonder certificaat van de kunstenaar. Misschien zullen ze er wel losgeld voor vragen. De toekomst zal dit uitwijzen.

3

b Noteer de vraagwoordvragen die Yasmine in elke alinea probeerde te beantwoorden.

Le

inleiding

midden

1

2 3

100

DEEL 2


Naam

Klas

Nr.

Een krantenbericht schrijven

aa

r

15 Volg het stappenplan en schrijf een krantenbericht. Kies een van deze twee situaties.

situatie 1

situatie 2

Gebruik je fantasie en schrijf een krantenbericht over een kunstroof. Het gestolen kunstwerk is een onbekend werk en komt uit de privécollectie van een rijke industrieel.

pl

Gebruik je fantasie en schrijf een krantenbericht over een kunstroof. Het gestolen kunstwerk is een beroemd meesterwerk uit een befaamd museum.

a Lees de opdracht aandachtig en oriënteer je op de schrijfopdracht. – Wat is de bedoeling van het krantenbericht? – Wat is het onderwerp van het krantenbericht? – Wie is het doelpubliek van het krantenbericht? – Welke taal past bij jouw bericht?  ◯  formele taal   ◯  informele taal – Bekijk in de evaluatiefiche op welke criteria je straks wordt geëvalueerd. Noteer ook een persoonlijk werkpunt bij je eigen criteria.

OV UR

b Verzamel de informatie voor de inleiding van het krantenbericht. – Wat werd er gestolen? – Wanneer werd het gestolen? – Wie is de kunstenaar? – Waar werd het gestolen?

es ex e

m

OV UR

c In de eerste alinea van het middenstuk beschrijf je het kunstwerk. – Wat zie je? – Waaruit is het kunstwerk gemaakt? – Wat ervaar je bij het bekijken? d In de tweede alinea van het middenstuk vertel je hoe de overval gebeurde. Gebruik je fantasie. – Hoe is het kunstwerk verdwenen? – Hoe hebben de daders dit aangepakt? – Waarom merkte de bewaking niets?

Le

e In de laatste alinea probeer je de bedoeling van de daders te beschrijven. Gebruik je fantasie. – Waarom hebben de dieven het werk gestolen? – Wat willen ze met het kunstwerk aanvangen? – Hoe groot zijn hun kansen op succes? Deze hulpmiddelen kun je gebruiken: ◯◯ spellingcorrector ◯◯ (online)woordenboek ◯◯ vademecum ◯◯ tussentijdse feedback* ◯◯ hulpkaarten 1, 2, 7-10 ◯◯ schrijfkader de feedback

12  Beter communiceren met topische vragen

101


f Schrijf de inleiding en het middenstuk uit.

– Maak eerst een kladversie. Tip – Zorg dat de boodschap volledig, duidelijk en gepast is. – Lees je tekst hardop na. Pas aan wat stroef klinkt. – Laat je krantenbericht nalezen door een klasgenoot en vraag om advies. Indien nodig pas je de tekst aan.

g Werk de definitieve versie uit. Verzorg de afwerking. h Beoordeel elke uitspraak over je krantenbericht met een score op 5. Wissel daarna je tekst met een klasgenoot. Geef ook hem/haar scores.

aa

OV UR

r

OV UR

mijn score

102

1 Is het bericht volledig: weet de lezer wat hij moet weten?

108

pl

2 Is de informatie duidelijk: begrijpt de lezer alles meteen? 3 Is de boodschap kort geformuleerd?

4 Is de communicatie gepast: past het taalgebruik bij de ontvanger? 328

m

5 Zijn de zinnen en woorden correct? – Begint elke zin met een hoofdletter? – Eindigt elke zin met een leesteken? – Zijn alle werkwoorden correct gespeld? – Werden er geen woorden of letters vergeten? mijn Eigen criteria

331 267 280

es ex e

286

6

304

7 extra criteria 8

9

Wat ging goed?

Wat ging minder goed?

Le

Mijn werkpunten bij een volgende schrijfopdracht: – –

i

102

klasgenoot

DEEL 2

Stop je schrijffiche in je portfolio.


Teksten globaal lezen

Voorkennis

5

oriënterend lezen

Je leert … je oefent … – hoe je een leesopdracht aanpakt. – oriënterend en globaal lezen. – het onderwerp en de hoofdpunten zoeken. – kernzinnen vinden. – alinea’s en de tekststructuur IMS.

r

13

1 Lees de tekst oriënterend. a Wat is het onderwerp van deze tekst?

aa

65

b Voorspel in één zin waarover deze tekst gaat. Maak van je antwoord een vraagwoordvraag.

pl

c Wat wordt er besproken over dit onderwerp? Geef één woord per alinea.

m

d Welke vragen heb jij over deze tekst en dit onderwerp?

2 Lees van de tekst in je bronnenboek de inleiding, het slot en het begin en einde van elke alinea. a Wie of wat is Graham?

es ex e

65

b Waarom werd hij gemaakt?

c Klopt je voorspelling uit opdracht 2?

d Zijn jouw vragen uit opdracht 2 beantwoord? Heb je nieuwe vragen?

3 Lees de inleiding opnieuw.

65

a Waaraan herken je de inleiding?

Le

b Wat doet de schrijver hier in de inleiding? Kies uit: ◯◯ Hij geeft zijn mening over het onderwerp. ◯◯ Hij vertelt waarover de tekst gaat. ◯◯ Hij maakt de lezer nieuwsgierig, zodat hij de tekst leest. ◯◯ Hij geeft de belangrijkste informatie uit de tekst.

4 Lees het slot.

65

a Waaraan herken je het slot?

13  Teksten globaal lezen

103


b Wat doet de schrijver hier in het slot? Kies uit: ◯◯ Hij geeft nog nieuwe informatie. ◯◯ Hij sluit de tekst mooi af. ◯◯ Hij maakt reclame voor een volgend artikel. ◯◯ Hij vat de tekst samen. ◯◯ Hij herhaalt de hoofdzaken.

a Waaraan herken je de alinea’s van het midden?

aa

65

r

5 Bekijk het middenstuk van de tekst.

pl

b Uit hoeveel alinea’s bestaat het midden?

20

Inleiding, midden en slot

Veel goed opgebouwde teksten bestaan uit een inleiding (I), een midden (M) en een slot (S). Niet alle teksten bestaan uit deze drie delen.

es ex e

24

m

c Enkel de eerste en de laatste zin van elke alinea zijn leesbaar. Heb je al een idee waar die alinea’s over gaan?

Met een inleiding wil de schrijver de aandacht van de lezer trekken. Hij probeert de lezer te overhalen om de hele tekst te lezen.

In het midden van de tekst staat de meeste informatie. Hierin wordt het onderwerp uitgewerkt in zijn verschillende hoofdpunten. Vaak staat er één hoofdpunt in één alinea. Een alinea herken je aan de opmaak (een witregel tussen twee alinea’s, inspringen, de volgende alinea op een nieuwe regel laten beginnen …). Soms heeft een alinea ook een tussentitel (of tussenkopje). Wanneer de laatste alinea de tekst afrondt, is er een slot. In een slot kun je antwoorden op de vraag uit de inleiding, een conclusie trekken of de hoofdgedachte herhalen. In een slot staat geen nieuwe informatie.

Le

6 Lees de tekst.

66

a Wat is het onderwerp van de tekst?

b Wat wil de schrijver met zijn tekst bereiken?

c Heeft deze tekst een tweedelige (I-M) of een driedelige (I-M-S) structuur?

104

DEEL 2


d Hoeveel hoofdpunten behandelt het middenstuk?

e Vat elk hoofdpunt in één woord samen.

f Stel bij elk hoofdpunt een vraag waarop de alinea een antwoord geeft.

r

– alinea 2

aa

– alinea 3 – alinea 4 – alinea 5 – alinea 6

pl

g Lees de eerste en de laatste zin van de alinea’s van het middenstuk. Kruis aan wat past. In deze alinea vind je het antwoord op je vraag (zie opdracht f) … in de laatste zin.

3

alinea 4 5

6

m

in de eerste zin.

2

zowel in de eerste als in de laatste zin.

es ex e

niet in de eerste en ook niet in de laatste zin.

Globaal lezen

Als je meer wilt weten over de inhoud van de tekst, lees je de inleiding en het slot. Je probeert ook de hoofdpunten te achterhalen. Hiervoor lees je naast de tussentitels ook de eerste en de laatste zin van elke alinea. Zo vorm je je een beeld van het onderwerp en de verschillende hoofdpunten die besproken worden. Deze leesstrategie heet globaal lezen. Oriënterend lezen

Waarom?

Globaal lezen

Om een eerste indruk van de tekst te Om het onderwerp en hoofdpunten uit krijgen. de tekst te halen. Om onderwerp, teksttype, doelpubliek … te bepalen.

Je let op … de titel de illustraties opvallende woorden de schrijver de bron …

Le

52

inleiding en slot tussentitels eerste en laatste zin van een alinea …

13  Teksten globaal lezen

105


7 Lees de tekst globaal. 67

a Wat is het onderwerp van de tekst?

b Wat weet jij al over dit onderwerp? Wat verwacht je van deze tekst?

r

c Lees de eerste en de laatste zin van elke alinea uit het middenstuk. Noteer telkens het hoofd­punt in een vraag. – alinea 2

aa

– alinea 3 – alinea 4 – alinea 5 – alinea 6

pl

d Welke zin hielp je het meest bij het formuleren van de hoofdpunten? Noteer een E naast de vraag als het de eerste zin van de alinea was. Noteer een L als het de laatste zin van de alinea was. – alinea 3 – alinea 4 25

Kernzinnen

– alinea 5

– alinea 6

m

– alinea 2

es ex e

In een goed geschreven tekst bevat elke alinea één hoofdpunt. Die gedachte wordt uitgedrukt in een kernzin. Je vindt de kernzin meestal helemaal vooraan de alinea (eerste zin) of helemaal achteraan (laatste zin). De andere zinnen zijn aanvullende zinnen. Ze geven meer informatie bij het hoofdpunt (voorbeelden, argumenten, uitleg …).

8 Lees de tekst oriënterend.

68

a Wat is het onderwerp van deze tekst?

b Wat is het teksttype?

Le

c Welk hoofddoel heeft de schrijver voor ogen?

d Voorspel in één zin waarover deze tekst gaat. Maak van je antwoord een vraagwoordvraag.

e Wat wordt er besproken over dit onderwerp? Geef één woord per alinea.

f Wat weet je al over het onderwerp? g Welke vragen heb jij over deze tekst en dit onderwerp?

106

DEEL 2


9 Lees de tekst globaal. 68

a Wat is het onderwerp van de tekst?

b Lees de eerste en de laatste zin van elke alinea uit het middenstuk. Noteer telkens het hoofd­punt in een bevelvorm. – alinea 2

r

– alinea 3

aa

– alinea 4 – alinea 5 – alinea 6

c Welke zin hielp je het meest bij het bepalen van de hoofdpunten? Noteer een E als het de eerste zin en een L als het de laatste zin van de alinea was. – alinea 5

pl

– alinea 2 – alinea 3

– alinea 6

– alinea 4

m

d Wat doet de schrijver hier in de inleiding. Kies uit: ◯◯ Hij geeft zijn mening over het onderwerp. ◯◯ Hij vertelt waarover de tekst gaat. ◯◯ Hij maakt de lezer nieuwsgierig, zodat hij de tekst leest. ◯◯ Hij geeft de belangrijkste informatie uit de tekst.

es ex e

e Wat doet de schrijver hier in het slot? Kies uit: ◯◯ Hij geeft nog nieuwe informatie. ◯◯ Hij sluit de tekst mooi af. ◯◯ Hij maakt reclame voor een volgend artikel. ◯◯ Hij vat de tekst samen. ◯◯ Hij herhaalt enkele hoofdpunten.

10 Lees de tekst globaal.

a Wat is het onderwerp van de tekst?

69

b Wat weet jij al over dit onderwerp? Wat verwacht je van deze tekst?

Le

c Lees de eerste en de laatste zin van elke alinea uit het middenstuk. Noteer telkens het hoofd­punt in een vraag. – alinea 2

– alinea 3 – alinea 4 – alinea 5

d Welke zin hielp je het meest bij het formuleren van de hoofdpunten? Noteer een E naast de vraag als het de eerste zin van de alinea was. Noteer een L als het de laatste zin van de alinea was. – alinea 2

– alinea 4

– alinea 3

– alinea 5 13  Teksten globaal lezen

107


Aantrekkelijker communiceren met synoniemen

14

8

samenstelling en afleiding

11

(online)woordenboek

r

Voorkennis

Je leert … je oefent … – teksten aantrekkelijker en duidelijker maken. – gepaste synoniemen kiezen. – woordherhaling vermijden. – synoniemen (online) opzoeken. – de context onderzoeken om de woord­ betekenis te achterhalen.

NORA VAN HESEN taekwondoka 26-jarige vrouw uit Antwerpen Europees kampioene WK-finaliste bijnaam: Knock-out-Nora

pl

aa

1 Maak de tekst aantrekkelijker. Vervang de gekleurde woorden. Je vindt inspiratie in de fiche.

NORA VAN HESEN STOPT

es ex e

m

1 Nora Van Hesen stopt met taekwondo. Dat heeft 2 Nora Van Hesen gisteren aangekondigd op een persconferentie. 3 Nora Van Hesen blesseerde zich aan haar scheenbeen tijdens de WK-finale tegen de Marokkaanse Azouah. Deze blessure dwingt 4 Nora Van Hesen om te stoppen. 5 Nora Van Hesen zal zich vanaf nu bezighouden met het trainen van jongeren in de Antwerpse taekwondoclub. 6 Nora Van Hesen verklaarde: ‘Blessures horen bij de sport en het is spijtig dat mijn carrière zo moet eindigen. Ik ben wel trots op wat ik bereikt heb en ga nu proberen om jongeren te inspireren.’

Van Hesen tijdens een opwarming.

