De mooie plek Geert De Kockere
De mooie plek Geert De Kockere
Ergens, op een mooie plek, waar de bloemen vrolijk bloeien, het mos tot de verbeelding spreekt en de zuring krult van plezier, valt er plotseling iets uit de lucht. Zomaar. Eensklaps.
Een mier die toevallig in de buurt is, ziet het gebeuren en valt er flauw van. Een vliegje krijgt een hartaanval en stort neer. Twee kevertjes die op een blad met elkaar aan het spelen zijn, worden bijna verpletterd.
Ook een slak heeft het gezien en laat zich snel van een tak vallen. Slakken durven dat. Ze hebben altijd een helm op. Meteen is er groot alarm. Van overal komen er dieren kijken. Zou het ding gevaarlijk zijn? vragen twee bromvliegen zich af. Het stinkt in ieder geval. En het is zo groot, dat er wel honderd kevers in kunnen. Of misschien zelfs tweehonderd. Als ze heel dicht tegen elkaar aan kruipen.
Het ding ligt in het midden van de mooie plek. Naast een veldje madeliefjes. Het moet hier weg! schreeuwt een lieveheersbeestje, terwijl het heftig met zijn schilden klappert. Jaja, weg! roept ook een kleine bladluis met veel gebaren. Het is geen gezicht!
Ach, zegt een kever, laat toch liggen! Het gaat vanzelf wel weer weg. Hij keert zich om en gaat verder met zijn werk. De andere dieren blijven naar het ding kijken. Waar komt het vandaan? En wat nu?
Het is een straf, weet de spin heel zeker. We doen niet hard genoeg ons best. Ons best waarvoor? wil de sprinkhaan weten. Maar niemand weet het antwoord.
Ik doe altijd mijn best! zegt een vlinder met klem. Mijn uiterste best! Kijk maar! En de vlinder fladdert zo mooi, dat iedereen heel even het ding vergeet. Het gebeurde toevallig, zegt de sprinkhaan en hij springt bovenop het ding. Ook eerder toevallig. Sprinkhanen kijken zelden waar ze springen. Ze springen op goed geluk. Iedereen houdt de adem in. Ook de sprinkhaan. Er gebeurt eerst niets. Helemaal niets. En daarna gebeurt er ook niets. Het ding blijft liggen. Het verroert niet eens. Het brult niet en het tiert niet. Het schudt niet en het siddert niet. Het keert zich niet om en het staat niet recht. Het doet gewoon niets. De sprinkhaan stampt op het ding en springt dan zo snel hij kan weg. Maar er gebeurt niets. Helemaal niets.
Nou, zegt een kleine kever, dat was dat. Hij klautert naar het topje van een grasspriet, kijkt nog één keer naar het ding, klapt zijn schildjes open en vliegt weg. De slak glijdt haar huis binnen en rolt zich op. Ik vraag mij af, zucht ze, ik vraag mij af. En ze vraagt zich in slaap. De sprinkhaan kijkt nog één keer omhoog en springt dan verder. Op goed geluk.
Langzaam geraken de dieren aan het ding gewoon. De kever loopt er voorbij en kijkt niet eens meer omhoog. De vlinder fladdert erover. Zo mooi mogelijk. Sommige dieren kruipen er zelfs op. Zoals de rups. Erop en erover. Omdat het de kortste weg is naar iets anders. Na een poosje lijkt het wel of het ding er altijd al was.
Maar dan gebeurt er toch nog iets. Op een morgen ligt er naast het ding nog een ander ding. En n贸g een ding. De bewoners van de mooie plek komen kijken en schrikken. E茅n ding lekt zelfs. Er druppelt vies water uit. En het stinkt ook. Het smaakt wel zoet, zegt de sprinkhaan. Hik! En hij duizelt ervan.
Een bloem die er al wat ziekjes uitzag, is verpletterd. De slak is er niet gerust op. Ze krijgt er zelfs koppijn van. Een spinnetje dat net op die plek zijn web had, is nergens meer te zien. Ons leven hangt hier aan een zijden draadje, zegt de ene spin tegen de andere. Steeds meer dieren verlaten de plek.
Er komt nu af en toe iets bij. Nog meer vieze dingen. Ze vallen uit de lucht. Of ze komen aangerold. Het wordt een hele berg. Er hangt een vreemde lucht rond de berg. Het is lucht die versleten ruikt. Of naar gif. Een springstaartje is het beu en springt weg. Zo ver het maar kan.
De kever blijft geloven dat op een dag alles vanzelf weer zal verdwijnen. Omdat alles er ook vanzelf is gekomen. Onzin, weet de slak. Niets komt en gaat vanzelf. Iemand wil ons hier weg. Iemand heeft het op ons gemunt. Misschien is het kunst, probeert een vlieg nog. De vlieg woonde een tijdje bij mensen en heeft wel eens gehoord van kunst. En hoe kunst kan stinken. Of mooi zijn door niet mooi te zijn... Maar de meeste dieren geloven niet in kunst. Niet in kunst die stinkt. Ze schudden het hoofd. Neenee, weet de slak zeker, het is kwade wil. Iemand wil ons dood. Een mug hangt al uitgeteld in het gras.
