Samenleesboekjes - Lesbrieven

Page 1

LESBRIEF: SAM IS WOEST

Tips die de leerkracht kan geven aan ouders van kleuters die al interesse hebben in lezen Lees de letters voor zoals je kind dat op school leert:

→ s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist → a: zeg kort ‘a’ zoals in ‘kat’ en niet lang ‘aa’ zoals in ‘raam’ → m: niet ‘em’ maar ‘mmm’ zoals ‘mmm, dat is lekker’ Prikkel de nieuwsgierigheid van je kind, dan voelt je kind zich trots: ‘Kijk eens wat ik al kan!’ Leg de druk op je kleuter niet te hoog: ‘Ik wil maar een paar woordjes zelf lezen, dan ben ik al moe en dan wil ik dat je het verhaal gewoon voorleest.’ Wijs met je vinger langs de letters terwijl je voorleest, steeds van links naar rechts. Zo laat je je kind op een heel natuurlijke manier wennen aan de leesrichting.


Activiteiten voor de 3de kleuterklas (groep 2) en het 1ste leerjaar (groep 3) 1. Kies een letter om alzijdig te verkennen: a 1.1 Luister naar de klank. Luister goed. Ik ga een woord zeggen. Welke klank hoor je in het midden? 1.2 Onderzoek hoe je de klank uitspreekt Laat de kinderen de ‘a’ zeggen en ontdek samen wat er gebeurt: De ‘a’ is een klinker. De luchtstroom kan gewoon door en wordt niet tegengehouden zoals bij een medeklinker (vb. m en s) Ontdek samen met de kleuters wat je met je mond doet als je andere klinkers uitspreekt (vb. a aa ie ee oo). Maak ook eens een lange stroom klinkers, dat klinkt gek. (vb.aooieoeijuu)

→ → →

1.3 De vorm van de letter Print de letter ‘a’ in het groot af. Let op dat je het juiste lettertype kiest (arial of verdana) zodat je dezelfde ‘a’ gebruikt als in het boekje ‘sam is woest’. Laat de kinderen met hun vinger over de lettervorm gaan Kleur de letter ‘m’ in Maak van klei een ‘m’

→ → →


1.4 Zoek woorden met een 'a' Boek ‘sam is woest’: Op de omslag: sam is woest In het boek: sam, bak

→ →

Een a kan in het begin of in het midden van een woord staan. LET OP! De letter ‘a’ op het einde van een woord wordt uitgesproken als ‘aa’. Om geen verwarring te veroorzaken werken we bij beginnende lezers eerst enkel met klankzuivere woorden. Dus niet woorden als ‘ja, sta, tafel’. Bij deze woorden schrijf je een ‘a’ maar zeg je een ‘aa’. Laat de kleuters zelf woorden met een ‘a’ bedenken. Vb. appel, mand, af, kat Wie heeft een ‘a’ in zijn naam?

→ →

Waarschijnlijk stuit je bij het zoeken naar letters met een ‘a’ al op de lange ‘aa’.

→ Als je het boek later nog eens herleest, kan je de ‘a’ herhalen en de ‘aa’ als nieuwe doelletter kiezen. (vb. baas) Een andere goede doelletter is de ‘ui’.

→ Veel kinderen vinden dit een moeilijke klank. → Meertalige kinderen vinden de ‘ui’ vaak extra moeilijk omdat de ‘ui’ soms niet in hun thuistaal voorkomt. → De ‘ui’ komt in het boek ‘sam is woest’ voor in de woorden ‘vuil’, ‘lui’ en ‘muis’. → Oefeningen op ‘ui’ kan je terugvinden in de lesbrief ‘muis zoekt een huis’.


2. Lees het boek 'sam is woest' voor

Zeg de klanken van het doelwoord op de linkerpagina

→ Laat de kinderen luisteren maar nog niet kijken. → Wie kan die klanken al aan elkaar plakken tot een woord? → Herhaal indien nodig de klanken. → Maak de pauze tussen de klanken

korter, dan is het eenvoudiger om de klanken aan elkaar te plakken tot een woord.

Laat nu pas de tekening links zien

→ Herhaal de klanken terwijl je de letters in de ballonnen aanwijst. → Lees het hele woord terwijl je het onder de ballonnen aanwijst.

Laat de kinderen de tekening rechts bekijken

→ Kies één kind om te helpen met het lezen van de gekleurde

woorden op de rechterpagina en lees zelf de zwarte woorden voor.

TIP:

Wijs van links naar rechts tijdens het voorlezen, zo geef je op een heel natuurlijke manier steeds de juiste leesrichting aan.


Hieronder staat in detail uitgelegd hoe de letters verklankt moeten worden. Dit is voor jou als leerkracht waarschijnlijk vanzelfsprekend. Voor ouders is dit vaak nieuwe informatie. Ga met ouders van leesgierige kleuters in gesprek en vraag even na of ze weten hoe ze de letters correct moeten verklanken voor hun kind. Zo kunnen de ouders op een juiste manier reageren op de vraag: ‘Welke letter is dat?’

→ →

sam s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist a: zeg kort ‘a’ zoals in ‘kat’ en niet lang ‘aa’ zoals in ‘raam’ m: niet ‘em’ maar ‘mmm’ zoals ‘mmm, dat is lekker’ noor n: niet ‘en’ maar ‘nnnn’ oo: ‘oo’ leren kinderen als groepje herkennen r: niet ‘er’ maar ‘rrr’ net n: niet ‘en’ maar ‘nnnn’ e: niet ‘ee’, maar wel de heldere ‘e’ van pen t: niet ‘tee’ maar heel kort ‘t’-klank vuil v: niet ‘vee’ maar ‘vvvv’ ui: niet ‘u’ en ‘i’, ‘ui’ leren kinderen als groepje herkennen l: niet ‘el’ maar ‘llll’ lui l: niet ‘el’ maar ‘llll’ ui: niet ‘u’ en ‘i’, ‘ui’ leren kinderen als groepje herkennen


voer v: niet ‘vee’ maar ‘vvvv’ oe: niet ‘o’ en ‘e’, ‘oe’ leren kinderen als groepje herkennen r: niet ‘er’ maar ‘rrrr’ leeg l: niet ‘el’ maar ‘llll’ ee: ‘ee’ leren kinderen als groepje herkennen g: niet ‘gee’, maar wel ‘g’-klank bak b: niet ‘bee’ maar heel kort ‘b’-klank a: niet ‘aaa’, let op het onderscheid ‘a’ – ‘aa’ k: niet ‘kaa’ maar heel kort ‘k’-klank boos b: niet ‘bee’ maar heel kort ‘b’-klank oo: ‘oo’ leren kinderen als groepje herkennen s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist baas b: niet ‘bee’ maar heel kort ‘b’-klank aa: ‘aa’ leren kinderen als groepje herkennen s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist eet ee: ‘ee’ leren kinderen als groepje herkennen t: niet ‘tee’ maar heel kort ‘t’-klank moe m: niet ‘em’ maar ‘mmm’ zoals in ‘mmm, dat is lekker’ oe: niet ‘o’ en ‘e’, ‘oe’ leren kinderen als groepje herkennen tuin t: niet ‘tee’ maar heel kort ‘t’-klank ui: niet ‘u’ en ‘i’, ‘ui’ leren kinderen als groepje herkennen n: niet ‘en’ maar ‘nnnn’


oog oo: ‘oo’ leren kinderen als groepje herkennen g: niet ‘gee’, maar wel ‘g’-klank muis m: niet ‘em’ maar ‘mmm’ zoals in ‘mmm, dat is lekker’ ui: niet ‘u’ en ‘i’, ‘ui’ leren kinderen als groepje herkennen s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist 3. Praat samen over het verhaal

→ Zijn Sam en Noor vrienden? → Moeten vrienden dezelfde dingen leuk vinden? → Kan je samenwerken met iemand die niet je vriend is? → Kan het dat je iemand eerst niet zo leuk vindt en later wel? → Zoek in het boekje naar de muis. 4. Laat de kinderen zelfstandig het boek 'sam is woest' ontdekken Tijdens het klassikaal werken met het boek zal al snel opvallen dat er grote verschillen zijn tussen de kinderen.

→ Sommige kinderen zijn al heel nieuwsgierig naar al die

letters en woorden. Zij willen het boekje nadien misschien nog zelfstandig bekijken. Door de afbeeldingen links weten ze welk woord er staat. Ze hakken dat woord zelf in stukken en herhalen zo voor zichzelf de letters. Ze zullen meer een meer letters echt herkennen en lezen.

→ →


→ Als de kinderen de letters en woorden al goed kunnen

onthouden, kunnen ze niet alleen de gekleurde woorden lezen maar ook de vetgedrukte woorden. Spoor de kinderen ook aan om in het boekje te speuren naar de letters die ze in de klas al geleerd hebben (afhankelijk van de gebruikte leesmethode). Zo ontdekken kinderen meer en meer letters en woorden.

→ →

5. Letters oefenen in spelvorm De kinderen gaan net als Sam en Noor sporen zoeken. Ze moeten een spoor van letters volgen.

→ Schrijf met krijt drie verschillende letters op de speelplaats. → Elke letter wordt heel veel keer

geschreven. Indien de kinderen al letters kunnen schrijven, kan je dat door de kinderen zelf laten doen. Verdeel de kinderen in groepjes van 3.

→ Kind A moet luisteren en op de juiste letter stappen. → Kind B heeft een blaadje met daarop een kolom met letters of woorden (moeilijkheid aangepast aan wat de kinderen al kunnen lezen). Kind C is de juf of meester en moet nakijken of ze het juist doen. Dit kind moet dus meelezen op het blaadje en controleren of kind A op de juiste letter stapt.