1

4

2

5

3

6

2 Noteer de woorden die het best in de zinnen passen.

Le

a Kies uit: vreten – eten – nuttigen.

– Koning Filip … zijn maaltijd in de balzaal. – Het varken … onze restjes op in enkele luttele seconden. – Ik … vanmiddag thuis, omdat mijn moeder ook thuis is.

b Kies uit: bak – auto – rammelkar. – Die … valt bijna helemaal uit elkaar. Wat een wrak! – Kom je langs met de fiets of met de … ? – Wauw, wat een snelheid! Echt een vette … !

108

DEEL 2


376

Synoniemen Synoniemen zijn woorden met ‘ongeveer’ (≈) dezelfde betekenis. bedroefd ≈ droevig ≈ ongelukkig ≈ treurig ≈ triest ≈ verdrietig Woorden kunnen verschillen in gevoelswaarde. Daardoor passen sommige synoniemen niet in bepaalde situaties.

aa

3 Vervang de gekleurde woorden door een synoniem.

r

Flik is een synoniem voor politieagent. →  Je spreekt een politieman beter niet aan met flik.

pl

Lisa

m

Vandaag was een 1 beroerde dag. Eerst zat ik op de bus naast een 2 irritante snotneus die maar niet stil kon zitten. De rit naar school leek uren te duren. De eerste lessen waren 3 doods. Zeker toen mevrouw Winters begon over de oude Egyptenaren.

es ex e

In de namiddag hadden we lichamelijke opvoeding. Dat is 4 doorgaans leuk, maar vandaag moest die 5 zelfingenomen Brent alle aandacht opeisen. Hij vond er niets beters op dan in zijn 6 afschuwelijke onderbroek door de turnzaal te lopen. Meneer Vrints was 7 furieus. Hij 8 berispte die 9 idiote Brent en was nog de hele les slechtgezind. Daardoor moesten we twintig toeren extra lopen. Ik ben helemaal 10 afgepeigerd en ga nu al slapen. Het is 20.10 u. Tot morgen! Xx Lisa

6

2

7

3

8

4

9

5

10

Le

1

14  Aantrekkelijker communiceren met synoniemen

109


4 Zoek voor elk onderstreept woord twee synoniemen in de andere uitnodigingen.

Tobias wordt 9!

r

Hij geeft een tof feestje op woensdag 9 april. Het begint om 14 u. en stopt om 17 u. We spelen spelletjes en er zijn overheerlijke hapjes. Laat je iets weten als je niet kunt komen?

pl

aa

wordt 16 en geeft een spetterende fuif! Noteer 17 augustus alvast in je agenda. We starten om 20 u. en sluiten af om 2 u. Wees gerust, er is eten dankzij De Frietkraam. Geef een seintje als je er niet bij kunt zijn.

2

m

1

es ex e

Marie-José en François zijn 25 jaar getrouwd. Dat verdient een sublieme viering. Het feest vangt aan om 16 u. en eindigt om 23 u. Een heerlijk maal wordt voorzien door restaurant De Pollepel. Gelieve te verwittigen wanneer u er niet bij kunt zijn. Tot dan!

3

Tobias wordt 9!

Le

Hij geeft een tof feestje op woensdag 9 april. Het begint om 14h en stopt om 17h. We spelen spelletjes en er zijn overheerlijke hapjes. Laat je iets weten als je niet kunt komen?

Marie-José en François zijn 25 jaar getrouwd. Dat verdient een sublieme viering. Het feest vangt aan om 16h en eindigt om 23h. Een heerlijk maal wordt voorzien door restaurant De Pollepel. Gelieve te verwittigen wanneer u er niet bij kunt zijn. Tot dan!

wordt 16 en geeft een spetterende fuif! Noteer 17 augustus alvast in je agenda. We starten om 20h en sluiten af om 2h. Wees gerust, er is eten dankzij De Frietkraam. Geef een seintje als je er niet bij kunt zijn.

feestje

spetterend starten het eten eindigen

110

DEEL 2


5 Zoek synoniemen in de blurbs.

aa synoniem

oud

roekeloos

arresteren

de speurder

pl

Bij een brutale inbraak wordt onder andere een replica van een antiek beeld gestolen. Rechercheurs Eric en Brigitte zetten de achtervolging in. Wanneer tijdens de vlucht de achterklep van de bestelwagen van de dieven openvliegt, valt het gestolen beeld stuk op straat. Tot grote verbazing van de achtervolgende agenten én van de inbrekers ligt de straat plots* bezaaid met honderden geldbriefjes die gretig opgeraapt worden door tientallen omstaanders. Het is nu aan de rechercheurs om niet enkel de dieven te klissen, maar ook het gestolen geld opnieuw te verzamelen. Een ingewikkelde* zaak.

Tip

r

Een blurb is een samenvatting van een boek, een film, een game, een serie …

de imitatie

m

de verrassing

es ex e

In De Premier wordt de Belgische eerste minister op weg naar een belangrijke ontmoeting ontvoerd. Hij verneemt dat ook zijn vrouw en kinderen worden gegijzeld. De premier zal hen enkel terugzien als hij de persoon die hij later die dag zal ontmoeten, vermoordt. En die persoon is niemand minder dan … de president van de Verenigde Staten. De premier staat voor een onoplosbaar dilemma: kiezen voor zijn publieke plicht of voor zijn vrouw en kinderen. Wat begon als een veelbelovende dag ontaardt in een ware nachtmerrie en emotionele rollercoaster.

gewichtig

gekidnapt te weten komen de echtgenote zijn gevangengenomen de angstdroom

Synoniemen zoeken

Hoe zoek je synoniemen met je computer? Selecteer het woord in het programma Word, klik daarna op je rechtermuisknop en kies synoniemen. Er verschijnt een hele lijst. In een zoekmachine tik je trefwoord (bv. bedroefd) synoniem in en je krijgt websites met synoniemen.

Le

376

synoniem

plots ingewikkeld

14  Aantrekkelijker communiceren met synoniemen

111


6 Deze woorden drukken een emotie uit. Plaats deze woorden in het juiste vlak.

aa

r

Kies uit: korzelig – kregelig – misnoegd – ongelukkig – ontstemd – onvoldaan – opgetogen – opgewekt – verdrietig – verheugd – welgezind – zalig.

7 Noteer de synoniemen die in de zin passen.

a verlichten ≈ verzachten, beschijnen, vergemakkelijken, verminderen, belichten – De zalfjes verlichten de hevige jeuk.

pl

– De lantaarns verlichten de tuinbeelden.

– Vaat- en wasmachines verlichten de huishoudelijke taken.

m

– Goede afspraken en een planning verlichten de stress.

b gaan ≈ stappen, functioneren, verkeren, vertrekken, bewegen, rinkelen, lukken, zullen, trekken – Waar gaan ze nu weer naartoe?

es ex e

– Wat gaan ze nu weer doen?

– Gaat Jonah met Anja? Ik dacht dat hij op Evy was. – Gaat het? Moet ik helpen? – Het is al laat. We gaan.

– Luister? Gaat de telefoon?

8 Noteer een gepast synoniem voor het gekleurde woord. Eerst bedenk je zelf een antwoord. Daarna raadpleeg je online een synoniemenzoeker. Blijf je bij je keuze? Eerste voorstel

De spoedarts bekijkt mijn gekneusde knie aandachtig.

b

Na een hele dag op zee eten de hongerige matrozen hun karig rantsoen.

c

Toen de kleuter zijn zin niet kreeg, begon hij uitdagend te huilen.

d

Een jonge hond moet je goed opleiden, anders zorgt die voor problemen.

e

Terwijl jullie vakantie nemen, zullen wij wel werken.

Le

a

112

DEEL 2

Nieuwe keuze (indien nodig)


9 Herhaalde, weinigzeggende woorden maken een tekst saai. Vul de thesaurus aan. Deze synoniemenlijst kan je helpen om je teksten duidelijker en aantrekkelijker te maken.

Een thesaurus is een woordenboek met synoniemen en verwante begrippen van woorden.

Tip

MIJN THESAURUS LOPEN wandelen

LACHEN glimlachen

enorm

m

plezant

GROOT

pl

LEUK

loeren

aa

fluisteren

KIJKEN

VERDRIETIG

es ex e

GOED foutloos

r

ZEGGEN

treurig

MOOI knap

Le

10 Gebruik synoniemen om Dietses e-mail aantrekkelijker te maken. D

di 15/08 18:32

Dietse <dietse@telenet.be> Dag mama en papa Gisteren hebben we 15 km gegaan en ’s avonds waren we moe. Deze morgen was iedereen stram en daardoor kwamen we moeilijk uit de tent. Vanmorgen zei onze leider dat er vanavond karaoke was. Het was grappig. Ik heb zojuist de Kabouterdans gezongen samen met Lode. Dat was lachen. Het eten is goed. Pjotr zit in het gips. Hij is verdrietig, omdat hij niet mee op dagtocht mag. Ik vind het hier heel leuk, maar ik mis jullie wel een beetje. Vrijdag ben ik terug. Tot dan! Groetjes Dietse

14  Aantrekkelijker communiceren met synoniemen

113


a Gisteren hebben we 15 km gegaan. b ’s Avonds waren we moe. c We kwamen moeilijk uit de tent. d Vanmorgen zei onze leider dat er vanavond karaoke was. e Het was grappig.

r

f Dat was lachen. h Pjotr is verdrietig, omdat hij niet mee op dagtocht mag. i

Ik vind het hier heel leuk.

aa

g Het eten is goed.

11 Raad de betekenis van de gekleurde woorden. Gebruik de aanwezige informatie.

pl

a Na een jaar hard werken gaf hij een expositie. Met die tentoonstelling wilde hij een nieuw publiek aantrekken.

m

b In de verte zag hij een roedel. De groep herten schrok op en vluchtte in het struikgewas.

c Kun je alstublieft nog eens recapituleren? Ik heb die herhaling echt wel nodig.

es ex e

d Gelukkig kregen we reductie. Door deze korting viel de toegangsprijs mee.

e In het fragment zagen we hoe de thorax of met andere woorden de borstkas werd geopend.

46 47

Onbekende woorden in een tekst

Lees je een onbekend woord in een tekst, dan raad je soms de betekenis met behulp van een synoniem dat in de buurt van het woord staat. Hij gedraagt zich erg matuur, maar zijn zus is helemaal niet zo volwassen. Eline werkt consciëntieus. Haar zorgvuldigheid is voorbeeldig.

Le

Een signaalwoord geeft soms aan dat je een synoniem kunt verwachten: met andere woorden, oftewel … Monotone oftewel eentonige kleuren ogen eerder saai. Arachnofobie of met andere woorden spinnenvrees komt vaak voor.

114

DEEL 2


Over een herinnering vertellen 1

OVUR

6

formeel en informeel actief luisteren

12

topische vragen

13

IMS-structuur

r

Voorkennis

Je leert … je oefent … – een programma globaal en intensief bekijken. – notities nemen met kern­woorden in een IMS-structuur. – het stemgebruik van een spreker met behulp van VITA beoordelen. – een spreekopdracht uitvoeren met kernwoorden in een IMS-structuur. – feedback over de spreekopdracht geven en ontvangen.

Portfolio

aa

15

1 Bekijk het verhaal van Karolien.

es ex e

m

pl

a Beschrijf wat je zag. – Wie zag je? – Waarmee begon het fragment? – Wat volgde daarop? – Waarmee eindigde het fragment? b Beschrijf het verhaal dat je hoorde. – Wie zijn de hoofdpersonages? – Wat weet je over hen? – Waarover gaat het verhaal? – Wanneer speelt het verhaal zich af? – Waar speelt het verhaal zich af? – Wat was er zo bijzonder aan? c Welke zin vat de herinnering van Karolien het best samen? ◯◯ Karolien verhuisde naar Kinshasa. Jacky woonde buiten hun compound. ◯◯ Jacky en Karolien waren heel verschillend, maar ze beleefden samen een avontuur. ◯◯ Karolien en Jacky waren even oud, maar hadden een totaal verschillend leven.

2 Luister nog eens. Let op de opbouw van het verhaal en bestudeer hoe de vertelster haar verhaal brengt.

Le

a Let op de IMS-structuur. – Waarmee begint het verhaal? – Wat hoor je in het middenstuk? – Hoe eindigt het verhaal? b Wat maakt het aantrekkelijk om naar de vertelster te luisteren? c Bespreek haar stemgebruik. Denk aan volume, intonatie, tempo en articulatie. d Wat hoort de kijker op de achtergrond? Waarom zouden de makers hiervoor kiezen?

7

Volume, intonatie, tempo en articulatie Door de manier waarop je jouw zinnen uitspreekt, druk je uit wat je denkt en hoe je je voelt. Je drukt je emoties uit door het volume (luid of stil), de intonatie (hoog of laag), het tempo (traag of snel) en de articulatie (duidelijk of onduidelijk). Je kunt deze vier zaken onthouden met het ezelsbruggetje VITA (volume, intonatie, tempo, articulatie). Iemand die heel boos is, kan heel luid beginnen roepen. (volume) Iemand die bang is, zal vaak hoger beginnen praten. (intonatie) Iemand die gehaast is, zal snel praten. (tempo) Iemand die boos is, maar het niet hardop durft te zeggen, mompelt binnensmonds. (articulatie)

15  Over een herinnering vertellen

115


situatie 2

situatie 1

herinnering aan een aangrijpend moment

aa

herinnering aan een vakantie

r

3 Beluister nog een herinnering.

a Vink de situatie die je beluisterde, aan en vul het schema aan met kernwoorden. – Inleiding Wie? Waar? Wanneer? – Midden – Slot

m

pl

Wat?

b Beoordeel het stemgebruik van de verteller. Geef telkens een score. /5

– tempo

/5

– intonatie

/5

– articulatie

/5

es ex e

– volume

c Vertel de herinnering na. Gebruik hiervoor het schema met kernwoorden. Oefen eerst enkele keren en let op jouw stemgebruik.

d Geef feedback over de prestatie van een klasgenoot. Noteer ook de feedback die jij kreeg. Overloop hiervoor samen deze vragen. – – – – – –

Hoe verliep het voorstellen van de herinnering? Was de IMS-structuur in het verhaal duidelijk? Hoe was mijn volume? Hoe was mijn intonatie? Hoe was mijn tempo? Hoe was mijn articulatie?

