V nl imro 0392000080801

Page 1

Oosterduin

vastgesteld d.d. ……………..

Gemeente Haarlem Hoofdafdeling Stadszaken Afdeling Ruimtelijke Plannen Maart 2009


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

2


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Inhoudsopgave

Ligging van het plangebied

5

Toelichting

7

1 INLEIDING

7

1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6

Begrenzing van het plangebied Aanleiding tot actualisering van het bestemmingsplan Doel en planvorm Geldende bestemmingsplannen en andere ruimtelijke regelingen Planproces Leeswijzer plantoelichting

2 BESCHRIJVING BESTAANDE SITUATIE 2.1 Korte historische schets 2.2 Ruimtelijk structuur 2.3 Functionele structuur

7 7 7 8 8 9

11 11 13 16

3 BELEIDSKADER

21

3.1 Structuurplan Haarlem 2020 (2005) 3.2 Ruimte voor Sport (2002) 3.3 Woonvisie Haarlem 2006 - 2012 3.4 Detailhandelsnota, Haarlem Winkelstad (2002 - 2012) 3.5 Haarlems Verkeers- en Vervoerplan (2003) 3.6 Integraal Waterplan Haarlem (2004) 3.7 Nota milieuzonering 3.8 Speelruimteplan (1998) 3.9 Beleidsnota Archeologie 3.10 Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw 3.11 Samenvatting beleidsuitgangspunten

4 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN

21 23 24 25 25 27 27 28 28 29 30

31

4.1 Geluidhinderaspecten 4.2 Milieuzoneringen 4.3 Waterparagraaf 4.4 Luchtkwaliteit 4.5 Bodemparagraaf 4.6 Natuurwaarden 4.7 MER 4.8 Cultuurhistorie en Archeologie 4.9 Vliegverkeer 4.10 Externe veiligheid 4.11 Kabels, leidingen, straalpaden en andere belemmeringen

5 PLANBESCHRIJVING

31 32 33 36 38 39 42 43 47 47 48

51

5.1 Visie op het plangebied 5.2 Herinrichting sportcomplex S.V. Alliance '22

6 JURIDISCHE ASPECTEN

51 52

55

6.1 Inleiding 6.2 Systematiek van de regels 6.3 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

55 56 56 3


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

6.4 6.5 6.6 6.7

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels Hoofdstuk 3: Algemene bepalingen Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotbepalingen Hoofdopzet verbeelding

7 OVERLEG EN UITVOERBAARHEID 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5

57 63 64 64

67

Resultaten participatie Uitkomst watertoets Uitkomsten overleg Economische uitvoerbaarheid Handhaving

67 67 68 69 70

Eindnoten

73

Bijlagen bij de toelichting

75

Regels

227

Hoofdstuk 1. Inleidende regels

229

ARTIKEL 1 Begrippen ARTIKEL 2 Wijze van meten

229 237

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels

239

ARTIKEL 3 Bedrijf- Nutsvoorzieningen (B-NV) ARTIKEL 4 Detailhandel (DH) ARTIKEL 5 Gemengd 3 (GD-3) ARTIKEL 6 Groen (G) ARTIKEL 7 Kantoor (K) ARTIKEL 8 Maatschappelijk (M) ARTIKEL 9 Sport - Fitnesscentrum (S- FC) ARTIKEL 10 Sport- Sportvelden (S- SPV) ARTIKEL 11 Tuin 1 (T-1) ARTIKEL 12 Tuin 2 (T-2) ARTIKEL 13 Tuin 3 (T-3) ARTIKEL 14 Verkeer (V) ARTIKEL 15 Water (WA) ARTIKEL 16 Wonen (W) ARTIKEL 17 Waarde - archeologie

Hoofdstuk 3. Algemene regels

239 241 243 245 247 249 251 253 255 257 259 261 263 265 267

273

ARTIKEL 18 Antidubbeltelregel ARTIKEL 19 Algemene ontheffingsregels ARTIKEL 20 Algemene procedureregels

273 275 277

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotregels

279

ARTIKEL 21 Overgangsrecht ARTIKEL 22 Slotregel

279 281

4


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Ligging van het plangebied

Afbeelding 1: ligging van het bestemmingsplangebied

5


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

6


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Toelichting 1

INLEIDING

1.1

Begrenzing van het plangebied Het plangebied van bestemmingsplan Oosterduin ligt ten westen van de binnenstad van Haarlem en beslaat een oppervlakte van circa 53 ha. Het plangebied wordt aan de west- en zuidzijde begrensd door de gemeentegrens met Bloemendaal, aan de noordzijde door de Duinvlietweg en aan de oostzijde door de Westelijke Randweg (zie afbeelding 1).

1.2

Aanleiding tot actualisering van het bestemmingsplan Voor het plangebied Oosterduin zijn enkele redenen om een nieuw bestemmingsplan te maken: 1. Er zijn verouderde bestemmingsplannen van kracht. Wijken waar verouderde bestemmingsplannen gelden, kennen onvoldoende rechtszekerheid en onvoldoende bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen. Ook zijn verouderde bestemmingsplannen wat betreft regelgeving vaak zeer gedetailleerd en weinig flexibel. Voor 'kleine' ingrepen aan of bij een huis, zoals de bouw van een dakkapel of berging, moeten nu relatief zware procedures worden doorlopen. 2. Door de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 moeten bestemmingsplannen binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, opnieuw worden vastgesteld. Ook wordt digitalisering van bestemmingsplannen verplicht gesteld. 3. Planologisch wordt ruimte gereserveerd voor ontwikkelingen ter plaatse van het Sportcomplex aan de Zeedistelweg 2 (zie ยง 5.2).

1.3

Doel en planvorm Het bestemmingsplan Oosterduin bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De regels bevatten juridische regels over het gebruik van de ruimte. Deze regels geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de planregels. De toelichting, tenslotte, is de onderbouwing van planregels en verbeelding. Hierin wordt beschreven wat het doel is van het bestemmingsplan en wat de toekomstige verschijningsvorm van het gebied is. Er wordt ingegaan op onderwerpen die voor die verschijningsvorm van belang zijn, zoals de stedenbouwkundige structuur, de haalbaarheid van het plan en milieu- en omgevingsaspecten. Hoofddoel van het nieuwe bestemmingsplan Oosterduin is het opstellen van een actueel juridisch kader, waarbinnen de bestaande situatie adequaat wordt geregeld. Het consoliderende karakter van het plan krijgt juridisch gestalte door de gedetailleerde bestemmingen die op de verbeelding zijn aangegeven. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur en voortzetting van het huidige gebruik vormen daarbij belangrijke uitgangspunten. De verbeelding en de planregels zijn 7


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

zo opgesteld dat een maximale bescherming ontstaat voor de functies en gebouwen die in het huidige karakter dienen te worden behouden. Tweede doel van het bestemmingsplan is aan te geven waar (in beperkte mate) ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, zowel wat betreft gebruik als wat betreft bebouwingsmogelijkheden. In het plan wordt bijvoorbeeld, waar mogelijk en wenselijk, ruimte geboden voor niet verstorende functieverandering of uitbreiding van bebouwing, zonder dat daarvoor het bestemmingsplan behoeft te worden aangepast. Het resultaat van deze wijze van bestemmen is dat inzichtelijk is wat wel en niet kan in het plangebied, maar dat bovenal duidelijk is aangegeven, dat consolideren geen stilstand betekent. Daar waar dit mogelijk en verantwoord is, wordt een bestemmings- of bouwverruiming toegepast.

1.4 Geldende bestemmingsplannen en andere ruimtelijke regelingen Binnen het plangebied Oosterduin gelden de volgende bestemmingsplannen (aangevuld met de zogenaamde "aanvullende bebouwingsvoorschriften" uit 1974): Tabel 1 nr. 805-2 806-1 807

Naam van het plan Uitbreidingsplan Oosterduin Uitbreidingsplan Tuinbouwgebied Oosterduin

Vastgesteld 12-12-1956 08-10-1958 04-10-1972

Goedgekeurd 01-05-1957 11-11-1959 27-11-1973

Daarnaast zijn diverse bouwinitiatieven met een buitenplanse vrijstelling mogelijk gemaakt. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Oosterduin zullen de in het schema genoemde bestemmingsplannen (alsmede de aanvullende bebouwingsvoorschriften) hun rechtskracht verliezen.

1.5

Planproces Het bestemmingsplan Oosterduin doorloopt een uitgebreide procedure. Na een informatief overleg met de betrokken wijkraad in het plangebied is het concept ontwerpbestemmingsplan door het college van Burgemeester en Wethouders vrijgegeven voor het bestuurlijk vooroverleg ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met verschillende (semi)overheden zoals diensten van het Rijk, de Provincie Noord-Holland, het Hoogheemraadschap en andere belangenorganisaties. Tevens is in het kader van participatie overleg gevoerd met de wijkraad. De gemaakte opmerkingen van de wijkraad en de reacties naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg, hebben deels geleid tot aanpassing van het concept ontwerpbestemmingsplan Oosterduin (zie bijlagen 4 en 6). Het aangepaste concept ontwerpbestemmingsplan werd daarna ontwerpbestemmingsplan Oosterduin genoemd en, na publicatie, 6 weken ter inzage gelegd. In die tijd konden schriftelijke zogenoemde zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad. De gemeente heeft op 23 september 2008 een 8


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

informatiebijeenkomst georganiseerd over het nieuwe bestemmingsplan. De gemeenteraad heeft de tijdig binnengekomen zienswijzen beoordeelt, wat heeft geresulteerd in een aantal wijzigingen. Hierna stelt zij het bestemmingsplan Oosterduin officieel vast. Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn). Degenen die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kan eenieder beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen wijzigingen die de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht. Het bestemmingsplan treedt in werking de dag na afloop van de hierboven genoemde beroepstermijn. Een eventueel beroep tegen het bestemmingsplan heeft geen schorsende werking, tenzij een voorlopige voorziening wordt gevraagd bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

1.6

Leeswijzer plantoelichting Om een visie te ontwikkelen op een plangebied is het enerzijds van belang om inzicht te krijgen in de verschijningsvorm en het functioneren van een gebied. Anderzijds is een inventarisatie van beleidsdocumenten nodig omdat deze documenten immers het kader vormen voor de toekomstige verschijningsvorm van een gebied. Hoofdstuk 2 gaat in op de bestaande ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied. Door eerst in te gaan op de ontstaansgeschiedenis van het gebied wordt de huidige verschijningsvorm voor een belangrijk deel verklaard. In dit hoofdstuk wordt verder aandacht besteed aan de in het plangebied voorkomende functies. In hoofdstuk 3 passeren de voor het plangebied relevante beleidsdocumenten de revue. Sommige beleidsdocumenten zijn gebiedsgericht zoals het Structuurplan Haarlem 2020. Andere beleidsdocumenten hebben een meer thematische invalshoek, zoals het Haarlems Verkeers- en Vervoersplan en het Integraal Waterplan Haarlem. Per document wordt kort samengevat welke kaders er voor de inrichting en/of voor de functies in het plangebied zijn vastgelegd. Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten en de resultaten van de verschillende onderzoeken. Het gaat hierbij om alle zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen. Het uitvoeren van onderzoeken en het maken van analyses van het plangebied is nodig overeenkomstig art. 3.1.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. Op basis van de inventarisatie van de huidige situatie, van omgevingsfactoren en van vastgesteld beleid, wordt de visie op het plangebied Oosterduin beschreven in hoofdstuk 5. Aangegeven wordt welke onderdelen van het bestemmingsplan ontwikkelingsgericht zijn en welke delen consoliderend. De samenvatting van de ruimtelijke onderbouwing 'Herinrichting sportcomplex van S.V. Alliance '22' is in dit hoofdstuk opgenomen. In bijlage 7 is de volledige ruimtelijke onderbouwing 9


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

opgenomen. In hoofdstuk 6 wordt aangegeven welke bestemmingen in het plan zijn opgenomen en hoe deze de inhoud van het plan regelen. In hoofdstuk 7 wordt de financieel-economische uitvoerbaarheid beschreven en wordt ingegaan op de participatie. De resultaten van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro zijn opgenomen in bijlage 3 resp. 5.

10


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

2

BESCHRIJVING BESTAANDE SITUATIE In dit hoofdstuk wordt een historische schets van het bestemmingsplangebied gegeven. Ook komt in dit hoofdstuk aan de orde wat de huidige situatie is met betrekking tot de ruimtelijke structuur en de functionele structuur. Projecten die al in uitvoering zijn worden in dit hoofdstuk meegenomen bij de beschrijving van de huidige situatie. Wat betreft de ruimtelijke structuur wordt onder andere aandacht besteed aan de bebouwingsstructuur en de openbare ruimte (verkeer en parkeren, water- en groenstructuur, en spelen). Met betrekking tot de functionele structuur komen in dit hoofdstuk de volgende aspecten aan bod: wonen (aantal woningen, aantal bewoners, ouderdom woningen, type woningen et cetera), bedrijven en voorzieningen. Per functie wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie en eventueel aanwezige planologische knelpunten.

2.1

Korte historische schets In de loop van de 17e eeuw kwam de duinstreek van Zuid-Kennemerland in trek bij vermogende Haarlemmers, later vooral bij families van Amsterdamse kooplieden en regenten. Zij beoefenden er hun favoriete sport: het vinken. In de loop van de tijd bouwden zij er hun buitenverblijven. Eerst nog eenvoudige boerderijen, maar deze groeiden uit tot "hofsteden" met herenhuizen, koetshuizen en stallen, tuinen met siervazen en andere ornamenten, oranjerieĂŤn en menagerieĂŤn. In de zomermaanden werden de herenhuizen aan de grachtengordel verlaten voor een verblijf in de gezonde buitenlucht1. Hofstede Oosterduin De geschiedenis van hofstede Oosterduin begon met de kleine hofstede Distelburg, gelegen tussen de Buurweg en het Gelderloze Pad. De hofstede werd omstreeks 1600 gebouwd door Gerbrant Hendrikszoon, een welgestelde slager uit Haarlem. In 1688 kocht Marinus van der Grijp de hofstede en veranderde de naam in Grijpesteyn. In 1737 kocht Cornelis Schouten Dirksz. het landgoed met daarop een herenhuis met stallen, een tuinmanswoning, een koets- en wagenhuis en een hooiberg met stal2. In 1739 werd het landgoed uitgebreid tot aan de duinen en werd de naam veranderd in Hofstede Oosterduin. In 1750 werd Andries Munter, oud-schepen van Amsterdam eigenaar van Oosterduin. De huidige Munterslaan is nog een restant van de toenmalige oprijlaan. Deze oprijlaan vanaf de Leidsevaart werd destijds (ten tijde van Marinus van der Grijp) de Laan van Grijpesteyn genoemd. In 1835 werd het herenhuis afgebroken.

11


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Afbeelding 2: uitsnede Kaart van Haarlem e.o. door DaniĂŤl Engelman3, 1794. Groente en bloembollenteelt In de binnenduinrand wordt in de 18e eeuw de waterstand steeds beter geregeld. Steeds meer grond tussen Haarlem en Overveen wordt in cultuur gebracht om groenten en bollen te kweken die op platte schuiten naar de markten en veilingen in Haarlem worden vervoerd. Doordat de binnenduinrand steeds intensiever bebost raakt door het planten van beuken, eiken en iepen krijgt het bollen- en tuinbouwgebied zijn karakteristieke rand in het westen4. In de tweede helft van de 19e eeuw bereikt de bollenteelt zijn hoogtepunt, met Overveen als stralend middelpunt. De bloembollenvelden strekken zich uit van de Kleverlaan in het noorden tot aan Oosterduin en de Munsterslaan in het zuiden5. Woningbouw Na de annexatie door Haarlem werd op de weilanden van Oosterduin tussen de Oosterduinweg en de Houtvaart, benoorden de Munterslaan, het Haarlemse Oosterduinkwartier aangelegd. In 1935 werden de namen Egelantierlaan, Slangenkruidlaan, Duindoornlaan, Helmlaan, Duinroosplantsoen en Stalkruidlaan vastgesteld6. Afbeelding 3 laat de eerste bebouwing en stratenpatroon in het Oosterduinkwartier zien. De "nieuwe" wegen Slangenkruidlaan, Duinroosplantsoen, Helmlaan, Duindoorlaan, Bremlaan en de Parnassiakade zijn al waar te nemen.

12


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Afbeelding 3: Luchtfoto 3135 RAF, vliegrichting zzw, 26-02-19457. In de naoorlogse jaren kwam de bebouwing pas goed op gang, mede door aanleg van de Westelijke Randweg (1958). In de tachtiger jaren raakte het zuidelijke deel van de wijk vol voor woningbouw, door de bebouwing van het Bomanshof. In het noordelijke deel was ruimte gereserveerd voor een tweede school. In de jaren negentig bleek er geen behoefte te zijn aan een tweede school waardoor op deze locatie vrijstaande woningen werden gebouwd. Een paar jaar later werd het appartementencomplex aan de Egelantierlaan gebouwd.

2.2

Ruimtelijk structuur Oosterduin grenst in het noorden aan de Binnenduinrand en sluit in het zuiden en westen aan op de bebouwde kom van Aerdenhout. Oosterduin is over een lange periode tot stand gekomen: vanaf de jaren twintig tot en met het einde van de vorige eeuw (tabel 2). Tabel 2: aantal woningen in het plangebied, naar bouwperiode

< 1900 6

1900-1929 0

1929-1959 170

1960-1989 157

13

1990-2006 61

Totaal 394


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

De wijk heeft korte, soms enigszins gebogen straten die in enkele gevallen verbreden of uitmonden in een plantsoenachtige open ruimte. 2.2.1 Bebouwingsstructuur De meeste, kleinschalige bebouwing is verkaveld door middel van strokenbouw, waarbij de bouwmassa evenwijdig aan de as van de straat is geplaatst. Daarnaast komen ook dubbele en geschakelde woningen voor. De bebouwing in het Godfried Bomanshof is geschakeld gegroepeerd rond een haakvormig 'woonerf-achtig' straatje. De massa-contour wordt gekenmerkt door een beweeglijke rooilijn en plaatselijk individueel herkenbare opgaande blokken op de 2e laag. Hiermee ontstaat een transparante, luchtige ruimte begrenzing. De stedenbouwkundige en architectonische samenhang is nog oorspronkelijk en bijzonder gaaf ĂŠn aldus als 'behoudenswaardig karakteristiek' aan te merken. Deze karakteristiek is kwetsbaar (gevoelig voor fysieke veranderingen). Aan de Daslookweg e.o. staan vrijstaande, individueel vormgegeven woonhuizen. Kleine voortuinen zorgen veelal voor de overgang van openbaar naar privĂŠruimte. De overige bebouwing in de wijk is overwegend twee bouwlagen met kap hoog. De meeste bouwmassa's hebben strakke gevels en worden gedekt door een zadeldak of schilddak. Dakkapellen komen zowel aan de voor- als achterzijde voor. In Oosterduin staan een paar grote bouwwerken. Die voornamelijk geconcentreerd zijn aan de noordkant van het plangebied. Het betreft hier de Professor van Gilseschool (Daslookweg 2), het Life Fit Centre (Zeedistelweg 1), het kantorencomplex (Zenegroenekade 1 t/m 5), het appartementencomplex (Egelantierlaan 33) en het bejaardenhuis Huize Parkzicht (Helmlaan 10). Aan de zuidkant van het plangebied ligt aan de Helmlaan/Munterslaan het Paulushof. 2.2.2 Openbare ruimte Verkeer en parkeren In het noord-oosten van het plangebied is Oosterduin voor al het verkeer (gemotoriseerd en langzaam verkeer) ontsloten aan de Westelijke Randweg en de Lorentzkade/Pijlslaan. Het plangebied is in het westen door de wegen Egelantierlaan en Duinroosplantsoen ontsloten op de Oosterduinweg. Het westelijke deel van de Oosterduinweg ligt in de gemeente Bloemendaal. De wegen in het plangebied zijn woonstraten ofwel erftoegangswegen. Deze vallen onder een 30 km/h snelheidsregime en zijn of worden ingericht als verblijfsgebied. Parkeren vindt plaats op eigen terrein of op de openbare weg. Bij de Professor van Gilseschool (Daslookweg/Wegedoornweg) is een openbaar parkeerterrein aanwezig (ca. 28 parkeerplaatsen). Bij het winkelcentrum Helmlaan zijn ca. 25 openbare parkeerplaatsen aanwezig en is in het straatprofiel rekening gehouden met kort parkeren en met laden en lossen. 14


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Bij het sportcomplex aan de Zeedistelweg 2 zijn, ten behoeve van het sportcomplex, twee parkeerterreinen aanwezig met ca. 48 parkeerplaatsen. Het Life Fit Centre (Zeedistelweg 1) heeft een eigen parkeerterrein met ca. 54 parkeerplaatsen en het kantorencomplex (Zenegroenekade 1 t/m 5) heeft een eigen parkeerterrein met ca. 32 parkeerplaatsen. De Zenegroenkade, Parnassiakade, Sleedoornweg, Munterslaan, Oosterduinweg en de Duinvlietweg vormen de hoofdfietsroutes in het plangebied. De Egelantierlaan wordt door fietsers veelvuldig gebruikt. Er is door middel van een witte streep op de openbare weg een fietspad gecreĂŤerd, deze is echter slecht waarneembaar. Het plangebied is voor langzaam verkeer goed ontsloten. In het noord-westen loopt het Duinvlietpad het Westelijk Tuinbouwgebied in. In het noord-oosten is Oosterduin ontsloten door het fietspad langs de Westelijke Randweg. De Westelijke Randweg is voor langzaam verkeer in het noord-oosten van het plangebied oversteekbaar door verkeerslichten en in het zuid-oosten door het Munterslaantunneltje. Ter hoogte van de splitsing Munterslaan/Helmlaan is een langzaam verkeersverbinding richting gemeente Bloemendaal aanwezig. Tevens is de gemeente Bloemendaal te bereiken via de wegen Egelantierlaan, Duinroosplantsoen en de Oosterduinweg. In het plangebied zijn geen openbaar vervoer stamlijnen aanwezig. Bushaltes staan aan de andere kant van de Westelijke Randweg. Bushalte Voltastraat (lijn 4) bevindt zich aan de Lorentzkade en bushalte Haarlem Hoog (lijn 4) bevindt zich aan de 's-Gravensandeweg. Water Voordat er de woonwijk Oosterduin gerealiseerd werd maakte Oosterduin uit van de binnenduinrand. Van oorsprong werd de binnenduinrand doorsneden door een relatief dicht netwerk van ontwateringssloten van west naar oost. Dit duinrellenpatroon is een belangrijk structurerend element in de binnenduinrand en daarmee voor het stedelijk gebied van Haarlem. Op Haarlems grondgebied zijn de Marcelisvaart en de Brouwersvaart de belangrijkste duinrellen. Beide vaarten komen noordelijk van het plangebied voor (Westelijk Tuinbouwgebied) en komen uit op de Houtvaart, die parallel aan de binnenduinrand loopt en een belangrijke functie vervult in de opvang en afvoer van het duinwater. De Houtvaart loopt aan de oostzijde van het plangebied door de wijk Oosterduin heen en ten noorden van het plangebied loopt langs de Duinvlietweg een sloot, die uitkomt op de Houtvaart. Marcelisvaart, Brouwersvaart en Houtvaart maken waterhuishoudkundig gezien onderdeel uit van Rijnlands boezemsysteem. Echter dit water onderscheidt zich vanwege de specifieke invloed van het kwelwater uit de duinen en de daarmee verbonden waterkwaliteit en natuurwaarden van de rest van het boezemsysteem.

15


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Groen Oosterduin heeft een zeer groen straatbeeld; met name veroorzaakt door grote privétuinen. Straatbomen zijn voorzien in de trottoirs. Daarnaast kent de buurt verscheidene openbare groenvoorzieningen op pleintjes aan de Duinroosplantsoen en Helmlaan/Slangenkruidlaan en langs straten (o.a. Egelantierlaan, Sleedoornweg, Parnassiakade/Zenegroenkade, Munterslaan, Stalkruidlaan en de Oosterduinweg). Spelen Oosterduin heeft één centrale speelplek aan het Duinroosplantsoen. Er is informele speelruimte verspreid over de wijk.

Afbeelding 4: speelvoorzieningen in het verblijfsgebied (omg. Slangenkruidlaan)

2.3

Functionele structuur In Oosterduin is wonen de hoofdfunctie. Daarnaast komen slechts enkele aanverwante voorzieningen voor, zoals o.a. een school, twee sportvoorzieningen en een verzorgingstehuis.

2.3.1 Wonen Oosterduin en omgeving is gezien de ligging tussen stad en de nabij gelegen duinen een geliefde woonomgeving. Per 1 januari 2007 bevat het plangebied 394 woningen. Het merendeel hiervan (90,1%) bestaat uit koopwoningen (zie tabel 3). 9,9% van de woningen betreft particuliere huurwoningen. Sociale huurwoningen zijn in Oosterduin niet aanwezig (ter vergelijking: voor heel Haarlem ligt de verhouding huur / eigendom op respectievelijk 46,7% en 53,1%). Tabel 3: woningvoorraad naar eigendom in het plangebied en gemeente Haarlem Eigendom % Oosterduin 355 Haarlem 36.782

Particuliere % huur 90,1 39 9,9 53,1 9.290 13,4 16

Sociale % Onbekend % Totaal huur 0 0 0 0 394 23.084 33,3 153 0,2 69.309


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Van de totale woningvoorraad van het plangebied is 86,5% eengezinshuizen. Verder is 8,4% flatwoningen, 1,5% een bovenwoningen en 3,6% overige woningen. Bevolkingsamenstelling Het bestemmingsplangebied Oosterduin telde op 1 januari 2007 956 inwoners. De Oosterduinwijk is qua bevolkingsomvang een stabiele wijk. Van invloed op het inwonertal is niet alleen het aantal beschikbare woningen, maar ook de gemiddelde woningbezetting. De gemiddelde woningbezetting in de gemeente Haarlem komt neer op 2,12 personen per woning. In het plangebied Oosterduin bedraagt de gemiddelde woningbezetting 2,43 personen per woning. Tabel 4: leeftijdsopbouw in het plangebied en gemeente Haarlem 0-19 % 20-44 % 45-64 Oosterduin 210 21,96 181 18,93 291 Haarlem 32.000 21,78 54.434 37,04 38.125

% 30,44 25,94

65+ % Totaal 274 28,66 956 22.397 15,24 146.956

Tabel 4 laat zien dat de leeftijdsopbouw in het plangebied niet vergelijkbaar is met die van de rest van Haarlem. Het aandeel 20-44 jarigen blijft achter bij de rest van Haarlem. Daar en tegen is de leeftijdsopbouw vanaf 45 jaar goed vertegenwoordigd in Oosterduin.

2.3.2 Bedrijven en voorzieningen In deze paragraaf worden eerst de aanwezige bedrijven omschreven, gevolgd door een beschrijving van de aanwezige voorzieningen. Het aantal bedrijven in het plangebied Oosterduin is beperkt. Voor het bestemmingsplan is het alleen relevant een regeling te treffen voor bedrijven die zich duidelijk onderscheiden van de woonfunctie. Wat betreft ontwikkelingsmogelijkheden per bedrijfslocatie wordt aangesloten bij de in paragraaf 4.2 beschreven milieuzonering. Voor de vestiging van geheel nieuwe bedrijven op nieuwe locaties wordt in het plan geen ruimte geboden. Dienstverlening, kantoren en commerciĂŤle voorzieningen Tot kantoorbedrijven en dienstverlenende- of ideĂŤle bedrijven worden bijvoorbeeld adviesbureaus, reclamebureaus, boekhoudbureaus, financiĂŤle holdings, verzekerings- kantoren, makelaardijen, advocatenkantoren, wassalons, kapperszaken en groepspraktijken gerekend. Voor de in het plangebied aanwezige (kleine) kantoren, (zakelijke) 17


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

dienstverlenende en ideĂŤle bedrijven is het alleen relevant een regeling te treffen welke zich duidelijk onderscheiden van de woonfunctie. Binnen het plangebied zijn 5 bedrijven gevestigd die een dienstverlening- of kantoorfunctie hebben (zie tabel 5). Tabel 5: Dienstverlening en kantoren in het bestemmingsplangebied 1 2 3 4 5

Adres Zenegroenkade 1 Zenegroenkade 2 Zenegroenkade 4 Helmlaan 46 Helmlaan 50

Omschrijving Makelaardij o.g. Assurantiekantoor Accountant Hypotheek- en assurantiekantoor Stone Therapy

Op tientallen adressen binnen het plangebied zijn ook bedrijven gevestigd die wat betreft omvang het karakter hebben van (parttime) beroep-aan-huis. Die kleine bedrijfsvormen zijn inherent aan wonen. In het gebied bevindt zich 1 detailhandelvestiging (zie tabel 6). Tabel 6: Detailhandelvestiging in het bestemmingsplangebied 1

Adres Omschrijving Oosterduinweg 1 Bloemen en planten

Maatschappelijke voorzieningen In het plangebied Oosterduin is een aantal specifieke maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Het betreft functies die hun doelstelling(en) verbonden hebben aan de samenleving. Ofwel sociaal-medische, sociaal-culturele, educatieve, welzijn, levensbeschouwelijke doeleinden, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en kinderdagverblijven. Tabel 7: Maatschappelijke voorzieningen in het bestemmingsplangebied 1 2 3

Adres Omschrijving Bijzonderheid Daslookweg 2 Onderwijsinstelling School voor kinderen met auditieve en/of communicatieve problemen Helmlaan 10 Verzorgingstehuis Helmlaan 55 Woonvoorziening (Begeleidend) zelfstandig wonen t/m 81 (oneven)

Daarnaast zijn er verspreid door de buurt diverse praktijken aan huis (o.a. artsen, fysiotherapeuten, pedicuren). De aanwezige maatschappelijke voorzieningen zijn grotendeels buurtoverstijgend, maar hebben voldoende draagvlak binnen de buurt. 18


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Uitbreiding van locaties voor kinderopvang in of nabij de buurt is wenselijk. Aan particuliere initiatieven hieromtrent wordt in beginsel ruimte geboden binnen de bestemming 'Maatschappelijk' en de bestemming 'Sport-Sportvelden'. Indien een bestaande maatschappelijke voorziening zijn functie verliest, is het wenselijk dat in hetzelfde pand een andere maatschappelijke voorziening gevestigd kan worden (bijvoorbeeld een culturele voorziening in een leegstaande school). In de planregels wordt gelimiteerd welke maatschappelijke voorzieningen mogelijk zijn. Om die reden hoeven maatschappelijke functies in den regel niet specifiek benoemd te worden, zodat enige ruimte blijft voor uitwisseling van (maatschappelijke) functies. Recreatie en sport In het bestemmingsplangebied zijn 2 sportvoorzieningen aanwezig. Namelijk het Sportcentrum 'Life Fit Centre' aan de Zeedistelweg 1 en de voetbalvereniging Alliance '22 aan de Zeedistelweg 2. Deze bedrijven hebben een belangrijke bijdrage aan de recreatieve functie van het gebied en omgeving. Nutsvoorzieningen Bestaande nutsvoorzieningen zijn in het bestemmingsplan opgenomen onder de bestemming 'bedrijf - nutsvoorzieningen' of met de aanduiding 'nutsvoorziening' op de verbeelding.

19


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

20


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

3

BELEIDSKADER In dit hoofdstuk wordt het gemeentelijke beleid belicht voor zover dat leidend is voor het bestemmingsplan Oosterduin. In dit kader kunnen genoemd worden het "Structuurplan Haarlem 2020", de "Woonvisie Haarlem 2006 - 2012", het "Haarlems Verkeers- en Vervoerplan", het "Integraal Waterplan Haarlem" en de "Nota Milieuzonering". In bijlage 1 wordt kort ingegaan op de strategische beleidskaders van het Rijk en de provincie Noord-Holland. Met het opstellen van een bestemmingsplan wordt namelijk niet alleen nader invulling gegeven aan gemeentelijk beleid, maar worden ook doelstellingen van hogere overheden nader uitgewerkt.

3.1

Structuurplan Haarlem 2020 (2005) Het structuurplan legt voor de periode 2005 tot 2020 op hoofdlijnen de ambities en wensen vast die alles te maken hebben met ruimte en de verdeling daarvan in Haarlem. Daarbij is de samenwerking in de Noordvleugel van de Randstad als stedelijk netwerk vertrekpunt. Het structuurplan vormt de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie Haarlem uit 1999 en laat de mogelijkheden zien voor uitvoering van de stedelijke opgaven. De speerpunten van beleid zijn profilering op een duurzaam goed woonklimaat, versterking van de zakelijke dienstverlening en versterking van de culturele en toeristische wervingskracht. Het structuurplan geeft inzicht in de verandergebieden en dynamische knooppunten en de gebieden die consolideren. Het geeft de kaders en bestemmingsplannen zorgen vervolgens voor juridische verankering. Het bestemmingsplan Oosterduin is op de structuurplankaart voor het merendeel aangeduid als woongebied (zie figuur 1). Voor de woongebieden is handhaven van het woonmilieu het hoofdkenmerk, inclusief de bijbehorende wijk- en buurtgerichte voorzieningen.

21


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Figuur 1: Fragment Structuurplankaart Haarlem 2020 (2005) Sportparken Op de structuurplankaart is het sportcomplex van Alliance '22 aangeduid als Sportpark geschikt voor functiemenging. De volgende beleidsuitgangspunten worden in het structuurplan opgesomd om voldoende spreiding van sportvelden 22


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

in de Haarlemse wijken te handhaven: 1. Het behouden van sportvelden in de wijken is één van de beleidsuitgangspunten voor het structuurplan. Waar nodig of wenselijk worden sportvoorzieningen doelmatiger of multifunctioneler ingericht. Het sportbeleid in de stad is er namelijk op gericht om meer multifunctionele sportaccommodaties te ontwikkelen, waar naast ruimte voor sport ook ruimte is voor onderwijs- en welzijnsactiviteiten (blz. 47, structuurplan). 2. Ook het speerpunt duurzaam goed wonen omvat kaders daarvoor. Voor een bewoonbare stad is een aantrekkelijke woonomgeving en voldoende kans om goed te wonen voor alle groepen bewoners van groot belang. Veiligheid, behoud of versterking van buurtidentiteit, genoeg openbare ruimte als ontmoetingsplaats, behoud van voldoende voorzieningen in wijken en buurten (onderwijs, sport, recreatie, gezondheidszorg, hulpverlening, detailhandel etc.) (…) zijn leefbaarheidaspecten die onder dit speerpunt vallen (blz.9, structuurplan). 3. Sport in de buurt leidt tot meer stimulans om van sport- en recreatievoorzieningen gebruik te maken (blz. 25, structuurplan). 4. Bestaande sportparken als Van der Aartsportpark, Noord Schalkwijkerweg, zuidzijde Reinaldapark, P. Bernhardlaan en Egelantier blijven sportparken, maar zijn geschikt voor intensivering van het gebruik door sportverenigingen en medegebruik door scholen. Daarbij past ook uitbreiding van de voor sport bedoelde gebouwen (kantine, kleedkamer, materialen e.d.) met functies voor welzijn (kinderdagverblijf) en/of onderwijs. (blz. 28, structuurplan). 5. Ontmoetingsruimte in wijken en buurten is nodig om leefbaarheid en sociale betrokkenheid te verhogen. Voldoende openbare ruimte speelt in dit opzicht een belangrijke rol, maar ook de aanwezigheid van voorzieningen op het gebied van bijvoorbeeld sport en detailhandel. Door niet overal te verdichten blijft binnen de wijken naast wonen en werken ook ruimte voor ontmoeting en recreatie, zeker voor die Haarlemmers met een beperkte actieradius, zoals ouderen, jonge kinderen en hun ouders (blz. 43, structuurplan). Voorzieningen voor kinderen en jongeren Voor jongere kinderen is de aanwezigheid van speelvoorzieningen in de buurt belangrijk. In Oosterduin zijn weinig plekken met speeltoestellen aanwezig. Aangezien er wel genoeg openbare ruimte is om te spelen leidt dit niet tot een ruimteclaim.

3.2

Ruimte voor Sport (2002) In de nota Ruimte voor Sport is aangegeven dat sport een belangrijke maatschappelijke meerwaarde heeft. De rijksoverheid is van mening dat deze meerwaarde verder kan worden benut door samenwerking te zoeken met andere beleidsvelden. In het kader van integrale beleidsontwikkeling wordt beoogd dwarsverbanden te leggen tussen sportaanbieders en andere aan sport gerelateerde sectoren, zoals onderwijs, welzijn, recreatie en economie.

23


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

3.3

Woonvisie Haarlem 2006 - 2012 In de gemeentelijke Woonvisie zijn speerpunten geformuleerd ten aanzien van de ontwikkeling van de woningvoorraad. Kort samengevat zijn de speerpunten “meer, beter, dynamisch en betaalbaar” . In de Woonvisie zijn uiteenlopende maatregelen opgesomd die een bijdrage moeten leveren aan bovengenoemde speerpunten. Aan de maatregelen die een ruimtelijke impact hebben, en daarmee relevant zijn voor het bestemmingsplan, wordt in deze paragraaf aandacht besteed. Op de eerste plaats zet Haarlem in op het opvoeren van de woningbouwproductie. Haarlem wil de woningvoorraad onder andere uitbreiden door het mogelijk maken en stimuleren van meervoudig ruimtegebruik en menging van de woonfunctie met werkfuncties. Het eventueel omzetten van een werkfunctie naar een woonfunctie is ook denkbaar, maar dit mag niet ten koste gaan van de spreiding van de werkfuncties. Een betere woningvoorraad heeft met name betrekking op herstructurering, duurzaam bouwen en het bevorderen van sociaal-economisch gemengde buurten. Het creëren van een gedifferentieerd woningaanbod, het vernieuwen van de woningvoorraad, het vergroten van de toegankelijkheid en het verbeteren van de leefomgeving (met name de inrichting van de openbare ruimte) zijn hierbij belangrijke aandachtspunten. Om in te spelen op de vergrijzing legt de gemeente Haarlem tot 2015 een accent op de realisatie van woningen die geschikt zijn voor ouderen die vooralsnog zelfstandig willen blijven wonen. Daarnaast wil Haarlem inspelen op de behoefte van bewoners die weliswaar zorg nodig hebben, maar desondanks zelfstandig willen blijven wonen (dus niet in een instelling). Deze bevolkingsgroepen kunnen vervolgens gebruik maken van zogenaamde zorgsteunpunten in de buurt. Deze woningbehoefte van ouderen en gehandicapten vertaalt zich in het realiseren van gelijkvloerse woningen (met name appartementen) en kleinschalige beschermde woonvormen zoals begeleid wonen en groepswonen. De op dit moment meest zichtbare behoefte betreft veelal een eengezinswoning, blijkens de Woonvisie. Toch wordt door de vergrijzing en nieuwe woonwensen een groeiende acceptatie van en vraag naar meer stedelijk wonen voorspeld en wordt een verschuiving in de behoefte richting appartementen verwacht. Het bouwen van woningen voor senioren zorgt overigens ook voor de meeste doorstroming op de Haarlemse woningmarkt. Doorstroming zorgt voor een dynamische woningmarkt. Haarlem zet dan ook om die reden in op de bouw van onder andere deze woningen. In het plangebied is geen ruimte voor grootschalige bouw- of herstructureringsprojecten. De wijk is qua woningaanbod redelijk 24


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

gedifferenteerd. De Paulushof aan de Helmlaan is een voormalige kerk waarin 14 woningen voor lichamelijk gehandicapten zijn gerealiseerd. De bewoners leven een nagenoeg zelfstandig leven, met op de achtergrond de noodzakelijke begeleiding.

3.4

Detailhandelsnota, Haarlem Winkelstad (2002 - 2012) Het beleid van de gemeente heeft tot doel een fijnmazig netwerk van winkels te handhaven zodat iedere Haarlemmer binnen een redelijke afstand van zijn woning de dagelijkse boodschappen kan doen. Supermarkten worden zoveel mogelijk in de nabijheid van een winkelcentrum gerealiseerd, zodat beide elkaar versterken. In bestemmingsplannen krijgen winkelcentra met een goede toekomstverwachting voor de verkoop van dagelijkse goederen een detailhandelsbestemming. De gemeente beoogt daarmee de verkoop van dagelijkse goederen zo veel mogelijk te bevorderen. Andere winkelcentra kunnen een gemengde publieksaantrekkende bestemming krijgen. Winkelcentrum Helmlaan Het beleid is erop gericht om het dagelijkse voorzieningenpakket in Haarlem-Zuid-West te concentreren in het nieuwe winkelcentrum aan het EKP-terrein. Hierdoor kunnen de panden in het winkelcentrum Helmlaan ook niet-detailhandelsfuncties krijgen. Daarom is voor deze winkelstrip een ruimere 'gemengd 3' bestemming opgenomen in dit bestemmingsplan.

