Medische Innovatie & Technologie (MIT) 2016-6

Page 1

www.mit-online.nl

NIPT-test in België

Percutane hartpomp

Mogelijke privacy­schending door testbedrijf

Pomp buiten lichaam is backuphart tijdens d ­ otteren

pagina 3

pagina

9

●  jaargang

2

● nummer

6

● december

Kind met femurfractuur

Marktgeluiden

pagina 10

pagina 13

Was het een ongeluk?

2016

GE Healthcare blikt terug en ­vooruit op nucleaire geneeskunde

“Perioperatief specialisten moeten meer samenwerken” ademdepressies enorm, zeker bij ouderen.” Ondanks de grote risico’s die aan ademdepressies kleven, moeten artsen de andere bijwerkingen van anesthesie niet vergeten, benadrukt Dahan. Ook lang misselijk blijven kan veel ongemak veroorzaken. “Of een oudere patiënt wordt wakker, is duizelig, valt en breekt een heup. Dat vind ik niet minder erg dan een ademdepressie.” Het is van belang bijwerkingen voor de patiënt op waarde te schatten en al die factoren mee te nemen in de beoordeling van middelen. De anesthesiologie richt zich tegenwoordig vooral op het verbeteren van concepten als patiënt­ uitkomst, fitheid na de operatie en sneller naar huis kunnen. Samenwerking tussen de perioperatief specialisten is hiervoor essentieel, vindt de Leidse hoogleraar. “Vakoverstijgend kun je van elkaar le-

ren. Waar twee vakgebieden elkaar raken, ontstaan de interessantste onderzoeksvragen. Van samenwerking worden we zelf beter én het komt de kwaliteit van zorg ten goede.” Verder in deze editie een bekend dilemma op de spoedeisende hulp:

“Schat de bijwerkingen op waarde voor de patiënt” een kind komt binnen met een femurfractuur en de vraag is of het trauma accidenteel of toegebracht is. Aan de hand van drie c ­ asus met uitgebreide radiologische evaluatie wordt deze problematiek in beeld gebracht. Was het een ongelukje? U leest het op pagina 10-11. ●

De perioperatieve screening van patiënten is sterk verbeterd volgens prof. dr. Albert Dahan, hoogleraar Anesthesiologie aan het LUMC. “De patiënten die we opereren zijn veel ouder en zwakker dan tien jaar geleden, maar het is nog net zo veilig om anesthesie te krijgen.” (FOTO: MEREL WAAGMEESTER)

VAN DE REDACTIE LEIDEN Jaarlijks overlijden zestienduizend Amerikanen door misbruik van voorgeschreven opiaten. Deze schokkende cijfers zijn prof. dr. Albert Dahan, hoogleraar Anesthesiologie aan het Leids Universi-

tair Medisch Centrum, een doorn in het oog. Als een van de weinigen in Nederland richt de hoogleraar zich met zijn onderzoeksgroep op de (patho)fysiologie van ademregulatie. De sterke invloed van opiaten op de ademhaling is een terugkerend thema in het interview

op pagina 6-9. Zeker ook in combinatie met andere middelen, een link die tot verbazing van ­Dahan bij p ­ atiënten weinig bekend is. “Er zijn heel veel mensen die – je verzint het niet – hun pijnstillers innemen met een glas whisky! Die combinatie verhoogt het risico op

Inspectiegegevens voortaan openbaar DEN HAAG Rapporten van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) kunnen voortaan actief openbaar worden gemaakt. De Eerste Kamer heeft een wijziging van de ­

“Pure winst voor de consument” - minister Schippers (VWS) Gezondheidswet die dit mogelijk maakt goedgekeurd. ­ Minister Schippers van VWS noemt de ­wijziging “pure winst voor de consument.” Door de wetswijziging wordt

het eenvoudiger resultaten openbaar te maken. In een algemene maatregel van bestuur zal worden aangegeven welke inspectieresultaten openbaar moeten worden gemaakt. Ook de Jeugdwet is gewijzigd zodat de Inspectie Jeugdzorg resultaten actief kan openbaren. Bij rapporten naar aanleiding van een melding of calamiteit in de zorg zal de informatie niet herleidbaar zijn naar individuele personen. Minister Schippers is tevreden dat de door haar voorgedragen wetswijziging is doorgevoerd. “Mensen kunnen straks beter zien (..) wat de inspectieresultaten zijn bij instellingen in de (jeugd)zorg.

