Hoofdredactioneel
Even voorstellen… Het is zover! Na maanden van intensief voorbereiden en perfectioneren presenteren wij deze gloednieuwe nascholingsformule voor de leergierige radioloog en nucleair geneeskundige. Een combinatie van een tijdschrift, geaccrediteerde e-learnings en een online kenniscentrum, ook bereikbaar via uw tablet of smartphone.
Ons uitgangspunt? Vakinformatie in de Nederlandse taal zoals u die het liefste ziet. Plezierig om door te nemen en rijk geïllustreerd, maar uiteraard wel evidencebased, betrouwbaar en maximaal aansluitend op uw dagelijkse praktijk. Én een efficiënte manier om per editie vier (en per jaar zestien) nascholingspunten te verdienen. Hoe dat werkt ziet u op pagina 10. De ontwikkelingen rond CORONA zullen u, beste lezer, niet ontgaan zijn. Vanaf afgelopen zomer zijn de opleidingen radiologie en nucleaire geneeskunde geïntegreerd. Natuurlijk kunnen we op de concrete invulling wat afdingen: zo houdt Ferco Berger in dit nummer een vurig pleidooi voor een differentiatie acute radiologie, die vooralsnog geen plaats krijgt in de opleiding. Ook kun je vraagtekens zetten bij het bundelen van twee opleidingen van elk vijf jaar tot één opleiding die eveneens vijf jaar duurt. Ligt een oppervlakkiger curriculum op de loer? Zal de toekomstige radioloog zich dermate specialiseren dat het fundament van algemene kennis erodeert? De tijd zal het moeten leren. Feit is dat de toenadering tussen de beide specialismen de laatste decennia onmiskenbaar is. Daarom zetten we met Imago een stevige stap naar wederzijdse kennisuitwisseling. De titel lag voor de hand: ‘beeldvormen’ is, zowel in letterlijke als figuurlijke zin, wat de radioloog en nucleair geneeskundige bindt. Vanaf nu schotelt onze redactie – waarin uiteraard beide specialismen vertegenwoordigd zijn – u elk kwartaal een aantal hete hangijzers in uw dagelijkse praktijk voor. Zo gaan we dit nummer in op state-of-the-art beeldvorming bij artrose, de huidige kijk op de ACR BI-RADS classificatie en een mogelijke valkuil van de sarcoïdachtige reactie bij PET-scans. Nascholen in uw luie stoel of onderweg, op papier of digitaal: gezien onze drukke agenda’s een prettige manier om je vak bij te houden. Wij wensen u veel lees-, kijk- en nascholingsplezier!
Mario Maas, hoofdredacteur Ben Adriaanse, uitgever
SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 1
01-09-15 13:56
INHOUDSOPGAVE
IMAGO – Praktische nascholing over radiologie en nucleaire geneeskunde www.imagonascholing.nl
06 “Hoe meer vraagtekens, hoe spannender de casus” Als expert in acute en traumaradiologie is Ferco Berger gewend om snel en in nauw teamverband te werken. In gesprek met Imago gaat de radioloog (VUmc) in op een aantal actuele kwesties. NASCHOLING .NL
1
A
GO
NG
PUNT
IM
Uitgever Prelum, B. Adriaanse MSc De Molen 37, Postbus 545, 3990 GH Houten Tel: 03063 55 060; www.prelum.nl; info@prelum.nl
Beeldvorming van artrose en de rol van MRI
ARNIN LE
G
11
Redactieadres IMAGO, M. Adriaanse (redactiecoördinator) Postbus 545, 3990 GH Houten m.adriaanse@prelum.nl
WW W.
Redactie prof. dr. M. Maas, radioloog, AMC, Amsterdam (hoofdredacteur) D.R. Kool, radioloog, Nijmegen dr. W. Noordzij, nucleair geneeskundige, UMC Groningen dr. M.C. van Rijk, nucleair geneeskundige, Radboudumc, Nijmegen S. Rozie, radioloog, Deventer Ziekenhuis dr. I.G. Schoots, radioloog, Erasmus MC, Rotterdam prof. dr. P.F. van der Stelt, tandartsradioloog, ACTA, Amsterdam dr. T.P. Willems, radioloog, UMC Groningen dr. F.M. Zijta, radioloog, MC Haaglanden, Den Haag
INTERVIEW
LI
IMAGO is een multimediale nascholingsformule en biedt praktijkgerichte vakinformatie in de Nederlandse taal. Het tijdschrift verschijnt viermaal per jaar.
E-
COLOFON
-NASCH
O
E.H.G. Oei Artrose is een aandoening van het gehele gewricht waarbij meerdere gewrichtsweefsels zijn betrokken.
Ontwerp tijdschrift Haagsblauw, Den Haag
De auteur bespreekt zowel conventionele als geavan-
Webbouw SWIS, Leiden
ceerde (MRI-)technieken om artrose te visualiseren.
Medische tekeningen Frans Hessels, Almere Abonnementen Abonnementen kunnen op ieder gewenst moment worden aangegaan tot wederopzegging. De jaarlijkse abonnementsprijs voor viermaal het tijdschrift, bijbehorende elearnings en onbeperkt toegang tot het besloten kenniscentrum www.imagonascholing.nl bedraagt € 295, incl. 6% BTW (excl. BTW: € 278,30). Ook instituten en bedrijven kunnen een abonnement nemen op Imago, inclusief toegang tot het besloten deel van de website. Informatie hierover wordt verstrekt door de uitgever: info@prelum.nl.
ARNIN LE .NL
1 GO
LI
A
NG
PUNT
IM
MRI rectum en het rectumcarcinoom: hoe doe ik dat?
E-
21
WW W.
Auteursrecht Prelum Uitgevers B.V., Houten. Overname van artikelen uitsluitend met voorafgaande schriftelijke toestemming van Prelum Uitgevers.
NASCHOLING G
Disclaimer Medische kennis is voortdurend aan verandering onderhevig. Wanneer nieuwe informatie beschikbaar komt, zijn veranderingen in behandeling, procedures, materialen en het gebruik van geneesmiddelen nodig. Redactie, auteurs en uitgever hebben er zo veel mogelijk voor gezorgd dat de informatie in dit tijdschrift correct is. De lezer wordt echter sterk aangeraden te controleren of de informatie voldoet aan de meest recente wetgeving en behandelingsrichtlijnen.
-NASCH
O
Citeren Voorbeeld: Oei EHG. Beeldvorming van artrose en de rol van MRI. Imago 2015;1:713.
S.M.J.S. Noordzij, M.J. Lahaye, R.G.H. Beets-Tan
ISSN: 24059846 (print)
rectumcarcinoom met MRI is van cruciaal belang voor
Een adequate pre-operatieve stadiëring van het bepaling van het beleid en de prognose van de patiënt. Dit artikel gaat in op adequate verslaglegging, klinisch
media voor vak & wetenschap
relevante vragen en multidisciplinair overleg.
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 2
01-09-15 13:56
EN VERDER NASCHOLING
ACR BI-RADS-echografie van de mamma: 1 Hoe gebruiken wij deze in Nederland?
4
.NL
WW W.
42 QUIZ - VRAAG
Ongebruikelijk gevolg van portale hypertensie
LI
IM
GO
NG
PUNT
A
-NASCH
O
H.M. Zonderland, L.J. Schijf, H.L.S. Go
47 WAT IS DE WAARDE VAN...
De nieuwe ACR BI-RADS Atlas (2013) bevat een
Röntgenfoto bij verdenking op neonatale claviculafractuur
aangepast gedeelte Echografie. De auteurs bespreken de implicaties voor de praktijk en de aanpassingen aan de Nederlandse werkwijze door de NVvR.
ARNIN LE
LI
IM
GO
NG
PUNT
A
-NASCH
CAPITA SELECTA 50 Stralingsrisico van computer tomografie bij kinderen
.NL
1
G
WW W.
Sarcoïdachtige reactie: mogelijke valkuil bij beoordeling 18F-FDG PET-scans bij chemotherapiegebruik
E-
CASUS
37
KORTE BERICHTEN
ARNIN LE
G
E-
28
O
51
Waarde van MRI bij vroeg-
detectie van reumatoïde artritis 52 C one Beam CT bij kaakchirurgische verwijdering verstandskiezen
G.N. Stormezand, W. Noordzij Bij een sarcoïdachtige reactie kunnen benigne metabool actieve processen ontstaan bij een groot aantal verschillende maligniteiten. Kennis hiervan is belangrijk, omdat dit verschijnsel op grond van enkele kenmerken kan worden vermoed.
NOOIT DURVEN VRAGEN…
43
Wat is iteratieve reconstructie?
54 V erdenking urolithiasis op de SEH - Röntgenstralen of geluid? 55 Longnodule: update in de evaluatie 57 QUIZ - ANTWOORD
A.M. den Harder, M.J. Willemink, P.A. de Jong, R.P.J. Budde, A.M.R. Schilham, T. Leiner In dit artikel wordt uitleg gegeven over standaard CT-beeldreconstructie. Vervolgens wordt iteratieve reconstructie besproken inclusief de voor- en nadelen ervan.
SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 3
01-09-15 13:56
04 KORTE BERICHTEN Redactie: Sietske Rozie
Voldoende argumenten voor een terughoudend beleid; desondanks noemt Minister Schippers de total bodyscan “preventief” en overweegt zij deze vrij te geven in Nederland. De Gezondheidsraad schreef in een publicatie van mei 2015 (link: bit.ly/1UjnbUA): “Dat health checks nuttig zijn, wordt vaak als vanzelfsprekend aangenomen. Wetenschappelijk gezien zijn de voordelen echter niet gemakkelijk aan te tonen. Gezondheidswinst valt nauwelijks te verwachten. Wel kan het zijn dat deelnemers erdoor gerustgesteld hopen te worden en dat voldoende reden vinden een dergelijk onderzoek te ondergaan.”
Echografie door niet-radiologen
Radioloog in opleiding Catrien Schimmelpenninck schreef over dit onderwerp op zaterdag 13 juni jl. de column “Valse total bodyscan” in het NRC, waarin zij de kritische houding van veel zorgverleners ten opzichte van de bodyscan verwoordt. De column is
Vanwege de gesignaleerde trend dat echografie in
via deze link vrij te raadplegen: bit.ly/1NIQThy.
toenemende mate door niet-radiologen wordt uitgevoerd, onder meer door huisartsen, is het belangrijk toe te zien op het waarborgen van de zorgkwaliteit. De NVvR-Werkgroep Echografie heeft nu een verenigingsstandpunt ontwikkeld over echografie verricht door niet-radiologen. Het document, getiteld Procesbeschrijving echografie en standpunt echolaboranten, is tijdens de ALV van 4 juni jl. aangenomen na stemming en is te vinden op de website van de NVvR (via deze link: bit.ly/1NIQtb9). De Werkgroep is nu ontbonden, maar ex-voorzitter Fiek van Tilborg zal in gesprek gaan met huisartsen die de intentie hebben echografie te gaan verrichten. Voor huisartsen valt echografie buikorganen onder de M&I-verrichtingen (Modernisering & Innovatie). Het tarief dat de huisarts voor een echografie ontvangt verschilt per verzekeraar.
Gemengde gevoelens over total bodyscan Dit jaar besteedden diverse media aandacht aan het fenomeen ‘total bodyscan’. In mei publiceerde de KNMG de brochure Preventief medisch onderzoek. Wel of geen gezondheidscheck? (link: bit.ly/1K2TJMF) waarin gewaarschuwd wordt voor de risico’s en mogelijke nadelen van de bodyscan. De opgesomde risico’s zijn legio: er kan een
Hoewel veel patiënten interesse hebben in een total bodyscan, worden vanuit de medische wereld veel kanttekeningen geplaatst bij deze ‘allesomvattende’ check.
fout-positieve of fout-negatieve uitslag uit de test komen, stralingsbelasting, bij opgespoorde erfelijke aandoeningen dient de gehele familie hierover ingelicht te worden, de scan kan tot vervolgonderzoek leiden dat de patiënt zelf moet betalen, ongunstige uitslagen kunnen het afsluiten van een hypotheek bemoeilijken, enzovoort. IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 4
01-09-15 13:56
KORTE BERICHTEN 05
Opleiding radiologie:
Integrale bekostiging:
een nieuw tijdperk
vrijgevestigd specialist
De ontwikkelingen binnen de opleidingen, waaronder
was en blijft ondernemer
die voor radiologie en nucleaire geneeskunde, volgen zich in hoog tempo op. Zo zal het weinigen ontgaan
De Belastingdienst beschouwt medisch specialisten als
zijn dat de Radiologie, na de fusie met de opleiding
beoefenaars van een zelfstandig beroep. Daar is met de
Nucleaire geneeskunde (CORONA), een nieuw curricu-
invoering van de integrale bekostiging uiteraard niets
lum heeft ingevoerd vanaf juli 2015. De komende
aan veranderd, hetgeen zou kunnen betekenen dat het
jaren zal geleidelijk gaan blijken wat de gefuseerde
oprichten van de MSB’s niet noodzakelijk is geweest.
opleidingen tot gevolg hebben voor de competenties
Tweede Kamerleden Hanke Bruins Slot en Pieter Omtzigt
van afgestudeerde radiologen.
(CDA) stelden in mei Kamervragen naar aanleiding van
Ook vermeldenswaard is de ‘Specialisten Opleiding
het nieuwsbericht dat tientallen miljoenen in de zorg
op Maat’ (specialistenopleidingopmaat.nl), oftewel
aan onnodig fiscaal advies verspild zouden zijn. In de
individualisering van de opleidingsduur, die vorig
antwoorden die minister Schippers op deze vragen
jaar al van start ging. Dit is te beschouwen als een
formuleerde (link: bit.ly/1J6tN2A), schrijft zij onder
bezuinigingsmaatregel, onder andere als alternatief
meer dat de suggestie dat medisch specialisten sowieso
voor het door de aios meebetalen aan de opleiding.
fiscaal ondernemer zijn en blijven niet juist is.
In 2014 was de gemiddelde duur van de medisch
Dat de arbeidsmarkt voor jonge klare radiologen
specialistische opleiding al twee maanden korter
momenteel slecht te noemen is en er weinig en
dan voorheen.
vooral tijdelijke contracten gesloten worden, is mede
Recent zijn praktische handvatten uitgewerkt voor
veroorzaakt door de onzekerheid over het behouden
het beoordelen van competenties waaraan een aios
van het fiscale ondernemerschap van de zittende
moet voldoen, waarbij gebruik wordt gemaakt van
vrijgevestigde specialisten.
EPA’s (Entrustable Professional Activities). Deze zijn te vinden op bovengenoemde website.
De hybride en digitale “Zichtbaarheid radiologie
operatiekamer
moet beter”
De hybride operatiekamers zijn in aantocht. Het Radboudumc bouwt drie aaneengeschakelde OK’s
Als geneeskundestudenten al tijdens de opleiding
met angiostatief en een mobiele CT- en MRI-scanner.
kennismaken met het beroep van radioloog, is de kans
Ook in andere centra in Nederland zijn aanzetten
wellicht groter dat zij voor het vak Radiologie kiezen.
gedaan, of in elk geval vergevorderde plannen voor
Dat stelde NVvR-voorzitter Helma Holscher in Memorad
dergelijke operatiekamers. Daarnaast zullen derge-
van voorjaar 2015. Mondelinge navraag bij enkele oplei-
lijke OK’s in de toekomst volledig digitaal ingericht
dingscentra leverde op dat het aanbod van adequate
kunnen worden, bijvoorbeeld met een zwarte doos
excellente kandidaten afneemt, en dat bij soms bij
waarin geluids- en videobestanden worden opgesla-
gebrek aan geschikte kandidaten de aanname werd
gen. Aangezien de meetbaarheid en zichtbaarheid van
uitgesteld. Holscher deed een beroep op de NVvR-leden:
kwaliteit momenteel sterk in de belangstelling staan,
“Denk na over hoe we de zichtbaarheid van ons mooie
kunnen dit interessante ontwikkelingen zijn. In de
vak kunnen verbeteren.” Het landelijk raamwerk voor
volgende editie van Imago meer over de toenemende
de opleidingen Geneeskunde zal in 2016 vernieuwd
aanwezigheid van beeldvorming binnen de OK.
worden; wellicht kan de radiologie hier een vaste plaats in krijgen.
SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 5
01-09-15 13:56
06 INTERVIEW Tekst en foto’s: Ben Adriaanse
“Hoe meer vraagtekens, hoe spannender de casus” Interview met Ferco Berger, gespecialiseerd in acute en traumaradiologie
“Elke radioloog krijgt met acute en traumaradiologie te maken,” zo onderstreept Ferco Berger het belang van ‘zijn’ deelgebied. De in het VUmc werkzame radioloog leidde ons rond over de gloednieuwe spoedeisende hulpvleugel, waar de beeldvorming naadloos geïntegreerd is binnen het team: de ambulancehal komt direct uit op de shockroom, terwijl een paar meter verderop de radioloog aan het werk is. Een blauwdruk van hoe de acute en traumaradiologie zou moeten functioneren? In een even plezierig als scherp interview gaat Berger in op een aantal actuele kwesties.
Hoe is uw passie voor de radiologie ontstaan?
je letterlijk in het bloed te werken, daar moet je tegen
In Delft heb ik eerst een jaar voor industrieel ontwerper
kunnen. Voor het bedachtzame dat veel radiologen
gestudeerd, dus affiniteit met techniek had ik altijd al.
eigen is, is in de acute radiologie weinig ruimte.
Tijdens het eerste jaar van mijn opleiding geneeskunde kwam de radiologie voorbij in één hoorcollege, gegeven door kinderradioloog Chris Staalman. Hij benaderde het vakgebied als een Sherlock Holmes-achtige detective. Ik herinner me dat mijn medestudenten verveeld in de collegebanken zaten, maar ik zat op het puntje van
“Soms sta je letterlijk in het bloed te werken”
mijn stoel. Die fascinatie is nooit meer overgegaan.
Wat maakt de acute radiologie zo interessant?
je direct kunt volgen hoe het met een patiënt verder-
Toch zal er voorlopig geen differentiatie ‘acute radiologie’ komen binnen de opleiding. Volgens het concilium heeft elke radioloog met acute radiologie te maken en is een differentiatie daarom onlogisch. Kunt u zich hierin vinden?
gaat. Wat doet de rest van het team met je aanbe-
Absoluut niet. Er lijkt helaas een zeker conservatisme
velingen, is je diagnose correct geweest? Die directe
te zijn in het concilium; misschien zijn sommige radio-
koppeling ontbreekt in het reguliere werk als radioloog
logen bang een deel van hun interessante casus kwijt
vaak. De grote mate van interactie met aanvragers is
te raken, wat naar mijn gevoel niet zo is. Als algemeen
erg leuk en ook leerzaam.
radioloog moet je capabel zijn in acute gevallen, maar
Het werken onder tijdsdruk vereist dat je stressbesten-
er is nu eenmaal een trend naar concentratie van acute
dig bent en goed kunt multitasken, en iets hebt met een
zorg in minder centra. De radiologie moet daarin mee
zekere mate van chaos. De ene dag gebeurt er nauwe-
en zorgen dat er specifieke deskundigen worden opge-
lijks iets, de volgende dag komen er vijf patiënten
leid, die acute zorg mee kunnen stroomlijnen.
met levensbedreigende aandoeningen tegelijk binnen.
Daarnaast zie je dat nieuwe radiologen een steeds
Wie laat je dan als eerste naar de CT gaan? Soms sta
nauwere specialisatie hebben. Een radioloog wordt
Bij acute indicaties is de werksfeer duidelijk anders dan bij ‘reguliere’ patiënten. Je werkt onder grote tijdsdruk en in nauw teamverband. Het boeiende is bovenal dat
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 6
01-09-15 13:56
INTERVIEW 07
deskundig op een bepaald onderdeel, maar is dan minder goed in staat de acute gezondheidsproblemen
BIOGRAFIE
van de mens als geheel te beoordelen. Op de SEH krijg
Ferco Berger begon in 1992 aan de opleiding tot
je geen patiënten die alleen last van hun lever hebben,
industrieel ontwerper, maar stapte later over
dus is juist een generalistische blik belangrijk. Het is
naar de geneeskunde (UvA). Eind 2008 studeerde
kortom een deelgebied dat specifieke kennis en een
hij af als radioloog in het AMC. Na fellowships in
speciale mentaliteit vereist.
Emergency & Traumaradiologie en MSK-radiologie
De sectie acute radiologie heeft meermalen aangedron-
in Canada is Berger sinds 2011 verbonden aan het
gen op een differentiatie acute radiologie in het nieuwe
VUmc, waar hij zich voornamelijk met acute,
curriculum, tevergeefs. Dit heeft er wel voor gezorgd
trauma- en muscoloskeletale radiologie bezighoudt.
dat de acute en traumaradiologie daarin meer aandacht krijgt en de ‘acute’ stof meer verweven is in het eerste opleidingsjaar. Maar er moet nog heel wat gebeuren
“Je moet je er als radioloog tussen knokken”
Regelmatig wordt gezegd dat beeldvorming steeds meer centraal komt te staan in de spoedeisende geneeskunde. Herkent u deze tendens? Een groeiende rol voor de radioloog past goed binnen het beperken van onnodig ingrijpen. Zeker nu de beeldvormende technieken sterk zijn verbeterd, zijn wij veel meer dan vroeger in staat om uitsluitsel te geven en daarmee richting te geven aan het behandeltraject. Andere medisch specialisten kunnen vaak
voordat we aandachtsradiologen kunnen opleiden die
goed inschatten of er iets mis is, maar het stellen van
zich in de eventueel overblijvende dertig grote SEH’s
een exacte diagnose is lastiger. Een goed voorbeeld is
– een plan van de overheid – kunnen laten gelden. Op
appendicitis of een acute buik. De chirurg stelde vroeger
dit moment moet ik aios die graag verder willen in de
met klinische blik een diagnose, maar veel operaties
acute radiologie helaas teleurstellen, simpelweg omdat
bleken daardoor uitgevoerd te worden op basis van een
er in Nederland geen differentiatie voor is.
verkeerde indicatie.
SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 7
01-09-15 13:56
8 INTERVIEW
Door toepassing van beeldvorming kunnen veel onnodi-
verdenking op botbreuken moeten we wat mij betreft
ge ingrepen voorkomen worden, dus de radiologie staat
dus ‘agressiever’ zijn in de beeldvorming.
inderdaad meer op de voorgrond.
Welke rol heeft de radioloog meestal binnen het SEH-team?
Zou er 24/7 een radioloog voor acute indicaties beschikbaar moeten zijn? We gaan in Nederland toe naar een situatie met een
Mijn ervaring is dat die rol sterk kan verschillen. Je
beperkt aantal grote SEH-afdelingen. Binnen die afde-
moet jezelf als radioloog echt in zo’n team knokken.
lingen zou inderdaad een verlengde aanwezigheid van
Soms lukt dat niet en blijft de radioloog een soort
een radioloog verstandig zijn. In de praktijk blijkt dat
uitvoerend hulpje, maar in veel gevallen is hij een
spoedeisende gevallen meestal tussen een uur of tien
belangrijke schakel binnen het team die veel knopen
’s ochtends en elf uur ’s avonds binnenkomen, daarna
doorhakt. Natuurlijk heeft dat laatste onze voorkeur.
wordt het meestal rustiger. Je zou als staflid in elk geval
Als traumatologen van elders hier komen, zijn ze
tijdens de piekuren aanwezig moeten zijn, ook om
weleens verbaasd dat een radioloog mede bepaalt wat er gebeurt, maar zodra ze doorhebben dat je mening waardevol is, accepteren ze je inbreng direct. Die plaats moet je wel afdwingen door aanwezig te zijn op de SEH.
Er wordt op de SEH dus steeds vaker beeld vorming verricht. Is dit in alle gevallen een goede zaak?
“Een acute radioloog creëert orde in de chaos” ervoor te zorgen dat een patiënt zo snel mogelijk van
Er wordt absoluut overbodige beeldvorming gedaan.
de SEH weg kan. Te lang op de SEH als patiënt betekent
Soms speelt de patiënt hierbij een rol, die ‘voor de
meer opstopping en een hogere kans op morbiditeit en
zekerheid’ een foto eist. Nu het eigen risico sterk is
mortaliteit, zelfs als er relatief weinig aan de hand is.
gestegen, komt dit verschijnsel overigens veel minder
24/7 present zijn, vooral in de VS gangbaar, is hooguit in
voor. Vroeger wilden patiënten met een verstuikte enkel
de grotere centra nodig.
per se een foto, tegenwoordig moet je ze er soms bijna
te tonen, maar kun je hem ook vragen de volgende dag
Op welk niveau bevindt de acute en trauma radiologie in Nederland zich eigenlijk? Zijn we een voorloper of liggen we achter bij omringende landen?
terug te komen. Ook bij röntgenfoto’s van de nek wordt
Wat ik me herinner uit Canada is dat de individuele
nog vaak verkeerd gehandeld. Ofwel je besluit dat er
dokter daar een bredere basis aan feitenkennis heeft.
geen indicatie is, ofwel je kiest voor een CT-scan. Een
In Nederland scoren we duidelijk beter op teamwerken
conventionele foto van de nek wordt vaak ‘ter gerust-
en onderlinge communicatie. We waren er destijds
stelling’ gemaakt, maar die is niet gevoelig genoeg en
vroeg bij met het oprichten van de sectie acute radio-
dus weinig zinvol. Als je voor beeldvorming kiest, moet
logie, maar momenteel hebben alleen AMC en VUmc
je wel meteen het juiste onderzoek doen. Datzelfde
een aandachtsradioloog voor acute patiënten. De acute
geldt voor de ‘uitsluitecho’ voor de buik, die daarvoor
radiologie staat in Nederland op een goed niveau, maar
eigenlijk niet geschikt is, want een echo is geschikt om
we moeten ervoor oppassen niet ingehaald te worden,
aan te tonen en niet om uit te sluiten. Voorop staat dat
zeker nu er geen differentiatie komt die bijvoorbeeld
de patiënt ziek genoeg moet zijn om beeldvorming te
ook de wetenschapsbeoefening in mijn aandachtsge-
moeten ondergaan. Ook de buikoverzichtsfoto wordt
bied een boost kan geven. In het Europese curriculum is
te veel aangevraagd; deze draagt nauwelijks bij aan de
die recent wel toegevoegd, hopelijk volgen we snel.
toe dwingen. Toch kun je bij veel aangevraagd onderzoek vraagtekens zetten bij het nut ervan. Zo hoef je bij een patiënt de galstenen niet altijd per se in de dienst aan
beslisboom.
Bij welke indicaties is juist meer beeldvorming op zijn plaats?