O  O  O  O  O  O O  O  O  O  O  O O  O  O  O  O  O O  O  O  O  O  O O  O  O  O  O  O O  O  O  O  O  O

Le

– Dit onthoud ik voor de volgende keer:

97

100

116

Kernwoorden Kernwoorden geven samen de belangrijkste informatie van een tekst, een verhaal, een uitzending … kort weer. Een korte lijst of een schema met kernwoorden is een handig spiekbriefje voor tijdens een presentatie.

DEEL 2


Naam

Klas

Nr.

Vertel over een herinnering

aa

r

4 Volg het stappenplan en vertel over een herinnering. Kies een van deze vier situaties.

situatie 2

Wat heb je ooit gemaakt of gebouwd waarop je heel trots was?

Welke vakantieherinnering blijft je het meeste bij?

m

pl

situatie 1

situatie 3

situatie 4

Wat was het spannendste wat je ooit deed?

Welk aangrijpend moment blijft je altijd bij?

a Lees de opdracht aandachtig en oriënteer je op de spreekopdracht. – Waarom zal je spreken (= het spreekdoel)? – Heb je al eerder over zo’n moment verteld? Wat ging er goed? En wat liep er fout? – Bekijk in de evaluatiefiche op welke criteria je straks wordt geëvalueerd. Noteer ook een persoonlijk werkpunt bij je eigen criteria.

OV UR

b Vat het verhaal samen met kernwoorden in het IMS-schema.

es ex e

OV UR

– Inleiding Wie?

Wat?

Waar?

Wanneer?

– Midden

Beschrijving herinnering:

Le

– Slot

Wanneer denk je eraan terug?

c Besteed extra aandacht aan de inleiding en schrijf die uit.

15  Over een herinnering vertellen

117


d Maak zinnen met de kernwoorden uit het midden. Doe dit verschillende keren mondeling. Noteer deze zinnen niet.

Deze hulpmiddelen kun je gebruiken: ◯◯ vademecum ◯◯ spiekbriefje met kernwoorden ◯◯ feedback tijdens het oefenen ◯◯ spreekkader

aa

f Oefen je volledige verhaal een paar keer in. Gebruik het schema met de kernwoorden als steun. Zij vormen de leidraad doorheen je verhaal.

r

e Schrijf ook het slot uit in zinnen.

g Stel je herinnering voor.

OV UR

h Beoordeel je eigen presentatie in het blauw. De appreciatie van een klasgenoot komt in het groen.

24

Hoe verliep het voorstellen van de herinnering?

2

Was de IMS-structuur in het verhaal duidelijk?

O O O O O O

3

Hoe was mijn volume?

O O O O O O

4 Hoe was mijn intonatie?

O O O O O O

5

O O O O O O

Hoe was mijn tempo?

es ex e

7

O O O O O O

1

m

20

pl

OV UR

6 Hoe was mijn articulatie?

O O O O O O

Mijn eigen criteria 7

O O O O O O

8

O O O O O O

Extra criteria 9

O O O O O O

10

O O O O O O

Le

Wat ging goed?

Wat ging minder goed?

Mijn werkpunten bij een volgende spreekopdracht: – –

i

118

DEEL 2

Stop je spreekfiche in je portfolio.


Woorden onderzoeken 1

OVUR

4

volgorde zinsdelen

7

tegenwoordige tijd

11

verwijswoorden (online)woordenboek

13

IMS-structuur

r

Voorkennis

Je leert … je oefent … – lidwoorden, bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden. – zinnen preciezer maken door de keuze van bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden. – bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden opzoeken. – aantrekkelijke teksten schrijven.

aa

16

Portfolio

a

b

c

d

e

2

a

b

c

d

e

3

a

b

c

d

e

4

a

b

c

d

e

5

a

b

c

d

e

6

a

b

c

d

e

7

a

b

c

d

e

d

e

m

1

pl

1 Doe de test Mijn perfecte dag. Kruis je antwoord aan in het antwoordraster. Vergelijk nadien jouw perfecte dag met die van een klasgenoot.

8

a

b

c

9

a

b

c

10

a

b

c

es ex e

70-71

2 Lees deze vraag uit de enquête* opnieuw.

5

Als maaltijd mogen ze me … voorschotelen. a een knapperige hamburger b een pittige soep c een pikante wrap

d een fris slaatje e een overheerlijke roomsoes

Le

a Onderstreep telkens het belangrijkste woord in elke keuze. Hoe noem je dergelijke woorden? b Welk woord staat steeds vooraan in de keuzes? Hoe noem je zo’n woord? c Hoe noem je de woorden die in deze woordgroepen net voor de zelfstandige naamwoorden staan? d Denk de bijvoeglijke naamwoorden weg. Lijkt het dan nog zo lekker? e Vervang de bijvoeglijke naamwoorden en zorg ervoor dat het gerecht echt niet smakelijk klinkt. – een

hamburger

– een

soep

– een

wrap

– een

slaatje

– een

roomsoes

f Wat doen de bijvoeglijke naamwoorden? g Welke extra letter krijgen de bijvoeglijke naamwoorden in deze combinaties? 16  Woorden onderzoeken

de enquête

119


209 226

Zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en lidwoord Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor een mens, een dier, een plant of een ding. buurjongen – goudvis – cactus – bikini Een bijvoeglijk naamwoord (bn) geeft een kenmerk of een eigenschap van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.

r

de lieve / jonge / speelse … hond

de song (= bepaald) het kasteel (= bepaald)

onbepaald indefinite article lidwoord article indéfini

pl

een song (= onbepaald) een kasteel (= onbepaald) geen auto (= ontkennend)

aa

Een lidwoord (lw) is een klein woord dat voor zelfstandige naamwoorden staat. Het maakt duidelijk of de zender een willekeurige of welbepaalde persoon of zaak bedoelt. Er zijn twee bepaalde lidwoorden (de en het) en een onbepaald lidwoord (een). Geen is een ontkennend lidwoord.

bepaald lidwoord

a man a woman a child / an angry child

un homme une femme un enfant

meervoud mannen vrouwen kinderen

men women children

des hommes des femmes des enfants

article défini

enkelvoud de jongen de man de vrouw het kind

the boy the man the woman the child

le garçon l’homme la femme l’enfant

meervoud de mannen de vrouwen de kinderen

the men the women the children

les hommes les femmes les enfants

es ex e

m

enkelvoud een man een vrouw een kind

definite article

Het Latijn gebruikt geen lidwoorden.

3 Lees deze vraag uit de enquête opnieuw.

8

Waarmee ga je akkoord?

a Lasagne is lekker. b Een bungeejump is gevaarlijk. c Een zwemparadijs is leuk.

d Een toneeltje is soms gek. e Halloweenfeestjes zijn saai.

a Versterk elk bijvoeglijk naamwoord door er iets voor te plaatsen. Zorg voor afwisseling. →

– gek

– saai

Le

– lekker

b Vergelijk elke keuze met een sterkere en de sterkste optie. – Lasagne is lekker, maar spaghetti is nog lekkerder en pizza is het lekkerst. – Een bungeejump is gevaarlijk, maar – Een zwemparadijs is leuk, maar

120

DEEL 2


220 226

Bijvoeglijk naamwoord Een bijvoeglijk naamwoord (bn) geeft een kenmerk of een eigenschap van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. de lieve / jonge / speelse … hond De hond is … . lief / klein / gevaarlijk … – Een bijvoeglijk naamwoord staat meestal voor een zelfstandig naamwoord.

r

een gevaarlijke tocht De tocht is gevaarlijk. De fiets is nieuw. een klein stukje

aa

– Bijvoeglijke naamwoorden kun je vaak verbuigen. Dan voeg je de letter -e toe. de nieuwe fiets het kleine stukje

– Bij veel bijvoeglijke naamwoorden zijn er trappen van vergelijking mogelijk.

adjective

een zwart paard een zwarte deur zwarte paarden zwarte deuren

a black horse a black door black horses black doors

4 Lees de tekst.

adjectif

adjectief

un cheval noir une porte noire des chevaux noirs des portes noires

equus niger porta nigra equi nigri portae nigrae

m

bijvoeglijk naamwoord

pl

Harry is handig. Micha is handiger. Rayan is het handigst.

es ex e

a Onderstreep de bijvoeglijke naamwoorden.

Beken

Le

Wuivende waterplanten. Kleurrijke ijsvogels. Flitsende vissen. Er zit leven in de Vlaamse beken. De jarenlange investeringen in waterzuivering, beekherstel en natuurgebieden beginnen vruchten af te werpen. Natuurpunt ging op zoek naar de bruisendste beek en vond die in de Kempen. De Kleine Nete is met stip de levendigste waterloop van Vlaanderen. De Limburgse Abeek en de Aa vervolledigen de top drie. Hoewel de opmerkelijke verbetering van de afgelopen decennia zeker een pluim verdient, is er nog veel werk aan de winkel.

Uit: Natuur.blad

16  Woorden onderzoeken

121


b Vul de trappen van vergelijking aan. stellende trap

vergrotende trap

overtreffende trap het kleurrijkst

flitsender dan

levendiger dan opmerkelijk

Bijvoeglijk naamwoord in een (online)woordenboek

pl

152

aa

het kleinst

r

bruisend

Je (online)woordenboek geeft je meer informatie dan enkel de betekenis van een bijvoeglijk naamwoord.

m

e·gaal (bn; egaler, st) 1 (van kleuren): zonder afwisseling van licht en donker, over het hele oppervlak gelijk 2 vlak, gelijkmatig, overal gelijk

es ex e

Dit is een bijvoeglijk naamwoord.   Dit zijn de trappen van vergelijking: egaler en egaalst.

5 Lees de tekst.

Retourtje  naar  de  maan

Le

In 1969 zette Neil Armstrong als eerste mens een voet op de maan. De missie waarmee hij vloog, was de Apollo 11. Het Amerikaanse bedrijf Moon Express heeft nu de toestemming gekregen van de Verenigde Staten om commerciële vluchten te maken naar de maan. Nooit eerder was dit toegestaan. Voor een ticketje moet je wel diep in de buidel tasten: het kost 36 000 euro per kilogram! Als je 50 kilogram weegt, moet je dus 1,8 miljoen euro betalen. Benieuwd wanneer de eerste passagiers zich aanmelden.

122

DEEL 2


a Verdeel de onderstreepte zelfstandige naamwoorden in twee groepen. Zoek een titel voor elke kolom. groep 2 =

aa

r

groep 1 =

b Welke verschillen zijn er tussen de twee groepen? c Onderstreep de overblijvende zelfstandige naamwoorden in de tekst. d Noteer de vier zelfstandige naamwoorden die geen grondwoorden zijn.

pl

e Vervang het gekleurde door één kort woord.

– In 1969 vloog Neil Armstrong naar de maan.

– Het bedrijf kreeg toestemming van de Amerikaanse regering.

Zelfstandig naamwoord

Een zelfstandig naamwoord (zn) heeft meestal vier kenmerken: 1 Je kunt een zelfstandig naamwoord meestal in het enkelvoud of in het meervoud zetten.

es ex e

211

m

– Voor een ticket moeten de passagiers diep in de buidel tasten.

een hangmat → twee hangmatten

2 Voor een zelfstandig naamwoord kun je meestal een lidwoord zetten. een cactus, de cactus

3 Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken. goudvis → goudvisje

4 Een zelfstandig naamwoord heeft een genus: mannelijk (m), onzijdig (o) of vrouwelijk (v). Mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden hebben de als lidwoord (de-woorden). Onzijdige hebben het als lidwoord (het-woorden). Dit is ook belangrijk bij verwijswoorden. De hond heet Lucien. → Daar loopt hij. Ik zou zijn gezelschap niet kunnen missen.

Le

Er zijn twee soorten zelfstandige naamwoorden. 1 Een eigennaam geeft een naam aan iets of iemand. Je schrijft hem met een hoofdletter. Lassie, Batman, Jonas, Plopsaland …

2 Een soortnaam duidt aan tot welke soort iemand of iets behoort. Hij wordt meestal voorafgegaan door een lidwoord. de luchthaven, het kanaal, een buitenkans …

16  Woorden onderzoeken

123


6 Lees de weetjes. Noteer het verwijswoord en vul de tabellen aan. Een vleeseter haalt 1 … zout uit vlees. Vlinders eten geen vlees. 2 … zoeken zout in een andere voedselbron. In het westelijke Amazonegebied is 3 … bijna niet te vinden. Daarom haalt een vlinder die daar leeft 4 … dagelijkse portie zout uit de tranen van een schildpad. Het verwijst naar …

genus

aa

1

enkelvoud (eNK.) of meervoud (mV.)

r

verwijswoord

2 3

pl

4

verwijswoord

Het verwijst naar …

genus

enkelvoud (eNK.) of meervoud (mV.)

es ex e

1

m

Als er een lekker hapje in zicht is, slingert de kameleon 1 … tong met 18 km per uur de lucht in. 2 … kan wel twee keer de lengte van zijn lichaam worden. Willen prooien ontsnappen, dan moeten 3 … zorgen dat ze ver van de kleurenkunstenaar vandaan blijven. De tongen van kameleons zijn immers dubbel zo lang als 4 … lijf.

2 3

Le

4

verwijswoord

1

2 3 4

124

DEEL 2

In een film zag ik dat een kaper een lapje over zijn oog had. Droeg 1 … dit lapje omdat zijn oog verminkt was of droeg hij 2 … om een andere reden? Zeeschuimers droegen ooglapjes om een oog gewend te houden aan het donker. Zo hadden 3 … meteen goed zicht als ze het donkere scheepsruim ingingen. Een zeerover die benedendeks ging, verschoof 4 … ooglapje. Omdat het ene oog al aan het donker gewend was, kon hij zich onmiddellijk goed oriënteren. Het verwijst naar …

genus

enkelvoud (eNK.) of meervoud (mV.)