Goede informatie en transparantie zijn belangrijk voor het maken van bewuste keuzes. En het is tegelijkertijd een prikkel voor bedrijven en zorgverleners om ervan te leren en zich te verbeteren.” De wijziging geldt niet alleen voor (jeugd)zorginstellingen: ook de inspectieresultaten van bijvoorbeeld horecagelegenheden of bedrijven waar voedsel wordt verwerkt kunnen nu openbaar worden gemaakt. In de komende drie tot vijf jaar zullen steeds meer inspectie­ trajecten worden toegevoegd, zo maakt het ministerie ­bekend. (bron: Skipr) ●

Actueel assortiment medische vakinformatie

Eindejaarsaanbieding! Korting op alle Engelstalige titels (t/m 31 december)

Geneeskundeboek.nl • T 088 2001900


Introducing the ZOLL AED 3 BLS ™

Finally, the AED for first responders: • CPR guided by ZOLL’s CPR Dashboard™

and high-resolution ECG display

• Clearly visible upright screen • Pre-shock pause of only 8 seconds • Pediatric rescue at the push of a button • Data-driven, performance-focused

RescueNet® CaseReview debriefing

The ZOLL AED 3 BLS. For first responders. For more information, please visit www.zoll.com/aed3. ZOLL AED 3 is not available for sale in the United States or Canada. The product has not received regulatory clearance/approval by the Food and Drug Administration or Health Canada. ©2016 ZOLL Medical Corporation. All rights reserved. CPR Dashboard, RescueNet, ZOLL, and ZOLL AED 3 are trademarks or registered trademarks of ZOLL Medical Corporation in the United States and/or other countries.

MCN PP 1603 0162-05v


Binnenlands nieuws 3

MEDISCHE INNOVATIE EN TECHNOLOGIE DECEMBER 2016

3D-print helpt chirurgen bij Kabinet wil opheldering België over NIPT complexe operaties TILBURG De traumachirurgen van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis (ETZ) hebben een 3D-printer in gebruik genomen. Met de printer worden kopieën van botten, gewrichten en organen gemaakt, zodat complexe ingrepen beter kunnen worden voorbereid. De kunststof modellen bieden de specialisten een duidelijker en preciezer beeld van het aangedane lichaamsdeel dan valt op te maken uit een CT-scan. Het 3D-model wordt met geavanceerde software ontworpen op basis van met CT-scan gemaakte röntgenbeelden van een patiënt en vervolgens geprint. “De 3D-modellen bieden mij als traumachirurg veel meer informatie,” zegt trauma­ chirurg Mike Bemelman van het ETZ. “Ik kan in één oogopslag zien waar de breuk precies ligt en hoe ik die het beste kan behandelen. Zelfs kleine breukjes die je op een beeldscherm gemakkelijk over het hoofd ziet, worden nu beter zichtbaar. Dat biedt grote voordelen in vergelijking met een CTscan, waarbij je beeldje voor beeldje de breuk moet analyseren.” Bemelman gebruikt de 3D-prints voor het maken van een operatieplan. “Door met een pen cijfers op de 3D-print te zetten weet ik in welke volgorde ik moet opereren. Bovendien kunnen we nu al vóór de operatie de metalen platen buigen en de schroeven precies op lengte maken. We hebben daardoor minder tijd nodig voor een operatie.” Om te meerwaarde van de 3D-printer te onderzoeken, is Lars Brouwers, arts-onderzoeker bij Netwerk Acute Zorg Brabant (NAZB), onlangs gestart met een studie. Diverse casus worden voorgelegd aan ervaren traumachi-

rurgen, soms met een CT-scan, soms met een 3D-geprint model; zo worden de verschillen onderzocht. Brouwers: “We verwachten dat we met een 3D-geprint model complexe breuken beter kunnen classificeren en behandelen. Ook denken we dat een 3D-model jonge artsen kan helpen in het snel onder de knie krijgen van lastige operatietechnieken. We hopen dat met dit onderzoek te kunnen aantonen.” Ook het Maastricht UMC+ gebruikt sinds kort de 3D-printer voor de planning van een behandeling. Op de afdeling hartchirurgie worden patiënt-specifieke modellen van de mitralisklep geprint, zodat de chirurg de meest optimale behandeling kan kiezen. De geprinte klep wordt gecombineerd met een speciaal voor dit type ingreep ontwikkelde simulator, waarin de operatie al kan worden uitgevoerd zonder dat er een patiënt aan te pas komt. Volgens de Maastrichtse hartchirurg Peyman Sardari Nia vormen de 3D-geprinte hartklep en de simulator een bijzondere vorm van personalized medicine. “We plannen de ingreep op basis van de unieke structuur van de hartklep van de patiënt. Zo komen we niet voor verrassingen te staan op de operatiekamer. Uiteindelijk leidt dat tot effectieve procedures met waarborging van de patiëntveiligheid.” Inmiddels wordt de simulator ook ingezet als trainingsmiddel voor de ingreep en komen chirurgen van over de hele wereld oefenen met de simulator en de 3D-geprinte hartkleppen. Op onze website is een video-impressie van de simulator te zien. (bron: ETZ/MUMC) ●