Welke typen problematiek komt u zoal tegen in de acute en traumaradiologie? De ernstigste gevallen kom je overwegend in de
In mijn tijd in Vancouver, waar men laagdrempeliger
grotere centra tegen, zoals in het VUmc. Maar ook in
te werk gaat bij het maken van CT-scans, kwam ik
een kleiner ziekenhuis kun je in een acute situatie
erachter dat een CT-scan bij indicaties in de extremi-
terechtkomen als een patiënt er slechter aan toe is dan
teiten vaak allerlei extra letsel aan het licht brengt. Bij
aanvankelijk het geval leek.
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 8
01-09-15 13:56
INTERVIEW 9
beelden op dan een thoraxfoto bij een vermoeden op bijvoorbeeld een pneumothorax en laat ook pleuravocht en pericardvocht goed zien.
Welk type casus vindt u zelf het meest interessant? Wat mij erg aanspreekt zijn ernstige traumaslachtoffers en ernstig zieke patiënten bij wie onduidelijk is wat er scheelt. In die gevallen kun je als beeldvormer veel betekenen. De uitdaging is om in zo’n stressvolle situatie je nek uit te steken en zo snel mogelijk de juiste diagnose te stellen. Hoe meer vraagtekens, hoe spannender.
Wat zal het samengaan van de opleidingen radiologie en nucleaire geneeskunde voor de acute en traumaradiologie betekenen? Het samengaan van de opleidingen vind ik een goede zaak: een echte ‘imaging-specialist’ kan nog beter als teamspeler fungeren met de aanvragers. Wel vind ik het jammer dat de opleiding niet naar zes jaar is gegaan. Twee opleidingen van vijf jaar samenvoegen tot één van vijf jaar kan niet zonder verlies aan kennis.
Tot slot: wat zou u elke radioloog die met acute en/of traumagevallen te maken krijgt, willen meegeven? In de grote centra zie je steeds vaker dat er als het
Er zou bij radiologen die acuut zieke patiënten behan-
ware wordt ‘gescreend’ met CT-scans. Bij patiënten die
delen meer aandacht voor de urgentiebeleving moeten
bijvoorbeeld een collaps hebben gehad kun je zo veel
komen: een patiënt moet bijvoorbeeld zo snel mogelijk
te weten komen over waar het probleem zich bevindt.
weg van de eerste hulp, in elk geval binnen vier uur, ook
Hetzelfde geldt voor pijn op de borst, waarbij sprake
als het uiteindelijk minder ernstig blijkt te zijn. Wees
kan zijn van hartproblemen, een longembolie of een
een laagdrempelig benaderbare teamspeler en zorg
aortadissectie. De indicatiestelling is een interactief
ervoor dat je aanwezig bent op de SEH als het kan of
spel waarbij je – liefst in nauw overleg met de aan-
nodig is, juist ook bij de acquisitie van scans. Als je erbij
vrager – besluit welk protocol gevolgd moet worden.
bent, krijg je meteen een eerste indruk, zodat je kunt bijsturen door te bepalen of er misschien extra beelden
Welke technieken zullen de komende jaren aan populariteit winnen?
nodig zijn. Blijf erbij en delegeer wat dat betreft niet te
De conventionele foto wordt steeds minder gemaakt,
Verder hoop ik dat vanuit het veld als geheel de roep
maar de dual-energy CT is wereldwijd aan een stevi-
om een differentiatie voor de acute radiologie luider
ge opmars bezig in de acute populatie, zoals ook de
zal klinken. Een aparte differentiatie is de sleutel om
MRI sterk in opkomst is. Over vijf of tien jaar staat er
binnen dit belangrijke deelgebied weer voorop te lopen.
veel.
vermoedelijk in de richtlijn acute buik dat je met een MRI moet beginnen. Een CT is sneller, maar vergt meer voorbereiding. De afwezigheid van stralenbelasting geeft dan de doorslag. De echo blijft een erg zinvolle tool. Met een screeningsecho van de traumaopvang kun je goed naar de longen kijken. In de klassieke acute buikecho bij trauma was er alleen een indicatie om te kijken naar de buik. Ik pak nu een halve minuut extra om met een andere probe ook naar de borstkas te kijken; dat levert betere
SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 9
01-09-15 13:56
10 E-LEARNING
E-learnings volgen: hoe werkt dat? Met uw abonnement op Imago kunt u per editie 4 en per jaar 16 e-learnings volgen, die elk 1 geaccrediteerd nascholingspunt opleveren. Om u op weg te helpen volgt hieronder een instructie voor het succesvol doorlopen van onze e-learnings.
E-LEARNING
Stap 4 Volg de instructies in de e-learning en zorg ervoor dat u alle vragen beantwoordt, ook de entree- en tussen vragen. Bij de eindtoetsvragen is een minimale score van 70% vereist om het nascholingspunt te behalen. Slaagt u niet voor de toets, dan heeft u tweemaal de gelegenheid deze opnieuw te maken. U kunt op ieder moment stoppen en verdergaan met de toets.
Stap 1 Ga naar www.imago-nascholing.nl en druk rechtsboven in het scherm op ‘inloggen’.
Stap 5 Heeft u minimaal 70% van de vragen goed beantwoord?
Stap 2
Gefeliciteerd! U kunt direct uw certificaat downloaden
Vul in het volgende scherm uw inloggegevens in. Weet u
om te bewaren in uw persoonlijke nascholingsdossier.
uw inloggegevens niet (meer)? Klik dan op ‘wachtwoord
Bent u nucleair geneeskundige, dan sturen wij automa-
vergeten’ en vul uw e-mailadres in, waarna u direct een
tisch een afschrift naar GAIA.
e-mail ontvangt om een nieuw wachtwoord te kiezen.
Stap 3 U krijgt direct te zien welke e-learnings voor uw beroepsgroep ingevuld zijn. Klik de e-learning aan die u wilt volgen.
Heeft u vragen? Neem gerust contact op met onze klantenservice via klantenservice@imago-nascholing.nl, of bel ons op 030-6355060.
Succes!
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 10
01-09-15 13:56
NASCHOLING
11
ARNIN LE
W W W.
IM
GO
LI
NG
PUNT
A
Edwin Oei
.NL
G
E-
Beeldvorming van artrose en de rol van MRI 1 -NASCH
O
ENTREEVRAGEN
Dr. E.H.G. Oei, radioloog, universitair docent en sectiehoofd Musculoskeletale Radiologie, Afdeling Radiologie, Erasmus MC, Rotterdam
1. Hoeveel procent van de Nederlanders boven 70 jaar lijdt aan knieartrose? 2. Artrose ontstaat vaak zonder andere aanwijsbare oorzaak
Leerdoelen Na bestudering van dit artikel: • heeft u basale kennis van de klinische
dan veroudering. Wat zijn andere oorzaken? Noem er vijf. 3. Synovitis wordt vaak gezien bij artrose, maar zoals ook
aspecten van artrose en bent u bekend met
voor andere kenmerken van artrose geldt, is het belang van
de impact van artrose voor de individuele
synovitis bij het artroseproces nog onduidelijk.
patiënt en de maatschappij;
a. Juist
• bent u op de hoogte van het huidige whole-organ-concept van artrose, waarin artrose wordt gezien als aandoening van
b. Onjuist.
4. Noem de klassieke kenmerken van artrose die te beoordelen zijn op conventionele röntgenfoto’s.
het gehele gewricht waarbij meerdere gewrichtsweefsels zijn betrokken; • bent u bekend met conventioneel röntgenonderzoek voor de diagnostiek van
Samenvatting
artrose, maar kunt u tevens de belangrijke beperkingen hiervan benoemen; • weet u welke voordelen MRI heeft ten opzichte van conventioneel röntgenonderzoek voor de beoordeling van artrose, vooral in het licht van het whole-organ-concept; • bent u, met de kennis van de relevante weefsels en laesies die een rol spelen bij artrose, in staat om de verslaglegging van reguliere MRI-onderzoeken van de knie te optimaliseren bij kenmerken van artrose; • bent u op de hoogte van nieuwe, geavanceerde kwantitatieve MRI-technieken bij artrose die in de toekomst mogelijk op grotere schaal hun intrede zullen doen.
Artrose is de meest voorkomende en duurste gewrichtsziekte met hoge morbiditeit en enorme nadelige socio-economische gevolgen. Volgens het huidige whole-organ-concept is artrose een aandoening van het gehele gewricht waarbij meerdere gewrichtsweefsels zijn betrokken. Conventioneel röntgenonderzoek is meestal het eerste beeld vormende onderzoek dat wordt toegepast, maar is alleen geschikt om botstructuren te beoordelen en ongevoelig voor vroege artrose en vroege artrotische veranderingen. Magnetic Resonance Imaging (MRI) is een geschikte radiologische modaliteit voor artrose,
In de e-learningversie op www.imago-nascholing.nl vindt u tevens een casus, tussenvragen en een template van een gestandaardiseerd verslag bij dit artikel.
omdat kraakbeen direct gevisualiseerd wordt en ook andere betrokken weefsels kunnen worden beoordeeld. Diverse semi-kwantitatieve scoringsmethoden zijn ontwikkeld voor artrose op MRI, waarbij onder
SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 11
01-09-15 13:56
12 NASCHOLING
andere kraakbeenschade, osteofyten, beenmerglaesies en meniscusafwijkingen worden geïnventariseerd. Hoewel in de dagelijkse praktijk onhaalbaar, bieden deze scoringsmethoden aan de klinisch radioloog een nuttige kapstok om de verslaglegging van MRI bij patiënten met artrose te verbeteren. Geavanceerde kwantitatieve MRI-technieken voor artrose zijn veel belovend en zullen in de toekomst waarschijnlijk vaker worden ingezet in wetenschappelijk onderzoek en in de klinische praktijk.
hoge prevalentie, artrose en artritis samen verantwoordelijk zijn voor het grootste verlies aan lichamelijk welzijn van de bevolking als geheel. Ook de totale medische kosten voor artrose liggen veel hoger dan voor andere musculoskeletale aandoeningen, vooral veroorzaakt door de kosten van chirurgische behandelingen voor artrose van de heup en de knie bij 65-plussers en verlies aan arbeidsproductiviteit bij jongere patiënten. In het jaar 2007 bedroegen de totale medische kosten van symptomatische artrose in Nederland 700 miljoen euro. In het algemeen worden de kosten van artrose geschat op 1-2,5% van het bruto binnenlands product in de meeste Westerse landen.2 Ten gevolge van de vergrijzing en toegenomen levensverwachting, evenals de toename van
Inleiding
overgewicht in de meeste Westerse landen,
Dit artikel richt zich op de beeldvormende
zullen de socio-economische gevolgen van
diagnostiek van artrose, waarbij niet alleen
artrose in de komende decennia verder toene-
aandacht wordt besteed aan gangbare röntgen-
men. Naar verwachting zal artrose in 2020 de
technieken, maar ook uitgebreid wordt stilge-
vierde belangrijkste oorzaak voor invaliditeit
staan bij de beoordeling van artrose op MRI. De
zijn op wereldniveau. Door het Rijksinstituut
rol van nieuwe geavanceerde MRI-technieken
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is
voor artrose zal ook kort worden belicht. Om de
geschat dat er door de vergrijzing in 2040 in
impact van artrose voor de individuele patiënt
Nederland bijna anderhalf maal zoveel perso-
en de maatschappij te belichten, wordt eerst
nen met artrose zullen zijn als op dit moment.
een kort overzicht gegeven van de epidemiologie, etiologie en risicofactoren, klinische
Etiologie van artrose
symptomatologie en behandelmogelijkhe-
Veel factoren spelen een rol bij het ontstaan
den voor artrose. Ook wordt inzicht gegeven
van artrose, de ziekte is derhalve multifactorieel
in recente pathofysiologische concepten die
bepaald. Hoewel artrose vaak ontstaat zonder
alle behandelaars en wetenschappers in het
andere aanwijsbare oorzaak dan veroudering
artroseveld, inclusief klinische radiologen die
(ook wel primaire of idiopathische artrose
beeldvormend onderzoek van artrosepatiënten
genoemd), zijn er diverse onderliggende oorza-
beoordelen, zouden moeten beheersen.
ken die aanleiding kunnen geven tot artrose (ook wel secundaire artrose genoemd). Allereerst
De impact van artrose voor patiënt en maatschappij
is uit recente studies gebleken dat genetische
Artrose is de meest voorkomende en meest
en verergeren van artrose, veelal op jongere
kostbare gewrichtsziekte met hoge morbidi-
leeftijd en in meerdere gewrichten. Andere
teit en enorme nadelige socio-economische
risicofactoren voor het ontstaan van artrose
gevolgen.1 Naar schatting 40% van de perso-
zijn onder andere overgewicht, trauma (in het
aanleg een belangrijke rol speelt bij het ontstaan
nen ouder dan 70 jaar lijdt aan knieartrose en
bijzonder intra-articulaire fracturen, ligament-
in het jaar 2000 bezochten meer dan 500.000
en meniscusletsels), chronische overbelasting
Nederlanders hun huisarts wegens sympto-
of repeterende verkeerde belasting (bijvoorbeeld
matische heup- of knieartrose. Hiermee is het
sport- or arbeidsgerelateerd), (septische) artritis,
aantal mensen dat met artrose bekend is in het
iatrogeen (bijvoorbeeld post-meniscectomie
medische circuit meer dan vier keer zo groot
of na intra-articulaire injecties van corticos-
als het aantal mensen met reumatoïde artritis
teroïden), avasculaire necrose, congenitale
en osteoporose. Uit een inventarisatie van alle
gewrichtsaandoeningen, femoro-acetabulaire
chronische aandoeningen in de Nederlandse
impingement, alsook systeemziekten als bind-
bevolking door het Centraal Bureau voor de
weefselaandoeningen, metabole stapelings
Statistiek (CBS) is gebleken dat, vanwege de
ziekten en diabetes mellitus.
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 12
01-09-15 13:56
NASCHOLING 13
Conservatieve behandeling bestaat meestal uit fysiotherapie of bracetherapie, doorgaans in combinatie met farmacotherapeutische interventie in de vorm van pijnstillers en ontstekingsremmers (non-steroidal anti-inflammatory drugs; NSAID’s). Intra-articulaire injecties met corticosteroïden of hyaluronzuur kunnen ook leiden tot tijdelijke klachtenvermindering. Voor het gebruik van glucosamine bestaat onvoldoende wetenschappelijk bewijs. Chirurgische behandeling bestaat uit een Figuur 1. Een 63jarige vrouw met artrose van de rechterknie, overwegend van het laterale femorotibiale compartiment. Op een onbelaste opname (a) is weliswaar duidelijke osteofytvorming zichtbaar (witte pijl), maar lijkt de gewrichtsspleetversmalling slechts gering (open pijl). Op een aansluitend verrichte belaste opname in extensie (b) is de laterale gewrichtsspleetversmalling veel opvallender (open pijl).
gewrichtsvervanging bij eindstadium artrose of uit een corrigerende hoge tibiale osteotomie die in enkele centra wordt uitgevoerd om in geval van knieartrose met standsafwijking de belasting in het gewricht te verplaatsen en de noodzaak van een totale knieprothese enige jaren uit te stellen. Arthroscopie als behandeling voor artrose wordt ontraden tenzij sprake is van mechanische klachten door grote corpora libera.
Klachten en symptomen bij artrose
Er wordt hard gewerkt aan de ontwikkeling van
De voornaamste klachten van patiënten met
zogenaamde disease-modifying osteoarthritis
artrose zijn pijn, stijfheid en bewegingsbe-
drugs (DMOAD’s) die vooral zijn gericht op
perking van het aangedane gewricht, evenals
behandeling van vroege artrose. De ontwikkeling
ontstekingssymptomen (warmte, roodheid,
van deze DMOAD’s is tot nu toe weinig succes-
gevoeligheid). Hierbij staat de pijn veelal op de
vol, vooral vergeleken met de disease-modifying
voorgrond, die kan optreden bij beweging van
antirheumatic drugs (DMARD’s), biologicals
het gewricht of in rust. Stijfheid treedt veel-
die de laatste jaren een grote positieve impact
al op in de ochtend en verdwijnt doorgaans
hebben op de behandeling van reumatoïde
binnen 30 minuten met bewegen van het
artritis. Het ontbreken van effectieve behande-
gewricht. Hiermee onderscheidt het klachten-
lingen voor artrose wordt in belangrijke mate
patroon zich van reumatoïde artritis, waarbij
veroorzaakt doordat gevoelige kortetermijn-
de pijnklachten meestal langer aanhouden.
uitkomstmaten voor artrose ontbreken en er
Overige artroseklachten bestaan uit crepitaties,
over de pathofysiologie van artrose nog weinig
standsafwijkingen, en symptomen door toena-
bekend is. Geavanceerde radiologische beeld-
me van de gewrichtsomvang (bot, gewrichts-
vorming heeft daarom een grote potentie om
kapsel, synovium) die zich in geval van artrose
beide problemen op te lossen door een gevoelige
van de kleine handgewrichten manifesteren
kortetermijnuitkomstmaat te bieden (bijvoor-
als noduli van Bouchard en Heberden. Een
beeld voor klinische trials) en door meer inzicht
vicieuze cirkel kan ontstaan wanneer artrose-
te geven in structurele weefselprocessen en
klachten aanleiding geven tot een veranderde
daarmee pathogenese van artrose.
belasting (ontlasting) van een gewricht, wat kan resulteren in verminderde spierkracht en
Whole-organ-concept van artrose
propriocepsis, instabiliteit en een veranderde
Traditioneel werd artrose beschouwd als een
biomechanica, waardoor het artroseproces,
ziekte die gekenmerkt wordt door schade aan
zowel van het aangedane als andere gewrich-
en progressief verlies van hyalien kraakbeen,
ten, wordt ontketend.
in combinatie met ombouw van het subchondrale bot. Tegenwoordig wordt artrose gezien
Behandeling van artrose
als een aandoening van het gehele gewricht.
Ondanks de grote nadelige gevolgen van artrose
Het gewricht wordt hierbij voorgesteld als een
is er momenteel geen behandeling beschikbaar
orgaan, omdat het is opgebouwd uit meerdere
die artrose stopt of geneest.
weefsels waarvan de gezamenlijke integriteit
De behandeling is louter symptomatisch en
essentieel is voor het optimaal functioneren
gericht op pijnverlichting en functiebehoud.
van het gewricht.3 Dit betekent dat naast het SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 13
01-09-15 13:56
14 NASCHOLING
articulaire kraakbeen en subchondrale bot
dat gonartrose vooral een klinische diagnose
tevens andere weefsels zijn betrokken in het
is en dat ook voor het vaststellen van de mate
artroseproces, zoals gewrichtskapsel, synovi-
van gonartrose röntgenonderzoek niet zinvol
um, ligamenten, labrum en meniscus, maar
is, vanwege het ontbreken van een duide-
ook peri-articulaire structuren als spieren. Dit
lijk verband tussen de ernst van de klachten
recente whole-organ-concept van artrose heeft
en beperkingen enerzijds en de mate van
belangrijke implicaties voor de keuze van de
röntgenologische afwijkingen anderzijds.
radiologische modaliteit voor de beeldvorming
Ook voor MRI geldt dat in diverse studies is
van artrose. Er is recentelijk toenemende
aangetoond dat er geen duidelijk verband is
aandacht voor inflammatie (synovitis) in
tussen MRI-bevindingen passend bij artrose
het artroseproces, omdat is aangetoond dat
en symptomen. De huidige NHG-standaard
synovitis op de voorgrond staat bij ongeveer de
vermeldt derhalve dat MRI-onderzoek bij
helft van de artrosepatiënten en dat synovitis
gonartrose alleen geïndiceerd is bij verdenking
een belangrijke voorspeller is van progressie
op meniscusletsel.
van artrose. Inflammatie lijkt ook een signifiartrosepatiënten, dit in tegenstelling tot vele
Beeldvorming van artrose met röntgenfoto’s
andere artrosekenmerken op beeldvorming
Wanneer wordt overgegaan tot beeldvormende
waarvan geen duidelijke relatie met symp-
diagnostiek van artrose, vormen conventione-
tomen is gebleken. Synovitis wordt daarom
le röntgenfoto’s doorgaans de eerste stap. Op
gezien als een veelbelovend aanknopingspunt
röntgenfoto’s kunnen klassieke kenmerken van
voor nieuwe behandelingen met DMOAD’s.
artrose worden beoordeeld die zich manifes-
Voor andere processen is het causale verband
teren in de botstructuren. Dit zijn osteofyt-
bij het artroseproces nog minder duidelijk. Zo
vorming, gewrichtsspleetversmalling (als een
is het voor meniscuspathologie (degeneratie-
benadering voor kraakbeenverlies), subchon-
ve signaalafwijkingen, scheuren en extrusie)
drale sclerose en cystevorming en gewrichts-
evident dat deze optreden gedurende het artro-
deformatie. Conventionele röntgendiagnostiek
seproces, maar of deze afwijkingen de oorzaak
sluit derhalve aan bij de traditionele opvatting
of het gevolg zijn van andere artroseprocessen
over artrose, namelijk een ziekte van kraak-
zoals kraakbeenschade is nog niet opgehelderd.
been en botstructuren, maar heeft belangrijke
cante rol te spelen bij de klachtenbeleving van
beperkingen voor het beoordelen van artrose-
Indicatie voor beeldvormend onderzoek bij artrose
processen in de andere betrokken weefsels. Het
De huidige richtlijn Diagnostiek en behandeling
ken dat er geen verband is tussen afwijkingen
van heup- en knieartrose, geïnitieerd door de
op röntgenfoto’s en pijnklachten bij artrose.
Nederlandse Orthopaedische Vereniging, stelt
Bovendien zijn röntgenfoto’s notoir ongevoelig
dat aanvullend radiologisch onderzoek weinig
voor het detecteren van artrose in een vroeg
toegevoegde waarde heeft wanneer de bevin-
stadium en voor het vervolgen van artrose in
dingen van anamnese en lichamelijk onder-
de tijd. Voor wetenschappelijk onderzoek wordt
zoek de aanwezigheid van artrose van de heup
daarom vaak een interval van ten minste drie
of knie aannemelijk maken.4 Bij discrepantie
jaren gehanteerd om artroseveranderingen op
tussen anamnese en bevindingen bij lichame-
röntgenfoto’s te beoordelen.
is tevens voor zowel de knie als de heup geble-
lijk onderzoek kan aanvullend radiologisch onderzoek van waarde zijn. De richtlijn stelt
Desalniettemin zijn röntgenfoto’s in de klini-
verder dat aanvullend radiologisch onderzoek
sche praktijk vanwege de eenvoudige beschik-
in principe alleen geïndiceerd is wanneer de
baarheid en lage kosten vrijwel altijd het eerste
uitslag consequenties heeft voor het therapeu-
onderzoek van keuze om een indruk te krijgen
tisch handelen. Ook volgens de NHG-standaard
van de aanwezigheid en ernst van artrose.
Niet-traumatische knieproblemen bij volwassenen
Bij de uitvoer van röntgenonderzoek dient
is beeldvormend onderzoek bij patiënten in de
men een aantal zaken te overwegen. Belaste
huisartspraktijk alleen aangewezen bij twijfel
opnamen van de knie worden geadviseerd,
over de diagnose of een afwijkend beloop en is
omdat de ernst van gewrichtsspleetversmalling
voor de diagnose gonartrose een röntgenfoto
alleen dan accuraat beoordeeld kan worden
niet noodzakelijk.5 De NHG-standaard stelt
(figuur 1).