152

Zelfstandig naamwoord in een (online)woordenboek Je (online)woordenboek geeft je meer informatie dan enkel de betekenis van een zelfstandig naamwoord. Dit is het genus van dit zelfstandig naamwoord. Pizza is vrouwelijk of mannelijk.

Betekenis ‘pizza’ Je hebt gezocht op het woord: pizza.

r

De pizza is klaar. → Zij (of hij) is klaar.

pizza v(m) -’s gerecht dat bestaat uit een ronde deegbodem gevuld met kaas, tomaten en andere ingrediënten

aa

Dit is het meervoud.

een pizza → twee pizza’s

7 Vul de zinnen aan met een verwijswoord.

pl

a Heb je die wilde kat eindelijk gevangen? … steelt het eten van Minou. b De teef laat … jongen de hele dag drinken. c Zie je die ezel? … kijkt naar deze kant.

m

d Dieren hebben een sterk instinct. Ze volgen … om te overleven. e Wil je de lamp vervangen? … is al weken stuk.

f Ik begrijp de grafiek niet. Ik vind … niet duidelijk.

g De lading was te zwaar. … moest voor een stuk overgeladen worden.

es ex e

h De inkt is op. Wil je … zo snel mogelijk vervangen? i

De luier van de baby is vuil. Wil jij … vervangen?

j

Heb jij dat nieuwtje gisteren ook opgevangen? Je bent … toch niet vergeten?

k Die botsing was het gevolg van onoplettendheid. … kon vermeden worden.

Le

8 Je wilt echt (niet) graag op weekend naar het vakantiehuisje. Voeg bijvoeglijke naamwoorden aan de beschrijving* toe. Zo kun je je ouders beter overtuigen om (niet) te boeken.

Vakantiehuis te huur

Weekendhuisje in de Ardennen. De chalet bestaat uit een inkomhal, een woonkamer, een keuken, twee slaapkamers en een badkamer. De kamers worden verwarmd door houtkachels. De ramen laten licht binnen en geven een uitzicht op het dal.

de beschrijving

16  Woorden onderzoeken

125


9 Na je maaltijd in het restaurant De Lekkerbek schrijf je een korte beoordeling voor hun website. Je bent echt (niet) tevreden. Gebruik minstens vijf woordgroepen van goedgekozen bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden.

De Lekkerbek

a b c d e

Waarover gaat het fragment? Over wie kom je iets te weten? Wat is Scarletts idee van de perfecte dag? Denkt het hoofdpersonage er ook zo over? Waarom? Wiens mening deel jij het meest?

Le

es ex e

72

m

10 Lees het fictiefragment.

pl

aa

r

Recensies

126

DEEL 2


Naam

Klas

Nr.

Een top- of flopdag beschrijven

r

11 Volg het stappenplan en beschrijf een topdag of een flopdag. Kies een van deze situaties.

situatie 2

Beschrijf jouw top- of flopdag. Vertel wat je doet. Hoe voel je je daarbij? Wie is er bij je? …

Beschrijf de top- of flopdag van iemand die je heel goed kent: je broer of zus, je beste vriend of vriendin, je favoriete tante of oma … Vertel wat er gebeurt. Hoe voelt hij/zij zich? Wie is er bij? …

situatie 3

m

pl

aa

situatie 1

Beschrijf de flopdag van je idool. Alles loopt mis, al van bij het ontbijt. Beschrijf hoe zijn of haar baaldag verloopt. Hoe voelt hij/zij zich? …

es ex e

Beschrijf de topdag van je idool. Hoe wil hij of zij wakker worden? Wat staat er op het menu? Wat gebeurt er zoal? Welke sfeer is er? Waar vertoeft hij of zij? …

situatie 4

OV UR

OV UR

a Lees de opdracht aandachtig en oriënteer je op de schrijfopdracht. – Waarom zal je schrijven (= het schrijfdoel)? – Heb je al eerder zo’n tekst geschreven? Wat ging er goed? En wat liep er fout? Waarop moet je letten? – Bekijk in de evaluatiefiche op welke criteria je straks wordt geëvalueerd. Noteer ook een persoonlijk werkpunt bij je eigen criteria. b Brainstorm: schrijf alle ideeën op in kernwoorden. Zoek ook precieze en bruikbare woord­ groepen van bijvoeglijke naamwoorden met zelfstandige naamwoorden. Gebruik de tekst Vertel me drie dingen als inspiratie.

Le

72

c Kies uit je brainstorm bruikbare ideeën.

Deze hulpmiddelen kun je gebruiken: ◯◯ spellingcorrector ◯◯ (online)woordenboek ◯◯ vademecum ◯◯ tussentijdse feedback ◯◯ hulpkaarten 1, 2, 7-12 ◯◯ schrijfkader 16  Woorden onderzoeken

127


r

OV UR

d Schrijf je tekst in de tegenwoordige – Stel het hoofdpersonage en de situatie voor Tip tijd. Maak eerst een kladversie. Geef in de inleiding. kleur aan je tekst door treffende bij­ – Beschrijf de topdag of de flopdag in het midden. voeglijke naamwoorden te kiezen. – Rond de tekst af met een grappige anekdote, een e Vraag hulp indien nodig. Laat de tekst onverwachte wending of een besluit. ook door iemand anders nalezen en – Zorg voor afwisseling in je zinsbouw. Begin niet overweeg of je de commentaar opvolgt. steeds met het onderwerp. Werk de definitieve versie uit. Verzorg de afwerking. f Beoordeel elke uitspraak over je tekst met een score op 5. Wissel daarna je tekst met een klasgenoot. Geef ook hem/haar scores.

aa

OV UR

102

mijn score

1 Mijn beschrijving maakt duidelijk waarom die dag zo bijzonder is voor de hoofdpersoon.

108

2 Mijn woordkeuze verduidelijkt of het een topdag of een flopdag is.

226

3 Ik gebruikte treffende bijvoeglijke naamwoorden.

286

4 Mijn tekst staat in de tegenwoordige tijd. De werkwoorden zijn correct gespeld.

m

290 174

5 Er is afwisseling in de zinsbouw.

177

6 Elke zin begint met een hoofdletter.

328

7 Elke zin eindigt met een leesteken.

es ex e

331

Mijn eigen criteria

267

8

280

9

extra criteria

10 11

Wat ging goed?

Le

Wat ging minder goed?

Mijn werkpunten bij een volgende schrijfopdracht: – –

g Stop je schrijffiche in je portfolio.

128

score van

pl

220

DEEL 2


De betekenis van onbekende woorden zoeken

17

8

samenstelling en afleiding

11

(online)woordenboek

14

synoniemen

r

Voorkennis

Je leert … je oefent … – het achterhalen van de betekenis van een woord in een tekst. – de woordenschatstrategieën.

het jeugdverhaal het kruiswoordraadsel de Ultratop op de radio de proefwerkvraag de liedjestekst

◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯

de quizvraag het contract het stripverhaal het recept om cake te bakken de instructie om een nieuwe computer te installeren

pl

◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯ ◯◯

aa

1 Kruis aan bij welke teksttypes je meestal verder kunt lezen (of luisteren) als je een woord niet begrijpt.

es ex e

Door het eten van wortels ga je beter zien.

m

2 Zijn deze beweringen voedingsmythes of mogen we ze echt geloven?

Als je te veel wortels eet, wordt je huid oranje.

mythe/waarheid

mythe/waarheid

3 Deze woorden kom je straks tegen. Overloop de lijst zonder diep na te denken. Markeer de woorden die je helemaal begrijpt in het groen. Markeer de woorden die je vaag kent oranje. de antioxidant de boosdoener de consumptie de gloed de medische term de portie de stamppot

het bètacaroteen het caroteen de diabetes de kijker het mineraal de sapkuur de vitamine

de bladgroente de carotenoderma het essentieel vetzuur de kleurstof nachtblind het selenium de voedingsstof

bomvol de conditie functioneren het magnesium het omega 3-vetzuur spontaan het zink

Le

4 Denk nog even na over de woorden uit de lijst. Soms kun je door het woord goed te bekijken weten wat het betekent. Noteer drie van die woorden.

17  De betekenis van onbekende woorden zoeken

129


44 45

Betekenis zoeken van woorden Wat doe je als je een woord niet begrijpt? Stap 1: je zoekt uit welk soort woord het is: een werkwoord, een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk naamwoord …?

Voorts wordt er ook gewerkt met nanofiltratie. → Hier herken je het woord ‘filter’ in.

aa

Stap 2: daarna ga je op zoek naar bekende delen in het woord. – Ken je andere woorden die erop lijken (woordfamilie)?

r

Bij het maken van stevia wordt maïs op een natuurlijke manier gefermenteerd. → Fermenteren is een werkwoord, iets wat je met maïs kunt doen.

– Lijkt het op een woord uit een andere taal (taalverwantschap)? historisch → history (Engels) histoire (Frans)

pl

– Bij een samenstelling: ken ik al een deel van het woord?

De blaadjes van de steviaplant worden gebruikt omdat ze calorievrij zijn. De betekenis van deze samenstelling heeft te maken met vrij zijn van calorieën.

m

– Bij een afleiding: ken ik nog woorden met dit voor- en/of achtervoegsel?

Via verhitting wordt het ruwe extract ingedikt. Bij hitte werden ver- en -ing gevoegd. Het product wordt dus erg warm gemaakt.

es ex e

Stap 3: je kunt uitleg vragen aan iemand die het woord misschien wel kent. Als je de betekenis dan nog niet kent, kun je het woord opzoeken in een (online)woordenboek.

5 Zoek informatie over de gemarkeerde woorden in de tekst. Geef jezelf telkens een score. 3 = Ik begrijp het woord helemaal. 2 = Ik weet ongeveer wat het woord betekent, maar ik kan toch probleemloos verder lezen. 1 = Ik weet niet wat het woord betekent en zo begrijp ik de tekst niet.

Door het eten van wortels ga je niet beter zien.

Le

Wortels zitten bomvol vitamine A en andere voedingsstoffen die je ogen gezond houden. Van deze stoffen ga je dus niet echt beter zien, maar ze zorgen er wel voor dat je kijkers in goede conditie blijven. Mensen die te weinig bètacaroteen eten, de kleurstof die je vindt in worteltjes, kunnen last krijgen van nachtblindheid. Wortelen zijn ook nuttig voor het functioneren van de hersenen, ze zouden zelfs het geheugen verbeteren. Eet je ook veel groene bladgroenten, kiwi’s, pompelmoezen, sinaasappels en hazelno­ ten, dan heb je meteen een portie vitamine C en E binnen, dé antioxidanten bij uitstek. Ook mineralen zijn onmisbaar voor onze ooggezondheid. Denk daarbij vooral aan magnesium, zink en selenium. Vergeet ook niet om voldoende omega 3-vetzuren op te nemen. Deze stof vind je vooral in vette vis. Voor deze essentiële vetzuren eet je dus beter regelmatig zalm, tonijn of makreel.

130

DEEL 2


vitamine

b

het bètacaroteen

c

de antioxidant

d

het mineraal

e

de vette vis

f

het essentieel vetzuur

aa

a

Mijn score

r

Dit verklapt de tekst.

6 Zoek informatie over de gemarkeerde woorden in de tekst. Geef jezelf telkens een score.

pl

3 = Ik begrijp het woord helemaal. 2 = Ik weet ongeveer wat het woord betekent, maar ik kan toch probleemloos verder lezen. 1 = Ik weet niet wat het woord betekent, en zo begrijp ik de tekst niet.

m

Als je te veel wortels eet, wordt je huid oranje.

es ex e

Als je erg veel wortelen verorbert, kan je huid inderdaad oranje kleuren. Caroteen, de natuurlijke kleurstof in wortelen, is de boosdoener. Je moet hiervoor wel flinke hoeveelheden eten. Nee, je huid zal na een portie stamppot niet ineens een oranje gloed krijgen. Maar baby’s die veel gemalen worteltjes eten hebben wel kans op ‘carotenoderma’, zoals de medische term voor een oranje huid luidt. Ook volwassenen die sapkuren doen en heel veel wortelsap drinken hebben ermee te maken. Goed om weten is dat de oranje verkleuring van de huid als gevolg van te grote consumptie van worteltjes niet ernstig is en spontaan weer verdwijnt. Dit verklapt de tekst.

caroteen

b

de gloed

c

de carotenoderma

d

de sapkuur

e

de consumptie

Le

a

Mijn score

17  De betekenis van onbekende woorden zoeken

131


1

Kaas, wijn of chocolade kunnen migraine 3 oproepen.

mythe/waar

mythe/waar

2

mythe/waar

Met spinazie neem je ijzer op.

4

r

Je kunt van eten ook afvallen.

Je neemt beter zoetstoffen dan suiker.

aa

73

7 Zijn deze beweringen volgens jou de waarheid of een mythe? Lees nadien de teksten en controleer je antwoorden.

mythe/waar

8 Lees het weetje Krijg je migraine van kaas, wijn of chocolade?

a Zoek in het weetje wat deze woorden zouden kunnen betekenen.

pl

73

– de amine – gefermenteerd – het enzym

m

b Hoe heeft de tekst jou geholpen om de betekenis van het woord te achterhalen?

es ex e

c Welke signaalwoorden verklappen deze woordrelatie?

9 Lees het weetje Zijn zoetstoffen gezonder dan suiker?

73

a Zoek in het weetje wat deze woorden zouden kunnen betekenen. – synthetisch

– nefast voor de tanden – funest

b Hoe heeft de tekst jou geholpen om de betekenis van het woord te achterhalen?

Le

c Welke signaalwoorden verklappen deze woordrelatie?