3.5

Haarlems Verkeers- en Vervoerplan (2003) Het HVVP beschrijft het beleid op het gebied van verkeer en vervoer voor de komende 10 jaar. Het HVVP is een plan op hoofdlijnen. In het HVVP wordt een beschrijving gegeven van de hoofdstructuren voor het autoverkeer, het openbaar vervoer en de fiets, waarbij de voetganger een prominente plek heeft. Auto In het HVVP is het wegennet in de stad gecategoriseerd om binnen de stad grote stadsleefgebieden te creĂŤren. Dit zijn gebieden waarin, ter wille van het leefgenot, geen gebiedsvreemd autoverkeer wordt toegelaten. Een stadsleefgebied wordt samengesteld uit een aantal verblijfsgebieden (30 km/h). Het autoverkeer dat de stadsleefgebieden in of uit wil, wordt via ontsluitingswegen type B zo direct mogelijk naar de randen van het gebied geleid. Buiten de stadsleefgebieden liggen wegen van categorie A waarover het wijkvreemde en doorgaande verkeer wordt afgewikkeld. De invalswegen zijn aangemerkt als stroomwegen en als gebiedsontsluitingswegen en hebben een snelheid van 70 km/h of hoger.

25


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

De Westelijke Randweg wordt in het HVVP aangemerkt als gebiedsontsluitingsweg 70 km/h. Gebiedsontsluitingswegen type B zijn in het plangebied niet aanwezig. De wegen in het plangebied zijn woonstraten ofwel erftoegangswegen. Deze vallen onder een 30 km/h snelheidsregime en zijn of worden ingericht als verblijfsgebied. Fiets Het HVVP gaat uit van het creĂŤren van stadsleefgebieden, waarbij de rol van de auto geminimaliseerd wordt. Dit schept een ruimere en veiliger omgeving voor de fiets. In het HVVP worden daarnaast drie op de fiets gerichte beleidslijnen uitgezet om het fietsgebruik te stimuleren: 1. Verbetering van de bestaande fietsroutes en voorzieningen; 2. Uitgangspunt is dat bij kruisingen voorrang wordt gegeven aan fiets boven autoverkeer; 3. Uitbreiding van het fietsnet. De Zenegroenkade, Parnassiakade, Sleedoornweg, Munterslaan, Oosterduinweg en de Duinvlietweg vormen de hoofdfietsroutes in het plangebied. Openbaar vervoer In het HVVP worden voor het openbaar vervoer de volgende doelen geformuleerd: 1. Verhogen van de gemiddelde trajectsnelheid in de stad; 2. Versterken van de regionale bereikbaarheid per openbaar vervoer, vanwege het economisch belang voor de stad en om teneinde het gebruik van de auto naar de regio en verder te beperken; 3. Optimalisering van het lokale openbaar vervoer, met grote aandacht voor de toegankelijkheid, alsmede het bieden van een aantrekkelijk alternatief voor de auto, met name in congestiegebieden en in de nauwe binnenstad. In het plangebied zijn geen openbaar vervoer stamlijnen aanwezig. Bushaltes staan aan de andere kant van de Westelijke Randweg. Bushalte Voltastraat (lijn 4) bevindt zich aan de Lorentzkade en bushalte Haarlem Hoog (lijn 4) bevindt zich aan de 's-Gravensandeweg. Voetganger De auto is in het plangebied geminimaliseerd door het creĂŤren van een verblijfsgebied (30 km/h). Dit schept voor de fietser een ruimere en veiliger omgeving, maar ook voor de voetganger.

26


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

3.6

Integraal Waterplan Haarlem (2004) De gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben eind 2004 het Integraal Waterplan Haarlem (IWP) vastgesteld. Doel van het IWP is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Het plan functioneert als strategisch kader voor gerelateerde beleidsvelden zoals het grondwater-, afvalwater-, en baggerbeleid. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (toename neerslag) en verstedelijking (toename verhard oppervlak), is ruimte voor oppervlaktewater nodig. Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten. Doelstelling voor het oppervlaktewater voor de periode tot 2015 is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water. Als streefbeeld heeft de gemeente voor ogen een verbeterd waternetwerk dat uitgebreid is met nieuw water. In het plangebied wordt geen nieuw water toegevoegd. Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een eventuele toename van verharding. Indien verharding in een gebied toeneemt zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Indien er gebouwd wordt en hierbij wordt meer dan 500 m² onverhard oppervlak omgezet naar verhard oppervlak, dient 15% van dit verhard oppervlak als oppervlaktewater te worden aangebracht. Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater. Voorbeelden zijn grasdaken en ontkoppeling van de verharding van het gemengde rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt. Tevens onderschrijft het Waterplan de noodzaak op het vlak van baggeren, saneren overstorten, inrichten natuurvriendelijke oevers, afkoppelen schone verharding, en het creëren van extra open water ter compensatie van toegenomen verharding. In het plangebied wordt binnen afzienbare tijd in veel straten de riolering vervangen en tevens ter hoogte van de Parnassiakade een bergbezinkleiding geplaatst. In het plangebied zal, conform het Gemeentelijke Rioleringsplan (2008), geen verhard oppervlak worden afgekoppeld.

3.7

Nota milieuzonering Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Het gebruik van een milieuzonering biedt de mogelijkheid om gevoelige functies te vrijwaren van (zware) bedrijvigheid, maar biedt ook de mogelijkheid bepaalde bedrijvigheid te versterken. 27


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

In de milieuzonering staat de typering van (woon)gebieden centraal. Bij het wel of niet toelaten van bepaalde bedrijvigheid in (woon)gebieden is gelet op onder andere de ligging van (potentiële) bedrijven ten opzichte van de omgeving, de mate van eventueel te verwachte hinder en het na te streven karakter van de buurt/wijk. Bij het toepassen van de milieuzonering is het 'groene' boekje van de VNG Bedrijven en milieuzonering van 2007 gebruikt. Door middel van een passende bestemmings- en gebruiksregeling kan het bestemmingsplan een bijdrage leveren aan een afname van overlast binnen het plangebied, door niet passende bedrijvigheid of activiteiten zo veel mogelijk te weren, te reduceren, of door hinder beperkende maatregelen te treffen. In geval van wegbestemming zal een financiële regeling moeten worden getroffen en/of zal er een verplaatsing moeten worden geregeld. Categorisering van bedrijven in het plangebied Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones. Deze opdeling is bepaald door de specifieke kenmerken van die gebieden. Het plangebied Oosterduin is getypeerd als een gebied met woningen in laagbouw in lage dichtheid. De maximaal toegestane milieucategorie bij een gebied met overwegend laagbouw in een lage dichtheid is B.

3.8

Speelruimteplan (1998) Formele en informele speelvoorzieningen maken een belangrijk deel uit van het woon- en leefmilieu. Ze bieden ruimte voor spel en ontmoeting, soms in samenhang met de natuur. Speelvoorzieningen bepalen voor een deel het karakter en de sfeer van de woonomgeving. Kinderen ontwikkelen er sociaal/emotionele, motorische, cognitieve en sensorische vaardigheden, die belangrijk zijn voor hun ontwikkeling. Het is daarom noodzakelijk speelvoorzieningen op een kwalitatief hoogwaardig niveau te brengen, met een goede spreiding en ze duurzaam in stand te houden. Oosterduin heeft één centrale speelplek aan het Duinroosplantsoen. Er is informele speelruimte verspreid over de wijk.

3.9

Beleidsnota Archeologie Met de goedkeuring van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) en de verregaande decentralisatie van verantwoordelijkheden naar gemeentelijk niveau is het, gezien het rijke bodemarchief van Haarlem, niet alleen noodzakelijk, maar ook zeer wenselijk een degelijk archeologiebeleid te voeren. In de wetgeving is opgenomen dat gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Ook is bepaald dat in een 28


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

bestemmingsplan regelingen kunnen worden opgenomen ten behoeve van het beschermen van archeologische waarden. Aangezien de verantwoordelijkheid voor het archeologische erfgoed wordt gedecentraliseerd, dienen de gemeenten binnen dit kader hun eigen beleid te ontwikkelen. In dit kader heeft de gemeente Haarlem het initiatief genomen tot de ontwikkeling van diverse maatregelen, waardoor archeologie meer onderdeel van het planologische instrumentarium wordt. De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen worden op dit moment, met de intentie om op een werkbare en doelmatige manier zorg te dragen voor het Haarlemse bodemarchief, in een beleidsnota archeologie, een bijbehorende beleidskaart en in een verordening Monumenten en Archeologie vastgelegd. Dit bestemmingsplan anticipeert op de gevolgen van dit beleid.

3.10 Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw De gemeente Haarlem heeft in de beleidsnota "Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw" bepaald dat alle ruimtelijk relevante plannen vanaf 2006 moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit. Voor gebouwen heeft het college de nota "Duurzame Nieuwbouw Woningen" vast gesteld. De praktijkrichtlijn duurzame stedenbouw bestaat uit uitgangspunten en een checklist duurzame stedenbouw (DSB) op basis van de ervaringen in Haarlem. Deze praktijkrichtlijn is opgesteld op basis van ervaringen met het toepassen van duurzame stedelijke maatregelen in de Haarlemse ruimtelijke projecten. Voor het samenstellen van de checklist is gebruik gemaakt van het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw (NPDS, 1999). In de checklist zijn naast de wettelijke maatregelen (watertoets) een groot aantal (vrijwillig te nemen) maatregelen beschreven op het gebied van verkeer/vervoer (parkeren op eigen terrein), afval (het plaatsen van ondergrondse containers), water en energie (zuid gerichte verkaveling zonoriÍntering). De vrijwillig te nemen maatregelen zorgen ervoor dat een ruimtelijk plan aan de streefkwaliteit kan voldoen. Dat is dus een kwaliteit die verder gaat dan wettelijke regelingen ofwel de basiskwaliteit. In dit bestemmingsplan zijn de waterhuiskundige doelstellingen opgenomen (zie § 4.3) en is de waterbeheerder bij de planvoorbereiding betrokken. In 2009 worden afvalcontainers in de wijk ondergronds gebracht. Duurzaam bouwen Het college van B&W heeft op 15 november 2005 het beleid voor duurzame woningbouw vastgesteld. Bij alle nieuwe woningbouwprojecten moet de zogenoemde basiskwaliteit Duurzaam bouwen (Dubo) worden toegepast. Deze basiskwaliteit kan worden bereikt door het toepassen van kostenneutrale duurzame maatregelen. De basiskwaliteit duurzame nieuwbouw binnen het plangebied kan op twee manieren worden bereikt: 29


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Ÿ Ÿ

Het door het toepassen van de voorkeurslijst duurzaam bouwen maatregelen nieuwbouw. Door het instrument GPR-gebouwen toe te passen. Met dit rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen. De gemeente kan het initiatief nemen om samen de projecteigenaar een hogere kwaliteit te bereiken (streefkwaliteit).

Wat is GPR? Gemeentelijke Prestatie Richtlijn Duurzaam Bouwen (GPR) is het resultaat van praktijkervaringen in de gemeente Tilburg. Met het rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen. GPR Gebouw zet ontwerpgegevens van een gebouw om naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. Ter toelichting hierop het volgende: Invullen van maatregelen conform het Bouwbesluit levert een score van 5 op. Invullen van de voorkeurslijst levert een 6 op.

3.11 Samenvatting beleidsuitgangspunten Samengevat zijn voor het plangebied Oosterduin de volgende beleidsuitgangspunten van belang voor het bestemmingsplan: Ÿ Ÿ

Ÿ

Ÿ

Het vergroten van de toegankelijkheid en het verbeteren van de leefomgeving (met name de inrichting van de openbare ruimte) zijn belangrijke aandachtspunten. Het opheffen van kleinschalige sportcomplexen in de buurt komt de spreiding en herkenbaarheid van sportbeoefening niet ten goede. Bovendien vermindert dit mogelijk de leefbaarheid in wijken en de kans om welzijnsaccommodaties te koppelen aan sportbeoefening. Sport heeft een belangrijke maatschappelijke meerwaarde. In het kader van integrale beleidsontwikkeling wordt beoogd dwarsverbanden te leggen tussen sportaanbieders en andere aan sport gerelateerde sectoren, zoals onderwijs, welzijn, recreatie en economie. Het plangebied Oosterduin is getypeerd als een gebied met woningen in laagbouw in lage dichtheid. De maximaal toegestane milieucategorie bij een gebied met overwegend laagbouw in een lage dichtheid is B.

30


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

4

MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN Ten behoeve van het bestemmingsplan Oosterduin is een milieuonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2, in onderstaande paragrafen is een samenvatting opgenomen). Dat onderzoek geeft een overzicht van een aantal milieuhygiënische belemmeringen in het plangebied. Gestreefd wordt om voor buurten of straten waar nu te hoge milieuhinder aanwezig is dit te verlagen en voor nieuwe situaties milieuhinder te voorkomen. Door middel van zonering en specifieke (her)bestemmingsregelingen kan hieraan vorm worden gegeven. Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen of bestaande legale bedrijvigheid, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd, voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Pas als nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen, nieuwe bedrijfsfuncties (al dan niet in een bestaand bedrijfsgebouw) of een nieuwe wegconstructie – kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen. Ten behoeve van de herinrichtingsplannen sportcomplex S.V. Alliance '22 is een ruimtelijke onderbouwing geschreven (zie bijlage 7). In onderstaande paragrafen zijn de gevolgen van de herinrichting per milieu- en omgevingsaspect beschreven.

4.1

Geluidhinderaspecten Het bestemmingsplangebied Oosterduin is een consoliderend bestemmingsplan en kent geen zogenaamde "nieuwe situaties" en wordt in dit onderzoek ook als zodanig beoordeeld. De enige voor geluid relevante weg is de Westelijke Randweg. De overige wegen binnen het plangebied hebben een snelheidsbeperking van 30 km/uur en vallen daardoor buiten het kader van de Wet Geluidhinder . Wegverkeer De wegverkeerintensiteiten zijn ontleend aan de verkeersmilieukaart voor het peiljaar 2015. De etmaalintensiteit op de Westelijke Randweg bedraagt 29400 motorvoertuigen en de maximaal toegestane rijsnelheid bedraagt 70 km/uur. Voor de verdeling over de verschillende etmaalperioden is gebruik gemaakt van telgegevens van de afd. Verkeer en Vervoer van de provincie Noord-Holland. De hoeveelheid verkeer dat achtereenvolgens per dag-, avond- en nachtuur rijdt is 6,7 – 3,4 en 0,65 % van de etmaalintensiteit. Voor de verdeling over de verschillende voertuigcategorieën is gebruik gemaakt van de ervaringscijfers. Conclusie De dichtstbijzijnde woning langs de Westelijke Randweg (uitgaande van het plangebied) ligt op 35 meter uit de wegas en heeft een geluidbelasting (Lden) ten gevolge van de Westelijke Randweg, uitgaande van een Microville toplaag, van 65 dB(A). Met deze waarde wordt de maximale ontheffingswaarde niet 31


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

overschreden. Herinrichting sportcomplex S.V. Alliance '22 Op 27 juni 2008 is door de afdeling Milieu een advies gegeven voor wat betreft de geluiduitstraling van de activiteiten die op het terrein van het vernieuwde sportcomplex gaan plaats vinden (zie bijlagen 7 en 10). Conclusie De verdraaiing en de verschuiving van de voetbalvelden op het terrein van het sportcomplex, en het daarmee samenhangende gebruik van het sportcomplex, leidt niet tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde uit het Activiteitenbesluit. Een conservatieve berekening van de geluidbelasting ten gevolge van voertuigbewegingen op de gevel van dichtstbijzijnde woning aan de Egelantierlaan 22 bedraagt in de toekomstige situatie maximaal 39 dB(A) in de dagperiode en 41 dB(A) in de avondperiode. De geluidbelasting ten gevolge van het veldgebruik zal niet veel toenemen, gebaseerd op de ligging van de diverse velden. Overigens is stemgeluid uitgezonderd van de toetsing aan de geluidgrenswaarden.

4.2

Milieuzoneringen Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones. Deze opdeling is bepaald door de specifieke kenmerken van die gebieden. Het plangebied Oosterduin is getypeerd als een gebied met woningen in laagbouw in lage dichtheid. De maximaal toegestane milieucategorie bij een gebied met overwegend laagbouw in een lage dichtheid is B. Aan de hand van een lijst met bedrijven, die binnen het plangebied zijn gelegen, is een onderzoek uitgevoerd naar de potentiĂŤle hinder daarvan. Per bedrijf is onderzocht welke categorie van toepassing is. Deze categorieĂŤn zijn bepaald aan de hand van de zoneringlijst. Geconcludeerd wordt dat alle bedrijven in het plangebied passen binnen bovenstaande zone. Herinrichting sportcomplex S.V. Alliance '22 Het noordelijke veld en het pupillenveld worden voorzien van lichtmasten. Deze lichtmasten moeten voldoen aan de richtlijnen die de KNVB daaraan stelt. Op het terrein staan in de bestaande situatie al vele jaren lichtmasten. Voor de nieuwe situatie (het deel langs de Egelantierlaan) wordt rekening gehouden met de in het Groene Boekje van de Vereniging van Gemeenten (VNG) voorgeschreven richtafstanden, door de aanduiding op de verbeelding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten'. In deze strook zijn geen lichtmasten toegestaan.

32


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

In mei 2008 is door Oostendorp Nederland B.V. een lichthinderonderzoek uitgevoerd. De lichthinder aspecten zijn onderzocht voor de omgeving van het complex van Alliance '22 te Haarlem, voor het verlichten van een voetbalveld en een pupillenveld (zie bijlage 7 en het rapport in bijlage 9). Door Oostendorp Nederland B.V. is geconcludeerd dat omwonenden van het sportcomplex geen lichthinder ondervinden, in de zin van de opgestelde grenswaarden door de NSVV bij uitvoering lichtplan. Er zijn geen belemmeringen te verwachten voor de bestemmingsplanherziening.

4.3

Waterparagraaf In de toekomst zal de rol van water belangrijker worden. Door enkele oorzaken (de verhoging van de zeespiegel, de toename van de hoeveelheid neerslag, de inklinking van de bodem en een toename van het bebouwd oppervlak) zal Nederland natter worden. Om dit water op te vangen is een toename van oppervlaktewater noodzakelijk. In bestaande buurten is het niet altijd eenvoudig om tot een vergroting van het percentage water te komen. Voor aanpassing van de waterhuishouding moet bij de waterbeheerder, het Hoogheemraadschap van Rijnland, een vergunning worden aangevraagd op grond van de Keur en in sommige gevallen op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Dempingen moeten mogelijk ook in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit worden gemeld. Nadere informatie hierover is beschikbaar via de website van Rijnland (www.rijnland.net). Watertoets Bij het opstellen van een bestemmingsplan is een toets op de mogelijke impact van het voorgenomen plan voor het waterbeheer van belang. De Nota Ruimte beschrijft in paragraaf 3.2 de uitgangspunten voor het ruimtelijk waterbeleid de instrumenten, waaronder de watertoets. De watertoets werd sedert 1 november 2003 via een regeling in het Bro 1985 wettelijk verplicht voor ruimtelijke planvormen. Het Bro 2008 sluit bij die regeling aan (Art. 3.1.6 b). De onderstaande tekst is in overleg met het hoogheemraadschap opgesteld. In paragraaf 7.2 en in bijlage 6 van de toelichting zijn de uitkomsten van het overleg in het kader van de watertoets beschreven. Integraal waterbeheer De gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben eind 2004 het Integraal Waterplan Haarlem (IWP) vastgesteld. Doel van het IWP is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Het plan functioneert als strategisch kader voor gerelateerde beleidsvelden zoals het grondwater-, afvalwater-, en baggerbeleid. Het Waterplan anticipeert op een toenemende vernatting als gevolg van de verwachte klimaatsverandering, verdergaande bodemdaling en toename van 33


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

het bebouwd oppervlak. Om de kans op wateroverlast klein te houden, streeft het plan naar een uitbreiding van het bestaande Haarlemse waternetwerk. Indien er gebouwd wordt waarbij het verharde oppervlak toeneemt zal het regenwater sneller dan in de huidige situatie naar het oppervlaktewater afstromen. Om problemen niet op de omgeving af te wentelen, is voldoende bergingscapaciteit binnen het watersysteem nodig. Uitgangspunt hierbij is: geen verslechtering van de huidige situatie. Dit betekent dat de toename van verharding moet worden gecompenseerd door extra open water te graven. In Rijnlands beleid is vastgelegd dat binnen een straal van 5 km rond het plangebied 15% van de toename van verharding als 'functioneel' open water moet worden gerealiseerd. Functioneel houdt in dat het open water in open verbinding staat met het overige oppervlakte water binnen het watersysteem. Siervijvers zonder verbinding met het oppervlakte water vallen hier niet onder. Rijnland ziet het liefst een watergang in de directe nabijheid van het plangebied wordt verbreed. Voorwaarde van Rijnland is dat de waterberging is gerealiseerd voordat er sprake is van een toename van de verharding, zodat het watersysteem altijd op orde is. In dit bestemmingsplan vindt bij de herinrichting van het sportcomplex van S.V. Alliance '22 toename van verharding plaats. De totale watercompensatie voor de herinrichting van het sportcomplex van S.V. Alliance '22 bedraagt 167 m2. Omdat het op korte termijn niet mogelijk is om de watercompenserende waterberging binnen het plangebied te realiseren wordt de compensatie afgekocht en gestort in het Waterfonds (zie bijlage 7). Dit resulteert in een bedrag van ca. â‚Ź 16.700,-. Oppervlaktewater Het open water dat in het plangebied is opgenomen betreft de Houtvaart. De Houtvaart is in 2006 gebaggerd. Daarnaast komen er diverse sloten in het gebied voor. Allen zijn onderdeel van de boezem van Rijnland en betreffen duinwater. Het slootje achter de onderwijsinstelling aan de Daslookweg 2 heeft aandacht nodig. Door dode takken en afval in het slootje functioneert deze niet meer optimaal. Om de waterberging weer op orde te krijgen wordt naar een mogelijke oplossing gezocht. Concrete plannen zijn nog niet aanwezig. Het slootje kan op dit moment niet opgenomen worden voor watercompenserende waterberging voor herinrichting sportcomplex S.V. Alliance '22. Wel is ten behoeve van de herinrichting financiĂŤle compensatie afgesproken (zie onder kopje "Integraal waterbeheer" hierboven), zodat in de toekomst budget aanwezig is voor watercompenserende waterberging. Tevens biedt het bestemmingsplan flexibiliteit voor het uitvoeren van werkzaamheden aan het slootje. In de bestemmingen "Groen" en "Maatschappelijk" is daarvoor onder bestemmingsomschrijving "Water" opgenomen, zodat een eventuele verbreding van het slootje mogelijk is. De Houtvaart zorgt voor de afvoer van dit duinwater en bevat een doorstroomgemaal, waardoor de doorstroming kunstmatig in stand gehouden 34


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

wordt. Het water in het duinwatersysteem is in grote delen van zeer goede kwaliteit. Het biedt maximale kansen voor de ontwikkeling van een soortenrijke natte natuur, die karakteristiek is voor de binnenduinrand. De zuurstofconcentraties in de duinwateren zijn laag. Echter op sommige locaties in het duinwatergebied worden zeer hoge gehalten aan fosfor aangetroffen. Mogelijke oorzaken hiervan zijn nalevering waterbodem, landbouw en uitspoeling. Het chloridegehalte in het duingebied ligt onder de MTR. Het doorzicht in de duinwateren is op de meeste locaties goed; meestal tot op de waterbodem. Ecologisch scoort het duinwater – net als het polderwater – qua beleving en oevers beter dan het boezemwater. Grondwater In 2008 is door het bestuur van Haarlem het Gemeentelijke Grondwaterplan (GGP) vastgesteld. Om het grondwater goed te kunnen beheersen zijn in de meeste wijken drainagesytemen aangelegd. In Oosterduin is alleen het noordelijke deel (Daslookweg eo) drainage aanwezig. Tijdens de rioleringswerkzaamheden (zie waterketen) zal ook in de rest van de wijk drainage onder de weg worden aangelegd, conform het GGP. Een inventarisatie (zie bodemparagraaf) naar bodemverontreiniging of mogelijke bodemverontreiniging in het gebied levert op dat binnen het bestemmingsplangebied geen gevallen van ernstige verontreiniging bekend zijn. Dit geldt ook voor de vaste bodem en voor het freatisch grondwater. In het bestemmingsplan zijn geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging en (mogelijke) ernstige verontreiniging van het grondwater bekend. Waterketen In 2008 heeft de gemeenteraad van Haarlem het gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) goedgekeurd. In dit plan zijn de ambities voor de riolering van de gemeente Haarlem verwoord. De ambities zijn o.a. om riolen van slechte kwaliteit te vervangen en de riolering tevens te verbeteren, zodat kan worden voldaan aan de wettelijk verplichte basisinspanning en het waterkwaliteitsspoor. In Oosterduin moet de riolering in veel straten binnen afzienbare tijd worden vervangen. Het huidige gemengde stelsel wordt dan ook meteen verbeterd door het verruimen van riolen ter voorkoming van wateroverlast en aanleg van een bergbezinkleiding (ter hoogte van de Parnassiakade) ter voorkoming van vervuiling van het oppervlaktewater. In het plangebied zal, conform het GRP, geen verhard oppervlak worden afgekoppeld. 35


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Het bestemmingsplan maakt aanpassingen aan riolering en het leggen van drainagesystemen o.a. mogelijk binnen de bestemmingen "Groen" en "Verkeer". Gemeentelijke bouwverordening Het afkoppelen van hemelwater kan echter niet in een bestemmingsplan verplicht worden gesteld. De meest geĂŤigende plaats om een scheiding tussen afvalwater en hemelwater te regelen is de gemeentelijke bouwverordening. Op dit moment staat de bouwverordening lozing van hemelwater, anders dan de openbare riolering, toe, voor zover uitsluitend hemelwater wordt geloosd. Indien aan of in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van hemelwater niet aan een openbaar riool worden aangesloten, geldt onder andere de bepaling dat leidingen voor de afvoer van hemelwater zodanig moeten lozen dat geen verontreiniging kan optreden van water, bodem of lucht. De bouwverordening is bindend bij het toetsen van bouwaanvragen, net als een bestemmingsplan en het bouwbesluit. Hoogheemraadschap Rijnland Voor het afkoppelen van wegen en overig verhard oppervlak hanteert Rijnland de 'Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken' van de Werkgroep Riolering West-Nederland als richtlijn. Bij het afkoppelen van schoon hemelwater van dakoppervlakken en bij (nieuw-) bouwactiviteiten gelden de uitgangspunten in de Nationale Pakketten Duurzame Stedenbouw en volgens deze uitgangspunten dient de toepassing van uitloogbare bouwmetalen - zoals koper, zink en lood - voor dakbedekking, gevelbedekking, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair te worden voorkomen, zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terechtkomen. Ontwikkelingen De riolering in de wijk Oosterduin moet grotendeels vervangen worden. Ter hoogte van de Parnassiakade wordt een bergbezinkleiding (ondergrondse opvang van hemelwater) aangelegd. Tevens dient drainage aangelegd te worden8.

4.4

Luchtkwaliteit Volgens de Wet luchtkwaliteit moet bij vaststelling van een bestemmingsplan onderzoek gedaan worden naar de concentratie luchtverontreinigende stoffen om te kunnen toetsen aan de grenswaarden in de Wet milieubeheer. Voor alle luchtverontreinigende stoffen, met uitzondering van NO2 en PM10, geldt dat deze in de Nederlandse situatie in het algemeen, gezien de lage achtergrondwaarden, niet tot overschrijdingen leiden. Voor de emissie van deze twee stoffen geldt dat door maatregelen de achtergrondconcentraties en uitstoot sneller dalen dan de toename door de autonome groei van het verkeer. Dit betekent dat het jaar 2010, waarin de grenswaarden van kracht worden, de 36


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

meest ongunstige situatie is. Berekeningen en toetsing moet volgens het Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 voor NO2 op 5 meter en voor PM10 op 10 meter uit de wegrand gedaan worden tenzij de bebouwing dichter bij de wegrand ligt. Met het Car-model (versie 6.1.1) is een berekening uitgevoerd om de concentratie luchtverontreinigende stoffen te bepalen. De berekening is voor zowel NO2 als PM10 op 5 meter uit de wegrand uitgevoerd. Omdat het Car-model uitgaat van de as van de weg is een rekenafstanden van 13 meter gehanteerd. Conclusie Uit de resultaten van de berekening blijkt dat voor alle luchtverontreinigende stoffen voldaan wordt aan de normen uit de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Herinrichting sportcomplex S.V. Alliance '22 Gezien de gewenste uitbreiding van het sportcomplex van Alliance is beoordeeld, door de afdeling Milieu, welke effecten dit heeft op de luchtkwaliteit. Uitgangspunten Voor de kinderopvang Alliance kan in een worst-case benadering worden uitgegaan van een aantal vervoersbewegingen van 240 per dag, rekening houdend met het feit dat ieder kind afzonderlijk per auto gehaald en gebracht wordt. In de praktijk zal dit aantal lager liggen omdat minimaal een deel van de ouders hun kind per fiets zal brengen, mogelijk meerdere kinderen uit een gezin afkomstig zijn en tenslotte bij het brengen van kinderen mogelijk ook een combinatie plaats vindt met al bestaande autoritten. De beoogde lokatie is gesitueerd op ruim 100 meter uit de rand van de Westelijke Randweg, waardoor toetsing aan de concept AmvB niet aan de orde is. Berekening Rekening houdend met het uitgangspunt dat circa 1250 verkeersbewegingen een toename in concentratie van de relevante stoffen van maximaal 0.4 ug/m3 veroorzaken, zal het kinderdagverblijf met een extra verkeersaantrekkende werking van 250 voertuigbewegingen maximaal tot een toename van 0,07 ug/m3 kunnen leiden. Ten overvloede wordt hierbij nog opgemerkt dat geen sprake is van cumulatie met andere (grote) projecten in de nabijheid. Nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen zijn in de directe nabijheid immers niet te verwachten. 37


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Conclusie Naar mag worden aangenomen is de uitbreiding van de sportactiviteiten en het daaraan te koppelen aantal verkeersbewegingen zodanig gering dat hieruit geen verhoging van het gehalte aan luchtverontreinigende verbindingen voort komt, die meer bedraagt dan 0,1 ug/m3. Overigens is in dit plangebied zowiezo al geen sprake van welke overschrijdingssituatie dan ook. Nu reeds eerder in het kader van het (ontwerp)bestemmingsplan is vastgesteld dat in de omgeving van het plangebied ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan is de conclusie gerechtvaardigd dat de vestiging van het kinderdagverblijf niet zal leiden tot belemmeringen op het gebied van de luchtkwaliteit. Gezien de verwachting van het geringe aantal toegenomen verkeersbewegingen mag geconcludeerd worden dat dit geen verslechtering van de luchtkwaliteit met zich mee brengt. Derhalve is een nader onderzoek naar de luchtkwaliteit voor onderhavig projectgebied niet nodig en zijn er geen belemmeringen ten aanzien van de voorgenomen herinrichting van het sportcomplex.

4.5

Bodemparagraaf Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Haarlemse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Haarlemse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. Het bestemmingsplangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszone 4. Bodemverontreiniging In het bestemmingsplangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd. De resultaten van de bodemonderzoeken wijken niet af van de kwaliteit die vanuit de bodemkwaliteitskaart verwacht wordt. Een inventarisatie naar bodemverontreiniging of mogelijke bodemverontreiniging in het gebied levert op dat binnen het bestemmingsplangebied geen gevallen van ernstige verontreiniging bekend zijn. In het gebied zijn geen locaties bekend die in het verleden als gevolg van gebruik verontreinigd zijn. De locaties waar een ondergrondse tank aanwezig was, zijn alle conform BOOT gesaneerd. Indien daarbij bodemverontreiniging aanwezig is geweest is deze ook gesaneerd. Voor wat betreft nieuwbouwplannen is in het algemeen een bodemtoets nodig. De gemeente bepaald tijdens deze bodemtoets of er wel of geen vrijstelling verleend wordt voor het uitvoeren van een bodemonderzoek. Een bodemonderzoek bestaat uit een vooronderzoek NVN5725 en een verkennend bodemonderzoek NEN 5740 aangevuld met een verkennend bodemonderzoek naar asbest NEN5707. Indien blijkt dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging zal 38


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

een sanering nodig zijn alvorens ter plaatse grondverzet plaats mag vinden en/of nieuwe functies gerealiseerd worden. Op basis van een op te stellen saneringsplan wordt beoordeeld of na sanering de bodem geschikt is voor de gewenste functie(s). Algemene saneringsdoelstelling in het bestemmingsplangebied is dat na sanering de bodem geschikt is voor de beoogde functie en de kwaliteit van de grond minimaal gelijk is aan de vastgestelde achtergrondwaarden in de bodemkwaliteitszone van het bestemmingsplangebied. De aangetoonde verontreiniging uit de onderzoeken vormen geen belemmering voor het beoogde gebruik in het gebied. Herinrichting sportcomplex S.V. Alliance '22 De gemeente heeft in maart 2008 een bodemtoets uitgevoerd (zie bijlage 8). Geconcludeerd wordt dat aan de hand van de historische gegevens de locatie aan de Zeedistelweg 2 als onverdacht moet worden aangemerkt. De in het verleden aangetroffen verontreinigen komen overeen met de gegevens van de bodemkwaliteitkaart. Dit betekent dat vrijstelling kan worden verleend voor de uitvoering van een bodemonderzoek. De kwaliteit van de bodem vormt geen belemmering voor het verlenen van een bouwvergunning. Het feit dat de afdeling Milieu het niet nodig vindt dat bodemonderzoek wordt uitgevoerd, betekent niet dat de bodem (volledig) schoon is. Uitvoering bouwplan Aangezien niet zeker is of de bodem (volledig) schoon is, moet aandacht worden besteed aan de afvoer van de grond. Als er tijdens de bouw grond vrijkomt, moet deze op milieuhygiĂŤnisch, verantwoorde wijze worden afgevoerd conform het bouwstoffenbesluit. Conclusie Vanuit bodemhygiĂŤnisch oogpunt zijn er geen belemmeringen ten aanzien van de voorgenomen herinrichting van het sportcomplex.

4.6

Natuurwaarden De natuurwetgeving in Nederland richt zich enerzijds op soortenbescherming en anderzijds op gebiedsbescherming. In de Natuurbeschermingswet zijn zogenaamde Natura 2000-gebieden aangewezen. Dit zijn gebieden die op Europees niveau een netwerk van te beschermen natuurgebieden vormen. De Natura 2000-gebieden in Nederland komen overeen met de gebieden volgens de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit valt grotendeels samen met de nationale Ecologische Hoofd Structuur 39


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

De soortenbescherming in Nederland is wettelijk geregeld in de Flora- en Faunawet. Het doel van deze wet is het beschermen van in het wild voorkomende plant- en diersoorten en hun leefgebieden. In de Flora en Faunawet is het soortenbeschermingsdeel van de Habitat- en Vogelrichtlijn ge誰mplementeerd. In bovengenoemde wet is bepaald dat alle in Nederland van nature voorkomende soorten vallen onder de algemene zorgplicht. Dat wil zeggen, dat een soort in een gunstige staat van voortbestaan moet blijven. Bij menselijk handelen, beheerswerk, nieuwbouw, planologische ontwikkelingen dient een ieder hiermee rekening te houden. Die zorgplicht houdt ondermeer in dat "een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is (...) alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Daarnaast geldt extra bescherming voor de met name genoemde wettelijke beschermde soorten. Voor deze soorten geldt, dat activiteiten met een schadelijk effect in principe verboden zijn. Onder voorwaarden is echter een ontheffing of een vrijstelling mogelijk. De minister is formeel bevoegd om deze ontheffing of vrijstelling te verlenen. De Flora- en Faunawet is op het gebied van soortenbescherming passief, in die zin dat verslechtering van natuurwaarden wordt voorkomen. Actieve soortenbescherming geschiedt in Nederland door het opstellen van soortenbeschermingsplannen en zogenaamde Rode Lijsten. De status van rode lijst-soort geeft geen extra bescherming. Wel geldt uiteraard de algemene zorgplicht. Gebiedsbescherming In het kader van de natuurtoets is nagegaan of het bestemmingsplangebied binnen een speciale beschermingszone valt. Op basis van gegevens van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplangebied geen deel uitmaakt van de Natura-2000 gebieden. Het plangebied heeft daarnaast ook geen significante gevolgen voor deze gebieden, en evenmin voor gebieden van de Provinciale Ecologische Hoofd Structuur. Soortenbescherming Het bestemmingsplangebied ligt gedeeltelijk in kilometerhokken 101 - 486 en 101 - 487. Het natuurloket geeft van deze kilometerhokken alleen gegevens over de vaatplanten, broedvogels en watervogels. In het bestemmingsplangebied komt in ieder geval de gierzwaluw voor als beschermde soort, die extra aandacht verdient. De vogel nestelt onder dakpannen en heeft jaar in jaar uit dezelfde broedplek en weigert een andere broedplek te accepteren wanneer zijn vaste plek is verdwenen. Dit betekent, dat bij verbouwen of afbraak van daken met broedplekken van de gierzwaluw ontheffing moet worden aangevraagd in het kader van de Flora- en Faunawet. Er wordt immers een vaste broedplaats vernietigd. Dit geldt ook bij afbraak 40


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

buiten het broed seizoen. Ten behoeve van het bestemmingsplan zijn geraadpleegd de brochure van de provincie Noord-Holland "Rekening houden met Habitatrichtlijn soorten in Noord-Holland" en het Natuurloket. Aan de hand van kaart materiaal uit bovengenoemde brochure kan geconcludeerd worden dat er in het plangebied beschermde vleermuizen voor zouden kunnen komen. Dit betreft dan de dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Deze soorten wonen in gebouwen. Voor hen geldt dezelfde verplichting als voor de gierzwaluw. Er zijn anno 2007 (nog) geen beschermde muurplaten of andere wettelijk beschermde planten in het bestemmingsplangebied waargenomen. De gegevens van het Natuurloket wijzen uit dat binnen kilometerhokken 101 486 en 101 - 487, waar het bestemmingsplangebied onder valt, er beschermde soorten voorkomen. Bij ruimtelijke ingrepen en bij (ver)bouwactiviteiten zal aan de hand van veldonderzoek nader geïnventariseerd moeten worden of gierzwaluwen en eventueel dwergvleermuizen inderdaad aangetroffen worden. Mocht dat het geval zijn dan zal de initiatiefnemer van de betreffende ruimtelijke ingreep een ontheffing van de Flora- en Faunawet moeten aanvragen, waarin onder andere aangegeven wordt welke compenserend maatregelen genomen gaan worden. Herinrichting sportcomplex S.V. Alliance '22 In het bestemmingsplangebied is één ontwikkellocatie aanwezig, namelijk de herinrichting van het sportcomplex van S.V. Alliance '22. In april, mei en juni 2008 heeft de Haarlemse stadsecoloog voor de gewenste herinrichting een natuurtoets uitgevoerd. De stadsecoloog heeft geconstateerd dat op en rond de sportvelden geen verblijfsplaatsen voor vleermuizen aanwezig zijn. De groensingel is wel foerageergebied voor vleermuizen uit de wijdere omgeving. De stadsecoloog heeft tevens, vanuit ecologisch oogpunt, gekeken naar eventuele lichthinder op de omgeving. Voor eventuele lichthinder voor omwonenden wordt verwezen naar paragraaf 4.2. De stadsecoloog concludeert dat indien er al een negatieve invloed van lichtmasten zou zijn, dat dat dan nu al een bestaande situatie is. De situatie verandert niet aantoonbaar wanneer de lichtmasten verplaatst worden en er enkele bijkomen. Vanuit ecologisch oogpunt zijn er geen belemmeringen ten aanzien van de voorgenomen herinrichting van het sportcomplex. Er dient voor uitvoering van de plannen een groentoets door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur uitgevoerd te worden. De gemeente Haarlem neemt de conclusie van deze groentoets mee in de verdere besluitvorming rond bouw en aanleg van het sportcomplex. Uitgangspunt is het zoveel mogelijk behouden van de bomen langs de Egelantierlaan. Indien bomen niet meer passen in het nieuwe projectgebied dan wordt bekeken of de bomen verplant kunnen worden door een gespecialiseerd bedrijf. Voor het kappen van bomen geldt een herplantingsplicht (bomenverordening). Nieuwe en/of verplante bomen dienen in de grasstrook herplant te worden. 41


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

4.7

MER In de Wet milieubeheer zijn bepalingen opgenomen voor het behoud en het verbeteren van de milieukwaliteit. Dit heeft uiteraard raakvlakken met het bestemmingsplan, waarin de milieukwaliteit een belangrijk onderdeel is van de ruimtelijke belangenafweging. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de bepaling in de Wet milieubeheer dat voor (bepaalde) inrichtingen een milieuvergunning vereist is. In dit bestemmingsplan is, in aanvulling hierop, rekening gehouden met de planologische wenselijkheid van inrichtingen (zie ook de Milieuzoneringen in paragraaf 4.2). Ook bevat de Wet milieubeheer bepalingen die een rechtstreekse relatie hebben met bestemmingsplannen. In de Wet milieubeheer en het op grond van deze wet vastgestelde Besluit milieu-effectrapportage 1994 is bepaald dat voor een bestemmingsplan in bepaalde gevallen een milieu-effectrapportage (mer) moet worden opgesteld. Hieronder wordt verkend of voor het bestemmingsplan Oosterduin een mer(-beoordelingsplicht) aan de orde is. Stadsproject: Volgens het Besluit milieueffectrapportage bestaat er een mer-beoordelingsplicht voor de uitvoering of wijziging van een stadsproject. Er is sprake van een stadsproject wanneer een nieuwbouw project de omvang heeft van 100 hectare of meer of wanneer wordt voorzien in de realisatie van een bedrijfsvloeroppervlak van 200.000 m2 of meer. Het bestemmingsplan Oosterduin is conserverend van aard. Het bestemmingsplan is niet aan te merken als een ruimtelijk plan voor nieuwbouwproject met een oppervlak van 100 hectare. Ook wordt niet voorzien in de realisatie van een bedrijfsvloeroppervlak van 200.000 m2 of meer. Woningen: Volgens het Besluit milieu-effectrapportage 1994 moet er voor een ruimtelijk plan (zoals een bestemmingsplan of een uitwerkingsplan) dat de nieuwbouw van 2.000 woningen of meer mogelijk maakt in een aaneengesloten gebied binnen de bebouwde kom worden beoordeeld of er een milieueffectrapportage (mer) opgesteld dient te worden. In het bestemmingsplan worden de bestaande woningen conserverend bestemd. Er wordt niet voorzien in een substantiĂŤle toename van het aantal woningen. Recreatieve voorzieningen: Volgens het Besluit milieu-effectrapportage 1994 dient een mer-beoordelingsplicht te worden uitgevoerd wanneer er in een ruimtelijk plan een recreatieve of toeristische voorziening wordt toegestaan die meer dan 250.000 bezoekers per jaar aantrekt. Er wordt in dit bestemmingsplan niet voorzien in dergelijke recreatieve of toeristische voorzieningen. Geconcludeerd kan worden dat in dit bestemmingsplan niet wordt voorzien in de realisatie van mer-plichtige dan wel mer-beoordelingsplichtige activiteiten.