De kinderen moeten van de ene naar de andere kant van de speelplaats gaan door het juiste letterspoor te volgen. Als de kinderen de overkant van de speelplaats bereikt hebben, dan gaan ze terug naar het begin van het spoor. Ze herhalen de opdracht maar elk kind krijg nu een andere rol. Het spel is gedaan als alle kinderen taak A, B en C hebben gedaan. Het spel wordt nog leuker als je op het einde van het spoor ‘de bak met voer van Sam’ zet. In ‘de bak van Sam’ zitten letterkoekjes. Kind A mag één letterkoekje uit de bak nemen.

→ → → →

Voorbeeld:

→ Op de speelplaats staat heel veel keer a, aa en oo. Dit mag kris kras door elkaar. Voorbeeld met letters:

→ Kind B leest: a aa oo oo aa aa a oo oo → Kind A stapt eerst op a, dan op aa, dan op oo, dan nog eens op oo enz. → Kind C controleert of ze het juist doen. Voorbeeld met woorden:

→ Kind B leest: sam, bak, oog, kat, noor, baas, … → Kind A stapt eerst op a, dan nog eens op a, dan op oo, dan op a, dan op oo, dan op aa, … → Kind C controleert of ze het juist doen.


Activiteiten voor het 1ste leerjaar (groep 3) en kleuters die al wat meer uitdaging willen 1. Kunnen de kinderen al de letters vinden om het woord opnieuw te maken? Laat de kinderen de woorden en de letters uitknippen. Kunnen ze de letters vinden om de woorden opnieuw te maken? Laat de kinderen de letters in de juiste volgorde opplakken. Op het einde van de lesbrief staan alle woorden die in het boek ‘sam is woest’ voorkomen. Je kan er uiteraard ook voor kiezen om deze oefening te doen met minder woorden. 2. Kunnen de kinderen met deze letters ook al nieuwe woorden maken? Van sommige woorden kan je een nieuw, bestaand woord maken door maar één letter te veranderen. Vb. vuil-voel, voer-veer, leeg-leer-lees, boos-boon-boor-boom, boos-baas, moe-moet-moer, tuin-teen-toon, oog-boog-toogloog, muis-mees-moes Deze activiteit kan je klassikaal doen met het boek ‘sam is woest’ erbij. De kinderen moeten dan nog niet alle letters kennen. Ze moeten vooral heel goed luisteren. De leerkracht verklankt de letters en laat de kinderen met de klanken spelen. Zo ontdekken kinderen dat ze nieuwe woorden kunnen maken door maar één letter te veranderen.

→ →


Neem de afbeelding bij het woord ‘vuil’. De ‘ui’ doe ik weg. In de plaats komt er een ‘oe’. Welk woord heb ik dan?

→ → →

Als de kinderen de letters allemaal kennen, kan je deze oefening ook doen met de woordkaartjes en de letterkaartjes. Laat de kinderen eerst alle klinkers kleuren. Zowel bij de woorden als bij de losse letters. Laat de kinderen pas daarna de letters en woorden uitknippen. Door de klinkers op voorhand in te kleuren, maak je de structuur van de MKM-woorden zichtbaar: een zwarte letter – een gekleurde letter - een zwarte letter.

MKM = medeklinker – klinker – medeklinker MKM vb. vuil, KM vb. eet, MK vb. lui Van sommige woorden kan je een nieuw, bestaand woord maken door maar één letter te veranderen (zie voorbeelden hierboven) Laat de kinderen eerst zelf proberen of ze nieuwe woorden kunnen maken. Een gekleurde letter wordt vervangen door een andere gekleurde letter, een zwarte letter wordt vervangen door een andere zwarte letter. Bespreek daarna klassikaal welke woorden er gemaakt zijn.

→ →

Leg ook eens drie zwarte letters achter elkaar. Kan je dat uitspreken? Laat zien dat de juf of de meester het ook niet kan uitspreken. ‘Wie maakt er nog een woord waarvan mijn tong in de knoop raakt?’

→ → →


Activiteiten voor leerlingen van de lagere school samen met een kleuter Laat kinderen van de lagere school op voorhand oefenen om het boekje ‘sam is woest’ mooi voor te lezen.

→ Toon de kinderen hoe ze de letters op de linkerpagina moeten voordoen voor de kleuters. → Ga met je klas op bezoek bij de kleuters of vraag de kleuters op bezoek in jouw klas. → Laat elk kind van de lagere school voorlezen voor één of twee kleuters. → De kinderen van de lagere school kunnen tonen wat ze al allemaal kunnen en de kleuters kunnen nieuwe letters ontdekken.

Meer informatie over de auteur en illustrator

Auteur: Isabelle Gielen https://www.isabellegielen.com/ Illustrator: Jan Van Lierde https://www.janvanlierde.be/


Woord - en letterkaartjes

s

a

m

s

a

m

n

oo

r

n

oo

r

n

e

t

n

e

t

v

ui

l

v

ui

l

l

ui

l

ui

v

oe

r

v

oe

r

l

ee

g

l

ee

g

b

a

k

b

a

k

b

oo

s

b

oo

s

b

aa

s

b

aa

s

sam is woest | Isabelle Gielen en Jan Van Lierde | Pelckmans uitgevers


Woord - en letterkaartjes

ee

t

m

oe

t

ui

n

oo

g

ui

s

m

ee

t

m

oe

t

ui

n

oo

g

ui

s

m

sam is woest | Isabelle Gielen en Jan Van Lierde | Pelckmans uitgevers


LESBRIEF MUIS ZOEKT EEN HUIS

Tips die de leerkracht kan geven aan ouders van kleuters die al interesse hebben in lezen Lees de letters voor zoals je kind dat op school leert:

→ m: niet ‘em’ maar mmm → ui: niet ‘u’ en ‘i’, ‘ui’ leren kinderen als groepje herkennen → s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist Prikkel de nieuwsgierigheid van je kind, dan voelt je kind zich trots: ‘Kijk eens wat ik al kan!’ Leg de druk op je kleuter niet te hoog: ‘Ik wil maar een paar woordjes zelf lezen, dan ben ik al moe en dan wil ik dat je het verhaal gewoon voorleest.’ Wijs met je vinger langs de letters terwijl je voorleest, steeds van links naar rechts. Zo laat je je kind op een heel natuurlijke manier wennen aan de leesrichting.


Activiteiten voor de 3de kleuterklas (groep 2) en het 1ste leerjaar (groep 3) 1. Kies een letter om alzijdig te verkennen: ui

→ Hieronder staat uitgewerkt hoe je samen met de kinderen

de letter ‘ui’ alzijdig kan verkennen. Werk je liever met de ‘m’ of de ‘s’ als doelletters, kijk dan voor de ‘m’ in de lesbrief ‘mol in de put’ en voor de ‘s’ in de lesbrief ‘kas is boos’. In dit boekje komt de letter ‘a’ ook veel voor (kat, rat, val). Werk je liever met de ‘a’ als doelletter. Kijk dan in de lesbrief ‘sam is woest’.

1.1 Luister naar de klank. Luister goed. Ik ga een woord zeggen. Welke klank hoor je in het midden van het woord? muis: ui

Sommige letters lijken heel hard op elkaar. Ik ga nu twee letters zeggen, jullie moeten goed luisteren. Zijn het twee dezelfde letters of zijn het twee verschillende letters? Twee dezelfde letters: de kinderen houden de twee handen bij elkaar Twee verschillende letters: de kinderen houden de twee handen uit elkaar In het begin gebruik je grote verschillen. Zo kan je controleren of de kinderen de instructie begrijpen (hetzelfde=handen bij elkaar, verschillend=handen uit elkaar).

→ → → →


→ Daarna ga je er af en toe combinaties tussen steken waarbij

de verschillen moeilijker te horen zijn. Observeer goed tijdens deze oefening. Welke kinderen kunnen het al? Welke kinderen hebben moeite met het horen van de verschillen? Voorbeelden voor 'dezelfde letters of grote verschillen?': ui oo, ui ui, aa ui, ee ui Voorbeelden voor 'dezelfde letters of kleine verschillen?': ui ui, ui eu, ui u, ui uu

→ →

In het boekje ‘muis zoekt een huis’ komen al deze klanken aan bod. ui in muis en huis, eu in neus en deur, uu in muur, u in mus De verschillen tussen deze klanken horen en deze letters uit elkaar houden, vinden kinderen vaak moeilijk. Voor meertalige kinderen is dit vaak extra moeilijk, vooral als bepaalde klanken in hun thuistaal niet voorkomen. Je kan deze oefening ook doen met woorden.

→ Voorbeelden voor 'hetzelfde of grote verschillen?': muis moos / ruik rook / suis sis / lus lees / geur gaar / bus bos / rus roos / keur kier / zuur zeer / leuk lok / deur dier

→ Voorbeelden voor 'hetzelfde of kleine verschillen?':

muis muis / muis mus/ mus mus / ruik ruik / ruik reuk / reuk reuk / suis suis / suis sus / sus sus / lus lus / lus luis / luis luis / geur geur / geur guur / guur guur / bus bus / bus buis / buis buis / rus rus / rus ruis / ruis ruis / keur keur / keur kuur / kuur kuur / zeur zeur / zeur zuur / zuur zuur / leuk leuk / leuk luik / luik luik / duur duur / duur deur / deur deur


1.2 Onderzoek hoe je de klank uitspreekt Laat de kleuters de ‘ui’ zeggen en luister goed. Kunnen alle kleuters de ui mooi uitspreken? Soms is het uitspreken van de ‘ui’ moeilijk voor meertalige kinderen, ‘ui’ wordt soms vervormd tot ‘oe’. Soms kunnen de kinderen een ‘ui’ wel mooi uitspreken maar vervormen de ouders die klank tot ‘oe’. Het is best om hiermee rekening te houden.