10 Lees het weetje Neem je ijzer op als je spinazie eet?

73

a Zoek in het weetje wat deze woorden zouden kunnen betekenen. – anemie – coeliakie

b Hoe heeft de tekst jou geholpen om de betekenis van het woord te achterhalen?

132

DEEL 2


11 Lees het weetje Kun je ook afvallen van eten? 73

a Zoek in het weetje uitleg over katabole voedingsmiddelen.

r

b Zoek in het weetje een woordgroep die vermoedelijk* synoniem is voor katabole voedings­ middelen.

aa

c Op welke manier krijg je nog meer informatie over katabole voedingsmiddelen?

d Welke uitleg krijg je over exotisch fruit?

46

Betekenis zoeken van woorden in teksten

Wat doe je als je in een tekst een onbekend woord leest? Vraag je af of het woord belangrijk is voor jouw begrip van de tekst. Misschien begrijp je de tekst wel zonder dat je de betekenis van dat ene woord kent. Meestal kun je dan gewoon doorlezen. Maar als het woord wel belangrijk is om de tekst te snappen, kun je ook de context (= de omringende tekst) bevragen.

m

47

pl

e Welke signaalwoorden verklappen dat er voorbeelden volgen?

es ex e

1 Soms raad je de betekenis door een synoniem dat in de buurt van het woord staat. Een signaalwoord geeft soms aan dat je een synoniem kunt verwachten: met andere woorden, oftewel … De rover bedreigde de ridder met zijn ponjaard. De dolk prikte in zijn keel.

2 Soms raad je de betekenis door een antoniem dat in de buurt van het woord staat. Een signaalwoord geeft soms aan dat je een antoniem kunt verwachten: maar, daaren­ tegen, in tegenstelling tot, echter, enerzijds … anderzijds … Enerzijds was de hertog pacifistisch, maar anderzijds was hij ook erg oorlogszuchtig.

3 Soms raad je de betekenis met behulp van een omschrijving of een definitie die in de buurt van het woord staat. Mijn vriend heeft dyslexie. Door deze stoornis heeft hij erg veel moeite met lezen.

Le

4 Soms raad je de betekenis met behulp van voorbeelden die bij de term worden gegeven. Een signaalwoord geeft soms aan dat je een of meer voorbeelden kunt verwachten: zoals, denk maar aan, bijvoorbeeld, neem nu, namelijk … Ook na een dubbele punt vind je wel eens voorbeelden. Het museum toont heel wat maritieme schatten: stukken van zeilboten, portretten van zeevaarders, zeeroverspakken, kompassen …

5 Soms raad je de betekenis met behulp van de illustraties die bij de tekst staan. De arts neemt dan een stethoscoop voor verder onderzoek.

Je kunt ook uitleg vragen aan iemand die het woord misschien wel kent. Als je de betekenis dan nog niet kent, kun je het woord opzoeken in een (online)woordenboek. vermoedelijk

17  De betekenis van onbekende woorden zoeken

133


12 Wat kunnen deze woorden betekenen?

m Betekenis

de binoculars

b

het design

c

compact

d

het formaat

e

robuust

f

onvergelijkbaar

g

de gebruiksvriendelijkheid

h

de exploratie

i

de contreien

es ex e

a

Le 134

DEEL 2

1 250

â‚Ź 1 035

pl

in tegenstelling tot de breekbare concurrenten. Dit product verbindt onze onvergelijkbare kwaliteit met gebruiksvriendelijkheid. Dit cadeau zorgt voor onvergetelijke exploraties. Je verkent probleemloos je favoriete contreien, denk maar aan de bergen, de duinen, de zee, de heide, de bossen ‌

aa

Het fantastische ontwerp van deze binoculars is een streling voor het oog. Het design werd dan ook meermaals bekroond. Door het compacte formaat stop je dit juweeltje vlot weg in je jaszak. Het gezeul met lomp en groot materiaal is voorbij. Oppassen hoeft niet, want deze robuuste kijker kan tegen een stootje. Dit

r

Cl Companion


18

Feedback geven en krijgen

Voorkennis

1

OVUR

6

formeel en informeel actief luisteren

15

Je leert … je oefent … – wat goede feedback is. – feedback beoordelen met behulp van kijkfragmenten. – feedback geven. – een rondleiding in je kamer geven.

VITA

1 Bekijk het evaluatieblad. 74

aa

r

Portfolio

a Stel dat je in de schoenen van Daan stond. Hoe zou jij je voelen met deze evaluatie? b Som drie zaken op die zeer goed verliepen.

m

pl

c Wat moet Daan volgende keer beter doen?

2 Bekijk drie introducties van lessen.

es ex e

a Noteer telkens het onderwerp van hun les.

◯◯ Staf en Matthias

◯◯ Lieven

◯◯ Wim

– Staf en Matthias: – Lieven:

Le

– Wim:

b Hoe proberen de leraren in hun intro de aandacht van het publiek te trekken? – Staf en Matthias: – Lieven: – Wim:

c Welke les zou jij het liefst bijwonen? Waarom?

18  Feedback geven en krijgen

135


d Staf, Matthias, Lieven en Wim willen graag weten wat jij van hun inleiding vindt. Bekijk hun intro’s opnieuw en vul de fiche in voor één van hen. Naam: 0

1

2

3

Je past je volume aan de situatie aan.

intonatie

Je intonatie is aangenaam om te beluisteren en versterkt de boodschap.

tempo

Je tempo ondersteunt de boodschap.

articulatie Je articulatie is altijd duidelijk. Publieksgericht oogcontact

Je maakt oogcontact met het publiek.

pl

lichaamstaal Je lichaamstaal is open en natuurlijk. TAAL Je spreekt Standaardnederlands.

uitspraak Andere

Je uitspraak is verzorgd.

es ex e

m

Standaardnederlands

3 Bekijk het tv-fragment*.

aa

volume

r

Stemgebruik

a Wat vindt Peter van het gegrilde vlees? Waarom denk je dat? b Wat vertelt Peter aan Kris en Els over hun prestatie? c Hoe gaan Kris en Els om met die feedback? d Wat bedoelt Peter met ‘Hou dat zo, hè’? e Geef je oordeel. is respectvol en beleefd.

/3

bevat positieve punten.

/3

geeft tips waar de deelnemers iets aan hebben.

/3

gebeurt vooral vanuit de ik-persoon.

/3

is duidelijk en helder.

/3

Le

Peters feedback …

4 Bekijk het tv-fragment. a b c d e

het fragment

136

DEEL 2

Wat is hun relatie buiten trainer en atlete? Hoe gaan ze met elkaar om? Welke tips geeft de trainer? Welke positieve punten bespreekt de trainer? Op welke manier probeert de trainer haar te motiveren?


De feedback …

is respectvol en beleefd.

/3

bevat positieve punten.

/3

geeft tips waar de deelnemer iets aan heeft.

/3

is duidelijk en helder.

/3

r

5 Bekijk het tv-fragment.

aa

a Welke boodschap krijgt meneer Willems? b Wat bedoelt de man hiermee? c Geef je oordeel. De feedback …

is respectvol en beleefd.

/3

bevat positieve punten.

geeft tips waar de deelnemers iets aan hebben.

/3

gebeurt vooral vanuit de ik-persoon.

/3

is duidelijk en helder.

/3

pl

/3

m

d Hoe zou jij je na deze feedback voelen als je in de schoenen van het personeel stond? 6 Lees de feedback die deze voetbalspeelster krijgt. 2

3

es ex e

1

Ik zag al je harde werk. Daar lag het echt niet aan. Naar mijn gevoel heb je een slechte wedstrijd gespeeld.

Je toonde inzet, maar je speelde slecht vandaag.

Ja, de inzet was er wel, maar je was echt slecht.

Le

a Stel dat jij de voetballer bent. Welke feedback zou jou het meest raken? b De boodschap is telkens dezelfde. Waarom is de eerste feedback minder kwetsend dan de andere? c Geef elke feedback een score op drie. De feedback …

feedback 1 feedback 2

feedback 3

– is respectvol en beleefd.

/3

/3

/3

– bevat positieve punten.

/3

/3

/3

– geeft tips waar de deelnemers iets aan hebben.

/3

/3

/3

– gebeurt vooral vanuit de ik-persoon.

/3

/3

/3

– is duidelijk en helder.

/3

/3

/3

18  Feedback geven en krijgen

137


Feedback geven In een leerproces is feedback bijzonder nuttig. Feedback kan je helpen om jezelf en je prestaties te verbeteren.

aa

Zeg niet: Het ziet er allemaal saai uit. Maar zeg: Probeer je teksten wat meer te illustreren.

r

Wanneer je feedback geeft, begin je met de sterke punten: dingen die je fijn vond, elementen die je geraakt hebben of interesse hebben opgewekt. Je formuleert die altijd respectvol en opbouwend.

Beschrijf wat je ziet, zeg wat het met je doet (ik-boodschap) en maak duidelijk wat er zou moeten gebeuren. Goede feedback bevat suggesties ter verbetering.

pl

Bij mij kwam je nogal onzeker over. Naar mijn gevoel had je iets luider kunnen spreken. Ik vond het een schitterend optreden! Ik geloof dat je nog nooit zo goed gespeeld hebt. Je zou een pen kunnen vasthouden om wat minder met je handen te friemelen. Probeer het volledige publiek aan te kijken. Zo betrek je iedereen bij je presentatie. Oefen je tekst een paar keer thuis, zo zeg je minder snel ‘euh’. Blijf zeker zo goed articuleren zoals vandaag. Je sprak echt heel duidelijk.

m

Wanneer je feedback ontvangt, bedank je de zender. Je vraagt door wanneer je de feedback niet begrijpt. Je ziet feedback als een kans om te leren. Je grijpt ernaar terug voor gelijkaardige opdrachten in de toekomst.

es ex e

7 Kijk hoe Mina een goocheltruc doet.

a Vertel wat Mina volgens jou al goed doet. Gebruik de ik-vorm.

b Leg uit wat er volgens jou minder goed loopt. Vul een van deze zinnen aan. Naar mijn gevoel Ik geloof dat Volgens mij

Le

c Geef een concrete* tip om dit punt te verbeteren.

d Sluit af met een positief punt en een aanmoediging.

concreet

138

DEEL 2


Naam

Klas

Nr.

Feedback op een rondleiding 8 Volg het stappenplan en stel jouw kamer voor.

2

4

5

c Som het meubilair in je slaapkamer op. Opgelet: enkel het meubilair (bed, kast, nachtkastje …).

es ex e

OV UR

6

m

b Leg uit waarom je die foto koos.

3

aa

1

r

a Kruis de foto aan die het meest op jouw kamer lijkt.

pl

OV UR

d Noteer de zaken die typisch zijn voor jouw slaapkamer (stinkende sokken, posters, tekeningen, geheime plekjes, dagboeken …).

Le

e Teken een grondplan van je slaapkamer.

18  Feedback geven en krijgen

139


f Werk de rondleiding uit. – Stippel een route uit. Noteer de punten waar je over wilt praten. (Wat toon je het eerst? Wat komt daarna? …) – Bedenk wat je bij elke stopplaats vertelt. Noteer dit in kernwoorden. (Heb je een anekdote? Is er iets opvallends? Waarom is het voor jou belangrijk? Waar komt dit vandaan? …)

OV UR

j

Geef een klasgenoot mondeling feedback over zijn rondleiding. – Vertel of je het grondplan gemakkelijk kon tekenen of niet. Kun je je nu een voorstelling van de kamer maken? – Zeg een of twee zaken die je waardeert in de presentatie. – Leg uit wat er minder goed loopt. – Geef een concrete tip om dit punt te verbeteren. – Sluit af met een positief punt en een aanmoediging. Overleg met degene die jouw feedback kreeg. Vul samen jouw score in. Mijn feedback … 1

is respectvol en beleefd.

/3

2

bevat positieve punten.

/3

3

geeft tips waar de rondleider iets aan heeft.

/3

es ex e

116

pl

i

m

OV UR

aa

r

g Zoek uit wie het grondplan zal natekenen. Duid die persoon aan voor je aan je presentatie begint. h Stel je kamer voor zoals in een rondleiding. Deze hulpmiddelen kun je gebruiken: Met alleen jouw uitleg moet een klasgenoot het ◯◯ vademecum grondplan van jouw kamer tekenen. ◯◯ spiekbriefje met kernwoorden ◯◯ feedback tijdens het oefenen ◯◯ spreekkader

4 gebeurt vooral vanuit de ik-persoon.

/3

5

/3

121

is duidelijk en helder.

Mijn eigen criteria 6

/3

7

/3

Extra criteria 8

/3

9

/3

Wat ging goed?

Le

Wat ging minder goed?

Mijn werkpunten bij een volgende spreekopdracht: – –

k Stop je spreekfiche in je portfolio.

140

DEEL 2


Fragmenten uit Gips lezen en bespreken

Voorkennis

5

oriënterend lezen

9

fictie en non-fictie

13

globaal lezen

14

synoniemen

Je leert … je oefent … – een verhaal, een personage en een situatie beoordelen. – je leeservaring verwoorden aan de hand van beoordelingswoorden. – een vervolg voorspellen. – fictionele teksten lezen en beluisteren. – je inleven in de context van een verhaal.

r

19

aa

Portfolio

1 Bekijk het boek Gips van Anna Woltz. Waarover gaat het verhaal?

pl

Anna Woltz

Eén dag. Eén ziekenhuis. Bergen sneeuw. En een beetje bloed.

es ex e

m

Fitz is woedend. Haar ouders zijn net uit elkaar en het liefst zou ze helemaal niet bestaan. Maar dan raakt haar zusje gewond. In het ziekenhuis ontmoet Fitz een geheimzinnige jongen van vijftien en voordat ze het weet, verzint ze een romantisch plan voor een verpleegster, steelt ze gips en wordt ze per ongeluk zelf verliefd. Want je kunt voor altijd in de wachtkamer blijven zitten, maar je kunt ook dapper zijn.