42


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

4.8

Cultuurhistorie en Archeologie Haarlem heeft een rijk verleden. Vele archeologische vondsten tonen dat aan. Na de laatste IJstijd, zo'n 10.000 jaar geleden, maakte het overgrote deel van Noord- en Zuid-Holland deel uit van de Noordzee. Zo´n 5600 jaar geleden ontstonden, evenwijdig aan de huidige kustlijn, lange smalle zandbanken, ook wel strandwallen genaamd. Op deze strandwallen vond duinvorming plaats. Oostelijk van deze strandwallen, waar de Noordzee geen vat meer kreeg op het uitgestrekte water, vormden zich onafzienbare moerassen. Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als op de op een en twee na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen werden aanvankelijk alleen eenvoudige onderkomens gebouwd door jagers en vissers. Later, vanaf circa 4000 jaar geleden, werden er akkers aangelegd en verrezen er grote boerderijen. Op deze plek ontstond vele eeuwen later, in de Karolingische tijd, de nederzetting Harulahem. Harulahem, later verbasterd tot Haarlem, doet zijn naam eer aan: huis(en) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos. Zand, wind en water hebben dus de basis gevormd van Haarlem. De in de 11e maar vooral in de 12e eeuw snel groeiende pre-stedelijke nederzetting Haarlem, gelegen aan de belangrijke noord-zuid verbindingen, de waterweg het Spaarne en de midden op de strandwal gelegen landweg, kreeg in 1245 stadsrechten. Het ontwikkelde zich tot een voor die tijd belangrijke stad. De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door stuifafzettingen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. De Haarlemse bodem is dus letterlijk een opeenstapeling van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis in de vorm archeologische landschappen, opgebouwd uit diverse bodemlagen. Van tijd tot tijd komen deze lagen bij graafwerkzaamheden weer aan het daglicht. Uit de door de provincie Noord-Holland opgestelde Cultuur Historische Waardenkaart (zie figuur 2) blijkt dat het bestemmingsplangebied Oosterduin voor een groot deel beschouwd wordt als een archeologisch waardevol gebied. Het gebied ligt op westflank van de strandwal van Haarlem. Dit betekent dat hier in potentie sporen van menselijke aanwezigheid gedurende de prehistorie aangetroffen kunnen worden.

43


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Figuur 2: Archeologische waardenkaart 9 De archeologische waarde bestaat uit te verwachten aanwezigheid, onder het maaiveld, van oudheidkundige resten, archeologische sporen en bodemvondsten. Samen bevatten zij een veelheid aan oudheidkundige informatie over ouderdom en ruimtelijke ontwikkeling van dit deel van de gemeente Haarlem. De begrenzing van het archeologisch waardevolle gebied (met CHW-code KEN354A) is vastgesteld door de stadsarcheoloog van de gemeente Haarlem en overgenomen door de provincie Noord-Holland. Verwacht wordt dat zich hier sporen van bewoning zullen bevinden daterend vanaf het Laat-Neolithicum tot en met de Romeinse tijd.

44


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Tabel 8: Archeologische waarde KEN354A Cultuurhistorische typering Periode van ontstaan Huidig voorkomen Waardering Motivering

Omschrijving Sporen van bewoning Laat Neolithicum - Romeinse Tijd Deels bebouwd Van waarde De begrenzing is vastgesteld door de stadsarcheoloog van gemeente Haarlem op grond van vondsten en geologische ondergrond (strandwal). Verwacht wordt dat zich hier sporen van bewoning zullen bevinden daterend vanaf het Laat-Neolithicum tot en met de Romeinse tijd.

Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH) Aansluiting met ruimtelijke ordening is een voorwaarde om adequaat en op tijd in te kunnen spelen op bouwontwikkelingen in de stad en verlies van waardevol bodemarchief te voorkomen. Hiervoor is de gemeente Haarlem een archeologische verwachtingskaart voor de gehele stad aan het ontwikkelen. Met deze kaart geeft het gemeentebestuur aan in welke gebieden grondroerende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. De Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) bepaalt dat de gemeente in de voorbereidingsfase van een bestemmingsplan een inventarisatie naar (verwachte) archeologische waarden uit laat voeren. In het bestemmingsplan stelt de gemeente vervolgens voorwaarden aan het uitvoeren van bodemroerende activiteiten voor die gebieden waarvan in de inventarisatie is vastgesteld dat ze (potentieel) archeologisch waardevol zijn. Hiermee wordt bereikt dat naast andere belangen, ook het archeologisch belang een volwaardige plaats krijgt. Verder bepaalt artikel 41a van de Monumentenwet dat projecten kleiner dan 100 m2 vrijgesteld zijn van archeologisch onderzoek. De gemeenteraad kan een hiervan afwijkende oppervlakte vaststellen. Het is voor de wetgever immers onmogelijk om voor iedere gemeente een passende maatgeving te verschaffen. Haarlem heeft een archeologische ondergrond die qua archeologische waarde sterk uiteenloopt. Daarom is het noodzakelijk de in artikel 41a gestelde oppervlaktebepaling te nuanceren. Zo krijgen de archeologisch zeer waardevolle gebieden een strenger regime en de archeologisch wat minder waardevolle gebieden een ruimer regime. Gevolg is dat een groot gedeelte van het Haarlems grondoppervlak een veel grotere vrijstelling van archeologisch onderzoek heeft gekregen en dat voor een klein gedeelte ervan een strenger regime is bepaald. Door deze nuancering is de archeologische wet- en regelgeving zo hanteerbaar mogelijk gemaakt. De archeologisch waardevolle gebieden op de ABH zullen in bestemmingsplannen worden opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie'. In de planregels worden de relevante begrippen gedefinieerd en wordt aangegeven welke archeologische voorwaarden aan een reguliere 45


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

bouwvergunning of aanlegvergunning kunnen worden verbonden. De beleidskaart hanteert een indeling in verschillende categorieën 'Waarde Archeologie'. Voor elk van deze categorieën is bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) uitvoeren van archeologisch onderzoek, het zogenaamde regime. De regimes gelden voor bodemroerende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van 'plannen' waarvoor het vereist is om een ontheffing op het bestemmingsplan aan te vragen: Ÿ Ÿ

een reguliere bouwvergunning; een aanlegvergunning;

Het plangebied heeft 3 categorieën met bijbehorende regimes (zie paragraaf 6.4). Herinrichting sportcomplex S.V. Alliance '22 Het herinrichtingsgebied ligt voor een deel in het archeologisch waardevolle gebied met CHW-code KEN354A. Volgens de toekomstige systematiek valt het projectgebied in categorie 4. Bij plannen waarbij bodemroerende activiteiten plaatsvinden van meer dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm -mv dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het voorliggende plan is op 10 juni 2008 voorgelegd aan de Haarlemse stadsarcheoloog. Doordat het projectgebied in het verleden al dermate geroerd is door o.a. aanleg van drainage van de velden en de clubaccommodatie, en de verwachting is dat het bij het realiseren van het nieuwe plan de bodem niet dieper zal worden geroerd, is volgens de Haarlemse stadsarcheoloog archeologisch onderzoek niet verplicht. Een kopie van het uiteindelijke bouwplan dient voor de bouwwerkzaamheden in het bezit te zijn van het Bureau Archeologie, Afdeling Ruimtelijke Plannen. Eventuele archeologische bodemvondsten die gevonden worden tijdens de bouwwerkzaamheden dienen binnen 3 dagen te worden gemeld bij het Bureau Archeologie, Afdeling Ruimtelijke Plannen. Naar aanleiding van het advies van de stadsarcheoloog kan geconcludeerd worden dat vanuit cultuurhistorie en archeologie geen beperkingen aan de ontwikkeling van het plangebied gesteld worden. Wel dient voor uitvoering van de graafwerkzaamheden een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) verkregen te worden van Burgemeester en Wethouders.

46


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

4.9

Vliegverkeer Met ingang van 1 februari 2003 is het zogenoemde Luchthavenindelingbesluit (LIB) van kracht. In het LIB, onderdeel van de gewijzigde Wet Luchtvaart (ofwel de "Schipholwet"), is rond de luchthaven Schiphol een beperkingengebied aangewezen. Hierbinnen gelden regels omtrent beperking van bestemming en gebruik van grond in verband met het externe veiligheidsrisico en de geluidbelasting vanwege het luchthavenverkeer. Daarnaast worden regels gesteld omtrent beperkingen van de maximale hoogte van objecten, en van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik. De hoogtebeperkingen zijn opgelegd om ervoor te zorgen dat vliegtuigen op een veilige manier van en naar de luchthaven Schiphol kunnen vliegen. De beperkingen voor de vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik zijn opgelegd om te voorkomen dat zich in de nabijheid van de luchthaven concentraties vogels bevinden, die hinderlijk kunnen zijn voor vliegtuigen. Voor het gehele bestemmingsplangebied gelden geen hoogtebeperkingen. Daarnaast gelden, eveneens voor het gehele plangebied, geen beperkingen ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik.

4.10 Externe veiligheid Externe veiligheid betreft het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving door het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals bijvoorbeeld vuurwerk, LPG, fossiele brandstoffen en oplosmiddelen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan de ruimtelijke ontwikkelingen van een gebied. Er zijn veiligheidsafstanden nodig tussen bedrijven en of (spoor) wegen waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen en/of vervoerd. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna te noemen Bevi) wil burgers in hun woon- en leefomgeving een wettelijk minimum beschermingsniveau bieden tegen gevaarlijke stoffen. De milieukwaliteitseisen betreffen het zogenaamde plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Plaatsgebonden risico Dit is het risico op een bepaalde plaats, uitgedrukt als de kans per jaar dat een gemiddelde persoon op die plaats in de omgeving van een inrichting of transportroute overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval. Uitgangspunt is dat die persoon onbeschermd en permanent op die plaats aanwezig is. Binnen een risicocontour van 10-6 mogen geen kwetsbare objecten zijn gelegen zoals scholen en woningen. Groepsrisico Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van een minimaal bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in de 47


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

omgeving van een inrichting of transportroute waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Transport gevaarlijke stoffen Over de Westelijke Randweg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. In de rapportage “Risico's wegtransport gevaarlijke stoffen provincie Noord-Holland peiljaar 2001” komt deze weg niet als relevante route naar voren. Uit de rapportage blijkt verder dat langs geen enkele weg in Noord-Holland de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt overschreden. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt in Noord-Holland overigens alleen langs een aantal delen van de A10 overschreden. Conclusie In het gebied Oosterduin zijn geen risicovolle inrichtingen (bedrijf) gelegen, die vallen onder de werkingsfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De Westelijke Randweg is voor transport van gevaarlijke stoffen geen relevante route. Verder blijkt dat de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico niet wordt overschreden en dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. In en direct rond het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen over water plaats.

4.11 Kabels, leidingen, straalpaden en andere belemmeringen Er liggen blijkens de bij het Streekplan Noord-Holland-Zuid behorende kaart “milieubeschermingsgebieden, geluids- en veiligheidszones en technische infrastructuur” geen hoofdgasleidingen of landelijke/regionale leidingstroken in of in de nabijheid van het plangebied. In dit licht zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan. Herinrichting sportcomplex S.V. Alliance '22 Om inzicht te krijgen in de huidige ligging van kabels en leidingen op en nabij het sportcomplex is door bureau RIET in 2007 een KLIC-melding gedaan bij het Kabels- en Leidingen Informatie Centrum. Geconcludeerd wordt dat, volgens de verstrekte gegevens, binnen het herinrichtingterrein kabels en/of leidingen bevinden. Het betreft hier de KPN kabel die op de grens met de Zeedistelweg loopt en ter hoogte van het toegangshek naar het huidige kantinegebouw gaat. De voorzieningen geleverd door de NUON komen het terrein binnen in de zuidoost hoek van het terrein. Onder de omliggende wegen liggen diverse kabels van verschillende belanghebbende, deze hebben echter geen belang bij graafwerkzaamheden 48


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

binnen de grenzen van het complex. In de groenstrook aan de zijde van de Egelantierlaan bevinden zich geen kabels en leidingen. Geconcludeerd kan worden dat er geen ruimtelijk relevante kabels- en leidingen gelegen in (de omgeving van) het projectgebied die beperkingen met zicht meebrengen voor de herinrichting.

49


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

50


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

5

PLANBESCHRIJVING De inventarisatie van de huidige situatie enerzijds en de beschreven beleidsuitgangspunten anderzijds leiden tot een visie op de toekomst van de wijk Oosterduin. In paragraaf 5.1 wordt aan de hand van de algemene visie voor Oosterduin ingegaan op ontwikkelingen binnen de wijk. In paragraaf 5.2 wordt de ontwikkeling op het sportpark Alliance ruimtelijk onderbouwd.

5.1

Visie op het plangebied Voor de wijk Oosterduin is in het bestemmingsplan gekozen voor een consoliderende benadering. De wijk Oosterduin is een wijk die ruimtelijk goed functioneert. Behoud van deze kwaliteit is het uitgangspunt. Dit houdt in dat bestaande bebouwingsvolumes en bestemmingen zijn vastgelegd. Aangezien het gebied grotendeels de woonfuncties betreft, is de bestemming 'wonen' ook overwegend aanwezig. Daar waar meerdere functies zijn toegestaan is de bestemming 'gemengd' opgenomen. Het betreft hier de winkelstrip Helmlaan die volgens de detailhandelsnota een ruimere bestemming op de begane grond kan krijgen. Life Fit Centre Het Life Fit Centre heeft een matige uitstraling en is onnatuurlijk met zijn rug naar de Westelijke Randweg geplaatst. Er worden de komende 10 jaar echter geen ruimtelijk relevante ontwikkelingen verwacht op deze locatie. De huidige bestemming en het huidige bouwvlak worden daarom positief bestemd op de verbeelding. Horeca 1 In het plangebied zijn geen horecavoorzieningen aanwezig. Er wordt in het bestemmingsplan één mogelijkheid geboden, door middel van een wijzigingsbevoegdheid, om in de bestemming 'gemengd' (winkelstrip Helmlaan) een daghoreca (horeca 1) te realiseren. Hier gaat een uitgebreide voorbereidings- en zienswijzenprocedure aan vooraf. Horeca 1 is gereserveerd voor complementaire daghoreca. Deze daghoreca is gericht op het overdag verstrekken van dranken en etenswaren. Hierbij valt ondermeer te denken aan lunchrooms, ijssalons en koffie- en/ of theehuizen. Rekening houdend met de omgeving en de maatschappelijke structuur is de toegestane maximale bruto vloeroppervlak beperkt tot 90 m2. Herinrichting sportcomplex S.V. Alliance '22 In het bestemmingsplan speelt één ruimtelijke ontwikkeling, namelijk de herinrichting van het sportcomplex van S.V. Alliance '22 aan de Sleedoornweg. De gemeente en S.V. Alliance '22 hebben de ambitie om het bestaande sportcomplex te herinrichten en het gebruik te intensiveren. In paragraaf 5.2 is een samenvatting van de ruimtelijke onderbouwing voor het sportcomplex 51


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

opgenomen. De volledige ruimtelijke onderbouwing is opgenomen in bijlage 7.

5.2

Herinrichting sportcomplex S.V. Alliance '22 S.V. Alliance '22 heeft het voornemen om het sportcomplex opnieuw in te richten. De huidige bebouwing wordt gesloopt waarvoor nieuwbouw met een grotere omvang wordt gebouwd. In het nieuwe gebouw worden de kleedkamers en clubaccommodatie ondergebracht, tevens wordt er een maatschappelijke functie, namelijk een kinderopvang, opgenomen. Door enkele scholen wordt het huidige sportcomplex in de periode april tot november gebruikt voor schoolsport (circa 1000 uur). In de nieuwe situatie blijft het gebruik van schoolsport op het sportcomplex mogelijk. De 2 velden draaien 90 graden, zodat er ruimte ontstaat om een zelfstandig pupillenveld te realiseren. Pupillenvelden worden bij voorkeur uitgezet in de breedte van een normaal speelveld. Het zelfstandige pupillenveld krijgt de afmeting 60 x 45 meter. Het noordelijke veld en het pupillenveld worden voorzien van kunstgras en lichtmasten. Het zuidelijke veld wordt voorzien van natuurgras zonder lichtmasten. De ontsluiting van het sportcomplex voor gemotoriseerd verkeer blijft aan de Sleedoornweg. In de nieuwe situatie worden tussen de 60 en 70 parkeerplaatsen gerealiseerd. Beleidsprofiel Op de projectlocatie zijn de uitbreidingsplannen 'Tuinbouwgebied' en 'Oosterduin ged. A en ged. B' van toepassing. De gronden hebben in het uitbreidingsplan 'Tuinbouwgebied' de bestemming 'Sportterreinen' en in het uitbreidingsplan 'Oosterduin ged. A en ged. B' hebben de gronden de bestemming 'Speelterrein' en 'Plantsoen, berm of beplanting'. Het beoogde herinrichtingsplan past niet binnen het ter plaatse vigerende bestemmingsplan Uitbreidingsplan 'Oosterduin ged.A en ged. B'. De gemeente Haarlem is voornemens om medewerking te verlenen aan het initiatief door dit mogelijk te maken in dit bestemmingsplan 'Oosterduin'. Een dergelijke procedure dient vergezeld te gaan van een goede ruimtelijke onderbouwing (zie bijlage 7). Het Uitbreidingsplan 'Tuinbouwgebied' biedt wel mogelijkheden om het gewenste sportcomplex mogelijk te maken. In het Structuurplan Haarlem 2020, de nota Ruimte voor Sport en de beleidsbrief De Kracht van Sport staan beleidsuitgangspunten die de gewenste functiemenging onderbouwen. Het sportbeleid in de stad is er namelijk op gericht om meer multifunctionele sportaccommodaties te ontwikkelen, waar naast ruimte voor sport ook ruimte is voor onderwijs- en welzijnsactiviteiten. Ontmoetingsruimte in wijken en buurten is nodig om leefbaarheid en sociale betrokkenheid te verhogen. Sport in de buurt leidt tevens tot meer stimulans om van sport- en recreatievoorzieningen gebruik te maken. 52


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Gebiedsprofiel Ter onderbouwing van de voorgenomen herinrichting aan de Zeedistelweg 2 zijn voor geluid, lichthinder, luchtkwaliteit, bodem en natuur onderzoeken uitgevoerd. Voor externe veiligheid, water, verkeer en parkeren, cultuurhistorie en archeologie zijn door de verschillende gemeentelijke vakafdelingen adviezen ter onderbouwing van de herinrichting gegeven. Voor het aspect kabels en leidingen is een KLIC-melding gedaan bij het Kabels- en Leidingen Informatie Centrum. Uit onderzoek en advisering blijkt dat het realiseren van de uitbreiding op onderhavige projectlocatie niet op belemmeringen stuit en derhalve mogelijk is. Projectmotivering De verschillende gebiedsaspecten hebben uitgewezen dat het realiseren van de uitbreiding op de projectlocatie niet stuit op belemmeringen en derhalve mogelijk is. De ontwikkeling van het sportcomplex past binnen de beleidsdoelen en uitgangspunten van het gemeentelijk en rijksbeleid. De gemeente Haarlem heeft besloten in beginsel medewerking te verlenen aan de onderhavige ontwikkeling in het bestemmingsplan. De herinrichting van het sportcomplex, conform gestelde voorwaarden wordt hiermee planologisch aanvaardbaar geacht.

53


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

54


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

6

JURIDISCHE ASPECTEN In de voorgaande hoofdstukken zijn de beleidsuitgangspunten en beperkingen beschreven. Deze beleidsuitgangspunten zijn in de planregels vervat en op de verbeelding weergegeven als bestemmingen en aanduidingen. Dit hoofdstuk geeft een verklaring van de planregels, en geeft aan waarom voor een bepaalde regeling is gekozen.

6.1

Inleiding De Wet ruimtelijke ordening verplicht bestemmingsplannen op te stellen voor de bebouwde kom. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet gedacht worden aan de toepassing van ontheffingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan. Het juridische bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de planregels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is te karakteriseren als een conserverend bestemmingsplan. Dat betekent dat de huidige bouw- en gebruiksmogelijkheden zoveel mogelijk zijn overgenomen en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, met uitzondering van de herontwikkeling van het terrein van Alliance.

55


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

6.2

Systematiek van de regels De vorige Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna WRO) en het daarbij behorende Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro 1985) bevatten bijna geen bepalingen over de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan en de verschijningsvorm van het bestemmingsplan. Dit heeft er toe geleid dat in de praktijk allerlei varianten zijn toegepast. Hierdoor zijn er zeer verschillende bestemmingsplannen ontstaan. Bestemmingsplannen met dezelfde beleidsmatige inhoud en met hetzelfde doel zagen er geheel anders uit en waren moeilijk vergelijkbaar. Hierdoor ontbrak het aan duidelijkheid voor de gebruiker van het bestemmingsplan. En dit terwijl leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker van het bestemmingsplan van groot gewicht zijn. Het gaat bij bestemmingsplannen om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op ĂŠĂŠn of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, de monitoring van beleid en de handhaving. De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2008) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels. De regels vallen conform SVBP 2008 in 4 hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels zoals algemene ontheffingsregels, algemene wijzigingsregels en algemene procedureregels. Hoofdstuk 4 tot slot bevat de overgangs- en slotregels.

6.3

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen In het bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van een aantal begrippen waarbij gevoelsmatig wel een beeld aanwezig is wat bedoeld wordt. Omdat het bestemmingsplan vooral een juridisch instrument is, is het wel van belang om begrippen exact af te bakenen. Daar waar een begrip niet juridisch genoeg bekend is in het algemeen spraakgebruik, bijvoorbeeld via de omschrijving in een woordenboek als Van Dale, wordt het begrip in dit artikel nader omschreven. Artikel 2 Wijze van meten Daar waar het in het algemeen spraakgebruik wel duidelijk is wat wordt bedoeld 56


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

met bijvoorbeeld de hoogte van een gebouw, is het in juridische zin toch van belang om aan te geven dat daarbij gemeten moet worden vanaf het 'peil' tot het hoogste punt van het gebouw. Daarbij wordt het begrip 'peil' uitgelegd onder de begripsbepalingen. Over de wijze waarop in algemene zin 'gemeten' moet worden bestaat dus geen verschil van mening. In lid 2 wordt bepaald dat kleine overschrijdingen van grenzen in het horizontale vlak als recht zijn toegestaan. De overschrijding varieert per onderdeel van de toegestane bebouwing.

6.4

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels Bestemming Bedrijf - Nutsvoorzieningen (artikel 3 van de regels) Deze bestemming is bedoeld voor (bestaande) nutsvoorzieningen, zoals electriciteitshuisjes. In lid 1 is aangegeven welke vormen van gebruik zijn toegestaan. In lid 2 is bepaald welke bouwregels toegepast dienen te worden. Voor gebouwen geldt een maximale hoogte van 4 meter en voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt een maximale hoogte van 2 meter. Gebruik anders dan bedoeld in lid 1 is onder lid 3 van deze regels uitgesloten. Te denken valt bijvoorbeeld aan het gebruik voor het al dan niet permanent bewonen, prostitutie en seksinrichtingen enz. Bestemming Detailhandel (artikel 4 van de regels) Aan de Oosterduinseweg is een bloemen en plantencentrum aanwezig. Deze heeft de bestemming "detailhandel" toegekend gekregen, omdat deze functie destijds ook als zodanig is vergund. Voor deze bestemming geldt dat het gebruik is toegespitst op de reeds aanwezige tuincentrum, met de daarbij behorende kas en bijbehorende voorzieningen. De kas is specifiek aangeduid als zijnde "kas." In lid 2 zijn de bouwregels opgenomen. De toegestane maximale goot- en bouwhoogte van het gebouw en de kas is aangegeven op de verbeelding. Onder lid 3 is onder meer het gebruik voor perifere detailhandel en supermarkt planologisch uitgesloten. Bestemming Gemengd 3 (artikel 5 van de regels) Deze bestemming is bedoeld voor het 'winkellint' in Oosterduin waar niet-woonfuncties op de begane grond zijn gerealiseerd en voor panden waar niet-woonfuncties al op grond van het geldende bestemmingsplan zijn toegestaan. Op de eerste verdieping van deze panden zijn woningen met bijbehorende bergingen toegestaan. Daarbij kan ook gebruik worden gemaakt van een aan wonen ondergeschikte bedrijf of beroep aan huis, zoals ook beschreven in de toelichting van de bestemming 'Wonen'. In lid 1 is bepaald welke vormen van gebruik zijn toegestaan. Bij panden die op 57


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan een detailhandelsfunctie hebben, wordt het gebruik van de begane grondverdieping voor wonen met de eventuele daarbij behorende beroep aan huis uitgesloten. Rekening houdend met de omgeving en de maatschappelijke structuur van dit bestemmingsplangebied is in lid 4 bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn uitsluitend op de begane grond ĂŠĂŠn horeca1 toe te staan, waarbij de toegestane maximale bruto vloeroppervlak is beperkt tot 90 m2. Voor deze wijzigingsbevoegdheid gelden procedureregels, zoals bepaald in artikel 3.6 van de Wet. Bestemming Groen (artikel 6 van de regels) In lid 1 is bepaald welk gebruik is toegestaan, zoals groenvoorzieningen, park en plantsoenen met speelweiden. Ook is onder de bestemmingsomschrijving de mogelijkheid opgenomen om ondergrondse vuilcontainers, straatmeubilair en bergbezinkbassins en inzamelplaatsen voor afval- en recyclecontainers te plaatsen. Verder is de mogelijkheid geboden om maximaal twee toegangswegen te realiseren, deze uitsluitend ten behoeve van de hoofdbestemming 'Sport- Sportvelden (S-SPV)' aan de Zeedistelweg. In lid 2 is bepaald dat binnen deze bestemming alleen "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" mogen worden gerealiseerd of behouden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om straatverlichting of hekwerken. Bestemming Kantoor (artikel 7 van de regels) De bebouwing en gronden die in het plangebied zijn bestemd als "Kantoor", betreffen de panden aan de Zenegroenkade 1-5. Binnen deze bestemming wordt zowel op de begane grond als op de overige verdiepingen ruimte geboden voor de functies kantoren en dienstverlening. Ten behoeve van het gebruik van de ondergrondse parkeergarage onder de bestemming 'Kantoor', is deze aanduiding op de verbeelding weergegeven als 'sv- ogp'; specifieke vorm van verkeer- ondergrondse parkeergarage. Voor de garage geldt een bouwdiepte van 4 meter. Voorbeelden van de daarbij behorende voorzieningen zijn lift, toegangsweg, trappenhuis enz. De toegestane bouwhoogte voor gebouwen binnen deze bestemming is op de verbeelding aangegeven. Bestemming Maatschappelijk (artikel 8 van de regels) Deze bestemming is bedoeld voor bestaande panden die geheel worden gebruikt ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen. In lid 1 is bepaald welke vormen van gebruik zijn toegestaan. In lid 2 zijn de bouwregels opgenomen. Per voorziening zijn, voor zover mogelijk en wenselijk, uitbreidingen toegestaan die door middel van percentages op de verbeelding zijn aangeduid. Daar waar op de verbeelding geen percentage is opgenomen, is bebouwing van 100% toegestaan. 58


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Strijdige gebruiken, zoals prostitutie en seksinrichtingen, detailhandel en horeca, anders dan bedoeld in de gebruiksregels, zijn uitgesloten. Bestemming Sport - Fitnesscentrum (artikel 9 van de regels) Als 'Sport -Fitnesscentrum' is bestemd het fitnesscentrum 'Life Fit' aan de Zeedistelweg 1 met de daarbij behorende voorzieningen. Ten behoeve van de reeds aanwezige schoonheidssalon, fysiotherapie en kinderopvang is onder de gebruiksregels bepaald dat de totale brutovloeroppervakte van de deze voorzieningen niet meer dan 40% mogen bedragen ten opzichte van het totale brutovloeroppervlakte van het hoofdgebouw. Ten behoeve van een overkapping voor de fietsenstalling is de bouw van een bouwwerk geen gebouw zijnde toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 3 meter. Verder mag het op de verbeelding aangegeven bouwvlak volledig worden bebouwd met inachtneming van de aangegeven bouwhoogten van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Bestemming Sport - Sportvelden (artikel 10 van de regels) Als 'Sport -Sportvelden' zijn bestemd sportvelden en het op te richten sportcomplex . Op de verbeelding is een bebouwingsvlak aangegeven waarbinnen maximaal ĂŠĂŠn gebouw is toegestaan. Daarnaast zijn ook bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan. De maximaal toegestane bouwhoogte van het te op te richten gebouw is op de verbeelding aangegeven. Ten behoeve van de aan de hoofdbestemming ondergeschikte en daarmee verbonden eventuele horeca en detailhandelactiviteiten is het onder deze bestemming toegestaan tot een maximum van 20% van de bruto vloeroppervlakte te gebruiken ten behoeve van deze activiteiten. Verder wordt binnen deze bestemming ook de mogelijkheid geboden om maatschappelijke voorzieningen te realiseren, zoals bijvoorbeeld kinderopvang. In verband met het tegengaan van licht- en geluidshinder in de nabije omgeving van het sportveld, is verdere bebouwing uitgesloten daar waar dit op de verbeelding is aangegeven met de specifieke aanduiding 'bebouwing uitgesloten'. Het gaat in dit geval zowel om nieuwe, nog op te richten gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, behoudens de oprichting van ballenvangers en erf- en terreinafscheidingen. Bestemmingen Tuin 1 (artikel 11 van de regels) De in het plangebied voor gebouwen bedoelde gronden behorende bij o.a. de bestemmingen wonen en gemengde doeleinden, worden bestemd als 'Tuin 1'; binnen deze bestemming zijn slechts tuinen en verhardingen toegestaan. Een aan- of uitbouw of een bijgebouw, zoals een berging kan niet binnen deze bestemming worden gerealiseerd. Deze bestemming komt vaak voor aan de voorzijde van woningen. Bebouwing aan de voorzijde van woningen geeft een 59


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

rommelig beeld en kan, met name bij hoekwoningen, het uitzicht voor automobilisten verminderen waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Daarom is in deze bestemming alleen toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde. Bestemming Tuin 2 (artikel 12 van de regels) De in het plangebied bij o.a. woningen behorende gronden waar wel gebouwen zijn toegestaan, worden bestemd als zijnde 'Tuin 2'; op deze gronden mogen onder voorwaarden aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd. Het is niet toegestaan dat de gronden met de bestemming 'Tuin 2' geheel worden volgebouwd. Dit in belang van voldoende woonkwaliteit in de vorm van voldoende openheid en groen. In de planregels zijn daarom maxima bouwregels opgenomen, waarbij voor aan- en uitbouwen, en bijgebouwen ten behoeve van de woning of het woongebouw een maximum van 40 m2 geldt met een maximum van 50% van het bouwperceel. Bij het bepalen van de maximaal toegestane bebouwing in de regels is tevens rekening gehouden met de reeds toegestane vergunningvrije gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, dat in het Besluit vergunningvrije- en bouwvergunningsplichtige bouwwerken (Besluit van 13 juli 2002, Stb. 410) zoals deze geldt op het moment van het ter inzage leggen van dit bestemmingsplan, is vastgelegd. Bestemming Tuin 3 (artikel 13 van de regels) De bestemming 'Tuin 3' is bedoeld voor Tuinen waar 100% bebouwd mag worden. Uiteraard dient het aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitsluitend ten dienste te zijn van de hoofdbebouwing. Voor het aan- en uitbouwen is een maximum bouwhoogte vastgelegd van 4 meter en voor bijgebouwen is een maximum bouwhoogte gesteld van 3 meter. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt een maximum van 3 meter. Bestemmingen Verkeer (artikel 14 van de regels) Deze bestemming is bedoeld voor alle rijwegen binnen het plangebied inclusief de bijbehorende bermen en verhardingen, openbare parkeerplaatsen, openbare ruimte met bijbehorende voorzieningen, waaronder straatmeubilair, abri's en ondergrondse bergbezinkbassins. De bestaande brug en de Munterslaantunnel vallen eveneens onder deze bestemming. Bestemmingen Water (artikel 15 van de regels) De in het plangebied voorkomende waterwegen en waterpartijen zijn ondergebracht in de bestemming Water. Het aanleggen van steigers of het gebruik van de waterlopen als ligplaats is tevens mogelijk binnen de bestemming water. Voor het realiseren van steigers zijn door het Hoogheemraadschap aanvullende criteria opgesteld waaraan een steiger dient te voldoen. Deze regels zijn in het bestemmingsplan als zodanig 60


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

overgenomen. Voor het oprichten van een steiger moet een eigenaar dus een bouwvergunning van de gemeente én keurvergunning van Hoogheemraadschap aanvragen. In lid 1 is bepaald dat onder meer vaarwater met bijbehorende waterhuishoudkundige doeleinden zoals oevervoorzieningen en landhoofden zijn toegestaan. In lid 2 zijn de bouwregels opgenomen. Bestemming Wonen (artikel 16 van de regels) Deze bestemming is bedoeld voor alle panden binnen Oosterduin die voor wonen worden gebruikt. In lid 1 is bepaald welke vormen van gebruik zijn toegestaan. Naast woningen zijn ook "beroepsuitoefening aan huis" toegestaan. Binnen de ruimtelijk-functionele opzet van woonwijken is het toegestaan woningen te gebruiken en in te richten voor beroepsmatige activiteiten aan huis. Wel is het van belang dat de woningen die hiervoor gebruikt worden in overwegende mate de uitstraling behouden van een woning en dat de verkeersaantrekkende werking beperkt blijft. Om die reden zijn beroepsmatige activiteiten aan huis in het bestemmingsplan niet onbeperkt toegestaan: maximaal 35% van het bruto vloeroppervlak van een woning mag gebruikt worden voor beroepsmatige activiteiten aan huis, tot een maximum van 50 m² . De in sub e genoemde bijbehorende voorzieningen zoals garages zijn niet apart op de verbeelding aangegeven. De in de woonbebouwing geïntegreerde bestaande garages vallen op die manier onder de woonbestemming. De bestaande ondergrondse parkeergarage aan de Zeedistelweg is aangeduid met "specifieke vorm van verkeer- ondergrondse parkeergarage" op de verbeelding. In lid 2 sublid 1 onder a is bepaald dat uitsluitend binnen het bouwvlak mag worden bebouwd. In lid 2 sublid 1 onder b en c is bepaald dat een maximum goothoogte en een maximum bouwhoogte geldt zoals op de verbeelding staat aangegeven. In lid 2 sublid 1 onder d is bepaald dat gebouwen, die op de verbeelding zijn voorzien van een maximale bouwhoogte, afgedekt moeten worden met een plat dak. Dit in verband met de stedenbouwkundige kwaliteit van het gebied. In lid 2 sublid 1 onder e is bepaald dat gebouwen, die op de verbeelding zijn voorzien met zowel een maximale goothoogte als een maximale bouwhoogte, afgedekt worden met een kap met een hoek van maximaal 55 ° met het horizontale vlak. In lid 2 sublid 1 onder f is bepaald dat gebouwen, die op de verbeelding zijn voorzien van een minimale en een maximale goothoogte en een minimale en maximale bouwhoogte, afgedekt kunnen worden met een kap of een plat dak. De gebouwen die zijn voorzien van deze hoogten op de verbeelding, zijn dus gevrijwaard van de verplichting van een kap of een plat dak. Combinaties van beide vormen van afdekking zijn voor deze bebouwing stedenbouwkundig 61


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

mogelijk. Tevens is onder sublid 1 onder g een uitzondering gemaakt op de standaard definitie van een kap: de constructie van een kap kan, in het geval als bedoeld in lid 2 sublid 1 onder f, ook bestaan uit ĂŠĂŠn hellend dakvlak. Hieronder is een schets weergegeven van deze regeling.

In lid 2 sublid 1 onder h is de maximaal toegestane bouwdiepte van de onder lid 1 sub d bepaalde halfverdiepte en/of verdiepte garage bepaald. In lid 2 sub 2 is de mogelijkheid geboden om dakkapellen te realiseren. Hierbij is rekening gehouden met de stedenbouwkundige mogelijkheden die in het plangebied Oosterduin aanwezig zijn. Dubbelbestemming Waarde- Archeologie ( artikel 17 van de regels) In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de archeologische waardenkaart van de provincie door middel van het opnemen van een dubbelbestemming Waarden Archeologie. Hierbij wordt aangesloten bij de indeling van de concept beleidskaart van de gemeente door de te verwachten archeologische waarden te beschermen middels de verschillende categorieĂŤn. Categorie 3 Op de strandwallen en de zandopduikingen in de gemeente Haarlem, kunnen relatief veel sporen van bewoning uit de prehistorie worden verwacht. In de periode na het Late Neolithicum zijn deze hoger gelegen gebieden in een vrij nat landschap geschikt geweest voor bewoning. Gezien de aard van deze archeologische waarden geldt hier een regime dat door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw- en/of aanlegvergunning bij bodemroerende activiteiten met een oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld van toepassing is.

62


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Categorie 4 Categorie 4 betreft de strandvlakte gelegen tussen de oudste en de op een na oudste strandwal. Ook de strandvlakte westelijk van de op een na oudste strandwal (o.m. de Leidse buurt) valt binnen deze categorie. Archeologische vondsten hier hebben aangetoond dat in deze zones archeologische waarden te verwachten zijn in een relatief lagere dichtheid. Om die reden is hier een regime door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw- en/of aanlegvergunning bij bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld van toepassing. Categorie 5 De vijfde categorie geldt voor die gedeelten van het grondgebied van Haarlem die relatief laat voor bewoning geschikt gemaakt zijn. Daarom is hier een regime door middel van het verbinden van voorwaarden aan een bouw- en/of aanlegvergunning bij grondverstorende activiteit met een oppervlakte groter dan 10.000 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld van toepassing.

6.5

Hoofdstuk 3: Algemene bepalingen Artikel 20 Antidubbeltelregel In de planregels is een juridisch waterdichte definitie opgenomen, waarvan bij het lezen ervan niet meteen duidelijk is wat de achtergrond van die definitie is. In 'gewoon' Nederlands wordt bedoeld, dat er na het volledig benutten van bouwmogelijkheden van een erf, er niet door het vervolgens verkleinen van de erfoppervlakte, vanwege de verschuiving van de erfgrens, daarop een nieuwe c.q. grotere bouwmogelijkheid voor een naburig erf ontstaat. Met de dubbeltelbepaling wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven. Artikel 21 Algemene ontheffingsregels Het bestemmingsplan als bindende verordening is opgebouwd uit objectief vastgelegde ruimtelijke begrenzingen. Tot op de letter en de millimeter zijn de mogelijkheden en onmogelijkheden voor het bouwen en het gebruik vastgelegd. Die ruimtelijke begrenzing is een afgeleide van kadastrale gegevens en de lijnen van de grootschalige basiskaart. Die gegevens in combinatie met planontwikkelingen, kunnen in de praktijk maatafwijkingen opleveren. Ook kan, gelet op voortschrijdende ontwikkelingen toch behoefte zijn aan een grotere hoogte van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut. Starheid van bestemmingsregels mag niet de oorzaak zijn van gekunstelde oplossingen, waarmee de kwalitatieve doelstelling van het bestemmingsplan niet gediend is. Binnen een kader van bescherming van belangen, is door middel van dit artikel enigermate van flexibiliteit mogelijk.

63


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Artikel 22 Algemene procedureregels Ten aanzien van de nadere eisenregelingen, de ontheffingsbevoegdheden, de wijzigingsbevoegdheden en het aanlegvergunningenstelsel is een algemeen procedurevoorschrift opgenomen. De procedure van wijziging en die van de verlening van een aanlegvergunning zijn voorgeschreven in de Haarlemse standaard voor bestemmingsplannen.