Traumachirurg Mike Bemelman (l.) en arts-onderzoeker Lars Brouwers tonen bij de 3D-printer enkele kunststof modellen. (FOTO: ETZ FOTOGRAFIE & FILM/MARIA VAN DER HEYDEN)

MC Slotervaart krijgt aanwijzing van IGZ voor operaties AMSTERDAM Het MC Slotervaart heeft een aanwijzing gekregen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Het operatief proces in het Amsterdamse ziekenhuis kent tekortkomingen die ernstige gevolgen kunnen hebben voor de patiëntveiligheid, zo stelt de IGZ in een rapport. Bij inspectiebezoeken bleek dat medewerkers niet of niet goed registreren of de artsen de stopmomenten hebben uitgevoerd: de welbekende time outs rondom de

operatie om te checken of alles volgens de regels verloopt en er geen vergissingen zijn gemaakt. Ook de patiëntoverdracht moet worden verbeterd, stelt de inspectie in haar rapport. De overdracht van verpleegkundigen van de verpleegafdeling naar medewerkers op de voorbereidingsruimte kan beter, net als de overdracht van patiënten na de operaties.

Lees verder op pagina 4

DEN HAAG Minister Schippers (VWS) wil opheldering over de mogelijke privacyschending door het Belgische bedrijf Gendia, dat bij Nederlandse zwangere vrouwen de NIPT-test uitvoert. BNR-radio ontdekte dat Gendia vrouwen die bij de NIPT-test aangeven dat er kanker in de familie voorkomt, later benadert voor een preventieve kankerscreening van 359 euro. Zwangeren in Nederland die de NIPT-test voor prenatale screening willen laten uitvoeren, maar geen verhoogd risico hebben, kunnen hiervoor uitwijken naar België. Ziekenhuizen hebben hiervoor vaak vaste samenwerkingen met Belgische laboratoria, zoals Gendia. Vanaf 1 april 2017 mogen ook N ­ ederlandse laboratoria de test aanbieden.

Schippers vraagt zich af of het bedrijf Gendia, dat Nederlandse vrouwen die de NIPT-test ondergingen later opnieuw andere onder­ zoeken aanbood, geen Belgische of Europese wetgeving ­ heeft geschonden. De minister heeft de Nederlandse toezicht­ houder op de privacy gevraagd om voor tekst en uitleg aan te kloppen bij zijn Belgische tegenhanger. Schippers zegt niets te begrijpen van het verweer van de Belgische autoriteiten dat Gendia een privékliniek is. “In Nederland valt iedereen die bepaalde behandelingen uitvoert gewoon onder de wet.” Directeur Patrick Willems van Gendia zegt dat het zijn plicht is als klinisch geneticus om de vrouwen

op de risico’s en de kankertest te wijzen. Hij ontkent dat hier sprake is van koppelverkoop of het schenden van medische privacygegevens. Het zou gaan om een followup brief, waarbij op geen enkele manier de Belgische of Europese wetgeving is geschonden. In ieder geval heeft het ­Amsterdamse ziekenhuis OLVG de samenwerking met het Belgische bedrijf gestaakt als reactie op de berichten van BNR. Het ziekenhuis biedt geen NIPT-test meer aan tot deze in april 2017 in Nederland mag worden uitgevoerd. Minister Schippers adviseert andere ziekenhuizen die nog wel samenwerken met Gendia, hun patiënten goed te informeren. (bron: Skipr/BNR) ●

Monitor aan SEH-bed toont wachttijd patiënt DEVENTER Het Deventer Ziekenhuis heeft monitors aan de bedden op de Spoedeisende Hulp geplaatst waarop patiënten kunnen zien hoelang zij moeten wachten op behandeling door een arts. Hiermee wil het ziekenhuis tegemoet komen aan de behoefte van patiënten om meer duidelijkheid te krijgen over hun wachttijd. Het systeem is een primeur voor Nederland. De monitors, die sinds deze week in alle 23 behandelkamers op de afdeling in gebruik zijn, geven aan hoeveel patiënten een arts in behandeling heeft, wat de gemiddelde wachttijd is, hoeveel behandelkamers in gebruik zijn en hoelang een patiënt zelf aanwezig is. De informatie wordt elke minuut ververst. Artsen en verpleegkundigen hoeven hiervoor geen extra gegevens te registreren; er wordt gebruikgemaakt van gegevens uit het digitale afdelingssysteem. Zo wordt bijvoorbeeld opgeteld hoeveel patiënten een arts in behandeling heeft, en verandert de wachttijd automatisch als er een

