LILY 2: STORM – Een fragment Bij de volgende stap heb je precies tien kilometer afgelegd. Wisper hield nauwgezet de afstand bij, met updates om de honderd meter, die alleen Lily kon horen. Lily had gevraagd of dat echt moest, maar Wisper had geen tegenspraak geduld. Zij en Wisper waren op Whitecliff bijna een halfjaar gescheiden geweest van elkaar. Al die tijd had die chip, ter grootte van een rijstkorrel, op waakstand in haar hersenen gezeten. Wachtend op een netwerk om mee te verbinden. En nu ze er eindelijk weer was, was er iets vreemds aan de hand met haar inwendige computer. Alsof Wisper veranderd was. Een eigen wil had. Wat technisch onmogelijk was. Maar toch. Tien kilometer van de veertig. Traag maar gestaag. Ze waren geen enkel obstakel tegengekomen, niets groter dan een brok losgekomen beton hier en daar. Op sommige plaatsen staken de treinsporen nog boven het stof uit, glimmend, alsof de laatste trein niet honderd jaar maar vijf minuten geleden voorbijkwam. ‘Wat is een trein, eigenlijk?’ hoorde Lily de kleine Efia aan dokter Atlas vragen. Hij antwoordde met zijn eeuwige engelengeduld wat hij wist: dat het een soort lange auto was, waar honderden mensen tegelijk in pasten. ‘Wat is een auto?’ vroeg Efia, die opgegroeid was op een kale rots, waar de ingewikkeldste techologie een vork was, afgezien van de helikopters die af en toe landden om nieuwe vluchtelingen op het eiland te dumpen. Geen obstakels. Geen paniek. Geen tot de tanden gewapende special forces die de achtervolging hadden ingezet. De tocht was tot nu toe zonder incidenten geweest, maar wel tergend traag. Licht werd gerantsoeneerd, dus waren er maar een paar fakkels en zaklampen die hun pad beschenen, het hoogstnodige. Het was een hele kunst om je enkels niet te verzwikken op de betonnen spoorbielzen die bijna de hele breedte van de tunnel innamen. Plots stokte de stoet; Lily en Samuel wurmden ze zich een weg door de honderdachtenveertig vluchtelingen om te kijken wat het probleem was. Ferran en de rest van de Vuilzwervers liepen op kop. Ze hadden halt gehouden bij een plas water die de weg versperde. ‘Daar!’ wees Ferran. Hij hield zijn fakkel hoger, waardoor een scheur in het plafond zichtbaar werd, hoog boven hun hoofden.