6.6

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotbepalingen Artikel 23 Overgangsrecht Overgangsregels zijn van toepassing op situaties (gebruik) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan van het nieuwe plan afwijken, dan wel op basis van een geldige bouwvergunning nog gebouwd mogen worden (bouwwerken). Met deze overgangsregels wordt duidelijk dat die afwijking toegestaan is, maar wel begrensd is tot de bestaande afwijking. Dus de bestaande afwijking qua gebruik mag niet vergroot worden en het bouwwerk mag alleen maar goed onderhouden worden en niet volledig worden herbouwd. Het overgangsrecht is nadrukkelijk niet bedoeld voor bouwwerken die een gebruik kennen dat onrechtmatig is op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. Hoewel Haarlem een actief handhavingsbeleid kent, is het onmogelijk om alle eventuele strijdigheden tijdig te ontdekken. Om die strijdigheden uit te sluiten van het legaliserende effect van de overgangsbepalingen, wordt deze categorie nadrukkelijk uitgesloten van overgangsrecht. Ten behoeve van de bestuurlijke zorgvuldigheid en om in te kunnen spelen op praktische situaties, kennen de overgangsbepalingen ook een vrijstellingmogelijkheid. Artikel 23 Slotregel Dit artikel geeft aan op welke wijze dit bestemmingsplan kan worden aangehaald.

6.7

Hoofdopzet verbeelding In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van behoud van de bestaande situatie waarbij vervanging binnen grenzen mogelijk wordt gemaakt. De bestaande bebouwing wordt daarom positief bestemd. Daarnaast wordt herinrichting en nieuwbouw op het sportcomplex van S.V. Alliance '22 mogelijk gemaakt. In het bestemmingsplan is er voor gekozen alle legale bebouwing die aanwezig was tijdens de bouwblokopnames d.d. november 2007 positief te bestemmen. Dit betekent dat: - deze bebouwing mag worden vernieuwd; - uitbreiding van de bestaande bebouwing niet is toegestaan; - de hoeveelheid onbebouwd terrein gelijk blijft. Voor wat betreft de voor- en achtergevelrooilijnen wordt in het bestemmingsplan aangesloten op de bestaande situatie. Dit houdt in dat de contouren van de originele bebouwing conserverend zijn ingetekend op de verbeelding. 64


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Bebouwingsgrenzen, bestemmingsgrenzen en maatvoeringsvlak Uitgaande van de bestaande bebouwing en bestaand gebruik zijn op de verbeelding bebouwingsgrenzen en in de planregels bebouwingsregelingen aangegeven. De bebouwingsgrenzen geven het gebied aan waarbinnen mag worden gebouwd. Over het algemeen zijn de bestaande bebouwingsgrenzen overgenomen. De voorgevelrooilijn is dwingend. Behalve bebouwingsgrenzen bevinden zich op de verbeelding tevens maatvoeringsvlakken. Op deze manier kan bij voorbeeld binnen ĂŠĂŠn bestemming op een pand, twee verschillende bouwhoogten worden bepaald. De bestemmingen worden gescheiden door de bestemmingsgrens. Regeling voor huidige bebouwing, bouw- en goothoogte De maximum bouw- en goothoogte is per bouwblok geregeld. Bij een regeling per bouwblok wordt op de verbeelding per bouwblok aangegeven wat de maximum bouwhoogte is en bij aanwezigheid van een kap de maximum goothoogte. Het huidige stedenbouwkundige beeld wordt op deze wijze behouden. Op de kaart hebben enkele blokken een regeling voor minimale en maximale goot- en bouwhoogten. Hier is sprake van een bandbreedte waarbinnen respectievelijk de goot- en nokhoogte binnen moeten vallen. In de meeste gevallen zijn de reeds bestaande goten op wisselende hoogten aanwezig. Voor in het plangebied aanwezige objecten is een maximale bouwhoogte opgenomen. Hiervoor geldt geen kapverplichting. Ten aanzien van de vormgeving van de daken, de hellingshoek van de kap en het aanbrengen van dakkapellen en dakopbouwen zijn bouwregels in de planregels opgenomen. Bij specifieke bouwaanvragen zal de gemeentelijke Welstandscommissie een welstandstoets uitvoeren. Bij de wijziging van de Woningwet per 1 januari 2003 is een nieuw bouwvergunningssysteem in werking getreden. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen regulier vergunningsplichtige bouwwerken, lichtvergunningsplichtige bouwwerken en vergunningsvrije bouwwerken.

65


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

66


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

7

OVERLEG EN UITVOERBAARHEID

7.1

Resultaten participatie Het ontwikkelingsprogramma Haarlem (OPH) geeft twee lijnen aan om te komen tot een duurzaam goed woonmilieu: de lijn van de participatie en de lijn van de versterking van het woon- en leefklimaat. De sociale programmalijnen uit het OPH dragen hieraan bij, hetzij door participatie te bevorderen, hetzij door zorg te dragen voor randvoorwaarden. Middels participatie heeft de wijkraad Oosterduin een belangrijke steen bijgedragen bij de voorbereiding van dit plan. De versterking van het woon- en leefklimaat heeft zowel een sociale als een ruimtelijk-fysieke component. Uitgangspunt is het zorgvuldig omgaan met de schaarse ruimte binnen Haarlem. Het mengen van functies, waarbij de veiligheid van de omgeving niet aangetast mag worden, is een belangrijk instrument om woonwijken levendig te maken. In het kader van de participatie met de wijkraad is het concept ontwerpbestemmingsplan Oosterduin gelijktijdig met het wettelijk vooroverleg ex art. 3.1.1 Bro aan de wijkraad Oosterduin verzonden. Gedurende een periode van 6 weken, van 11 april 2008 tot en met 23 mei 2008, was het mogelijk om een schriftelijke reactie te geven. Op 29 mei 2008 is de schriftelijke reactie van de wijkraad Oosterduin ontvangen. De schriftelijke reactie is als bijlage 3 bijgevoegd. In bijlage 4 worden de onderdelen van de schriftelijke reactie kort samengevat, waarna cursief de beantwoording van de gemeente volgt.

7.2

Uitkomst watertoets Voorafgaand aan het opstellen van het concept ontwerpbestemmingsplan heeft vooroverleg plaats gevonden met het Hoogheemraadschap van Rijnland. In het kader van het pré advies Watertoets heeft Rijnland d.d. 22 februari 2008 per mail de volgende opmerkingen gegeven. Cursief de reactie van de gemeente. Ÿ

Onder Oppervlaktewater staat dat de Houtvaart vrij is van overstorten. Dat klopt voor het gedeelte van de Houtvaart dat binnen dit plangebied ligt. Echter in zuidelijke richting is een bergbezinkbassin aanwezig met overstort op de Houtvaart. In het ontwerp bestemmingsplan is deze zin verwijderd.

Ÿ

Bij Artikel Groen zouden we graag zien dat hier ook “water” mogelijk is. In het ontwerp bestemmingsplan is onder artikel 6 "Groen" "water en oevervoorzieningen" toegevoegd.

Ÿ

Bij het Artikel Water en in de toelichting wordt het aspect steiger heel erg uitgelicht en de overige keur aspecten niet. De opmerking is meegenomen bij het opstellen van het 67


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ontwerpbestemmingsplan. Ÿ

7.3

Indien er gebouwd wordt en hierbij wordt meer dan 500 m² onverhard oppervlak omgezet naar verhard oppervlak, dient 15% van dit verhard oppervlak als oppervlaktewater te worden aangebracht. Deze opmerking zien we graag in de plannen opgenomen. De toelichting is aangepast naar aanleiding van bovenstaande opmerking.

Uitkomsten overleg Overeenkomstig artikel 3.1.1 Bro is het ontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ

Connexxion, Postbus 3048, 2001 DA Haarlem LNV Directie Regionale Zaken Vestiging West, Postbus 19143, 3501 DC Utrecht Eerstaanw. Ing. Dir. Ministerie van Defensie, Directie West-Nederland, Postbus 90027, 3509 AA Utrecht Gasunie West, Postbus 444, 2740 AK Waddinxveen Hoogheemraadschap van Rijnland, t.a.v. Dijkgraaf en Hoogheemraden, Afdeling PLV, team ROR, Postbus 156, 2300 AD LEIDEN Horeca Nederland, Afdeling Haarlem, Dhr. G. van Oudhaarlem, Riviervismarkt 7, 2011 HJ Haarlem Kamer van Koophandel Amsterdam, afdeling Regiostimulering, Postbus2852, 1000 CW Amsterdam KPN, Afdeling Projectering Bouw Haarlem, A. Hofmanweg 1 B-C, 2031 BH Haarlem Luchtverkeersleiding Nederland , t.a.v. Liason Office, Postbus 75200, 1117 ZT Luchthaven-Schiphol MKB, Nassauplein 2-8, 2011 PG Haarlem Milieufederatie Noord-Holland, Stationsstraat 38, 1506 DH Zaandam Ministerie van Economische Zaken, regio Noord-West,Postbus 20101, 2500EC Den Haag NUON N.V., Postbus 521, 2003 RM Haarlem NV Nederlandse Spoorwegen, afdeling Bedrijfs- en Productontwikkeling, Dhr. J.N. Paulissen, Postbus 2025, 3500 HA Utrecht Provincie Noord-Holland, Directie Subsidies, Handhaving en Vergunningen, Sector Vergunningen, Houtplein 33, Postbus 3007, 2001 DA Haarlem ProRail, afdeling MJB, Postbus 2520, 1000 CM Amsterdam, PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland, Postbus 2113, 1990 AC Velserbroek Recreatie Noord-Holland NV, postbus 2571, 2002 RB Haarlem Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort Rijkswaterstaat directie Noord-Holland, Toekanweg 7, 2035 LC Haarlem VROM-inspectie regio Noord-West, Kennemerplein 6-8, Postbus 1006, 2001 BA Haarlem VAC Haarlem, Postbus 479, 2000 AL Haarlem Waternet, Postbus 94370, 1090 GJ Amsterdam 68


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

De volgende instanties hebben niet gereageerd: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ

Connexxion LNV Directie Regionale Zaken Vestiging West Horeca Nederland, Afdeling Haarlem KPN, Afdeling Projectering Bouw Haarlem MKB Milieufederatie Noord-Holland Ministerie van Economische Zaken, regio Noord-West NUON N.V. Recreatie Noord-Holland NV VAC Haarlem Waternet

De volgende instanties hebben schriftelijk aangegeven geen opmerkingen op het ontwerpbestemmingsplan te hebben: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ

Ministerie van Defensie, Directie West-Nederland Kamer van Koophandel Amsterdam NV Nederlandse Spoorwegen ProRail, afdeling MJB Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten VROM-inspectie regio Noord-West

De volgende instanties hebben schriftelijk hun opmerkingen kenbaar gemaakt: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ

Gasunie West Hoogheemraadschap van Rijnland Provincie Noord-Holland PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland Ministerie van Verkeer en Waterstaat, directie Noord-Holland Luchtverkeersleiding Nederland

In bijlage 5 zijn de artikel 3.1.1 Bro reacties toegevoegd. In bijlage 6 volgt een reactie daarop van het gemeentebestuur. De ingezonden reacties zijn samengevat.

7.4

Economische uitvoerbaarheid Dit bestemmingsplan is voornamelijk conserverend van karakter en er zijn geen grote ingrepen voorzien die het opstellen van een grondexploitatieberekening rechtvaardigen. Waar ingrepen in het openbare gebied noodzakelijk zijn, zullen deze worden gefinancierd uit algemene middelen cq investeringsplan. Uit dien hoofde kan worden vermeld dat het bestemmingsplan financieel uitvoerbaar is.

69


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Herinrichting S.V. Alliance '22 Aparte vermelding in dit opzicht behoeft echter de financiering van de herinrichting van het sportcomplex van S.V. Alliance '22. Voor het herinrichtingsplan van S.V. Alliance '22 is een GREXTOETS uitgevoerd in het kader van de Grondexploitatiewet (zie bijlage 7). Naar aanleiding van deze toets kan geconcludeerd worden dat er geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld. De gronden van het sportcomplex en omgeving zijn in eigendom van de gemeente en daarmee is het kostenverhaal 'anderszins verzekerd'. De gemeentelijke investering in de herinrichting van Alliance is financieel gedekt door het raadsbesluit "STZ/JOS, 2008/157369". In combinatie met de behoefte c.q. marktvraag van de verschillende functies is de herinrichting economisch uitvoerbaar. De gemeenteraad moet bij het vaststellen van het bestemmingsplan expliciet het besluit nemen om geen exploitatieplan vast te stellen (artikel 6.12, tweede lid Wro).

7.5

Handhaving Met dit plan wordt beoogd een voor de burgers duidelijk en herkenbaar beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook van de gemeente verwacht worden dat er door haar wordt opgetreden als de planregels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Immers, de ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt gevaar als er in strijd met het bestemmingsplan wordt gebouwd of indien het gebouwde in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Het achterwege laten van handhaving of het niet goed uitvoeren ervan kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Derhalve dient hier het beleid van de gemeente inzake handhaving uiteen gezet te worden en te worden aangegeven hoe de handhaving van het bestemmingsplan zal worden opgepakt. De landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau heeft het concept programmatisch handhaven ontwikkeld. Jaarlijks wordt door de gemeente een programma vastgesteld waarin de prioriteiten staan aangegeven die zullen worden aangepakt. Deze programmatische aanpak van de gemeente laat onverlet dat onveranderlijk altijd als eerste prioriteit zal gelden 100% aanpak van calamiteiten met een levensbedreigend karakter, waarbij men moet denken aan instortings- en brandgevaar en asbestvervuiling. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenladder (ontwikkeld door Gemeente Haarlem) met een bijbehorend puntensysteem, dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Naast zaken die 70


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

voldoende capaciteit hebben om het direct inzetten ervan te rechtvaardigen pakt de gemeente zaken projectmatig aan. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak. Handhaving van de bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats middels bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staat hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie zeer belangrijk en hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. Hierbij zal men name onder de aandacht worden gebracht de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer er gehandhaafd zal worden.

71


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

72


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Eindnoten 1. Doorn, J.W.G. van: Oosterduin: eigenaars, bewoners 1688 tot heden. Heemstede 2002. 2. Jalink, Joan: Sporen van een ver verleden. In "Ons Bloemendaal, 21e jaargang, Lustrumnummer 1, voorjaar 1997". 3. Engelman, DaniĂŤl: Tekenaar. Landmeter, geadmitteerd in Holland op 15-07-1789, toen wonende te Haarlem. Kaart van Haarlem e.o., 1794. (http://home.wxs.nl/~marcel.tettero/Haarlem/Sparwoude.html). 4. http://www.werkgroepwestelijktuinbouwgebied.nl/Geschiedenis.htm . 5. http://www.werkgroepwestelijktuinbouwgebied.nl/Geschiedenis.htm . 6. Doorn, J.W.G. van: Oosterduin: eigenaars, bewoners 1688 tot heden. Heemstede 2002. 7. http://ngz.watwaswaar.nl/ 8. Gemeente Haarlem: Stadsdeeluitvoeringsprogramma 2008 Haarlem-West. 9. Noord-Holland CHW (http://chw.noord-holland.nl/kaart.asp, 2007)

73


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

74


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Bijlagen bij de toelichting BIJLAGE 1

RIJKS- EN PROVINCIAAL RUIMTELIJK BELEID

BIJLAGE 2

MILIEUONDERZOEK

BIJLAGE 3

REACTIE WIJKRAAD OOSTERDUIN

BIJLAGE 4

VERWERKING REACTIE WIJKRAAD OOSTERDUIN

BIJLAGE 5

ARTIKEL 3.1.1 BRO REACTIES

BIJLAGE 6

VERWERKING VAN DE ARTIKEL 3.1.1 BRO REACTIES

BIJLAGE 7

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING HERINRICHTING SPORTCOMPLEX

BIJLAGE 8

BODEMTOETS T.B.V. HERINRICHTING SPORTCOMPLEX

BIJLAGE 9

LICHTHINDERONDERZOEK T.B.V. HERINRICHTING SPORTCOMPLEX

BIJLAGE 10

GELUIDBELASTING NIEUWE SITUATIE SPORTCOMPLEX

BIJLAGE 11

ONTWERP HERINRICHTING SPORTCOMPLEX S.V. ALLIANCE '22

75


BIJLAGE 1

RIJKS- EN PROVINCIAAL RUIMTELIJK BELEID



Rijks- en provinciaal ruimtelijk beleid Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor verschillende ruimte vragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Het ruimtelijk beleid van het rijk, vastgelegd in de Nota Ruimte “Ruimte voor ontwikkeling”, richt zich vervolgens op vier algemene doelen: 1. de versterking van de internationale concurrentiepositie; 2. het bevorderen van krachtige steden en vitaal platteland; 3. het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; 4. het borgen van de veiligheid. Ten aanzien van de steden stimuleert het rijk revitalisering, herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen in het algemeen. Door het intensiveren en transformeren van stedelijk gebied en de combinaties van functies kan het gebruik van bestaand stedelijk gebied worden geoptimaliseerd. De optimalisering van het bestaand stedelijk gebied is een belangrijk uitgangspunt in het streekplan Noord-Holland Zuid (2003). Om gemeenten te stimuleren het bestaand stedelijk gebied beter te benutten, hanteert de provincie rode contouren. Buiten de rode contouren is verdere verstedelijking niet toegestaan. In Haarlem valt de rode contour samen met het verstedelijkte gebied. Het bestemmingsplangebied valt in zijn geheel binnen de rode contour. Binnen het verstedelijkte gebied hanteert de provincie het compactestadbeleid, wat zeggen wil dat voor alle stedelijke functies, inclusief stedelijke groenstructuren, in eerste instantie ruimte wordt gezocht binnen bestaand stedelijk gebied. Tevens wordt ingezet op zuinig en efficiënt ruimtegebruik door het ruimtebeslag te beperken en in de steden, waar mogelijk te verdichten door ICT (Intensiveren, Combineren en Transformeren). Bij het verschijnen van de Nota Ruimte bleek het streekplan wat betreft enkele onderwerpen niet meer in lijn te liggen met het Rijksbeleid. In de partiële herziening Actualisering Streekplan Noord-Holland is het streekplan afgestemd op de Nota Ruimte. Met ingang van 1 juli 2008, bij het van kracht worden van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, heeft het Streekplan Noord-Holland Zuid de status van structuurvisie gekregen. Dat is geregeld in de Invoeringswet Wro (overgangsrecht). Het streekplan wordt daarmee een zogeheten zelfbindend instrument. Totdat de nieuwe structuurvisie gereed is (mei 2009) hanteert de provincie een zogeheten Overgangsdocument. Daarin staat hoe zij het huidige provinciaal planologisch beleid op een slagvaardige wijze wil realiseren na het vervallen van het goedkeuringsvereiste van bestemmingsplannen.


Het document bevat uitdrukkelijk geen nieuw beleid. Met andere woorden: de beleidsdoelen zoals verwoord in het streekplan Noord-Holland Zuid (inclusief herzieningen) worden niet gewijzigd. Er is dus geen sprake van een streekplanherziening. Water Een goede waterkwaliteit vinden we belangrijk in Nederland. Omdat water zich weinig aantrekt van landsgrenzen, zijn internationale afspraken nodig. Daarom is sinds eind 2000 de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Die moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte - en grondwater in Europa in 2015 op orde is. In Nederland vertaalt de rijksoverheid de KRW in landelijke beleidsuitgangspunten, kaders en instrumenten. De KRW heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen om: 1. van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren; 2. de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen; 3. het aquatisch milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging; 4. de gevolgen van overstroming en droogte te beperken. Het beleid van de kaderrichtlijn wordt momenteel geïmplementeerd in de Waterwet (medio 2009). Het nationale waterbeleid is vastgelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4, 1988). De hoofddoelstelling van de NW4 luidt “het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het insta ndhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd.” In de NW4 wordt een integraal waterbeheer nagestreefd met meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu. Ten aanzien van de watersystemen moet schade worden voorkomen, het goede worden behouden en zo mogelijk ruimte worden geschapen voor nieuwe kansen. Verder moet de veerkracht worden vergroot, waterconservering en waterbuffering worden bevorderd. Dit beleid vormt ook de basis voor de watertoets, die het Besluit op de ruimtelijke ordening voor alle ruimtelijke plannen voorschreef en waar het Besluit ruimtelijke ordening 2008 op aansluit.. Daarnaast heeft de rijksoverheid, samen met provincies, gemeenten en waterschappen, het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003) ondertekend. Met de ondertekening van het NBW onderstreepten alle partijen het belang van een gezamenlijke en integrale aanpak. Op 25 juni 2008 hebben alle partijen het Nationaal Bestuursakkoord Water –Actueel (NBW-


actueel) ondertekend. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat. Nederland krijgt als gevolg hiervan namelijk steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes. In het Provinciale Waterplan constateert de provincie dat intensiever gebruik van de ruimte en daarmee samenhangend de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden leidt tot hogere eisen aan het watersysteem. Voor het op orde houden van de waterberging is uitgangspunt om problemen op te lossen waar deze zich voordoen. Dit betekent dus ook dat waar nodig ruimte voor water in bestaand stedelijk gebied gevonden dient te vonden. Wat waterkwaliteit betreft is het de bedoeling dat deze niet slechter mag worden. Duurzame maatregelen, zoals afkoppelen van hemelwater kunnen de waterkwaliteit ten goede komen. Verkeer De Nota Mobiliteit, een verkeerskundige uitwerking van de Nota Ruimte, geeft de volgende beleidsdoelen aan: 1. het verbeteren van de internationale bereikbaarheid; 2. het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden; 3. een goed functionerend susteem voor het vervoer van personen en goederen als essentiĂŤle voorwaarde voor economische ontwikkeling; 4. het inzetten van proces- en technologie-innovatie ter realisering van beleidsdoelen. In het Verkeers- en Vervoersplan Noord-Holland geeft de provincie haar visie op het tegengaan van knelpunten ten aanzien van bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Daar waar sprake is van een onevenwichtige woonwerkbalans en een achterstand in investeringen in het infrastructuurnetwerk wil de provincie deze tegen gaan. Ook is aandacht nodig voor geluidsoverlast, uitstoot van schadelijke stoffen, ruimtebeslag en het aantal dodelijke ongelukken in het verkeer. Een belangrijk uitgangspunt voor mobiliteit is deze te accommoderen. De provincie richt zich daarbij met name op het stimuleren van ketenverplaatsingen. Ruimtelijke ordening is daarbij een belangrijk principe: door een goede afstemming tussen ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer kan een gunstiger woon-werkbalans bewerkstelligd worden, is milieuwinst te behalen door het terugdringen van de reisafstanden en kunnen


vervoerswijzen zoals de fiets en het openbaar vervoer op een efficiÍnte wijze ingezet worden. Ten aanzien van verstedelijking acht de provincie het gezien het bovenstaande van belang dat verdichting (en functiemenging) in bestaand bebouwd gebied plaatsvindt. Verstedelijking bij stations biedt perspectief voor het verkeer- en vervoersbeleid. Fiets- en OVgebruik kan daardoor gestimuleerd worden. Sport In oktober 2007 is de beleidsbrief De kracht van sport (kamerstukken 30 234, nr. 13) aan de Tweede Kamer aangeboden. Deze beleidsbrief bevat de beleidsvoornemens van het kabinet op het gebied van sport, inclusief de aanwending van de extra middelen uit het coalitieakkoord. In de beleidsbrief wordt onder andere onderstaande prioriteit onderscheiden. Ÿ

De versterking van de sportverenigingen moet ervoor zorgen dat de verenigingen hun maatschappelijke functie beter kunnen vervullen. Bijvoorbeeld door het inzetten van sport voor het onderwijs, de naschoolse opvang en de wijk. Ook wil de regering het aantal brede scholen met sportaanbod in het basis- en voortgezet onderwijs uitbreiden zodat alle leerlingen dagelijks kunnen sporten.

Het kabinet steunt de sport vooral om de maatschappelijke waarden waaraan sport een bijdrage levert. De maatschappelijke functie maakt de sport gewild ĂŠn kansrijk voor het realiseren van belangrijke kabinetsdoelen: op het gebied van preventie en gezondheid, jeugdbeleid, onderwijs, waarden en normen, integratie, wijken, veiligheid en internationaal beleid. Archeologie Met het huidige tempo waarin bodemingrepen plaatsvinden, is er sprake van een vrijwel onbeheersbare erosie van het Nederlandse bodemarchief. Een accentverschuiving in de archeologische monumentenzorg van (nood-) opgravingen naar een betere bescherming e n inpassing van archeologische overblijfselen bij bouwprojecten is daarom essentieel. Dit is een van de belangrijkste uitgangspunten van het Europese verdrag van Malta dat Nederland in 1992 heeft ondertekend. Het verdrag heeft als doel de bescherming van het archeologische erfgoed in bodem en de inbedding daarvan in ruimtelijke ontwikkeling. In april 2000 heeft staatssecretaris Van der Ploeg een notitie naar de Tweede Kamer gestuurd waarin hij de eerste aanzet gaf tot de invoering van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving. Dit heeft geleid tot de herziening van de Monumentenwet 1988, verwoord in de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die op 1 september 2007 van kracht is geworden. Een van de belangrijkste uitgangspunten is het streven naar behoud en bescherming van archeologische waarden voor alle overheden. Om dit te bewerkstelligen dient archeologie tijdig bij de besluitvorming rond ruimtelijke


ordeningsaspecten te worden meegewogen. De initiatiefnemer van de bodemroerende activiteiten is verantwoordelijk voor de kosten van het archeologische (voor)onderzoek. De Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) beheerd de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in categorieĂŤn met archeologische waarde, hoge archeologische waarde en zeer hoge archeologische waarde (o.a. de beschermde monumenten). Complement op de AMK is de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden. De IKAW geeft voor heel Nederland inclusief de bodems van grote wateren en het Nederlandse deel van de Noordzee de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieĂŤn: een hoge, matige, lage en zeer lage trefkans. Vanuit de rijks- en provinciale overheid worden extra impulsen gegeven om het cultuurhistorisch en archeologisch potentieel beter te benutten. Opgraven dient alleen plaats te vinden indien behoud in situ, niet mogelijk blijkt te zijn. Daarnaast heeft versterking van de relatie archeologie en ruimtelijke ordening de aandacht, onder andere, door de mogelijkheid tot aanwijzing door de provincie van archeologiegevoelige gebieden (de zgn. attentiegebieden) binnen en buiten de bebouwde kom. Het archeologisch beleid van het provinciaal bestuur van Noord-Holland is vastgelegd in het Cultuurconvenant tussen het rijk en de provincie NoordHolland, de Provinciale Cultuurnota 2005-2008, de Cultuurhistorische Regioprofielen, de Leidraad Provinciaal Omgevingsbeleid, de Gedragslijn Compensatie en het Streekplan Noord-Holland-Noord. Het beleid is enerzijds gebaseerd op wettelijke verplichtingen die voortkomen uit de Wamz, anderzijds op autonoom cultuurhistorisch provinciaal beleid. Een belangrijk instrument voor het beleid is de Cultuurhistorische Waardenkaart, waarbij voor elk van de drie cultuurhistorische disciplines historische (steden)bouwkunde, historische geografie en archeologie een kaartlaag is samengesteld. Per kaartlaag zijn de waarden in drie graden van waardering aangeduid, voor zover deze waarden op het moment van vervaardiging van de kaart bekend en gewaardeerd waren. De terreinen van lage of zeer lage waarde werden reeds bij het samenstellen van de kaart uitgeselecteerd en zijn daarin niet opgenomen. Van de op de archeologische kaartlaag aangegeven terreinen staat vast dat ze bescherming verdienen vanuit cultuurhistorisch oogpunt. In de ruimtelijke afweging dient de gemeenteraad met deze terreinen in de ruimtelijke afweging rekening te houden. Deze kaart is echter geen beleidskaart en hij is per definitie onvolledig, omdat bij het samenstellen van de kaart het niet mogelijk


bleek om ten behoeve daarvan aanvullend onderzoek te doen naar aanwezige nog onbekende archeologische vindplaatsen. Milieu In het Provinciaal Milieubeleidsplan geeft de provincie aan extra aandacht te besteden aan de waterkwaliteit, toenemende geluidsoverlast, veiligheid en gezondheid. Duurzaamheid is daarbij de rode draad in het provinciale milieubeleid. Belangrijke opgaven zijn, mede in relatie tot ruimtelijke ordening, het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid en het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. Door het verdichten binnen bestaand stedelijk gebied blijven natuur- en landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied behouden. Dit is van belang voor de kwaliteit van de leefomgeving van de stedeling.


BIJLAGE 2

MILIEUONDERZOEK



Milieuonderzoek Kwaliteit van de bodem Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Haarlemse bodemkwaliteitskaart vastgesteld (zie figuur 1). In de Haarlemse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden.

Figuur 1: Haarlemse bodemkwaliteitskaart Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. Het bestemmingsplangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszone 4.


In onderstaande tabel zijn de gemiddelden en de P95-waarden van het betreffende bodemkwaliteitszone weergegeven. Tabel 1: bodemkwaliteitszone 4

toelichting: - : gehalte kleiner dan streefwaarde (niet verontreinigd) s : gehalte groter dan streefwaarde (licht verontreinigd) t : gehalte groter dan toetsingswaarde (matig verontreinigd) i : gehalte groter dan interventiewaarde (ernstig verontreinigd) In de bodemkwaliteitszone 4 is de bovengrond (0,0 – 0,5 m-mv) gemiddeld licht verontreinigd met lood, zink, minerale olie en PAK (teerachtige stoffen in bijvoorbeeld koolas). Er kunnen plaatselijk uitschieters voorkomen van sterke verontreinigingen met zink. Lood kan plaatselijk als matige verontreiniging voorkomen. De ondergrond (0,5 – 2,0 m-mv) is gemiddeld licht verontreinigd met PAK en minerale olie. In de ondergrond kunnen plaatselijk lichte verontreinigingen met kwik, koper, zink en lood voorkomen. Bodemverontreiniging In het bestemmingsplangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd. De resultaten van de bodemonderzoeken wijken niet af van de kwaliteit die vanuit de bodemkwaliteitskaart verwacht wordt. Een inventarisatie naar bodemverontreiniging of mogelijke bodemverontreiniging in het gebied levert op dat binnen het bestemmingsplangebied geen gevallen van ernstige verontreiniging bekend zijn. In het gebied zijn geen locaties bekend die in het verleden als gevolg van gebruik verontreinigd zijn. De locaties waar een ondergrondse tank aanwezig was, zijn alle conform BOOT gesaneerd. Indien daarbij bodemverontreiniging aanwezig is geweest is deze ook gesaneerd. Voor wat betreft nieuwbouwplannen is in het algemeen een bodemtoets nodig. De gemeente bepaald tijdens deze bodemtoets of er wel of geen vrijstelling verleend wordt voor het uitvoeren van een bodemonderzoek. Een bodemonderzoek bestaat bestaat uit een vooronderzoek NVN5725 en een


verkennend bodemonderzoek NEN 5740 aangevuld met een verkennend bodemonderzoek naar asbest NEN5707. Indien blijkt dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging zal een sanering nodig zijn alvorens ter plaatse grondverzet plaats mag vinden en/of nieuwe functies gerealiseerd worden. Op basis van een op te stellen saneringsplan wordt beoordeeld of na sanering de bodem geschikt is voor de gewenste functie(s). Algemene saneringsdoelstelling in het bestemmingsplangebied is dat na sanering de bodem geschikt is voor de beoogde functie en de kwaliteit van de grond minimaal gelijk is aan de vastgestelde achtergrondwaarden in de bodemkwaliteitszone van het bestemmingsplangebied. De aangetoonde verontreiniging uit de onderzoeken vormen geen belemmering voor het beoogde gebruik in het gebied. Milieuzonering Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Het gebruik van een milieuzonering biedt de mogelijkheid om gevoelige functies te vrijwaren van (zware) bedrijvigheid, maar biedt ook de mogelijkheid bepaalde bedrijvigheid te versterken. In de milieuzonering staat de typering van (woon)gebieden centraal. Bij het wel of niet toelaten van bepaalde bedrijvigheid in (woon)gebieden is gelet op onder andere de ligging van (potentiële) bedrijven ten opzichte van de omgeving, de mate van eventueel te verwachte hinder en het na te streven karakter van de buurt/wijk. Bij het toepassen van de milieuzonering is het ‘groene’ boekje van de VNG Bedrijven en milieuzonering van 2007 gebruikt. Door middel van een passende bestemmings- en gebruiksregeling kan het bestemmingsplan een bijdrage leveren aan een afname van overlast binnen het plangebied, door niet passende bedrijvigheid of activiteiten zo veel mogelijk te weren, te reduceren, of door hinder beperkende maatregelen te treffen. In geval van wegbestemming zal een financiële regeling moeten worden getroffen en/of zal er een verplaatsing moeten worden geregeld. Categorisering van bedrijven in het plangebied Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones. Deze opdeling is bepaald door de specifieke kenmerken van die gebieden. Het plangebied Oosterduin is getypeerd als een gebied met woningen in laagbouw in lage dichtheid. De maximaal toegestane milieucategorie bij een gebied met overwegend laagbouw in een lage dichtheid is B.


Aan de hand van een lijst met bedrijven, die binnen het plangebied zijn gelegen, is een onderzoek uitgevoerd naar de potentiële hinder daarvan. Per bedrijf is onderzocht welke categorie van toepassing is. Deze categorieën zijn bepaald aan de hand van de zoneringlijst. Alle bedrijven passen binnen de bovenstaande zone. Duurzaamheid Duurzame stedelijke ontwikkeling De gemeente Haarlem heeft in de beleidsnota “Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw” bepaald dat alle ruimtelijk relevante plannen vanaf 2006 moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit. Voor gebouwen heeft het college de nota duurzame nieuwbouw woningen vast gesteld. De praktijkrichtlijn duurzame stedenbouw bestaat uit uitgangspunten en een checklist duurzame stedenbouw(DSB) op basis van de ervaringen in Haarlem. Deze praktijkrichtlijn is opgesteld op basis van ervaringen met het toepassen van duurzame stedelijke maatregelen in de Haarlemse ruimtelijke projecten. Voor het samenstellen van de checklist is gebruik gemaakt van het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw (NPDS, 1999). In de checklist zijn naast de wettelijke maatregelen (watertoets) een groot aantal (vrijwillig te nemen) maatregelen beschreven op het gebied van verkeer/vervoer (parkeren op eigen terrein), afval (het plaatsen van ondergrondse containers), water en energie (zuid gerichte verkaveling zonoriëntering). De vrijwillig te nemen maatregelen zorgen ervoor dat een ruimtelijk plan aan de streefkwaliteit kan voldoen. Dat is dus een kwaliteit die verder gaat dan wettelijke regelingen ofwel de basiskwaliteit. Duurzaam bouwen Het college van B&W heeft op 15 november 2005 het beleid voor duurzame woningbouw vastgesteld. Bij alle nieuwe woningbouwprojecten moet de zogenoemde basiskwaliteit Duurzaam bouwen (Dubo) worden toegepast. Deze basiskwaliteit kan worden bereikt door het toepassen van kostenneutrale duurzame maatregelen. De basiskwaliteit duurzame nieuwbouw binnen het plangebied kan op twee manieren worden bereikt: Het door het toepassen van de voorkeurslijst duurzaam bouwen maatregelen nieuwbouw. Door het instrument GPR-gebouwen toe te passen. Met dit rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen. De gemeente kan het initiatief nemen om samen met de projecteigenaar een hogere kwaliteit te bereiken (streefkwaliteit).


Wat is GPR? Gemeentelijke Prestatie Richtlijn Duurzaam Bouwen (GPR) is het resultaat van praktijkervaringen in de gemeente Tilburg. Met het rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen. GPR Gebouw zet ontwerpgegevens van een gebouw om naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. Ter toelichting hierop het volgende: Invullen van maatregelen conform het Bouwbesluit levert een score van 5 op. Invullen van de voorkeurslijst levert een 6 op. Externe veiligheid Algemeen Externe veiligheid betreft het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving door het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals bijvoorbeeld vuurwerk, LPG, fossiele brandstoffen en oplosmiddelen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan de ruimtelijke ontwikkelingen van een gebied. Er zijn veiligheidsafstanden nodig tussen bedrijven en of (spoor) wegen waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen en/of vervoerd. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna te noemen Bevi) wil burgers in hun woon- en leefomgeving een wettelijk minimum beschermingsniveau bieden tegen gevaarlijke stoffen. De milieukwaliteitseisen betreffen het zogenaamde plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Plaatsgebonden risico Dit is het risico op een bepaalde plaats, uitgedrukt als de kans per jaar dat een gemiddelde persoon op die plaats in de omgeving van een inrichting of transportroute overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval. Uitgangspunt is dat die persoon onbeschermd en permanent op die plaats aanwezig is. Binnen een risicocontour van 10-6 mogen geen kwetsbare objecten zijn gelegen zoals scholen en woningen. Groepsrisico Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van een minimaal bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in de omgeving van een inrichting of transportroute waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. In het gebied Oosterduin zijn geen risicovolle inrichtingen (bedrijf) gelegen, die vallen onder de werkingsfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.


Geluid Wettelijk kader Wegverkeerslawaai De geluidbelasting Lden (day, evening, night) voor wegverkeerslawaai is (het rekenkundig) gemiddelde van de volgende drie waarden: Ÿ Ÿ Ÿ

het equivalente geluidniveau gedurende de dagperiode (7.00-19.00 uur); het equivalente geluidniveau gedurende de avondperiode (19.00-23.00 uur), vermeerderd met 5 dB; het equivalente geluidniveau gedurende de nachtperiode (23.00-7.00 uur), vermeerderd met 10 dB.

Volgens de Wet geluidhinder geldt voor wegverkeerslawaai een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Hierbij moet opgemerkt worden dat alvorens toetsing plaatsvindt van de berekende waarde maximaal 5 dB mag worden afgetrokken voor wegen in stedelijk gebied (50 km/uur). Voor wegen met een snelheid van 70 km/uur of meer geldt een aftrek van 2 dB. De aftrek heeft betrekking op het stiller worden van het wegverkeer in de toekomst (artikel 110g Wet geluidhi nder). Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde mag Burgemeester en Wethouders een hogere waarde vaststellen. De maximale ontheffingswaarde voor zogenaamde “nieuwe situaties” bedraagt 63 dB en voor bestaande situatie 68 dB. Voordat ontheffing wordt verleend zal Burgemeester en Wethouders eerst moeten nagaan of er maatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting te verlagen. Daarbij verdienen maatregelen aan de bron de voorkeur. Is dat niet mogelijk dan moet men overwegen of maatregelen in de overdrachtsweg van het geluid mogelijk zijn. Het bouwen van een geluidscherm is een voorbeeld van een maatregel in de overdrachtsweg. Niet alleen technische, maar ook landschappelijke, financiële en stedenbouwkundige overwegingen voor het wel of niet bouwen van geluidsschermen spelen bij deze overwegingen een belangrijke rol.


Toepassingsvolgorde geluidreducerende maatregelen. Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, ongeacht de bron van het geluid (weg-, rail- of industrielawaai) is de volgorde van toepassing van geluidreducerende maatregelen als volgt: 1. bronmaatregelen; 2. maatregelen in de overdrachtsweg; 3. geluidwerende maatregelen in of aan de gevel. ad 1. Bronmaatregelen. Een voorbeeld van een bronmaatregel bij wegverkeer, die binnen de competentie van de lokale overheid ligt is het aanbrengen van geluidreducerend asfalt. De praktische mogelijkheden en de te bereiken reducties zijn de laatste jaren verder ontwikkeld. Ook binnenstedelijk zijn er tegenwoordig reducties te behalen. De kosten van het aanbrengen van bijvoorbeeld Twinlay, en de kosten van extra onderhoud ten opzichte van het standaard dichte asfaltbeton moeten echter binnen het project worden gedekt. Alleen bij grootschalige (ver-)nieuwbouwprojecten kan dit toegepast worden. ad 2. Maatregelen in de overdrachtsweg. Voorbeelden van maatregelen in de overdrachtsweg zijn geluidschermen of geluidwallen. In de Haarlemse praktijk worden deze weinig toegepast, vanwege stedenbouwkundige bezwaren en financiële drempels. De kans dat een geluidscherm wordt gebouwd is bij railverkeerslawaai groter dan bij wegverkeerslawaai. ad 3. Geluidwerende maatregelen. Geluidwerende maatregelen, ook wel gevelmaatregelen genoemd, worden veruit het meest toegepast bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. De maatregelen hebben als doel het beperken van het geluidniveau in de woning tot een waarde (het “binnenniveau”) zoals die in het Bouwbesluit is vastgelegd. Een nadeel van deze maatregel is dat het geluidniveau buiten nog steeds te hoog is. Dit doet afbreuk aan de leefbaarheid van de omgeving, zowel de privé -terreinen (tuinen) als de openbare terreinen (park, plein, straat). Voor nieuw te bouwen woningen bedraagt het binnenniveau maximaal 33 dB in geluidgevoelige ruimten. Bij elk bestemmingsplan moet nagegaan worden of de bovengenoemde maatregelen kunnen worden toegepast.