2 Deze woorden komen uit het fragment dat je straks zal lezen. Wat zou er gebeuren? fiets

papa

slee

kleine zus

vingertopje

3 Welke woorden passen bij het fragment?

afschuwelijk

Le

beangstigend

mooi

bloederig

vrolijk

triestig

brutaal

geheimzinnig

moeilijk

eng

vreemd

gek grappig

pijnlijk spannend

onecht

leuk

onaangenaam

4 Wat zou Fitz met deze uitspraak bedoelen?

Voor zoenende ouders hoef je niet bang te zijn. Ouders worden pas gevaarlijk als ze niet meer zoenen.

19  Fragmenten uit Gips lezen en bespreken

141


5 Lees het fragment. a Met welke woorden beoordeel jij dit fragment? Markeer ze. boeiend ←→ vervelend ontroerend ←→  doet mij niets geloofwaardig ←→ ongeloofwaardig verrassend ←→ voorspelbaar herkenbaar ←→ onbekend grappig ←→ droevig

r

75

pl

aa

b Noteer de namen van de personages in het schema.

c Welke extra informatie verneem je in deze uitspraken?

Natuurlijk ben ik meteen vergeten dat ik niet naar buiten mag.

es ex e

m

Echt, die man kan geen halfuur onthouden dat hij boos is.

d Hoe gaat het verhaal volgens jou verder?

39

Personage

Le

In een verhaal geeft een schrijver veel informatie over bepaalde personages: – Hoe ziet het personage eruit? – Wat doet hij/zij? – Wat denkt of voelt het personage? – Wat is zijn/haar karakter? – Hoe gaat hij/zij om met de andere personages? – …

6 Luister naar het vervolg. a Noteer twee woorden die bij elk personage passen. De lijst kan inspiratie brengen.

142

DEEL 2

avontuurlijk bang boos brutaal daadkrachtig ellendig hulpvaardig humoristisch intelligent kalm

kinderachtig nieuwsgierig onbeholpen ongeduldig ongeïnteresseerd opstandig paniekerig teleurgesteld verdrietig verlegen


papa

Bente

aa

b In welk personage herken jij jezelf het best? Leg uit waarom. c Waarom neemt papa zijn dochter niet mee naar het ziekenhuis?

buurvrouw

r

ik-figuur

D

m

7 Lees dit stukje uit het luisterfragment.

pl

d ‘Ik weet het nu zeker. We horen niet meer bij elkaar.’ Wat bedoelt Fitz met deze uitspraak?

es ex e

at Paraplugesprek was op tweede kerstdag en natuurlijk heb ik niet bedacht dat het zo heet. Zo wordt het genoemd in Gelukkig getrouwd, gelukkig gescheiden. Dat boek ligt nu al een week op onze keukentafel. Bij het Paraplugesprek vertellen de vader en de moeder samen aan de kinderen dat ze gaan scheiden. Dat ze het supergezellig vonden om een gezin te zijn, maar dat ze nu toch echt weer liever alleen zijn. Pech voor de kinderen, maar er is niks meer aan te doen. Het nieuwe appartement voor papa is al gehuurd. De weekschema’s zijn gemaakt. Gelukkig getrouwd, gelukkig gescheiden zegt niet dat het Paraplu­gesprek op tweede kerstdag moet zijn. Dat hadden mijn ouders helemaal zelf verzonnen. Ik dacht dat we die middag naar Home Alone gingen kijken. Maar dat was dus niet zo.

a Wat gebeurt er tijdens een Paraplugesprek?

Le

b Wat maakte dit gesprek extra moeilijk voor Fitz?

c Waarom koos men ooit voor de naam Paraplugesprek?

19  Fragmenten uit Gips lezen en bespreken

143


d Markeer minstens twee woorden die bij het fragment passen.

herkenbaar levensecht

gevoelloos

voorspelbaar

gemakkelijk

leerrijk

interessant verrassend

ontroerend

ongeloofwaardig

geloofwaardig opwekkend

aa

pl

Er zijn inbrekers in de buurt.

m

Beoordelingswoorden

Ze vertrekken op reis en merken dat ze de jongste zijn vergeten.

r

e Wie kent de film Home Alone? Vertel erover.

De familie McCallister bestaat uit een groot gezin.

somber

Als je een mening wilt geven, vermijd je best weinigzeggende woorden zoals goed, gewoon of slecht. Met goedgekozen beoordelingswoorden geef je jouw mening veel nauwkeuriger weer.

es ex e

Mijn buur vindt het verhaal goed spannend. Ik vind Bente goed moedig. De heftige ruzie tussen die vrienden vond ik slecht schokkend.

8 Lees hoe het verhaal verdergaat.

76

a Waarom draagt Fitz een masker?

b Waaraan merk je dat mama en papa het erg vinden wat er op het gezicht staat? – –

Le

c Waaraan merk je dat mama zich aan papa ergert? – –

d Waarom zou Felicia haar naam in Fitz veranderd hebben?

144

DEEL 2


9 Luister naar het volgende fragment. a Wat staat er op haar gezicht?

r

b Wat vind je van de woorden op haar gezicht? c Waarom schreef ze dit?

aa

d Hoe voelt Fitz zich bij Adam?

e Waaraan merk je dit? –

10 Lees hoe het verder gaat. a Waarom is Fitz zo boos op haar mama?

m

77-78

pl

es ex e

b Ging* papa akkoord met mama’s beslissing? Verklaar.

c Wat is er door de scheiding voor Fitz en Bente veranderd? Houd je aan de informatie uit de tekst.

d Wat is een heen-en-weertas?

Le

e Waarom verdient Adam een kroket?

akkoord gaan met

19  Fragmenten uit Gips lezen en bespreken

145


11 Kies een situatie en beeld ze uit met je gezicht. Je buur beoordeelt je gelaatsuitdrukking. Bente zit achter op vaders fiets.

aa

r

Papa is in paniek na de valpartij. Fitz ziet Bente bloedend liggen. Bente ligt bloedend op de grond.

De buurvrouw leest de woorden op het gezicht.

pl

Fitz tijdens het Paraplugesprek. Fitz zet het masker af voor mama. Mama leest de woorden op het gezicht.

m

Fitz praat met Adam.

Ik vind de gelaatsuitdrukking van

◯◯ ongeloofwaardig ◯◯ overtuigend

◯◯ verrassend ◯◯ voorspelbaar

es ex e

◯◯ geloofwaardig ◯◯ herkenbaar

◯◯ vreemd ◯◯ weinigzeggend

12 Beeld een situatie uit de vorige opdracht uit met je lichaam. Je buur beoordeelt je lichaamstaal. Ik vind de lichaamstaal van ◯◯ geloofwaardig ◯◯ herkenbaar

◯◯ ongeloofwaardig ◯◯ overtuigend

◯◯ verrassend ◯◯ voorspelbaar

◯◯ vreemd ◯◯ weinigzeggend

13 Kies een korte situatie uit de tekstfragmenten en speel die samen met een klasgenoot. a Raad welke situatie de anderen brengen. b Geef je mening. Ik vind de acteerprestatie van

Le

◯◯ geloofwaardig ◯◯ herkenbaar ◯◯ langdradig

7

◯◯ ongeloofwaardig ◯◯ overtuigend ◯◯ sfeerloos

◯◯ sfeervol ◯◯ verrassend ◯◯ vlot gebracht

◯◯ voorspelbaar ◯◯ vreemd ◯◯ weinigzeggend

Lichaamstaal Communiceren doe je niet alleen met woorden, maar ook met je lichaam. Aan je mimiek, je oogcontact, je houding, de afstand die je houdt ten opzichte van iemand anders en je bewegingen en gebaren, kan de ontvanger ook zien hoe je je voelt of wat je denkt. Dit is lichaamstaal. Je kunt de elementen van lichaamstaal onthouden met het ezelsbruggetje MOHAB (mimiek, oogcontact, houding, afstand, bewegingen).

146

DEEL 2


20

Schooltaalwoorden oefenen

werkwoord

zelfstandig naamwoord bijvoeglijk naamwoord

ander

akkoord gaan met

de beschrijving

concreet

plots

appreciëren

de enquête

ingewikkeld

telkens

observeren

de feedback

rangschikken

het fragment

vermijden

de ordening

1 Verbind de synoniemen.

aa

r

vermoedelijk

• de schikking

appreciëren

• het onderzoek

de beschrijving

• waarderen

vermijden

observeren

het fragment

rangschikken

de enquête

akkoord gaan met

pl

de feedback

• de reactie • ontwijken

m

• instemmen

• de omschrijving • bekijken

es ex e

• ordenen

de ordening

• het gedeelte

2 Kleur de woorden met een tegengestelde betekenis in dezelfde kleur. concreet

zeker

geleidelijk

gemakkelijk

vermoedelijk telkens

ingewikkeld

af en toe

plots

abstract

Le

3 Vul de zinnen aan.

Wil je met de leerlingenraad een actie organiseren? Om problemen te 1 … houd je best rekening met een aantal 2 … tips. Belangrijk is dat een aantal mensen 3 … de actie. Denk maar aan de directie, de leerkrachten, je medeleerlingen … . Om het niet 4 … te maken, start je het best met enkele voorstellen. Geef een duidelijke 5 … van de acties. Via een 6 … kun je nagaan hoe je medeleerlingen over de voorstellen denken. Zo weet je ook of ze de actie zullen 7 … . Deze 8 … is uiteraard belangrijk voor de uitwerking.

1

4

7

2

5

8

3

6

20  Schooltaalwoorden oefenen

147


4 Vervang de gekleurde woorden door een schooltaalwoord met dezelfde betekenis (= een synoniem). a Gisteren toonde men een stukje van een nieuwe fictiereeks op televisie. b Ik vind dat het niet echt overeenkomt met de uitleg uit het programmaboekje.

r

c Ik geloof niet dat veel kijkers de reeks zullen waarderen. e Nochtans had een proefpubliek nu en dan informatie over hun kijkervaring gegeven.

aa

d Wellicht wordt de reeks een flop.

5 De gekleurde woorden zijn synoniemen. Markeer het woord dat het best past in de zin.

pl

Telkens/herhaaldelijk als ik piano speel, vlucht onze kat het huis uit. Urenlang ligt ze mij dan vanuit de tuin te bespieden/observeren. Zou het beestje mijn muziek echt niet appreciëren/beoordelen? Misschien/Vermoedelijk vindt ze mijn getokkel onaangenaam. Buiten wil ze wellicht de lawaaioverlast voorkomen/vermijden.

m

a b c d e

6 In welke zin(nen) kun je de gekleurde woorden vervangen door het schooltaalwoord?

es ex e

a de rangschikking ◯◯ Ik begrijp de structuur van mijn wiskundeboek nog steeds niet. ◯◯ Waar komt de indeling in meetkunde, getallenleer, metend rekenen … vandaan? ◯◯ In mijn boek geschiedenis vind ik door de chronologische ordening veel beter mijn weg.

b de observatie ◯◯ Voor de waarneming van de vogels trokken we naar het bos. ◯◯ Daar vond ik het bespieden van de wandelaars leuker. ◯◯ Het onderzoek van de resultaten gebeurde nadien in de klas. c beschrijven ◯◯ Kun je je eigen karakter in enkele woorden schetsen? ◯◯ Vind je het gemakkelijker om het karakter van een vriendin te omschrijven? ◯◯ Jezelf typeren is alleszins niet vanzelfsprekend.

Le

d het vermoeden ◯◯ Soms heb ik een onrustig gevoel vlak voor mijn verjaardag. ◯◯ Zou mijn voorgevoel kloppen? Willen ze me verrassen? ◯◯ Na het vorige verrassingsfeestje liggen de verwachtingen hoog.

7 Voor deze zinnen gebruik je woorden uit de woordfamilie van de schooltaalwoorden. a Ik heb geen enkel … waarom Lucien zo slechtgezind is. b Heb ik mijn boeken niet netjes genoeg … in mijn locker? c Is de manier waarop ik hem … te negatief? d Heb ik de gegevens niet … genoeg genoteerd? e Ik was verstrooid tijdens de … van zijn spreekopdracht.

148

DEEL 2


8 Welk schooltaalwoord herken je? Je krijgt telkens tips. a de scherf – uit een groter geheel b tastbaar – niet vaag c de oplijsting – het klassement d de waarneming – het aandachtig kijken en luisteren

r

e de vereniging – geen chaos

pl

m

1 de waarneming, het bekijken 2 het afnemen van een enquête 3 sorteren 4 het tegenovergestelde van het geheel 5 het tegenovergestelde van abstract 6 de waardering 7 de terugkoppeling 8 complex 9 abrupt 10 ontwijken 11 de ordening

aa

9 Vul het woordraam in.

Welk woord ontdek je verticaal?

es ex e

1

2

3

4

5

6

7

8

9

Le

10

11

20  Schooltaalwoorden oefenen

149


Test jezelf!

a Oriënteer je op het kijkfragment. – Wat zie je?

m

– Welk programma is het?

pl

OV UR

aa

r

1 Bekijk het beginscherm van het filmpje.

– Waarom zou de zender dit filmpje maken? – Wie is het doelpubliek?

b Bereid je voor op de kijkopdracht.

es ex e

OV UR

– Wat moet je straks met de informatie uit het fragment doen? Kijk hiervoor naar de volgende opdrachten. – Wat zou je in het fragment te weten willen komen? Noteer twee vragen.

OV UR

c Bekijk het fragment.

d Dit zijn de antwoorden. Noteer de vragen erboven. –

in het Sequoia National Park in California

Le

de boom met het grootste volume of het meeste hout

omdat het op meer dan 2000 meter hoogte ligt

Sequoia’s groeien heel snel. Ze worden heel oud en ze kunnen tegen vuur.

– De dikke bast beschermt de binnenkant van de boom tegen hitte en dat maakt de boom praktisch vuurvast.

