TOM DE COCK
STORM
1
Jaren later en zestienduizend kilometer verderop, op het dak van een wolkenkrabber met honderdnegentig verdiepingen, in de schaduw van een enorme airco-unit, zat een figuur in elkaar gedoken. De jongen was veertien, had zich in de zwaarste zonnemantel van zijn moeder gewikkeld zodat er geen millimeter van zijn witte vel aan de zon werd blootgesteld, en probeerde niet te hyperventileren in de Re:breather die hij op zijn neus had. Zijn gezicht was bijna doorzichtig, een beetje ziekelijk, en bezaaid met sproeten. In de verte klonk de stad. Het geknetter van motoren, gedempt door de beige smog die om de top van de toren hing. Een metalen deur viel dicht. Voetstappen op het knisperende grind dat het dak bedekte. ‘Pssst!’ zei iemand zacht. Zoekend. ‘Helder? Waar ben je?’ ‘Hier ben ik’, fluisterde de jongen vanuit de schaduw terug. De ander plofte haastig naast Helder neer, veilig uit de zon. Hij was even oud, maar een stuk groter en gezegend met een goddelijk zachtbruin pigment en de zelfverzekerdheid van een jongen die elk gezelschapsspel won. Ook hij droeg een zonnemantel die een paar maten te groot was, en zoog zorgvuldig lucht door zijn Re:breather, als een duiker diep onder water. ‘Ik ben Puck. Aangenaam’, zei de jongen. Hij stak zijn handpalm in de lucht en kantelde zijn hoofd in een lichte buiging. ‘Ik hoop dat dit niet te lang duurt, ik heb weinig tijd’, zei Helder. ‘Mijn ouders kunnen elk moment ontdekken dat ik weg ben.’
16
‘Bij mij ook’, zei Puck. Een korte stilte. ‘Ik heb nog nooit iemand anders dan mijn ouders aangeraakt, denk ik’, zei Helder. ‘Ik ook niet.’ ‘Gaan we dit echt doen?’ ‘Iedereen uit mijn onlineklas heeft het gedaan. Zeggen ze toch.’ ‘Oké. Het is tijd. We moeten het nu doen.’ Puck stak een hand uit naar Helder. Voordat die het gebaar beantwoordde, zei Puck nog: ‘Ik ben blij dat we elkaar gevonden hebben. Ik heb het met mijn zus geprobeerd en toen werkte het niet.’ ‘Het kan niet met familie, en het kan niet met volwassenen. Dat zijn de regels. Doe nou maar.’ Ze pakten elkaar vast bij de pols. Stevig. Huid op huid. Er ging een zucht van opwinding door hen heen toen ze de ogen sloten en achteroverleunden, tegen het muurtje. ‘Drie, twee, één’, telde Puck af. En toen zeiden ze samen: ‘Banana.’ Ogenblikkelijk klonk er diep in hun hersenen een triomfantelijk trompetgeluidje. Op hun netvlies verschenen de letters ‘Skinweb’, met een vingerafdruk ernaast. ‘Wachtwoord goedgekeurd’, zei een zwoele vrouwenstem. ‘Welkom op Skinweb. Jullie hebben toegang zolang jullie het huidcontact met elkaar niet verbreken. De livestream begint over vier seconden.’ Het logo maakte plaats voor een warm, rond gezicht met wilde krullen eromheen. De krullen werden op hun plaats gehouden door een fluorescerende haarband. Het gezicht haalde rustig adem en lachte breed.