patiënt binnenkomt die in een levensbedreigende situatie verkeert en voorrang krijgt. SEH-arts Minke Twijnstra licht toe: “We willen transparant zijn over wat we doen en inzichtelijk maken hoe druk het soms is. We hopen dat hierdoor het begrip voor wachten groeit.” De beleving van wachttijden speelt een grote rol in de tevredenheid van spoedpatiënten, zo blijkt uit buitenlands

(FOTO: DEVENTER ZIEKENHUIS)

onderzoek. Hoe langer een patiënt moet wachten en hoe minder de patiënt over de oorzaak hiervan is geïnformeerd, des te ontevredener en soms ook onzekerder hij is. Met het melden van wachttijden hoopt het ziekenhuis in Deventer het welbevinden van de patiënten op de SEH te verbeteren. (bron: Deventer Ziekenhuis/­ Medisch Contact) ●


4 Binnenlands nieuws

MEDISCHE INNOVATIE EN TECHNOLOGIE DECEMBER 2016

Risico implantaten Silimed ‘verwaarloosbaar’

AD-lijst: ETZ Tilburg onderaan, Beatrixziekenhuis Gorinchem is beste

UTRECHT De siliconen borst­ implantaten van de Braziliaanse fabrikant Silimed brengen een ‘verwaarloosbaar’ risico met zich mee, meldt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Vrouwen ­ met Silimed-borstimplantaten hoeven deze niet te laten verwijderen. Dat concludeert de IGZ op ­basis van Europees onderzoek. De siliconen implantaten van Silimed kwamen vorig jaar in het nieuws omdat er minerale vezels van glaswol en steenwol op de implantaten werden aangetroffen. Hierop werd een voorlopig verkoopverbod voor de implantaten ingesteld en een onderzoek gestart. De inspectie concludeert nu

ROTTERDAM In de jaarlijkse Zieken­ huis Top 100 van het Algemeen Dagblad is het Beatrix­ ziekenhuis Rivas in Gorinchem als beste uit de bus gekomen. De Tilburgse locatie Elisabeth van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis (ETZ) eindigde onderaan. Het ETZ behaalde slechts een derde van het totaal aantal te behalen punten. Voor de lijst worden ziekenhuizen in Nederland op 38 verschillende aspecten beoordeeld, zoals indicatoren op het gebied van patiënt­ veiligheid, kwaliteit van verpleging en operaties en behandelingen. De selectie van de indicatoren en de te behalen scores worden door het AD bepaald op basis van richtlijnen van de medisch specialisten of de inspectie. Het Beatrixziekenhuis haalde op veel indicatoren de maximale score, en verbeterde daarmee de tweede plek van vorig jaar naar de toppositie dit jaar. Het Gorinchemse ziekenhuis is niet heel groot, maar heeft goede keuzes gemaakt, zo schrijft het AD. Voor enkele complexe behandelingen,

(FOTO: WIKIMEDIA COMMONS)

uit onderzoek in opdracht van Europese toezichthouders dat er geen reden is om deze implantaten te verwijderen. “Het risico van verwijderen is groter dan het geschatte gezondheidsrisico van de deeltjes,” volgens de IGZ. In de slechtst denkbare situatie bestaat er volgens de mededeling een kans van 1 op 1 miljoen op een verhoogd risico op gezondheidsschade door Silimed-impantaten. Sinds 2012 is het product in ons land 1.700 keer verkocht. Wat er met het verkoopverbod van de implantaten gaat gebeuren, is nog niet bekend, aldus de inspectie. Er is vaker onrust geweest over implantaten. In 2010 raakte de Franse implantaatfabrikant PIP in opspraak toen bleek dat deze PIPimplantaten een verhoogde kans vertoonden op scheuren en lekken. De IGZ verbood daarop het gebruik van deze implantaten en veel van de 1.400 vrouwen in Nederland die dit merk implantaten hadden, hebben ze inmiddels laten verwijderen. (bron: Medisch Contact/NOS) ●

Eenvoudig. Slim. Behendig.