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 14
01-09-15 13:56
NASCHOLING 15
Daarnaast zijn er diverse aanvullende opnamen beschreven voor de knie, waarbij het deel van de femurcondylen dat het meeste gewicht draagt (en daarmee ook het meest gevoelig
Graad
Criteria
0
Geen kenmerken van artrose
1
Twijfelachtige gewrichtsspleetversmalling en mogelijke beginnende osteofytvorming (osteophytic lipping)
2
Duidelijke osteofytvorming en mogelijke gewrichts spleetversmalling
3
Multipele matige osteofytvormingen, duidelijke gewrichtsspleetversmalling, enige subchondrale sclerose en mogelijke deformiteit van de botuiteinden
4
Grote osteofyten, uitgesproken gewrichtsspleet versmalling, ernstige subchondrale sclerose, duidelijke botdeformiteit
is voor het krijgen van artrose), wordt beoordeeld. Gebleken is namelijk dat het grootste contact-drukmoment in het femorotibiale gewricht optreedt bij 28 graden flexie en niet in volledige extensie. Ook is aangetoond dat laterale gonartrose meestal meer dorsaal is gelokaliseerd dan mediale compartiments artrose. In principe zijn deze belaste flexieopnamen dus gevoeliger voor de detectie van knieartrose dan belaste opnamen bij volledige extensie. Een voorbeeld van deze aanvullende
Noot: Een röntgenologische diagnose van artrose wordt doorgaans gedefinieerd als graad 2 en hoger
opnamen is de zogenaamde Rosenbergopname
Tabel 1. Originele röntgenologische Kellgren- en Lawrence-classificatie voor
waarbij de knie staande wordt afgebeeld in 45
artrose (vertaald).6
graden flexie, met een 10 graden craniocaudaal ingeschoten röntgenbundel. Een axiale (skyline) patellaopname is noodzakelijk voor de
K&L-graderingen en dat deze adaptaties van
beoordeling van het patellofemorale gewricht.
de originele criteria een grote invloed hebben
Bij slotklachten kan een poortopname over-
op de gevonden prevalenties van artrose. Een
wogen worden ter detectie van kalkhoudende
ander nadeel van de K&L-gradering is dat deze
corpora libera. Voor het heupgewricht is een
een vaste volgorde in het ontstaan van artrose
faux profile-opname te overwegen waarbij
kenmerken veronderstelt. Het ontstaan van
het posterieure deel van het femoro-acetabu-
gewrichtsspleetversmalling ná het ontwikkelen
laire gewricht kan worden beoordeeld. Het is
van duidelijke osteofyten is bijvoorbeeld in de
niet uitzonderlijk dat heupartrose zich hier
klinische praktijk niet altijd het geval.
al op manifesteert voordat het zichtbaar is op AP-opnamen. Om deze reden wordt een
Beeldvorming van artrose met MRI
staande faux profile-opname in de richtlijn
MRI is in potentie een zeer geschikte radi-
Diagnostiek en behandeling van heup- en knie
ologische modaliteit om artrose in kaart te
artrose aanbevolen bij onvoldoende verklaring
brengen.7 Allereerst kan het kraakbeen direct
van heupklachten na een in eerste instantie
gevisualiseerd worden in plaats van indirect
gemaakte standaard AP-bekkenopname.
beoordeeld op basis van de gewrichtsspleet
De meest toegepaste wijze om de ernst van
zoals bij röntgenfoto’s het geval is. Wellicht
röntgenologische artrose te definiëren is
belangrijker nog, is dat het met MRI mogelijk is
volgens de röntgenologische criteria beschre-
om veel van de andere weefsels die bij artrose
ven door Kellgren en Lawrence (K&L-criteria)
zijn betrokken, zoals het beenmerg, de menisci,
waarbij graad 2 of hoger doorgaans wordt gede-
synovium en ligamenten te beoordelen. Regu-
finieerd als röntgenologische artrose (tabel 1).6
liere klinische MRI-protocollen voor de knie (veelal 2D proton density-gewogen en T2-ge-
Deze score wordt veelvuldig toegepast in de
wogen fast spin-echo (FSE)- pulssequenties
radiologische en orthopedische literatuur
met vetsuppressie bevattend) volstaan voor het
evenals in sommige klinieken. Hoewel de
beoordelen van deze relevante weefsels, met
methode is ontworpen voor de knie, wordt
uitzondering van synovitis, waarvoor MRI met
deze, al dan niet in gemodificeerde vorm, ook
intraveneus contrastmiddel de gouden stan-
gebruikt voor andere gewrichten. Nadelen van
daard is. Voor een zeer gedetailleerde beoorde-
de K&L-gradering zijn een matige inter- en
ling van artrose in onderzoeksverband kunnen
intra-observervariabiliteit, in de hand gewerkt
additionele pulssequenties of richtingen toege-
door ambigue classificatiecriteria die aan
voegd worden en wordt een hoge veldsterkte
subjectiviteit onderhevig zijn. Zelfs in weten-
van 3 Tesla aanbevolen. Axiale sequenties
schapsverband is gebleken dat grote artroseco-
zijn obligaat voor het detecteren van kraak-
horten onderling verschillen in de definitie van
been- en beenmerglaesies in de patella of SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 15
01-09-15 13:56
16 NASCHOLING
trochlea femoris, en voor de visualisatie van
expert-based voorstellen gepubliceerd voor de
osteofyten aan de mediale of laterale zijde van
definitie van artrose en de progressie daarvan
het patellofemorale gewricht. Sequenties met
op MRI van de knie, maar deze zijn nog niet
vetsuppressie zijn nuttig voor beoordeling van
grondig gevalideerd.
kraakbeen, omdat signaalafwijkingen duidelijker zichtbaar zijn en deze sequenties minder
Ondanks dat deze semi-kwantitatieve scorings-
gevoelig zijn voor chemical-shift-artefacten die
methoden te arbeidsintensief zijn om in de
kunnen optreden op de overgang van subchon-
dagelijkse klinische praktijk te kunnen worden
draal bot naar kraakbeen. 3D FSE-sequenties
gebruikt en er bovendien (nog) geen evidence
met isotrope resolutie doen meer en meer
is voor het stelselmatig verrichten van MRI-
hun intrede en bieden de mogelijkheid tot
onderzoek voor de indicatie artrose, bieden
multiplanar reconstructies, niet alleen nuttig
zij ook voor de klinisch radioloog wel degelijk
voor beoordeling van kraakbeen, maar ook
een nuttige kapstok om inzicht te krijgen in
voor andere intra-articulaire structuren. Een
de laesies die geassocieerd zijn met artrose. Er
variëteit aan 3D gradient-recalled-echo (GRE)-
bestaat in Nederland namelijk wel een trend
sequenties zijn geïntroduceerd voor beoor-
tot het verrichten van meer MRI-onderzoeken
deling van gewrichtskraakbeen (zogenaamde
van het bewegingsapparaat, in het bijzonder de
kraakbeensequenties), elk met voordelen en
knie, ook bij mensen van middelbare leeftijd
nadelen. Van de spoiled gradient recalled echo
met chronische klachten, al dan niet verergerd
(SPGR)-variant is over het algemeen een goede
door een acuut moment. Bij de verslaglegging
correlatie met arthroscopische bevindingen
van dergelijke MRI-scans bij patiënten in de
bekend, maar de accuratesse voor kleine focale
leeftijdscategorie waarin artrose normaliter
kraakbeendefecten is lager dan voor 2D proton
voorkomt, is het van belang ons niet te beper-
density-gewogen FSE-sequenties vanwege
ken tot de traumatische afwijkingen, maar ook
een slechter contrast tussen kraakbeen en
de kenmerken van artrose adequaat te herken-
gewrichtsvloeistof. De meeste GRE zijn tevens
nen en te beschrijven. Kennis van de omvang
ongeschikt voor het beoordelen van andere
van artrose is van wezenlijk belang voor
structuren zoals ligamenten en menisci.
de orthopedisch chirurg om tot een goede therapeutische beslissing te komen.
Er zijn de laatste jaren, vooral voor de knie, verscheidene semi-kwantitatieve scorings-
Kraakbeenlaesies
methoden ontwikkeld om artrosekenmer-
De diverse semi-kwantitatieve scoringsmetho-
ken op MRI in kaart te brengen die vooral
den voor artrose op MRI verschillen enigszins
worden toegepast voor onderzoeksdoeleinden.
in de wijze van graderen van kraakbeenverlies,
Voorbeelden hiervan zijn de Whole-Organ
maar alle methoden maken onderscheid tussen
Magnetic Resonance Imaging Score (WORMS),
partiële dikte kraakbeenverlies (partial thick-
Knee Osteoarthritis Scoring System (KOSS)
ness) en volledige dikte (full-thickness) kraak-
en de meest recente MRI OsteoArthritis Knee
beenverlies (het subchondrale bot ligt bloot)
Score (MOAKS).8 De diverse methoden verschil-
(figuur 2). Bij de KOSS wordt additioneel nog
len onderling subtiel in de onderverdeling van
onderscheid gemaakt tussen diffuus kraak
de knie in regio’s en de manier van gradatie
beenverlies gekenmerkt door een geleidelijke
van bepaalde laesies, maar het type afwijkin-
overgang van normaal kraakbeen, en focaal
gen dat wordt gescoord komt globaal overeen,
kraakbeenverlies waarbij deze overgang abrupt
waarbij als belangrijkste artrosekenmerken
is. Het is echter belangrijk ons te realiseren dat
onder andere kraakbeenschade, botoedeem,
morfologische kraakbeenschade, zowel in de
osteofyten en meniscuslaesies worden mee
vorm van diffuus kraakbeenverlies als focaal
gewogen. Een lijst met items die beoordeeld
kraakbeenletsel, pas optreedt in een relatief
worden met MOAKS is weergegeven in tabel 2
gevorderd stadium van artrose. Hoewel MRI
(raadpleegbaar op www.imago-nascholing.nl of door
zeker accurater is dan röntgenfoto’s voor het
deze pagina te scannen met Layar). Een beperking
beoordelen van articulair kraakbeen, is dit wat
van deze MRI-scoringsmethoden is dat inven-
kraakbeen betreft een belangrijke beperking van
tarisatie van legio artrosekenmerken voorop
de huidige MRI-protocollen. Kraakbeen op MRI
staat, terwijl duidelijke definities voor de (ernst
wordt idealiter beoordeeld op proton density-ge-
van) artrose nog ontbreken. Er zijn weliswaar
wogen sequenties in drie orthogonale vlakken.
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 16
01-09-15 13:56
NASCHOLING 17
Figuur 2. Kraakbeenschade op MRI. Een onderscheid wordt
Figuur 3. Beenmerglaesies op MRI. Een onderscheid wordt
gemaakt tussen partiële dikte kraakbeenverlies en volledige dikte kraakbeenverlies. a) een coronale proton densitygewogen opname verricht op 3 Tesla laat partiële dikte kraakbeenverlies zien van het mediale kniecompartiment zowel aan de femora le als tibiale zijde (pijl); b) een coronale T2gewogen opname met vetsuppressie verricht op 3 Tesla toont volledige dikte kraakbeenverlies met blootliggend subchondraal bot en vrijwel botopbotcontact (pijl).
gemaakt tussen vlekkig beenmergoedeem en subchondrondrale cyste. a) een sagittale T2gewogen opname met vetsuppressie verricht op 3 Tesla toont vlekkig beenmergoedeem in mediale femurcondyl en tibiaplateau (witte pijlen). Ook is fors kraakbeen verlies zichtbaar (open pijl); b) een coronale T2gewogen opname met vetsuppressie verricht op 1,5 Tesla laat een grote cysteuze beenmerglaesie zien in het tibiaplateau (pijl) omgeven door een zone van vlekkig beenmergoedeem.
Beenmerglaesies
Meniscuslaesies
Met beenmerglaesies worden signaalafwijkin-
Zoals gebruikelijk bij de beoordeling van
gen in het subchondrale bot bedoeld die zich
routine klinische MRI-scans van de knie wordt
het best laten afbeelden op T2-gewogen sequen-
onderscheid gemaakt tussen degeneratieve
ties met vetsuppressie of short tau inversion
meniscusafwijkingen (signaalafwijkingen
recovery (STIR)-opnamen. Een onderscheid
binnen de meniscus en niet reikend tot aan
wordt gemaakt in vlekkige, onscherp afgrens-
het gewrichtsoppervlak) en meniscusscheuren
bare beenmerglaesies (ook wel beenmergoe-
(figuur 5). Meniscusscheuren worden volgens
deem of bone bruise genoemd) enerzijds, en
gebruikelijke classificatiemethoden op basis
scherp afgrensbare, cysteuze beenmerglaesies
van sagittale en coronale sequenties ingedeeld
(soms separaat geclassificeerd als subchondrale
in horizontaal, verticaal, radiair, complex, et
cysten) (figuur 3). Ondanks dat de bone bruise
cetera. Tevens wordt de positie beoordeeld,
geen indicator is van pijnklachten en bovendien
waarbij het uitsteken van de meniscus meer
in de tijd kan verspringen, is de aanwezigheid
dan 2 millimeter over de mediale, latera-
van beenmergoedeem een belangrijke voorspel-
le of anterieure rand van het tibiaplateau
ler gebleken van progressie van artrose. Het is
beschouwd wordt als meniscusextrusie of
vooral bij patiënten na een trauma zeer moeilijk
-subluxatie (figuur 6). De aanwezigheid van
om met zekerheid het onderscheid te maken
meniscuscysten wordt ook beoordeeld.
tussen beenmergoedeem veroorzaakt door het
Tot slot treedt volumeverlies (maceratie) van
letsel of artrose.
de meniscus op in het proces van degeneratie.
Osteofyten
Gewrichtseffusie en Hoffa’s synovitis
Osteofyten worden gegradeerd al naar gelang
Bij een reguliere MRI-scan van de knie wordt
de afmeting, waarbij de grootste osteofyt in
meestal geen intraveneus contrastmiddel
een bepaalde regio bepalend is. Osteofyten zijn
toegediend. In die gevallen wordt gewrichts-
het best te beoordelen op T1 of proton densi-
effusie (hydrops) beschouwd als een surrogaat-
ty-gewogen opnamen zonder vetsuppressie of
maat voor gewrichtsinflammatie (synovitis).
op GRE-sequenties (figuur 4). Met MRI kunnen
De ernst van gewrichtseffusie kan semi-kwan-
osteofyten op meer locaties worden beoordeeld
titatief worden bepaald waarbij doorgaans
dan met röntgenfoto’s, bijvoorbeeld posterieur
de hoeveelheid vocht in de recessus supra-
aan de femurcondylen (op axiale en sagit-
patellaris wordt beoordeeld op axiale opna-
tale sequenties), intercondylair (op coronale
men (figuur 7). Een additionele structuur die
sequenties) en aan alle zijden van de patella
beoordeeld kan worden op inflammatie is het
(op sagittale en axiale sequenties).
infrapatellaire vetlichaam van Hoffa, waarin SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 17
01-09-15 13:56
18 NASCHOLING
Figuur 4. Grote osteofyten zicht baar aan de posterieure zijde van de mediale femurcondyl en trohlea femoris (pijlen) op een axiale proton densitygewogen opname verricht op 3 Tesla.
Figuur 5. Meniscuslaesies op MRI. Een onderscheid wordt
Figuur 6. Forse extrusie van de
gemaakt tussen degeneratieve signaalafwijkingen en meniscusscheuren. a) een sagittale proton densitygewogen opname verricht op 3 Tesla toont een zone van signaalaf wijking in de achterhoorn van de mediale meniscus die niet communiceert met het articulaire oppervlak (pijl), passend bij een degeneratieve signaalafwijking; b) sagittale proton densitygewogen opname verricht op 1,5 Tesla toont een lineaire signaalafwijking in de achterhoorn van de mediale meniscus die aan de onderzijde communiceert met het articulaire oppervlak, passend bij een oblique scheur (pijl).
mediale meniscus is zichtbaar op deze coronale proton density gewogen opname verricht op 3 Tesla (pijl). De meniscus toont tevens een degeneratieve signaal afwijking. Het afgebeelde deel van de laterale meniscus heeft een normale positie en signaalintensiteit.
Figuur 7. Axiale T2gewogen opname
Figuur 8. Diffuus verhoogde signaal
met vetsuppressie verricht op 3 Tesla toont ernstige effusie van het kniegewricht bij deze patiënt met artrose (asterisk). Er is tevens synoviale proliferatie zichtbaar aan de rand van de met vocht gevulde recessus suprapatellaris (pijl).
intensiteit in het vetlichaam van Hoffa op deze sagittale T2gewogen opname met vetsuppressie verricht op 3 Tesla (pijl). Dit kan passen bij Hoffa’s synovitis, een inflammatoir fenomeen dat wordt gezien bij artrose.
Figuur 9. Een Bakerse cyste gevuld met meerdere corpora libera op een sagittale T2gewogen opname met vetsuppressie verricht op 3 Tesla (pijl).
chronische synovitis zich ook kan manifeste-
laire corpora libera, ganglioncysten, Bakerse
ren. Dit is zichtbaar als een diffuus verhoogde
cysten en peri-articulaire cysten en bursitiden
signaalintensiteit van het vetlichaam van Hoffa
gescoord (figuur 9).
op T2-gewogen sequenties met vetsuppressie (figuur 8).
Geavanceerde MRI-technieken voor artrose
Overige laesies
Sinds enkele jaren worden diverse geavanceerde
De voorste en achterste kruisband en media-
MRI-technieken ontwikkeld waarmee artrose in
le en laterale collaterale band worden in alle
de nabije toekomst op een nauwkeuriger wijze
gepubliceerde semi-kwantitatieve scoringsme-
kan worden afgebeeld. De meeste van deze
thoden voor artrose stelselmatig beoordeeld op
technieken kenmerken zich door een kwan-
partiële en volledige rupturen. De patellapees
titatieve (numerieke) uitkomstmaat te gene-
en tractus iliotibialis worden geëvalueerd op
reren. Allereerst kan met een combinatie van
signaalafwijkingen. Ook worden intra-articu-
bepaalde MRI-acquisitieprotocollen (doorgaans
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 18
01-09-15 13:56
NASCHOLING 19
synoviale vloeistof
chondrocyten proteoglycanen collageen subchondraal bot a. gezond kraakbeen
b. beginstadium artrose
c. gevorderd stadium artrose
Figuur 10. Schematische weergave van (a) gezond kraakbeen; (b) beginstadium van artrose met verlies van chondrocyten, proteogly canen en collageen, zonder morfologische kraakbeenschade; en (c) gevorderd stadium van artrose met morfologische kraakbeenschade.
GRE-sequenties) en beeldbewerkingssoftware
opkomst zijn, zijn gagCEST en natrium-MRI voor
het kraakbeen worden gesegmenteerd en een
protoglycanen en T1rho (mogelijk een maat voor
maat voor kraakbeekdikte en -volume worden
zowel proteoglycanen als collageen).
bepaald (kwantitatieve morfometrie). Automa-
Ook voor andere weefsels die betrokken zijn in
tische segmentatie van kraakbeen is moeilijk,
het artroseproces worden innovatieve MRI-tech-
maar het is de verwachting dat de software
nieken ontwikkeld, zoals diffusie-gewogen
hiervoor snel zal verbeteren en dat deze op
MRI-sequenties voor het afbeelden van synovi-
korte termijn commercieel beschikbaar zal zijn.
tis zonder contrastmiddel. Ultrashort echo time
Een andere groep nieuwe MRI-technieken, de
(UTE)-sequenties zijn tegenwoordig beschik-
zogenaamde kwantitatieve compositionele of
baar voor hoge-resolutiebeeldvorming van de
biochemische MRI-technieken, richt zich op
structuren met een lage T2-relaxatietijd zoals
het meten van belangrijke bestanddelen in
meniscus, ligamenten en diepe kraakbeenlagen.
weefsels, in het bijzonder het kraakbeen, die in
Deze structuren zijn op vrijwel alle conventio-
verschillende regio’s van het gewricht worden
nele MRI-sequenties normaliter zeer laag van
gemapt.9 De rationale van deze technieken is
signaalintensiteit, maar hebben een hogere
dat in de vroegste stadia van artrose verlies en
signaalintensiteit op UTE-sequenties, waardoor
desoriëntatie van de twee belangrijkste bouw-
pathologie beter gedetecteerd kan worden.
stenen van kraakbeen optreedt – proteoglyca-
Dergelijke nieuwe, geavanceerde MRI-technie-
nen en collageen. Dit proces begint reeds lang
ken doen gestaag hun intrede in wetenschap-
voordat er morfologische kraakbeenverandering
pelijk onderzoek naar artrose en zelfs in de
(verdunning of focale schade) optreedt waarop
klinische patiëntenzorg zijn toepassingen
reguliere MRI-technieken zijn gericht (figuur 10).
beschreven, bijvoorbeeld bij de pre-operatieve beoordeling van femoro-acetabulaire impinge-
Diverse MRI-sequenties worden momenteel
ment (FAI) en de follow-up van kraakbeen-
ontwikkeld om op een specifieke wijze en tijd-
herstelprocedures.
sefficiënt de hoeveelheid proteoglycanen of collageen in kraakbeen te bepalen als maat voor
Conclusie
kraakbeenkwaliteit, met als doel artrose in vroe-
Artrose is een significant probleem met grote
ge stadia te diagnosticeren en nauwkeuriger te
impact op patiënten en maatschappij. Vanwege
vervolgen dan met de huidige (morfologische)
de afwezige correlatie tussen de meeste artrose-
MRI-sequenties mogelijk is.10 De bekendste
kenmerken op beeldvorming en symptomato
van deze technieken is wellicht T2 mapping
logie is artrose voornamelijk een klinische
van collageen, wat reeds beschikbaar is op veel
diagnose. Volgens de huidige evidence en
MRI-scanners. Delayed gadolinium enhanced
richtlijnen is bij de meeste patiënten geen
MRI of cartilage (dGEMRIC) is een geschikte tech-
indicatie voor beeldvorming, tenzij anamnese
niek om proteoglycanen te meten, maar heeft als
en bevindingen bij lichamelijk onderzoek
belangrijkste nadeel dat een intraveneus toege-
discrepant zijn, bij twijfel over de diagnose of
diend contrastmiddel noodzakelijk is, evenals
bij een afwijkend klinisch beloop. Het moge
een lange wachttijd tussen de contrasttoediening
duidelijk zijn dat dit in tegenspraak is met
en de MRI-acquisitie. Andere technieken die in
de dagelijkse radiologische praktijk. RöntSEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 19
01-09-15 13:56
20 NASCHOLING
genonderzoek voor artrose heeft belangrijke
tische consequenties kan hebben. Met nieuwe,
beperkingen voor detectie van vroege artrose
geavanceerde MRI-technieken die momenteel
of artroseveranderingen, maar kan worden
worden verfijnd en gevalideerd voor gebruik in
geoptimaliseerd door gebruik van aanvullen-
klinisch onderzoek en klinische praktijk, kan
de (belaste) opnamen. MRI sluit beter aan bij
artrose vroeger worden vastgesteld en nauw-
het huidige whole-organ-concept van artrose,
keuriger worden vervolgd. Het is de verwach-
omdat de meeste betrokken weefsels direct
ting dat deze nieuwe technieken een impuls
kunnen worden gevisualiseerd, maar heeft
zullen geven aan het onderzoek naar nieuwe
eveneens beperkingen met betrekking tot de
behandelopties voor artrose in een vroeger
correlatie met symptomen. Met de kennis van
stadium. Nieuwe therapieën zullen in de nabije
artrosekenmerken in verschillende weefsels
toekomst hopelijk leiden tot afname van
kan de verslaglegging van MRI echter wel dege-
de morbiditeit en de zorgkosten die worden
lijk worden geoptimaliseerd, hetgeen therapeu-
veroorzaakt door artrose.
EINDTOETSVRAGEN
Literatuur 1. Woolf AD, Pfleger B. Burden of major musculoskeletal conditions. Bull World Health Organ 2003;81:646-56. 2. Hermans J, Koopmanschap MA, Bierma-Zeinstra S, van Linge JH, Verhaar JA, Reijman M, et al. Productivity costs and medical costs among working patients with knee osteoarthritis. Arthritis Care Res (Hoboken) 2012;64:853-61. 3. Loeser RF, Goldring SR, Scanzello CR, Goldring MB. Osteoarthritis: a disease of the joint as an organ. Arthritis Rheum 2012;64:1697-707. 4. Richtlijn Diagnostiek en Behandeling van heup- en knieartrose, 2007. Nederlandse Orthopaedische Vereniging / Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, http://www.diliguide.nl/ document/3133/heup-en-knieartrose.html 5. NHG-Standaard Niet-traumatische knieproblemen bij volwassenen, Nederlands Huisartsen Genootschap 2008. https://www.nhg.org/ standaarden/volledig/nhg-standaard-niettraumatische-knieproblemen-bij-volwassenen 6. Kellgren JH, Lawrence JS. Radiological assessment of osteo-arthrosis. Ann Rheum Dis 1957;16:494-502. 7. Roemer FW, Crema MD, Trattnig S, Guermazi A. Advances in imaging of osteoarthritis and cartilage. Radiology 2011;260:332-54. 8. Hunter DJ, Guermazi A, Lo GH, Grainger AJ, Conaghan PG, Boudreau RM, et al. Evolution of semi-quantitative whole joint assessment of knee artrose: MOAKS (MRI Osteoarthritis Knee Score). Osteoarthritis Cartilage 2011;19:990-1002. 9. Oei EH, Van Tiel J, Robinson WH, Gold GE. Quantitative radiologic imaging techniques for articular cartilage composition: toward early diagnosis and development of disease-modifying therapeutics for osteoarthritis. Arthritis Care Res (Hoboken) 2014;66:1129-41. 10. Van Tiel J, Oei EH. Meting van kraakbeenkwaliteit met behulp van MRI. Ned Tijdschr Geneeskd 2013;157:A6340.
1. Een van de nadelen van de röntgenologische Kellgren- en Lawrence-gradering van artrose is een matige inter- en intra-observervariabiliteit. a. Juist b. Onjuist.
2. Kraakbeenverlies op MRI gescand volgens huidige gangbare protocollen en gescoord met een van de beschikbare semi-kwantitatieve methoden representeert het vroegste stadium van artrose. Dit is een belangrijk voordeel ten opzichte van röntgenfoto’s, waarbij alleen de mate van gewrichtsspleetversmalling wordt beoordeeld. a. Juist b. Onjuist.
3. Beenmergoedeem is een belangrijk item dat wordt beoordeeld bij MRI van artrose. Hoe vaak is het aan de hand van het beenmergpatroon mogelijk om bij patiënten na een trauma onderscheid te maken tussen traumatisch beenmergoedeem en beenmergoedeem door artrose? a. Altijd b. Meestal c. Zelden
4. In het proces van artrose treedt allereerst verlies op van kraakbeenbestanddelen. Dit wordt in een later stadium gevolgd door kraakbeenverdunning of focale kraakbeenschade. a. Juist b. Onjuist.
5. Volgens de huidige wetenschappelijke inzichten is knie-artrose een ziekte waarbij de volgende weefsels zijn betrokken: a. Kraakbeen b. Kraakbeen en bot
Financiële banden: de auteur heeft geen relaties met farmaceutische industrieën of overige bedrijven, noch andere mogelijke belangenconflicten.
c. Meniscus, kraakbeen, synovium d. Synovium e. Alle bovengenoemde weefsels
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 20
01-09-15 13:56
ARNIN LE .NL
1
LI
IM
GO
NG
PUNT
A
Samenvatting
21
G
W W W.
MRI rectum en het rectumcarcinoom: hoe doe ik dat?
E-
NASCHOLING
-NASCH
O
Een adequate pre-operatieve stadiëring van het rectumcarcinoom middels MRI is van cruciaal belang voor bepaling van het beleid en de prognose van de patiënt. Hierbij is kennis van relevante anatomie en een adequaat MRI-scanprotocol essentieel, evenals kennis van de huidige TNM-classificatie en inzicht in de huidige behandelopties. Een gestructureerde verslaglegging van de MRI en duidelijke uitleg van de radioloog tijdens een multidisciplinair overleg zijn van groot belang bij bepaling van het beleid door de chirurg. Dit artikel belicht de relevante informatie die een radioloog nodig heeft om adequate verslaglegging te realiseren, klinisch relevante vragen te beantwoorden en een waardevolle bijdrage te leveren tijdens het multidisciplinair overleg.
Saskia Noordzij, Max Lahaye en Regina Beets-Tan
Inleiding
S.M.J.S. Noordzij, abdominaal radioloog, Maastricht Universitair Medisch Centrum+
Per jaar wordt het colorectaal carcinoom in
Dr. M.J. Lahaye, abdominaal radioloog,
Nederland bij circa 13.000 nieuwe patiënten
Maastricht Universitair Medisch Centrum+
vastgesteld. Het colorectaal carcinoom staat qua
Prof. dr. R.G.H. Beets-Tan, abdominaal radioloog,
incidentie zowel bij mannen als bij vrouwen op
hoofd afdeling radiologie, Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis,
de derde plaats van de oncologische aandoenin-
Amsterdam
gen.1 Bij ongeveer een derde van de patiënten gaat het om een rectumcarcinoom. De vijfjaars
Leerdoelen
overleving van rectumcarcinoom in Nederland
Na het bestuderen van dit artikel:
is in de afgelopen 15 jaar gestegen van 52%
• kent u de relevante anatomie voor beoordeling van
naar 63%.1 Naast verbeterde therapie is verbe-
een MRI rectum; • weet u de minimale vereisten voor een MRI-protocol gericht op rectumcarcinoom; • bent u in staat een MRI rectum volgens de huidige richtlijnen te interpreteren; • kunt u een gestructureerd verslag maken van een MRI rectum, gericht op de kliniek; • weet u welke informatie klinisch relevant is voor een multidisciplinair overleg.
terde preoperatieve stadiëring (onder andere middels MRI) hiervoor een belangrijke bijdragende factor. Voor ons radiologen wacht de taak, middels geoptimaliseerde MRI-protocollen, de beelden adequaat te analyseren en een gestructureerde verslaglegging te maken. Overstadiëring leidt tot overbehandeling. Hierdoor wordt een chirurgische resectie uitgebreider dan noodzakelijk of wordt onterecht radiotherapie dan wel chemoradiatie gegeven.