150

DEEL 2


– De meeste zijn ongeveer 2000 jaar oud. – De jaarringen verklappen het. – de General Sherman

r

pl

e Waaraan merk je dat dit geen Vlaamse reportage is?

aa

1485 kubieke meter

Ik kan een tekst of onderwerp verkennen met topische vragen.

les 12

a Lees de tekst oriënterend. – Wat is het onderwerp van de tekst?

– Wat wil de auteur met deze tekst bereiken? De auteur wil de lezer …

es ex e

79

m

2 Lees de tekst Wereldrecord hoogste basketbalworp.

– Voorspel of deze beweringen waar zijn of niet. Opgelet, na het oriënterend lezen ken je niet alle antwoorden. waar niet waar Ik kan dit (nog) niet weten. 1 Het nieuwe wereldrecord voor de hoogste basketbalworp staat op 200 meter. 2

Het team bestaat uit vier personen.

3

Eerder stond er een record van 162,45 meter op hun naam.

Le

4 Voor het vorige wereldrecord reisden de heren naar Afrika.

b Lees de tekst globaal. – Komt het onderwerp van de tekst overeen met je voorspelling na het oriënterend lezen? O ja  O nee – Lees de eerste en de laatste zin van elke alinea uit het midden. Noteer telkens de twee eerste woorden van de kernzin. • alinea 2 • alinea 3 • alinea 4 • alinea 5

Test jezelf!

151


– Wat doet de schrijver in de inleiding? Kies uit: ◯◯ Hij geeft zijn mening over het onderwerp. ◯◯ Hij vertelt waarover de tekst gaat. ◯◯ Hij maakt de lezer nieuwsgierig, zodat hij de tekst leest. ◯◯ Hij geeft de belangrijkste informatie uit de tekst.

r

c Lees de tekst volledig. – Hoe vaak braken ze het wereldrecord basketbalwerpen van op de grootste hoogte volgens de tekst?

aa

– Wat bedoelt de schrijver met: Ze willen hun grenzen verleggen, zowel letterlijk als figuurlijk?

pl

– Wie gooide de bal bij de recordpogingen? Geef de volledige naam.

Ik kan een tekst globaal lezen.

les 13

m

3 Lees een fragment uit De mooiste vakantiebestemmingen.

De mooiste vakantiebestemmingen

es ex e

authentieke sfeer door te logeren in een trullo: het typische witte bouwwerk dat teruggaat naar de vijftiende eeuw en opvalt door zijn kegelvormig dak. Vooral Alberobello is bekend om zijn gerestaureerde trulli. Ook in de andere dorpjes werden de gebouwen opgeknapt en kun je in zo’n sprookjesachtig huisje logeren. Maar voor wie aan zee wil zitten is een masseria waarschijnlijk een beter idee. Deze oude

Le

Door het mediterrane klimaat is Puglia het hele jaar door de geschikte vakantieplek! Misschien droom je wel van een exclusieve accommodatie in een historisch gebouw. Dat kan en er is zelfs keuze! Ben je helemaal gefascineerd door de Zuid-Italiaanse sfeer? Dan geniet je volop van de

a Zoek de antwoorden in de tekst. – Wat is een trullo? – Wat is het verschil tussen trullo en trulli? – Wat is een masseria?

b Wat betekent … – kegelvormig? – het boerenfort?

152

DEEL 2

boerenforten vind je terug in heel Zuid-Italië. Masseria’s fungeerden lange tijd als boerderij en boden onderdak aan werklieden. Om de masseria’s te beschermen tegen vijanden, werden er hoge muren om de panden heen gebouwd, die vandaag de dag bij de meeste boerenforten nog steeds overeind staan. De versterkte muren beschermen uitstekend tegen de verzengende zon en de boerderijen zijn dan ook exclusieve logeeradressen.


c Verklaar de gekleurde woorden. Gebruik je (online)woordenboek. – het mediterrane klimaat – de exclusieve accommodatie – het historische gebouw

– Masseria’s fungeren als boerderij.

aa

d Vervang de gekleurde woorden door een passend synoniem. Zoek online. – de exclusieve accommodatie – de authentieke sfeer – het typische witte bouwwerk

m

– de verzengende zon

pl

– de gerestaureerde trulli – Er werden hoge muren om de panden gebouwd.

r

– Ben je gefascineerd door Zuid-Italië?

les 11

Ik kan synoniemen gebruiken om een tekst aantrekkelijker en duidelijker te maken.

les 14

Ik kan de betekenis van woorden in een tekst achterhalen.

les 17

es ex e

Ik kan woorden opzoeken in een (online)woordenboek.

4 Rangschik alfabetisch.

basketbal – volleybal – voetbal – handbal – tennisbal – rugbybal – pingpongbal – golfbal – honkbal – biljartbal – bowlingbal – kaatsbal

Ik kan woorden alfabetisch rangschikken.

5 Lees de tekst De gekste waterglijbanen. Noteer in elke kolom twee voorbeelden. Zoek in de inleiding en de tweede alinea van de tekst.

Le

80

les 11

Zelfstandige naamwoorden soortnamen eigennamen in het enkelvoud in het meervoud

verkleinwoord

Test jezelf!

153


de stellende trap

Trappen van vergelijking de vergrotende trap

de overtreffende trap

Ik kan lidwoorden, bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden herkennen.

aa

r

les 16

6 Maak de tekst aantrekkelijker. Vervang de gekleurde woorden(groep) door verwijswoorden. Als er een * staat, vervang je de woorden(groep) door synoniemen. Indien nodig raadpleeg je een (online)woordenboek.

pl

In 1917 overleed Mata Hari. 1 Mata Hari werd gefusilleerd door de Fransen. 2 De Fransen verdachten 3 Mata Hari van spionage. In die tijd bevochten Frankrijk en Duitsland elkaar tijdens de Eerste Wereldoorlog.

m

es ex e

De mooiste spionne

Heel wat Franse en Duitse officieren waren verliefd op Mata Hari. 4 De Franse en Duitse officieren vonden 5 Mata Hari een beeldschone vrouw. 6* Mata Hari had heel wat liefdesaffaires met 7 de Franse en Duitse officieren. De Franse inlichtingendien­ sten wilden Mata Hari arresteren. 8 Mata Hari werd door 9 de Franse inlichtings­ diensten verdacht. Mata Hari zou de Franse militairen geheimen ontfutselen. 10 De militaire geheimen speelde 11* Mata Hari door aan 12* de Duitsers. De Franse regering beschuldigde 13 Mata Hari van verraad. 14 De Franse regering veroordeelde Mata Hari tot de doodstraf. De soldaten van de Franse regering brachten haar voor het vuurpeloton. 15* Mata Hari weigerde een blinddoek te dragen en keek 16 de soldaten van de Franse regering glimlachend aan, gekleed in haar mooiste outfit. Sommige historici zijn van mening dat Mata Hari allerminst een spionne was. Volgens 17 deze historici was Mata Hari een gewone vrouw die verliefd werd op de verkeerde mannen. 18 De historici vonden in elk geval geen bewijs van 19 Mata Hari’s schuld. Dit verhaal is wereldberoemd. 20 Dit verhaal werd dan ook talloze keren verfilmd. 21 Op die manier wordt de herinnering aan deze mysterieuze, mooie spionne levend gehouden.

8

15

2

9

16

3

10

17

4

11

18

5

12

19

6

13

20

7

14

21

Le

1

154

Ik kan een (online)woordenboek gebruiken.

les 11

Ik kan synoniemen gebruiken om een tekst aantrekkelijker en duidelijker te maken.

les 14

Ik kan verwijswoorden gebruiken om een tekst aantrekkelijker te maken.

les 11

DEEL 2


Test jezelf!

a Oriënteer je op het kijkfragment. – Wat zie je?

m

– Welk programma is het?

pl

OV UR

aa

r

1 Bekijk het beginscherm van het filmpje.

– Waarom zou de zender dit filmpje maken? – Wie is het doelpubliek?

b Bereid je voor op de kijkopdracht. – Wat moet je straks met de informatie uit het fragment doen? Kijk hiervoor naar de volgende opdrachten.

es ex e

OV UR

– Wat zou je in het fragment te weten willen komen? Noteer twee vragen.

c Bekijk het fragment.

d Dit zijn de antwoorden. Noteer de vragen erboven. –

Het gaat alle kanten op en wordt weerkaatst.

Le

OV UR

Ze staat helemaal los van het gebouw om elk geluid en elke trilling buiten te houden.

Die is helemaal bekleed met kussens.

Ze absorberen het geluid. – Ze zijn wel een meter dik en hebben een speciale vorm.

Test jezelf!

155


– In de galmkamer wordt het geluid maximaal weerkaatst. – Er worden allerlei geluidstesten gedaan. – Je meet daar alleen het geluid omdat er geen nagalm is.

r

pl

e Waaraan merk je dat dit geen Vlaamse reportage is?

aa

29 decibel verschil

les 12

m

Ik kan een tekst of onderwerp verkennen met topische vragen. 2 Lees de tekst Grootste bloem.

a Lees de tekst oriënterend.

– Wat is het onderwerp van de tekst?

es ex e

81

– Wat wil de auteur met deze tekst bereiken? De auteur wil de lezer … – Voorspel of deze beweringen waar zijn of niet. Opgelet, na het oriënterend lezen ken je niet alle antwoorden. waar niet waar Ik kan dit (nog) niet weten. De aasbloem dankt haar naam aan de insecten die ze lokt.

2

Omwille van verschillende oorzaken is de bestuiving van de bloem niet vanzelfsprekend.

3

De Rafflesia arnoldii is de zeldzaamste bloem op aarde.

Le

1

4 De bloem onttrekt haar voedsel aan de plant waarop zij leeft. 5

De bloem is ofwel van het mannelijke ofwel van het vrouwelijke geslacht.

b Lees de tekst globaal. – Komt het onderwerp van de tekst overeen met je voorspelling na het oriënterend lezen? O ja  O nee

156

DEEL 2


– Noteer van elke alinea telkens de eerste twee woorden van de kernzin. • alinea 2 • alinea 3 • alinea 4 • alinea 5

aa

r

– Wat doet de schrijver in de inleiding? Kies uit: ◯◯ Hij geeft zijn mening over het onderwerp. ◯◯ Hij vertelt waarover de tekst gaat. ◯◯ Hij maakt de lezer nieuwsgierig, zodat hij de tekst leest. ◯◯ Hij geeft de belangrijkste informatie uit de tekst.

c Lees de tekst volledig. – Neem de uitspraken uit de vorige opdracht opnieuw door en kruis de antwoorden aan. waar

De aasbloem dankt haar naam aan de insecten die ze lokt.

2

Omwille van verschillende oorzaken is de bestuiving van de bloem niet vanzelfsprekend.

3

De Rafflesia arnoldii is de zeldzaamste bloem op aarde.

pl

1

niet waar

5

m

4 De bloem onttrekt haar voedsel aan de plant waarop zij leeft. De bloem is ofwel van het mannelijke ofwel van het vrouwelijke geslacht.

es ex e

– Geef vier redenen waarom de bestuiving van de bloem niet vanzelfsprekend is.

– Wat zou de mensheid kunnen doen om de aasbloem minder zeldzaam te maken?

Le

– Waar haalt de aasbloem haar voedsel?

Ik kan een tekst globaal lezen.

les 13

Test jezelf!

157


3 Lees de tekst Eerste insect met naam van BV. a Zoek in de tekst een synoniem voor … – voortbrengen, maken

82

– opmerken – zijn best doen, zich inzetten

r

– op een formele manier geven – een naam geven

es ex e

– het eerbetoon

m

– het certificaat

pl

aa

b Welke informatie verklappen de woordbouw en de tekst over de betekenis van deze woorden? – entomoloog

– het terrarium

c Verklaar de woorden. Gebruik je (online)woordenboek. – de bioloog

– de kompaan – relatief

Le

– vermoedelijk – de editor

– de filmregisseur – de filmproducent – de componist

158

DEEL 2


Ik kan woorden opzoeken in een (online)woordenboek.

les 11

Ik kan synoniemen gebruiken om een tekst aantrekkelijker en duidelijker te maken.

les 14

Ik kan de betekenis van woorden in een tekst achterhalen.

les 17

r

4 Rangschik alfabetisch.

aa

a wandelende tak – spin – vis – reptiel – vogel – sprinkhaan – slak – wesp – kikker

m

Ik kan woorden alfabetisch rangschikken.

pl

b wetenschapper – president – anti–apartheidsstrijder – bioloog – componist – muzikant – zangeres – filmregisseur – filmproducent – televisieproducent – scenarioschrijver – editor – documentairemaker

les 11

5 Lees de tekst De raarste restaurants. Noteer in elke kolom twee voorbeelden. Zoek in de inleiding en de tweede alinea van de tekst. Zelfstandige naamwoorden soortnamen in het meervoud

es ex e

83

in het enkelvoud

de stellende trap

Trappen van vergelijking de vergrotende trap

Le

Ik kan lidwoorden, bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden herkennen.

eigennamen

de overtreffende trap

les 16

Test jezelf!

159


6 Maak de tekst aantrekkelijker. Vervang de onderstreepte woorden(groep) door verwijswoorden. Als er een * staat vervang je de woorden(groep) door synoniemen. Indien nodig raadpleeg je een (online)woordenboek.