→ → →

1.3 De vorm van de letter Bekijk samen met de kleuters de ‘ui’. Wat is er speciaal aan? Laat de kleuters het zelf ontdekken door gerichte vragen te stellen. Wat is speciaal? Als de letters apart voorkomen, is het een ‘u’ zoals in ‘mus’ en een ‘i’ zoals in ‘ik’. Als de letters samen staan, wordt het uitgesproken als ‘ui’. De volgorde van de ‘u’ en de ‘i’ mag je niet kiezen. Het moet altijd zo.

→ →

Print de letter ‘ui’ in het groot af. Laat de kleuters met hun vinger over de lettervorm gaan Kleur de letter ‘ui’ in Maak van klei een ‘ui’

→ → →


1.4 Zoek woorden met een 'ui' Boek ‘muis zoekt een huis: Op de omslag: muis zoekt een huis In het boek: muis, huis

→ →

Een ui kan in het begin/in het midden/op het einde van een woord staan. Laat de kleuters zelf woorden met een ‘ui’ bedenken vb. muis, huis, buis, uil, uit, lui, trui, buiten, suiker Wie heeft een ‘ui’ in zijn naam?

→ →

Als je het boek later nog eens herleest, kan je de vorige doelletter herhalen en een nieuwe doelletter kiezen om alzijdig te verkennen. vb. eu. In het boekje staan twee doelwoorden met eu: deur en neus.


2. Lees het boek 'muis zoekt een huis' voor

Zeg de klanken van het doelwoord op de linkerpagina

→ Laat de kinderen luisteren maar nog niet kijken. → Wie kan die klanken al aan elkaar plakken tot een woord? → Herhaal indien nodig de klanken. → Maak de pauze tussen de

klanken korter, dan is het eenvoudiger om de klanken aan elkaar te plakken tot een woord.

Laat nu pas de tekening links zien

→ Herhaal de klanken terwijl je de letters in de ballonnen aanwijst. → Lees het hele woord terwijl je het onder de ballonnen aanwijst. Laat de kinderen de tekening rechts bekijken

→ Kies één kind om te helpen met het lezen van de gekleurde woorden op de rechterpagina en lees zelf de zwarte woorden voor.

TIP:

Wijs van links naar rechts tijdens het voorlezen, zo geef je op een heel natuurlijke manier steeds de juiste leesrichting aan.


Hieronder staat in detail uitgelegd hoe de letters verklankt moeten worden. Dit is voor jou als leerkracht waarschijnlijk vanzelfsprekend. Voor ouders is dit vaak nieuwe informatie. Ga met ouders van leesgierige kleuters in gesprek en vraag even na of ze weten hoe ze de letters correct moeten verklanken voor hun kind. Zo kunnen de ouders op een juiste manier reageren op de vraag: ‘Welke letter is dat?’

→ →

muis m: niet ‘em’ maar ‘mmm’ zoals in ‘mmm, dat is lekker’ ui: niet ‘u’ en ‘i’, ‘ui’ leren kinderen als groepje herkennen s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist kaas k: niet ‘kaa’ maar heel kort ‘k’-klank aa: niet ‘aa’ en ‘aa’, ‘aa’ leren kinderen als groepje herkennen s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist deur d: niet ‘dee’ maar heel kort ‘d’-klank eu: niet ‘e’ en ‘u’, ‘eu’ leren kinderen als groepje herkennen r: niet ‘er’ maar ‘rrrrr’ huis h: niet ‘haa’ maar ‘hu’ ui: niet ‘u’ en ‘i’, ‘ui’ leren kinderen als groepje herkennen s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist oor oo: ‘oo’ leren kinderen als groepje herkennen r: niet ‘er’ maar ‘rrrrr’


neus n: niet ‘en’ maar ‘nnnn’ eu: niet ‘e’ en ‘u’, ‘eu’ leren kinderen als groepje herkennen s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist muur m: niet ‘em’ maar ‘mmm’ zoals in ‘mmm, dat is lekker’ uu: ‘uu’ leren kinderen als groepje herkennen r: niet ‘er’ maar ‘rrrrr’ gat g: niet ‘gee’, maar wel ‘g’-klank a: niet ‘aaa’, let op het onderscheid ‘a’ – ‘aa’ t: niet ‘tee’ maar heel kort ‘t’-klank poot p: niet ‘pee’ maar heel kort ‘p’-klank ‘oo’ leren kinderen als groepje herkennen t: niet ‘tee’, maar heel kort ‘t’-klank kat k: niet ‘kaa’ maar heel kort ‘k’-klank a: niet ‘aaa’, let op het onderscheid ‘a’ – ‘aa’ t: niet ‘tee’, maar heel kort ‘t’-klank rat r: niet ‘er’ maar ‘rrrrr’ a: niet ‘aaa’, let op het onderscheid ‘a’ – ‘aa’ t: niet ‘tee’, maar heel kort ‘t’-klank val v: niet ‘vee’ maar ‘vvvv’ a: niet ‘aaa’, let op het onderscheid ‘a’ – ‘aa’ l: niet ‘el’ maar ‘llll’


mus m: niet ‘em’ maar ‘mmm’ zoals in ‘mmm, dat is lekker’ u: let op onderscheid ‘u’ en ‘uu’ s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist hol h: niet ‘haa’ maar ‘hu’ o: zeg kort ‘o’ zoals in ‘sok’ maar niet lang ‘oo’ zoals in ‘boos’ l: niet ‘el’ maar ‘lll’ moos m: niet ‘em’ maar ‘mmm’ zoals in ‘mmm, dat is lekker’ ‘oo’ leren kinderen als groepje herkennen s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist

3. Praat samen over het boek

→ Ben jij al eens verhuisd? → Wat is er leuk aan verhuizen? → Wat is er niet leuk aan verhuizen? → Woon jij graag in de stad? Waarom wel of waarom niet? 4. Laat de kinderen zelfstandig het boek 'muis zoekt een huis' ontdekken Tijdens het klassikaal werken met het boek zal al snel opvallen dat er grote verschillen zijn tussen de kinderen. Sommige kinderen zijn al heel nieuwsgierig naar al die letters en woorden. Zij willen het boekje nadien misschien nog zelfstandig bekijken.


→ Door de afbeeldingen links weten ze welk woord er staat. Ze

hakken dat woord zelf in stukken en herhalen zo voor zichzelf de letters. Ze zullen meer een meer letters echt herkennen en lezen. Als de kinderen de letters en woorden al goed kunnen onthouden, kunnen ze niet alleen de gekleurde woorden lezen maar ook de vetgedrukte woorden. Spoor de kinderen ook aan om in het boekje te speuren naar de letters die ze in de klas al geleerd hebben (afhankelijk van de gebruikte leesmethode). Zo ontdekken kinderen meer en meer letters en woorden.

→ → →

5. Letters oefenen in spelvorm Maak van een oude schoendoos een muizenholletje. Lees de raadsels voor aan de kinderen en laat ze de woorden met de ui raden. De kinderen mogen het woord niet hardop zeggen. Ze moeten de betekenis tekenen. Kinderen die het woord niet kunnen raden met het raadsel mogen naar de tekeningen van de andere kinderen kijken. Kunnen ze het woord nu raden? De kinderen verzamelen hun tekeningen in het holletje van de muis. Zo kunnen ze later thuis het raadspel nog eens spelen met de tekeningen.

→ → → →


Raadsels ui-woorden Ik zoek een woord met een ui. Het heeft een muur en een dak en ook nog een raam en een deur. Wat is het? (huis)

Ik zoek een woord met een ui. Het is een ding. Soms is het lang. Soms is het kort. Er kan iets door. De eerste letter is een b. Wat is het? (buis)

Ik zoek een woord met een ui. Het is een dier. Het is heel klein. Als het in je haar zit, dan heb je jeuk en dan moet je krabben. Welk dier is het? (luis)

Ik zoek een woord met een ui. Het is een dier. Het woont in een hol. Het eet kruimels van de grond en het doet ‘piep piep’. Welk dier is het? (muis)

Ik zoek een woord met een ui. Het is een dier dat kan vliegen. Het dier eet graag muizen. 's Nachts vliegt het dier door het bos en het doet ‘oe hoe’. Welk dier is het? (uil)


Activiteiten voor het 1ste leerjaar (groep 3) en kleuters die al wat meer uitdaging willen 1. Kunnen de kinderen al de letters vinden om het woord opnieuw te maken? Laat de kinderen de woorden en de letters uitknippen. Kunnen ze de letters vinden om de woorden opnieuw te maken? Laat de kinderen de letters in de juiste volgorde opplakken. Op het einde van de lesbrief staan alle woorden die in het boek ‘muis zoekt een huis’ voorkomen. Je kan er uiteraard ook voor kiezen om deze oefening te doen met minder woorden. Tijdens deze oefening moeten de kinderen heel goed kijken naar de letters. Deze zullen ook al eens ondersteboven liggen. Zo zullen kinderen misschien ontdekken dat de ‘n’ een ‘u’ wordt als je die omdraait. Of ze vinden de letter ‘u’ of ‘n’ niet omdat ze nog niet ontdekt hebben dat ze die moeten omdraaien. Misschien ontdekken de kinderen ook dat de ‘p’ een ‘d’ wordt als je die omdraait. Het omdraaien van letters komt aan bod in het boekje ‘aap leest een boek’ en in bijhorende lesbrief.