In de e-learningversie op www.imago-nascholing.nl vindt u tevens een casus en toetsvragen bij dit artikel, alsmede een template van een gestandaardiseerd radiologisch verslag.
Hierbij loopt de patiënt onnodig extra risico op bijwerkingen als urologische, seksuele en defecatieproblematiek. Onderstadiëring leidt tot onderbehandeling, waardoor het risico op lokale SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 21
01-09-15 13:56
22 NASCHOLING
tumorrest, tumorrecidief en metastasering op
anorectale overgang wordt gebruikt, aangezien
afstand toeneemt. Met goede preoperatieve
de anocutane lijn niet goed zichtbaar is op
stadiëring kan de best passende behandeling
MRI. Het rectum heeft gemiddeld twee tot drie
met de grootst mogelijke lokale controle en de
transversale plooien, bestaande uit mucosa
minste bijwerkingen worden gekozen, waarmee
en submucosa.3 Bij mobilisatie van het rectum
de kans op een recidief wordt verkleind. De
tijdens chirurgie zijn deze plooien niet meer
beoordeling van het MRI-onderzoek heeft dus
aanwezig. Dit verklaart de toename in lengte
grote consequenties voor de behandeling van
van het rectum tijdens chirurgische resectie.
de patiënt. In dit artikel wordt de systematische
De anatomie van het peritoneum ten opzichte
beoordeling van het MRI-onderzoek bij een rec-
van het rectum is van belang, aangezien direc-
tumcarcinoom in het klinische kader geplaatst.
te betrokkenheid van deze structuur wordt
Tevens wordt de rol en inbreng van de radioloog
gezien als stadium T4a in de TNM-classificatie.
in het multidisciplinair overleg belicht.
Het grootste deel van het rectum ligt retroperitoneaal. Vanaf het meest posterosuperieure
Relevante anatomie
deel van de blaas loopt het peritoneum naar dorsaal en hecht aan het rectum op de over-
Het rectum is het deel van de darm van de
gang van het bovenste twee derde en onderste
rectosigmoïdovergang tot aan het anale kanaal.
een derde deel. Van hieruit loopt het perito-
Het is ongeveer 15 cm lang. Over de precieze
neum V-vormig naar craniodorsaal, richting
proximale en distale begrenzing bestaat geen
promontorium. Hierdoor wordt het middelste
consensus. Voor chirurgen ligt de proximale
deel van het rectum aan anterieure zijde door
begrenzing, de rectosigmoïdovergang, bij
peritoneum bedekt en het proximale deel aan
het sacrale promontorium en de distale
anterieure en laterale zijde. De achterwand ligt
begrenzing bij de anocutane lijn. De klinische
geheel retroperitoneaal. De peritoneale omslag-
overleving is gerelateerd aan de locatie van de
plooi is te zien als een dunne lineaire structuur
tumor: hoe distaler de tumor, hoe slechter de
(< 1 mm, aan de voorzijde vaak iets dikker,
prognose.2 Het rectum wordt onderverdeeld
< 2 mm) met lage signaalintensiteit en kan in
in drie gelijke delen; het proximale, middelste
het merendeel van de MRI’s worden geïdenti-
en distale deel. Hoewel literatuur niet geheel
ficeerd. Deze bevindt zich normaal tussen 7 en
eenduidig is, worden over het algemeen de
9 cm van de anocutane overgang. Bij vrouwen
volgende afstanden vanaf de anorectale
kan dit lager zijn, tussen 5 en 7,5 cm.4
overgang gebruikt: het distale rectum van 0-5 cm, het middelste rectum van 5-10 cm
Het rectum wordt omgeven door vet, het
en het proximale rectum van 10-15 cm. De
mesorectum. Dit mesorectum bevat vaten en
peritoneum
MRF
Figuur 1. (A) Schematische sagittale weergave van de anatomie van de mesorectale fascie (MRF) en het peritoneum met (B) corresponderende T2-gewogen sagittale opname. IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 22
01-09-15 13:56
NASCHOLING 23
klieren en wordt omgeven door een fascieblad: de mesorectale fascie (MRF). Naar distaal toe neemt de hoeveelheid mesorectaal vet af en de MRF tapert tot aan het niveau van de anale sfincter. De MRF is opgebouwd uit
Scanprotocol MRI 1,5 T (minimaal) Voorbereiding niet noodzakelijk
bindweefsel. Het is op MRI afgrensbaar als
Voorkeur externe phased-array coil
een lineaire structuur met lage signaalinten-
Noodzakelijke sequenties:
siteit. Hoewel de MRF niet is opgenomen in de TNM-classificatie, is het een belangrijke structuur bij de stadiëring van rectumcarci-
T2 FSE
coupedikte 3 mm FOV:
proximaal L5, distaal net onder anale kanaal
noom. Het vormt een natuurlijke barrière voor verspreiding van tumor.5 De MRF dient als anatomisch vlak waarlangs de chirurg bij een totale mesorectale excisie (TME) het complete mesorectum verwijdert. Het rectum gaat distaal over in het anale
Richting: Sagittaal Axiaal (loodrecht hoeken op rectumlumen ter hoogte van tumor) Coronaal (hoeken op axiale scan) Voor de exacte scanparameters wordt verwezen naar de richtlijn van de NVvR die in 2015 wordt gepubliceerd.
sfinctercomplex. De bovenste begrenzing van het anale kanaal bevindt zich ter hoogte van
Kader 1. Scanprotocol MRI
de insertie van het levator ani-complex in de musculaire rectumwand. De interne sfincter is een voortzetting van de circulaire laag van de
lijk is, is een T2-gewogen fast spin echo sequen-
muscularis propria van het rectum. De externe
tie in het sagittale, coronale en axiale vlak.
sfincter is opgebouwd uit dwarsgestreepte
T2-gewogen sequenties geven een goed contrast
willekeurige spiercellen en bestaat uit opper
tussen het hyperintense mesorectale vet en het
vlakkige en diepe componenten.
matig hypo-intense signaal van de tumor en lymfklieren. De craniale begrenzing van het FOV
Scanprotocol
is L5, de caudale begrenzing net onder het anale kanaal. De geadviseerde coupedikte bedraagt
Voor de beeldvorming van rectumcarcinoom
3 mm. Voor een goede angulatie helpt het als
kan zowel een 1,5 Tesla als een 3 Tesla MRI
de verwijzend chirurg de afstand tussen de
worden gebruikt. Maas et al. hebben echter
tumor en de anus in centimeters op de aanvraag
aangetoond dat 3T niet accurater is dan 1,5T.6
heeft aangegeven. Eerst wordt het sagittale vlak
Endorectale coils hebben enkele beperkingen,
gescand. Dan wordt de axiale scan gepland
zoals gebruik bij hoge en/of stenoserende
loodrecht op de rectumlumen ter hoogte van
tumoren. Daarnaast is er een beperkt field of
de tumor. Dit voorkomt volume-averaging-ef-
view (FOV) en is het semi-invasief. In de mees-
fecten. Ook kan de relatie van de tumor ten
te gevallen heeft een endorectale coil geen
opzichte van darmwand, MRF en omliggende
toegevoegde waarde, daarom wordt door ons
organen preciezer worden bepaald. De coronale
het gebruik van een externe phased-array coil
scan wordt loodrecht op de axiale scan gepland
aangeraden. Speciale voorbereiding van de pati-
en bij distale tumoren parallel aan het anale
ënt is niet nodig. Het gebruik van een antispas-
kanaal. Dit voorkomt partial-volumeproblemen
molyticum om bewegingsartefacten van dunne-
en verbetert accurate evaluatie van de diepte
darmperistaltiek te voorkomen kan worden
van tumorinvasie en ingroei in het anale kanaal.
overwogen, maar is over het algemeen niet
Het scanprotocol is samengevat in kader 1.
noodzakelijk. Het gebruik van rectaal contrast
Intraveneuze contrasttoediening zorgt niet
wordt niet geadviseerd. Door oprekken van de
voor verbetering van de diagnostische stadi-
wand kan betrokkenheid van de MRF overschat
ëring van rectumtumoren middels MRI en
worden. Tevens kunnen distale mesorectale
hoeft daarom niet opgenomen te worden in
lymfklieren niet goed worden beoordeeld.7
het scanprotocol.8 Vetsuppressiesequenties zijn niet behulpzaam bij het afgrenzen van
Een goed scanprotocol is een essentiële basis
tumoren. Zowel tumor als lymfklieren hebben
voor de evaluatie van rectumtumoren middels
een matig hypo-intense signaalintensiteit.
MRI. De enige sequentie die absoluut noodzake-
Onderdrukking van het signaal van het omgeSEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 23
01-09-15 13:56
24 NASCHOLING
peritoneum/ander orgaan
T4
T1
T2 T3
Figuur 2. Schematische weergave van de verschillende
Figuur 3. T4 rectumcarcinoom met doorgroei in de
T-stadia.
uterus.
vende vet verbetert de afgrensbaarheid van
zo accuraat mogelijk te beschrijven aan de hand
deze structuren niet en draagt niet bij aan de
van anatomische structuren en invasiediepte.
stadiëring. Diffusie-gewogen beelden worden op dit moment niet gebruikt bij primaire stadi-
T-stadiëring
ëring, maar lijken wel een rol te kunnen spelen
Op een T2-gewogen sequentie kan een
bij restadiëring na chemoradiatie.
interne hyperintense laag en een externe hypo-intense laag worden onderscheiden.
Stadiëring
De hyperintense laag betreft mucosa en submucosa, de hypo-intense betreft de lamina
Voor de stadiëring van rectumcarcinoom kan
propria. De T-classificatie is gebaseerd op de
de TNM 5-classificatie of de TNM 7-classificatie
tumoruitbreiding in en buiten de darmwand.
worden gebruikt. Gezien het gebrek aan
De tumor zelf heeft een iso-intens signaal
reproduceerbaarheid bij de definities zoals bij
(mucineuze tumoren uitgezonderd, die zijn
TNM 7 raadt de Nederlandse richtlijn
overwegend hyperintens). De tumor is hypo-
commissie het gebruik van de TNM 5 aan.9
intens vergeleken met de (sub)mucosa en iets
De TNM 5-classificatie deelt de rectumtumoren
hyperintens ten opzichte van de muscularis
als volgt in (figuur 2). T1 tumoren zijn beperkt
propria. In de literatuur wordt een accuratesse
tot de mucosa/submucosa. T2 tumoren
voor bepaling van T-stadium op MRI gevonden
invaderen de muscularis propria. T3 tumoren
tussen 67-86%.10,11 Een recente meta-analyse
invaderen het mesorectale vet. Voor stadium T3
laat een acceptabele overall accuratesse voor
bestaat nog een subclassificatie. T3a (< 1 mm
T-stadiëring zien van 85%.12
extramurale extensie), T3b (<5 mm extramurale
Voor het stadiëren van kleine tumoren (T1 en
extensie), T3c (5-15 mm extramurale extensie)
T2) is endorectale echografie meer geschikt
en T3d (>15 mm extramurale extensie).
dan MRI. Problemen bij T-stadiëring treden
De diepte van extramurale tumorextensie
vooral op bij differentiatie tussen een T2 tumor
betreft de maximale afstand van muscularis
en een borderline T3 tumor. Dit blijft moeilijk,
propria tot de buitenste tumorbegrenzing.
aangezien desmoplastische reactie niet goed
T4 tumoren reiken tot aan het viscerale
te onderscheiden is van tumordoorgroei. Beide
peritoneum (T4a) of omgevende organen (T4b)
hebben een hypo-intense signaalintensiteit
(figuur 3). Omgevende organen zijn hierbij een
op MRI. Desmoplastische reactie betreft
ruim begrip, dat in de TNM-classificatie niet
reactieve fibrotische spiculaire uitlopers in het
verder wordt gedefinieerd. Over het T-stadium
mesorectale vet, in de nabijheid van een tumor.
bij doorgroei in bijvoorbeeld de interne en
Deze spiculaire uitlopers kunnen tumorcellen
externe anale sfincter bestaat geen consensus.
bevatten. Klinisch en therapeutisch is deze
Het is van belang om in dit geval de doorgroei
differentiatie echter van ondergeschikt belang,
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 24
01-09-15 13:57
NASCHOLING 25
zolang extramurale uitbreiding beperkt is tot
De Mercury-groep toonde een specificiteit aan
maximaal 5 mm. Deze twee groepen krijgen
voor de voorspelling van een vrije MRF van
namelijk dezelfde behandeling.
92%.15 Het is moeilijker om de afstand tussen
Een studie van Merkel et al. toonde een
tumor en MRF te bepalen bij mensen met
duidelijk verschil in recidiefkans en
weinig perirectaal vet, bij lage tumoren en
vijfjaarsoverleving aan tussen de groep met
bij tumoren in de anterieure rectumwand.
≤ 5 mm extramurale uitbreiding en > 5 mm
Ook moet worden opgemerkt dat de MRF
extramurale uitbreiding. Het aantal recidieven
alleen kan worden geëvalueerd in het niet
betrof respectievelijk 10,4% en 26,3%. De
met peritoneum bedekte deel van het rectum.
vijfjaarsoverleving betrof respectievelijk 85,4% en 54,1%.13 Zoals eerder genoemd bestaat er
N-stadiëring
voor stadium T3 een subclassificatie. Gezien
De lymfklierstatus is een van de belangrijkste
het prognostisch belang wordt geadviseerd T3
risicofactoren van lokale recidieven en
rectumtumoren onder te verdelen in T3a,b
recidieven op afstand. De identificatie van
(≤ 5 mm extramurale uitbreiding) en T3c,d
lymfkliermetastasen is belangrijk voor het
tumoren (>5 mm extramurale uitbreiding).
bepalen van de juiste behandeling. Helaas blijft dit middels beeldvorming nog steeds
Circumferentiële resectiemarge
een uitdaging. Tot op heden is er geen
Betrokkenheid van de circumferentiële resec-
betrouwbare methode om de lymfklierstatus
tiemarge (CRM) is een belangrijke onafhanke-
preoperatief te bepalen. Een meta-analyse
lijke prognostische factor bij het rectumcar-
toonde geen significante verschillen tussen
cinoom. Tumoren met betrokkenheid van de
endoluminale echo, MRI en CT voor het
CRM hebben een grotere kans op recidief na
aantonen van nodale metastasen.16 Het
chirurgie alleen, een hogere kans op afstands-
criterium ‘grootte van een klier’ blijkt maar
metastasen en een slechtere overleving.14
een matig betrouwbare voorspeller voor
De CRM is het resectievlak van de chirurg bij
metastasering. Mesorectale lymfklieren van
de TME. Bij een goed uitgevoerde TME is de
9 mm of groter zijn bijna altijd maligne (93%),
afstand van de tumor tot de MRF gelijk aan
maar een groot deel van de maligne klieren is
de bij pathologie gevonden CRM. Het resec-
kleiner dan 5 mm.17 Bij de beoordeling van
tievlak bij een TME is de MRF waardoor het
klieren kan ook op andere criteria worden gelet,
mesorectum in zijn geheel verwijderd wordt.
zoals vorm, begrenzing en interne structuur.18
Er is aangetoond dat het risico op lokaal reci-
Deze criteria verhogen de accuratesse van MRI
dief significant vergroot wordt als de tumor
voor het voorspellen van maligne lymfklieren.
tot 1 mm of minder van de MRF verwijderd
Ze zijn echter minder betrouwbaar toe te passen
is. Daarom wordt een afstand van ≤1 mm op
in kleine lymfklieren (< 5 mm).
MRI gemeten beschouwd als een geïnvadeerde MRF.15 Ook de afstand van verdachte klieren, extramurale veneuze invasie, tumordeposities en satelliethaarden tot de MRF moet worden gemeten en vermeld in het radiologisch verslag. Dit is belangrijke informatie voor de chirurg tijdens een resectie. De afstand tot de MRF van het primaire rectumcarcinoom is echter leidend in de indicatiestelling voor neoadjuvante therapie en niet de afstand van een eventuele pathologische klier tot de MRF. Patiënten met een bedreigde/betrokken MRF komen niet in aanmerking voor directe chirurgie, maar zijn goede kandidaten voor neoadjuvante behandeling, met als doel downstaging van de tumor. MRI is momenteel de beste beeldvormende modaliteit voor het afbeelden van de MRF en het beoordelen van eventuele betrokkenheid van de MRF.
Figuur 4. Mucineuze rectumtumor met verhoogde signaalintensiteit (arrowheads) en pathologische mesorectale lymfklier (pijl). SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 25
01-09-15 13:57
26 NASCHOLING
Hoewel het bepalen van de lymfklierstatus
voor metastasering en overleving.19 MRI heeft
moeilijk is, is het in de praktijk het meest
een sensitiviteit van 62% en specificiteit van
logisch de lymfklierstatus wel te gebruiken in
88% voor de identificatie van EMVI.15 Als EMVI
de klinische beslisboom (zie colorectale
aanwezig is, is het belangrijk om te bepalen
richtlijn 2014), met inachtneming van de
of de EMVI de MRF bedreigt (afstand < 1 mm).
beperkingen. Klieren met een korte-asdiameter
Op een T2-gewogen sequentie wordt een vat
van ≥ 9 mm moeten worden beschouwd als
gedefinieerd als een tubulaire structuur met
maligne. Klieren met een diameter van 5-9 mm
lage signaalintensiteit die continuïteit vertoont
zijn verdacht indien ten minste twee van de
op meerdere coupes. De volgende tekenen op
volgende maligne morfologische kenmerken
MRI kunnen wijzen op EMVI:
aanwezig zijn: irregulaire begrenzing,
1: Tumor signaalintensiteit binnen een (nabij
heterogene textuur, ronde vorm. Klieren met
gelegen) vat.
diameter < 5 mm zijn verdacht als ze alle drie
2: Expansie van het vat.
de maligne morfologische kenmerken bezitten.
3: De normale gladde begrenzing van een vat is veranderd in irregulaire of nodulaire
Bij de lymfklierstatus N0 zijn er geen regionale
begrenzing.
lymfkliermetastasen. Bij N1 zijn er 1-3 regio nale lymfkliermetastasen. Bij N2 zijn er 4 of
Restadiëring na chemoradiatie
meer regionale lymfkliermetastasen. Restadiëring van een rectumtumor na chemo Volgens de American Joint Committee on
radiatie middels MRI heeft twee doelen: evaluatie
Cancer wordt onder regionale lymfklieren
van eventuele afname van tumorgrootte en
verstaan: perirectaal, mesenterium van het
evaluatie van initieel betrokken organen/
sigmoïd, superior - mid - inferior rectaal
structuren. De MRI wordt meestal ongeveer 6-8
(haemoroïdaal), mesenterica inferior, iliaca
weken na het beëindigen van chemoradiatie en
interna, mesorectaal, lateraal sacraal presacraal
kort voordat de resectie gepland staat,
en sacraal promontorium. Pathologische
vervaardigd. Hetzelfde scanprotocol als bij de
lymfklieren op andere locaties dan deze
primaire stadiëring wordt gebruikt, alleen nu met
worden beschouwd als afstandsmetastasen.9
toevoeging van diffusie-gewogen beelden. Hierbij worden door ons de B-waarden 0, 500 en 1000 en
Extramurale vasculaire invasie
de ADC-map gebruikt. Een beeld van diffusie
Extramurale vasculaire invasie (EMVI)
restrictie ter hoogte van het oude tumorbed
wordt gedefinieerd als de aanwezigheid van
impliceert een resttumor. Beeldvorming bij
maligne cellen binnen met endotheelcellen
restadiëring heeft geen hoge accuratesse voor
beklede bloedvaten, buiten de muscularis
de voorspelling van tumorstadium, door zowel
propria (figuur 5). EMVI is een belangrijke
over- als onderstadiëring. Een meta-analyse
onafhankelijke negatieve prognostische factor
van Van der Paardt toonde voor restadiëring van het tumorstadium een gemiddelde sensitiviteit van 50,4% en een gemiddelde specificiteit van 91,2% middels MRI.20 Voor restadiëring van betrokkenheid van de MRF toonde deze een gemiddelde sensitiviteit van 76% en een gemiddelde specificiteit van 86%. Beoordeling van een restadiërings-MRI wordt bemoeilijkt door de aanwezigheid van fibrose, desmoplastische reactie, oedeem, inflammatie en tumornesten in fibrotisch littekenweefsel van de voormalige tumor. Het is belangrijk de preen post-chemoradiatie-MRI met elkaar te vergelijken, alvorens de post-chemoradiatie-MRI te beoordelen. Vergelijk tumorlocatie, verandering van tumorbulk en verandering van
Figuur 5. Distale T4 rectumcarcinoom met extramurale vasculaire invasie (pijl).
signaalintensiteit. De toevoeging van diffusiegewogen beeldvorming verbetert de accuratesse
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 26
01-09-15 13:57
NASCHOLING 27
voor restadiëring middels MRI, met een sensitiviteit van 83,6% en een specificiteit
Tumorstadium (op MRI gestadieerd)
Neoadjuvante behandeling
cT1-2N0 of cT3N0 ≤5 mm extramurale invasie; afstand tot de MRF >1 mm
Geen
cT1-3N1 of cT3N0 >5 mm extramurale invasie; afstand tot de MRF >1 mm
5x5 Gy pre-operatieve radiotherapie
cT4 of cT3 met afstand tot de MRF ≤1 mm en/of cN2 / extramesorectale pathologische klieren (elk N-stadium)
Chemoradiotherapie
van 84,8%.20 Het kan fibrose van tumorrest onderscheiden. Hoge signaalintensiteit op diffusie-gewogen beelden (B1000) in combinatie met een laag signaal op de ADC-opname ter plaatse van de voormalige tumorlocatie duidt op een tumorrest. Voor restadiëring van klieren met MRI geldt hetzelfde als bij de primaire stadiëring. De grootte van de klieren op beeldvorming is weinig voorspellend, alhoewel de negatief voorspellende waarde iets hoger ligt bij
Tabel 1. Schematische weergave indicatie neoadjuvante behandeling zoals vermeld in de colorectale richtlijn 2014.
restadiëring op MRI.21 De afwezigheid van mesorectale en extramesorectale klieren op een restadiërings-MRI is hoog voorspellend voor een ypN0-status. Bij aanwezigheid van klieren
Radiologische verslaglegging/ Multidisciplinair Overleg
op een restadiërings-MRI kunnen dezelfde normen gehanteerd worden als bij primaire
In radiologische verslaglegging van een MRI
stadiërings-MRI zoals eerder beschreven.
rectum dienen standaard bepaalde zaken te worden vermeld. Het is van belang om op al
Behandeling
deze punten te letten en ze te vermelden in het verslag, aangezien deze van invloed zijn
Informatie over de behandeling vindt u in de
op de stadiëring en het te bepalen beleid. Een
webversie van dit artikel en de bijbehorende
gestructureerd, puntsgewijs verslag wordt
e-learning op www.imago-nascholing.nl.
door ons verkozen boven een beschrijvend verslag, om de leesbaarheid en duidelijkheid
INFORMATIE VAN BELANG IN MULTI DISCIPLINAIR OVERLEG
te vergroten. In de kaders bij dit artikel vindt
• A fstand van de anorectale overgang tot aan de distale tumorbegrenzing • Tumorlengte • Morfologisch aspect van de tumor (polypoïd, mucineus, ulceratief, perforatie) • De circumferentiële locatie van de tumor in de rectumwand (lateraal, posterieur, enzovoort) • T-stadium (T3 onderverdelen in T3a,b en T3c,d) • Bij aanwezigheid mesorectale fascie de kortste afstand van de tumor tot aan de mesorectale fascie, inclusief locatie • N-stadium • Indien N+ - het aantal hoog suspecte metastatische klieren • Aanwezigheid en aantal van suspecte extramesorectale klieren • Eventueel aanwezigheid van extramurale vasculaire invasie (EMVI) • Nauwe relatie van een suspecte klier of EMVI met de mesorectale fascie • Overige relevante bevindingen
verslag dat wij gebruiken. Deze zelfde
u een template van een gestandaardiseerd punten zijn relevant om te vermelden in een multidisciplinair overleg.
Literatuur 6. Maas M, Lambregts DM, Lahaye MJ, Beets GL, Backes W, Vliegen RF, et al. T-staging of rectal cancer: accuracy of 3.0 Tesla MRI compared with 1.5 Tesla. Abdom Imaging 2012;37:475-81. 10. Beets-Tan RG, Beets GL, Vliegen RF, Kessels AG, Van Boven H, De Bruine A, et al. Accuracy of magnetic resonance imaging in prediction of tumour-free resection margin in rectal cancer surgery. Lancet 2001;357:497-504. 12. Al-Sukhni E, Milot L, Fruitman M, Beyene J, Victor JC, Schmocker S, et al. Diagnostic accuracy of MRI for assessment of T category, lymph node metastases, and circumferential resection margin involvement in patients with rectal cancer: a systematic review and meta-analysis. Ann Surg Oncol 2012l;19:2212-23.
Financiële banden: de auteurs hebben geen financiële banden die betrekking hebben op dit onderwerp. De volledige literatuurlijst is beschikbaar op www.imago-nascholing.nl.
SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 27
01-09-15 13:57
28 NASCHOLING
ACR BI-RADS-echografie van de mamma ARNIN LE
LI
IM
GO
NG
PUNT
A
Samenvatting
.NL
W W W.
1
G
E-
Hoe gebruiken wij deze in Nederland?
-NASCH
O
Het deel Echografie van de ACR BI-RADS Atlas 2013 is de tweede editie. Er is veel aandacht besteed aan de onderzoekstechniek, omdat daarmee de standaardisatie van het onderzoek verbetert en de interobservervariatie afneemt. De descriptoren, nodig om de afwijkingen te beschrijven, zijn aan die van de mammografie aangepast, omdat bij een combinatie van beide onderzoeken ook een gecombineerd verslag wordt verwacht. Naast de massa en de architectuurverstoring zijn er drie groepen die speciale aandacht krijgen: (1) de groep met tien specifieke diagnosen, waarvan de kenmerken niet hoeven te worden beschreven, (2) de BI-RADS-classificatie 3, waarschijnlijk benigne afwijkingen en (3) het spectrum van cysteuze afwijkingen. Er is meer dan voorheen aandacht voor het beleidsadvies om de actieve rol van de radioloog te benadrukken. Ook is aandacht besteed aan de Nederlandse werkwijze die op sommige punten, door de Richtlijn Mammacarcinoom 2012, afwijkt van de werkwijze in de Verenigde Staten.