Junko Tabei

pl

m

es ex e

Eerste vrouw op Mount Everest

aa

r

(1939-2016) staat bekend als de eerste vrouw die de Mount Everest beklom. 1 Junko werd geboren in Japan op 22 september 1939. 2 In Japan studeerde 3* Junko Engelse literatuur en tijdens 4 Junko’s studietijd werd ze lid van de lokale bergbeklimmingsclub. 5 In haar studietijd beklom Junko Mount Fuji en de Zwitserse Matter Horn, twee beruchte toppen. Toen vonden de media het tijd voor een stunt. Als vertegenwoordiger van 6 de media daagde de YoMiuri krant 7 Junko uit. 8* Junko moest met een geheel vrouwelijk team naar Nepal, om de Mount Everest te beklimmen. Na een lange training stonden 9 Junko en de teamleden in 1975 aan de voet van de Mount Everest. 10 Aan de voet van de Mount Everest werd 11 (van Junko en het team) kamp gebouwd. 12 Het kamp werd echter getroffen door een lawine. 13 De lawine begroef 14 Junko en haar teamleden onder een enorm pak sneeuw. Gelukkig waren er de sherpa’s. 15 De sherpa’s konden 16* Junko en haar teamleden op het nippertje redden. Slechts twaalf dagen later stond Junko als eerste vrouw aan de top van de Mount Everest. Daarna was er geen berg meer te hoog voor 17* Junko. Junko werd de eerste vrouw die de zeven hoogste bergtoppen in de zeven wereldcontinenten heeft bedwongen. 18* Junko zette zich ook actief in voor het behoud van de fragiele berglandschappen. 10

2

11

3

12

4

13

5

14

6

15

7

16

8

17

9

18

Le

1

160

Ik kan een (online)woordenboek gebruiken.

les 11

Ik kan synoniemen gebruiken om een tekst aantrekkelijker en duidelijker te maken.

les 14

Ik kan verwijswoorden gebruiken om een tekst aantrekkelijker te maken.

les 11

DEEL 2


Genietend lezen

1 Bekijk de cover en lees de flaptekst.

aa

r

Sam komt aarzelend de zaal binnen geschuifeld. Het is behoorlijk druk en de kans dat ze me zal opmerken is kleiner dan het bestaan van een hittegolf op de Mount Everest. But shit happens, vooral to me! Sam komt mijn richting uit. Ik doe alsof ik haar niet zie en fixeer mijn blik op een kruimel op de tafel. Het lijkt alsof ik twee paar ogen heb: een paar dat vastgepind is op die kruimel, en een ander paar dat de bolletjesjurk volgt. En die is nu vervaarlijk dichtbij. Kon ik maar toveren! Sam blijft staan.

pl

Mika is geïntrigeerd door zijn nieuwe klasgenote. Sam is anders dan de anderen en dat ligt heus niet alleen aan de uiteenlopende looks die ze zichzelf aanmeet. Mika probeert te achterhalen wie Sam precies is. Het wordt een zoektocht die hem erg op de proef zal stellen.

2 Lees het fragment.

a Wie zijn de belangrijkste personages? Wat weet je over hen? b Wat zal er, volgens jou, met deze personages gebeuren? Baseer je antwoorden op de informatie uit het fragment. c Tijdens de middagpauze zit de ik-persoon samen met Sam aan de tafel. De ik-persoon voelt dat hij bloedrood wordt. Waarom? d Volgens de ik-persoon is Sam een meid met principes. Zoek twee voorbeelden van die principes in de tekst. e Maar ook de ik-persoon heeft principes. Zoek er twee in het fragment. f Welke principes streef jij na in je leven? Leg ook uit waarom je dat doet. g Ben jij eerder de ik-persoon of Sam tijdens de les wiskunde? Verklaar. h Welk vak vind jij moeilijker dan de Mount Everest beklimmen? Leg uit. i De ik-persoon en Sam zitten op school. Wat lijkt er op jouw school? En welke verschillen zijn er? j De ik-persoon praat tegen zichzelf in dit fragment. Wanneer praat jij tegen jezelf? Noteer wat je deze ochtend tegen jezelf zei. Laat je buur raden waarom dat in je hoofd omging.

es ex e

84-87

m

a Welke themacombinatie past het best bij dit boek? jaloers zijn – school pesten – verdriet liefde – vriendschap sciencefiction – oorlog b Over welke personages gaat het boek? Wat weet je nu al over hen? c Is Mika een jongen of een meisje? Waarom denk je dat? d Zou jij dit soort boek kopen in de boekhandel? Waarom (niet)?

Le

84-87

3 Je weet niet precies hoe de personages eruitzien. Zoek foto’s van personen die de ik-persoon of Sam kunnen zijn. Maak een fotocombinatie die bij het fragment zou kunnen horen. Noteer in enkele kernwoorden waarom je precies die foto’s koos.

Genietend lezen

161


Genietend lezen

1 Bekijk de cover en lees de flaptekst.

aa

r

I944. Oostburg, Zeeuws-Vlaanderen. Het dorp waar Sooys woont, wordt gebombardeerd. Zonder huis, zonder ouders en zonder wegwijzers moet hij met zijn zusje en broertjes op zoek naar veiligheid – dwars door oorlogsbied. Bruggen zijn opgeblazen, er liggen mijnenvelden, hele gebieden zijn onder water gelopen … En ondertussen heeft hij ook nog een geheime boodschap bij zich.

pl

Wie kun je vertrouwen in een land vol vijanden en gevaar? En hoe kan er te midden van alle geweld en onzekerheid toch iets heel moois ontstaan? Als Sooys in Marries ogen kijkt, weet hij dat het kan. In I944 lag Oostburg twee maanden onder vuur. De bommen die de bevrijders in de maanden ervoor lieten vallen om de Duitsers tot overgave te dwingen, kostten honderden burgers het leven en zorgden voor enorme verwoestingen.

2 Lees het begin van het boek.

a Wat gebeurt er in dit fragment? Kan dit verhaal echt gebeurd zijn? b Wie is het hoofdpersonage? Waarom is hij en niet iemand anders het hoofpersonage? c Welke nevenpersonages duiken in het fragment op? Noteer telkens wat hun band met het hoofdpersonage is.

es ex e

88-92

m

a Welke themacombinatie past het best bij dit boek? vriendschap – magie   avontuur – griezel   liefde – familie   vriendschap – oorlog b Over welke personages gaat het boek? Wat weet je nu al over hen? c Zou jij dit soort boek kopen in de boekhandel? Waarom (niet)?

Hoofdpersonage en nevenpersonage

39

Een hoofdpersonage is een belangrijk figuur in het verhaal. De lezer komt veel over hem te weten. Een verhaal draait rond een of meer hoofdpersonages. Een nevenpersonage is vaak de helper of tegenstander van de hoofdpersoon. Over nevenpersonages kom je als lezer minder te weten. Het verhaal draait niet rond hen.

d Noteer de namen van de personages bij deze omschrijvingen. Opgelet: je kunt meerdere namen bij een omschrijving noteren. Ik redde Kees’ en Sooys’ leven.

Sooys vond mij in zijn ouderlijk huis.

Le

Ik overleefde de bominslag op de Markt niet. Sooys is op zoek naar mij.

e Waarom waren café Stamperius en het huis in de Nieuwstraat geen goede schuilplekken? f ‘Een half café. De Twee Emmers.’ Waarom lachte Kees niet, denk je? g Het boek heet Eigen vuur. Wat betekent dit? h Tijdens Sooys’ tocht lees je informatie die je kan helpen om een bombardement te overleven. Noteer die in bevelzinnen. i Stel dat niet Sooys, maar jij het bombardement meemaakte. Hoe zou jij reageren?

3 Stel dat dit fragment verfilmd wordt en jij voor de achtergrondmuziek moet zorgen. Welke muziek zou jij dan kiezen en waarom? Verzamel muziekstukjes die bij dit fragment passen. 88-92

162

DEEL 2


PROJECT 1 – Pimp je leeshoek!

Uitdaging

Le

es ex e

m

pl

aa

r

Werk met je groep een aantrekkelijke leeshoek uit. Een leeshoek bevat boeken, afbeeldingen, voorwerpen … die verschillende aspecten van een thema belichten. Stel daarna je leeshoek aan anderen voor.

Kwaliteitseisen leeshoek – Je leeshoek stelt een thema sfeervol en aantrekkelijk voor. – De getoonde materialen zijn gevarieerd: minstens vijf fictieboeken, minstens vijf nonfictiedocumenten, diverse andere voorwerpen … – In je leeshoek laat je een voorgelezen fragment en/of audio-opnames horen. Kwaliteitseisen voorstelling leeshoek – Je stelt je leeshoek aantrekkelijk voor. – De presentatie van de leeshoek gebeurt enthousiast.

PROJECT 1 – Pimp je leeshoek!

163


OV UR

1 Bespreek deze vragen over je leeshoek met je groep.

1

Wat moet je creëren? Voor wie moet je dit maken (doelpubliek)? Welk thema kies je? Aan welke criteria moet de leeshoek voldoen? Welke ervaringen kunnen jou helpen? Maakte je al eerder zoiets? Wat liep er toen goed en wat niet? f Noteer het thema en de groepsleden.

r

a b c d e

Groepsleden

aa

Thema 1 2 3

OV UR

pl

4 2 Gebruik de topische vragen om het thema te verkennen.

5

9

12

13

m

a Welke zaken komen bij je op als je aan het gekozen thema denkt? b Welke boeken, documenten, fragmenten en materialen passen erbij?

3 Neem de kwaliteitseisen grondig door. Ga op zoek naar materiaal voor je leeshoek.

es ex e

a Selecteer een aanbod met verschillende teksttypes; minstens vijf fictiefragmenten en minstens vijf non-fictieteksten. Noteer de keuzes in de tabel bij teksttypes. b Zoek voorwerpen om jullie thema aan de bezoeker duidelijk te maken. Kijk daarnaast ook uit naar tekeningen en foto’s. Noteer de resultaten in de tabel bij voorwerpen. c In een fijne leeshoek is er iets te horen. Kies muziek die bij jullie thema past. Ga ook na welke zaken je hiervoor nodig hebt. Noteer de besluiten bij geluid. d De leeshoek moet ook ingericht worden. Hoe pakken jullie dat aan? Welke spullen heb je hiervoor nodig? Schrijf de afspraken op bij aankleding.

Afsprakenblad

teksttypes

fictie jeugdboeken poëzie

Le

non-fictie boeken

tijdschriften (artikels …)

voorwerpen

geluid

afbeeldingen foto’s tekeningen passende muziek als achtergrondgeluid apparaten voor geluidsfragmenten (boxje, oortjes …) snoeren, verdeelstekker …

164

DEEL 2

Wie zorgt hiervoor? Ten laatste op

Oké? 


aankleding

een doek, een tafellaken … karton om af te schermen

4 Stel de meegebrachte zaken aan de groep voor.

r

5 In de leeshoek horen ook enkele zelfgemaakte documenten.

1

5

7

9

11

16

pl

OV UR

Vink in de tabel van opdracht 3 af wat al in orde is. Wat moet er nog gebeuren? Geeft het materiaal een duidelijk beeld van het thema? Is er voldoende materiaal? Welke zaken ontbreken? Wordt het een aantrekkelijk geheel? Wat kan er beter? Is er genoeg afwisseling? Zal je leeshoek aan de evaluatiecriteria voldoen?

aa

a b c d e f

m

a Een alfabetische lijst – Maak een alfabetische lijst met alle benodigdheden (de gekozen teksten, de geselecteerde voorwerpen, het audiovisueel materiaal …). – Noteer naast elk element uit de lijst een typerend bijvoeglijk naamwoord. – Zorg voor een passende lay-out. b Voorstelling van de leeshoek – Maak je leeshoek bekend in een korte tekst. In dit document stel je niet alleen het thema, maar ook de groepsleden voor.

es ex e

Gebruik de tegenwoordige tijd. Zorg voor een geschikte opmaak. Maak je boodschap kort, duidelijk en gepast.

6 Richt de leeshoek aantrekkelijk in met de voorwerpen, de teksten, de documenten …

Tip

9

– Werk driedimensionaal. Leg zaken plat op de tafel, kleef documenten tegen de achterwand, maar zet ook boeken, voorwerpen … rechtop. – Maak een zichtbaar onderscheid tussen fictie en non-fictie. – Test het audiovisueel materiaal.

7 Straks stel je de leeshoek aan de klasgenoten voor.

17

Tip

6

15

Le

a Maak een spiekbriefje met kernwoorden die de belangrijkste informatie over jouw leeshoek samenvatten.

b Oefen de voorstelling verschillende keren in. Let op je stemgebruik (VITA) en kies voor formele taal. De documenten, teksten en voorwerpen uit je leeshoek vormen de rode draad van je uitleg.

8 Beoordeel met de andere groepsleden het huidige resultaat. Geef feedback. a Wat is af? b Wat moet nog gebeuren? c Wat moet bijgestuurd worden? PROJECT 1 – Pimp je leeshoek!

165


9 Stel je leeshoek voor aan de andere groepen. Verzorg je stemgebruik (VITA). Luister actief naar de andere voorstellingen. OV UR

6

10 Geef feedback over de prestatie van een andere groep.

15

18

thema leeshoek

r

groepsleden

b Leg uit wat er volgens jou minder goed loopt.

pl

c Geef een concrete tip om dit punt te verbeteren.

aa

a Vertel wat er volgens jou heel goed uitgewerkt is. Gebruik de ik-vorm.

d Sluit af met een positief punt en een aanmoediging.

es ex e

m

11 Ook jij kreeg feedback. Noteer twee complimenten en een aandachtpunt.

12 Beoordeel jouw prestatie in het blauw. Eventuele feedback van je leerkracht noteer je in het rood. a b c d e f g

Het thema van onze leeshoek is duidelijk. Onze leeshoek is aantrekkelijk. De gekozen materialen verduidelijken het thema. De gekozen audiofragmenten passen bij het thema. De mondelinge voorstelling van de hoek boeit het publiek. De hoek werd enthousiast voorgesteld. De documenten zijn correct opgesteld.

13 Duid aan hoe je groep functioneerde.

Le

In onze groep …

– werd goed afgesproken wie wat zou meebrengen. – bracht iedereen het afgesproken materiaal tijdig mee. – had iedereen voldoende inbreng. – werd er naar iedereen geluisterd. – gaf iedereen opbouwende feedback aan anderen. –

166

DEEL 2

1  1  1  1  1  1  1

2  2  2  2  2  2  2

3  3  3  3  3  3  3

4 4 4 4 4 4 4

18

18


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.