→ →


2. Kunnen de kinderen ook al nieuwe woorden maken? Van sommige woorden kan je een nieuw, bestaand woord maken door maar één letter te veranderen. Vb. muis-moos-mus, muis-huis, kaas-kaal, deur-duur-daardoor-dor, oor-door-koor-hoor, hol-mol, rat-kat, val-vol, hol-vol, poot-put, val-vuil-vul, gat-goot Deze activiteit kan je klassikaal doen met het boek ‘muis zoekt een huis’ erbij. De kinderen moeten dan nog niet alle letters kennen. Ze moeten vooral heel goed luisteren. De leerkracht verklankt de letters en laat de kinderen met de klanken spelen. Zo ontdekken kinderen dat ze nieuwe woorden kunnen maken door maar één letter te veranderen.

→ →

Neem de afbeelding bij het woord ‘muis’.

→ De ‘ui’ doe ik weg. → In de plaats komt er een ‘oo’. → Welk woord heb ik dan?

Als de kinderen de letters allemaal kennen, kan je deze oefening ook doen met de woordkaartjes en de letterkaartjes. Laat de kinderen eerst alle klinkers kleuren. Zowel bij de woorden als bij de losse letters. Laat de kinderen pas daarna de letters en woorden uitknippen. Door de klinkers op voorhand in te kleuren, maak je de structuur van de MKM-woorden zichtbaar: een zwarte letter – een gekleurde letter - een zwarte letter.


MKM = medeklinker – klinker – medeklinker MKM vb. muis, KM vb. oor, MK vb. lui Van sommige woorden kan je een nieuw, bestaand woord maken door maar één letter te veranderen. (zie voorbeelden hierboven) Laat de kinderen eerst zelf proberen of ze nieuwe woorden kunnen maken. Een gekleurde letter wordt vervangen door een andere gekleurde letter, een zwarte letter wordt vervangen door een andere zwarte letter. Bespreek daarna klassikaal welke woorden er gemaakt zijn.

→ →

Leg ook eens drie zwarte letters achter elkaar.

→ Kan je dat uitspreken? → Laat zien dat de juf of de meester het ook niet kan uitspreken. → ‘Wie maakt er nog een woord waarvan mijn tong in de knoop raakt?’


Activiteiten voor leerlingen van de lagere school samen met een kleuter Laat kinderen van de lagere school op voorhand oefenen om het boekje ‘muis zoekt een huis’ mooi voor te lezen.

→ Toon de kinderen hoe ze de letters op de linkerpagina moeten voordoen voor de kleuters. → Ga met je klas op bezoek bij de kleuters of vraag de kleuters op bezoek in jouw klas. → Laat elk kind van de lagere school voorlezen voor één of twee kleuters. → De kinderen van de lagere school kunnen tonen wat ze al allemaal kunnen en de kleuters kunnen nieuwe letters ontdekken.

Meer informatie over de auteur en illustrator

Auteur: Isabelle Gielen https://www.isabellegielen.com/ Illustrator: Jan Van Lierde https://www.janvanlierde.be/


Woord - en letterkaartjes

m

ui

s

m

ui

s

k

aa

s

k

aa

s

d

eu

r

d

eu

r

h

ui

s

h

ui

s

oo

r

oo

r

n

eu

s

n

eu

s

m

uu

r

m

uu

r

g

a

t

g

a

t

p

oo

t

p

oo

t

muis zoekt een huis | Isabelle Gielen en Jan Van Lierde | Pelckmans uitgevers


Woord - en letterkaartjes

k

a

t

k

a

t

r

a

t

r

a

t

v

a

l

v

a

l

m

u

s

m

u

s

h

o

l

h

o

l

m

oo

s

m

oo

s

muis zoekt een huis | Isabelle Gielen en Jan Van Lierde | Pelckmans uitgevers


LESBRIEF MOL IN DE PUT

Tips die de leerkracht kan geven aan ouders van kleuters die al interesse hebben in lezen Lees de letters voor zoals je kind dat op school leert:

→ m: niet ‘em’ maar ‘mmm’ zoals ‘mmm, dat is lekker’ → o: zeg kort ‘o’ zoals in ‘sok’ maar niet lang ‘oo’ zoals in ‘boos’ → l: niet ‘el’ maar ‘lll’ met de tongpunt bovenaan achter de tanden Prikkel de nieuwsgierigheid van je kind, dan voelt je kind zich trots: ‘Kijk eens wat ik al kan!’ Leg de druk op je kleuter niet te hoog: ‘Ik wil maar een paar woordjes zelf lezen, dan ben ik al moe en dan wil ik dat je het verhaal gewoon voorleest.’ Wijs met je vinger langs de letters terwijl je voorleest, steeds van links naar rechts. Zo laat je je kind op een heel natuurlijke manier wennen aan de leesrichting.


Activiteiten voor de 3de kleuterklas (groep 2) en het 1ste leerjaar (groep 3) 1. Kies een letter om alzijdig te verkennen: m 1.1 Luister naar de klank. Luister goed. Ik ga een woord zeggen. Welke klank hoor je in het begin? 1.2 Onderzoek hoe je de klank uitspreekt Laat de kinderen de ‘m’ zeggen en ontdek samen wat er gebeurt: Kijk in de spiegel: de lippen staan op elkaar. Als je heel lang ‘mmm’ zegt, trillen je lippen. Leg je hand op je neus en voel. Hou een kleine spiegel onder de neus en kijk.

→ → → →

1.3 De vorm van de letter Print de letter ‘m’ in het groot af: Laat de kinderen met hun vinger over de lettervorm gaan Kleur de letter ‘m’ in Maak van klei een ‘m’

→ → →


1.4 Zoek woorden met een 'm' Boek ‘mol in de put’: Op de omslag: mol in de put In het boek: mol, boem

→ →

Een m kan in het begin, in het midden en aan het einde van een woord staan. Laat de kinderen zelf woorden met een ‘m’ bedenken. Vb. maan, muis, melk, mens, warm, neem, kam, kamer, lamp Wie heeft een ‘m’ in zijn naam?

Als je het boek later nog eens herleest, kan je de vorige doelletter herhalen en een nieuwe doelletter kiezen. Vb. n: Als je samen met de kinderen de ‘n’ ontdekt, dan merken jullie dat ‘n’ en ‘m’ twee klanken zijn die erg op elkaar lijken. Zowel qua lettervorm als qua klank. • m en n kan je allebei lang aanhouden • m en n kan je voelen aan je neus • Kijk in de spiegel (of naar het lipbeeld van het kind naast je) en dan zie je duidelijk een verschil. ° m wordt met de twee lippen op elkaar uitgesproken. ° n met de tong achter de tanden Het verschil horen tussen m en n vinden kinderen soms moeilijk.


2. Lees het boek 'mol in de put' voor

Zeg de klanken van het doelwoord op de linkerpagina

→ Laat de kinderen luisteren maar nog niet kijken. → Wie kan die klanken al aan elkaar plakken tot een woord? → Herhaal indien nodig de klanken. → Maak de pauze tussen de klanken korter, dan is het eenvoudiger om de klanken aan elkaar te plakken tot een woord.

Laat nu pas de tekening links zien

→ Herhaal de klanken terwijl je de letters in de ballonnen aanwijst. → Lees het hele woord terwijl je het woord onder de ballonnen aanwijst.

Laat de kinderen de tekening rechts bekijken

→ Kies één kind om te helpen met het lezen van de gekleurde woorden op de rechterpagina en lees zelf de zwarte woorden voor.

TIP:

Wijs van links naar rechts tijdens het voorlezen, zo geef je op een heel natuurlijke manier steeds de juiste leesrichting aan.


Hieronder staat in detail uitgelegd hoe de letters verklankt moeten worden. Dit is voor jou als leerkracht waarschijnlijk vanzelfsprekend. Voor ouders is dit vaak nieuwe informatie. Ga met ouders van leesgierige kleuters in gesprek en vraag even na of ze weten hoe ze de letters correct moeten verklanken voor hun kind. Zo kunnen de ouders op een juiste manier reageren op de vraag: ‘Welke letter is dat?’

→ →

mol m: niet ‘em’ maar ‘mmm’ zoals in ‘mmm, dat is lekker’ o: zeg kort ‘o’ zoals in ‘sok’ maar niet lang ‘oo’ zoals in ‘boos’ l: niet ‘el’ maar ‘lll’ woef w: niet ‘wee’ maar ‘www’ oe: niet ‘o’ en ‘e’, ‘oe’ leren kinderen als groepje herkennen f: niet ‘ef’ maar ‘fff’ bot b: niet ‘bee’ maar heel kort ‘b’-klank o: zeg kort ‘o’ zoals in ‘sok’ maar niet lang ‘oo’ zoals in ‘boos’ t: niet ‘tee’ maar heel kort ‘t’-klank leuk l: niet ‘el’ maar ‘lll’ eu: niet ‘e’ en ‘u’, ‘eu’ leren kinderen als groepje herkennen k: niet ‘kaa’ maar heel kort ‘k’-klank


put p: niet ‘pee’ maar heel kort ‘p’-klank u: let op onderscheid ‘u’ en ‘uu’ t: niet ‘tee’ maar heel kort ‘t’-klank hoop h: niet ‘haa’ maar ‘hu’ oo: ‘oo’ leren de kinderen als groepje herkennen p: niet ‘pee’ maar heel kort ‘p’-klank eet ee t: niet ‘tee’ maar heel kort ‘t’-klank boem b: niet ‘bee’ maar heel kort ‘b’-klank oe: niet ‘o’ en ‘e’, ‘oe’ leren kinderen als groepje herkennen m: niet ‘em’ maar ‘mmm’ zoals in ‘mmm, dat is lekker’ boos b: niet ‘bee’ maar heel kort ‘b’-klank oo s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist zien z: niet ‘zet’ maar ‘zzz’ als een bij die zoemt ie: niet ‘i’ en ‘e’, ‘ie’ leren kinderen als groepje herkennen n: niet ‘en’ maar ‘nnnn’ weg w: niet ‘wee’ maar ‘www’ e: niet ‘ee’, maar wel de heldere ‘e’ van pen g: niet ‘gee’, maar wel ‘g’-klank


3. Praat samen over het boek

→ Waar kan je diepe putten graven? → Waar mag dat? Waar mag het niet? → Heb je al eens een gang gegraven in de zandbak? → Wie werkt er graag zo hard als mol? → Wie speelt er liever zoals woef? 4. Laat de kinderen zelfstandig het boek 'mol in de put' ontdekken Tijdens het klassikaal werken met het boek zal al snel opvallen dat er grote verschillen zijn tussen de kinderen.