Uitgangspunten Algemeen Het bestemmingsplangebied Oosterduin is een consoliderend bestemmingsplan en kent geen zogenaamde “nieuwe situaties” en wordt in dit onderzoek ook als zodanig beoordeeld. De enige voor geluid relevante weg is de Westelijke Randweg. De overige wegen binnen het plangebied hebben een snelheidsbeperking van 30 km/uur en vallen daardoor buiten het kader van de Wet Geluidhinder . Wegverkeer De wegverkeerintensiteiten zijn ontleend aan de verkeersmilieukaart voor het peiljaar 2015. De etmaalintensiteit op de Westelijke Randweg bedraagt 29400 motorvoertuigen en de maximaal toegestane rijsnelheid bedraagt 70 km/uur. Voor de verdeling over de verschillende etmaalperioden is gebruik gemaakt van telgegevens van de afd. Verkeer en Vervoer van de provincie NoordHolland. De hoeveelheid verkeer dat achtereenvolgens per dag-, avond - en nachtuur rijdt is 6,7 – 3,4 en 0,65 % van de etmaalintensiteit. Voor de verdeling over de verschi llende voertuigcategorieën is gebruik gemaakt van de ervaringscijfers. In tabel 2 zijn de bij de berekening gebruikte uurintensiteiten per voertuigcategorie weergegeven. Het wegdek wordt gereconstrueerd en krijgt een Microville toplaag. Dit wegdek heeft een reductie van 3,5 dB(A) ten opzichte van DAB (dicht asfaltbeton). Tabel 2: intensiteiten in motorvoertuigen per uur.

De categorie-indeling is als volgt: Ÿ Ÿ Ÿ

categorie II: lichte motorvoertuigen; categorie III: middelzware motorvoertuigen; categorie IV: zware motorvoertuigen.

Voor de toeslag op de geluidbelasting t.g.v. de autonome groei van het wegverkeer tussen 2015 en het akoestisch maatgevende jaar 2017 is uitgegaan van 0,5 % per jaar. Conclusie Langs het gebied loopt de Westelijke Randweg die een relevante geluidbelasting op de omgeving heeft. Wanneer in de navolgende tekst wordt


gesproken over een geluidbelasting dan heeft dat steeds betrekking op het peiljaar 2017. De dichtstbijzijnde woning langs de Westelijke Randweg (uitgaande van het plangebied) ligt op 35 meter uit de wegas en heeft een geluidbelasting (Lden) ten gevolge van de Westelijke Randweg, uitgaande van een Microville toplaag, van 65 dB(A). Luchtkwaliteit Volgens de Wet luchtkwaliteit moet bij vaststelling van een bestemmingsplan onderzoek gedaan worden naar de concentratie luchtverontreinigende stoffen om te kunnen toetsen aan de grenswaarden in de Wet milieubeheer. Voor alle luchtverontreinigende stoffen, met uitzondering van NO2 en PM10, geldt dat deze in de Nederlandse situatie in het algemeen, gezien de lage achtergrondwaarden, niet tot overschrijdingen leiden. Voor de emissie van deze twee stoffen geldt dat door maatregelen de achtergrondconcentraties en uitstoot sneller dalen dan de toename door de autonome groei van het verkeer. Dit betekent dat het jaar 2010, waarin de grenswaarden van kracht worden, de meest ongunstige situatie is. Berekeningen en toetsing moet volgens het Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 voor NO2 op 5 meter en voor PM10 op 10 meter uit de wegrand gedaan worden tenzij de bebouwing dichter bij de wegrand ligt. Verkeersgegevens. De verkeersintensiteiten alsook het percentage vrachtverkeer op de Westelijke Randweg zijn afkomstig van een prognose voor het jaar 2015 van de Gemeente Haarlem (verkeersmilieukaart HVVP 2010). De intensiteit en de overige kenmerken die voor de berekening van belang zijn (wegtype, snelheidstype, bomenfactor e.d.). Berekening concentraties. Met het Car-model (versie 6.1.1) is aan de hand van hierboven vermelde gegevens een berekening uitgevoerd om de concentratie luchtverontreinigende stoffen te bepalen. De berekening is voor zowel NO2 als PM10 op 5 meter uit de wegrand uitgevoerd. Omdat het Car-model uitgaat van de as van de weg is een rekenafstanden van 13 meter gehanteerd. Conclusie Uit de resultaten van de berekening blijkt dat voor alle luchtverontreinigende stoffen voldaan wordt aan de normen uit de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.


BIJLAGE 3

REACTIE WIJKRAAD OOSTERDUIN







BIJLAGE 4

VERWERKING REACTIE WIJKRAAD OOSTERDUIN



Verwerking reactie wijkraad Oosterduin In het kader van de participatie met de wijkraad is het concept ontwerp bestemmingsplan gelijktijdig met het wettelijk vooroverleg ex art. 3.1.1 Bro aan de wijkraad Oosterduin verzonden. Gedurende een periode van 6 weken, van 11 april 2008 tot en met 23 mei 2008, was het mogelijk om een schriftelijke reactie te geven. Op 29 mei 2008 is de schriftelijke reactie van de wijkraad Oosterduin ontvangen. In deze bijlage worden de onderdelen van de schriftelijke reactie kort samengevat, waarna cursief de beantwoording van de gemeente volgt. De schriftelijke reactie is als bijlage 3 bijgevoegd. Plangebied De wijkraad deelt mee dat het plangebied verruimd is. Een deel van de sportvelden van Alliance en de woonwijk ten westen van de Sleedoornweg zijn overgeheveld vanuit het plan "Tuinbouwgebied". In het kader van de 'Meerjarenplan Bestemmingsplannen' is o.a. het bestemmingsplangebied Oosterduin door de raad vastgesteld. Uitgangspunt bij de bepaling omtrent begrenzingen van bestemmingsplangebieden is om een beter inzicht in de ruimtelijke samenhang te geven en de inzichtelijkheid te vergroten voor de burgers. Het bestemmingsplangebied Oosterduin bestaat uit de volgende drie vigerende bestemmingsplannen; 'Uitbreidingsplan Tuinbouwgebied', 'Uitbreidingsplan Oosterduin' en 'vaststelling bestemmingsplan Oosterduin'. Het bestemmingsplan Tuinbouwgebied en het uitbreidingsplan Tuinbouwgebied zijn twee verschillende bestemmingsplannen. Niet het bestemmingsplan 'Tuinbouwgebied' valt onder het bestemmingsplangebied, maar het 'Uitbreidingsplan Tuinbouwgebied' Er van uitgaande dat de wijkraad in zijn reacties met het bestemmingsplan 'Tuinbouwgebied' doelt op het 'Uitbreidingsplan Tuinbouwgebied', zal de verdere beantwoording van de reacties ook conform deze aanname geschieden. Ten aanzien van de door de wijkraad gestelde 'overheveling' van het Uibreidingsplan in het plangebied dient te worden opgemerkt dat voor het gehele plangebied nieuwe voorschriften zijn opgesteld, waarbij eerder sprake is van een integratie van de vigerende bestemmingsplannen, dan de door de wijkraad gestelde 'overheveling' van een bestemmingsplan in een andere. De wijkraad verzoekt de gemeente nog eens goed te kijken of de voordelen van het overhevelen naar Oosterduin van het gebied ten westen van de Sleedoornweg (eenvoudigere procedures) wel opwegen tegen de nadelen (kans op bedrijvigheid en een ruimere maatschappelijke bestemming dan school).


Ten aanzien van de door de wijkraad gestelde kans op bedrijvigheid in huis dient het volgende te worden opgemerkt. In het plangebied zijn een aantal woningen aangetroffen met een bedrijfsmatig karakter. Hoewel binnen de ruimtelijk-functionele opzet van bestaande woonwijken de mogelijkheden van het toestaan van beroepsmatige activiteiten aan huis aanwezig zijn, zijn deze uiteraard beperkt. Immers voorkomen dient te worden dat er overlast voor het wonen ontstaat. Zo heeft de Raad van State in zijn uitspraak huisgebonden beroepen in overeenstemming geacht met de woonfunctie, mits de woonfunctie maar in overwegende mate behouden blijft ( Vrz. Van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, AB 1989,199.) Het Uitbreidingsplan Tuinbouwgebied is door de jaren heen onderhevig geweest aan ingrijpende ontwikkelingen (zoals de bouw van een villawijk), waardoor de wensen en behoeften door de jaren heen zijn veranderd. Gezien het bovenstaande is geen reden om de mogelijkheid van de uitoefening van huisgebonden beroep aan huis in het plangebied, en specifiek in het huidige plangebied van Uitbreidingsplan Tuinbouwgebied, uit te sluiten. Ten aanzien van de mogelijkheid van 'ruimere maatschappelijke bestemming dan school' dient te worden gewezen op het feit dat binnen het beleidskader bewust is gekozen voor de ruime bestemming 'Maatschappelijk', om zo enigszins flexibiliteit te bieden ten behoeve van andere maatschappelijke voorzieningen voor in de toekomst. Echter, het begrip 'maatschappelijke voorzieningen' is ook beperkt in die zin dat het niet toestaat andere maatschappelijke voorzieningen zoals crematorium, justitiĂŤle inrichting e.d. binnen de bestemming 'Maatschappelijk' mogelijk te maken. Daarmee is rekening gehouden met de maatschappelijke structuur van het plangebied Oosterduin. Verkeer De wegen in het plangebied kennen een 30 km regime. De wijkraad zou graag deze bewering bewaarheid zien worden. De wijkraad wil graag een oplossing voor de problematiek betreffende het sluipverkeer door de wijk. Het realiseren van 30 km zones en het oplossen van problematiek betreffende het sluipverkeer kan niet geregeld worden in een bestemmingsplan. Echter in 2008 wordt er in de wijk Oosterduin gestart met de aanleg van snelheidsremmers. De afdeling Openbare Ruimte, Groen en Verkeer van de gemeente Haarlem heeft op 17 juni 2008 een informatieavond gehouden om de buurt te informeren over de uit te voeren werkzaamheden in de wijk. Voor verdere informatie verwijzen wij de wijkraad naar de afdeling Openbare Ruimte, Groen en Verkeer. Fietsen Het utilitaire en recreatieve fietspad langs de Sleedoornweg is niet genoemd.


De toelichting is in paragrafen 2.2.2 en 3.5 aangepast naar aanleiding van de reactie. Water De wijkraad wil graag weten of de effectiviteit van de huidige drainage bekend is, zodat met die ervaringen rekening gehouden kan worden voor de nieuwe plannen. Deze opmerking is niet ruimtelijk relevant voor het bestemmingsplan. Voor informatie over drainage projecten in de wijk verwijzen wij de wijkraad naar de afdeling Openbare Ruimte, Groen en Verkeer. Bedrijven De wijkraad deelt mee dat er vanuit de wijk geen behoefte is aan daghoreca. Daghoreca kan worden mogelijk gemaakt door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Hier gaat een uitgebreide voorbereidings- en inspraakprocedure aan vooraf. De wijkraad deelt mee dat bedrijvigheid aan huis veel verkeer en bezoek kan aantrekken. Zie reactie 'bedrijvigheid aan huis' onder kopje plangebied. Bouwen De wijkraad doet de suggestie om voor het nieuwe deel nog eens goed te kijken naar de "tuin 2" bestemming te kijken. Tuin 2 lijkt weinig passend. Met de door de wijkraad genoemde' nieuwe deel' wordt- ons inziens- bedoeld het 'Uitbreidingsplan Tuinbouwgebied' en met het 'nieuwe deel' het plangebied Oosterduin. Naast de maximale bouwmogelijkheid van 20m2 die het bestemmingsplan biedt, bestaat ook de mogelijkheid om vergunningsvrij te bouwen. Rekening is gehouden met het vergunningsvrij bouwen. Ten behoeve van openheid en lucht in de woonwijken te behouden is mĂŠĂŠr bebouwing stedenbouwkundig niet gewenst. Milieu Er is uitgegaan van het groene boekje milieuzonering VNG bedrijven. De wijkraad vraagt zich af of dat een juist uitgangspunt is.


De afdeling Milieu van de gemeente Haarlem geeft aan dat de eisen ten aanzien van het complex staan verwoord in het Activiteitenbesluit, onderdeel van de Wet milieubeheer. De geluidbelasting vanwege de inrichting mag op de gevels van woningen niet meer bedragen dan 50 dB(A) etmaalwaarde. Stemgeluid van publiek en spelers bij de wedstrijden en de trainingen is uitgezonderd van de beoordeling van de geluidbelasting. Het advies van de afdeling Milieu kunt u terug lezen in bijlage 7, gebiedsprofiel. Het concept ontwerp bestemmingsplan blijft ten aanzien van geluid en licht ten behoeve van de Alliance plannen vaag. De vereiste onderzoeken zijn inmiddels gereed. Nu de vereiste onderzoeken zijn uitgevoerd wordt de toelichting conform een 'goede ruimtelijke ordening' aangepast. Er staat een onderbouwing opgesomd om de keuze te motiveren, maar nochtans is er geen keuze gemaakt. Er staat meer dan eens PM. Nu de onderzoeken zijn uitgevoerd, en de conclusies bekend zijn, kan er gemotiveerd een keuze gemaakt worden. De toelichting wordt conform een 'goede ruimtelijke ordening' aangepast in het ontwerp bestemmingsplan. De KNVB passage op blz. 53 lijkt minder geschikt als norm. Ten aanzien van de KNVB passage is niet duidelijk naar voren gebracht waarom deze norm ongeschikt zou zijn. De paragraaf geluid op pagina 52 is wel heel erg mager. De afstand tot woningen is afhankelijk van de inrichting. De genoemde 50 meter norm bovenaan blz 53 is daarmee arbitrair. Klopt. Verwezen wordt naar het antwoord onder Milieu. Soortenbescherming Op pagina 36 is geschreven over een veldonderzoek dat aanwezigheid van bepaalde diersoorten in kaart kan brengen. Op de jaarvergadering werd reeds gesproken over de aanwezigheid van vleermuizen. Hiervan wordt kennis genomen. De aanwezigheid van vleermuizen is gemeld aan de Haarlemse stadsecoloog. Bomen en groen De stelling dat de dikke bomen langs de Egelantierlaan ( die ongewenst zijn op een sportveld) veel dood hout bevatten, waarmee gesuggereerd wordt, dat die wel gekapt kunnen worden, zouden wij graag met een deskundigenrapport onderbouwd zien.


Immers, die bomen zien er voor een leek goed uit en zouden met enige zorg over een heel korte afstand en zonder vervoer door een kraan verplaatst kunnen worden en zo behouden kunnen worden. Oosterduin is een relatief jonge wijk. Afstand doen van onze oudste bomen doen we niet graag. De passage over de bomen langs de Egelantierlaan is overgenomen uit de rapportage modellenstudie herinrichting sportcomplex van bureau RIET. Naar aanleiding van de uitgevoerde natuurtoets door de Haarlemse stadsecoloog, kan het volgende geconcludeerd worden: De Haarlemse stadsecoloog maakt onderscheid tussen de grasstrook met waardevolle volwassen bomen langs de Eglantierlaan en de houtsingel langs het sportveld. De houtsingel grenst aan de grasstrook en heeft ook volwassen bomen (schietwilgen). De schietwilgen zijn deels minder gezond. De rij is aan het aftakelen. Er zijn er al twee weggehaald en twee anderen zijn niet meer gezond. Voor de uitvoering van de bouwplannen van Alliance zal volgens de Haarlemse Bomenverordening een groentoets moeten worden gemaakt. Voor de bestemmingsplan procedure is een groentoets niet relevant. De Groentoets is gebaseerd op de bomeneffectanalyse (BEA) van de Bomenstichting. De bomeneffectanalyse is een landelijke richtlijn voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een Groentoets dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De gemeente Haarlem neemt de conclusie van deze groentoets mee in de verdere besluitvorming rond bouw en aanleg van het sportcomplex. Inzet is behouden van de waardevolle bomen langs de Egelantierlaan. Is dit niet mogelijk dan wordt bekeken of de bomen verplant kunnen worden door een gespecialiseerd bedrijf. Voor het kappen van bomen geldt een herplantingsplicht (bomenverordening). Nieuwe en/of verplante bomen dienen in de grasstrook herplant te worden. Samenvatting De wijkraad verzet zich tegen de kap van oude bomen. Ter compensatie pleit de wijkraad voor verplaatsing van die bomen zover als nodig om de sportvoorziening mogelijk te maken en herplant van ander groen, dat moet wijken. Zie beantwoording onder Bomen en groen. De wijkraad zit niet te wachten op Horeca, ook daghoreca. Tegen opname in het bestemmingsplan verzetten zij zich. In voorkomend geval kan een separate ontheffingsprocedure de belangen wellicht beter inzichtelijk maken, dan nu het geval is.


Zie beantwoording onder Bedrijven Het terugdringen van doorgaand verkeer zien we als hoge prioriteit en vragen daarvoor nadrukkelijk meer aandacht in het bestemmingsplan. Zie beantwoording onder Verkeer. Het verruimen van het plangebied tot aan de binnenduinrand zet de wijkraad kanttekeningen bij. De bescherming van het Tuinbouwgebied, in welk bestemmingsplan dat deel nu is opgenomen, zou daarmee vervallen. Zie beantwoording onder Plangebied. Alliance Over de noodzaak te sporten hoeft het niet te gaan. Over de randvoorwaarden wel. Meer dan eens laat het conceptplan het op de voor bewoners belangrijke thema's als licht en geluid of combinatie kinderopvang het afweten. Te vaak staat er dat het nog nader ingevuld moet worden. Zie beantwoording onder Milieu. In het plan wordt gezegd dat op de informatieavond van 14 januari 2008 Gemeente, Alliance en bewoners voor varianten 1 en 6 gekozen hebben. Het betrof een informatieavond. Met als enige doel informatie te geven en te ontvangen. Niet om keuzes te maken. Er is dus ook geen keuze gemaakt. Zeker niet door bewoners. Klopt. De bedoelde passage is in de toelichting aangepast. De projectmotivering Alliance zou moeten staan op blz 57. We hadden graag die motivatie gelezen. Maar die is niet vermeld (genomineerd voor PM) Met name ten aanzien van licht en geluid is er niets ingevuld. Klopt. De bedoelde passage is in de toelichting aangepast. Goothoogte en bouwhoogte Het karakter van sommige delen van de wijk, zeker die in het oude Tuinbouwgebied, wordt beter gediend met de bepalingen ten aanzien daarvan in het plan Tuinbouwgebied dan in het concept plan Oosterduin.


Uitgangspunt van het concept ontwerp bestemmingsplan Oosterduin is de bestaande situatie consoliderend te bestemmen, waarbij de bestaande situatie o.a. in de bebouwingsregels wordt vastgelegd. Het 'Uitbreidingsplan Tuinbouwgebied' daarentegen omvat niet al te beschermde bouwregels. Daar waar enkele bouwregels door de Provincie destijds buiten toepassing zijn verklaard, geldt de Haarlemse Bouwverordening als aanvullende voorschriften. De Haarlemse bouwverordening biedt ruimere bouwmogelijkheden, waardoor meer is toegestaan. In die zin biedt het concept ontwerp bestemmingsplan Oosterduin bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen. Als het concept onverkort door zou gaan is bebouwing pal langs de binnenduinrand op de plaats van de huidige school aan de Daslookweg mogelijk. Ten aanzien van de bebouwing langs de Daslookweg geldt dat het concept ontwerp bestemmingsplan niet meer bebouwingsmogelijkheden biedt dan het vigerende Uitbreidingsplan Tuinbouwgebied. Sterker nog, het Uitbreidingsplan Tuinbouwgebied heeft ruime bebouwingingsmogelijkheden, hetgeen in het concept ontwerp wordt beperkt tot een percentage en bouw- en goothoogte. In het ontwerp bestemmingsplan is het bouwvlak t.o.v. het concept ontwerp bestemmingsplan 5 meter opgeschoven. Ten aanzien van de situering van bebouwing zullen B&W bevoegd zijn om nadere eisen te stellen. En de school getransformeerd naar een maatschappelijke bestemming. Wie zou daar blij mee zijn? Zie beantwoording onder het kopje plangebied. In de jaren vijftig hebben de opstellers van het plan Tuinbouwgebied het gebied zo veel mogelijk willen ontzien. Veel later is men gezwicht door een school en woningen in het Tuinbouwgebied. Het kan niet zo zijn, dat er nu doorgepakt wordt en de weg vrij gemaakt wordt voor zaken, waar men al decennia voor heeft gewaakt. Zie kopje goothoogte en bouwhoogte. Overige opmerkingen Inhoudelijk Par. 2.3.2, blz. 18: Tabel 6: sub 3 is reeds beĂŤindigd en sub 2 zal per 01-062008 worden beĂŤindigd Naar aanleiding van bovenstaande reactie is de tabel aangepast.


Par. 3.5, blz. 25: Sub Fiets, aandacht voor het vrijwel onzichtbare fietspad op de Egelantierlaan dat o.a. door schoolgaande kinderen wordt gebruikt. De toelichting is in paragraaf 2.2.2 aangepast naar aanleiding van de reactie. Par. 6.2, blz. 63: Bestemming Sport 1, slotalinea: dat voor reeds aanwezige detailhandel, horeca-activiteiten en dienstverlening een beperking tot 40% van het BVO wordt voorgesteld, is begrijpelijk maar waarom dat ook geldt voor de maatschappelijke dienstverlening (kinderopvang, wijkgerichte activiteiten) is raadselachtig. Juist als je een sportvereniging wilt integreren in het wijkgebeuren zijn dergelijke beperkingen overbodig. In de voorschriften wordt dit aangepast. De mogelijkheid wordt geboden om een kinderopvang onder bestemming Sport-Sportvelden op te nemen. Redactioneel Par. 2.2.2, blz. 15: Laatste alinea: Doornroosplantsoen moet zijn Duinroosplantsoen De toelichting is in de laatste alinea van paragraaf 2.2.2 aangepast naar aanleiding van de reactie. Par. 3.5, blz. 25: Sub Auto, 1e alinea, onvolledige zin: Gebiedsontsluitingswegen type B zijn in het plangebied [niet aanwezig]. De toelichting is in de eerste alinea van paragraaf 3.5 aangepast naar aanleiding van de reactie. Par. 5.2.3.3, blz. 51: De verwijzing sub 1 naar blz. 47 moet blz 46 zijn.. De verwijzing sub 2 naar blz 9 klopt niet evenals de verwijzing sub 3 naar blz. 25. Overige verwijzingen nader bezien. De verwijzingen in paragraaf 5.2.3.3 op blz. 51 en paragraaf 3.1 verwijzen naar het Structuurplan 2020, vastgesteld door de gemeenteraad van Haarlem op 20 april 2005. Deze verwijzingen blijken te kloppen. Om mogelijke onduidelijkheden weg te nemen is de toelichting aangepast.


Par. 5.2.4.3, blz. 55: 3e alinea: ontsluiting via de noordkant van de Sleedoornweg. De toelichting is in de derde alinea van 5.2.4.3 aangepast naar aanleiding van de reactie. Blz. 108, art. 12.1: …omscrhijving moet zijn omschrijving. Is aangepast. Blz. 113, art.17.1: onderdeel 1: In slotzin staat 2x “primair is”. Is aangepast. Archeologie Par. 4.8, blz. 40: De glas- en papiercontainers die ondergronds zullen worden aangebracht (zie 3.8, blz. 28) zijn gepland in het archeologisch waardevolle gebied (laatste bericht: op de huidige plaats). Betwijfeld wordt of Spaarnelanden zich bewust is van de mogelijk op hun rustende verplichting tot het doen verrichten van een archeologisch onderzoek. Dit zelfde geldt deels voor de herstructurering van het Alliance-terrein. De verplichtingen zouden duidelijker verwoord kunnen worden. Ten aanzien van het ondergronds brengen van afvalcontainers heeft de afdeling Openbare Ruimte, Groen en Verkeer van de gemeente Haarlem de Haarlemse stadsarcheoloog in kennis gesteld en wordt bij het verdere project betrokken. De stadsarcheoloog heeft naar de gewenste herontwikkeling gekeken. Naar aanleiding van zijn advies is de toelichting aangepast. Blz. 113, art. 17.2: onderdeel 1: geen oppervlakte genoemd. Mag niet hoger zijn dan 100m2. Onderdeel 2 staat op PM??? De archeologiebepalingen worden zowel regeltechnisch als inhoudelijk aangepast.


Blz. 113 en 114, art. 17.4 is volstrekt onleesbaar! Onderdelen 2, 3 en 4 verwijzen naar de ontheffing als bedoeld in 17.3 maar daar staat het woord ontheffing niet eens in. Tip: voeg aan 17.2 een onderdeel 3 toe waarin de ontheffingsbevoegdheid van B&W wordt geregeld (nu 17.4.1). Vernummer de onderdelen 2 t.e.m. 4 naar 1 t.e.m. 3 en verwijs daarin naar 17.2.3 Als “wordt” in de formulering staat, dan geldt die regel al als imperatief. Frases als “in ieder geval” of “ook” zijn daarom overbodig. De archeologiebepalingen worden zowel regeltechnisch als inhoudelijk aangepast. Blz. 114, art. 17.5: onderdeel 2: verwijst naar lid 8. Welk lid 8? Dit wordt aangepast.


BIJLAGE 5

ARTIKEL 3.1.1 BRO REACTIES






















BIJLAGE 6

VERWERKING VAN DE ARTIKEL 3.1.1 BRO REACTIES



Verwerking van de artikel 3.1.1 Bro reacties In deze bijlage worden de inhoudelijke reacties van het artikel 3.1.1 Bro overleg verwerkt. Hierbij worden de gemeentelijke reactie op de inspraakreactie steeds cursief weergegeven. De schriftelijke reacties van het artikel 3.1.1 Bro overleg zijn als bijlage 5 bijgevoegd. 1. Ministerie van Defensie, directie West-Nederland Het Ministerie van Defensie deelt mee dat er geen aanleiding is tot het maken van op- en/of aanmerkingen. Hiervan wordt kennis genomen. 2. Gasunie West De Gasunie deelt mee dat het plangebied` buiten de 1% letaliteitgrens van de eigen leidingen valt. Daarmee staat vast dat deze leidingen geen invloed hebben op de verdere planontwikkeling. Hiervan wordt kennis genomen. 3. Hoogheemraadschap van Rijnland Het Hoogheemraadschap van Rijnland geeft op genoemd plan een positief wateradvies. Hiervan wordt kennis genomen. Rijnland verzoekt het beleid van het Hoogheemraadschap ten aanzien van compensatie in de waterparagraaf op te nemen. De toelichting is aangepast naar aanleiding van de reactie. In de waterparagraaf moet tevens worden aangegeven of de verharding van het plan toeneemt en hoe de toename van verharding wordt gecompenseerd. De toelichting is aangepast naar aanleiding van de reactie. 4. Kamer van Koophandel Amsterdam, afdeling Regiostimulering De KvK Amsterdam deelt mee geen op- of aanmerkingen op dit concept ontwerp bestemmingsplan te hebben. Hiervan wordt kennis genomen. 5. NV Nederlandse Spoorwegen De NS deelt mee dat het concept ontwerp bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Hiervan wordt kennis genomen.


6. Provincie Noord-Holland, directie Subsidies, Handhaving en Vergunningen, Sector Vergunningen Provinciaal beleid Het plan gaat in bijlage 1 kort maar toereikend in op het provinciale ruimtelijk beleid. Hiervan wordt kennis genomen. Voorschriften Sommige voorschriften verwijzen naar de plankaart, andere voorschriften niet. Correct. Dit wordt in het ontwerp bestemmingsplan aangepast. Pro memorie Op een aantal plaatsen zijn zaken nog niet volledig uitgewerkt of is het vereiste onderzoek nog niet gereed. Dit beperkt mijn beoordeling. De vereiste onderzoeken zijn inmiddels gereed. Nu de vereiste onderzoeken zijn uitgevoerd wordt de toelichting conform een 'goede ruimtelijke ordening' aangepast. Slot In deze reactie zijn de opmerkingen van alle sectoren van de provincie die bij dit plan betrokken zijn verwerkt. Hiervan wordt kennis genomen. 7. ProRail, Afdeling MJB ProRail deelt mee dat het ontvangen concept ontwerp bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Hiervan wordt kennis genomen. 8. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland PWN verzoekt om voldoende ruimte in de openbare grond voor ondergronds verkeer. Tevens verzoekt de reactie om met PWN in overleg te treden voor uitvoering van het plan. Het leggen van leidingen is mogelijk binnen de bestemming 'Verkeer' en 'Groen'. Het eventueel vrijhouden van mogelijke leidingenstroken van bomen en of stekelige beplanting behoort niet tot de doelen van een bestemmingsplan. PWN Attendeert erop dat, indien noodzakelijke voorzieningen voor de nieuwbouw op het gebied van bluswater niet kunnen worden ingepast, alternatieven in een vroeg stadium onderzocht moeten worden.


Op basis van het (nog op te stellen) bouwplan “Herinrichting sportcomplex Alliance” worden de noodzakelijke bluswatervoorzieningen bekeken. Voor de rest is het bestemmingsplan “Oosterduin” een conserverend plan zonder nieuwbouw locaties. Er wordt aandacht gevraagd voor het standaarddocument VANN ten behoeve van de aanleg van nutsvoorzieningen. De gemeente Haarlem conformeert zich niet aan het huidige VANN document. Momenteel werkt de gemeente samen met enkele andere gemeenten en de Vereniging Noord-Hollandse Gemeenten (VNGH) aan een alternatief. Dit is uitgewerkt in een nieuwe VANN overeenkomst PWN gaat er vanuit dat er in het plangebied geen vervuilde gronden aanwezig zijn. Dit in verband met de aanleg van drinkwaterleidingen. In paragraaf 4.5 van de plantoelichting wordt ingegaan op de bodemkwaliteit van het plangebied. Dit gebeurt met behulp van de bodemkwaliteitskaart van Haarlem. Deze informatie is echter te algemeen om hier aannames aan te verbinden voor de aanleg van drinkwaterleidingen. Bij eventuele aanleg van drinkwaterleidingen is het de verantwoordelijkheid van de uitvoerder om zich te informeren over de specifieke bodemsituatie ter plaatse. Voor de volledigheid verstrekt PWN een revisietekening waarop de eigen waterleidingen staan aangegeven. Deze revisietekening hebben wij niet ontvangen. Wij verzoeken PWN deze alsnog toe te zenden. 9. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten De Rijksdienst deelt mee dat het ontvangen concept ontwerp bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van nadere opmerkingen. Hiervan wordt kennis genomen. 10. Ministerie van Verkeer en Waterstaat 2.2.2 Openbare Ruimte - Verkeer en parkeren. In dit onderdeel beschrijft u de ontsluiting van en de verkeersstructuur binnen het plangebied. De ontsluiting door het openbaar vervoer komt in dit onderdeel niet aan de orde, maar is beschreven in § 3.5 Haarlems Verkeersen vervoerplan. Ik adviseer u de ontsluiting door het openbaar vervoer ook in dit onderdeel op te nemen. De toelichting is aangepast naar aanleiding van de reactie.


Beleidskader In bijlage 1 van het plan ontbreekt in de beschrijving van het rijksbeleid de Vierde Nota Waterhuishouding. Dit hoofdstuk zou naar mijn mening uitgebreid moeten worden met een onderdeel Europees beleid, waarin o.a. de Kaderrichtlijn Water wordt beschreven. De toelichting is aangepast naar aanleiding van de reactie. 4.3 Water - grondwater De beschrijving van de kwaliteit van het grondwater ontbreekt nog. Ik adviseer u deze aan dit onderdeel toe te voegen. De toelichting is aangepast naar aanleiding van de reactie. Artikel 14

Verkeer.

De bouwregels, zoals die zijn opgenomen in 14.2 zijn niet helemaal duidelijk. Onder b en c legt u bouwhoogten vast voor bouwwerken geen gebouwen zijnde en voor overige bouwwerken. In de begripsbepalingen zijn deze begrippen niet opgenomen. Naar mijn mening kan onderdeel c vervallen. Planregel 'Verkeer' is aangepast conform reactie. Artikel 15

Water.

In het belang van een goede waterhuishouding is het naar mijn mening noodzakelijk in dit voorschrift een verbod op te nemen om het profiel van wateroppervlakken te verkleinen. Van dit verbod zou het college van Burgemeester en Wethouders na instemming van de waterbeheerder vrijstelling kunnen verlenen. Ik adviseer u dit voorschrift aan te passen. Onduidelijk is waar de noodzaak op is gebaseerd om zo'n verbod op te nemen. Tevens ontbreekt een motivering waarom dit ruimtelijk relevant is. De gemeente ziet geen aanleiding om op dit verzoek in te gaan. Wanneer er sprake is van aanpassingen van het watersysteem moet aan het Hoogheemraadschap van Rijnland een vergunning worden aangevraagd op grond van het Keur. Ook hanteert de gemeente het Integraal Water Plan, waarin gezamenlijk met de waterbeheerder beleid is opgesteld voor het water binnen de gemeente. De waterbeheerder heeft hiermee voldoende instrumenten om invloed uit te oefenen op het beheer van het water. Overige opmerkingen Voor het overige geeft het plan mij geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Hiervan wordt kennis genomen.


11. VROM-inspectie regio Noord-West De VROM-inspectie deelt mee dat de reacties van alle betrokken rijksdiensten in één gecoördineerde rijksreactie zal verwoorden. In dat kader meldt de Vrom-inspectie het verzoek van de gemeente om advies geen aanleiding geeft om opmerkingen te plaatsen. Hiervan wordt kennis genomen. 12. Luchtverkeersleiding Nederland LVNL deelt mee dat het geen bezwaar heeft tegen het concept ontwerp bestemmingsplan, aangezien in het plangebied, zoals gesteld in artikel 4.9 Vliegverkeer en de bijbehorende plankaart van het bestemmingsplan, de bouwwerken niet door de toetsingsvlakken van de LVNL apparatuur steken. Daarmee blijven de bouwwerken buiten de invloed sfeer van LVNL apparatuur. Hiervan wordt kennis genomen.


BIJLAGE 7

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING HERINRICHTING SPORTCOMPLEX



Ruimtelijke onderbouwing herinrichting sportcomplex S.V. Alliance ‘22 Aanleiding De S.V. Alliance ‘22 heeft haar thuisbasis op het sportcomplex aan de Zeedistelweg 2. Het complex omvat twee natuurgras voetbalvelden, een club/kleedgebouw, parkeergelegenheid en ruimte voor een gronddepot van de afdeling Sport & Recreatie/Accommodaties van de gemeente. De capaciteit van het complex is thans, als gevolg van de sterke groei van de vereniging in de afgelopen jaren, onvoldoende. De club-/kleedaccommodatie verkeert in slechte staat. Het aantal kleedruimten is als gevolg van het groeiende aantal teams en de succesvolle invoering van damesvoetbal bij S.V. Alliance '22, volstrekt onvoldoende. De technische installatie van het gebouw is sterk verouderd. Als gevolg hiervan zijn er frequent legionella problemen, wat telkens betekent dat de kleedruimten een aantal weken lang helemaal niet gebruikt kunnen worden. De twee velden worden in sterke mate overbespeeld, niet in de laatste plaats omdat er veelvuldig van het complex gebruik gemaakt wordt voor schoolsport. In verband met het tekort aan capaciteit is S.V. Alliance ’22 gedwongen om veldruimte in te huren bij de s.v. Geel-Wit aan de Van Oosten de Bruijnstraat. Dit laatste kost de vereniging omzet in de eigen kantine en is in organisatorisch opzicht een probleem voor de vrijwilligers die de vereniging draaiende houden. In april 2006 is door het college van B&W (B&W-nota, reg.nr. 2006/66) kennis genomen van de bereidheid van de S.V. Alliance '22 te verhuizen naar sportcomplex Eindenhout (locatie buiten het plangebied Oosterduin). De bedoeling was om op het op het vrijgekomen sportcomplex van Alliance '22 woningbouw te realiseren. Maar zoals in paragraaf 3.1 al beschreven is, is een verhuizing en daarmee gepaard gaande functiewijziging van het sportterrein (wonen) niet gewenst. Er is geruime tijd gezocht naar een oplossing voor de ruimteproblemen van S.V. Alliance ‘22. S.V. Alliance '22 heeft onderzoek laten verrichten naar de mogelijkheden van een herindeling van de huidige locatie en op grond van de uitkomsten van dit onderzoek aangegeven te kiezen voor continuering van het verblijf op het sportcomplex Egelantierlaan. Op 25 september 2007 heeft het college van B&W (B&W-nota , reg.nr. 2007/162890) in beginsel ingestemd met handhaving van het sportcomplex Egelantierlaan ten behoeve van S.V. Alliance '22. Het college geeft hoge prioriteit aan het oplossen van de huisvestingsproblemen bij S.V. Alliance '22. Op de projectlocatie zijn de uitbreidingsplannen 'Tuinbouwgebied' en 'Oosterduin ged. A en ged. B' van toepassing. De gronden hebben in het uitbreidingsplan 'Tuinbouwgebied' de bestemming 'Sportterreinen' en in het uitbreidingsplan 'Oosterduin ged. A en ged. B' hebben de gronden de bestemming 'Speelterrein' en 'Plantsoen, berm of beplanting'.


Op de projectlocatie is tot op heden voetbalvereniging Alliance gevestigd. Het gewenste herinrichtingsplan past echter niet binnen de geldende bestemming 'Plantsoen, berm of beplanting' in het uitbreidingsplan 'Oosterduin ged. A en ged. B'. Het uitbreidingsplan biedt verder geen mogelijkheden om medewerking te verlenen aan het initiatief. Doel van het plan Het beoogde herinrichtingsplan past niet binnen het ter plaatse vigerende bestemmingsplan Uitbreidingsplan 'Oosterduin ged.A en ged. B'. De gemeente Haarlem is voornemens om medewerking te verlenen aan het initiatief door dit mogelijk te maken in dit bestemmingsplan 'Oosterduin'. Een dergelijke procedure dient vergezeld te gaan van een goede ruimtelijke onderbouwing. Onderliggende paragrafen vormen de ruimtelijke onderbouwing. Projectprofiel Beschrijving projectgebied en omgeving Het sportcomplex is gelegen aan de westkant van Haarlem in de wijk Oosterduin en omringd door de Sleedoornweg (noord- en westzijde), de Egelantierlaan (zuidzijde) en de Zeedistelweg (oostzijde). Aan de west- en zuidzijde bevindt zich een groenstrook, de weg en bebouwing in de vorm van woonhuizen. Aan de oostzijde bevindt zich een sporthal, een appartementencomplex en parkeergelegenheid. Ten noorden van het complex is na een kleine groenstrook de weg en een sloot het begin van een agrarisch gebied met landschappelijke waarde (westelijk tuinbouwgebied). De huidige veldassen van de voetbalvelden zijn noordnoordoost en zuidzuidwest gericht (zie afbeelding 4). Het gehele complex is bijna aan alle zijden omzoomd door beplanting bestaande uit een onderlaag van gemengd bosplantsoen van ongeveer 5 รก 6 meter hoog. Langs de Sleedoornweg (de west en noordzijde van het complex) staan er in de groenstrook elzen op rij. Langs de Sleedoornweg is de onderbeplanting redelijk te noemen. In de groenstrook aan de zuidzijde van het complex staan grote oude wilgen. Door ouderdom is er veel dood hout aanwezig. De onderbeplanting bestaat uit bosplantsoen die gedeeltelijk is weggevallen.


Afbeelding 1: ligging van het projectgebied (VRA, Haarlem 2008) Beschrijving van het voornemen S.V. Alliance '22 heeft het voornemen om het sportcomplex opnieuw in te richten. De huidige bebouwing wordt gesloopt waarvoor nieuwbouw met een grotere omvang wordt gebouwd. In het nieuwe gebouw worden de kleedkamers en clubaccommodatie ondergebracht, tevens wordt er een maatschappelijke functie, namelijk een kinderopvang, opgenomen. Door enkele scholen wordt het huidige sportcomplex in de periode april tot november gebruikt voor schoolsport (circa 1000 uur). In de nieuwe situatie blijft het gebruik van schoolsport op het sportcomplex mogelijk. De 2 velden draaien 90 graden, zodat er ruimte ontstaat om een zelfstandig pupillenveld te realiseren. Pupillenvelden worden bij voorkeur uitgezet in de breedte van een normaal speelveld. Het zelfstandige pupillenveld krijgt de afmeting 60 x 45 meter. Het noordelijke ve ld en het pupillenveld worden voorzien van kunstgras en lichtmasten. Het zuidelijke veld wordt voorzien van natuurgras zonder lichtmasten. De ontsluiting van het sportcomplex voor gemotoriseerd verkeer blijft aan de Sleedoornweg. In de nieuwe situatie worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd.


Modellenstudie herinrichting sportcomplex Bureau R.I.E.T. heeft eind 2007 een modellenstudie herinrichting sportcomplex S.V. Alliance '22 verricht en deze modellen zijn door de gemeente op haalbaarheid getoetst. DE modellen zijn tijdens een informatieavond op 14 januari 2008 gepresenteerd aan belanghebbenden en de wijkbewoners. Tijdens de informatieavond zijn door bewoners van de wijk en belanghebbenden een aantal aandachtspunten naar voren gebracht. Met de naar voren gekomen aandachtspunten is in het ontwerp van Bureau R.I.E.T. van 7 juli 2008 rekening gehouden (zie afbeelding 2 en bijlage 11 van de toelichting). Onderstaand de belangrijkste aandachtspunten: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ

De ontsluiting van het sportcomplex dient aan de noordkant van het sportcomplex gerealiseerd te worden; Er dienen voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd te worden; De bebouwing van de accommodatie dient zo ver mogelijk van de bestaande woningen gerealiseerd te worden; Openbaar groen zal een belangrijk onderdeel uitmaken bij de herinrichting van het sportcomplex; Het zicht vanuit de wijk op het Westelijk Tuinbouwgebied dient niet verloren te gaan.