17
‘Mijn naam is Muffin. Als jij ook het gevoel hebt dat er iets niet klopt aan hoe wij leven, dat het anders zou moeten kunnen, dan ben je aan het juiste adres. Want je hebt gelijk. We stappen samen in de tijdmachine. Kijk. Honderdvijftig jaar geleden kon alles nog. Een ijsje op het strand, aardappelen planten en oogsten, tongzoenen met een vreemde zonder de dag erna dood neer te vallen door een of ander virus. Toen kwamen de eerste waarschuwingen. Het weer veranderde. De temperatuur steeg. De ijsbeer stierf uit terwijl we letterlijk live toekeken. Ziektes waarvan we nooit eerder last hadden, doken plots op en legden de wereld lam. Ebola. Covid. Pokken. Schimmelplagen. Er waren speeches. Topontmoetingen. Onderhandelingen. Beloftes. Omdat er iets moest gebeuren. En wat we uiteindelijk deden, was wat niemand ooit voor mogelijk had gehouden. We deden helemaal niets. En we hielden dat anderhalve eeuw vol. Omdat we er geen zin in hadden. Te druk bezig met produceren en consumeren. Oorlog voeren om land dat inmiddels niks meer waard is. Eindeloos onderhandelen over stomme details, maar nooit over het hele plaatje. We deden niets. Eén graad opwarming werd twee graden. Hier zie je de laatste wilde gorilla die ooit gespot is. En de laatste wilde olifant. Twee graden werden er vier. Hier zie je Central Park in New York vlak na de bosbrand die we niet konden blussen. Hier zie je beelden van de laatste walvissen op aarde, die op dezelfde dag dood aanspoelden, hun magen vol plastic. En geen enkele vogel om van hun karkassen te smullen.
18
Vier graden werden er vijf. Hier zie je het allerallerlaatste ijs op Antarctica smelten. Vulkanen kwamen bloot te liggen. De zeespiegel steeg tachtig meter in tien jaar tijd – die tien jaar die we nu de Tip noemen. Hier zie je luchtbeelden van de eerste tsunami die de héle aarde rondtrok. Hier zie je een surfer die een wereldrecord probeerde vestigen door op de vloedgolf te surfen. Hij hield het drie minuten vol, haalde zijn record, maar werd nooit meer teruggezien. Vijf graden werden er zes. En toen zeven. Vandaag zijn er geen wilde insecten meer, voor zover we weten. Geen enkele boom die niet onder glas staat. Buiten is er alleen asfalt en steriele woestijn. Kijk, de aarde vanuit de ruimte. Zie je hoe dor de aardbol er nu uitziet? Een massa giftig water, met hier en daar wat bruin, dood land. Die kleine cirkel daar, midden in Europa, dat zijn wij. De Nieuwe Unie. Tweehonderd miljoen zielen met een hoge muur eromheen. Dat is onze hele wereld. We weten dat er daarbuiten nog mensen zijn, maar het boeit ons niet meer. Het is ons altijd verkocht als de ultieme bevrijding. Opeengepakt in onze luxueuze wolkenkrabbers achter een cirkelvormige waterwal, in slaap gesust door onze hightech, blind gehouden door onze Muur, die ons beschermt tegen de woeste golven, maar tegelijk onze misdaden aan het zicht onttrekt. In een eeuwige quarantaine, omdat we bang zijn geworden van onze eigen schaduw. We hebben de wereld losgelaten. De aarde is niet langer van ons, al overleven we er nog op. En zelfs de elektrische auto’s en windmolens en schone kerncentrales en alle beloftes van de ruimtevaart, die ooit het begin van een
19
oplossing waren, lieten we uiteindelijk voor wat ze waren. If it’s already broken, why fix it? Waarom iets proberen redden wat hopeloos verloren is? De partij met die slogan won in de donkerste jaren van de Tip de presidentsverkiezingen, en het werd de vrolijke lijfspreuk van elke volwassene. Ze gaven het collectief op. De opluchting! Je hoeft niet langer je best te doen! Hoera! Het is oké om zwak te zijn! Zo deden we meer dan honderd jaar lang alsof er niets aan de hand was. Tot Lily kwam.’ ‘Kijk. Dit was Lily. Intussen zou ze vijftien zijn. Zij en ik speelden al samen van toen we nog kleuters waren. Nu ja, “samen” is het woord dat onze ouders gebruikten voor twee kinderen die elk in hun eigen kamer in hun eigen huis met hun eigen speelgoed opgroeiden, terwijl ze elkaar op hun videowall konden zien. In de eeuwige, zelfgekozen quarantaine die volwassenen ons al generaties opleggen, uit angst voor het volgende virus. Zonder nog naar andere oplossingen te zoeken. Maar wat hadden we plezier. We hielden pyjamafeestjes, lakten zij aan zij onze nagels, roddelden tot diep in de nacht over de jongens en meisjes uit onze virtuele klas. We waren beste vriendinnen, maar hebben elkaars huid niet één keer aangeraakt, elkaar niet één keer geroken of gezoend. Zelfs de scherpste pixels laten zich niet knuffelen. Wat zou ik ervoor geven om… Maar dat kan niet meer. Nooit meer. Ik zal je tonen waarom.