→ Sommige kinderen zijn al heel nieuwsgierig naar al die

letters en woorden. Zij willen het boekje nadien misschien nog zelfstandig bekijken. Door de afbeeldingen links weten ze welk woord er staat. Ze hakken dat woord zelf in stukken en herhalen zo voor zichzelf de letters. Ze zullen meer een meer letters echt herkennen en lezen. Als de kinderen de letters en woorden al goed kunnen onthouden, kunnen ze niet alleen de gekleurde woorden lezen maar ook de vetgedrukte woorden. Spoor de kinderen ook aan om in het boekje te speuren naar de letters die ze in de klas al geleerd hebben (afhankelijk van de gebruikte leesmethode). Zo ontdekken kinderen meer en meer letters en woorden.

→ → → →


In het boekje ‘mol in de put’ komt het woord ‘gang’ veel voor. Als je merkt dat het kind dit ook al probeert te ontcijferen, leg dan even uit dat het hier niet ‘n’ en ‘g’ moet lezen maar dat jullie later in de klas nog gaan leren dat ‘ng’ samen als ‘ng’ (achter in de keel) wordt uitgesproken. 5. Letters oefenen in spelvorm Materiaal: zandbak, plastic balletjes met daarop letters geschreven met onuitwisbare stift. Verstop de plastic balletjes met de letters in de zandbak. Laat de kinderen in de zandbak graven en balletjes met letters zoeken. Welke letter hebben ze gevonden? Kunnen ze een woord met die letter bedenken? Kunnen ze woorden maken met de letters op de balletjes?

→ →

Laat de kinderen een gang maken in de zandbak. Rol er een bal met een letter door. Welke letter is het? Kunnen ze een woord met die letter bedenken?

→ →

Laat de kinderen een put en een berg maken in de zandbak. De put is van woef, de berg is een molshoop van mol. De kinderen trekken een balletje met daarop een letter m/o/l/w/oe/f. Welke letter hebben ze?

→ →


→ Heeft het kind de letter m, o of l dan moet het kind proberen om het balletje op de berg te mikken. → Heeft het kind de letter w, oe of f dan moet het kind proberen om het balletje in de put te mikken.

Geen zandbak om een put in te graven? Speel dit spel dan met twee emmers. De emmers zijn de putten die woef gegraven heeft. Op de ene emmer plakt het woord ‘mol’, op de andere emmer plakt het woord ‘woef’. De kinderen trekken een balletje met daarop een letter m/o/l/w/oe/f. Welke letter hebben ze? Heeft het kind de letter m, o of l dan moet het kind proberen om het balletje in de emmer met mol te gooien. Heeft het kind de letter w, oe of f dan moet het kind proberen om het balletje in de emmer met woef te gooien.

→ → → →


Activiteiten voor het 1ste leerjaar (groep 3) en kleuters die al wat meer uitdaging willen 1. Kunnen de kinderen al de letters vinden om het woord opnieuw te maken? Laat de kinderen de woorden en de letters uitknippen. Kunnen ze de letters vinden om de woorden opnieuw te maken? Laat de kinderen de letters in de juiste volgorde opplakken. Op het einde van de lesbrief staan alle woorden die in het boek ‘mol in de put’ voorkomen. Je kan er uiteraard ook voor kiezen om deze oefening te doen met minder woorden. Tijdens deze oefening moeten de kinderen heel goed kijken naar de letters. Deze zullen ook al eens ondersteboven liggen. Zo zullen kinderen misschien ontdekken dat de ‘n’ een ‘u’ wordt als je die omdraait. Of ze vinden de letter ‘u’ of ‘n’ niet omdat ze nog niet ontdekt hebben dat ze die moeten omdraaien. Ook de letters ‘p’ (put, hoop) en ‘b’ (bot, boem, boos) kunnen voor verwarring zorgen. De letter ‘p’ wordt een ‘d’ als die wordt omgedraaid maar de letter ‘d’ komt in het boekje ‘mol in de put’ nog niet voor. De letter ‘b’ wordt een ‘q’ als die wordt omgedraaid. Maak de kinderen er op voorhand op attent dat ze heel goed moeten kijken naar die kleine verschillen.

→ → →

TIP: In het boekje ‘aap leest een boek’ komen de letters b, d en p voor. In de lesbrief bij dit boekje zijn tips opgenomen om met kinderen te werken rond b/d verwarring.


2. Kunnen de kinderen met deze letters ook al nieuwe woorden maken? Van sommige woorden kan je een nieuw, bestaand woord maken door maar één letter te veranderen. Vb. mol-bol-wol, woef-weef, bot-bol-bok-bom, leuk-lek, putpoot, put-puf, hoop-hoog, eet-beet-heet-weet, boem-boom-bom, boos-boom-boot-boon, zien-zoen, weg-weeg, weg-wel-wen Deze activiteit kan je klassikaal doen met het boek ‘mol in de put’ erbij. De kinderen moeten dan nog niet alle letters kennen. Ze moeten vooral heel goed luisteren. De leerkracht verklankt de letters en laat de kinderen met de klanken spelen. Zo ontdekken kinderen dat ze nieuwe woorden kunnen maken door maar één letter te veranderen.

→ →

Neem de afbeelding bij het woord ‘mol’. De ‘m’ doe ik weg. In de plaats komt er een ‘b’. Welk woord heb ik dan?

→ → →


Als de kinderen de letters allemaal kennen, kan je deze oefening ook doen met de woordkaartjes en de letterkaartjes. Laat de kinderen eerst alle klinkers kleuren. Zowel bij de woorden als bij de losse letters. Laat de kinderen pas daarna de letters en woorden uitknippen. Door de klinkers op voorhand in te kleuren, maak je de structuur van de MKM-woorden zichtbaar: een zwarte letter – een gekleurde letter - een zwarte letter.

MKM = medeklinker – klinker – medeklinker MKM vb. mol, KM vb. eet, MK vb. lui

Van sommige woorden kan je een nieuw, bestaand woord maken door maar één letter te veranderen. (zie voorbeelden hierboven) Laat de kinderen eerst zelf proberen of ze nieuwe woorden kunnen maken. Een gekleurde letter wordt vervangen door een andere gekleurde letter, een zwarte letter wordt vervangen door een andere zwarte letter. Bespreek daarna klassikaal welke woorden er gemaakt zijn.

→ →

Leg ook eens drie zwarte letters achter elkaar.

→ Kan je dat uitspreken? → Laat zien dat de juf of de meester het ook niet kan uitspreken. → ‘Wie maakt er nog een woord waarvan mijn tong in de knoop raakt?’


Activiteiten voor leerlingen van de lagere school samen met een kleuter Laat kinderen van de lagere school op voorhand oefenen om het boekje ‘mol in de put’ mooi voor te lezen.

→ Toon de kinderen hoe ze de letters op de linkerpagina moeten voordoen voor de kleuters. → Ga met je klas op bezoek bij de kleuters of vraag de kleuters op bezoek in jouw klas. → Laat elk kind van de lagere school voorlezen voor één of twee kleuters. → De kinderen van de lagere school kunnen tonen wat ze al allemaal kunnen en de kleuters kunnen nieuwe letters ontdekken.

Meer informatie over de auteur en illustrator

Auteur: Isabelle Gielen https://www.isabellegielen.com/ Illustrator: Jan Van Lierde https://www.janvanlierde.be/


Woord - en letterkaartjes

m

o

l

m

o

l

w

oe

f

w

oe

f

b

o

t

b

o

t

l

eu

k

l

eu

k

p

u

t

p

u

t

h

oo

p

h

oo

p

ee

t

ee

t

b

oe

m

b

oe

m

b

oo

s

b

oo

s

z

ie

n

z

ie

n

w

e

g

w

e

g

mol in de put | Isabelle Gielen en Jan Van Lierde | Pelckmans uitgevers


LESBRIEF AAP LEEST EEN BOEK

Tips die de leerkracht kan geven aan ouders van kleuters die al interesse hebben in lezen Lees de letters voor zoals je kind dat op school leert:

→ oort samen, de ‘aa’ leert je kind als groepje herkennen → p: niet ‘pee’, maar heel kort ‘p’-klank Prikkel de nieuwsgierigheid van je kind, dan voelt je kind zich trots: ‘Kijk eens wat ik al kan!’ Leg de druk op je kleuter niet te hoog: ‘Ik wil maar een paar woordjes zelf lezen, dan ben ik al moe en dan wil ik dat je het verhaal gewoon voorleest.’ Wijs met je vinger langs de letters terwijl je voorleest, steeds van links naar rechts. Zo laat je je kind op een heel natuurlijke manier wennen aan de leesrichting.


Activiteiten voor de 3de kleuterklas (groep 2) en het 1ste leerjaar (groep 3) 1. Kies een letter om alzijdig te verkennen: b 1.1 Luister naar de klank. Luister goed. Ik ga een woord zeggen. Welke klank hoor je in het begin? 1.2 Onderzoek hoe je de klank uitspreekt Laat de kinderen de ‘b’ zeggen en ontdek samen wat er gebeurt: 'b' klinkt kort: het is een plofklank De lippen zijn op elkaar

→ →

1.3 De vorm van de letter Print de letter ‘b’ in het groot af: Laat de kinderen met hun vinger over de lettervorm gaan Kleur de letter ‘b’ in Maak van klei een ‘b’ Geef de kinderen een papier met daarop het woord ‘buik’ en teken de ‘b’ als een mannetje met een dikke buik

→ → → →

TIP:

Veel kinderen verwarren in het begin de letters b en d. Elk trucje om de b en d uit elkaar te houden, veronderstelt al dat kinderen de juiste leesrichting onder de knie hebben.