Harmien Zonderland, Laura Schijf, Shirley Go
Inleiding
Dr. H.M. Zonderland, mammaradioloog, tot 1 juni 2015 verbonden aan Academisch Medisch Centrum Amsterdam
Echografie van mammografische en palpabele
L.J. Schijf, fellow mammaradiologie, afdeling Radiologie, Alkmaar
afwijkingen is een van de hoekstenen van de
Medisch Centrum
mammadiagnostiek. Het onderzoek gaat echter
H.L.S. Go, mammaradioloog, afdeling Radiologie, Alkmaar Medisch
gebukt onder een hoge interobservervariatie,
Centrum
omdat bij de uitvoering sprake is van gebrek aan standaardisatie en omdat de kennis op
Leerdoelen
veel punten nog niet evidence based is, terwijl
Na het bestuderen van dit artikel heeft u kennis genomen van:
dat bij de mammografie wel het geval is. In
• het deel Echografie van de 2013-editie van de ACR BI-RADS
deze versie van het deel Echografie van de ACR
Atlas;
BI-RADS Atlas gaan de samenstellers, het ACR
• de eisen waaraan een echografische afbeelding van de mamma moet voldoen; • het lexicon met de descriptoren, die bij de verslaglegging
In de e-learningversie op
moeten worden gebruikt en waarmee de BI-RADS-
www.imago-nascholing.nl vindt u
classificatie kan worden bepaald;
de bij dit artikel horende toetsvragen
• de wijze waarop in Nederland van de ACR BI-RADS Atlas wordt afgeweken op grond van de Richtlijn
en veelgestelde vragen over de ACR BI-RADS-classificatie.
Mammacarcinoom 2012. IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 28
01-09-15 13:57
NASCHOLING 29
a
b
c
d
e
Figuur 1a-1d. Reproduceerbare meting. Palpabele afwijking, links lateraal, echografisch ongecompliceerde cyste, BI-RADS classificatie 2, benigne. Deze cyste is de oorzaak van de klacht, dus een belangrijke bevinding. Van een belangrijke bevinding dienen, zo mogelijk, drie afmetingen weergegeven te worden: eerst de langste as, gevolgd door meting loodrechte hierop (b). De derde meting is een meting orthogonaal op het initiële echobeeld (d). De calipers kunnen het zicht op de wand beïnvloeden, daarom altijd afbeeldingen met en zonder calipers maken (a en c).
Figuur 1e. Niet-reproduceerbare meting. Een oblique verlopende meetlijn is niet reproduceerbaar.
BI-RADS-comité, er toch van uit dat bij gebruik
monitor. Als er een afwijking wordt gevon-
van de juiste echotechniek en interpretatie
den, bestaat de neiging het FOV te ondiep te
criteria real time echografie net zo reprodu-
maken of te sterk in te zoomen, of allebei.
ceerbaar en consistent zou moeten zijn als elke
Hierdoor kan de begrenzing van een massa
andere mammaradiologische techniek.
ten onrechte als onscherp worden afgebeeld.
Vanuit de Sectie Mammaradiologie van de
Als het FOV daarentegen te diep is ingesteld,
Nederlandse Vereniging voor Radiologie is dit
gaat dit ten koste van de beoordeling van
deel uit de atlas vertaald en aangepast aan de
kleine afwijkingen. Het FOV moet niet ook
1
Nederlandse werkwijze, zoals voorgeschreven in de NABON Richtlijn Mammacarcinoom
nog de pleura en de long bevatten. • Ook suboptimale focusplaatsing zorgt voor
2012.2,3 De belangrijkste punten uit het deel
onscherpte. Het focus hoort gepositioneerd
Echografie uit de atlas worden hier besproken.
te zijn halverwege het voorste en middelste deel van de region of interest tussen huid
Beeldkwaliteit
en thoraxwand. Meerdere foci tegelijkertijd inschakelen leidt tot afname van de frame
Een reden voor de interobservervariatie is het
rate; dit wordt vaak toegepast aan het begin
gebrek aan uniformiteit op het gebied van de
van het onderzoek, als gezocht wordt naar
afbeeldingsparameters, zowel voor de real
de afwijking. Het heeft als nadeel dat iets
time echografie als voor de geautomatiseerde echografie van de gehele mamma (Automated
minder snel kan worden gescand. • De individuele variatie van het mamma-
Whole Breast Ultrasound, AWBUS).
weefsel maakt aanpassing van de gray scale
• De real time transducer hoort voorzien
gain noodzakelijk, zodat de penetratie steeds
te zijn van breedbandtechniek, met een
vergelijkbaar blijft, dat wil zeggen dat het
centrale frequentie van 10 MHz. Als de
parenchym mediumgrijs moet zijn, vergelijk-
hoogste frequenties tussen 12 en 18 MHz
baar met een subcutaan vetkwabje. Een cyste
liggen, kunnen deze transducers een weef-
wordt dan echoloos afgebeeld en kan niet
selpenetratie bereiken van 5 cm, waarmee
worden verward met een solide afwijking.4
het mammaweefsel in beeld kan worden
Het spreekt voor zich dat ook de positione-
gebracht tot aan de m. pectoralis.
ring van de patiënt, de transducerfrequentie,
• Het field of view (FOV) refereert aan de diepte van de weefsellaag, zoals afgebeeld op de
de focusplaatsing, en de power de penetratie beïnvloeden. SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 29
01-09-15 13:57
30 NASCHOLING
ECHOGRAFIE Samenstelling fibroglandulair weefsel (alleen bij screening)
a. Homogeen vet b. Homogeen fibroglandulair c. Heterogeen
Massa’s
Vorm
Ovaal Rond Irregulair
Oriëntatie
Parallel Niet parallel
Begrenzing
Scherp begrensd Niet scherp begrensd, nl - Onscherp - Met angulaties - Met microlobulaties - Gespiculeerd
Echogeniteit
Echoloos Echorijk Complex cysteus en solide Echoarm Iso-echogeen Heterogeen
Posterieure geluidstransmissie
Geen verschil Slagschaduw Combinaties
Calcificaties
In een massa Buiten een massa Intraductale calcificaties
Geassocieerde bevindingen
Architectuurverstoring Afwijkende ducten Huidverdikking (> 2mm), huidintrekking Oedeem Vascularisatie: Afwezig Interne vascularisatie Vaten in periferie (van massa) Elasticiteit: Zacht Intermediair Hard
Specifieke diagnosen
Ongecompliceerde cyste Geclusterde microcysten Gecompliceerde cyste Massa in of op de huid Corpora aliena, inclusief implantaten Intramammaire lymfklieren Axillaire lymfklieren Vasculaire afwijkingen (AVM, Mondor) Postoperatieve vochtcollectie Vetnecrose
Locatie
1. Zijdigheid 2. Kwadrant en eventueel kloksgewijs 3. Bodymark met bijpassende transducerpositie 4. Afstand tot de tepel
Tabel 2. Lexicon Echografie.
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 30
01-09-15 13:57
NASCHOLING 31
• Op de meeste apparaten is de functie compound imaging aanwezig (afhankelijk van de fabrikant heeft deze functie soms een andere naam). Door deze te activeren wordt de afbeelding opgebouwd uit overlappende echografische beelden, die verkregen worden
a
vanuit enigszins verschillende insonatie-
c
hoeken. Dit verbetert de signaal-ruisverhouding en de resolutie in het centrum van de afbeelding, maar gaat ten koste van de frame rate. De posterieure geluidstransmissie wordt minder duidelijk: bij toegenomen geluidstransmissie wordt een kegelvorm gezien, als gevolg van de kruisende insonatiehoeken. Compound imaging kan helpen begrenzingen te beoordelen, ook architectuurverstoringen zijn beter te herkennen.
Labeling en afmetingen Van iedere belangrijke bevinding dienen, als het mogelijk is, drie afmetingen weergegeven te worden: eerst de langste as, waarbij de calipers horizontaal moeten worden geplaatst, gevolgd door een meting loodrecht hierop. De derde meting is een meting orthogonaal op het initiële echobeeld. Een veelvoorkomende fout is dat het transversale of sagittale plaatje hiervoor wordt gebruikt, terwijl de langste diameter zich vaak niet precies in dat vlak
b Figuur 2a-b. Massa met benigne kenmerken. De vorm is ovaal, de begrenzing is scherp, de massa is parallel aan de huid georiënteerd, echoarm met minimaal toegenomen geluidstrans missie. Meestal is dit een fibroa denoom. De kans op maligniteit in ≤ 2%, BI-RADS classificatie 3, waarschijnlijk benigne, follow-up geïndiceerd. In overleg met de patiënt en de aanvrager wordt in Nederland vaak toch gekozen voor punctie, zodat follow-up kan vervallen. Let wel: de BI-RADS classificatie staat los van het uitvoeren van deze punctie. De aard van de afwijking is leidend voor de toekenning van de BI-RADS classificatie en niet het beleid.
d Figuur 2c-d. Massa met maligne kenmerken. De vorm is irregulair, de begrenzing is deels scherp en deels onscherp, de massa is niet parallel georiënteerd, echoarm met mini maal toegenomen geluidstrans missie. Ook al is de massa slechts gedeeltelijk onscherp begrensd, toch is dit de belangrijkste descrip tor. De beschrijving kan verfijnd worden door vermelding van enkele microlobulaties. De kans op maligniteit in > 2% - < 95%, BI-RADS classificatie 4, verdacht, biopsie geïndiceerd. PA: invasief ductaal carcinoom.
bevindt, maar juist net oblique of radiair. De afwijking moet worden afgebeeld mét en zonder calipers (Figuur 1). Deze meetmethode is een van de hoekstenen van een reproduceerbaar onderzoek, maar hoeft niet toegepast te worden op alle bevindingen. Worden bijvoorbeeld meerdere cysten gezien, dan volstaat de langste diameter van de grootste in elke
e
f
mamma. Dit geldt ook voor meerdere, benigne solide massa’s (fibroadenomen) of voor andere benigne bevindingen, die niet van belang zijn voor de indicatie en de uiteindelijke BI-RADSclassificatie. Zie ook Tabel 1 in de webversie van dit artikel en de bijbehorende e-learning.
Lexicon Echografie Het lexicon bestaat uit een opsomming van afwijkingen en bevindingen, met de daarbij horende descriptoren om ze in detail te kunnen beschrijven (Tabel 2). Er is zo veel mogelijk dezelfde terminologie gebruikt als bij mammografie, ook omdat wanneer zowel mammografie als echografie is verricht een gezamenlijk
g Figuur 2e-g. Multipele massa’s met maligne kenmerken. In laterale boven kwadrant van de rechtermamma wordt een conglomeraat van massa’s gezien, met irregulaire vorm, deels scherp en deels onscherpe begrenzing, het conglomeraat is parallel georiënteerd, de massa’s zijn zeer echoarm. Parallelle oriëntatie sluit maligniteit niet uit, ook hier is de gedeeltelijk onscherpe begrenzing de belangrijkste descriptor. Bij multipele massa’s kan worden volstaan met meting van de grootste (figuur 2e: lengte 1,3 cm) en een afmeting van het totale gebied: 2 x 3,6 cm. De kans op maligniteit in > 2% - < 95%, BI-RADS classificatie 4, verdacht, biopsie geïndiceerd. PA: invasief lobulair carcinoom. SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 31
01-09-15 13:57
32 NASCHOLING
verslag moet worden gemaakt met gecom-
carcinomen hebben deze oriëntatie ook. Bij
bineerde BI-RADS-classificatie en beleidsad-
de bepaling van de maligniteitskans mag op
vies. Net als in de mammografie geldt voor de
grond van oriëntatie alléén hierover dus geen
echografie dat alleen de afwijkingen die ertoe doen in aanmerking komen voor een BI-RADS-
uitspraak worden gedaan. • Dit geldt ook voor echogeniteit: vele compleet
classificatie, waarbij de meest urgente, of meest
echorijke massa’s zijn benigne, maar alleen in
afwijkende bevinding de hoogste prioriteit heeft
combinatie met een scherpe begrenzing mag
en als eerste moet worden vermeld.
het vermoeden op benigniteit worden uitgesproken, echogeniteit alléén heeft een lage specificiteit.6
Massa Als er een massa wordt gezien, moeten daar-
• Onder posterieure geluidstransmissie wordt
van altijd de vorm en de begrenzing worden
verstaan de mate van verzwakking van de
beschreven (Figuur 2). In de editie van 2003 was
geluidsgolf achter een massa. Deze verzwak-
ook nog sprake van de lesion boundary, de over-
king kan meer zijn dan die van het omliggen-
gang tussen de massa en de omgeving5. Deze is
de weefsel, hetzelfde of juist minder. Minder
komen te vervallen omdat bij het beschrijven
verzwakking leidt tot toegenomen geluidstrans-
van een massa de overgang tussen de massa
missie en is een van de criteria voor het diag-
en de omgeving ondergeschikt is gebleken aan
nosticeren van een cyste. Maar ook hooggradige
het kenmerk of de begrenzing wel of niet scherp
carcinomen kunnen toegenomen geluidstrans-
is. Bij echografie moet de gehele massa scherp
missie vertonen. Daarom is deze descriptor
zijn, en niet zoals bij mammografie >75%. Bij de
voor het voorspellen van de maligniteitskans
beschrijving van de niet-scherpe begrenzingen
eveneens slechts van secundair belang.7
kan in het verslag wel van aanvullende details gebruik worden gemaakt, bijvoorbeeld of er
Architectuurverstoring
microlobulaties of spiculae zijn, ook of sprake
De architectuurverstoring wordt bij de echo-
is van een echogene halo. Maar het feit dat
grafie geplaatst in de groep van de geassocieer-
een massa niet scherp begrensd is, is op zich
de bevindingen, ook al komt ze zowel als een
voldoende om er een BI-RADS 4, verdacht, aan
geïsoleerde afwijking als in combinatie met een
toe te kennen en als beleidsadvies een biopsie te
massa voor (Figuur 3). Veel massa’s bevinden
adviseren. Vorm en begrenzing zijn descriptoren
zich op de overgang van het subcutane vet en
die ook bij de mammografie en de MRI worden
het fibroglandulaire weefsel, waardoor verande-
gebruikt, maar de descriptoren oriëntatie, echo-
ringen in het verloop van de Cooperse ligamen-
geniteit en posterieure geluidstransmissie zijn
ten of vervorming van ductuli kunnen optreden.
uniek voor echografie.
Dit zijn architectuurverstoringen en van invloed
• Een parallelle oriëntatie (Voorheen: wider than tall of horizontaal ) is een eigenschap 5
op de BI-RADS-classificatie, omdat ze de verdenking op maligniteit vergroten.
van de meeste benigne massa’s, maar vele
Figuur 3a-b. Architectuurverstoring als geassocieerde bevinding. In laterale bovenkwadrant van de rechtermamma wordt een onscherp begrensde, zeer echoarme massa gezien, de massa kan niet in drie dimensies worden gemeten als gevolg van slagschaduwvorming. De massa bevindt zich op de overgang van vet naar fibroglandulair weefsel. Deze overgang is vervaagd en misvormd (3a. pijlpunt). Ook het Cooperse ligament is verdikt (3b. pijl). Dit past bij architectuurverstoring als geassocieerde bevinding. De kans op maligniteit in > 95%, BI-RADS classificatie 5, zeer verdacht, biopsie geïndiceerd. PA: invasief lobulair carcinoom.
Figuur 4. Gecompliceerde cyste. Ovale, scherp begrens de, parallel gelegen massa met hierin verspreide echorijke reflecties, passend bij een “gecompliceerde cyste met debris”. Dit is evenals de ongecompliceerde cyste (Fig.1) een specifieke diagnose en hoeft niet nader te worden omschreven in het verslag. De BI-RADS Echografie Atlas 2013 classificeert deze gecompliceerde cyste met low-le vel echo’s als BI-RADS 3, benigne. In Nederland kiest men vaak voor een BI-RADS 2, bij passend klinisch scenario, bijvoorbeeld pijn en kenmerken van ontsteking.
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 32
01-09-15 13:57
NASCHOLING 33
Figuur 5a. Cyste met debris en een verdikte wand. Ovale massa, grotendeels echoloos, op de bodem wordt echoarm materiaal gezien, een laag debris. Er is toegenomen geluidstransmissie. De wand is verdikt. Op grond van de verdikte wand valt deze cyste niet onder de specifieke diagnose “gecompliceerde cyste” en moet in het verslag wél, met behulp van descrip toren worden beschreven. De BI-RADS atlas classificeert deze afwijking als een BI-RADS 4a, maligniteitskans > 2 - ≤ 10%. Er kan op basis van expert opinion en bijv. bij klinische verdenking op cyste met ontsteking ook gekozen worden voor BI-RADS 3, waar schijnlijk benigne. Let wel: de BI-RADS classificatie staat los van het uitvoeren van een punctie: De aard van de afwijking is leidend is voor de toekenning van de BI-RADS classificatie en niet het beleid.
Figuur 5b. Solide massa met microcys
Figuur 5c. Cysteuze afwijking met
ten. Klinisch scenario: palpabele afwijking, ontstaan tijdens borstvoeding. Ovale massa, scherp begrensd, parallel geörien teerd. Het echopatroon is heterogeen, met afwisselend microcysten en solide partijen. Beeld beschreven als passend bij fibroade noom met cysten, BI-RADS 3, waarschijnlijk benigne. Het concordante advies was controle met echografie over zes maanden, maar patiënte drong aan op biopsie. PA: lactatieadenoom, klinisch beeld toonde spontane involutie.
andstandige solide nodi. Palpabele w massa 2 jaar na T2N3 mammacarcinoom, in axillaire uitloper rechtermamma. Irregulaire massa, de begrenzing is deels onscherp (pijl), de wand is plaatselijk verdikt en bevat solide nodi. Dit is een complex cysteuze en solide afwijking met als differentiaaldiagnose een vochtcollectie of lymfocèle met solide nodi, verdacht voor lokaal recidief of persisterend seroom met stolsels. De kans op maligniteit is > 50 en < 95%, BI-RADS classificatie 4c, hoge verdenking op maligniteit, biopsie geïndiceerd. PA: lokaal recidief mammacarcinoom.
Specifieke diagnosen
Veelgestelde vragen in dit artikel, vraag 1
Specifieke diagnosen zijn casus met een unieke
(zie webversie en e-learning). Hierin wordt
of pathognomonische diagnose. Van deze afwij-
ook besproken welke BI-RADS-classificatie
kingen hoeven niet alle aanwezige kenmer-
eraan moet worden toegekend (Figuur 5).
ken beschreven te worden. Het volstaat ze te benoemen. 1. D e ongecompliceerde cyste heeft vier kenmerken: scherp begrensd, rond of ovaal, echoloos en met toegenomen geluidstransmissie. Als ze alle vier aanwezig zijn, kan in het verslag worden volstaan met “ongecompliceerde cyste” (Figuur 1). 2. D e geclusterde microcysten mogen zo worden beschreven als ze bestaan uit een cluster echoloze massa’s van 2-3 mm groot, met dunne septa zonder solide component. 3. D e gecompliceerde cyste onderscheidt zich van de ongecompliceerde cyste, doordat de inhoud niet echoloos is, maar echoarm. De echo’s in de cyste kunnen een gelaagd aspect hebben of meebewegen als de patiënt een andere positie inneemt (Figuur 4). Het ACR BI-RADS-comité is van mening dat alle andere cysteuze afwijkingen vallen onder de “complex cysteuze en solide afwijkingen”. Zij vallen dus niet onder de specifieke diagnosen en hiervan moeten dus
OPBOUW VAN HET VERSLAG 1. Indicatie en vraagstelling voor het onderzoek 2. V ergelijking voorgaande onderzoeken, inclusief mammografie en MRI, data vermelden 3. D oel en techniek: targetecho of screening, hand held of whole breast ultrasound 4. B eschrijving van de samenstelling van het fibroglandulaire weefsel (alleen bij screening) 5. Beschrijving van iedere belangrijke bevinding 6. B ij combinaties met mammografie of MRI: gecombineerd verslag 7. Conclusie met BI-RADS-classificatie, met cijfers en woorden: - bij meerdere afwijkingen ook meerdere BI-RADSclassificaties - meest urgente afwijking eerst - geen extra BI-RADS-classificatie toekennen aan benigne afwijking die niet van belang is - geen extra BI-RADS-classificatie toekennen aan normale contralaterale zijde 8. Beleidsadvies
wel alle kenmerken worden beschreven. Ze worden in detail beschreven in de paragraaf
Tabel 3. Nederlandse verslagmodule. SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 33
01-09-15 13:57
34 NASCHOLING
De overige specifieke diagnosen en het bijbehorende beeldmateriaal kunt u via Layar raadplegen en
Conclusie, BI-RADS-classificatie en beleidsadvies
vindt u bovendien in de webversie en e-learning van dit artikel.
De BI-RADS-classificatie voor echografie staat in Tabel 4. De wijze waarop de classificatie wordt
Verslaglegging
toegepast is gelijk getrokken met die van de mammografie, omdat de twee modaliteiten ook
Het ACR BI-RADS-comité beveelt aan het
zo veel mogelijk gecombineerd moeten worden
verslag op te bouwen volgens een vast schema.
verslagen. Anders dan in de Verenigde Staten
Het schema uit de BI-RADS Atlas komt niet
wordt in de Nederlandse praktijk geen stan-
geheel overeen met dat uit de Nederlandse
daardadvies (bijvoorbeeld “routine screening
praktijk, dat is weergegeven in Tabel 3.
indien van toepassing”) gegeven. In de Richtlijn
Het belangrijkste is wat er onder de diverse
Mammacarcinoom werd al vóór de invoering
bouwstenen moet worden vermeld. Het is een
van de BI-RADS geëist dat de onderzoeksbevin-
misverstand dat de tekst zo uitgebreid mogelijk
dingen worden gecorreleerd met de klachten
moet zijn.
of met de indicatie van het onderzoek. Daaruit
Het beschrijven van de samenstelling van het
moet een beleidsadvies volgen, passend bij het
klierweefsel is geen vereiste, maar het spreekt
specifieke klinische scenario, zie Tabel 4. Dit
voor zich dat wel te doen als de beoordeling er
wordt een concordant beleidsadvies genoemd.
nadelig door wordt beïnvloed (Figuur 10). Uit
Maar individueel wordt daar weleens van
de beschrijving van iedere belangrijke bevin-
afgeweken: dan is sprake van een discordant
ding moet blijken waarom voor een specifieke
beleidsadvies. Dit moet dan wel met nadruk
BI-RADS-classificatie is gekozen. Van mamma-
vermeld worden, omdat anders verwarring
radiologen binnen één mammateam wordt
kan optreden. Een voorbeeld is een BI-RADS
verwacht dat ze in onderling overleg afspraken
4-afwijking in een postoperatieve mamma met
maken over welke benigne afwijkingen wel
als differentiaaldiagnose littekenweefsel of
en niet beschreven worden, omdat deze vaak
recidief en waarbij, ondanks de BI-RADS 4, geen
niet van belang zijn voor de conclusie, maar
punctie wordt verricht. In het verslag moet dan
wel verwarring kunnen veroorzaken als ze
worden vermeld dat sprake is van een BI-RADS
afwisselend wel (als BI-RADS 2, benigne) of
4-afwijking, verdacht voor maligniteit, maar
niet (als BI-RADS 1, normaal) worden vermeld.
dat van punctie werd afgezien omdat behande-
Een specifieke diagnose hoeft alleen genoemd
lend arts en patiënt follow-up over zes maan-
en niet beschreven te worden. Het labelen en
den prefereren. Deze toelichting is belangrijk,
opmeten van afwijkingen tijdens een real time
omdat duidelijk moet zijn dat de aard van de
echografisch onderzoek, dat uitgevoerd wordt
afwijking leidend is voor de toekenning van
door de mammaradioloog, heeft vaak te lijden
de BI-RADS-classificatie en niet het beleid. De
onder het gegeven dat tijdens het onderzoek
extra aandacht die aan het beleidsadvies wordt
ook met de patiënt gecommuniceerd moet
besteed is ook een bevestiging van de actieve
worden. Het ACR BI-RADS-comité vraagt niet-
rol die de mammaradioloog speelt binnen het
temin van de radioloog ten minste de grootste
mammateam.
en belangrijkste afwijking nauwkeurig op te meten in drie richtingen en opnames te maken met en zonder calipers. Ook het routinematig
BI-RADS-classificatie 3, waarschijnlijk benigne
meten van de afstand tot de tepel wordt in deze atlas voor het eerst ter sprake gebracht.
BI-RADS 3, waarschijnlijk benigne, is de minst
De metingen zijn van toenemend belang,
eenduidige van alle categorieën. Het is géén
omdat steeds vaker neoadjuvante chemothe-
tussencategorie waarbij de radioloog niet kan
rapie wordt gegeven en omdat de echografie
kiezen tussen een BI-RADS 2, benigne of een
een cruciale rol speelt als targetprocedure bij
BI-RADS 4, verdacht. Het is een categorie die
MRI-afwijkingen (Tabel 1).
bestemd is voor bevindingen met een maligniteitskans van > 0% en ≤ 2%. De ondersteunende literatuur is niet zo gedegen als die van de mammografie; soms is eerder sprake van expert
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 34
01-09-15 13:57
NASCHOLING 35
b
a
Figuur 10a-c. Samenstelling fibroglandulair weefsel. Voor de beschrijving van de samenstelling van het fibroglandulaire weefsel bestaan er drie descriptoren: homogeen vet (10a), homogeen fibroglandulair (10b) en heterogeen (10c). Ze komen losjes overeen met de densiteit op mammografie. In tegenstelling tot bij mammo grafie hoeft de samenstelling van het fibroglandulaire weefsel bij diagnostische of targetechografie niet te worden beschreven. Heterogene mammae vertonen een mix van echoarme en meer echorijke gebieden, waardoor de echografie lastig te interpreteren kan zijn. In deze gevallen wordt aanbevolen de samenstelling wél te noemen.
c
Omschrijving Classificatie 0 Incompleet Aanvullende of eerdere beeldvorming noodzakelijk
Individueel beleidsadvies
Maligniteitskans
Nieuwe afspraak voor aanvullend onderzoek
n.v.t.
Classificatie 1 Normaal
0%
Classificatie 2 Benigne
0%
Classificatie 3 Waarschijnlijk benigne
Ten minste eenmaal controle na 6 maanden, verdere controles in overleg, zie flowdiagram
>0 % - ≤ 2%
Classificatie 4 Verdacht
Biopsie geïndiceerd
>2% - < 95%
4a. lage verdenking 4b. matige verdenking 4c. hoge verdenking
Idem Idem Idem
>2% - ≤ 10% >10% - ≤ 50% >50% - <95%
Classificatie 5 Zeer verdacht
Biopsie geïndiceerd
≥95%
Classificatie 6 PA-bewezen maligniteit
n.v.t.