20
Op deze beelden is Lily veertien. Naast mijn vriendin was ze ook de beroemdste tiener in de hele Nieuwe Unie. Elke dag een nieuw kapsel en een nieuw ooglapje. Van een zwarte bob tot een regenboogmohawk, lichtgevende extensions, groene afro’s waar echte bloemen in groeiden – ze deed het allemaal, en ze deelde het met de wereld. En de wereld vond het beton. Het maakte haar rijk, aan geld en aan invloed. Als zij ’s ochtends blauw haar had, zaten tegen de namiddag de virtuele klassen, vergaderzalen en nieuwsstreams vol blauwharige copycats. Iedereen hield van Lily. Op het hoogtepunt van haar roem ging ze op reis naar New New York, het vakantiepark op de heuvels naast het verdronken oude New York. Vakantie. Daar kan 99,99 procent van ons alleen maar van dromen. Kijk, we vergaapten ons aan deze beelden die haar drone maakte van de gouden vlam van het Vrijheidsbeeld, die eenzaam boven de golven uitstak. En hier, de ruïnes van wolkenkrabbers die als vingers vanuit de zee naar de lucht wezen. En hier zie je Samuel. Haar Samuel. Erfgenaam van het Winfreyimperium. In een verlaten museum vol uitgestorven boomsoorten werden ze verliefd. De meest romantische net-niet-kus van de eeuw. Samuel, de rijkeluiszoon die maar één ding wou: weg. Weg van zijn verplichtingen, maar ook weg van de waanzin. Van het hersenloze hakken en branden van volwassenen. Dus gingen ze weg, samen. Ze vluchtten uit de Wonderdome van New New York en stapten moedig op een zeilschip met een bemanning van Vuilzwervers, de mythische Hoeders van de Wereldzee. Eerst deed Lily het voor de likes. Ze bereikte haar ultieme droom: als eerste in de geschiedenis de kaap van tweehonderd
21
miljoen volgers ronden. Een totale dekking. Elke inwoner van de Nieuwe Unie die haar volgde, zonder uitzondering. De heilige graal van elke influencer: het panmyrmidon. Maar zo konden we ook allemaal meekijken hoe de reis haar veranderde. De overheid, de hijgende witte creepo’s die al honderd jaar roepen: “If it’s already broken, why fix it?”, hebben deze beelden zo vaak proberen te wissen dat ze juist wél door iedereen gezien zijn. Ze staan in ons geheugen gegrift. Lily toonde ons voor het eerst in generaties hoe de wereld daarbuiten de prijs betaalt voor ons luizenleventje hier, achter de Muur. Haar vertwijfeling bij de miljoenen tonnen plastic op de oceaan. Haar heroïsche redding van Samuel, die bijna verdronk in dat giftige water. De groeiende vriendschap met de Vuilzwervers. Het eindeloze mededogen dat haar overviel bij het zien van de kindslaven in de coltanmijnen op IJsland. Die avond waarop ze het haar van tweeling Ro en Ro vlechtte, en ontdekte dat ze iemand kon aanraken zonder meteen dood te vallen. Dat er dus een leven lang tegen haar gelogen was. Dat ook wij samen hadden kunnen ravotten. De haat in haar ene goeie oog, toen de Nieuwe Unie haar met geweld probeerde dwingen om dat alles achter te laten, terug te keren naar huis, en te doen alsof niemand van ons het gezien had: de valsheid waarop onze luxe is gebouwd, de afgrijselijke misdaden die we tegen deze planeet hebben begaan, de vrijheid die we van onszelf hebben afgepakt. En wij keken mee. Hier in de Nieuwe Unie, in onze paleizen van glas en staal, met gefilterde lucht zonder geur, met perfect gekloonde rozenstruiken in steriele serres. We ontwaakten uit onze verdoofde