Trucje 1: b van buik: teken de ‘b’ als een mannetje met een dikke buik Trucje 2: Ga samen met de kinderen voor de spiegel staan of laat de kinderen naar elkaars mond kijken en aan hun eigen mond voelen. Zeg ‘b’ en kijk naar de mondstand. Bij ‘b’ maak je eerst een streep met je lippen, die streep zie je ook eerst bij de letter ‘b’. Zeg nu ‘d’ en kijk naar de mondstand. Bij ‘d’ maak je eerst een rondje met je lippen, dat rondje zie je ook eerst bij de letter ‘d’.

→ → → →

1.4 Zoek woorden met een 'b' Boek ‘aap leest een boek': Op de omslag: aap leest een boek In het boek: boek, bos, boom, buil

→ →

Een b kan in het begin of in het midden van een woord staan. De woorden met b op het einde komen nog niet aan bod omdat dit geen klankzuivere woorden zijn, de b in ‘heb’ wordt immers uitgesproken als p. Laat de kinderen zelf woorden met een ‘b’ bedenken. Vb. bos, boom, beter, betaal, verboden Wie heeft een ‘b’ in zijn naam?

→ →

Als je het boek later nog eens herleest, kan je de vorige doelletter herhalen en een nieuwe doelletter kiezen. Vb: d: bij ‘1.3 de vorm van de letter’ vind je al een oefening rond het verschil in mondstand bij b en d.


2. Lees het boek 'aap leest een boek' voor

Zeg de klanken van het doelwoord op de linkerpagina

→ Laat de kinderen luisteren maar nog niet kijken. → Wie kan die klanken al aan elkaar plakken tot een woord? → Herhaal indien nodig de klanken. → Maak de pauze tussen de klanken

korter, dan is het eenvoudiger om de klanken aan elkaar te plakken tot een woord.

Laat nu pas de tekening links zien

→ Herhaal de klanken terwijl je de letters in de ballonnen aanwijst. → Lees het hele woord terwijl je het onder de ballonnen aanwijst. Laat de kinderen de tekening rechts bekijken

→ Kies één kind om te helpen met het lezen van de gekleurde

woorden op de rechterpagina en lees zelf de zwarte woorden voor.

TIP:

Wijs van links naar rechts tijdens het voorlezen, zo geef je op een heel natuurlijke manier steeds de juiste leesrichting aan.


Hieronder staat in detail uitgelegd hoe de letters verklankt moeten worden. Dit is voor jou als leerkracht waarschijnlijk vanzelfsprekend. Voor ouders is dit vaak nieuwe informatie. Ga met ouders van leesgierige kleuters in gesprek en vraag even na of ze weten hoe ze de letters correct moeten verklanken voor hun kind. Zo kunnen de ouders op een juiste manier reageren op de vraag: ‘Welke letter is dat?’

→ →

aap aa: niet ‘a’ en ‘a’, de ‘aa’ leert je kind als groepje herkennen p: niet ‘pee’, maar heel kort ‘p’-klank mees m: niet ‘em’ maar ‘mmm’ zoals in ‘mmm, dat is lekker’ ee: de ‘ee’ leert je kind als groepje herkennen s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist lees l: niet ‘el’ maar ‘lll’ ee: de ‘ee’ leert je kind als groepje herkennen s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist boek b: niet ‘bee’ maar heel kort ‘b’-klank oe: de ‘oe’ leert je kind als groepje herkennen k: niet ‘kaa’ maar heel kort ‘k’-klank bos b: niet ‘bee’ maar heel kort ‘b’-klank o: zeg kort ‘o’ zoals in ‘sok’ maar niet lang ‘oo’ zoals in ‘boos’ s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist


kop k: niet ‘kaa’ maar heel kort ‘k’-klank o: zeg kort ‘o’ zoals in ‘sok’ maar niet lang ‘oo’ zoals in ‘boos’ p: niet ‘pee’, maar heel kort ‘p’-klank duim d: niet ‘dee’ maar heel kort ‘d’-klank ui: niet ‘u’ en ‘i’, ‘ui’ leren kinderen als groepje herkennen m: niet ‘em’ maar ‘mmm’ zoals in ‘mmm, dat is lekker’ boom b: niet 'bee' maar heel kort 'b'-klank oo: de ‘oo’ leert je kind als groepje herkennen m: niet 'em' maar 'mmm' zoals in 'mmm, dat is lekker' noot n: niet ‘en’ maar ‘nnnn’ oo: de ‘oo’ leert je kind als groepje herkennen t: niet ‘tee’, maar heel kort ‘t’-klank uil ui: niet ‘u’ en ‘i’, ‘ui’ leren kinderen als groepje herkennen l: niet ‘el’ maar ‘lll’ weg w: niet ‘wee’ maar ‘www’ e: niet ‘ee’, maar wel de heldere ‘e’ van pen g: niet ‘gee’, maar wel ‘g’-klank maan m: niet ‘em’ maar ‘mmm’ zoals in ‘mmm, dat is lekker’ aa: niet ‘a’ en ‘a’, de ‘aa’ leert je kind als groepje herkennen n: niet ‘en’ maar ‘nnnn’ buil b: niet ‘bee’ maar heel kort ‘b’-klank ui: niet ‘u’ en ‘i’, ‘ui’ leren kinderen als groepje herkennen l: niet ‘el’ maar ‘lll’


3. Praat samen over het verhaal Prikkel de nieuwsgierigheid van de kinderen om zelf te leren lezen Kunnen jullie al lezen? Welke letters kennen jullie al? Leesrichting: in welke richting moeten we lezen?

→ → →

3.1 Laat de kinderen hun lievelingsprentenboek mee naar school nemen Ze moeten het verhaal niet kunnen lezen maar wel kunnen vertellen. Laat de kinderen in groepjes van twee doen alsof ze voor elkaar voorlezen. In welke richting moeten ze dan met de vinger langs de letters gaan? Zo oefenen kinderen op een speelse manier de juiste leesrichting. Daarna vertellen de kinderen het verhaal aan elkaar aan de hand van de afbeeldingen. Dit mag uiteraard in hun eigen woorden. Sommige kinderen kennen hun lievelingsboek misschien zo goed dat ze het verhaal bijna vanbuiten kennen.

→ → → →

3.2 Laat de kinderen daarna speuren in het boek

→ Geef de kinderen een lijst van alle letters die ze tot dan toe geleerd hebben in de klas. vb. i k m aa n r oo s v i s


→ Geef de kinderen een lijst van alle woorden die ze met die letters kunnen lezen. vb. ik, maak, raam, voor, naar, is, naam, vaar, … Laat de kinderen in het boek speuren naar letters of woorden die ze al kunnen lezen. De letters of woorden die ze in hun boek hebben kunnen ontdekken, mogen ze inkleuren.

→ →

3.3 Lees als afsluiter één van de boeken in de kring voor

→ Laat de kinderen vertellen welke letters ze in het boek hebben gevonden.

3.4 Extra activiteit: met de ouders Deze activiteit kan je ook samen met ouders doen. Dan kan je de kinderen eerst zelf laten vertellen over het boek, daarna laten speuren in het boek wat ze al allemaal zelf kunnen lezen en daarna kan de ouder het boek voorlezen. Zo stimuleer je ouders om thuis op een meer ongedwongen manier met leren lezen om te gaan. 3.5 Extra activiteit: meertalig voorlezen Je kan hier ook een activiteit rond meertalig voorlezen aan koppelen: ‘In school leren we boeken in het Nederlands lezen. Die boeken lees je van links naar rechts. Er zijn ook nog veel andere talen. Soms lees je in een andere taal van rechts naar links (vb. Arabisch).’ Toon dat jij als juf of meester ook niet weet hoe je die boeken moet lezen. Net als aap weet je niet goed hoe je het boek moet vasthouden, misschien hou je de letters ook ondersteboven.


→ Wie heeft er een mama of een papa die dat zou kunnen? Zou die dat in de klas willen komen voorlezen? → Of een Pools boekje kan de juf proberen voor te lezen maar ze begrijpt niet wat er staat en ze spreekt het fout uit of haar tong geraakt in de knoop. Wie kan er helpen? Misschien een mama of een papa, of grotere kinderen van het vijfde of zesde leerjaar? Ga voor meer inspiratie met je klas naar de bibliotheek en bekijken daar het aanbod van boeken in andere talen. Er bestaan ook boekjes in twee talen.

→ →

4. Laat de kinderen zelfstandig het boek 'aap leest een boek' ontdekken Tijdens het klassikaal werken met het boek zal al snel opvallen dat er grote verschillen zijn tussen de kinderen. Sommige kinderen zijn al heel nieuwsgierig naar al die letters en woorden. Zij willen het boekje nadien misschien nog zelfstandig bekijken. Door de afbeeldingen links weten ze welk woord er staat. Ze hakken dat woord zelf in stukken en herhalen zo voor zichzelf de letters. Ze zullen meer en meer letters echt herkennen en lezen. Als de kinderen de letters en woorden al goed kunnen onthouden, kunnen ze niet alleen de gekleurde woorden lezen maar ook de vetgedrukte woorden.

→ →


→ Spoor de kinderen ook aan om in het boekje te speuren naar de letters die ze in de klas al geleerd hebben (afhankelijk van de gebruikte leesmethode). Zo ontdekken kinderen meer en meer letters en woorden.