Afbeelding 2: Ontwerp herinrichting sportcomplex S.V. Alliance '22 (Bureau R.I.E.T., 7 juli 2008). In bijlage 11 van de toelichting is afbeelding 2 uitvergroot opgenomen.


Beleidsprofiel In deze paragraaf is kort en voor zover relevant het gemeentelijke ruimtelijke beleid voor de projectlocatie beschreven. Uitbreidingsplan in onderdelen 'Tuinbouwgebied' De gronden liggen gedeeltelijk binnen het uitbreidingsplan in onderdelen 'Tuinbouwgebied'. Dit Uitbreidingsplan is door de gemeenteraad van Haarlem vastgesteld op 8 oktober 1958 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland op 11 november 1959 en aangevuld bij besluit van de raad d.d. 31 januari 1973 tot vaststelling van de 'Aanvullende voorschriften stedenbouwkundige maatregelen Woningwet 1901', welk besluit werd goedgekeurd op 2 april 1974.

Afbeelding 3: uitsnede bestemmingsplan Uitbreidingsplan Tuinbouwgebied Binnen dit Uitbreidingsplan hebben de gronden, waarop het onderhavige herinrichtingsplan betrekking heeft, de bestemming 'Sportterreinen'. Bij besluit van gedeputeerde staten tot goedkeuring van het Uitbreidingsplan is echter artikel 9 van de bebouwingsvoorschriften regelende de toegelaten bebouwing buiten goedkeuring gehouden. Als aan bebouwingsvoorschriften goedkeuring onthouden is, zullen bouwaanvragen, nadat de aanhoudingsplicht is vervallen, aan een onvolledig


plan moeten worden getoetst. Aan een bestemmingsaanduiding op de plankaart alleen kan, zonder een daarbij behorend bebouwingsvoorschrift, geen betekenis toekomen. De Haarlemse Bouwverordening (HBV) heeft gelet op artikel 9 van de Woningwet aanvullende werking. In paragraaf 5 van de Haarlemse Bouwverordening zijn aanvullende voorschriften van stedenbouwkundige aard gegeven. De Haarlemse bouwverordening biedt ruimere bouwmogelijkheden, waardoor meer is toegestaan. In casu kunnen binnen het bestemmingsvlak 'Sportterreinen' gebouwen worden gebouwd tot een hoogte van 15 meter en meer. De gewenste herinrichting past binnen de geldende bepalingen. Het vigerende Uitbreidingsplan biedt mogelijkheden om het gewenste sportcomplex mogelijk te maken. Uitbreidingsplan 'Oosterduin ged. A en ged. B' De gronden liggen gedeeltelijk binnen het Uitbreidingsplan 'Oosterduin'. Dit Uitbreidingsplan is door de gemeenteraad van Haarlem vastgesteld op 12 december 1956 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland op 1 mei 1957 en aangevuld bij besluit van de raad d.d. 31 januari 1973 tot vaststelling van de 'Aanvullende voorschriften stedenbouwkundige maatregelen Woningwet 1901', welk besluit werd goedgekeurd op 2 april 1974.

Afbeelding 4: uitsnede bestemmingsplan Uitbreidingsplan Oosterduin ged. A en ged. B


Binnen dit uitbreidingsplan hebben de gronden, waarop het onderhavige herinrichtingsplan betrekking heeft, de bestemmingen 'Speelterrein' en 'Plantsoen, berm of beplantingen'. Volgens artikel 3 van de bebouwingsvoorschriften (in samenhang met artikel B lid 1 van de Aanvullende Voorschriften) mogen de gronden aangewezen als 'Speelterrein' worden gebruikt als speelterrein en mogen de gronden worden ingericht met speelwerktuigen. Middels een vrijstelling is het huidige gebruik op onderhavig perceel mogelijk gemaakt (zie uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 24-03-2004, nr. 200305063/1). De gewenste herinrichting past binnen de geldende bepalingen. Het vigerende Uitbreidingsplan biedt mogelijkheden om het gewenste sportcomplex mogelijk te maken. Volgens artikel 1 van de bebouwingsvoorschriften mogen op de gronden aangewezen voor 'plantsoen, berm of beplanting' onder meer worden opgericht: kleine gebouwtjes ten behoeve van verkeer en tevens gebouwtjes ten behoeve van recreatie en passend bij de bestemming zoals een muziektent e.d.. Er zijn geen voorschriften gegeven ten aanzien van de gooten bouwhoogte van de gebouwtjes. In casu werkt de Bouwverordening van Haarlem aanvullend. Het gewenste gebruik past niet binnen de geldende bepalingen. Het vigerende bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden om het gewenste sportcomplex mogelijk te maken. Structuurplan Haarlem 2020 Op de structuurplankaart is het sportcomplex van Alliance '22 aangeduid als Sportpark geschikt voor functiemenging. De volgende beleidsuitgangspunten worden in het structuurplan opgesomd om voldoende spreiding van sportvelden in de Haarlemse wijken te handhaven: 1. Het behouden van sportvelden in de wijken is één van de beleidsuitgangspunten voor het structuurplan. Waar nodig of wenselijk worden sportvoorzieningen doelmatiger of multifunctioneler ingericht. Het sportbeleid in de stad is er namelijk op gericht om meer multifunctionele sportaccommodaties te ontwikkelen, waar naast ruimte voor sport ook ruimte is voor onderwijs- en welzijnsactiviteiten (blz. 47, structuurplan). 2. Ook het speerpunt duurzaam goed wonen omvat kaders daarvoor. Voor een bewoonbare stad is een aantrekkelijke woonomgeving en voldoende kans om goed te wonen voor alle groepen bewoners van groot belang. Veiligheid, behoud of versterking van buurtidentiteit, genoeg openbare ruimte als ontmoetingsplaats, behoud van voldoende voorzieningen in wijken en buurten (onderwijs, sport, recreatie, gezondheidszorg, hulpverlening, detailhandel etc.) (…) zijn leefbaarheidaspecten die onder dit speerpunt vallen (blz.9, structuurplan).


3. Sport in de buurt leidt tot meer stimulans om van sport- en recreatievoorzieningen gebruik te maken (blz. 25, structuurplan). 4. Bestaande sportparken als Van der Aartsportpark, Noord Schalkwijkerweg, zuidzijde Reinaldapark, P. Bernhardlaan en Egelantier blijven sportparken, maar zijn geschikt voor intensivering van het gebruik door sportverenigingen en medegebruik door scholen. Daarbij past ook uitbreiding van de voor sport bedoelde gebouwen (kantine, kleedkamer, materialen e.d.) met functies voor welzijn (kinderdagverblijf) en/of onderwijs. (blz. 28, structuurplan). 5. Ontmoetingsruimte in wijken en buurten is nodig om leefbaarheid en sociale betrokkenheid te verhogen. Voldoende openbare ruimte speelt in dit opzicht een belangrijke rol, maar ook de aanwezigheid van voorzieningen op het gebied van bijvoorbeeld sport en detailhandel. Door niet overal te verdichten blijft binnen de wijken naast wonen en werken ook ruimte voor ontmoeting en recreatie, zeker voor die Haarlemmers met een beperkte actieradius, zoals ouderen, jonge kinderen en hun ouders (blz. 43, structuurplan). De gewenste herinrichting en de gewenste dubbelfunctie van het sportcomplex passen binnen bove nstaande beleidsuitgangspunten. Ruimte voor Sport (2002) In de nota Ruimte voor Sport is aangegeven dat sport een belangrijke maatschappelijke meerwaarde heeft. De rijksoverheid is van mening dat deze meerwaarde verder kan worden benut door samenwerking te zoeken met andere beleidsvelden. In het kader van integrale beleidsontwikkeling wordt beoogd dwarsverbanden te leggen tussen sportaanbieders en andere aan sport gerelateerde sectoren, zoals onderwijs, welzijn, recreatie en economie. De gewenste herinrichting en de gewenste dubbelfunctie van het sportcomplex passen binnen bovenstaand gemeentelijk beleid. De Kracht van Sport (2007) In oktober 2007 is de beleidsbrief De Kracht van Sport (kamerstukken 30 234, nr. 13) aan de Tweede Kamer aangeboden. Deze beleidsbrief bevat de beleidsvoornemens van het kabinet op het gebied van sport, inclusief de aanwending van de extra middelen uit het coalitieakkoord. In de beleidsbrief is ĂŠĂŠn van de prioriteiten: 'De versterking van de sportverenigingen moet ervoor zorgen dat de verenigingen hun maatschappelijke functie beter kunnen vervullen. Bijvoorbeeld door het inzetten van sport voor het onderwijs, de naschoolse opvang en de wijk. Ook wil de regering het aantal brede scholen met sportaanbod in het basis- en voortgezet onderwijs uitbreiden zodat alle leerlingen dagelijks kunnen sporten'.


Het kabinet steunt de sport vooral om de maatschappelijke waarden waaraan sport een bijdrage levert. De maatschappelijke functie maakt de sport gewild ĂŠn kansrijk voor het realiseren van belangrijke kabinetsdoelen: op het gebied van preventie en gezondheid, jeugdbeleid, onderwijs, waarden en normen, integratie, wijken, veiligheid en internationaal beleid. De gewenste herinrichting en de gewenste dubbelfunctie van het sportcomplex passen binnen bovenstaand Rijksbeleid. Gebiedsprofiel Ter onderbouwing van de voorgenomen herinrichting aan de Zeedistelweg 2 komen in deze paragraaf de relevante (milieu)aspecten uit de sectorale weten regelgeving aan bod. Aan de orde komen milieu, water, verkeer en parkeren, natuur, cultuurhistorie en archeologie, en kabels en leidingen. Milieu Geluid Op 27 juni 2008 is door de afdeling Milieu een advies gegeven voor wat betreft de geluiduitstraling van de activiteiten die op het terrein van het vernieuwde sportcomplex gaan plaats vinden. Wettelijk kader De eisen ten aanzien van het complex staan verwoord in het Activiteitenbesluit, onderdeel van de Wet milieubeheer. De geluidbelasting vanwege de inrichting mag op de gevels van woningen niet meer bedragen dan 50 dB(A) etmaalwaarde. Stemgeluid van publiek en spelers bij de wedstrijden en de trainingen is uitgezonderd van de beoordeling van de geluidbelasting. Geluidbelasting op de omgeving De geluidbronnen in de huidige situatie bestaan voornamelijk uit parkeerbewegingen. De 50 aanwezige parkeerplaatsen worden gemiddeld 2 maal per dag gebruikt, en eenmalig in de avondperiode. In de nachtperiode worden de parkeerplaatsen niet gebruikt. Een globale berekening van de geluidbelasting op de gevel van de dichtstbijzijnde woning (Egelantierlaan 22) is gemaakt in bijlage A (zie bijlage 10 van de Toelichting). De geluidbelasting bedraagt in de huidige situatie circa 34 dB(A) in de dagperiode en 36 dB(A) in de avondperiode. In de nieuwe situatie verschuiven de parkeerplaatsen iets dichter naar de woningen aan de Egelantierlaan toe, en wordt uitgebreid tot 60. Een globale


berekening van de geluidbelasting is bijgevoegd als bijlage A. De geluidbelasting op de gevel van de dichtstbijzijnde woning bedraagt circa 39 dB(A) in de dagperiode en 41 dB(A) in avondperiode. De kinderopvang wordt ondergebracht in de meest noordwestelijke hoek van het complex. Er kan zeer beperkt worden geparkeerd op het terrein van de inrichting. De meeste (kortstondige) parkeerbewegingen vinden buiten het terrein plaats, en zijn dus van de beoordeling uitgesloten. Omdat de afstand van deze parkeerplekken tot aan de dichtstbijzijnde woning groot is, is het geluid vanwege deze parkeerbewegingen te verwaarlozen ten opzicht van de parkeerbewegingen op het parkeerterrein. De verschuiving van de velden heeft een beperkte invloed op de geluidbelasting op de gevel van de dichtstbijzijnde woning. Het midden van veld 1 ligt in de huidige situatie op circa 100 meter van de woning, en in de nieuwe situatie circa 75 meter. De afstand is niet zodanig dat dit leidt tot ontoelaatbare geluidhinder bij de woningen. Het gaat om een natuurgrasveld wat beperkt wordt gebruikt. Voor een gemiddelde zondag gaat het om gemiddeld 7,8 uur voor de twee velden gezamenlijk, dus 3,9 uur per veld. De meer gebruikte kunstgrasvelden zijn verder van de woningen gesitueerd, het noordelijke veld op 130 meter en het pupillenveld op 115 meter van de genoemde woning aan de Egelantierlaan. In de praktijk zal dus het verder gelegen kunstgrasveld meer bespeeld worden dan het dichter bij gelegen natuurgrasveld. Per saldo wordt geen toename van de geluidhinder verwacht bij de woningen in de omgeving van het complex als gevolg van de speelvelden. Overige geluidbronnen Over de Egelantierlaan rijdt een beperkte hoeveelheid doorgaand wegverkeer. Volgens het laatste verkeersmodel zijn dat 1800 motorvoertuigen per etmaal. Hoewel dit voor de toetsing van de geluidbelasting vanwege het sportcomplex niet relevant is, geeft het wel aan dat een zekere maskering van het geluid vanwege het complex aanwezig is. De geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Egelantierlaan bedraagt circa 62 dB Lden. Conclusie De verdraaiing en de verschuiving van de voetbalvelden op het terrein van het sportcomplex, en het daarmee samenhangende gebruik van het sportcomplex, leidt niet tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde uit het Activiteitenbesluit. Een conservatieve berekening van de geluidbelasting ten gevolge van voertuigbewegingen op de gevel van dichtstbijzijnde woning aan de


Egelantierlaan 22 bedraagt in de toekomstige situatie maximaal 39 dB(A) in de dagperiode en 41 dB(A) in de avondperiode. De geluidbelasting ten gevolge van het veldgebruik zal niet veel toenemen, gebaseerd op de ligging van de diverse velden. Overigens is stemgeluid uitgezonderd van de toetsing aan de geluidgrenswaarden. Lichthinder Het noordelijke veld en het pupillenveld worden voorzien van lichtmasten. Deze lichtmasten moeten voldoen aan de richtlijnen die de KNVB daaraan stelt. Op het terrein staan in de bestaande situatie al vele jaren lichtmasten. Voor de nieuwe situatie (het deel langs de Egelantierlaan) wordt rekening gehouden met de in het Groene Boekje van de Vereniging van Gemeenten (VNG) voorgeschreven richtafstanden, door de aanduiding op de verbeelding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten'. In deze strook zijn geen lichtmasten toegestaan. In mei 2008 is door Oostendorp Nederland B.V. een lichthinderonderzoek uitgevoerd. De lichthinder aspecten werden onderzocht voor de omgeving van het complex van Alliance '22 te Haarlem, voor het verlichten van een voetbalveld en een pupillenveld (zie rapport L2905xx.haar, bijlage 9). Verticale verlichtingssterkte Ev In november 1999 en in juni 2003 publiceerde de commissie lichthinder van de Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde (NSVV) een algemene richtlijn met grenswaarden voor lichthinder van omwonenden van sportveld en terreinverlichting. Hierin wordt gesproken van een maximale Ev van 10 lux voor zone E3, gemeten op een hoogte van 1,80 meter. De gevonden lichtwaarden op de onderzochte gevels van de woningen voldoen aan deze criteria in de toekomstige situatie met een maximum waarde van 2,4 lux. Lichtsterkte I Ev is slechts ĂŠĂŠn van beide genoemde hinderparameters in deze richtlijn. De tweede parameter is de lichtintensiteit, waarvoor een maximale grenswaarde van 10.000 cd voor zone E3 wordt opgegeven. De gevonden maxima van 2.0784 - 7.069, op de onderzochte plaatsen, voldoen aan de grenswaarde van zone E3. Upward Light Ratio ULR In de Europese richtlijn CIE 150 en de NSVV aanbeveling deel 2 worden ook grenswaarden genoemd voor hinder van 0,15 U(pward)L(ight)R(atio) voor zone E3 ten behoeve van "sky glow". Ook aan deze richtlijn wordt voldaan met een gevonden ULR van 0,00.


Beperkingen Alle waarden uit het rapport moeten als theoretische indicatoren voor de situatie worden beschouwd. Schaduwvlakken van bomen, huizen en andere objecten zijn niet in aanmerking genomen, deze kunnen een hindersituatie verminderen, maar ook meer contrasteren. Ook de aanwezige straatverlichting in het gebied kan zowel hinder verminderen door contrastvermindering als vermeerderen door toename van de hoeveelheid licht uit een bepaalde richting. Conclusie De omwonenden van het sportcomplex ondervinden geen lichthinder in de zin van de opgestelde grenswaarden door de NSVV bij uitvoering lichtplan L2905xx.haar voor zone E3. Er zijn geen belemmeringen te verwachten voor de bestemmingsplanherziening. Luchtkwaliteit Algemeen Gezien de gewenste uitbreiding van het sportcomplex van Alliance is beoordeeld, door de afdeling Milieu, welke effecten dit heeft op de luchtkwaliteit. Er worden plannen ontwikkeld om op het terrein van Alliance een nieuwe club-, kleedaccommodatie, een extra half speelveld en een kinderopvang voor 60 kinderen te vestigen. Onderstaand wordt nader ingegaan op de luchtkwaliteitsaspecten, die daarmee verband houden. Lucht wetgeving Op grond van de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5 (titel 5.2) dienen bij ruimtelijke besluiten de gevolgen voor de luchtkwaliteit daarvan te worden nagegaan. Uit art 5.16 lid 1 onder c volgt dat een zodanig besluit ondermeer genomen kan worden als aannemelijk wordt gemaakt dat dit besluit niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 van de Wm een grenswaarde is opgenomen. Een nadere uitwerking hiervan is opgenomen in het 'Besluit Niet in Betekende mate' en in de 'Regeling Niet in betekenende mate'. Uit de Regeling Nibm volgt dat van niet in betekenende mate sprake is indien een project de concentratie van de relevante stoffen Stikstofdioxide en Fijn Stof met minder dan 0,4 ug/m3 doet toenemen. Uit de Regeling NIBM volgt tevens dat die grens overeenkomt met een toename met 500 woningen. Daarbij wordt er van uit gegaan dat per woning per dag circa 2,5 vervoersbewegingen voorkomen. Ten slotte wordt opgemerkt dat kinderdagverblijven vallen onder de concept AmvB Gevoelige Bestemmingen, die aangeeft dat specifieke bepalingen


gelden indien de beoogde bestemming op minder dan 50 meter uit de rand van een provinciale weg is gesitueerd. Uitgangspunten Voor de kinderopvang Alliance kan in een worst-case benadering worden uitgegaan van een aantal vervoersbewegingen van 240 per dag, rekening houdend met het feit dat ieder kind afzonderlijk per auto gehaald en gebracht wordt. In de praktijk zal dit aantal lager liggen omdat minimaal een deel van de ouders hun kind per fiets zal brengen, mogelijk meerdere kinderen uit een gezin afkomstig zijn en tenslotte bij het brengen van kinderen mogelijk ook een combinatie plaats vindt met al bestaande autoritten. De beoogde locatie is gesitueerd op ruim 100 meter uit de rand van de Westelijke Randweg, waardoor toetsing aan de concept AmvB niet aan de orde is. Berekening Rekening houdend met het uitgangspunt dat circa 1250 verkeersbewegingen een toename in concentratie van de relevante stoffen van maximaal 0.4 ug/m3 veroorzaken, zal het kinderdagverblijf met een extra verkeersaantrekkende werking van 250 voertuigbewegingen maximaal tot een toename van 0,07 ug/m3 kunnen leiden. Ten overvloede wordt hierbij nog opgemerkt dat geen sprake is van cumulatie met andere (grote) projecten in de nabijheid. Nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen zijn in de directe nabijheid immers niet te verwachten. Conclusie Naar mag worden aangenomen is de uitbreiding van de sportactiviteiten en het daaraan te koppelen aantal verkeersbewegingen zodanig gering dat hieruit geen verhoging van het gehalte aan luchtverontreinigende verbindingen voort komt, die meer bedraagt dan 0,1 ug/m3. Overigens is in dit plangebied sowieso al geen sprake van welke overschrijdingssituatie dan ook (zie ยง4.4). Nu reeds eerder in het kader van het (ontwerp)bestemmingsplan is vastgesteld dat in de omgeving van het plangebied ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan is de conclusie gerechtvaardigd dat de vestiging van het kinderdagverblijf niet zal leiden tot belemmeringen op het gebied van de luchtkwaliteit. Gezien de verwachting van het geringe aantal toegenomen verkeersbewegingen mag geconcludeerd worden dat dit geen verslechtering van de luchtkwaliteit met zich mee brengt. Derhalve is een nader onderzoek naar de luchtkwaliteit voor onderhavig projectgebied niet nodig en zijn er geen belemmeringen te verwachten voor de bestemmingsplanherziening.


Bodem De gemeente heeft in maart 2008 een bodemtoets uitgevoerd (zie bijlage 8). Geconcludeerd wordt dat aan de hand van de historische gegevens de locatie aan de Zeedistelweg 2 als onverdacht moet worden aangemerkt. De in het verleden aangetroffen verontreinigen komen overeen met de gegevens van de bodemkwaliteitkaart. Dit betekent dat vrijstelling kan worden verleend voor de uitvoering van een bodemonderzoek. De kwaliteit van de bodem vormt geen belemmering voor het verlenen van een bouwvergunning. Het feit dat de afdeling Milieu het niet nodig vindt dat bodemonderzoek wordt uitgevoerd, betekent niet dat de bodem (volledig) schoon is. Uitvoering bouwplan Aangezien niet zeker is of de bodem (volledig) schoon is, moet aandacht worden besteed aan de afvoer van de grond. Als er tijdens de bouw grond vrijkomt, moet deze op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden afgevoerd conform het bouwstoffenbesluit. Conclusie Vanuit bodemhygiënisch oogpunt zijn er geen belemmeringen ten aanzien van de voorgenomen herinrichting van het sportcomplex. Externe veiligheid In het gebied Oosterduin zijn geen risicovolle inrichtingen (bedrijf) gelegen, die vallen onder de werkingsfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De Westelijke Randweg is voor transport van gevaarlijke stoffen geen relevante route. Verder blijkt dat de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico niet wordt overschreden en dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. In en direct rond het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen over water plaats. Naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek kan geconcludeerd worden dat vanuit het aspect externe veiligheid geen beperkingen aan de ontwikkeling van het plangebied gesteld worden. Water De waterbeheerder stelt eisen voor compensatie indien het verhard oppervlak in een gebied toeneemt. De toename aan verharding zorgt ervoor dat het hemelwater niet meer in de bodem kan infiltreren. In plaats daarvan komt het versneld tot afstroming naar het oppervlaktewater. Dit zorgt voor pieklasten en pijlsteigingen in het oppervlaktewatersysteem. Daarom stelt Rijnland dat indien de verharding met meer dan 500 m2 toeneemt, dat de toename voor


15% door nieuw te graven oppervlaktewater gecompenseerd moet worden (15%-regel). De gemeente Haarlem onderschrijft deze regel. Binne n de plangrenzen is in de huidige en toekomstige situatie geen oppervlaktewater aanwezig. De situatie voor en na de herinrichting is als volgt (zie tabel 1). Tabel 1: Situatie m 2 verhard/onverhard voor en na de herinrichting Huidige situatie Nieuwe situatie Verschil in m2 in m2 in m2 Verharding - Accommodatie - Parkeren, paden e.d. eigen terrein - Fietspad Sleedoornweg - Zeedistelweg Totaal verhard Onverhard (Groen) - Gedraineerd veld + uitloopzone Totaal plangebied

193 2.147

450 2.990

+ 257 + 843

873 287 3.500 6.128 17.555

3.440 3.843 19.900

- 873 - 287 - 60 - 2.285 + 2.345

27.183

27.183

0

Met de vaststelling van het Integraal Waterplan Haarlem in 2004 gelden gedraineerde velden als verhard. In september 2006 heeft Rijnland haar beleid eenzijdig gewijzigd en beschouwt Rijnland gedraineerde velden als onverhard. De gemeente Haarlem en Rijnland zijn overeengekomen dat projecten die voor de beleidswijziging zijn opgestart, nog onder het oude beleid vallen. In de praktijk gedragen gedraineerde velden zich voor wat betreft het vasthouden van hemelwater noch als ongedraineerde velden noch als volledig verhard. In overeenstemming met de watertoets van een vergelijkbaar project, dat net als dit project na de beleidswijziging van Rijnland is opgestart (namelijk het project DSK-terrein), stelt de gemeente Haarlem voor om de toename van het gedraineerde veld voor 7,5% te compenseren. De totale watercompensatie bedraagt daarmee 167 m2 (zie tabel 2). Omdat het niet mogelijk is om de compenserende waterberging binnen het plangebied te realiseren, heeft de gemeente afgesproken met Rijnland (spreekuur Rijnland, d.d. 24 juli 2008) om de compensatie af te kopen tegen het door Rijnland gehanteerde bedrag van € 98,- per m2* te graven water. Dit resulteert in een totaalbedrag van € 16.700,-. Juridisch biedt het bestemmingsplan flexibiliteit voor toevoegen van water in de bestemmingen “Groen” en “Maatschappelijk”. Toekomstige aanpassingen aan het watersysteem ten behoeve van de waterberging zijn hierdoor mogelijk


Tabel 2: Compenserende waterberging in m 2 Toename/ afname Compensatiefactor Compenserende in m2 in % waterberging in m2 Gedraineerd + 2.345 7,5% + 176 veld Verharding - 60 15% -9 Totaal + 167

* Haarlem streeft er naar om een gemeentelijk Waterfonds op te richten met een eigen afkoopregeling en een afkoopbedrag dat hoger zal komen te liggen dan de door Rijnland gehanteerde afkoopsom van € 98,-/m 2. Zolang dit Waterfonds niet door B&W is vastgesteld hanteert Haarlem nog het bedrag van Rijnland. Verkeer en parkeren Het projectgebied is langs de Westelijke Randweg gelegen. De Westelijke Randweg heeft een belangrijke ontsluitingsfunctie voor de gemeente. Alle belangrijke oost-westverbindingen in het westen van Haarlem sluiten aan op de Westelijke Randweg (N208). Zo ook de Sleedoornweg en de Egelantierlaan (via de Zenegroenekade) die langs het projectgebied lopen (zie afbeelding 1). De Sleedoornweg en de Egelantierlaan zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen. Deze vallen onder een 30 km/h snelheidsregime en zijn gedeeltelijk ingericht als éénrichtingswegen. Bij de provincie Noord-Holland zijn de etmaalintensiteiten Zenegroenekade, aansluiting Westelijke Randweg opgevraagd. Daaruit valt af te leiden dat de etmaalintensiteiten ca. 3300 per richting bedragen op de aansluiting van de Zenegroenekade op de Westelijke Randweg (gegevens november 2008). De kinderopvang voegt daaraan maximaal 240 toe (een deel ervan passeert de kruising met de Westelijke Randweg niet). De ca. 20 parkeerplaatsen van de uitbreiding met1 pupillenveld zal maximaal 2 voertuigbewegingen per werkdag per parkeerplaats opleveren, in casu 40. In het weekend wellicht 60, maar daar staat tegenover dat de weekendetmaalintensiteiten veelal lager liggen. De totaaltoename is derhalve hooguit 5 % en wordt door de Afdeling Verkeer van de gemeente Haarlem alleszins acceptabel gevonden. Bij het inrichtingsplan is als rand voorwaarde gesteld dat de parkeerdruk niet wordt afgewenteld op de omgeving. De toekomstige parkeercapaciteit op het sportcomplex is berekend aan de hand van (vigerende) parkeernormeringen, extra pupillenveld en toevoeging van een kinderopvang. De gezamenlijke oppervlakte van de speelvelden bedraagt 1,58 ha. Volgens de parkeernorm (13 tot 27 parkeerplaatsen per ha) zijn er tussen de 21 en 43


plaatsen nodig. De parkeernorm ten behoeve van kinderopvang is 0,8 parkeerplaatsen per arbeidsplaats. Uitgaande van 10 arbeidsplaatsen komt de parkeerbehoefte op 8 parkeerplaatsen. Tabel 3: Aantal parkeerplaatsen Huidige situatie Sport Kinderopvang Totaal

48 n.v.t. 48

Behoefte nieuwe situatie 43 8 51

Inrichtingsplan min. max. 52 62 8 8 60 70

Ten behoeve van de flexibiliteit van het plan wordt een ondergrens van 60 parkeerplaatsen aangehouden met een maximum van ca. 70 parkeerplaatsen. In het binnenkort op te stellen inrichtingsplan zal het uiteindelijke aantal parkeerplaatsen worden opgenomen. Door dubbelgebruik ligt het piek gebruik van de parkeerplaatsen voor beide functies op andere dagen en tijden. Voor voetbal ligt de piek in het weekend en eventueel voor trainingen op doordeweekse avonden van 19.00 uur tot maximaal 23.00 uur. Kinderopvang vindt doordeweeks plaats van 7.30 uur tot 19.00 uur. In de nieuwe situatie worden de parkeerfaciliteiten ontsloten via de noordkant van de Sleedoornweg. Voor langzaam verkeer is het projectgebied goed bereikbaar. Aan de zuidzijde via Egelantierlaan - Zeedistelweg en aan de noordzijde via de Sleedoornweg - Zeedistelweg. Fietsenstallingen in het plangebied worden zo dicht mogelijk bij de sportaccommodatie gesitueerd. Geconcludeerd kan worden dat bij het sportcomplex aan de Zeedistelweg 2 voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden en dat omliggende wegen het sportcomplex goed kunnen ontsluiten. Natuur In april, mei en juni 2008 heeft de Haarlemse stadsecoloog een natuurtoets ten behoeve van de herinrichting van het sportcomplex van S.V. Alliance '22 uitgevoerd. De stadsecoloog maakt onderscheid tussen de grasstrook met waardevolle volwassen bomen langs de Eglantierlaan en de houtsingel langs het sportveld.


De houtsingel grenst aan de grasstrook en heeft ook volwassen bomen (schietwilgen). De schietwilgen zijn deels minder gezond. De rij is aan het aftakelen. Er zijn er al twee weggehaald en twee anderen zijn niet meer gezond. De schietwilgen in de houtsingel zijn mogelijk het broedbiotoop voor boomkruipertjes. Zij zijn in ieder geval belangrijke voedselleveranciers voor de vogelstand in de aangrenzende woonwijk. Uit de inventarisatie van de vogelstand en de plantengroei in het totale groen tussen Egelantierlaan en Sleedoornlaan blijkt, dat er geen broedgevallen in het groen van de houtsingel zijn (op mogelijke boomkruiper na). De houtsingel is kennelijk te onrustig voor broedvogels door het verkeer, de bezoekers met hond en de gebruikers van het sportveld. Er wordt wel druk voedsel gezocht door vogels, die in de omgeving in de tuinen broeden. Zij zoeken vooral voedsel in de struiklaag en in de grote schietwilgen. De soortensamenstelling van de kruidlaag in de houtsingel langs de Egelantierlaan wijst op overmatige overbemesting, waarschijnlijk door hondenpoep e n bemesting vanuit het sportveld. De aanwezige struiklaag groeit hard en levert veel insecten ten dienste van de vogelstand. Voor de uitvoering van de plannen van Alliance zal volgens de Haarlemse Bomenverordening een groentoets moeten worden gemaakt. De Groentoets is gebaseerd op de bomeneffectanalyse (BEA) van de Bomenstichting. De bomeneffectanalyse is een landelijke richtlijn voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een Groentoets dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw en aanleg van het sportcomplex. Op en rond de sportvelden zijn geen verblijfsplaatsen voor vleermuizen aanwezig. De groensingel is wel foerageergebied voor vleermuizen uit de wijdere omgeving. De Haarlemse stadsecoloog heeft tevens, vanuit ecologisch oogpunt, gekeken naar eventuele lichthinder op de omgeving. De stadsecoloog concludeert dat indien er al een negatieve invloed van lichtmasten zou zijn, dat dat dan nu al een bestaande situatie is. De situatie verandert niet aantoonbaar wanneer de lichtmasten verplaatst worden en er enkele bijkomen.


Conclusie Het is mogelijk om de houtsingel op te schuiven in de richting van de Egelantierlaan en de wilgen te kappen en te vervangen door bomen in de grasstrook. Echter dient er voor uitvoering van de plannen een groentoets door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur uitgevoerd te worden. De gemeente Haarlem neemt de conclusie van deze groentoets mee in de verdere besluitvorming rond bouw en aanleg van het sportcomplex. Uitgangspunt is het zoveel mogelijk behouden van de bomen langs de Egelantierlaan. Indien bomen niet meer passen in het nieuwe projectgebied dan wordt bekeken of de bomen verplant kunnen worden door een gespecialiseerd bedrijf. Voor het kappen van bomen geldt een herplantingsplicht (bomenverordening). Nieuwe of verplante bomen dienen in de grasstrook herplant te worden. Vanuit ecologisch oogpunt zijn er geen belemmeringen ten aanzien van de voorgenomen herinrichting van het sportcomplex. Cultuurhistorie en archeologie Het projectgebied ligt voor een deel in het archeologisch waardevolle gebied met CHW-code KEN354A (zie paragraaf 4.8). Volgens de toekomstige systematiek valt het projectgebied in categorie 4: Bij plannen waarbij bodemroerende activiteiten plaatsvinden van meer dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm -mv dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het voorliggende plan is op 10 juni 2008 voorgelegd aan de Haarlemse stadsarcheoloog. Doordat het projectgebied in het verleden al dermate geroerd is door o.a. aanleg van drainage van de velden en de clubaccommodatie, en de verwachting is dat het bij het realiseren van het nieuwe plan de bodem niet dieper zal worden geroerd, is volgens de Haarlemse stadsarcheoloog archeologisch onderzoek niet verplicht. Een kopie van het uiteindelijke bouwplan dient voor de bouwwerkzaamheden in het bezit te zijn van het Bureau Archeologie, Afdeling Ruimtelijke Plannen. Eventuele archeologische bodemvondsten die gevonden worden tijdens de bouwwerkzaamheden dienen binnen 3 dagen te worden gemeld bij het Bureau Archeologie, Afdeling Ruimtelijke Plannen. Naar aanleiding van het advies van de stadsarcheoloog kan geconcludeerd worden dat vanuit cultuurhistorie en archeologie geen beperkingen aan de ontwikkeling van het plangebied gesteld worden. Wel dient voor uitvoering van de graafwerkzaamheden een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) verkregen te worden van Burgemeester en Wethouders. Kabels en leidingen Er liggen blijkens de bij het Streekplan Noord-Holland-Zuid behorende kaart “milieubeschermingsgebieden, geluids- en veiligheidszones en technische infrastructuur� geen hoofdgasleidingen of landelijke/regionale leidingstroken in


of in de nabijheid van het herinrichtingsgebied. In dit licht zijn er geen belemmeringen voor het herinrichtingsplan. Om inzicht te krijgen in de huidige ligging van kabels en leidingen op en nabij het sportcomplex is door bureau RIET in 2007 een KLIC -melding gedaan bij het Kabels- en Leidingen Informatie Centrum. Geconcludeerd wordt dat zich, volgens de verstrekte gegevens, binnen het te herinrichtingterrein kabels en/of leidingen bevinden. Het betreft hier de KPN kabel die op de grens met de Zeedistelweg loopt en ter hoogte van het toegangshek naar het huidige kantinegebouw gaat. De voorzieningen geleverd door de NUON komen het terrein binnen in de zuidoost hoek van het terrein. Onder de omliggende wegen liggen diverse kabels van verschillende belanghebbende, deze hebben echter geen belang bij graafwerkzaamheden binnen de grenzen van het complex. In de groenstrook aan de zijde van de Egelantierlaan bevinden zich geen kabels en leidingen. Geconcludeerd kan worden dat er geen ruimtelijk relevante kabels- en leidingen gelegen in (de omgeving van) het projectgebied die beperkingen met zicht meebrengen voor de herinrichting. Projectmotivering Motivering herinrichting Sportcomplex Alliance De verschillende gebiedsaspecten hebben uitgewezen dat het realiseren van de uitbreiding op onderhavige projectlocatie niet stuit op belemmeringen en derhalve mogelijk is. Hieronder worden kort de belangrijkste conclusies van de verschillende gebiedsaspecten opgesomd. 1. De herinrichting van het sportcomplex, en het daarmee samenhangende gebruik van het sportcomplex, leidt niet tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde uit het Activiteitenbesluit; 2. De geluidbelasting ten gevolge van het veldgebruik zal niet veel toenemen, gebaseerd op de ligging van de diverse velden. 3. De omwonenden van het sportcomplex ondervinden geen lichthinder in de zin van de opgestelde grenswaarden door de NSVV bij uitvoering lichtplan L2905xx.haar voor zone E3. Er zijn geen belemmeringen te verwachten voor de bestemmingsplanherziening; 4. Gezien de verwachting van het geringe aantal toegenomen verkeersbewegingen mag geconcludeerd worden dat dit geen verslechtering van de luchtkwaliteit met zich mee brengt. Derhalve is een


5. 6.

7.

8.

9.

10. 11.

12.

nader onderzoek naar de luchtkwaliteit voor onderhavig projectgebied niet nodig en zijn er geen belemmeringen te verwachten voor de bestemmingsplanherziening; Vanuit bodemhygiĂŤnisch oogpunt zijn er geen belemmeringen ten aanzien van de voorgenomen herinrichting van het sportcomplex; Naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek kan geconcludeerd worden dat vanuit het aspect externe veiligheid geen beperkingen aan de ontwikkeling van het plangebied gesteld worden; Onderhavige ontwikkeling vormt naar verwachting geen verslechtering van het watersysteem waardoor er geen belemmeringen te verwachten zijn; De totaaltoename etmaalintensiteiten motorvoertuigen t.b.v de herinrichting is hooguit 5 % en wordt door de Afdeling Verkeer van de gemeente Haarlem alleszins acceptabel gevonden; Geconcludeerd kan worden dat bij het sportcomplex aan de Zeedistelweg 2 voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden en dat omliggende wegen het sportcomplex goed kunnen ontsluiten; Vanuit ecologisch oogpunt zijn er geen belemmeringen ten aanzien van de voorgenomen herinrichting van het sportcomplex; Naar aanleiding van het advies van de stadsarcheoloog kan geconcludeerd worden dat vanuit cultuurhistorie en archeologie geen beperkingen aan de ontwikkeling van het plangebied gesteld worden; Er zijn geen ruimtelijk relevante kabels- en leidingen gelegen in (de omgeving van) het projectgebied die beperkingen met zich meebrengen voor de herinrichting.

Onderhavige ontwikkeling van het sportcomplex past binnen de beleidsdoelen en uitgangspunten van het gemeentelijke beleid. De gemeente Haarlem heeft besloten in beginsel medewerking te verlenen aan de onderhavige ontwikkeling in het bestemmingsplan. De herinrichting van het sportcomplex, conform de gestelde voorwaarden wordt hiermee planologisch aanvaardbaar geacht. Economische uitvoerbaarheid De herinrichting van het sportcomplex van S.V. Alliance '22 beslaat het sportcomplex van S.V. Alliance '22, een deel van de groenstrook langs de Egelantierlaan en het fietspad langs de Sleedoornweg. Het Alliance project voorziet in een nieuw multifunctioneel sportcomplex met twee en half voetbalveld, een hoofdgebouw (schoolsport, voetbal en kinderdagverblijf) en maximaal 70 parkeerplaatsen. De behoefte aan deze functies volgt uit het Haarlemse beleid en de marktvraag naar dergelijke functies. Het nieuwe multifunctionele sportcomplex vervangt het oude sportcomplex van S.V. Alliance '22. Het realiseren en behouden van sport- en onderwijsvoorzieningen in stadswijken wordt door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gestimuleerd (o.a. de Kracht van Sport) en is opgenomen in het Haarlemse beleid. De gemeente Haarlem is bereid


ruimtelijk en financieel medewerking te verlenen aan het Alliance project (o.a. Raadsbesluit STZ/JOS, 2008/157369, 18-12-2008). Voor de herinrichting van het sportcomplex Alliance is een grextoets uitgevoerd in het kader van de Grexwet (Wro). De conc lusie van de grextoets is dat het kostenverhaal “anderzinds verzekerd” is omdat alle grond in eigendom is van de gemeente Haarlem is. De gemeentelijke investering in de herinrichting van Alliance is financieel gedekt door het raadsbesluit “STZ/JOS, 2008/157369”. In combinatie met de behoefte c.q. marktvraag van de verschillende functies is de herinrichting economisch uitvoerbaar.