Tabel 4. BI-RADS-classificatie en beleidsadviezen, aangepast aan de Nederlandse praktijk.
SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 35
01-09-15 13:57
36 NASCHOLING
opinion dan van prospectieve klinische studies.
met punctie als beleidsadvies. Om de
Op grond van klinische studies blijkt dat een
follow-upperiode te omzeilen, bijvoorbeeld
follow-uptermijn van zes maanden lang genoeg
bij een verwijzing vanuit het bevolkings
is om verandering in grootte te zien bij een
onderzoek, wordt bij de BI-RADS 3-classifi-
onverwachte maligniteit, terwijl tegelijkertijd
catie vaak toch een punctie verricht. Dit is
de kans op een verslechtering van het stadi-
een gerechtvaardigde beleidskeuze, maar
um minimaal is (zie het flowdiagram, figuur
discordant ten opzichte van de classificatie
11, via Layar of in de web- of e-learningversie).
en kan het beste als volgt worden verwoord:
De termijn van zes maanden is een indicatie,
Conclusie: Massa meest passend bij fibroa-
het is aan de mammaradioloog om daarvan af
denoom, BI-RADS 3, waarschijnlijk benigne.
te wijken. Een voorbeeld hiervan is als er een
Beleidsadvies: Toch punctie verricht omdat
hematoom of abces in de differentiaaldiagnose
patiënte bij benigne uitslag kan worden
staat.
terugverwezen naar het bevolkingsonderzoek.
Welke afwijkingen vallen volgens de BI-RADS Atlas onder de classificatie BI-RADS 3, waar-
2. S olitaire, gecompliceerde cyste met uniforme low-level echo’s (Figuur 4).
schijnlijk benigne?
3. G eclusterde microcysten.
1. S cherp begrensde, ovale solide massa’s,
4. E chorijke massa met echovrije componen-
parallel aan de huid, echoarm, met of zonder
ten, passend bij, maar bij echografie niet
minimale toegenomen posterieure geluids-
typisch genoeg voor de diagnose vetnecrose
transmissie (Figuur 7). Hiervan is voldoende
(Figuur 9).
bewezen dat het meestal om fibroadenomen
5. L aterale slagschaduwen langs vetkwabjes in
gaat met een ≤ 2% kans dat er toch sprake is
twee richtingen, waarbij de radioloog geen
van maligniteit. Meestal worden ze tijdens de follow-up wat kleiner, waarvoor BI-RADS
benigne classificatie durft af te geven. 6. Architectuurverstoring als gevolg van
2, benigne, gegeven kan worden. Een toena-
postoperatief litteken, waarbij de radioloog
me in diameter van 20% in zes maanden of
ook na vergelijking met het mammogram
andere verdachte veranderingen moeten
geen benigne classificatie durft af te geven.
leiden tot classificatie BI-RADS 4, verdacht,
Literatuur 1. Mendelson EB, Böhm- Vélez M, Berg WA, et al. ACR BI-RADS® Ultrasound in: ACR BI-RADS Atlas, Breast Imaging Reporting and Data System. Reston, VA, American College of Radiology; 2013. www.acr.org 2. BI-RADS Atlas 2013, Nederlandse bewerking Deel Echografie, Maart 2015. www.radiologen.nl. 3. Nationaal Borstkanker Overleg Nederland (NABON). Landelijke Richtlijn Mammacarcinoom 2012. Te raadplegen op: www.oncoline.nl. 4. Practical Physics. In: Middleton W, Kurtz A, Hertzberg B (eds). The Requisites Ultrasound. Mosby, Missouri: Elsevier Health; 2004. 5. ACR BI-RADS – Ultrasound. In: Breast imaging Reporting and Data System. Reston, VA, American College of Radiology; 2003.
6. Skaane P, Engedal K. Analysis of sonographic features in the differentiation of fibroadenoma and invasive ductal carcinoma. AJR Am J Roentgenol 1998;170:109-14. 7. Dogan BE, Turnbull LW. Imaging of triple-negative breast cancer. Ann Oncol 2013;23 suppl 6:vi23-9. 8. Deurloo EE, Tanis PJ, Gilhuijs KG, Muller SH, Kröger R, Peterse JL, et al. Reduction in the number of sentinel lymph nodes procedures by preoperative ultrasonography of the axilla in breast cancer. Eur J Cancer 2003;39:1068-73. 9. Berg WA. Sonographically depicted breast clustered microcysts: is follow-up appropriate? AJR Am J Roentgenol 2005;185:952-9.
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 36
01-09-15 13:57
CASUS
37
ARNIN LE
LI
IM
Samenvatting
GO
NG
PUNT
A
Gilles Stormezand, Walter Noordzij
.NL
W W W.
1
G
E-
Sarcoïdachtige reactie: mogelijke valkuil bij beoordeling 18F-FDG PET-scans bij chemotherapiegebruik -NASCH
O
G.N. Stormezand, Afdeling Nucleaire Geneeskunde en Moleculaire Beeldvorming (NGMB), Rijksuniversiteit Groningen, Universitair Medisch Centrum Groningen Dr. W. Noordzij, Afdeling Nucleaire Geneeskunde en Moleculaire Beeldvorming (NGMB), Rijksuniversiteit Groningen, Universitair Medisch Centrum Groningen
Leerdoelen Na het bestuderen van het artikel bent u in staat om: • te omschrijven wat onder een sarcoïdachtige reactie wordt verstaan en in welke context deze kan optreden; • ten minste drie kenmerken bij beeldvormend onderzoek te noemen op basis waarvan een sarcoïdachtige reactie kan worden vermoed; • enkele potentiële strategieën te benoemen die een sarcoïdachtige reactie aannemelijk maken; • de rol van FDG PET bij de sarcoïdachtige reactie te benoemen.
Bij een sarcoïdachtige reactie kunnen benigne metabool actieve processen – zichtbaar op een 18F-FDG PET-scan – ontstaan bij een groot aantal verschillende maligniteiten, zowel locoregionaal als op afstand. Hoewel de reactie weinig voorkomt, is kennis hiervan belangrijk, omdat het op grond van enkele kenmerken kan worden vermoed. Hieronder vallen bijvoorbeeld een symmetrisch opnamepatroon in het mediastinum en de hilus van de long en (CT) morfologisch niet vergrote lymfklieren. Naast deze kenmerken bestaan er alternatieve strategieën om een sarcoïdachtige reactie waarschijnlijker te maken, zoals een complete metabole respons op glucocorticoïden, beeldvorming met 18F-FMT PET, of het vervolgen van de haarden in de tijd waarbij stabilisatie of afname wordt gezien. Indien histologische bevestiging noodzakelijk wordt geacht,
In de e-learningversie op www.imago-nascholing.nl vindt u de bij dit artikel horende toetsvragen.
kan een 18F-FDG PET-scan gebruikt worden voor lokalisatie van een biopsieplaats.
SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 37
01-09-15 13:57
38 CASUS
Inleiding
der borstkanker, testistumoren8, longkanker9, hoofd-halsmaligniteiten, en op het gebied van
Beeldvorming met behulp van 2-deoxy-2-[F-18]
de tractus digestivus of urogenitalis.3 Het kan
fluoro-D-glucose ( F-FDG) positron emissie
voorkomen bij verschillende celtypen, waar-
tomografie (PET) is een veelgebruikte metho-
onder carcinomen (4,4%), ziekte van Hodgkin
de voor de stagering en responsbeoordeling
(13,8%), non-hodgkinlymfoom (7,3%) en in zeld-
van oncologische ziekte. Een verhoogde
zame gevallen bij sarcomen5 en melanomen.10
opname van F-FDG is echter niet specifiek
Histologisch vertoont de sarcoïdachtige reactie
voor maligne processen en bij de beoordeling
gelijkenissen met systemische sarcoïdose.
hiervan dient dan ook rekening te worden
Een verschil is dat de sarcoïdachtige reactie
gehouden met brede differentiaaldiagnose die
tevens gekenmerkt wordt door B-celpositiviteit,
kan bestaan uit onder meer lymfoom, infectie,
terwijl het weefsel bij sarcoïdose B-celnegatief
en inflammatoire (granulomateuze) ziekten.
is.11 Voor beide zijn er echter geen specifieke
18
18
Ook is het mogelijk dat inflammatoire reac-
criteria voorhanden. De reacties kunnen intens
ties secundair aan maligne processen kunnen
18
optreden.
met maligniteit. Er zijn echter enkele aankno-
Hoewel het relatief weinig voorkomt, verdient
pingspunten op basis waarvan een sarcoïdach-
de sarcoïdachtige reactie in dit kader speciale
tige reactie kan worden vermoed.
F-FDG stapelen en daardoor worden verward
aandacht. Bij deze reactie kunnen sarcoïdachtige laesies – niet-verkazende epitheloïde
In dit artikel wordt aan de hand van enke-
granulomen – ontstaan na een behandeling of
le casus beschreven hoe een sarcoïdachtige
reeds aanwezig zijn bij de primaire diagnos-
reactie zich kan manifesteren en wat in deze
tiek van een maligne proces bij patiënten die
gevallen een goede strategie kan zijn om een
niet voldoen aan de criteria voor systemische
juiste inschatting te krijgen.
sarcoïdose. Het kan vóórkomen bij zowel de primaire tumor, peritumoraal1, locoregionale
CASUS A
klieren, als op afstand. De granulomen worden
Een 63-jarige man met passageklachten en
doorgaans vaker aangetroffen in locoregio-
een proximaal oesofaguscarcinoom werd naar
nale lymfklieren dan in de nabijheid van de
onze afdeling verwezen voor het maken van
primaire tumor.2 Manifestaties in lymfklieren,
een follow-up 18F-FDG PET-scan. Een elders
huid, longen, milt en beenmerg zijn beschre-
verrichte 18F-FDG PET-scan had intense haard-
ven.
vorming in de proximale oesofagus laten
3,4
De prevalentie bij alle patiënten met
een maligniteit wordt geschat op tussen de 4
zien, passend bij het bekende carcinoom, met
en 14% en is relatief hoger bij hematologische
daarnaast een 18F-FDG avide lymfklier ventraal
maligniteiten.5-7 Daarnaast is het beschreven
van de descenderende aorta (figuur 1A). Het
in vele solide orgaanmaligniteiten, waaron-
oesofaguscarcinoom werd gestadieerd als cT4aN2. Er werd neoadjuvante chemo-radio therapie gegeven, gevolgd door een PET/CT voor responsbeoordeling. Op de follow-up F-FDG PET-scan na vier maanden werd nog
18
activiteit gezien van de primaire tumor, terwijl er geen metabole activiteit meer werd gezien ter plaatse van de oorspronkelijk actieve lymfklieren. In tegenstelling tot de stadiëringsscan, werden nu mediastinale haarden hoog paratracheaal rechts (4R) en longhilair beiderzijds (station 10-11) gezien (figuur 1B, pijlen). Bij Figuur 1. Follow-up van een 63-jarige man met proximaal oesofaguscarci
een volgende follow-up18 F-FDG PET-scan één
noom (cT4aN2). Op de stadiëringsscan wordt een intense haard ter plaatse van de proximale oesofagus gezien met enkele locoregionale haarden (A). Bij de eerste follow-upscan (B) worden nieuwe bilaterale 18F-FDG avide lymfklieren gezien (pijlen) longhilair beiderzijds en mediastinaal, terwijl er een afname is ter plaatse van de primaire maligniteit na chemoradiatie. Bij de laatste follow-up (C) werden enkele nieuwe haarden zichtbaar longhilair rechts (pijl), terwijl opnieuw een verdere afname werd gezien ter plaatse van de proximale oesofagus.
maand later was er afname van deze haarden, maar ontstonden er nieuwe haarden longhilair rechts (figuur 1C). Deze uitslagen werden geïnterpreteerd als sarcoïdachtige reactie. De patiënt was niet bekend met een systemische granulomateuze ziekte. Na anderhalf jaar
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 38
01-09-15 13:57
CASUS 39
follow-up zijn er nog geen tekenen gevonden
R-CHOP) werd er nieuwe 18F-FDG avide haard-
van metastasering. Bij structurele beeldvor-
vorming gezien ter plaatse van mediastinale en
ming (CT) zijn er tot op heden eveneens geen
longhilaire lymfklieren, suspect voor progres-
vergrote mediastinale lymfklieren aangetrof-
sieve ziekte (figuur 3A). Daarnaast werd diffuus
fen. Hoewel histopathologische bevestiging van
verhoogde opname in het beenmerg gezien, bij
de reactie in deze casus niet werd verkregen en
status na recente chemotherapie. Ter plaatse
er werd gekozen om de haarden te vervolgen,
van de op CT morfologisch vergrote lymfklier
kan deze vorm van active surveillance in de
links in de lies werd geen verhoogde activi-
klinische praktijk bruikbaar zijn om een sarco-
teit gezien. Nadat de haarden persisteerden
ïdachtige reactie aannemelijk te maken.
na zes keer R-CHOP werd een biopsie verricht van de mediastinale lymfklieren (stations 7 en
CASUS B
4R), waarbij een granulomateuze ziekte werd
De tweede casus betreft een 48-jarige man met
gevonden, zonder aanwijzingen voor maligni-
een pancoasttumor, die naar onze afdeling
teit. Hierna werd gekozen voor een expectatief
werd verwezen voor stadiëring en follow-up.
beleid met follow-up PET-scans na drie maan-
Op basis van CT, MRI en F-FDG PET werd
den. Gedurende de follow-up 18F-FDG PET-scans
de patiënt gestadieerd als T3N0M0. Er werd
werd persisterend verhoogde activiteit in het
chemoradiatie gegeven (wekelijks gemcita-
mediastinum en longhilair waargenomen,
bine met 25 x 2,4 Gy radiotherapie) gevolgd
zonder aanwijzingen voor nieuwe ziekte
door in opzet curatieve resectie. Bij de follow-
activiteit elders (figuren 3B, 3C,3D). Na twee
up 18F-FDG PET (figuur 2A) werden ondanks
jaar follow-up zijn er thans nog steeds geen
goede respons van de primaire tumor, nieuwe
tekenen van ziekterecidief en is het inter-
18
18
val voor beeldvorming middels 18F-FDG PET
symmetrisch) en mediastinaal (overwegend
verlengd naar één jaar.
F-FDG avide lymfklieren gezien in de hals (vrij
rechts). Er werd besloten tot biopsie van de halsklier. Hierbij werden geen maligne cellen waargenomen. Daarnaast werd een media stinale mediastinoscopie gedaan met inzending van kliermateriaal rechts pretracheaal, tracheobroncheaal, paratracheaal, subcarinaal en op de trachea, eveneens zonder aanwijzingen voor maligniteit. Gezien het beloop en de ongebruikelijke manifestatie werden de actieve lymfklieren beschouwd als een sarcoïdach-
Figuur 2. Gedurende follow-up tijdens chemoradiatie werd een 18F-FDG
tige reactie. Er werd een lobectomie verricht,
PET/scan verricht (vier maanden na initiële stadiëring T3N0M0), waarbij nieuwe 18F-FDG avide lymfadenopathie werd gezien in de hals beiderzijds, het mediastinum en longhilair rechts (A; pijlen). Na lobectomie werd er een granu lomateuze reactie gezien ter plaatse van longhilaire lymfklieren rechts (B).
waarna er bij de patholoog-anatoom necrotisch en fibrotisch restweefsel werd gezien, zonder aanwijzingen voor vitaal tumorweefsel. Enkele gereseceerde lymfklieren longhilair rechts lieten een granulomateuze reactie zien (figuur 2B). Gedurende de huidige followup van anderhalf jaar heeft de patiënt nog geen tekenen laten zien van ziekterecidief of metastasering. CASUS C
Een 37-jarige man met een elders vastgesteld agressief non-hodgkinlymfoom (grootcellig B-cellymfoom) in de lies, werd naar onze afdeling verwezen voor second opinion en follow-up. Bij de initiële presentatie elders waren er behoudens de lies – waaruit werd gepuncteerd – geen aanwijzingen voor andere ziektelocaties. Gedurende therapie (vier keer
Figuur 3. Op de interim 18F-FDG PET-scan na vier kuren R-CHOP (A) voor een grootcellig B-cellymfoom met bewezen locatie in de lies werden nieuwe 18 F-FDG avide lymfklieren gezien in het mediastinum en longhilair (pijlen). Tevens is er bij deze interim 18F-FDG PET-scan diffuus verhoogde opname in het beenmerg. Ter plaatse van de locatie in de lies wordt geen verhoogde activiteit gezien. Gedurende follow-up 18F-FDG PET-scans met een driemaan delijks interval (B, C, D) is er sprake van persisterend verhoogde activiteit in het mediastinum en longhilair beiderzijds zonder dat er elders aanwijzingen zijn voor ziekterecidief, hetgeen kan passen bij een sarcoïdachtige reactie. SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 39
01-09-15 13:57
40 CASUS
Beschouwing
Behalve op basis van een symmetrisch verhoogd opnamepatroon in het mediastinum
In de literatuur zijn meerdere case reports
en longhilair bij beeldvorming met 18F-FDG
te vinden die een sarcoïdachtige reactie op
PET, kan ook op radiologische gronden getracht
18
worden onderscheid te maken met maligniteit
een plaveiselcelcarcinoom in de longen
of postradiotherapie-effecten. Lymfklieren die
beschrijven.9,12 Sarcoïdachtige reacties in
een sarcoïdachtige reactie bevatten zijn vaak
mediastinale lymfklieren zijn beschreven
normaal tot licht vergroot op de CT-thorax.
in 3,2% van de longkankergevallen.13
Scherp begrensde fibrotische afwijkingen in
Naast de hierboven beschreven casus, waar-
het voormalige bestraalde gebied kunnen
in een stabiele of stijgende activiteit van de
wijzen op radiotherapie geïnduceerde inflam-
laesies wordt waargenomen na chemotherapie,
matoire veranderingen. Daarnaast is ook het
zijn er ook enkele gevallen beschreven waarin
voor diagnostische doeleinden toedienen van
een afname wordt gezien van sarcoïdachtige
glucocorticoïden in de literatuur vermeld.14
granulomateuze lymfklieren na behandeling
Bij een 53-jarige patiënte met een voorgeschie-
voor een maligniteit. Er kan dus niet steevast
denis van mammacarcinoom, melanoom en
worden geconcludeerd dat een sarcoïdachtige
stadium I sarcoïdose werden intense axillaire,
reactie kan worden omschreven als een toege-
mediastinale en longhilaire haarden gezien,
nomen, dan wel stabiele metabole reactie op
die geheel verdwenen na toediening van
therapie. Evenmin kan een metabole respons
1 mg/dag prednisolon gedurende 16 dagen.
gelijk worden gesteld aan tumorrespons,
In een andere casus, een 55-jarige patiënte
wanneer er geen histologische bevestiging
met nieuwe intens 18F-FDG avide lymfadeno
hiervan is geweest ter uitsluiting van een
pathie na adjuvante chemotherapie, werd een
mogelijke sarcoïdachtige reactie. Het beloop
complete remissie gezien na toediening van
in de tijd na therapie wordt gebruikt om een
2 mg prednisolon gedurende 14 dagen. Deze
sarcoïdachtige reactie aannemelijk te maken
methode is echter nog niet bij grote patiënten-
(zie casus A), waarbij verwacht kan worden
aantallen gedocumenteerd en kan fout-positief
dat de metabool actieve reacties in het verloop
zijn bij lymfoom. Voor dual time point 18F-FDG
van de tijd stabiliseren dan wel afnemen.
PET-imaging is eveneens nog geen duidelijke
Recentelijk is een sarcoïdachtige reactie in het
plaats. Kubota et al. beschreven een toename
beenmerg beschreven bij beeldvorming (CT,
van 18F-FDG-stapeling in sarcoïde laesies in de
MRI) als paraneoplastisch verschijnsel bij een
tijd, wat ook bij maligniteit wordt verwacht en
niercelcarcinoom. Na een nefrectomie, waarin
geen verder onderscheid toelaat.15 Kaira et al.
F-FDG PET na inductiechemotherapie voor
8
bij pathologisch onderzoek niet-verkazende
hebben met een alternatieve PET-tracer, L-[3-
granulomen werden aangetroffen, verdwenen
18
ook de granulomen uit het beenmerg.
zuuranaloog, een poging ondernomen om te
Een sarcoïdachtige reactie kan op grond van
differentiëren tussen maligniteit en sarcoïdose
enkele kenmerken bij de beeldvorming worden
in een groep van patiënten met systemische
vermoed. In een grote retrospectieve studie
sarcoïdose die tevens voor maligniteit suspecte
(n=2048) van patiënten die werden ge(re)
afwijkingen hadden. Als controlegroep werden
stageerd voor een solide orgaanmaligniteit
patiënten met bewezen longkanker geïnclu-
werden er 13 histologisch bevestigde sarco-
deerd. In beide groepen werden eveneens
ïdachtige reacties gezien (0,6%), waarvan de
18
meeste een symmetrisch bihilair opname-
tot de 18F-FDG PET-scans toonden alle sarco-
patroon lieten zien. Een kleine meerderheid
ïdose-gerelateerde afwijkingen - zowel nodaal
toonde betrokkenheid van de longen (54%) en/of
als extranodaal - geen verhoogde opname.
extrathoracale manifestaties (62%). Er werd een
Daartegenover stond echter dat ook de primai-
significant hogere waarschijnlijkheid gezien van
re tumor en metastasen in de controlegroep
4
F]-α–methyltyrosine (18F-FMT), een amino-
F-FDG PET-scans verricht. In tegenstelling
een sarcoïdachtige reactie bij restagering van
minder gevoelig werden gedetecteerd met de
een suspect recidief dan bij primaire stagering.
18
De prevalentie van de reactie kan in deze studie
het onderscheidend vermogen van 18F-FMT
echter zijn onderschat, omdat histologie alleen
PET te bevestigen. Omdat het onderscheid
werd verkregen als hiervoor door de beeldvor-
met maligniteit non-invasief niet altijd goed
mend specialist aanwijzingen waren gevonden.3
te maken is, wordt in geval van gerede twijfel
F-FMT PET.16 Verdere klinische studies dienen
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 40
01-09-15 13:57
CASUS 41
geadviseerd om histologische bevestiging te
hypercalciëmie.28 Een goed onderscheid is in de
verkrijgen, waarbij de F-FDG PET een rol kan
klinische praktijk echter vaak moeilijk te maken.29
spelen voor plaatsbepaling van de biopsie.
Een beloop zoals in enkele bovenbeschreven
18
casus, waarbij de sarcoïdachtige laesies ontstaan Het tijdsvenster waarin een sarcoïdachtige
na inductiechemotherapie in de afwezigheid van
reactie kan worden gezien na toediening van
infectieuze of immunogene antigenen, pleit voor
chemotherapeutica is zeer breed, variërend van
een sarcoïdachtige reactie op maligne cellen.
enkele maanden tot vele jaren.
3,8
Daarnaast is
het bij een groot aantal verschillende medica-
Conclusie
menten beschreven, waaronder interferon17, tumor necrose factor (TNF)-remmers18,19, en
Een sarcoïdachtige reactie is een weinig
verschillende chemotherapeutische behande-
voorkomende, maar belangrijke oorzaak van
lingen, zowel monotherapie als combinatiethe-
fout-positieve 18F-FDG PET-scans in de onco-
rapie. Het optreden van sarcoïdachtige reacties
logische setting. Hoewel niet geheel specifiek,
na TNF-remmers is paradoxaal, aangezien
kan bij een symmetrisch patroon van mediasti-
deze therapie juist ook wordt toegepast in de
nale of longhilaire opname een sarcoïdachtige
behandeling van sarcoïdose, en onderstreept
reactie worden vermoed. Dit geldt temeer bij
de complexiteit van de reactie.20 Er is derhalve
patiënten met een gunstige initiële stadiëring
nog veel onduidelijkheid over de mechanismen
of bij patiënten met nieuwe 18F-FDG avide
achter het ontstaan van een sarcoïdachtige
lymfadenopathie bij anderszins goede reactie
reactie. Hoewel er een hogere incidentie van
op therapie. Na (chemo)therapie is er typisch
maligniteit wordt beschreven bij populaties
een stabiele of lichte toename van 18F-FDG
met sarcoïdose21,22, is deze vaststelling niet
aviditeit, maar er kan ook een afname zijn.
zonder controverse en lijken recente data dit
Wanneer histologische bevestiging ontbreekt,
te weerspreken.24 Eén van de hypotheses is dat
is voorzichtigheid geboden om metabole
de reactie een uiting is van een aanzwengeling
respons in deze gevallen als surrogaatmarker
van het immuunsysteem, gemedieerd door
voor tumorrespons te nemen. Hoewel de meta-
T-cellen en macrofagen, om de verspreiding van
bole activiteit van sarcoïdachtige laesies, in
maligne tumorcellen tegen te gaan. Ter onder-
tegenstelling tot veel maligniteiten, (volledig)
steuning van deze hypothese wordt aangevoerd
af kan nemen na toediening van een glucocor-
dat patiënten met een sarcoïdachtige reactie in
ticoïdenschema, is de plaats voor glucocortico-
de follow-up van een non-hodgkinlymfoom een
ïden als klinisch diagnosticum nog onduidelijk.
betere overleving lijken te hebben dan patiënten
Ook de rol van alternatieve PET-tracers,
zonder sarcoïdachtige reactie.25 Daarnaast wordt
zoals 18F-FMT, is nog niet uitgekristalliseerd.
algemeen aangenomen dat lokale necrose
Aanbevolen wordt om bij twijfel histologie te
van de tumor een rol speelt. De triggerende
verkrijgen, waarmee niet-verkazende granu-
antigenen kunnen behalve maligne cellen ook
lomen zichtbaar kunnen worden. In tegenstel-
infectieus of immunogeen van origine zijn. Ten
ling tot systemische sarcoïdose kan een lokale
slotte zijn in individuele gevallen sarcoïdach-
sarcoïdachtige reactie zich bij pathologische
tige reacties op geïnhaleerde metaaldeeltjes
beoordeling met B-celpositiviteit manifesteren.
8
23
zoals silicium beschreven bij medewerkers in metaalfabrieken.26 In het laatste geval dient pathologisch onderscheid te worden gemaakt
Literatuur
met pneumoconiosis, waarbij overmatige colla-
1. Ouellet S, Albadine R, Sabbagh R. Renal cell carcinoma associated with peritumoral sarcoid-like reaction without intratumoral granuloma. Diagn Pathol 2012;7:28. 2. Nag S. Sarcoid-Like Reactions. In: Motamedi MHK, editor. Sarcoidosis Diagnosis and Management. DOI: 10.5772/24930. InTech; 2011. 3. Chowdhury FU, Sheerin F, Bradley KM, Gleeson FV. Sarcoid-like reaction to malignancy on wholebody integrated (18)F-FDG PET/CT: prevalence and disease pattern. Clin Radiol 2009;64:675-81.
geensynthese wordt aangetroffen in de alveolaire celwand.27 Deze mechanismen kunnen echter ook een rol spelen bij systemische sarcoïdose, in het bijzonder bij patiënten die hier genetische gevoeligheid voor hebben. Factoren die een sarcoïdachtige reactie waarschijnlijker maken dan een systemische sarcoïdose zijn een normale X-thorax, een normaal serum ACE, afwezigheid van lymfocytose in een bronchoalveolaire lavage en afwezigheid van
De volledige literatuurlijst is beschikbaar op www.imago-nascholing.nl.
SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 41
01-09-15 13:57
42 QUIZ
Ongebruikelijk gevolg van portale hypertensie
Figuur 1. Axiale CT-coupe in portaalveneuze contrastfase, met centraal de tumormassa uitgaande van het pancreas met meerdere veneuze collateralen en verdikte galblaaswandvene.
Casus
(figuur 1). De vena mesenterica superior en de vena lienalis worden door deze massa volle-
Een 62-jarige man, met in de voorgeschiedenis
dig afgesloten. Tevens is er variceuze trans
diabetes mellitus, hypothyreoïdie en hyper-
formatie door collateralen naar de leverhilus,
tensie wordt op de afdeling Spoedeisende
collateralen in het gastrohepatisch ligament
Hulp gezien, vanwege hematemesis door een
en mesenteriale collateralen met voeding
varicesbloeding in de cardia van de maag.
van de vena portae vanuit deze collateralen.
Nadat de patiënt is gestabiliseerd, toont de
Endo-echografisch verkregen fijnenaald-
echografie splenomegalie en c ollateralen in
aspiratiemateriaal van de tumor in het
de leverhilus. Vanwege de onduidelijke achter-
pancreas toonde kenmerken van een neuro-
grond van de portale hypertensie wordt een
endocriene tumor.
CT-scan verricht. Deze laat een solide, hyperdens aankleurende tumormassa zien met
Waar wijst de witte pijl naartoe?
het centrum in het corpus van het pancreas
Het juiste antwoord vindt u op pagina 57.
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 42
01-09-15 13:57
NOOIT DURVEN VRAGEN…
43
Wat is iteratieve reconstructie? Samenvatting
Standaard reconstructie Reconstructie is het berekenen van beelden
Veel radiologen zijn nog niet bekend met het begrip iteratieve reconstructie. Iteratieve reconstructie is een set technieken waarmee het mogelijk is de beeldkwaliteit te verbeteren. Hierdoor is het mogelijk om de CT-dosis drastisch te verlagen. In dit artikel wordt eerst uitleg gegeven over standaard CT-beeldreconstructie. Vervolgens wordt iteratieve reconstructie besproken inclusief de voor- en nadelen van deze techniek. De diverse methoden worden met klinische voorbeelden geïllustreerd.
uit de data die een CT-scanner genereert. Deze data worden ook wel ruwe data of projectie data genoemd, en bestaan uit een set attenuatieprofielen (informatie over verzwakking van de röntgenstraling door het lichaam) verkregen onder verschillende hoeken van de gescande patiënt. De meest gebruikte reconstructie methode is filtered back projection (FBP). Bij FBP worden de projecties vanuit de verschillende hoeken terug geprojecteerd (back projection) tot één samengevoegd beeld. Bij het terugprojecteren wordt de gemeten verzwakking uitgesmeerd over de hele lijn van projectie. Door bijvoorbeeld uit vier verschillende hoeken naar een complexe vorm te kijken, verkrijgt men uit iedere hoek een ander beeld. Wanneer deze informatie uit de vier hoeken wordt
Annemarie den Harder, Martin Willemink, Pim de Jong, Ricardo Budde, Arnold Schilham, Tim Leiner
samengevoegd, is het mogelijk om een idee te
A.M. den Harder, arts-onderzoeker, Universitair Medisch Centrum,
uitziet. Als uit de ruwe projectiedata direct een
Utrecht
beeld wordt gereconstrueerd, leidt dit tot een
Dr. M.J. Willemink, aios radiologie, Universitair Medisch Centrum,
onscherp beeld. Daarom wordt eerst een filter
Utrecht
toegepast waarna de beelden worden gerecon-
Dr. P.A. de Jong, radioloog, Universitair Medisch Centrum, Utrecht
strueerd. Op deze manier wordt een benade-
Dr. R.P.J. Budde, radioloog, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam
ring van het werkelijke beeld verkregen. Bij
Dr. A.M.R. Schilham, klinisch fysicus, Universitair Medisch Centrum,
oneindig veel projecties zou het ‘juiste’ beeld
Utrecht
theoretisch verkregen kunnen worden.1 In de
Prof. dr. T. Leiner, radioloog, Universitair Medisch Centrum, Utrecht
praktijk is het aantal aanzichten echter beperkt
krijgen over hoe de vorm er in werkelijkheid
om de hoeveelheid data behapbaar te houden.
Leerdoelen
FBP is snel en werkt over het algemeen goed,
Na het bestuderen van dit artikel:
maar kan minder goed overweg met de ruizige
• weet u wat iteratieve reconstructie is;
projectiedata, die wordt verkregen als de stra-
• ziet u in dat iteratieve reconstructie de stralingsdosis kan
lingsdosis wordt verlaagd of als grote patiënten
verlagen door een reductie in ruis;
worden gescand.
• heeft u een visie ontwikkeld over het gebruik van iteratieve reconstructie.
Werkingsmechanisme iteratieve reconstructie Om te begrijpen wat het woord iteratief betekent volgt eerst een voorbeeld. Stel dat een collega een getal in zijn hoofd heeft dat geraden moet worden. Het gaat om een getal tussen 0 en 100 en na iedere poging geeft de SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 43
01-09-15 13:57
44 NOOIT DURVEN VRAGEN…
Figuur 1. Modelgestuurde iteratieve reconstructie schematisch weergegeven.
Figuur 2. Hybride iteratieve reconstructie schematisch weergegeven.
collega aan of het geraden getal te hoog of te
vinden, afhankelijk van welke iteratieve-
laag is. Wat er zal gebeuren is dat iedere poging
reconstructiemethode wordt gebruikt. Dit kan
om het getal te raden wordt aangepast aan
daarom per fabrikant verschillen. Bij de meest
het voorgaande antwoord, waardoor je steeds
geavanceerde methoden worden uit de beelden
dichter bij het juiste getal komt. Dit proces
die verkregen zijn met terugwaartse projectie,
van steeds opnieuw raden op basis van eerder
(nieuwe) projectiedata gegenereerd waarbij ruis
verkregen informatie is een iteratief proces,
en objecten worden gemodelleerd en gebruik
omdat het zich steeds herhaalt.
wordt gemaakt van kennis over de karakteristieken van de CT-scanner zoals verschillen in
Iteratieve reconstructie voor CT is onder te
individuele respons van detectoren. Op deze
verdelen in modelgestuurde iteratieve recon-
manier wordt data-acquisitie gesimuleerd. De
structie en hybride iteratieve reconstructie.
oorspronkelijke data worden vervolgens verge-
Allereerst een toelichting op modelgestuurde
leken met de nieuw verkregen projectiedata en
iteratieve reconstructie. De eerste stap is
er worden correcties in object- en ruismodel-
een gewone FBP, waarbij beelden worden
len uitgevoerd. Vervolgens wordt opnieuw een
verkregen uit de projectiedata via terug
terugprojectie gemaakt. Dit proces is iteratief
projectie. Bij iteratieve reconstructie vindt niet
en kan zich een vast aantal keren herhalen of
alleen terugwaartse projectie plaats, maar
stoppen als de correcties die gemaakt worden
ook voorwaartse projectie (forward projection).
erg klein zijn. Dit is schematisch weergegeven
Dit kan op verschillende manieren plaats-
in figuur 1.
Afkorting
Fabrikant
Volledige naam
Type
ASIR
GE
Adaptive Statistical Iterative Reconstruction
Hybride
MBIR-Veo
GE
Model-Based Iterative Reconstruction
Modelgestuurd
iDose
Philips
iDose
Hybride
IMR
Philips
Iterative Model Reconstruction
Modelgestuurd
ADMIRE
Siemens
Advanced Modeled Iterative Reconstruction
Hybride
IRIS
Siemens
Iterative Reconstruction in Image Space
Hybride
SAFIRE
Siemens
Sinogram-Affirmed Iterative Reconstruction
Hybride
AIDR 3D
Toshiba
Adaptive Iterative Dose Reduction 3D
Hybride
Tabel 1. Iteratieve-reconstructietechnieken. IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 44
01-09-15 13:57
NOOIT DURVEN VRAGEN… 45
Hybride iteratieve reconstructie is een minder geavanceerde iteratieve-reconstructietechniek, waarbij ruis wordt gereduceerd in alleen de projectiedata of alleen in de beelden. De ruis wordt dan verwijderd door een filter te gebruiken op de beelden of de projectiedata. Dit is schematisch weergegeven in figuur 2. Dit proces kan een aantal keren worden herhaald, en is dus ook iteratief.1 Hybride algoritmes gebruiken meestal slechts één terugwaartse projectie, en werken daarom op een minder geavanceerde manier.
Vormen van iteratieve reconstructie op moderne CT-scanners De grote CT-fabrikanten hebben ieder één of meerdere iteratieve-reconstructiealgoritmen ontwikkeld. Deze zijn weergegeven in Tabel 1.
Voordelen van iteratieve reconstructie
Figuur 3. 66-jarige vrouw met een glioblastoma multiforme. CT-scan van de hersenen toont massawerking op de posterieure hoorn van het rechter zijventrikel zonder tekenen van bloeding. Met de standaard reconstructie methode (a) is het glioblastoma multiforme slechter afgrensbaar dan met de modelgestuurde iteratieve-reconstructiemethode (b). De gebruikte iteratie ve-reconstructiemethode is Iterative Model Reconstruction (IMR) van Philips. Scankarakteristieken: 120 kV / 249 mAs / dose lenght product (DLP) 607,6 mGy*cm/volumetrische computed tomography dosis index (CTDIvol) van 33,74 mGy.
Het aantal CT-onderzoeken in Nederland is de laatste jaren verdubbeld naar 1,2 miljoen per jaar.2 Dit zorgt voor een toegenomen blootstelling van de populatie aan röntgenstraling. Röntgenstraling is geassocieerd met een verhoogde kans op het ontwikkelen van kanker. Iteratieve reconstructie maakt het mogelijk om de stralingsdosis van de CT-scan te verlagen. Door de verschillende iteraties wordt met iteratieve reconstructie een betere benadering van het werkelijke beeld verkregen dan met FBP. Hierdoor is sprake van een betere beeldkwaliteit en minder ruis, waardoor de stralingsdosis verlaagd kan worden zonder achteruitgang van beeldkwaliteit. Dit is weergegeven in Figuur 3 en Figuur 4. De dosisverlaging is afhankelijk van de oorspronkelijke dosis, het gescande lichaamsgebied en het type iteratieve reconstructie. In de literatuur wordt een dosisreductie van 23-76% beschreven.3
Nadelen van iteratieve reconstructie Iteratieve reconstructie werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw beschreven. Het was echter lange tijd niet mogelijk om iteratieve reconstructie te gebruiken vanwege gebrek aan rekenkracht van de hardware. Hierdoor duurde het erg lang voordat de beelden beschikbaar waren na het scannen. Tegenwoordig is de computerkracht voldoende om iteratieve reconstructie te gebruiken. De extra tijd die nodig is voor het iteratief recon-
Figuur 4. CT-scan van een 2-jarige jongen met een stralingsdosis die vergelijkbaar is met een conventionele röntgenfoto. Met de standaard reconstructiemethode (a) is het lastig om onderscheid te maken tussen de verschillende weefsels, terwijl de nieuwe modelgestuur de iteratieve-reconstructiemethode IMR (b) dit beter weergeeft. Scankarakteristieken: 100 kV / 69 mAs / DLP 104,1 mGy*cm / CTDIvol van 2,78 mGy. SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 45
01-09-15 13:57
46 NOOIT DURVEN VRAGEN…
Figuur 5. Bij deze 43-jarige man met een body mass index (BMI) van 39 kg/m2 werden endoscopisch nierstenen verwijderd. Hierna kreeg hij twee conventionele abdominale röntgenopnames waarop geen nierstenen werden gevonden. De echo op dezelfde dag liet multipele kleine nierstenen zien. Na twee maanden ontving de patiënt een lage dosis CT met iteratieve reconstructie (iDose) voor follow-up. Hierop waren de nierstenen duidelijk zichtbaar (cirkel). De stralingsdosis van de CT-scan was gelijk aan de dosis van de twee conventionele röntgenopnames. Scankarakteristieken: 120 kV / 45 mAs / DLP 170,5 mGy*cm / CTDIvol van 3,01 mGy.
strueren, zorgt niet voor een belemmering in
fabrikant heeft hierbij zijn eigen iteratieve-
de klinische praktijk. De beelden zijn vrijwel
reconstructietechnieken ontwikkeld die in
direct beschikbaar en laboranten kunnen direct
grote lijnen vergelijkbaar zijn.
verder gaan met de volgende scan. De beelden die verkregen worden met iteratie-
Conclusie
ve reconstructie zien er anders uit doordat er
Door de verlaging van de stralingsdosis hoeven
minder ruis is. Dit wordt door sommige radio-
we in de toekomst minder rekening te houden
logen als een nadeel ervaren, omdat ze moeten
met de carcinogene effecten van straling, wat
wennen aan de andere beelden.4
mogelijk zal leiden tot een verruiming van de
Iteratieve reconstructie is niet op alle scanners
indicaties voor een CT-scan. De CT-scan kan
mogelijk. Alleen met de nieuwste generatie
bijvoorbeeld in bepaalde gevallen de conven-
CT-scanners is het mogelijk om iteratieve
tionele röntgenfoto vervangen. Te denken valt
reconstructie toe te passen. Omdat de beschik-
bijvoorbeeld aan een lage dosis CT-scan bij een
bare iteratieve-reconstructiealgoritmen relatief
pneumonie in plaats van een thoraxfoto bij
nieuw zijn, wordt er nog veel onderzoek naar
patiënten met neutropene koorts. Het voordeel
gedaan. De exacte mate van dosisreductie
hiervan is een gerichtere behandeling door de
die kan worden bereikt, is bijvoorbeeld nog
additionele informatie die wordt verkregen
niet geheel duidelijk. Daarnaast verschillen
door een CT-scan.5 Een ander voorbeeld is het
de iteratieve-reconstructietechnieken van
vervangen van een buikoverzichtsfoto voor een
CT-fabrikanten en zijn daarom niet altijd
CT-abdomen bij nierstenen, omdat deze hierop
volledig vergelijkbaar. Op de nieuwste genera-
beter kunnen worden gedetecteerd (Figuur 5).
tie CT-scanners is het standaard mogelijk om iteratieve reconstructie te gebruiken. Iedere
Literatuur 1. Willemink MJ, de Jong PA, Leiner T, de Heer LM, Nievelstein RA, Budde RP, et al. Iterative reconstruction techniques for computed tomography part 1: Technical principles. Eur Radiol 2013;23:1623-31. 2. van der Molen AJ, Schilham A, Stoop P, Prokop M, Geleijns J. A national survey on radiation dose in CT in the Netherlands. Insights Imaging 2013;4:383-90. 3. Willemink MJ, Leiner T, de Jong PA, de Heer LM, Nievelstein RA, Schilham AM, et al. Iterative reconstruction techniques for computed tomography part 2: Initial results in dose reduction and image quality. Eur Radiol 2013;23:1632-42.
4. Prakash P, Kalra MK, Kambadakone AK, Pien H, Hsieh J, Blake MA,et al. Reducing abdominal CT radiation dose with adaptive statistical iterative reconstruction technique. Invest Radiol 2010;45:202-10. 5. Willemink MJ, Den Harder AM, De Jong PA, Leiner T. The future of the CT scan; will CT replace conventional radiography? Ned Tijdschr Geneeskd 2014;158:A7438. Financiële banden: Het Universitair Medisch Centrum Utrecht ontvangt onderzoekssubsidie van Philips Healthcare.
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 46
01-09-15 13:57
WAT IS DE WAARDE VAN…
47
Röntgenfoto bij verdenking op neonatale claviculafractuur Inleiding
Daniëlle Wolzak, Meinke Bogaerts-Rosbergen en Anne Smets D.E. Wolzak, BSc., co-assistent
Met een incidentie van 0,2-2,9%1 is de clavicu-
H.M.F. Bogaerts-Rosbergen, kinderarts, afdeling
lafractuur de meest voorkomende fractuur bij
Kindergeneeskunde, Ziekenhuis Rivierenland, Tiel
neonaten. Maar liefst 90% van alle obstetrische
A.M.J.B. Smets, kinderradioloog, Afdeling Radiologie,
fracturen betreft een claviculafractuur.2 Vaak
AMC, Amsterdam
is deze fractuur geassocieerd met een kunstverlossing, macrosomie en schouderdystocie,
Leerdoelen
maar ook bij normale bevallingen, keizersne-
Na het lezen van dit artikel:
des1,3,4 en vroeggeboortes4 kan deze fractuur
• Kent u de klinische presentatie van een neonatale
optreden. Meestal wordt bij het vermoeden op een claviculafractuur een röntgenfoto gemaakt. Wij hebben ons afgevraagd of dit bijdraagt aan het stellen van de diagnose.
claviculafractuur. • Kunt u de waarde inschatten van het lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek bij de diagnostiek van een neonatale claviculafractuur. • Ziet u in dat het maken van een röntgenfoto het beleid
Anatomie
niet verandert.
Op de clavicula komt tijdens de partus grote druk te staan, enerzijds omdat het de enige
verplaatsing van botstructuren zijn er meestal
botverbinding tussen romp en schouder is,
een of meerdere klinische kenmerken: verkleu-
anderzijds door de kwetsbare subcutane en
ring van de huid boven de fractuur3 en eventu-
anterieure positie. De meeste fracturen treden
eel oedeem, het niet-spontaan bewegen van de
op in het middelste gedeelte van de clavicula:
ipsilaterale arm, huilen bij passieve beweging
dit is het dunste deel met de dunste medulla
ervan, asymmetrische mororeflex, het voelen
en tegelijkertijd met de minste ondersteuning
van een asymmetrische botcontour of ‘trappe-
van spieren en ligamenten.3
tje’ en crepitus. Een fractuur zonder verplaat-
De fractuur treedt op wanneer de neonatale
sing, bijvoorbeeld een greenstickfractuur, is
anterieure schouder tegen de maternale symp-
meestal asymptomatisch en blijft daardoor
hysis pubica wordt gedrukt tijdens de uitdrij-
onopgemerkt totdat de callus zichtbaar en
vingsfase van de bevalling.4 Twee derde van de
voelbaar wordt.2
neonaten presenteert zich in achterhoofds ligging met het achterhoofd linksvoor (aalv)
Differentiaaldiagnose
en hierbij een voorliggende rechterschouder.5 Op de rechterschouder komt dan de meeste
Wanneer op basis van lichamelijk onderzoek
kracht te staan, waardoor een claviculafractuur
een claviculafractuur wordt vermoed, moet
aan die zijde het meest voorkomt.
onderscheid gemaakt worden tussen geïso-
1,4
leerde claviculafractuur en complexere of
Klinische presentatie
andere niet-traumatische pathologie. Hierbij kan worden gedacht aan ander schouderletsel
De presentatie van een claviculafractuur bij
zoals plexus brachialis-letsel, humerusfractuur,
de neonaat is met name afhankelijk van het
humerale epifysiolyse of schouderdislocatie.
type fractuur. Bij een complete fractuur met
Tevens kan gedacht worden aan congenitale SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 47
01-09-15 13:57
48 WAT IS DE WAARDE VAN…
pseudoarthrose,2 congenitale musculaire torti-
Prognose
collis en congenitale clavicula-afwijkingen in het kader van syndromale afwijkingen waarbij
Het natuurlijke beloop van een geïsoleerde
chromosomen 11, 18 en 22 zijn betrokken.
claviculafractuur is zeer gunstig, waardoor
Het lichamelijk onderzoek moet dus worden
in het overgrote deel van de gevallen een
verricht, gericht op klinische symptomen
conservatief beleid kan worden gevoerd. De
passend bij deze differentiaaldiagnose.
breuk heelt snel en men kan verwachten dat
Bij een plexusbrachialisletsel zoals Erbse
reeds na 7-10 dagen callusvorming optreedt
parese (C5-C6) wordt de arm in adductie,
die te zien en te voelen is van buitenaf.2 Deze
pronatie en extensie in de elleboog gehouden
callusvorming zal verdwijnen over een peri-
met behoud van functionaliteit van de hand.
ode van 6-12 maanden.2 De meest voorko-
Bij C7-letsel worden ook de pols en vingers in
mende complicatie is voedingsproblematiek
flexie gehouden. Bij een totaal plexusbrachia-
door unilateraal weigeren van borstvoeding.8
lisletsel is er een paralyse van de gehele arm
Overige complicaties die beschreven worden
met soms ook een Hornersyndroom. Bij 9%
bij claviculafracturen na de neonatale leeftijd,
van de neonaten met een claviculafractuur is
zoals neurovasculaire schade en verworven
er comorbiditeit in de vorm van een plexus-
pseudoartrose, worden bij neonaten niet
brachialisletsel; deze combinatie heeft meestal
beschreven.6 Gezien het gunstige beloop is
een betere prognose dan plexusbrachialisletsel
follow-up niet noodzakelijk.
3
zonder claviculafractuur, omdat door de breuk minder druk heeft gestaan op de betreffende
Diagnose
zenuwen.6 Andere aandoeningen zoals epifysiolyse van de proximale humerus, humerus-
Waarde van klinisch onderzoek
schachtfractuur of schouderdislocatie
Postnataal lichamelijk onderzoek van pasgebo-
kunnen tekenen geven van pijn, zwelling
renen is om verschillende redenen van groot
en crepitaties aldaar.
belang. Hierbij wordt onder andere de clavicula
Wanneer er op basis van het lichamelijk
gepalpeerd. In een Amerikaanse studie van
onderzoek twijfel bestaat of de claviculafrac-
Reiners et al (2000)8 werd bij 24 neonaten met
tuur geïsoleerd is, of dat er uitgebreidere
een claviculafractuur de positief voorspellende
morbiditeit bestaat, is dit reden tot aanvul-
waarde van verschillende lichamelijke bevin-
lend onderzoek. Hierbij moet er rekening
dingen onderzocht (zie tabel 1); de gouden
mee worden gehouden dat bijvoorbeeld een
standaard voor de diagnose was de röntgen-
epifysiolyse lastig te beoordelen kan zijn op
foto en/of callusvorming. Zo heeft 80% van
een röntgenfoto, doordat de proximale epifyse
de neonaten met crepitus ter hoogte van de
nog niet of nauwelijks is verbeend.7 Met echo-
clavicula ook daadwerkelijk een claviculafrac-
grafie kan men wel de verplaatsing van de
tuur. Hoger nog zijn de positief voorspellende
kraakbenige epifyse zien.
waardes van 95% bij zwelling (ten gevolge van oedeem en/of hematomen) en 100% bij gevoe-
Behandeling
ligheid ter plaatse en standsafwijkingen.
De behandeling van een claviculafractuur
Waarde van aanvullend onderzoek
bestaat vooral uit uitleg aan de ouders en het
Aanvullende diagnostiek wordt in de praktijk
advies om het kind voorzichtig aan en uit te
voornamelijk verricht ter ondersteuning van
kleden. Voor comfort kan het mouwtje aan
de bevindingen bij lichamelijk onderzoek. Ook
de contralaterale kant worden vastgespeld
komt het voor dat de fractuur als (toevals)
met de elleboog in 90 graden flexie. Zo nodig
bevinding op een thoraxfoto wordt gevonden.1
kan men paracetamol als pijnstilling geven.
Het verrichten van aanvullend onderzoek ter
Gezien de snelle botheling, het kleine risico
screening zonder klinische symptomen, heeft
op complicaties en het weinig voorkomen
geen toegevoegde waarde.
van open claviculafracturen bij neonaten is
Het meest gebruikte aanvullende diagnosti-
chirurgisch ingrijpen voor een geïsoleerde
cum is de röntgenfoto (figuur 1), aangevraagd
claviculafractuur vrijwel nooit geïndiceerd.
2
na klinische verdenking op claviculafractuur. Hierbij wordt gelet op vormafwijkingen, zichtbare dislocatie, en afwijkende schouderstand.
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 48
01-09-15 13:57
WAT IS DE WAARDE VAN… 49
Diagnosticum
Positief voorspellende waarde
crepitus
80% (8/10)
standsafwijking
100% (2/2)
gevoeligheid
100% (1/1)
crepitus, standsafwijking en/of gevoeligheid
86% (11/13)
zwelling
95% (18/19) op elk tijdstip 100% (11/11) op dag 1 post partum
anderszins
91% (21/23)
Tabel 1 Bevindingen lichamelijk onderzoek.8
In de praktijk kan een fractuur soms gemas-
fractuur. Wanneer tijdens het lichamelijk
keerd zijn of juist ten onrechte gesuggereerd
onderzoek klinische verschijnselen zijn van een
worden door rotatie van de röntgenfoto. In
claviculafractuur zonder bijkomende symp-
het artikel van Reiners et al. (2000) wordt een
tomen, is de positief voorspellende waarde
sensitiviteit van 88% gesuggereerd voor het
hiervan dusdanig hoog dat dit voldoende is
detecteren van een claviculafractuur op een
om te concluderen dat er sprake is van een
röntgenfoto.8
claviculafractuur. Hierna kan men de ouders
Een minder bekend diagnosticum voor
geruststellen over het gunstige beloop, waarbij
het aantonen van een claviculafractuur is
meegedeeld kan worden dat er een zwelling
echografie. Echografische tekenen van een
zal ontstaan ter plaatse van de breuk. Tevens
claviculafractuur zijn: onderbreking of onregel-
kan men advies geven over comfort en voeding
matigheid van de echorijke cortex, afwijkingen
en zo nodig pijnstilling voorschrijven. Ook kan
van het periost, axiale deviatie van het bot en
registratie van een obstetrisch letsel soms nuttig
als extra kenmerk voor de claviculafractuur de
zijn in het geval er later twijfel over de oorzaak
veranderende positie van de botfragmenten
van de fractuur rijst, zoals kan voorkomen in
tijdens de ademhaling. In 93% van de clavicu-
het kader van kindermishandeling. Voor zowel
lafracturen zijn hematomen of een onregelma-
de asymptomatische fractuur (waar geen indi-
tige cortex te zien.9 In het artikel van Kayser et
catie bestaat om beeldvorming te verrichten) als
al. (2003)9 kon in alle 15 onderzochte gevallen
de symptomatische geïsoleerde fractuur (waar
van klinische verdenking een claviculafractuur
het lichamelijk onderzoek afdoende is), geldt dat
worden aangetoond middels echografie.
de röntgenfoto het beleid niet zal veranderen. Bovendien heeft het stellen van de diagnose,
Overweging
behoudens de mogelijkheid tot uitleg aan ouders, geen klinische consequenties. Echter, wanneer
Gezien het gunstige beloop en de uitermate
er twijfel bestaat over de diagnose en/of het
kleine kans op complicaties is het algemeen
bestaan van uitgebreidere morbiditeit, is er wel
geaccepteerd om een conservatief beleid te
een indicatie voor aanvullend beeldvormend
voeren bij een geïsoleerde neonatale clavicula
onderzoek met röntgenfoto’s en/of echografie.