5. Letters oefenen in spelvorm Voor elk trucje om de b en de d uit elkaar te houden, is het nodig dat de kinderen de leesrichting onder de knie hebben.

→ Als je merkt dat kinderen heel veel moeite hebben met die leesrichting, kan je aan ouders de tip geven om tijdens het voorlezen altijd een klein stukje te lezen terwijl de ouder met de vinger langs de woorden gaat. Doe dit regelmatig maar doe dit niet te lang. Sommige kinderen vinden het immers storend want die wijzende hand van de ouder zit soms in de weg als ze naar de illustraties willen kijken.

→ →

Herhaal de mondstand van de b en de d met de kinderen. (zie trucje 2 bij ‘de vorm van de letter’) b = met mijn lippen maak ik eerst een streep d= met mijn lippen maak ik een rondje

→ →


Kopieer het blad met de woorden boek/doek. (zie bijlage 1)

→ Laat de kinderen alle streepjes van de ‘b’ dikker maken met een zwarte stift. → Laat de kinderen pas daarna de woorden lezen. → Zo leren de kinderen de aandacht richten op het belangrijkste verschil tussen ‘b’ en ‘d’. → Dezelfde oefening kan je ook doen met de woorden buik/duik, boos/doos, bom/dom, bier/dier, bas/das. → Kinderen die b/d blijven verwarren, kan je regelmatig de opdracht geven om op een kopie van een tekst eerst de streepjes van de b dikker te maken en daarna pas de tekst te lezen. Schrijf de letter b op een doorschijnend plastic mapje.

(lettertype zoals in het boekje – lettergrootte zoals de woorden hieronder)

→ Bespreek p. 25 van het boekje ‘aap leest een boek’. (aap, let

goed op, zegt uil. draai de letters niet op hun kop want dan wordt de d een p. Lees van links naar rechts en niet andersom of je draait b en d om.) De kinderen moeten nu het plastic mapje met ‘b’ zo draaien dat het juist ligt op de woorden met b, d en p (zie bijlage 2).


Activiteiten voor het 1ste leerjaar (groep 3) en kleuters die al wat meer uitdaging willen 1. Kunnen de kinderen al de letters vinden om het woord opnieuw te maken? Laat de kinderen de woorden en de letters uitknippen. Kunnen ze de letters vinden om de woorden opnieuw te maken? Laat de kinderen de letters in de juiste volgorde opplakken. Op het einde van de lesbrief staan alle woorden die in het boek ‘aap leest een boek’ voorkomen. Je kan er uiteraard ook voor kiezen om deze oefening te doen met minder woorden. Tijdens deze oefening moeten de kinderen heel goed kijken naar de letters. Deze zullen ook al eens ondersteboven liggen. Vooral b, d en p kunnen voor verwarring zorgen. Bij ‘letters oefenen in spelvorm’ wordt speels geoefend op b/d/p. Doe deze oefening dus zeker eerst.

→ →

2. Kunnen de kinderen met deze letters ook al nieuwe woorden maken? Van sommige woorden kan je een nieuw, bestaand woord maken door maar één letter te veranderen. Vb. mees-lees, boek-doek-koek, boek-beek-bok-buik-bek, bosboos-bes-buis-baas, bos-mos-los, kop-kuip-koop-kaap, kopkom, duim-duik, boom-boem-bom, noot-boot-moot, uil-builkuil-muil, weg-weeg-waag-woog, maan-maak-maas-maalmaag


Deze activiteit kan je klassikaal doen met het boek ‘aap leest een boek’ erbij. De kinderen moeten dan nog niet alle letters kennen. Ze moeten vooral heel goed luisteren. De leerkracht verklankt de letters en laat de kinderen met de klanken spelen. Zo ontdekken kinderen dat ze nieuwe woorden kunnen maken door maar één letter te veranderen.

→ →

Neem de afbeelding bij het woord ‘boek’.

→ De ‘b’ doe ik weg. → In de plaats komt er een ‘k’. → Welk woord heb ik dan? Als de kinderen de letters allemaal kennen, kan je deze oefening ook doen met de woordkaartjes en de letterkaartjes. Laat de kinderen eerst alle klinkers kleuren. Zowel bij de woorden als bij de losse letters. Laat de kinderen pas daarna de letters en woorden uitknippen. Door de klinkers op voorhand in te kleuren, maak je de structuur van de MKM-woorden zichtbaar: een zwarte letter – een gekleurde letter - een zwarte letter.

MKM = medeklinker – klinker – medeklinker MKM vb. maan, KM vb. aap en uil, MK vb. lui


Van sommige woorden kan je een nieuw, bestaand woord maken door maar één letter te veranderen. (zie voorbeelden hierboven) Laat de kinderen eerst zelf proberen of ze nieuwe woorden kunnen maken. Een gekleurde letter wordt vervangen door een andere gekleurde letter, een zwarte letter wordt vervangen door een andere zwarte letter. Bespreek daarna klassikaal welke woorden er gemaakt zijn.

→ →

Leg ook eens drie zwarte letters achter elkaar.

→ Kan je dat uitspreken? → Laat zien dat de juf of de meester het ook niet kan uitspreken. → ‘Wie maakt er nog een woord waarvan mijn tong in de knoop raakt?’


Activiteiten voor leerlingen van de lagere school samen met een kleuter Laat kinderen van de lagere school op voorhand oefenen om het boekje ‘aap leest een boek’ mooi voor te lezen.

→ Toon de kinderen hoe ze de letters op de linkerpagina moeten voordoen voor de kleuters. → Ga met je klas op bezoek bij de kleuters of vraag de kleuters op bezoek in jouw klas. → Laat elk kind van de lagere school voorlezen voor één of twee kleuters. → De kinderen van de lagere school kunnen tonen wat ze al allemaal kunnen en de kleuters kunnen nieuwe letters ontdekken.

Meer informatie over de auteur en illustrator

Auteur: Isabelle Gielen https://www.isabellegielen.com/ Illustrator: Jan Van Lierde https://www.janvanlierde.be/


BIJLAGE 1

boek

doek

doek

boek

boek

doek

boek

doek

boek

doek

doek

boek

boek

boek

doek

doek

boek

doek

boek

doek

boek

doek

boek

doek

doek

boek

boek

boek

doek

boek

aap leest een boek | Isabelle Gielen en Jan Van Lierde | Pelckmans uitgevers


BIJLAGE 2

aap

boek

boek

bos

bos

aap

kop

buil

duim

duim

boom

kop

buil

boom

aap leest een boek | Isabelle Gielen en Jan Van Lierde | Pelckmans uitgevers


Woord - en letterkaartjes

m

ee

s

aa

p

l

ee

s

b

oe

b

m

ee

s

aa

p

l

ee

s

k

b

oe

k

o

s

b

o

s

k

o

p

k

o

p

d

ui

m

d

ui

m

b

oo

m

b

oo

m

n

oo

t

n

oo

t

aap leest een boek | Isabelle Gielen en Jan Van Lierde | Pelckmans uitgevers


Woord - en letterkaartjes

ui

l

ui

l

w

e

g

w

e

g

m

aa

n

m

aa

n

b

ui

l

b

ui

l

aap leest een boek | Isabelle Gielen en Jan Van Lierde | Pelckmans uitgevers


LESBRIEF: KAS IS BOOS

Tips die de leerkracht kan geven aan ouders van kleuters die al interesse hebben in lezen Lees de letters voor zoals je kind dat op school leert:

→ k: niet ‘kaa’ maar heel kort ‘k’-klank → a: niet ‘aa’, let op het onderscheid ‘a’ – ‘aa’ → s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist

Prikkel de nieuwsgierigheid van je kind, dan voelt je kind zich trots: ‘Kijk eens wat ik al kan!’ Leg de druk op je kleuter niet te hoog: ‘Ik wil maar een paar woordjes zelf lezen, dan ben ik al moe en dan wil ik dat je het verhaal gewoon voorleest.’ Wijs met je vinger langs de letters terwijl je voorleest, steeds van links naar rechts. Zo laat je je kind op een heel natuurlijke manier wennen aan de leesrichting.


Activiteiten voor de 3de kleuterklas (groep 2) en het 1ste leerjaar (groep 3) 1. Kies een letter om alzijdig te verkennen: s 1.1 Luister naar de klank. Luister goed. Ik ga een woord zeggen. Welke klank hoor je op het einde van het woord? 1.2 Onderzoek hoe je de klank uitspreekt Laat de kinderen de ‘s’ zeggen en ontdek samen wat er gebeurt: Je kan de luchtstroom voelen als je je hand voor je mond houdt. Kijk in de spiegel: Bij een goede ‘s’ blijft de tong achter de tanden. Iedereen probeert een mooie ‘s’ te zeggen. (Dus niet met de tong tegen of tussen de tanden.)

→ →

1.3 De vorm van de letter Print de letter ‘s’ in het groot af: Laat de kinderen met hun vinger over de lettervorm gaan Kleur de letter ‘s’ in als een slang Maak van klei een ‘s’

→ → →


1.4 Zoek woorden met een 's' Boek ‘kas is boos': Op de omslag: kas is boos In het boek: kas, roos, boos

→ →

Een 's' kan in het begin, in het midden en aan het einde van een woord staan. Laat de kinderen zelf woorden met een ‘s’ bedenken. Vb. sok, slang, sap, soep, kussen, mensen, bos, vaas Wie heeft een ‘s’ in zijn naam?