22
slaap. We voelden de vergiftigde zee door onze aderen stromen, we keken naar de luxe om ons heen en zagen plots alleen nog afval en bloed. We ontmoetten elkaar, van huid tot huid. De eerste skinto-skin-workshops en milieuprotesten werden uit elkaar geranseld. We protesteerden, werden gearresteerd, tegen onze wil ontsmet, in quarantaine geplaatst, en verzamelden daarna opnieuw. Elk nieuw bericht van Lily, de ontdekkingsreizigster van onze beschaving, deed de hoop op verandering oplaaien. Niet iedereen deelde die hoop. Al snel werd de Nieuwe Unie verdeeld in de twee kampen die jullie vandaag kennen. Zij die bereid waren hun luxeleventje op te geven voor een betere toekomst. En zij die dat niet waren. Hoopvol versus star. Jong versus oud. Ongewapend versus gewapend. En we waren getuigen van de ultieme misdaad. Ons eigen leger, dat een raketaanval uitvoerde op Vatna, de thuishaven van de vredelievende Vuilzwervers. Vrouwen, kinderen, ongewapende scheepslui in een stad van gerecycled plastic. Misschien wel de mooiste stad die ooit bestond. De stad die Lily niet wilde achterlaten om opnieuw in haar leugen te gaan leven. De vulkaan die boven Vatna uittorende, barstte door de explosies uit en slokte alles en iedereen op in een wolk van gloeiendhete as en lava. Deze wazige dronebeelden, vrienden, zijn de allerlaatste die we hebben van een levende Lily Rieder-Dubois; mijn beste vriendin, zij die ons de weg toonde, de eenoog die ons, blinden, leerde zien. Ze probeert Ro, een dodelijk gewond kind, op een helikopter van
23
onze Nieuwe Unie te hijsen om haar te redden. Een soldaat van de Nieuwe Unie, van óns leger, richt haar wapen op haar. Op een van de burgers van onze Unie. Er klinkt een schot. En daar eindigt de stream. We hebben nooit meer iets van Lily of de Vuilzwervers vernomen. Omgekomen in de uitbarsting, is ons gezegd, maar zonder bewijs. Er was een begrafenis zonder lichaam. Lily’s vaders bleven gebroken achter. Bovendien namen hun rijkdom én invloed opvallend snel af. Ze werden uit hun peperdure villa gezet en verdwenen in de anonimiteit. En ook de vurige protesten smolten op enkele weken weg, als poolijs in een hete oceaan. Het protest was in de kiem gesmoord.’ ‘Maar dat is buiten ons gerekend. Zonder Lily gaat het traag, zieltje voor zieltje, maar we geven niet op. Als je deze video ziet, heb ook jij het pad gevonden. Want je kan ’m alleen bekijken wanneer twee vreemden elkaar ontmoeten én aanraken, huid tegen huid. Skin to skin. De sleutel tot Skinweb. Dat is onze bescherming; dat is wat zij, de volwassenen, de Zombies, nooit zouden doen. Je hebt deze stap al gezet. En je bent niet alleen. Het is niet omdat je ons niet ziet dat we er niet zijn. Het is niet omdat Lily dood is, dat haar ideeën niet meer leven. In kelders, in bezemkasten, in liften, in doodlopende gangen, in tunnels, in alle duistere hoeken van de stad – overal zijn jonge mensen die denken zoals jij. Het is een kwestie van tijd tot de Zombies in de minderheid zijn. En dan is het aan ons. Aan jou. Welkom bij de Lords. We zijn er elke dag, op hetzelfde uur, met een live update. Alleen op Skinweb. Tot morgen.’
24