Literatuur 1. Ahn ES, Jung MS, Lee YK, Ko SY, Shin SM, Hahn MH. Neonatal clavicular fracture: Recent 10 year study. Pediatr Int. 2014; Sep 9. [Epub ahead of print] 2. Shannon EG, Hart ES, Grottkau BE. Clavicle fractures in children: The essentials. Orthop Nurs. 2009;28(5):210-14. 3. Mavrogenis AF, Mitsiokapa EA, Kanellopoulos AD, Ruggieri P, Papagelopoulos PJ. Birth fracture of the clavicle. Adv Neonatal Care. 2011;11(5):328-31.
Figuur 1 Röntgenfoto van claviculafractuur.
Er zijn geen relaties met farmaceutische industrieën gemeld. De volledige literatuurlijst is beschikbaar op www.imago-nascholing.nl.
SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 49
01-09-15 13:57
50 CAPITA SELECTA
Stralingsrisico van computer tomografie bij kinderen Marcel Greuter
een volwassene tot 30 mSv bij een neonaat. Ter
Dr. M.J.W. Greuter, klinisch fysicus radiologie,
vergelijking, de natuurlijke achtergrondstraling
afdeling Radiologie, Universitair Medisch Centrum
in Nederland is ongeveer 2,5 mSv. Het belang-
Groningen
rijkste risico bij deze CT-doses is de kans op stralingsgeïnduceerde tumoren.
Computertomografie (CT) heeft de afgelopen
Om meer duidelijkheid te krijgen over het
decennia een sterke ontwikkeling doorge-
dosisrisico van CT-scans is er recentelijk een
maakt. Sinds de uitvinding van de CT in 1971
aantal grote populatiestudies uitgevoerd.2-4
is de spatiële en temporele resolutie sterk
Van een aantal studies zijn de resultaten nog
toegenomen. Met de moderne CT-scanners
niet bekend.5,6 De Engelse studie toont een drie
kan het volledige lichaam van de patiënt
keer verhoogde kans op intracraniale tumoren
worden afgebeeld met een isotrope resolutie
en leukemie bij kinderen en jongvolwassenen.2
van ongeveer 0,5 mm binnen enkele seconden.
De resultaten uit Australië tonen een verhoog-
Het gebruik van CT voor diagnostiek is dan ook
de kans van 20% en de studie uit Taiwan een
sterk toegenomen in de kliniek. In de Verenigde
verhoogde kans van 2,6.3,4
Staten worden jaarlijks 62 miljoen CT-scans
Een recente Franse studie onderzocht of er
uitgevoerd, waaronder 4 miljoen bij kinderen.1
bij dergelijke studies mogelijk sprake is van
Afhankelijk van de specifieke scantechniek is
predisponerende factoren voor CNS-tumoren
de dosis van een CT-scan ongeveer 15 mSv voor
zoals genetische en immuunsysteemdefecten die niet zijn meegenomen in het onderzoek, maar mogelijk wel de resultaten beïnvloeden.7
Literatuur
In hun onderzoek onder ruim 67.000 kinderen
1. Brenner DJ, Hall EJ. Computed Tomography – An increasing source of radiation exposure. N Engl J Med 2007;357:2277-84. 2. Pearce MS, Salotti JA, Little MP, McHugh K, Lee C, Kim KP, et al. Radiation exposure from CT scans in childhood and subsequent risk of leukaemia and brain tumours: a retrospective cohort study. Lancet 2012;380:499-505. 3. Mathews JD, Forsythe AV, Brady Z, Butler MW, Goergen SK, Byrnes GB, et al. Cancer risk in 680,000 people exposed to computed tomography scans in childhood or adolescence: data linkage study of 11 million Australians. BMJ 2013;346:f2360. 4. Huang WY, Muo CH, Lin CY, Jen YM, Yang MH, Lin JC, et al. Paediatric head CT scan and subsequent risk of malignancy and benign brain tumour: a nation-wide population-based cohort study. Br J Cancer 2014;110:2354-60. 5. Krille L, Zeeb H, Jahnen A, Mildenberger P, Seidenbusch M, Schneider K, et al. Computed tomographies and cancer risk in children: a literature overview of CT practices, risk estimations and an epidemiologic cohort study proposal. Radiat Environ Biophys 2012;51:103-11. 6. Meulepas JM, Ronckers CM, Smets AM, Nievelstein RA, Jahnen A, Lee C, et al. Leukemia and brain tumors among children after radiation exposure from CT scans: design and methodological opportunities of the Dutch Pediatric CT Study. Eur J Epidemiol 2014;29:293-301. 7. Journy N, Rehel J-L, Ducou Le Pointe H, Lee C, Brisse H, Chateil J-F, et al. Are the studies on cancer risk from CT scans biased by indication? Elements of answer from a large-scale cohort study in France. Br J Cancer 2015;112:185-93.
die een CT-scan hebben gehad voor het 10e levensjaar, werden 27 tumoren van het centrale zenuwstelsel, 25 gevallen van leukemie en 21 lymfomen vastgesteld. Bij 32% van de kinderen was echter sprake van dergelijke factoren. Wanneer hiervoor wordt gecorrigeerd, wordt het risico van tumorinductie ten gevolge van CT-scans zo ver gereduceerd dat er geen significant effect meer is. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat bij het bepalen van de rechtvaardiging van een CT-onderzoek bij kinderen het risico van tumorinductie zeker meegenomen moet worden, maar dat gecorrigeerd moet worden voor eventueel aanwezige defecten om overschatting van het risico te voorkomen.
Financiële banden: geen.
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 50
01-09-15 13:57
CAPITA SELECTA
51
Waarde van MRI bij vroegdetectie van reumatoïde artritis Matthieu Rutten
meest pijnlijke zijde gescand, en indien de
Dr. M.J.C.M. Rutten, radioloog, Jeroen Bosch
klachten zich symmetrisch presenteerden werd
Ziekenhuis, ’s-Hertogenbosch
de dominante zijde gescand. Er werd gebruik gemaakt van een MSK Extreme 1.5T extremity MR imaging system (General Electric) met
Het is van belang om reumatoïde artritis (RA)
een 145 mm coil voor de voet en een 100 mm
in een vroeg stadium op te sporen, omdat de
coil voor de hand. De voet werd gescand met
clinical outcome beter is indien eerder met agres-
T1 FSE- en T2 FSE FS-sequenties vóór intrave-
sieve therapie wordt gestart. Het probleem
neuze toediening van gadolinium en de hand
is echter dat RA in een vroeg stadium moet
vóór contrasttoediening met T1 FSE- (coronaal
worden onderscheiden van andere vormen
(TR/TE 650/17ms, acquisition matrix 388 × 88,
van artritis. De European League Against
ETL 2) en T2 FSE FS-sequenties (coronaal TR/
Rheumatism (EULAR) taskforce suggereerde
TE 3000/61.8ms, acquisition matrix 300×224,
onlangs dat MRI de zekerheid van de diagnose
ETL 7). Na intraveneuze toediening van gado-
RA kan verbeteren. Omdat deze aanbeveling
linium (gadoteric acid, Guerbet, 0,1 mmol/kg)
kan leiden tot een aanzienlijke toename van
werden T1 FSE FS- (coronaal, TR/TE 650/17 ms,
het aantal MRI-onderzoeken, is validering van
acquisition matrix 364×224, ETL 2) en T1 FSE
deze bewering vereist.
FS- (axiaal, TR/TE 570/7 ms, acquisition matrix
1
320×192, ETL 2) sequenties vervaardigd. Onlangs publiceerden Stomp et al. de resul-
Twee personen beoordeelden de beelden
taten van een grote crosssectionele studie.2
onafhankelijk van elkaar volgens de door
Zij onderzochten 179 patiënten met artritis in
de Outcome Measures in Rheumatology
een vroeg stadium (mediane symptoomduur
Clinical Trials (OMERACT)-groep opgestelde
15,4 weken) met een 1,5 Tesla MRI. Van alle
Rheumatoid Arthritis Magnetic Resonance
patiënten werd de hand (pols en metacar-
Imaging Scoring (RAMRIS)-criteria.3 De 1987
pophalangeale gewrichten) en de voorvoet
American College of Rheumatology (ACR) crite-
(metatarsophlangeale gewrichten) van de
ria voor RA en de 2010 ACR / EULAR criteria
Figuur 1. RAMRIS-scores voor de verschillende MRI-kenmerken per groep van diagnoses. Horizontale lijnen geven mediane waarden. Totaal RAMRIS: som van synovitis, tenosynovitis, BME, en erosiescores. RA: reumatoïde artritis; UA: ongedifferentieerde artritis; OA: inflammatoire artrose; PsA: artritis psoriatica; Other: ande re reumatische diagnoses waaronder reactieve artritis (n = 6), spondylarthropathie (n = 3), jicht (n = 2), pseudo-jicht (n=1), palindromische artritis (n = 1), paramaligne artritis (n = 1), ziekte van Lyme (n = 1), systemische lupus erythe matosus (n = 1), remissie seronegatieve symmetrische synovitis met pitting oedeem (n = 1), sarcoïdose (n=1), en niet-gespecificeerde andere artritiden (n = 3); RAMRIS: Rheumatoïd Arthritis Magnetic Resonance Imaging Scores; BME: beenmergoedeem.
SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 51
01-09-15 13:57
52 CAPITA SELECTA
werden gebruikt als uitkomstmaat.4,5 Analyses werden gestratificeerd voor eiwitantilichamen
Literatuur
(Anticitrullinated protein antibodies (ACPA)).
1. Colebatch AN, Edwards CJ, Østergaard M, van der Heijde D, Balint PV, D’Agostino MA, et al. EULAR recommendations for the use of imaging of the joints in the clinical management of rheumatoid arthritis. Ann Rheum Dis 2013;72:804-14. 2. Stomp W, Krabben A, van der Heijde D, Huizinga TW, Bloem JL, van der Helm-van Mil AH, et al. Are rheumatoid arthritis patients discernible from other early arthritis patients using 1.5T extremity magnetic resonance imaging? A large crosssectional study. J Rheumatol 2014;41:1630-7. 3. Østergaard M, Edmonds J, McQueen F, Peterfy C, Lassere M, Ejbjerg B, et al. An introduction to the EULAR-OMERACT rheumatoid arthritis MRI reference image atlas. Ann Rheum Dis 2005;64 Suppl 1:i3-7. 4. 1987 American College of Rheumatology (ACR) criteria. Te raadplegen op: https://www.rheumatology.org/practice/clinical/ classification/ra/ra.asp 5. 2010 ACR / EULAR criteria. Te raadplegen op: https://www.rheumatology.org/practice/clinical/ classification/ra/ra_2010.asp
De onderzoekers constateerden met de ACRcriteria bij 43 patiënten (24,0%) RA. Patiënten met RA toonden op MRI meer tekenen van ontsteking (synovitis, tenosynovitis) en beenmergoedeem (BME) dan patiënten zonder RA (figuur 1). ACPA-positieve patiënten hadden meer BME dan ACPA-negatieve patiënten. Voor alle MRI-kenmerken bleek echter dat de voorspellende waarde voor de aanwezigheid van RA laag is (<50%) (Area Under the Curve (AUC) <70).2 De resultaten van de studie van Stomp et al. tonen aan dat met MRI, gebruikmakend van de RAMRIS-criteria, niet nauwkeurig onderscheid kan worden gemaakt tussen RA en andere vormen van vroege artritis, in tegenstelling tot de suggestie van de EULAR taskforce.
Financiële banden: geen.
Cone Beam CT bij kaakchirurgische verwijdering verstandskiezen Reinier Hoogeveen R.C. Hoogeveen, tandarts, afdeling Orale en Maxillofaciale Radiologie, Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam ACTA
In de kaakchirurgie neemt het verwijderen van mandibulaire verstandskiezen (M3) een belangrijke plaats in. Een pre-operatieve inschatting van de ligging van de M3 wordt traditioneel gedaan met een orthopantomogram. Deze panoramische opname geeft een indruk van wortelvormen en van de relatie van de M3 tot de canalis mandibularis (figuur 1).
Figuur 1. Panoramaopname met geretineerde linker en rechter mandibulaire verstandskiezen. Beide elementen hebben een nauwe relatie met de canalis mandibularis. Bij voorgenomen chirurgische verwijdering van deze elemen ten is volgens de Europese Richtlijnen aanvullende diagnostiek met CBCT gerechtvaardigd.
IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 52
01-09-15 13:57
CAPITA SELECTA
Figuur 2a. CBCT-opname van de rechter onder
Figuur 2b. Zelfde verstandskies als figuur 2a op
verstandskies in laterale sagittale snede. Er is een deviatie en een vernauwing van de canalis mandibularis ter plaatse van de wortelpunt waarneembaar (andere patiënt dan figuur 1; volume 40x40mm, 90kV, 4mA, 9 sec, 180o, thickness 1mm).
coronale snede. De wortels van de M3 omvatten de canalis mandibularis met direct contact met de corticale begrenzing van de canalis.
Beschadiging van de in dit kanaal verlopende
In de groep met alleen de panoramaopna-
nervus alveolaris inferior (NAI) gedurende de
men traden bij 3,9% sensorische nabezwaren
chirurgische verwijdering kan tijdelijke of blij-
op, in de CBCT-groep bij 1,5%. Alle genoemde
vende dysesthesie van onderlip en kin geven.
complicaties kwamen bij de CBCT-groep in
De richtlijnen stellen dat wanneer op de pano-
een lager percentage voor. Dit bleken echter
ramaopname een nauwe relatie wordt vermoed
geen statistisch significante verschillen te
tussen verstandskies en NAI en chirurgische
zijn. De auteurs beschrijven in hun discussie
verwijdering van deze verstandskies is geïndi-
dat, bij het gevonden verschil in complicaties,
ceerd, er een indicatie is voor een driedimensi-
significantie zou kunnen worden aangetoond
onale opname met een Cone Beam CT (CBCT)
wanneer de patiëntengroepen circa zes keer
(figuur 2).1
groter zouden zijn. Zo blijft het gevoel hangen
53
dat CBCT mogelijk wel waardevolle diagnostiek De vraag is of deze aanvullende diagnostiek
is voor de patiënt, maar dat de schaal van het
een betere uitkomst voor de patiënt oplevert.
onderzoek onvoldoende was.
Om dat te onderzoeken werd door Guerrero et al. een gerandomiseerde gecontroleerde studie gedaan in Leuven en Lima.2 Postoperatieve
Literatuur
complicaties zoals dysesthesie, nabloeding,
1. European Commission. Radiation protection 172. Evidence based guidelines on cone beam CT for dental and maxillofacial radiology. Luxembourg: Office for Official Publications of the European Communities. 2012. 2. Guerrero ME, Botetano R, Beltran J, Horner K, Jacobs R. Can preoperative imaging help to predict postoperative outcome after wisdom tooth removal? A randomized controlled trial using panoramic radiography versus cone-beam CT. Clin Oral Investig 2014;18:335-42.
wondontsteking, zwelling, trismus en bloed uitstortingen werden geregistreerd bij twee groepen patiënten. Bij beide groepen werd een mandibulaire M3-verwijdering uitgevoerd die risico voor de NAI inhield. Bij de ene groep had de kaakchirurg beschikking over CBCT-beelden van de M3 en omgeving (n=126), in de andere groep alleen de panoramaopname (n=130).
SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 53
01-09-15 13:57
54 CAPITA SELECTA
Verdenking urolithiasis op de SEH - Röntgenstralen of geluid? Maeke Scheerder, Ludo Beenen
diagnostische accuratesse voor urolithiasis. Na
M.J. Scheerder, radioloog/Fellow Emergency and
zes maanden was de gemiddelde totale stra-
Trauma Radiology, Vancouver General Hospital,
lingsbelasting significant lager in de primaire-
Canada
echografiegroepen (groep 1: 10,1 mSv, groep 2:
L.F.M. Beenen, radioloog, Academisch Medisch
9,3 mSv) dan in de primaire-CT-groep (groep 3:
Centrum, Amsterdam
17,2 mSv; p< 0,001). Opgemerkt kan worden, dat met moderne CT-techniek en een specifiek low dose niersteenprotocol nu een substantieel
Ondanks een toenemende incidentie van nier-
lagere dosis bereikt kan worden dan de gerap-
stenen bestaat er wereldwijd geen consensus
porteerde mSv. De kosteneffectiviteit zal in een
over de initiële beeldvorming bij verdenking op
aparte publicatie gepresenteerd worden.
nierstenen: echo of CT. In een pragmatische, multicentrische studie werden in de Verenigde
De sterke punten van deze studie zijn de groot-
Staten tussen oktober 2011 en februari 2013 in
te en de multicentrische opzet. De gehanteerde
totaal 2759 volwassen patiënten met verden-
gouden standaard (door patiënt gerapporteerde
king nierstenen op de afdeling Spoedeisende
lozing of chirurgische verwijdering van stenen)
Hulp (SEH) gerandomiseerd om het effect
en het niet kunnen blinderen van onderzoe-
van verschillende diagnostische strategieën
kers, patiënten en aanvragers voor het inclu-
te beoordelen: 1. primair echografie door een
deren van patiënten in een studiegroep, zijn
getrainde SEH-arts, 2. primair echografie op de
beperkingen. Deze onderzoeksgroep conclu-
afdeling radiologie, of 3. blanco CT abdomen
deerde dat initiële echo geassocieerd is met
volgens lokaal protocol.1 Aanvullende radio-
lagere cumulatieve stralingsbelasting dan initi-
logische onderzoeken konden aangevraagd
ële CT, zonder dat er significant verschil is met
worden afhankelijk van kliniek en radiolo-
betrekking tot hoog-risicodiagnoses, pijnscores,
gische bevindingen. De primaire uitkomst
hospitalisaties en terugkerend SEH-bezoek.
was de 30-dagenincidentie van hoog-risico-
Dit sluit voor de Nederlandse situatie goed
diagnoses met complicaties gerelateerd aan
aan bij de huidige strategie van de acute buik,
gemiste of vertraagde diagnose (onder andere
bijvoorbeeld voor vermoeden acute appendici-
aortaruptuur of -dissectie, sepsis, abdomi-
tis: eerst echo, en vervolgens naar CT abdomen
naal abces, darmischemie, pyelonefritis), en
op indicatie.
stralingsexpositie. Ondanks dat de sensitiviteit van CT hoger was
Literatuur
dan van echo, had dit relatief weinig klinische
1. Smith-Bindman R, Aubin C, Bailitz J, Bengiamin RN, Camargo CA Jr, Corbo J, et al. Ultrasonography versus computed tomography for suspected nephrolithiasis. N Engl J Med 2014;371:1100-10. 2. Westphalen AC, Hsai RY, Maselli JH, Wang R, Gonzales R. Radiological imaging of patients with suspected urinary tract stones: national trends, diagnosis and predictors. Acad Emerg Med 2011;18:699-707. 3. Dalziel PJ, Noble VE. Bedside ultrasound and the assessment of renal colic: a review. Emerg Med J 2013;30:3-8.
consequenties.
2,3
De incidentie van hoog-risico-
diagnoses met complicaties in de eerste dertig dagen was laag (0,4%) en varieerde niet per diagnostische strategie. De pijnscores waren voor alle groepen na zeven dagen gemiddeld 2 uit 10. Ook was er geen significant verschil in de andere secundaire uitkomsten zoals ernstige (gerelateerde) complicaties, terug kerende SEH-bezoeken, ziekenhuisopname en IMAGO • SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 54
01-09-15 13:57
CAPITA SELECTA
55
Longnodule: update in de evaluatie Lya van Die
Fleischner Society adviseert hiervoor gebruik te
C.E. van Die, radioloog, Havenziekenhuis,
maken van management-algoritmen.2,3
Rotterdam
Solide nodulen Bij solide nodulen is de kans op maligniteit In het artikel van Truong et al. wordt de huidige
groter wanneer er risicofactoren aanwezig zijn,
kennis over longnodulen op een overzichte-
zoals een hogere leeftijd, roken (actueel of in
lijke manier samengevat met hierbij handige
het verleden) of een maligniteit (long of elders)
flowcharts en tabellen.1 Door het toegenomen
in de voorgeschiedenis.
gebruik van de MDCT neemt de detectie van
Bij detectie van een nodule wordt geadvi-
solide en subsolide longnodulen toe. Subsolide
seerd te vergelijken met eerder onderzoek. Is
nodulen vertonen een dichtheid van ground-
de laesie minstens twee jaar onveranderd in
glass, met of zonder een solide component.
grootte en aspect of bij een benigne calcificatie
Hoewel de meeste nodulen benigne zijn, is het
patroon, dan is follow-up niet noodzakelijk.
belangrijk om maligne en benigne laesies van
Bij nodulen < 4 mm is de kans op een maligni-
elkaar te onderscheiden (tabel 1, tabel 2). De
teit < 1% bij laag-risicopatiënten en is follow-up
Tabel 1. Differentiaaldiagnose solide longnodulen. Maligne
primair, metastase
Benigne malformatie
hamartoom, AV malformatie
Infectieus
granuloom, ronde pneumonie, abces, septische embolie
Niet-infectieus
amyloidoom, lymfklier, reumanodule, infarct
Congenitaal
sequester, bronchogene cyste, bronchusatresie met mucusimpactie
Tabel 2. Differentiaaldiagnose persisterende subsolide longnodulen Maligne
Adenocarcinoom, inclusief pre-invasieve laesies, zoals atypische adenomateuze hyperplasie (AAH), adenocarcinoma in situ (AIS), metastasen van melanoom, niercelcarcinoom, adenocarcinoom van het pancreas, mamma en gastro-intestinaal, lymfoproliferatieve aandoening
Benigne
Organiserende pneumonie, focale interstitiële fibrose, endometriose
Tabel 3. Advies voor follow-up van patiënten met een solide nodule (Fleischner Society). Risicofactor Grootte nodule
Laag risico
Hoog risico
< 4 mm
geen
12 maanden
5-6 mm
12 maanden
6-12 maanden en 18-24 maanden
7-8 mm
6-12, 18-24 maanden
3-6, 9-12, 24 maanden
> 8 mm
3, 9 en 24 maanden of PET-CT, biopt
3, 9 en 24 maanden, of PET-CT, biopt
Laag risico: geen risicofactoren (roken, maligniteit in voorgeschiedenis)
SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 55
01-09-15 13:57
56 CAPITA SELECTA
Tabel 4. Management van subsolide nodulen (Fleischner Society). Grootte nodule
Advies
< 5 mm
geen follow-up
> 5 mm
follow-up na drie maanden, daarna jaarlijks voor minstens drie jaar
PSN
follow-up na drie maanden Als solide component < 5 mm: jaarlijkse follow-up (minimaal drie jaar) Als solide component > 5 mm: biopsie/resectie
PSN = partly solid nodule. Tabel 5. Classificatie van niet-mucineuze vormen van adenocarcinoom. 2011: Classificatie
CT
Atypische adenomateuze hyperplasie (AAH)
Ground glass
Adenocarcinoma in situ (AIS)
Ground glass met eventueel solide component
Minimally invasive adenocarcinoma (MIA)
Ground glass, gedeeltelijk solide
Lepidisch predominant adenocarcinoom
Gedeeltelijk solide, solide
Invasief adenocarcinoom
Gedeeltelijk solide, solide nodule
niet noodzakelijk. Bij nodulen met een grootte
FDG-PET heeft een hoge sensitiviteit en speci-
van 5-8 mm wordt follow-up geadviseerd waar-
ficiteit voor solide nodulen met een diameter
bij de frequentie afhangt van de grootte van
groter dan 1 cm, PET heeft daarentegen een
de laesie en het klinische risico. Voor nodulen
lage sensitiviteit en specificiteit bij subsolide
groter dan 8 mm wordt het advies bepaald
nodulen en voor subsolide nodulen heeft PET
door klinische en morfologische risicofactoren
geen aanvullende waarde.
(Tabel 3). De beschreven evidence-based aanbevelingen
Subsolide nodulen
zijn behulpzaam in de klinische praktijk en
Bij subsolide nodulen (SSN) wordt follow-up
deze managementalgoritmen zullen zich
na drie maanden geadviseerd, omdat nodulen
verder ontwikkelen wanneer de data uit de
met een infectieuze of inflammatoire oorzaak
verschillende longkankerscreeningsstudies
in deze periode afnemen. Bij subsolide nodulen
verder geanalyseerd zijn.
spelen de eerdergenoemde risicofactoren geen rol, omdat de incidentie van adenocarcinomen van de long bij jongere en niet rokende
Literatuur
patiĂŤnten is toegenomen. Een persisterende
1. Truong MT, Ko JP, Rossi SE, Rossi I, Viswanathan C, Bruzzi JF, et al. Update in the evaluation of the solitary pulmonary nodule. Radiographics 2014;34:1658-79. 2. Naidich DP, Bankier AA, MacMahon H, Schaefer-Prokop CM, Pistolesi M, Goo JM, et al. Recommendations for the management of subsolid pulmonary nodules detected at CT: a statement from the Fleischner Society. Radiology 2013;266:304-17. 3. MacMahon H, Austin JH, Gamsu G, Herold CJ, Jett JR, Naidich DP, et al. Guidelines for management of small pulmonary nodules detected on CT scans: a statement from the Fleischner Society. Radiology 2005;237: 395-400.
SSN kleiner dan 5 mm berust op een atypische adenomateuze hyperplasie (AAH) en behoeft volgens de Fleischner Society geen follow-up. Bij laesies > 5 mm is follow-up noodzakelijk (Tabel 4). Een SSN > 10 mm wordt beschouwd als een adenocarcinoma in situ (AIS) of invasief adenocarcinoom (Tabel 5). Groei van een SSN manifesteert zich door toename in grootte of densiteit, het ontstaan van een solide component of toename in grootte van een solide component. Voor solide nodulen pleiten aankleuring met minder dan 15 HU op CT en een lage FDG-opname op PET tegen maligniteit.
IMAGO â&#x20AC;˘ SEPTEMBER 2015
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 56
01-09-15 13:57