Als je het boek later nog eens herleest, kan je de vorige doelletter herhalen en een nieuwe doelletter kiezen. Vb. 'z': Als je samen met de kinderen de ‘z’ onderzoekt, dan merken jullie dat ‘s’ en ‘z’ twee klanken zijn die erg op elkaar lijken. Het enige verschil is dat ‘z’ stemhebbend is en ‘s’ stemloos. Dit kan je de kinderen eenvoudig laten voelen door hun hand op hun keel te leggen (ter hoogte van het strottenhoofd). Bij de ‘z’ voelen ze een trilling, alsof er een bijtje in hun keel zoemt (woord met ‘z’ in het boekje: zien).


2. Lees het boek 'kas is boos' voor

Zeg de klanken van het doelwoord op de linkerpagina

→ Laat de kinderen luisteren maar nog niet kijken. → Wie kan die klanken al aan elkaar plakken tot een woord? → Herhaal indien nodig de klanken. → Maak de pauze tussen de klanken

korter, dan is het eenvoudiger om de klanken aan elkaar te plakken tot een woord.

Laat nu pas de tekening links zien

→ Herhaal de klanken terwijl je de letters in de ballonnen aanwijst. → Lees het hele woord terwijl je het in de ballonnen aanwijst.

Laat de kinderen de tekening rechts bekijken

→ Kies één kind om te helpen met het lezen van de gekleurde woorden op de rechterpagina en lees zelf de zwarte woorden voor.

TIP:

Wijs van links naar rechts tijdens het voorlezen, zo geef je op een heel natuurlijke manier steeds de juiste leesrichting aan.


Hieronder staat in detail uitgelegd hoe de letters verklankt moeten worden. Dit is voor jou als leerkracht waarschijnlijk vanzelfsprekend. Voor ouders is dit vaak nieuwe informatie. Ga met ouders van leesgierige kleuters in gesprek en vraag even na of ze weten hoe ze de letters correct moeten verklanken voor hun kind. Zo kunnen de ouders op een juiste manier reageren op de vraag: ‘Welke letter is dat?’

→ →

kas k: niet ‘kaa’ maar heel kort ‘k’-klank a: niet ‘aaa’ (let op het onderscheid ‘a’ – ‘aa’) s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist roos r: niet ‘er’ maar ‘rrrrr’ oo s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist boom b: niet ‘bee’ maar heel kort ‘b’-klank oo m: niet ‘em’ maar ‘mmm’ zoals in ‘mmm, dat is lekker’ boos b: niet ‘bee’ maar heel kort ‘b’-klank oo s: niet ‘es’ maar ‘s’ als een slang die sist


hut h: niet ‘haa’ maar ‘hu’ u: let op onderscheid ‘u’ en ‘uu’ t: niet ‘tee’ maar heel kort ‘t’-klank zien z: niet ‘zet’ maar ‘zzz’ als een bij die zoemt ie: niet ‘i’ en ‘e’, ‘ie’ leren kinderen als groepje herkennen n: niet ‘en’ maar ‘nnnn’ nat n: niet ‘en’ maar ‘nnnn’ a: niet ‘aaa’, let op het onderscheid ‘a’ – ‘aa’ t: niet ‘tee’, maar heel kort ‘t’-klank oor oo r: niet ‘er’ maar ‘rrrrr’ nek n: niet ‘en’ maar ‘nnnn’ e: niet ‘ee’, maar wel de heldere ‘e’ van pen k: niet ‘kaa’ maar heel kort ‘k’-klank mam m: niet ‘em’ maar ‘mmm’ zoals in ‘mmm, dat is lekker’ a: niet ‘aa’, maar wel de korte ‘a’ van kat m: niet ‘em’ maar ‘mmm’ zoals in ‘mmm, dat is lekker’


3. Praat samen over het verhaal

→ Heb jij al eens ruzie gemaakt met je vriendje? → Hoe maak je het dan weer goed? → Als jij boos bent, duurt dat dan lang? → Wat doe jij als je boos bent? → Heb jij je mama of papa als eens gefopt? 4. Laat dekinderen zelfstandig het boek 'kas is boos' ontdekken Tijdens het klassikaal werken met het boek zal al snel opvallen dat er grote verschillen zijn tussen de kinderen.

→ Sommige kinderen zijn al heel nieuwsgierig naar al die

letters en woorden. Zij willen het boekje nadien misschien nog zelfstandig bekijken. Door de afbeeldingen links weten ze welk woord er staat. Ze hakken dat woord zelf in stukken en herhalen zo voor zichzelf de letters. Ze zullen meer een meer letters echt herkennen en lezen. Als de kinderen de letters en woorden al goed kunnen onthouden, kunnen ze niet alleen de gekleurde woorden lezen maar ook de vetgedrukte woorden. Spoor de kinderen ook aan om in het boekje te speuren naar de letters die ze in de klas al geleerd hebben (afhankelijk van de gebruikte leesmethode). Zo ontdekken kinderen meer en meer letters en woorden.

→ → → →


5. Letters oefenen in spelvorm De helft van de kinderen krijgt de letter ‘s’ op het voorhoofd. De andere helft van de kinderen krijgt de letter ‘z’ op het voorhoofd.

→ Eén kind heeft een waterpistool. → De juf zegt een woord met een s (vb. kas, boos, roos, sok,

som, saus, sip, kus, …) of een woord met een z (vb. zien, zon, zoon, zak, zeur, zuur, zout, …). Als de juf een woord met een ‘s’ zegt, dan moeten alle kinderen met s op hun voorhoofd snel weglopen. De kinderen met z op hun voorhoofd moeten stil als een standbeeld blijven staan. Het kind met het waterpistool moet nu zo veel mogelijk kinderen met een s op hun voorhoofd proberen te raken voordat de juf op een fluitje blaast. De kinderen met een z op hun voorhoofd mogen niet geraakt worden. Bij ieder woord is er een ander kind aan de beurt. Het spel stopt als alle kinderen een keer met het waterpistool hebben mogen spuiten.

→ → → →


Activiteiten voor het 1ste leerjaar (groep 3) en kleuters die al wat meer uitdaging willen 1. Kunnen de kinderen al de letters vinden om het woord opnieuw te maken? Laat de kinderen de woorden en de letters uitknippen. Laat de kinderen de letters in de juiste volgorde opplakken. Op het einde van de lesbrief staan alle woorden die in het boek ‘kas is boos’ voorkomen. Je kan er uiteraard ook voor kiezen om deze oefening te doen met minder woorden. Tijdens deze oefening moeten de kinderen heel goed kijken naar de letters. Deze zullen ook al eens ondersteboven liggen.

→ Zo zullen kinderen misschien ontdekken dat de ‘n’ een ‘u’

wordt als je die omdraait. Of ze vinden de letter ‘u’ of ‘n’ niet omdat ze nog niet ontdekt hebben dat ze die moeten omdraaien. 2. Kunnen de kinderen met deze letters ook al nieuwe woorden maken? Van sommige woorden kan je een nieuw, bestaand woord maken door maar één letter te veranderen. Vb. roos-boos, boos-boom-boot, oor-koor-boor-hoor, roosroom, nat-kat, kas-kat, boos-bus, zien-zoon, kas-kies, nat-niet Deze activiteit kan je klassikaal doen met het boek ‘kas is boos’ erbij. De kinderen moeten dan nog niet alle letters kennen. Ze moeten vooral heel goed luisteren.


→ De leerkracht verklankt de letters en laat de kinderen met de klanken spelen. → Zo ontdekken kinderen dat ze nieuwe woorden kunnen maken door maar één letter te veranderen. → Neem bijvoorbeeld de afbeelding bij het woord 'roos' De ‘r’ doe ik weg en in de plaats komt er een'b'. Welk woord heb ik dan?

Als de kinderen de letters allemaal kennen, kan je deze oefening ook doen met de woordkaartjes en de letterkaartjes. Laat de kinderen eerst alle klinkers kleuren. Zowel bij de woorden als bij de losse letters. Laat de kinderen daarna de letters en woorden uitknippen. Door de klinkers op voorhand in te kleuren, maak je de structuur van de MKM-woorden zichtbaar: een zwarte letter – een gekleurde letter - een zwarte letter. .

→ →

MKM = medeklinker – klinker – medeklinker MKM vb. maan, KM vb. oor, MK vb. lui

Laat de kinderen eerst zelf nieuwe woorden maken. Een gekleurde letter wordt vervangen door een andere gekleurde letter, een zwarte letter wordt vervangen door een andere zwarte letter. Bespreek daarna klassikaal welke woorden er gemaakt zijn. Leg ook eens drie zwarte letters achter elkaar. Kan je dat uitspreken? Laat zien dat de juf of de meester het ook niet kan uitspreken. ‘Wie maakt er nog een woord dat moeilijk uitspreekbaar is?'

→ →


Activiteiten voor leerlingen van de lagere school samen met een kleuter Laat kinderen van de lagere school op voorhand oefenen om het boekje ‘kas is boos’ mooi voor te lezen.

→ Toon de kinderen hoe ze de letters op de linkerpagina moeten voordoen voor de kleuters. → Ga met je klas op bezoek bij de kleuters of vraag de kleuters op bezoek in jouw klas. → Laat elk kind van de lagere school voorlezen voor één of twee kleuters. → De kinderen van de lagere school kunnen tonen wat ze al allemaal kunnen en de kleuters kunnen nieuwe letters ontdekken.

Meer informatie over de auteur en illustrator

Auteur: Isabelle Gielen https://www.isabellegielen.com/ Illustrator: Jan Van Lierde https://www.janvanlierde.be/


Woord - en letterkaartjes

k

a

s

k

a

s

r

oo

s

r

oo

s

b

oo

m

b

oo

m

b

oo

s

b

oo

s

h

u

t

h

u

t

z

ie

n

z

ie

n

n

a

t

n

a

t

oo

r

oo

r

n

e

k

n

e

k

m

a

m

m

a

m

kas is boos | Isabelle Gielen en Jan Van Lierde | Pelckmans uitgevers


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.