BIJLAGE 8

BODEMTOETS T.B.V. HERINRICHTING SPORTCOMPLEX





BIJLAGE 9

LICHTHINDERONDERZOEK T.B.V. HERINRICHTING SPORTCOMPLEX







































BIJLAGE 10

GELUIDBELASTING NIEUWE SITUATIE SPORTCOMPLEX







BIJLAGE 11

ONTWERP HERINRICHTING SPORTCOMPLEX S.V. ALLIANCE ‘22





Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Regels

227


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

228


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Hoofdstuk 1. Inleidende regels ARTIKEL 1

Begrippen

1.

aanbouw Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

2.

aanduiding Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

3.

achterdakvlak Het dakvlak dat gelegen is aan de zijde van het achtererf.

4.

achtererf Een gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen.

5.

achtergevelrooilijn Bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het bebouwingsvlak.

6.

archeologische waarde Vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.

7.

archeologisch rapport In rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van de archeologische waarden.

8.

archeologisch onderzoek Diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

9.

archeologisch deskundige Professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen. 229


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

10.

bebouwing ÉÊn of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

11.

bebouwingspercentage Een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

12.

begane grond Een bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het aansluitende maaiveld ligt.

13.

bergbezinkbassin Vuilreducerende randvoorziening in de riolering met zowel een bergings- als een bezinkfunctie in de vorm van een bak.

14.

beroepsuitoefening aan huis Het uitoefenen van een vrij- of een zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of een uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en met een maximum van 35 % van de bruto vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 50 m2.

15.

bestemmingsgrens: Een op de verbeelding aangegeven lijn die de grens vormt van een bestemmingsvlak.

16.

bestemmingsvlak: Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

17.

bijgebouw Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, waarmee het niet in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

18.

bouwgrens De grens van een bouwvlak.

19.

bouwen Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een bouwwerk.

230


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

20.

bouwlaag Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd.

21.

bouwperceel Een aaneengesloten stuk grond , waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

22.

bouwvlak Een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

23.

bouwwerk Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

24.

bruto vloeroppervlak (BVO) De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructie, magazijnen, dienstruimten, bergingen, enz..

25.

dakhelling De helling van een dakvlak, gemeten in graden ten opzichte van het horizontale vlak.

26.

dakkapel Een uitbouw in de kap.

27.

daknok Het hoogste punt van een schuin dak.

28.

dakvlak Elke hellende en snijdende vlakken van een dak.

29.

dakvoet Het laagste punt van een schuin dak.

30.

detailhandel Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca.

231


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

31.

dienstverlening Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen.

32.

gebouw Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

33.

hoofdgebouw Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

34.

horeca 1/ complementair daghorecabedrijf Een horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een lunchroom, koffie- en theehuis, ijssalon, croissanterie, dagcafé, dagrestaurant en naar de aard en de openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, hieronder niet begrepen hotel, herberg of andere logiesverstrekkende functies.

35.

horecabedrijf Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

36.

horecaschip Een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, gebruikt als of bestemd als horeca.

37.

kap Een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek met het horizontale vlak.

38.

kas Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, die dient tot het kweken van bloemen of planten.

39.

maatschappelijke voorzieningen Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, kinderdagverblijven, kinderopvang en peuterspeelzalen.

40.

noklijn De horizontale snijlijn van twee dakvlakken, ofwel bovenste rand van een dak. 232


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

41.

nutsvoorziening Gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van waterhuishouding, de distributie van gas, water, elektra, telematische diensten, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer en vergelijkbare doeleinden.

42.

peil - voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdingang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdingang; -als in het water wordt gebouwd: het plaatselijk aan te houden waterpeil; -in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

43.

perifere detailhandel Detailhandel in volumineuze goederen uit de volgende categorieĂŤn: a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen; b. detailhandel in volumineuze goederen; zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen; c. tuincentra; d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet- in ondergeschikte mate- in combinatie met woninginrichting en stoffering.

44.

plan Het bestemmingsplan Oosterduin van de gemeente Haarlem.

45.

verbeelding De kaart van het bestemmingsplan "Oosterduin", zijnde onderdeel I van het bestemmingsplan nummer 80801.

46.

plat dak Een horizontale afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden van het horizontale vlak.

47.

prostitutie Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

48.

restaurant Een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

233


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

49.

seksinrichting De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische- pornografische aard plaatsvinden. onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

50.

tuincentrum Een bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, alsmede op het verkopen en het leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen.

51.

uitbouw Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan het hoofdgebouw welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

52.

verkooppunt voor brandstoffen Een inrichting waar door middel van een of meer pompinstallaties motorbrandstoffen worden verkocht en geleverd.

53.

voordakvlak Het dakvlak dat gelegen is aan de zijde van het voorerf.

54.

voorerf Gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen

55.

voorgevelrooilijn De bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.

56.

Wet De Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold op het moment dat dit bestemmingsplan in ontwerp ter inzage werd gelegd.

57.

woning Een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van een huishouden.

58.

woonschip Een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, gebruikt als of bestemd als woonverblijf.

234


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

59.

zijdakvlak De zijkant van het dakvlak dat gelegen is tussen het voor- en achterdakvlak.

235


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

236


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ARTIKEL 2

Wijze van meten

1. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 1.

de dakhelling: Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.

de goothoogte van een bouwwerk: Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

3.

de goothoogte bij dakkapellen en gedeeltelijke gevel optrekkingen Indien de dakkapel of de gedeeltelijke geveloptrekking breder is dan 50% van de gevelbreedte, wordt de bovenzijde (boeiboordhoogte) hiervan gezien als de nieuwe goothoogte. Een dakkapel of een gedeeltelijke geveloptrekking met een breedte van meer dan 50% kan niet meer worden gezien als van ondergeschikt belang. Indien er sprake is van meerdere dakkapellen of gedeeltelijke geveloptrekkingen in een dakvlak, worden de breedten van deze bij elkaar opgeteld en geldt de 50% regel.

4.

de inhoud van een bouwwerk: Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

5.

de bouwhoogte van een bouwwerk: Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

6.

de oppervlakte van een bouwwerk: Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

7.

diepte van een (ondergronds) bouwwerk Vanaf het maaiveld van het aansluitende terrein tot aan de bovenzijde van de laagst gelegen vloer onder het maaiveld.

8.

bruto vloeroppervlakte: De bruto vloeroppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten als het product van de afstand tussen de buitenzijde van de gevelvlakken en de afstand hart op hart van de scheidende bouwmuren.

237


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

9.

het bebouwingspercentage: Het bebouwingspercentage geeft in de regels en op de verbeelding de grootte van het deel van het bestemmingsvlak of het bouwvlak aan dat maximaal mag worden bebouwd, inclusief overbebouwingen en exclusief kelders.

10.

begrenzing van de bestemmingen De begrenzing van de onderscheidene bestemmingen, voorzover niet in maten op de verbeelding aangeduid, wordt vastgesteld door middel van meting op de verbeelding vanaf het hart van de lijn met de nauwkeurigheid van 0,5 meter. 2. Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bebouwingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van: a. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,75 meter; b. erkers, luifels, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10% van de breedte van de aangrenzende straat en met een maximum van 1 meter. Deze werken mogen niet lager gelegen zijn dan 4,20 meter boven de rijweg, dan wel 2,20 meter boven een rijwielpad of een voetpad; c. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,80 meter boven het aangrenzende maaiveld.

238


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels ARTIKEL 3 3.1

Bedrijf- Nutsvoorzieningen (B-NV)

Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf- Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. nutsvoorzieningen; b. bijbehorende voorzieningen.

3.2

Bouwregels Op de gronden met de bestemming 'Bedrijf- Nutsvoorzieningen' mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 4 meter bedragen; c. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 meter bedragen.

3.3

Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. tijdelijke of permanente bewoning; b. prostitutie en seksinrichtingen; c. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

239


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

240


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ARTIKEL 4 4.1

Bestemmingsomschrijving De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.

4.2

Detailhandel (DH)

detailhandel; tuincentrum; kas, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kas' op de verbeelding; bijbehorende voorzieningen.

Bouwregels Op de gronden met de bestemming 'Detailhandel' mogen gebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan; c. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan; d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen van de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 meter bedragen; e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de achtergevelrooilijn mag niet meer dan 2 meter bedragen; f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.

4.3

Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; c. prostitutie en seksinrichtingen; d. perifere detailhandel, anders dan bedoeld in lid 1, onder b. e. supermarkten.

241


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

242


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ARTIKEL 5 5.1

Gemengd 3 (GD-3)

Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor: op de begane grond: a. b. c. d. e.

detailhandel; dienstverlening; tuinen en erven; bijbehorende voorzieningen; bijbehorende voorzieningen ten behoeve van woningen op de verdiepingen;

op de overige verdiepingen: f. wonen met inbegrip van bijbehorende bergingen en andere nevenruimten; g. beroepsuitoefening aan huis.

5.2

Bouwregels 1. Op de gronden met de bestemming 'Gemengd 3' mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan; d. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan; e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen van de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 meter bedragen; f. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 meter bedragen.

Bouwbepaling voor dakkapellen 2. Dakhellingen mogen worden onderbroken voor het oprichten van dakkapellen, met inachtneming van het volgende: a. de dakkapel op het voordakvlak of op een naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijdakvlak heeft een maximale breedte van 2,5 meter waarbij de breedte nooit meer dan 50 % van de breedte van de betreffende gevel mag bedragen; b. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de daknok bedraagt 0,50 243


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

meter; c. de onderzijde van de dakkapel wordt minimaal een 0,50 meter en maximaal 1 meter boven de dakvoet geplaatst. d. voor het oprichten van meerdere dakkapellen geldt tevens dat er sprake moet zijn van een regelmatige rangschikking en een minimale afstand van 0,50 meter tussen de afzonderlijke dakkapellen.

5.3

Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; c. prostitutie en seksinrichtingen; d. wonen, anders dan bedoeld in lid 1 onder f.

5.4

Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de bestemming 'Gemengd 3' te wijzigen ten behoeve van horeca 1 met de voorwaarde dat: a. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming 'Gemengd 3' uitsluitend op de begane grond slechts ĂŠĂŠn horecabedrijf wordt toegestaan met een maximale brutovloeroppervlakte van 90 m2.

244


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ARTIKEL 6 6.1

Groen (G)

Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.

groenvoorzieningen, plantsoenen en speelweiden; park; voet- en fietspaden; water en oevervoorzieningen; ondergrondse vuilcontainers met bijbehorende bovengrondse voorzieningen, openbare ruimte met bijbehorende voorzieningen, waaronder straatmeubilair, abri's en (ondergrondse-) bergbezinkbassins, inzamelplaatsen voor afval- en recyclecontainers; f. maximaal twee toegangswegen aan de Zeedistelweg voor gemotoriseerd verkeer, uitsluitend ten behoeve van de bestemming Sport- Sportvelden.

6.2

Bouwregels Op de gronden met de bestemming 'Groen' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd onder de volgende voorwaarde: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.

6.3

Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. prostitutie en seksinrichtingen; c. detailhandel; d. parkeervoorzieningen.

245


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

246


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ARTIKEL 7 7.1

Kantoor (K)

bestemmingsomschrijving De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren; b. dienstverlening c. halfverdiepte en/of verdiepte garage, daar waar dit met de nadere aanduiding "specifieke vorm van verkeer- ondergrondse parkeergarage" op de verbeelding is aangegeven; d. bijbehorende voorzieningen.

7.2

Bouwregels Op de gronden met de bestemming 'Kantoor' mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden. a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven. c. de bouwdiepte van de halfverdiepte en/ of verdiepte garage, zoals bedoeld onder lid 1 sub c, mag niet meer dan 4 meter bedragen; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 meter bedragen.

7.3

Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. b. c. d.

tijdelijke of permanente bewoning; prostitutie en seksinrichtingen; detailhandel; opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

247


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

248


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ARTIKEL 8 8.1

Maatschappelijk (M)

Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen; b. aan de hoofdbestemming ondergeschikte en daarmee verbonden horeca-activiteiten, ten dienste van deze voorzieningen met niet meer dan 20% van het bruto vloeroppervlak; c. water- en oevervoorzieningen; d. groenvoorzieningen; e. parkeervoorzieningen; f. bijbehorende voorzieningen.

8.2

Bouwregels 1. Op de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen worden opgericht onder de volgende voorwaarden: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage mag niet hoger zijn dan op de verbeelding staat aangegeven. Indien op de verbeelding geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag het bouwvlak geheel worden bebouwd; c. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan; d. de bouwhoogte van erf- en tuinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 meter bedragen; e. de bouwhoogte van erf- en tuinafscheidingen achter de achtergevelrooilijn mag niet meer dan 2 meter bedragen; f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 meter bedragen. bouwbepaling voor dak7ellen 2. Dakhellingen mogen worden onderbroken voor het oprichten van dakkapellen, met inachtneming van het volgende: a. de dakkapel heeft een maximale breedte van 2,5 meter waarbij de breedte nooit meer dan 50 % van de breedte van de betreffende gevel mag bedragen; b. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de daknok bedraagt 0,50 meter; c. de onderzijde van de dakkapel wordt minimaal een 0,50 meter en maximaal 1 meter boven de dakvoet geplaatst; d. voor het oprichten van meerdere dakkapellen geldt tevens dat er sprake moet zijn van een regelmatige rangschikking en een minimale afstand van 0,50 meter tussen de afzonderlijke dakkapellen. 249


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

8.3

Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. prostitutie en seksinrichtingen; b. horeca, anders dan bedoeld in lid 1 onder b; c. detailhandel.

250


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ARTIKEL 9

9.1

Sport - Fitnesscentrum (S- FC)

Bestemmingsomschrijving De voor 'Sport - Fitnesscentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. fitnesscentrum; b. aan de hoofdbestemming ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca activiteiten met niet meer dan 20% van het totale bruto vloeroppervlakte; c. maatschappelijke voorzieningen en dienstverlenend bedrijf of instelling, met dien verstande dat deze functies, samen met het gebruik zoals genoemd onder lid 1, sub b, in totaal niet meer mag bedragen dan 40 % van het totale bruto vloeroppervlakte; d. parkeervoorzieningen; e. groenvoorzieningen; f. overkapping ten behoeve van een fietsenstalling; g. nutsvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' op de verbeelding; h. bijbehorende voorzieningen.

9.2

Bouwregels Op gronden met de bestemming 'Sport- Fitnesscentrum' mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan; d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 meter bedragen; e. de bouwhoogte van de overkapping ten behoeve van een fietsenstalling mag niet meer dan 3 meter bedragen; f. de bouwhoogte van de nutsvoorziening,ter plaatse van aanduiding 'nutsvoorziening' mag niet meer dan 2 meter bedragen; g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 meter bedragen.

9.3

Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. b. c. d.

horeca, anders dan bedoeld in lid 1 onder b; detailhandel, anders dan bedoeld in lid 1 onder b; prostitutie en seksinrichtingen; het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke 251


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/ of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

252


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ARTIKEL 10 10.1

Sport- Sportvelden (S- SPV)

Bestemmingsomschrijving De voor 'Sport - Sportvelden' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sportvelden; b. sportcomplex; c. aan de hoofdbestemming ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca activiteiten met niet meer dan 20 % van het totale bruto vloeroppervlakte; d. maatschappelijke voorzieningen; e. groenvoorzieningen; f. bijbehorende voorzieningen.

10.2

Bouwregels Op gronden met de bestemming 'Sport- Sportvelden' mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden: a. er mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat slechts ĂŠĂŠn gebouw mag worden opgericht; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan; d. de gronden met de 'specifieke bouwaanduiding bebouwing uitgesloten' mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van ballenvangers en erf- en terreinafscheidingen; e. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 15 meter bedragen; f. de bouwhoogte van ballenvangers, eventueel in combinatie met erf- en terreinafscheidingen, mag niet meer dan 6 meter bedragen; g. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen; h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 meter bedragen.

10.3

Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. b. c. d.

horeca, anders dan bedoeld in lid 1 onder c; detailhandel, anders dan bedoeld in lid 1 onder c; prostitutie en seksinrichtingen; het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond. 253


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

254


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ARTIKEL 11 11.1

Tuin 1 (T-1)

Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing.

11.2

Bouwregels Op de gronden met de bestemming 'Tuin 1' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 meter bedragen; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 meter bedragen; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

11.3

Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; c. het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen.

255


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

256


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ARTIKEL 12

Tuin 2 (T-2)

12.1

Bestemmingsomscrhijving De voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en verhardingen ten dienste van de daarbij behorende hoofdgebouw en de op hetzelfde bouwperceel toegelaten bestemming.

12.2

Bouwregels Op de gronden met de bestemming 'Tuin 2' mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden: Gebouwen; a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 50% van het bestemmingsvlak met een maximum oppervlakte van 40 m²; b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de begane grondlaag vermeerderd met 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein; c. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen; d. de bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 5 meter bedragen; e. de bijgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap; f. de bouwdiepte van aan- en uitbouwen mag niet meer dan 2,5 meter bedragen, gemeten vanaf de achtergevelrooilijn; g. de diepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer dan 4 meter bedragen; Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; h. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 meter bedragen; i. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 meter bedragen; j. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.

12.3

Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare 257


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

afvalstoffen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; c. detailhandel; d. prostitutie en seksinrichtingen; e. bijgebouwen als zelfstandige woning.

258


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ARTIKEL 13

Tuin 3 (T-3)

13.1

Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en verhardingen ten dienste van de daarbij behorende hoofdgebouw en de op hetzelfde bouwperceel toegelaten bestemming.

13.2

Bouwregels Op de gronden met de bestemming 'Tuin 3' mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden: Gebouwen; a. het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd; b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de begane grondlaag vermeerderd met 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 meter, gemeten vanaf het aansluitend terrein; c. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen; d. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 5 meter bedragen; e. de bijgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap; f. de diepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer dan 4 meter bedragen; Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; g. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 meter bedragen; h. de diepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer dan 4 meter bedragen; i. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 meter bedragen; j. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.

13.3

Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; 259


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

c. detailhandel; d. prostitutie en seksinrichtingen; e. bijgebouwen als zelfstandige woning.

260


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ARTIKEL 14 14.1

Verkeer (V)

Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.

wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie; voet- en fietspaden; parkeervoorzieningen; openbare ruimte met bijbehorende voorzieningen, waaronder straatmeubilair, abri's en (ondergrondse-) bergbezinkbassins, inzamelplaatsen voor afval- en recyclecontainers; e. groenvoorzieningen, bermen, beplantingen en (ondergrondse) voorzieningen van openbare nut; f. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "garage" op de verbeelding; g. onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" op de verbeelding.

14.2

Bouwregels Op de gronden met de bestemming 'Verkeer' mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden: Gebouwen a. er mogen uitsluitend garageboxen, en gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd; b. de garageboxen mogen uitsluitend aaneengesloten worden bebouwd ter plaatse van de aanduiding 'garage' op de verbeelding; c. de bouwhoogte van de garageboxen mag niet meer dan 3 m bedragen; d. de bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen; e. de maximale oppervlakte van overige gebouwen bedraagt 15 m2 ; f. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer dan 5 meter bedragen;

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde g. de maximale bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van verkeer en lichtmasten mag 12 meter bedragen; h. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

14.3

Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: 261


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; c. detailhandel; d. prostitutie en seksinrichtingen; e. verkooppunten voor motorbrandstoffen.

262


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ARTIKEL 15 15.1

Water (WA)

Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. water; b. bijbehorende waterhuishoudkundige doeleinden, zoals oevervoorzieningen, landhoofden; c. bijbehorende voorzieningen zoals bruggen, steigers, dammen en/ of duikers.

15.2

Bouwregels Op de gronden met de bestemming 'Water' mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden: a. de bouwhoogte van gemalen mag niet meer dan 3 meter bedragen en de oppervlakte niet meer dan 5 m2 ; b. de bouwhoogte van meerpalen mag niet meer dan 1,5 meter bedragen; c. de lengte van een steiger, gemeten langs de waterlijn, mag niet meer dan 5 meter bedragen; d. de breedte van een steiger, gemeten haaks op de waterlijn, mag niet meer dan 1/10 van de breedte van het oppervlaktewater bedragen; e. de oppervlakte van een aanlegsteiger mag niet meer dan: 타 5 m2 bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tot 20 meter; 타 10 m2 bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 20 en 50 meter en niet meer dan; 타 15 m2 bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater breder dan 50 meter. f. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer dan 5 meter bedragen.

15.3

Specifieke gebruiksregels 1. Meerpalen en aanlegsteigers mogen uitsluitend gebruikt worden voor waterrecreatie en beroepsvaart. 2. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; c. als permanente ligplaats voor horecaschepen; d. als permanente ligplaats voor woonschepen. 263


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

264


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ARTIKEL 16 16.1

Wonen (W)

Bestemmingsomschrijving De gronden op de verbeelding bestemd voor 'Wonen' zijn aangewezen voor: a. b. c. d.

wonen; beroepsuitoefening aan huis; tuinen en erven; halfverdiepte en/of verdiepte garage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer- ondergrondse parkeergarage" op de verbeelding; e. bijbehorende voorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen op de begane grond.

16.2

Bouwregels 1. Op de gronden met de bestemming 'Wonen' mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden: Gebouwen: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan; c. ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan; d. gebouwen die op de verbeelding uitsluitend zijn voorzien van een maximale bouwhoogte, moeten worden afgedekt met een plat dak; e. gebouwen die op de verbeelding zijn voorzien van zowel een maximale goothoogte als een maximale bouwhoogte, moeten worden afgedekt met een kap met een hoek van maximaal 55 ° met het horizontale vlak; f. gebouwen die op de verbeelding zijn voorzien van een minimale en maximale goothoogte én minimale en maximale bouwhoogte kunnen worden afgedekt met een kap of een plat dak. g. In afwijking van het bepaalde in artikel 1, lid 37 van de regels, mag een kap zoals bedoeld in artikel 16, lid 2, sublid 1 onder f, bestaan uit ten minste één hellend dakvlak; h. de bouwdiepte van de halfverdiepte en/of verdiepte garage, zoals bedoeld onder lid 1 sub d, mag niet meer dan 4 meter bedragen; Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; i.

de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 meter bedragen; j. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 meter bedragen; k. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen. 265


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

bouwbepaling voor dakkapellen 2. Dakhellingen mogen worden onderbroken voor het oprichten van dakkapellen, met inachtneming van het volgende: a. de dakkapel heeft een maximale breedte van 2,5 meter waarbij de breedte nooit meer dan 50 % van de breedte van de betreffende gevel mag bedragen; b. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de daknok bedraagt 0,50 meter; c. de onderzijde van de dakkapel wordt minimaal een 0,50 meter en maximaal 1 meter boven de dakvoet geplaatst. d. voor het oprichten van meerdere dakkapellen geldt tevens dat er sprake moet zijn van een regelmatige rangschikking en een minimale afstand van 0,50 meter tussen de afzonderlijke dakkapellen.

16.3

Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. b. c. d.

bijgebouwen als zelfstandige woning; prostitutie en seksinrichtingen; detailhandel; het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/ of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; e. het gebruik als opslag, laad-, en /of losplaats ten behoeve van handelsdoeleienden.

266


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ARTIKEL 17

Waarde - archeologie

17.1

bestemmingsomschrijving 1. De gronden in het plangebied zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden. De dubbelbestemming Waarde - archeologie is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. 2. Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, geldt dat de dubbelbestemming WaardeArcheologie voorrang krijgt.

17.2

Bouwregels 1. Ten behoeve van andere, voor de gronden geldende bestemmingen is, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels, het volgende van toepassing: categorie 3 a. ter plaatse van de aanduiding 'categorie 3' zijn uitsluitend gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij de bodemroerende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde: Ÿ een oppervlakte hebben van ten hoogste 500 m² ; Ÿ niet verder gaan dan een diepte van 0,3 m. b. ingeval van een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning voor de gronden als bedoeld in sub1 onder a, waarbij bodemroerende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die Ÿ een oppervlakte hebben groter dan 500 m²; Ÿ niet verder gaan dan een diepte van 0,3 m, eisen burgemeester en wethouders dat alvorens de bouwvergunning verleend wordt, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. c. Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning: Ÿ het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; Ÿ het doen van opgravingen; Ÿ begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.

267


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

categorie 4 d. ter plaatse van de aanduiding 'categorie 4' zijn uitsluitend gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij de bodemroerende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde: Ÿ een oppervlakte hebben van ten hoogste 2.500 m² ; Ÿ niet verder gaan dan een diepte van 0,3 m. e. ingeval van een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning voor de gronden als bedoeld in sub1 onder d, waarbij bodemroerende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die Ÿ een oppervlakte hebben groter dan 2.500 m²; Ÿ niet verder gaan dan een diepte van 0,3 m,eisen burgemeester en wethouders dat alvorens de bouwvergunning verleend wordt, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. f. Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning: Ÿ het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; Ÿ het doen van opgravingen; Ÿ begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige. categorie 5 g. ter plaatse van de aanduiding 'categorie 5' zijn uitsluitend gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij de bodemroerende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde: Ÿ een oppervlakte hebben van ten hoogste 10000 m² ; Ÿ niet verder gaan dan een diepte van 0,3 m. h. ingeval van een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning voor de gronden als bedoeld in sub1 onder d, waarbij bodemroerende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die Ÿ een oppervlakte hebben groter dan 10000 m²; Ÿ niet verder gaan dan een diepte van 0,3 m,eisen burgemeester en wethouders dat alvorens de bouwvergunning verleend wordt, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. i. Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de 268


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Ÿ Ÿ Ÿ

volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning: het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; het doen van opgravingen; begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.

17.3

Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming Waarde- Archeologie, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

17.4

Ontheffing van de bouwregels 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels. 2. Ontheffing, wordt in ieder geval verleend indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aanvrager van de bouwvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van de gemeentelijke archeologisch deskundige, geen archeologische waarden te verwachten zijn. 3. Ontheffing, zoals in lid 4 bedoeld, wordt ook verleend, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aanvrager van de bouwvergunning aan de hand van andere informatie heeft aangetoond dat door grondroerende werkzaamheden of andere bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden. 4. Ontheffing, zoals in lid 4 bedoeld, wordt voorts verleend, indien: a. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het bovengenoemd rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden, gericht op: Ÿ het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; Ÿ het doen van opgravingen; Ÿ begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

17.5

Aanlegvergunning 1. Het is verboden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde- Archeologie zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,3 meter 269


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

b. c. d. e. f.

waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage; het ophogen van gronden met meer dan 0,3 meter; het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, met een diepte van 0,3 meter of meer; het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil; het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

2. Dit bovengenoemd verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning; c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing, zoals in lid 4 bedoeld, is verleend; d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. 3. Aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. 4. Aanlegvergunning wordt voorts verleend indien de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; 5. Aanlegvergunning wordt voorts verleend indien de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder d bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op: - het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; - het doen van opgravingen; -begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.

17.6

Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van ĂŠĂŠn of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming Waarde-Archeologie toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 2, in te delen. 270


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

271


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

272


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Hoofdstuk 3. Algemene regels ARTIKEL 18

Antidubbeltelregel

Gronden of bouwwerken die in aanmerking zijn (en moeten worden) genomen bij verlening van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijven bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing, behoudens intrekking van de vergunning en/ of sloop van het op basis van de vergunning gebouwde.

273


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

274


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ARTIKEL 19

Algemene ontheffingsregels

1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de bepalingen van het plan voor: a. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, goothoogten, hoogten, oppervlakten en bebouwingspercentages met ten hoogste 10 %; b. de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, met dien verstande dat de oppervlakte en de hoogte van deze bouwwerken niet meer dan 10 m2, respectievelijk 3 meter mogen bedragen; c. de bouw van andere bouwwerken van openbaar nut, waarvan de hoogte niet meer dan 10 meter mag bedragen; d. het overschrijden van de in het plan aangegeven bebouwingsgrenzen, voor zover dit ten gevolge van onnauwkeurigheden op de kaart dan wel voor geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een betere situering van bouwwerken en noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van het plan, tot een maximum van 1 meter; e. het overschrijden van de in het plan aangegeven bebouwingsgrenzen of bestemmingsgrenzen voor het realiseren van balkons, erkers, luifels, uitkragingen, bordessen, buitentrappen, galerijen, lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen tot een maximum van 2 meter; f. het overschrijden van de in het plan aangegeven hoogten ten behoeve van centrale technische voorzieningen, waarvan de hoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw; g. aangegeven hoogtes voor het bouwen van antenne-installaties tot maximaal 6 meter hoger. 2. Burgemeester en Wethouders toetsen bij de toepassing van de onder lid 1 opgenomen ontheffingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van: - de bestaande monumentale waarden; - de bezonningssituatie; - de privacy van omwonenden; - de verkeerssituatie ter plaatse.

275


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

276


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ARTIKEL 20

Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing of nadere eis is de volgende procedure van toepassing: a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage; b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in ĂŠĂŠn of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze; c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen; d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.

277


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

278


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotregels ARTIKEL 21 21.1

Overgangsrecht

Bouwen 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot; a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 2. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %; 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

21.2

Gebruik 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van dit plan langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder de overgangsbepalingen van dat plan.

279


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

21.3

Hardheidsclausule Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 3.2.2 Bro in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beĂŤindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

280


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

ARTIKEL 22

Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan 'Oosterduin.' Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van …………… De voorzitter, De griffier, ……………

……………..

281


Bestemmingsplan "Oosterduin" (vastgesteld)

Eindnoten

1. Doorn, J.W.G. van: Oosterduin: eigenaars, bewoners 1688 tot heden. Heemstede 2002 2. Jalink, Joan: Sporen van een ver verleden. In "Ons Bloemendaal, 21e jaargang, Lustrumnummer 1, voorjaar 1997". 3. Engelman, DaniĂŤl: Tekenaar. Landmeter, geadmitteerd in Holland op 15-07-1789, toen wonende te Haarlem. Kaart van Haarlem e.o., 1794. http://home.wxs.nl/~marcel.tettero/Haarlem/Sparwoude.html 4. http://www.werkgroepwestelijktuinbouwgebied.nl/Geschiedenis.htm 5. http://www.werkgroepwestelijktuinbouwgebied.nl/Geschiedenis.htm 6. Doorn, J.W.G. van: Oosterduin: eigenaars, bewoners 1688 tot heden. Heemstede 2002 7. http://ngz.watwaswaar.nl/ 8. Gemeente Haarlem: Stadsdeeluitvoeringsprogramma 2008 Haarlem-West. 9. Noord-Holland CHW (http://chw.noord-holland.nl/kaart.asp, 2007)

282










-BIJLAGE A: Zienswijzennota bestemmingsplan Oosterduin Behoort bij Raadsstuk “Vaststelling bestemmingsplan Oosterduin” Registratienummer: 2009/ 39785

Inleiding Het ontwerpbestemmingsplan Oosterduin heeft ter inzage gelegen van 11 september 2008 tot en met 23 oktober 2008. In deze nota worden de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan Oosterduin verwerkt. Deze zienswijzennota bevat alleen het inhoudelijke commentaar op het ontwerpbestemmingsplan Oosterduin (zie kolom “zienswijze”) en het gemeentelijke antwoord op dit commentaar (zie kolom “antwoord”). Vervolgens wordt in de kolom “aanpassing” aangegeven of het commentaar heeft geresulteerd in aanpassing van toelichting, verbeelding en planregels. Een kopie van de volledige zienswijzen liggen voor raadsleden ter inzage.

Ontvangen zienswijzen 1. De heer A. van Duinen 2. De heer Teeuwen- Bloemen en Planten Teeuwen 3. Mevrouw D. Roodvoets- Van der Veen 4. Mevrouw S.M.C Noordermeer van Niekerk 5. Mevrouw E. von Bönninghausen 6. de heer K.L.J. Koeleman en M. Koeleman 7. Familie Hoogerbrugge 8. De heer of mevrouw F.H. Rompelman 9. De heer of mevrouw E.L. Weidman 10. Arend en Daniëlle Nijenhuis- Gillissen 11. De heer of mevrouw D.W. Schouten 12. P.J.M. Schumacher, namens Alliance ‘22 13. Stichting Duinbehoud 14. Stichting Westelijk Tuinbouwgebied Haarlem 15. M. van Kordelaar 16. A.E. Vlasblom 17. J. Jansen 18. Ingrid Kroonenberg 19. T. Bijvoets, namens wijkraad Oosterduin

1


1. A. van Duinen, Egelantierlaan 38, 2015 KJ Haarlem Nr. Zienswijze Antwoord 0.

1.

De zienswijze gedateerd 23 september 2008 is op dezelfde dag door de gemeente ontvangen en ontvankelijk. De heer of mevrouw Van Duinen stelt voor om de groenstrook aan de Egelantierlaan te verbreden door de Egelantierlaan te versmallen. Hierdoor wordt de eenrichtingsweg ook veiliger.

2.

Inrit en uitrit bij Alliance / Life Fit wordt onveilig voor schoolgaande kinderen doordat dagopvang bij Alliance wordt mogelijk gemaakt.

3.

De bouwmogelijkheden van de woningen aan de Egelantierlaan 40 en hoger zijn uitgebreid, waarbij men een dakterras mag bouwen. Hierdoor wordt de bezonning voor in ieder geval nr. 38 verslechterd. De hoek van het gebouw Life Fit en het huidige fietspad /rijweg maakt de verkeerssituatie nu ook al onoverzichtelijk door de “dode hoek”. In de toekomstige situatie wordt dit verergerd wanneer de fietsers in deze “dode hoek” van het gebouw worden gedrongen en tegenliggend autoverkeer

4.

Onder de bestemmingen “Verkeer” en “Groen” is o.a. groen, wegen, straten, voet- en fietspaden e.d. mogelijk, ten behoeve van de benodigde flexibiliteit voor wat betreft de inrichting van de openbare ruimte. Dit bestemmingplan ziet niet toe op de feitelijke inrichting van de openbare ruimte. Op korte termijn zal er een inrichtingsplan opgesteld worden waarbij de buurt zal worden betrokken. De scheiding van fietspad en weg blijft mogelijk in het nieuwe bestemmingsplan. Hierdoor zullen schoolgaande kinderen met de fiets en ouders die kinderen komen halen en brengen met de auto gescheiden blijven. Dit bestemmingplan ziet niet toe op de feitelijke inrichting van de openbare ruimte. Op korte termijn zal er een inrichtingsplan opgesteld worden waarbij de buurt zal worden betrokken. Er is geen regeling voor dakterrassen in het bestemmingsplan opgenomen. Ter voorkoming van eventueel nadelige bezonningsituatie is de bouwhoogte van Egelantierlaan 40/42/44 en Oosterduinweg 3/5/7 verlaagd van 12 meter naar 9 meter. Zie antwoord bij zienswijze nummer 1, onder 1.

2

Toelichting

Aanpassing Verbeelding

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Planregels


5.

6.

7.

8.

de tegemoetkomende fietsers niet kunnen zien Voorstel: handhaaf huidige locatie clubgebouw en het bestaande fietspad. Zo niet, dan moeten opmerkingen tbv de verkeersveiligheid nader onderzocht en onderbouwd worden. (Gaat het maatschappelijke belang van de verplaatsing van het clubhuis boven het belang van de verkeersveiligheid). Ten behoeve van de graafwerkzaamheden voor de uitbreiding van de sportvelden zal een archeologisch onderzoek verricht moeten worden, neergelegd in een archeologisch rapport, dat weer moet voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie. De in het bestemmingsplan opgenomen bepaling is niet onderbouwd door een archeologisch rapport volgens de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. De voor categorie 4 voorgeschreven archeologisch onderzoek is tot op heden niet uitgevoerd, waardoor dit bestemmingsplan dan ook niet goedgekeurd kan worden (= rijkswet).

De nota archeologie is nog niet vastgesteld door de Raad, terwijl in het bestemmingsplan er wel van wordt uitgegaan.

Zie antwoord bij zienswijze nummer 1, onder 1.

Nee

Nee

Nee

Voor de onderbouwing verwijzen wij naar paragraaf 4.8 van de toelichting en bijlage 7 van de toelichting. Voor de uitvoering van de graafwerkzaamheden dient, volgens Artikel 18 “Waarde Archeologie 4�, een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) verkregen te worden van Burgemeester en Wethouders. Naar aanleiding van deze reactie zal de toelichting aangepast worden.

Ja

Nee

Nee

De inventarisatie in het bestemmingsplan (de archeologische paragraaf in de toelichting) is gebaseerd op de Archeologische Beleidskaart Haarlem. Op de verbeelding staan die gebieden, waarvoor op grond van de inventarisatie is vastgesteld dat ze (potentieel) archeologisch waardevol zijn, aangegeven met een dubbelbestemming archeologie. In de planregels zijn voorwaarden verbonden aan het uitvoeren van bodemroerende activiteiten in deze gebieden (archeologisch rapport is als indieningvereiste opgenomen in het vergunningverleningtraject voor aanlegvergunningen, reguliere bouwvergunningen en ontheffingen). Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. Deze wet ziet op het behoud van de archeologische waarden ter plekke. Binnen de planologie is het verplicht in het proces van

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

3


9.

10.

11.

12.

Voor de genoemde archeologische zones moet ook een aanlegvergunning worden opgenomen. In het concept bestemmingsplan is nog geen aanlegvergunning opgenomen. Voorstel: het uitvoeren van het wettelijke en vanuit de conceptnota archeologie Haarlem verplichte archeologische onderzoek, alvorens dit bestemmingsplan wordt vastgesteld. Daarnaast aanlegvergunning opnemen. De effecten van het verkleinen van de groenstrook aan de Egelantierlaan en het mogelijk afgraven van deze op de grondwaterstand niet meegenomen in het concept.

De Egelantierlaan is niet gedraineerd en de woningen hebben in de huidige situatie overlast van het grondwater. De effecten van de drainage van de Egelantierlaan op de omgeving is in het plan niet meegenomen. Voorstel: het uitvoeren van een onderzoek naar de effecten op de grondwaterstand en wateroverlast op de directe

ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Aan deze verplichting wordt voldaan door in het bestemmingsplan de archeologische bepalingen op te nemen. De verwachting is dat de raad de Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH) archeologie op korte termijn zal vaststellen. In het ontwerpbestemmingsplan is alvast geanticipeerd op de gevolgen van het beleid. In het ontwerpbestemmingsplan Oosterduin is in artikel 17.5, artikel 18.5 en artikel 19.5 de aanlegvergunningregeling opgenomen. Zie de beantwoording bij zienswijze 1, onder 7 en zienswijze 1, onder 9.

In bijlage 7 ‘Ruimtelijke onderbouwing herinrichting sportcomplex’ wordt de toekomstige toename van de verharding besproken. In eerste instantie zal een financiële compensatie plaatsvinden in het gemeentelijke waterfonds. Tevens biedt het bestemmingsplan flexibiliteit voor toevoegen van water in de bestemmingen “Groen” en “Maatschappelijk”. Deze flexibiliteit is, naar aanleiding van de reactie, in paragraaf 4.3 “Waterparagraaf” van de toelichting beschreven en in Artikel 8 “Maatschappelijk” van de planregels toegevoegd. Verwezen wordt naar paragraaf 4.3 Waterparagraaf. Het bestemmingsplan maakt aanpassingen aan riolering en het leggen van drainagesystemen o.a. mogelijk binnen de bestemmingen “Groen” en “Verkeer”. Naar aanleiding van de reactie is de paragraaf 4.3 “Waterparagraaf” aangepast d.m.v. het opnemen van bovenstaande zin onder het kopje “Waterketen”.

4

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Ja

Nee

Ja

Ja

Nee

Nee


omgeving van Alliance.

2. Dhr. Teeuwen, Bloemen en Planten Teeuwen, Oosterduinweg 1, 2015 KH Haarlem Nr. Zienswijze Antwoord 0. 1.

2.

3.

De zienswijze is op 26 september 2008 door de gemeente ontvangen en ontvankelijk. De heer Teeuwen maakt bezwaar tegen de hoofdbestemming Detailhandel- Tuincentrum ter plaatse van bovengenoemd adres. De bloemenwinkel is te klein voor een volwaardige tuincentrum.

Het pand en de bijbehorende kas aan de Oosterduinweg 1 krijgt de hoofdbestemming Detailhandel toegekend, conform de afgegeven vergunning in het verleden. Ter voorkoming van perifere detailhandel of een supermarkt ter plaatse, worden deze detailhandelvormen uitgezonderd. De gebruiksbepaling van deze bestemming onder artikel 4.4 is hierop aangepast. Dit is aangepast, zie onder nummer 1 van deze zienswijze.

De specifieke bestemming ‘Tuincentrum’ beperkt de eigenaar in de (verre) toekomst bij een eventuele verkoop in de mogelijkheden van bijvoorbeeld fietsen of woninginrichting. Een evt. mogelijkheid zou de bestemming Uitgangspunt van het bestemmingsplan is dat deze ‘wonen’ kunnen zijn, daar dit geheel past binnen consoliderend van aard is. Dit betekent dat de bestaande de woonwijk. situatie zo veel als mogelijk wordt vastgelegd. Daar de detailhandelsfunctie een reeds bestaande situatie betreft, is dit als zodanig opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Voor een bewoonbare stad is een aantrekkelijke woonomgeving en voldoende kans om goed te wonen voor alle groepen bewoners van groot belang. Veiligheid, behoud of versterking van buurtidentiteit, genoeg openbare ruimte als ontmoetingsplaats, behoud van voldoende voorzieningen in wijken en buurten (onderwijs, sport, recreatie, gezondheidszorg, hulpverlening, detailhandel etc.) en meer passende economische functies in en nabij wijken (functiemenging) zijn leefbaarheidaspecten die onder het

5

Toelichting

Aanpassing Verbeelding

Planregels

Nee

Nee

Ja

Nee

Nee

Ja

Nee

Nee

Nee


speerpunt ‘Duurzaam goed wonen’ uit het Structuurplan Haarlem 2020 vallen. Het beleid van de gemeente Haarlem is panden als deze voor de vigerende functie te behouden.