Rond de vieze berg groeit en bloeit er niet veel meer. Er staan alleen nog een paar dorre stengeltjes. Af en toe kun je er nog een rare vlieg zien zitten. Of een libel zien hangen.
De libel heeft gehoord dat niet zo lang geleden drie wormen op de plek kwamen spelen. Ze verschrompelden tot ze helemaal waren verdwenen. Maar dat heeft de libel niet zelf gezien.
Het leven rond de berg sterft helemaal uit. De grond is er zwart geworden. Het is een lelijke plek. Een gevaarlijke plek ook.
Alleen een paar kleine sprinkhanen en mieren wagen zich nog op de berg. Maar ze groeien niet meer. In hun voelsprieten zitten vaak kreukels en ze zakken af en toe door hun poten.
Op een dag is er plotseling veel lawaai rond de berg. Het is van ver te horen en te voelen. De grond trilt. De slak schrikt en trekt alvast ĂŠĂŠn oog naar binnen. De duizendpoot duikt onder. De hagedis vlucht weg. Het lawaai duurt een hele poos. Het zijn vreemde, joelende klanken. Het zijn stemmen! weet de vlieg. En dan gaan ze langzaam weer weg. Eerst verdwijnt het getril en daarna ook het lawaai.
De waterjuffer is de eerste die komt kijken. Omdat zij de meest nieuwsgierige is. De berg is weg! roept ze en ze zet grote ogen op. Helemaal weg! Vanzelf! Of zou het iets met het lawaai en het getril te maken hebben? De plek waar de berg eerst was, is nu leeg en kaal. Op een dood spinnetje na... Als ze merken dat er niets met de waterjuffer gebeurt, komen ook de andere dieren kijken. Ik wist het! zegt de kever. Ik wist het wel. Een mirakel! gilt het lieveheersbeestje. Mirakels bestaan niet, zegt de slak.
’t Is een wonder, fluistert een wants. Ze heeft nog haar pyjama aan. En ze schudt een hele poos haar kop heen en weer. Alsof ze nee zegt, maar ja bedoelt. Wie had dat ooit gedacht, zucht een vlinder. Ik, zegt de kever. Ik had het gedacht.
Een paar weken later groeit er hier en daar op de kale plek alweer een grassprietje. En wat kleine bloemetjes. De grond is er niet meer zo zwart en het ruikt er al minder scherp. Kijk! zegt de vlinder. Een vergeet-mij-nietje! En hij proeft van de nectar.
Yes! zoemen de bijen als aan het eind van de zomer de eerste klaproos schuchter weer openklapt. Alles komt weer goed! Helemaal vanzelf! gonzen de bijen. Niets komt vanzelf, bromt de slak nog. Iemand heeft ons geholpen. Iemand wil dat we hier blijven. Iemand houdt van deze plek. Deze mooie plek...
CIP-gegevens: Koninklijke Bibliotheek Albert I © Tekst en foto’s: Geert De Kockere Productie en concept: vzw Pigmalion, www.pigmalion.be Gezet uit de Gill Sans Gedrukt op recycleerd papier Cyclus Print © 2010 IOK Afvalbeheer, Antwerpseweg 1, 2440 Geel D/2010/12.442/1 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande, schriftelijke toestemming van de uitgever.
Ergens, op een mooie plek, waar de bloemen vrolijk bloeien, het mos tot de verbeelding spreekt en de zuring krult van plezier, valt er plotseling iets uit de lucht. Zo begint het. Hoe erg is het? Kun je er iets aan doen? Lees het en ontdek het...
Zwerfvuil opruimen kost niet alleen een bom geld, het vraagt ook enorm veel tijd en inzet van mensen en middelen. Vaak worden jongeren tijdens zwerfvuilacties ingezet om zwerfvuil op te rapen. Enerzijds willen IOK Afvalbeheer, Fost Plus en de OVAM de jongeren met dit boekje bedanken voor hun inspanningen bij deze opruimacties. Anderzijds heeft ‘De mooie plek’ ook als doel jongeren bewust te maken van het probleem van zwerfvuil, zodat ze zelf geen ‘vervuilers’ worden. Geert De Kockere maakt al meer dan twintig jaar boeken voor kinderen. De voorbije jaren ging de natuur in zijn boeken een steeds grotere rol spelen. Hij fotografeert en filmt de natuur. Met een poëtisch oog voor details. Zo probeert hij te verwonderen en de toeschouwer op een andere manier naar onze natuur te laten kijken. Met een glimlach ook.