3. Mevrouw D. Roodvoets- Van der Veen, Daslookweg 11, 2015 KN Haarlem Nr. Zienswijze Antwoord 0. 1.

2.

Zienswijze is 29 september 2009 door de gemeente ontvangen en ontvankelijk. De nieuwe bouwhoogte van de gebouwen aan de Prof. Van Gilseschool past niet binnen de geleidelijke structuur van Natuurgebied naar Woonwijk De lichtmasten die in het nieuwe plan aan de noordkant, grenzend aan het Tuinbouwgebied komen te staan, zullen onnodige horizon- en lichtvervuiling veroorzaken. Deze passen beter aan de kant van de hogere huizen en hogere bomen.

3.

De hoogte van de lichtmasten is te hoog. 12 meter zou ook kunnen voldoen ipv 15 of 18 m.

4.

Fietspad aan de noordkant van de sportvelden wordt niet intensief gebruikt, kan smaller worden voor extra beplanting.

Toelichting

Aanpassing Verbeelding

De nieuwe bouwhoogte wordt aangepast conform de bestaande bouwhoogte van de school.

Nee

Ja

Nee

Aan de noordkant van het terrein staan in de bestaande situatie al vele jaren lang lichtmasten. In bijlage 9 van de toelichting is een lichthinderonderzoek t.b.v. de herinrichting sportcomplex opgenomen. Indien er al een negatieve invloed van de lichtmasten zou zijn, dan is dat nu al een bestaande situatie. De situatie verandert niet aantoonbaar wanneer de lichtmasten verplaatst worden en er enkele bijkomen. Voor de oude lichtmasten was 12 meter voldoende. Alle nieuwe lichtmasten moeten in verband met verbeterde armaturen en ter voorkoming van lichthinder naar de omgeving 15 meter hoog zijn. Hoe lager de masten hoe meer lichthinder er voor de omgeving ontstaat. Bij het lichtonderzoek is als uitgangspunt genomen een mast van 15 meter. Deze hoogte is tegenwoordig standaard bij voetbalcomplexen. Bij de uiteindelijke inrichting van het gebied moet blijken of dit noodzakelijk is. Dit bestemmingplan ziet niet toe op de feitelijke inrichting van de openbare ruimte. Op korte termijn zal er een inrichtingsplan

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

6

Regels


opgesteld worden waarbij de buurt zal worden betrokken.

4. Mevrouw S.M.C. Noordermeer van Niekerk, Sleedoornweg 2, 2015 KS Haarlem Nr. Zienswijze Antwoord

0. 1.

2.

3.

4.

5.

De zienswijze is op 6 oktober 2008 door de gemeente ontvangen en ontvankelijk. De woningen aan de Sleedoornweg worden onevenredig benadeeld bij de herinrichtingsplan van de voetbalvelden. Er is geen enkele beschermde begroeiing in de bocht van de Daslookweg/ Sleedoornweg. Vanwege het drukke verkeersaanbod en de verkeersveiligheid zou deze bocht open moeten blijven. De indeling van de voetbalvelden is een slechte oplossing voor het milieu omdat de lichtmasten en het kunstgrasveld dicht bij het natuurgebied zijn ingetekend. Het wegnemen van de beschermende groen aan de rand van de sportvelden is niet gewenst.

Toelichting

Aanpassing Verbeelding

Planregels

Er is geen sprake van een onevenredige benadeling omdat de herinrichting is gebaseerd op de vigerende bestemming ter plaatse van de Sleedoornweg. Het bestemmingsplan ziet niet toe op de beplanting in de openbare ruimte. De zorg met betrekking tot de verkeersveiligheid is doorgegeven aan de afdeling Verkeer en wordt betrokken bij het herinrichtingsplan. Zie antwoord hierboven en het antwoord op zienswijze 3, onder 2.

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

In de nieuwe situatie zal er ter hoogte van de Sleedoornweg 2 t/m 16 genoeg ruimte voor beschermend groen overblijven. In dit bestemmingsplan wordt dat mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan ziet niet toe op de inrichting van de openbare ruimte. Op korte termijn zal er een inrichtingsplan opgesteld worden waarbij de buurt zal worden betrokken. Verwezen wordt naar het antwoord op zienswijze nummer 8, onder 4.

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Het verkeer en de uitstoot daarvan vormen voor de vooral jonge sporters aan de Sleedoornweg een bedreiging. Daarom is het gewenst het kunstgrasveld dat vaker bespeeld gaat worden, naar de zuidkant te verplaatsen. Voorstel: Leg het kunstgrasveld met lichtmasten De huidige indeling is gebaseerd op een variantenstudie. niet op de noordelijke maar op de zuidelijke helft Na afweging van alle mogelijkheden bleek dit de beste

7


van het voetbalveld. Daarom geen verplaatsing van de fietspaden naar de noordzijde van de Sleedoornweg.

optie.

5. Mevrouw E. von Bönninghausen, Oosterduinweg 3, Nr. Zienswijze Antwoord 0.

1.

2.

Zienswijze is op 9 oktober 2008 door de gemeente ontvangen en aangevuld op 4 november 2008 en is ontvankelijk. Groenvoorziening en de kleur groen rondom de terreinen van Alliance suggereert dat uitsluitend groen wordt aangelegd. In de tekst staat dat er ook een voetpad of fietspad kan worden aangelegd. Graag de groen en fiets- of voetpad duidelijk op de kaart aangeven. Onze woning aan de Oosterduinweg 3 en die van de buren aan Oosterduinweg 5/7 en Egelantierlaan 40/43/44 zijn niet correct op de kaart weergegeven. De keukens en bijkeukens, alsmede de hierboven gelegen verdieping zijn niet omgekaderd en aangemerkt als ‘wonen’. Deze woningen zijn destijds met deze functies uitgevoerd en opgeleverd.

Toelichting

Aanpassing Verbeelding

Planregels

Zie antwoord bij zienswijze 1, onder 1.

Nee

Nee

Nee

De verbeelding is aangepast conform de originele bouwtekeningen.

Nee

Ja

Nee

Toelichting

Aanpassing Verbeelding

Planregels

Nee

Ja

6. K.L.J. Koeleman en M. Koeleman, Duinroosplantsoen 45, 2015 KG Haarlem Nr. Zienswijze Antwoord 0.

Zienswijze is door de gemeente ontvangen op 6 oktober 2008 en ontvankelijk.

1.

De bestemming ‘Tuin 1’ bij de winkel aan de Helmlaan nr. 42 beperkt de bouwmogelijkheden

Het bestemmingsplan is aangepast in die zin dat het erf met de bestaande garage wordt bestemd als Tuin 3. Ten

8

ja


ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Tevens zijn parkeermogelijkheden bij deze bestemming uitgesloten, terwijl men wel beschikt over een officiĂŤle inrit, oprijpad en garage. Graag aanpassen: de huidige Tuin 1 bestemming veranderen in T3 en tevens als parkeervoorziening worden gebruikt.

behoeve van inrit over de bestemming Tuin 1 is in de gebruiksbepaling het verbod van parkeervoorzieningen vervangen door: het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen. In het geval dat het een oprit of inrit betreft over de bestemming Tuin 1, is dit dus toegestaan, met uitzondering van het parkeren van voertuigen.

7. Fa. Hoogerbrugge, Egelantierlaan 27, 2015 KJ Haarlem Nr. Zienswijze Antwoord 0. 1.

De zienswijze is ontvangen op 7 oktober 2008 en ontvankelijk. Het voetgangers- en fietsverkeer via de Duinvlietweg afwikkelen en Sleedoornweg uitsluitend voor gemotoriseerd verkeer bestemmen teneinde het plantsoen aan de zuidzijde zoveel mogelijk te sparen.

2.

Het uitzicht van de hoek aan de Sleedoornweg te verbreden door het struikgewas aldaar weg te halen of zeer transparant te houden.

3.

Het drastisch verhogen van de verkeersdrempel voor de bocht en het aanbrengen van een of meer soortgelijke drempels direct na de bocht.

4.

De parkeerterreinen en de afwikkeling van de verkeersstromen bij het sportcomplex Alliance dient nog de nodige aandacht te worden gegeven.

Toelichting

Aanpassing Verbeelding

Planregels

Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen omdat het bestemmingsplan de verkeersregelingen niet bepaald.

Nee

Nee

Nee

Het bestemmingsplan ziet niet toe op de beplanting in de openbare ruimte. De zorg met betrekking tot de verkeersveiligheid is doorgegeven aan de afdeling Verkeer en wordt betrokken bij het herinrichtingsplan. Deze opmerking is niet ruimtelijk relevant voor het bestemmingsplan. Voor verdere informatie over verkeersdrempels wordt verwezen naar de afdeling Verkeer. Klopt, bij de inrichting van het sportcomplex zal hier de nodige aandacht aan gegeven worden.

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

9


5.

6.

7

8.

9.

De 9-11 parkeervakken aan de noordzijde zou in de toekomst het meest voor de hand liggende exclusieve regio kunnen zijn voor het afzetten en ophalen van kinderen. Om een vrij uitzicht over de sportvelden en het tuinbouwgebied te garanderen zou de groenstrook aan de Zeedistelweg , gerekend vanaf het zuiden tot voorbij de in/uitgang van het parkeerterrein, uitsluitend bestaan uit laagblijvende heesters tot 1.50 meter. Voor de sociale controle en vooral voor de verkeersveiligheid verdient het aanbeveling dat het parkeerterrein uitsluitend wordt voorzien van transparant, laagblijvend groen. Ter ordening van de verkeersstromen aan de Zeedistelweg wordt bepleit deze weg en het parkeerterrein en tot 5 km gebied te bestemmen.

Alle inzamelbakken verplaatsen naar het terrein aan de noordzijde van het Life Fit Centre complex.

Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Nee

Nee

Nee

Het bestemmingsplan ziet niet toe op de beplanting in de openbare ruimte. Op korte termijn zal er een inrichtingsplan opgesteld worden waarbij de buurt zal worden betrokken.

Nee

Nee

Nee

Zie antwoord bij zienswijze nummer 7, onder 2.

Nee

Nee

Nee

Deze verkeerstechnische opmerking is niet ruimtelijk relevant voor het bestemmingsplan. Bij de uiteindelijke inrichting van het gebied moet blijken of dit noodzakelijk is. Op korte termijn zal er een inrichtingsplan opgesteld worden waarbij de buurt zal worden betrokken. Deze opmerking is niet ruimtelijk relevant voor het bestemmingsplan. Bij de uiteindelijke inrichting van het gebied moet blijken of dit noodzakelijk is.

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Toelichting

Aanpassing Verbeelding

Nee

Ja

8. De heer of mevrouw F.H. Rompelman, Egelantierlaan 42, 2015 KJ Haarlem Nr. Zienswijze Antwoord 0. 1.

Zienswijze is op 7 oktober 2008 door de gemeente ontvangen en ontvankelijk. De woningen aan de Egelantierlaan 40/42/44 en aan de Oosterduinweg 3/5/7 staan op de plankaart niet juist ingetekend, terwijl een mij niet bekende uitbouw aan de Oosterduinweg 3 is ingetekend als zijnde hoofdgebouw. Deze huizen

De genoemde percelen zijn op de verbeelding aangepast; de oorspronkelijke bebouwing volgens de originele tekeningen zijn in het bouwvlak op de verbeelding weergegeven.

10

Planregels

Nee


2.

3.

4.

5.

6.

zijn van origine gebouwd met uitgebouwde keukens/bijkeukens en 1e verdieping,. Verzoek om struikgewas van zo’n 6 meter hoog te plaatsen ter plaatse van de 6 meter hoge ballenvangers, om zo enigszins de schade aangaande het uitzicht te kunnen beperken.

Deze opmerking is niet ruimtelijk relevant voor het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan zegt niets over de eventuele beplanting. Op korte termijn zal er een inrichtingsplan opgesteld worden waarbij de buurt zal worden betrokken. Voor de economische uitvoerbaarheid van het plan wordt verwezen naar paragraaf 7.4 van de toelichting.

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Ten behoeve van het bestemmingsplan is een milieuonderzoek uitgevoerd (zie hoofdstuk 4 en bijlage 2). Met het Car-model (versie 6.1.1) is een berekening uitgevoerd om de concentratie luchtverontreinigende stoffen te bepalen. Uit de resultaten blijkt dat voor alle luchtverontreinigende stoffen voldaan wordt aan de normen uit de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. De enige voor geluid relevante weg is de Westelijke Randweg. De overige wegen binnen het plangebied hebben een snelheidsbeperking van 30 km/uur en vallen daardoor buiten het kader van de Wet Geluidhinder. Het zuidelijke deel met de huidige bestemming Het ontwerpbestemmingsplan staat bebouwing op de speel/ plantsoen biedt géén desbetreffende strook nadrukkelijk niet toe. Verwezen bebouwingsmogelijkheden tot een hoogte van 15 wordt naar de aanduiding “Specifieke bouwaanduiding meter. Dit willen we ook zo behouden. gebouw uitgesloten” op de verbeelding. Het bestemmingsplan komt hierin geheel toe aan deze wens en biedt géén bebouwingsmogelijkheden. Zowel de voetbalclub als het naastgelegen Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen. fitnesscentrum worden voornamelijk bezocht

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Mocht er bij nader inzien (financiële) belemmeringen zijn die herinrichting niet mogelijk maken, dan kan de hele voorgenomen bestemmingsplanwijziging in feite geen doorgang vinden. Vermeden moet dan (in ieder geval) worden dat de aanzienlijke verkleining van de groenstrook bij de bestemmingsplanwijziging wordt gebruikt voor andere doeleinden. Er is onvoldoende aandacht besteed aan de verkeerssituatie ter plekke van de kruising Egelantierlaan/ Oosterduinweg/ Sleedoornweg met de daarbij behorende overmatige geluidshinder en luchtverontreiniging. De connectie van de wijk met haar omgeving met alle lasten en lusten van dien worden niet vermeld. De wijk Oosterduin als een eiland van rust geeft een vals beeld.

11


7.

8.

door leden/ bezoekers van buiten de wijk. Ze vormen voor de wijk in feite een wezensvreemd element; vandaar ook de ontsluiting in twee richtingen direct naar Randweg. Het oprekken en bestemmen van de locatie als geheel als sportveld duidt er op dat de gemeente de sportvelden als tussenstap gebruikt om bebouwing te realiseren, vergl. die van de aan verlengde van de Egelantierlaan gelegen flatgebouw. Opmerking: de wijze waarop formeel deze procedure aan ondergetekende als direct belanghebbende door de gemeente is gecommuniceerd, verdient niet bepaald de schoonheidsprijs. Normaal zou zijn dat de omwonende van het sportveld, zoals ook bij andere ingrijpende gemeentelijke maatregelen, het plan en de bezwaren/ beroepsprocedure/ termijnen persoonlijk onder de aandacht was gebracht.

Het gaat om het herinrichten van een bestaand sportcomplex. Voor een toelichting wordt verwezen naar bijlage 7 van de toelichting.

Nee

Nee

Nee

De gemeente heeft zich bij de informatieverstrekking van dit bestemmingsplan gehouden aan de wettelijke procedures om de buurtbewoners te informeren. Het is ieders verantwoordelijkheid om de informatiebronnen te raadplegen. Ten aanzien van de herinrichtingsplannen van Alliance ’22 is op 14 januari 2008 in samenwerking met Alliance ‘22 een presentatie gehouden aan belanghebbenden en de wijkbewoners, waarbij ruim de gelegenheid is geboden om eventuele bezwaren cq aandachtspunten naar voren te brengen. Verder is de wijkraad geïnformeerd in het voorontwerpfase, samen met de overheidspartners. Op 23 september 2008 is tevens een algemene informatieavond gehouden om informatie te verstrekken over het ontwerpbestemmingsplan Oosterduin.

Nee

Nee

Nee

Toelichting

Aanpassing Verbeelding

Planregels

Nee

Ja

Nee

9. de heer of mevrouw E.L. Weidman, Daslookweg 3, 2015 KN Haarlem Nr. Zienswijze Antwoord 0. 1.

De zienswijze is op 13 oktober 2008 ontvangen en is ontvankelijk. Het bouwvlak van de Prof van Gilseschool is ten opzichte het bestemmingsplan ‘Duinvliet’ in het ontwerpbestemmingsplan Oosterduin met

Op basis van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening diende bij een projectbesluit ex artikel 19 WRO binnen een jaar een ontwerpbestemmingsplan ter inzage te

12


1000m2 verhoogd, de bebouwingspercentage van 50% naar 60% verhoogd en ook de bouwhoogte is van 5 naar 9 meter verhoogd.

2.

3.

4.

De bestemming ‘Maatschappelijk’ waaronder voornoemde school valt, biedt mogelijkheden voor andere maatschappelijke voorzieningen. Dit is echter voor de bewoners van de Daslookweg e.o. niet aanvaardbaar. De toegestane uitbreiding zal tot gevolg hebben dat het verkeer, dat op dit moment al voor overlast zorgt, zal toenemen. Het bestaande stratenplan heeft nauwelijks trottoirs en de trottoirs die er zijn worden als parkeerplaatsen benut. Verzoek om de toename van de bouwvolume van de school weer terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau in het licht van de huidige infrastructuur.

worden gelegd. Naar aanleiding van de realisatie van de school in de vorm van een artikel 19 procedure (oud) is destijds het ontwerpbestemmingsplan ‘Duinvliet’ ter inzage gelegd. Dit bestemmingsplan is echter nooit vastgesteld door de gemeenteraad. Aan dit ontwerpbestemmingsplan kunnen dus geen rechten worden ontleend. Uitgangspunt bij het opstellen van het bestemmingsplan Oosterduin is dat het in grote lijnen een consoliderende karakter heeft. De feitelijke bebouwing en de bouwhoogte worden daarom als zodanig op de verbeelding opgenomen. De verbeelding is hierop aangepast. De mogelijkheden van de maatschappelijke bestemming zijn gebaseerd op de regeling Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) en de standaarddefinitie van de gemeente Haarlem. Verwezen wordt naar art. 1.38 van de Planregels. Zie antwoord bij zienswijze nummer 9, onder 1. Er zal geen uitbreiding van de bouwmogelijkheden van de school plaatsvinden.

Zie antwoord bij zienswijze nummer 9, onder 1.

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Toelichting

Aanpassing Verbeelding

Planregels

10. Arend en Daniëlle Nijenhuis-Gillissen, Egelantierlaan 34, Nr. Zienswijze Antwoord 0.

Zienswijze is door de gemeente ontvangen op 12 oktober 2008 en ontvankelijk.

13


1.

2.

3.

4.

5.

Bezwaar met betrekking tot de negatieve effecten van de woonomgeving van het draaien van de velden en als gevolg daarvan het van het speelveld annex groenstrook aan de zuidzijde van het terrein. Het herinrichtingsplan heeft tot gevolg dat 10 rustieke bomen in de groenstrook verdwijnen.

de noodzaak tot uitbreiding met een half veld zou achterwege moeten blijven, gezien de noodzaak daartoe niet bestaat. Mocht de groenstrook onverhoopt opgeofferd worden, dan zou dit deels gecompenseerd kunnen worden door de Egelantierlaan aanzienlijk te versmallen, waardoor de automobilisten gedwongen zijn langzamer te rijden. Door een fietspad met onderbroken belijning toe te voegen aan de Egelantierlaan wordt het verkeer gedwongen de snelheid aan te passen.

De herinrichting van het sportterrein van Alliance ’22 gaat ten koste van een deel van de groenstrook. Zie ook de beantwoording bij zienswijze nummer 10, onder 2.

Nee

Nee

Nee

Voor de uitvoering van de plannen van Alliance zal volgens de Haarlemse Bomenverordening een groentoets moeten worden gemaakt. De gemeente Haarlem neemt de conclusie van deze groentoets mee in de verdere besluitvorming rond de bouw en aanleg van het sportcomplex. Inzet is behouden van de waardevolle bomen langs de Egelantierlaan. Is dit niet mogelijk dan wordt bekeken of de bomen verplant kunnen worden door een gespecialiseerd bedrijf. Voor het kappen van bomen geldt een herplantingsplicht (bomenverordening). Voor de noodzaak van het plan wordt verwezen naar bijlage 7 “Ruimtelijke onderbouwing herinrichting sportcomplex” van de toelichting. Zie antwoord bij zienswijze nummer 1, onder 1.

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Toelichting

Aanpassing Verbeelding

Planregels

Deze reactie is niet ruimtelijk relevant voor het bestemmingsplan en nemen deze daarom voor kennisgeving aan.

11. de heer of mevrouw D.W. Schouten, Egelantierlaan 44, Nr. Zienswijze Antwoord 0.

De zienswijze is door de gemeente ontvangen op 16 oktober 2008 en ontvankelijk.

14


1.

2.

3.

4.

Op de plankaart mis ik de reeds tijdens de bouw van mijn woning geplaatste keukens/ eerste verdieping tussen mijn woning en die van de buren op nr. 42. Dit geldt ook voor de woningen aan de Oosterduinweg 3 en 5. Dit terwijl er een niet bestaande uitbouw is getekend aan Oosterduinweg 3. Na draaiing van de velden en het opschuiven in de richting van de Egelantierlaan komt de zijlijn van het voetbalveld, dat thans aan de Sleedoornweg ligt, aan de Egelantierlaan te liggen. Ik neem aan dat het verhoogde hek van 6 m. meeverhuist achter de doelpalen en dat er aan de Egelantierlaan een hek komt van 2 m. hoog. Voorkomen moet worden dat de nieuwe rooilijn (versmalling Groenstrook), in het geval de plannen om financiële redenen niet gerealiseerd kunnen worden, gebruikt worden voor woningbouw of als tuin voor een woningbouwproject. Vertrouwend op de herplantplicht van bomen eveneens geldt voor hooggroeiend en groenblijvend struikgewas en dat die plicht zo spoedig mogelijk wordt nageleefd.

De verbeelding is op deze punten aangepast; de oorspronkelijke bebouwing volgens de originele tekeningen zijn in het bouwvlak op de verbeelding weergegeven.

Nee

Ja

Nee

Het verhoogde ‘hek’ zal meeverhuizen met de nieuwe locatie van de doelen. De maximale hoogte van de ballenvangers is 6 meter hoog. Ballenvangers worden langs alle kanten van het complex toegelaten.

Nee

Nee

Nee

Zie antwoord bij zienswijze 8, onder 3.

Nee

Nee

Nee

Zie antwoord bij zienswijze 8, onder 2.

Nee

Nee

Nee

Toelichting

Aanpassing Verbeelding

Planregels

Nee

Nee

Ja

12. P.J.M. Schumacher, namens Alliance ’22, Lorentzkade 168, Nr. Zienswijze Antwoord 0. 1.

De zienswijze is gedateerd 22 oktober 2008 en is ontvankelijk. De 40% regeling onder de bestemming Sportsportvelden tbv van horeca, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen is niet conform de afspraken tussen Alliance en de gemeente.

De 40 % regeling onder de bestemming ‘SportSportvelden ten behoeve van horeca, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen was opgenomen om de hoofdfunctie Sport te waarborgen. De regels zijn

15


Verzoek om de 40% toe te kennen aan maatschappelijke voorzieningen.

2.

3.

aangepast conform de afspraken. De functie maatschappelijke voorzieningen wordt nu genoemd als subbestemming onder de bestemmingsomschrijving van de hoofdbestemming ‘Sport-Sportvelden’ . Indiener van de zienswijze verzoekt om de Er is geen reden om aan te nemen dat de bouwhoogte van maximale bouwhoogte van ballenvangers van 6 ballenvangers van 6 meter niet zou voldoen aan de meter naar 9 meter te verhogen. gebruikelijke norm. De bouwhoogte van de ballenvangers wordt daarom gehandhaafd. In het ontwerp is de laatste modeltekening van De regeling voor bouwwerken geen gebouwen zijnde, RIET opgenomen. Die tekening geeft aan welke zoals hekken zijn in artikel 10.2 opgenomen. indeling gewenst is. Afwijkingen zoals genoemd in de zienswijzen kunnen De zienswijze gaat er vanuit dat kleine ten allen tijde doorgevoerd worden mits het past binnen afwijkingen tov. de tekening (bv. 1 hek tussen de de kaders van het vastgestelde bestemmingsplan. 2 velden ipv. 2 hekken om ruimte te winnen) nog doorgevoerd kunnen worden in de definitieve plannen. Dus niet zozeer de hoofdpunten (ligging velden, ligging en afmetingen bebouwing ed.), maar wel zaken die de inrichting optimaler maken.

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Toelichting

Aanpassing Verbeelding

Planregels

Nee

Nee

Nee

13. Stichting Duinbehoud, Postbus 664, 2003 AR Leiden Nr. Zienswijze Antwoord 0. 1.

De zienswijze is door de gemeente ontvangen op 21 oktober 2008 en ontvankelijk. Verzoek om het bestemmingsplan te toetsen aan de Habitatrichtlijn en vergunning aan te vragen ingevolge artikel 16 van de Natuurbeschermingswet 1998 voor de mogelijke effecten van het staatsmonument Duinvliet.

Het ontwerpbestemmingsplan bood de Prof. van Gilseschool aan de Daslookweg 2 de mogelijkheid om hoger te bouwen en een toename van het bebouwingsoppervlakte te realiseren. Dit is niet gewenst en is daarom aangepast. De rechten uit de verleende bouwvergunning van de school zijn overgenomen in het bestemmingsplan. Doordat de bestaande situatie gehandhaafd blijft hoeft er geen vergunning aangevraagd te worden ingevolge artikel 16 van de

16


Natuurbeschermingswet. Het plangebied is getoetst aan natuurwetgeving. Wij verwijzen naar paragraaf 4.6 Natuurwaarden. 2.

Verontrust over het nieuwe bestemmingsplan omdat de ontwikkelingen in de randen van het Nationaal Park niet verdragen met de doelstellingen van instandhouding van de te beschermen waarden (habitats en soorten) voor onder meer broedvogels, vleermuizen, het oppervlaktewater Duinvliet en het Westelijk Tuinbouwgebied. Vanwege de ontwikkelingen zoals kunstverlichting zal het levensritme van broedvogels en de vliegroutes van vleermuizen verstoord worden.

Zie onze antwoorden bij zienswijzen 13, onder 1, 3, 4 en 5.

Ja

Nee

Nee

Dit bezwaar is niet steekhoudend, omdat in de bestaande situatie al vele jaren lang lichtmasten staan. In bijlage 9 van de toelichting is een lichthinderonderzoek t.b.v. de herinrichting sportcomplex opgenomen. Indien er al een negatieve invloed van de lichtmasten zou zijn, dan is dat nu al een bestaande situatie. De situatie verandert niet aantoonbaar wanneer de lichtmasten verplaatst worden en er enkele bijkomen. Tevens verwijzen wij naar paragraaf 4.6 Natuurwaarden. De conclusie van de stadsecoloog op eventuele lichthinder vanuit ecologisch oogpunt toegevoegd aan de paragraaf natuurwaarden in de toelichting en in bijlage 7.

Ja

Nee

Nee

4.

De Stichting maakt zich zorgen om de aantasting van de ecologische waarden van het oppervlaktewater, kwelwater uit de duinen, door versnelde afvoer van dit kwelwater en/ of de toestroom van vervuild water; natuurtoets is noodzakelijk.

Nee

Nee

Nee

5.

Er is op geen enkele wijze verwezen naar de toetsing aan natuurwetgeving voor de direct aan het plangebied grenzende Westelijk Tuinbouwgebied en Duinvliet.

Het is niet helemaal duidelijk wat de Stichting bedoeld. Er zal geen versnelde afvoer van kwelwater en / of toestroom van vervuild water plaatsvinden. De huidige voetbalvelden van Alliance zijn gedraineerd. Ten opzichte van de gedraineerde velden zijn er geen grote verschillen in het afvoeren van hemelwater door kunstgras. Zie paragraaf 4.6 Natuurwaarden (blz. 39). Het plangebied is getoetst aan natuurwetgeving: “In het kader van de natuurtoets is nagegaan of het bestemmingsplangebied binnen een speciale

Nee

Nee

Nee

3.

17


beschermingszone valt. Op basis van gegevens van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplangebied geen deel uitmaakt van de Natura-2000 gebieden. Het plangebied heeft daarnaast ook geen significante gevolgen voor deze gebieden, en evenmin voor gebieden van de Provinciale Ecologische Hoofd Structuur.”

14. Stichting Westelijk Tuinbouwgebied Haarlem, P/a Leendert Meesterzstraat 104, Nr. Zienswijze Antwoord 0.

De zienswijze is door de gemeente ontvangen op 23 oktober 2008 en is ontvankelijk.

1.

Betreuren dat nergens in de plantoelichting gesproken wordt over het bestemmingsplan ‘Binnenduinrand Haarlem’. Bekend is dat de Professor van Gilseschool last heeft van kwelwater. Gepleit wordt om de strook van de school aan de natuur terug te geven bij een eventuele verhuizing van de school; een gebied met water (duinrellen) kan bijdragen aan het waterbergend vermogen van de wijk. De omschrijving van ‘maatschappelijke bestemming’ kan leiden tot gebruik dat minder gewenst is in relatie met het aansluitende Duinvliet en het Westelijk Tuinbouwgebied. De toegestane bouwvolume ter plaatse van de school zou een aantasting betekenen van een gebied dat grenst aan het Nationaal Park ZuidKennemerland alsmede aan het Westelijk Tuinbouwgebied met zijn grote natuurlijke

2.

3.

4.

Toelichting

Aanpassing Verbeelding

Planregels

Voor het bestemmingsplan Binnenduinrand loopt momenteel nog een procedure bij de Raad van State.

Nee

Nee

Nee

Momenteel is een verhuizing van de Professor van Gilseschool niet aan de orde. De bestaande school wordt daarom positief bestemd als ‘Maatschappelijk’.

Nee

Nee

Nee

Zie beantwoording bij zienswijze 9, onder 2.

Nee

Nee

Nee

Zie beantwoording bij zienswijze 9, onder 1.

Nee

Ja

Nee

18


5.

6.

potentie. De lichthinder in het Westelijk Tuinbouwgebied ten nadele van de vleermuizen is in het ontwerpbestemmingsplan niet beschreven. De hoogte van de lichtmasten kunnen het ecosysteem negatief be誰nvloeden.

7.

Op de plantekening zijn de precieze locatie van de lichtmasten niet aangegeven, dit is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.

8.

De herinrichtingsplannen hebben tot gevolg dat de waterafvoer sterk toeneemt. Volgens de Stichting dienen, ipv het afkopen van compensatie van waterberging, de richtlijnen uit het Integraal Waterplan te worden nageleefd. Er is in het bestemmingsplan weinig aandacht geschonken aan de toename van verkeers- en parkeerhinder in en rond het gebied. Het aantal voorgenomen parkeerplaatsen zal, met het oog op uitbreiding van de velden, niet voldoende zijn tijdens piekmomenten.

9.

Zie beantwoording bij zienswijze 13, onder 3. Naar aanleiding van deze reactie is de toelichting aangepast. Op het terrein staan in de bestaande situatie al vele jaren lichtmasten. In bijlage 9 van de toelichting is een lichthinderonderzoek t.b.v. de herinrichting sportcomplex opgenomen. Indien er al een negatieve invloed van de lichtmasten zou zijn, dan is dat nu al een bestaande situatie. De situatie verandert niet aantoonbaar wanneer de lichtmasten verhoogd worden. Het plangebied is getoetst aan natuurwetgeving. Wij verwijzen naar paragraaf 4.6 Natuurwaarden en de beantwoording van zienswijze 3, onder 3. Het exact aangeven van de lichtmasten op de verbeelding doet af aan de flexibiliteit van het bestemmingsplan. Aan alle zijden van de Sportvelden is in nieuwe situaties rekening gehouden met de in het Groene Boekje van de Vereniging van Gemeenten (VNG) voorgeschreven richtafstanden, om o.a. lichthinder te voorkomen. Zie beantwoording bij zienswijze 1, onder 11.

In de Ruimtelijk onderbouwing herinrichting sportcomplex (bijlage 7) is aandacht geschonken aan Verkeer en Parkeren. Bij het herinrichtingsplan is als randvoorwaarde gesteld dat de parkeerdruk niet wordt afgewenteld op de omgeving. De toekomstig parkeercapaciteit op het sportcomplex is berekend aan de hand van vigerende parkeernormeringen, extra pupillenveld en toevoeging van een kinderopvang. Er is tevens rekening gehouden met piekmomenten.

19

Ja

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Ja

Nee

Nee


10.

Geconcludeerd kan worden dat bij het sportcomplex voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden en dat de omliggende wegen het sportcomplex goed kunnen ontsluiten. In de Ruimtelijke onderbouwing wordt aangegeven dat minimaal 60 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Na telling van het aantal parkeerplaatsen op het definitief ontwerp “Herinrichting sportcomplex” (zie afbeelding 2 van bijlage 7 van de toelichting, en bijlage 11 van de toelichting) blijken er 71 parkeerplaatsen te zijn ingetekend. Voor de flexibiliteit van het plan wordt echter uitgegaan van het realiseren van 60 tot 70 parkeerplaatsen. De paragraaf ‘Verkeer en parkeren’ van bijlage 7 is naar aanleiding van de reactie aangepast. Op korte termijn zal er een inrichtingsplan opgesteld worden waarbij de buurt zal worden betrokken. De Stichting vraagt zich af welke normen er in De toekomstig parkeercapaciteit op het sportcomplex is deze gehanteerd wordt en of dit voldoende is berekend aan de hand van vigerende gezien de verwachte uitbreiding en intensivering parkeernormeringen, extra pupillenveld en toevoeging van het verkeer en de vraag naar van een kinderopvang. De landelijke parkeernormen parkeergelegenheid. zoals vastgelegd in ASVV 2004 (CROW) worden door de gemeente Haarlem gevolgd. De normen per functie staan in de Haarlemse bouwverordening. In het gewenste plan worden tussen de 60 en 70 parkeerplaatsen gerealiseerd, ruim voldoende volgens de Haarlemse parkeernorm. Op korte termijn zal er een inrichtingsplan opgesteld worden waarbij de buurt zal worden betrokken. Bij de provincie Noord-Holland zijn de etmaalintensiteiten Zenegroenekade, aansluiting Westelijke Randweg opgevraagd. Daaruit valt af te leiden dat de etmaalintensiteiten ca. 3300 per richting bedragen op de aansluiting van de Zenegroenekade op de Westelijke Randweg (gegevens november 2008). De totaaltoename etmaalintensiteiten motorvoertuigen t.b.v

20

Ja

Nee

Nee


de herinrichting is hooguit 5 % en wordt door de Afdeling Verkeer van de gemeente Haarlem alleszins acceptabel gevonden.

11.

Naar aanleiding van de reactie is paragraaf “Verkeer en parkeren”van bijlage 7 aangepast. De geplande uitbreiding van Alliance heeft mede Juist dit bestemmingsplan garandeert de openheid van tot gevolg dat het Westelijk Tuinbouwgebied het gebied langs de Sleedoornweg, voor in ieder geval de wordt ingesloten, hetgeen geheel in strijd is met komende 10 jaar (reikwijdte bestemmingsplan). De de EHS. gemeente heeft door middel van stedenbouwkundige uitgangspunten ervoor gezorgd dat het nieuwe gebouw noord-zuid georiënteerd zal worden en dichter bij de huidige bebouwing van het Life Fit Centrum zal worden gebouwd.

Nee

Nee

Nee

Toelichting

Aanpassing Verbeelding

Planregels

Zie beantwoording bij zienswijze 9, onder 1.

Nee

Ja

Nee

Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Nee

Nee

Nee

15. M. van Kordelaar, Wegendoornweg 14, 2015 KR Haarlem Nr. Zienswijze Antwoord 0.

1.

2.

Zienswijze is door de gemeente ontvangen op 24 oktober 2008. Uit de poststempel blijkt dat de zienswijze is verzonden op 23 oktober 2008 en is daarom ontvankelijk. De uitbreiding van de Professor van Gilseschool zal leiden tot meer activiteiten en daardoor een nog grotere belasting van de toegangswegen alsmede de aanwezige parkeervoorzieningen. Bij inrichting van het wijkje werd door de gemeentelijke voorlichters verteld dat het aantal leerlingen zou dalen dan toenemen. De school is echter eens streekschool geworden; het aantal leerlingen is gestegen.

21


16. A.E. Vlasblom, Wegendoornweg 14, 2015 KR Haarlem Nr. Zienswijze Antwoord 0.

De zienswijze is door de gemeente ontvangen op 24 oktober 2008. Uit de poststempel blijkt dat deze is verzonden op 23 oktober 2008 en is daarom ontvankelijk.

1.

Bij een eventuele toename van de activiteiten aan de Professor van Gilseschool zal de wijk onleefbaar worden, vanwege de reeds bestaande parkeerdrukte en tekort aan ontsluitingswegen.

17. J. Jansen, Daslookweg 1, 2015 KN Haarlem Nr. Zienswijze 0.

De zienswijze is door de gemeente ontvangen op 1 oktober 2008 en ontvankelijk.

1.

De kavel aan de Daslookweg nummer 1 is twintig jaar geleden door mij verworven van de gemeente Haarlem met de mogelijkheid van een parkeervoorziening, c.q. garage en reeds enige decennia als zodanig in gebruik. Verzoek om voor dit gedeelte een Tuin 2 bestemming op te nemen. Verzoekt om het huidige gebruik als garage/ berging in het bestemmingsplan op te nemen.

Zie beantwoording bij zienswijze 9, onder 1.

Toelichting

Aanpassing Verbeelding

Planregels

Nee

Ja

Nee

Toelichting

Aanpassing Verbeelding

Planregels

Nee

Ja

Nee

Toelichting

Aanpassing Verbeelding

Planregels

Antwoord

Voor het gedeelte van de garage is de bestemming Tuin 2 opgenomen. De verbeelding is hierop aangepast

18. J. Mevrouw I. Kroonenberg, Wegendoornweg 16, 2015 KR Haarlem Nr. Zienswijze Antwoord 0.

De zienswijze is door de gemeente ontvangen op 29 oktober 2008, verzonden op 26 oktober

22


2008 en daarmee niet-ontvankelijk. 19. De Heer T. Bijvoets Nr. Zienswijze

Antwoord Toelichting

0.

De zienswijze is door de gemeente ontvangen op 12 november 2008 en daarmee nietontvankelijk.

23

Aanpassing Verbeelding

Planregels


Blokadvertentie voor de Stadskrant EN Ned. Staatscourant Datum: 14 mei 2009 contactpersoon:Z. Karaca, STZ/RP, tst. 3715 Vaststelling bestemmingsplan “Oosterduin” Burgemeester en Wethouders van Haarlem maken ter voldoening aan artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening bekend dat de gemeenteraad van Haarlem in de vergadering van 23 april 2009 het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld.

“Oosterduin ”

De begrenzing van het plangebied “Oosterduin” wordt in de west- en zuidzijde gevormd door de gemeente Bloemendaal, aan de noordzijde door de Duinvlietweg en aan de oostzijde door de Westelijke Randweg. Hoofddoel van het nieuwe bestemmingsplan is het bieden van een actueel ruimtelijk-juridisch kader, waarbinnen de bestaande situatie adequaat wordt beschermd. Het bestemmingsplan geeft tevens een ruimtelijk juridisch kader voor een herinrichting van het sportcomplex Alliance ’22 aan de Zeedistelweg. De gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan “Oosterduin” ligt met ingang van de dag na deze publicatie gedurende zes weken voor een ieder ter inzage bij: *

Het gemeentelijk Team Personen, Bedrijven en Omgeving (PBO) van de hoofdafdeling Dienstverlening aan de Zijlsingel 1 in Haarlem. Dit loket is geopend op werkdagen van 9.00 uur tot 16.00 uur. Op donderdagen is het loket geopend van 9.00 uur tot 20.00 uur.

Tevens is het bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar via het digitaal loket van de gemeente Haarlem , het Bestuurlijk Informatiesysteem of via de link: http://e-diensten.haarlem.nl/bestemming/BST_Nav.asp Naast deze officiële locaties bieden wij als extra service tevens de mogelijkheid de stukken in te zien op de volgende locatie: * de Stadsbibliotheek aan het Doelenplein 1 in Haarlem. De openingstijden van die bibliotheek zijn: Maandag 11.00 – 20.00 uur, dinsdag 11.00 – 20.00 uur, woensdag 11.00 – 18.00 uur, donderdag 11.00 – 20.00 uur, vrijdag 11.00 – 18.00 uur, zaterdag 10.00 – 16.00 uur De studiezalen en het leescafé zijn maandag-, dinsdag- en donderdagavond geopend tot 20.30 uur. Tegen het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan “Oosterduin” kan beroep worden ingesteld door: Degene die tijdig een zienswijze heeft ingediend bij de gemeenteraad. • Een belanghebbende die kan aantonen dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest tijdig een • zienswijze bij de gemeenteraad in te dienen. Een ieder die bedenkingen heeft tegen de wijzigingen die door de gemeenteraad bij de • vaststelling zijn aangebracht. Beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Meer informatie staat op de site van de Raad van State,


www.raadvanstate.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.