Vervolg van pagina 3

Carestation™ 650

Betrouwbaar en behendig anesthesie werkstation met slimme tools om te helpen uw dagelijkse werk te vereenvoudigen en te ondersteunen bij niet alledaagse events. Intuïtieve schermnavigatie -

zoals risicovolle kankeroperaties of operaties bij hersenbloedingen en beroertes, worden patiënten doorverwezen naar andere ziekenhuizen. De behandelingen die het Beatrixziekenhuis wel aanbiedt, worden kwalitatief op een goede manier verricht: het ziekenhuis haalde een totaalscore van 80,6% van de punten. De keuze complexe behandelingen aan specialistische centra over te laten wordt een ziekenhuis niet aangerekend; het niet aanleveren van data wel. Want, zo stelt het AD: “Een ziekenhuis dat geen cijfers heeft, weet niet of het fouten maakt en kan zich niet verbeteren.” De Tilburgse locatie Elisabeth van het Elizabeth-Tweestedenziekenhuis (ETZ) eindigde dit jaar onderaan. Het ziekenhuis behaalde slechts 33% van de totaal te behalen score. Vorig jaar stond het Tilburgse ziekenhuis nog op positie 57 in de lijst. De locatie TweeSteden van het ETZ, ook in Tilburg, eindigde op plaats 67. In een reactie laat het ziekenhuis weten dat de laatste plaats in de lijst “een plek [is] waar we niet willen staan, en waar we ons niet thuis voelen.” Het ziekenhuis zegt te gaan onderzoeken hoe de lage ranking tot stand is gekomen. “We

Vertrouwde user interface Primaire instellingen binnen bereik Snelle interactieve systeemtest Klein en compact beademingscircuit

Daarnaast merkte de IGZ op dat operatie-instrumenten en -apparaten niet altijd volgens de regels worden bewaard en klaargelegd in het MC Slotervaart, wat het risico meebrengt dat deze niet (meer) steriel zijn. Ook werden er soms operaties uitgevoerd in operatiekamers die eigenlijk niet geschikt waren voor dat type ingreep, zoals borstvergrotingen en het plaatsen van orthopedische implantaten. Hoewel het Amsterdamse ziekenhuis al maatregelen heeft genomen, heeft de IGZ er niet genoeg vertrouwen in dat alle tekortko-

zijn ervan overtuigd dat onze positie in de lijst vooral iets zegt over de kwaliteit van registreren. Als uit analyse blijkt dat op onderdelen de kwaliteit van onze zorg niet aan de normen voldoet, gaan we die specifieke onderdelen vanzelfsprekend verder verbeteren.” Directeur Jon Schaefer van ­onderzoeksbureau MediQuest, dat jaarlijks de gegevens voor de top 100 levert, zegt in het AD dat 15 procent van de ziekenhuizen in de top zit. “70 procent doet het meer dan goed genoeg, maar 10 tot 15 procent van de ziekenhuizen blijft echt achter. Daar is ook weinig beweging naar verbetering.” Om deze ziekenhuizen tot verbetering te bewegen, is volgens Schaefer druk nodig van onder ­ meer patiëntenverenigingen, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en verzekeraars. (bron: AD/ETZ) ●

mingen daarmee worden opgelost. Daarom krijgt het ziekenhuis nu de aanwijzing en mag een aantal operaties niet meer worden uitgevoerd in bepaalde kamers. Voor 1 januari 2017 moeten alle tekortkomingen worden opgelost, anders legt de inspectie een last onder bestuurdersdwang of een last onder dwangsom op. In juli kreeg het MC Slotervaart ook al een aanwijzing van de inspectie, over het veilig toepassen van medische technologie. De tekortkomingen op dat onderdeel moeten op 6 januari volgend jaar zijn opgelost. (bron: Zorgvisie) ●

Colofon

Neem voor meer informatie contact op met: GE Healthcare tel. 033 25 41 222 www.gehealthcare.nl

Vakkrant Medische Innovatie en ­Technologie (MIT) verschijnt zesmaal per jaar in een oplage van 6000 exemplaren. MIT is tevens te vinden via www.mitonline.nl en op Twitter: @MIT_NL.

aanmerking voor een gratis abonnement. Behoort u tot de doelgroep en ontvangt u de vakkrant of de e-mailnieuwsbrief nog niet? Meld u dan aan via het inschrijfformulier op www.mit-online.nl.

Uitgever Ben Adriaanse, MSc

Sponsoring en adverteren Dignus Nagelkerke, accountmanager Postbus 545, 3990 GH Houten Telefoon: 06-201 95 299 E-mail: nagelkerke@mit-online.nl

Hoofdredacteur Marieke Epping, MSc Redactie Mariëlle Adriaanse Loes Raats, BA Medewerkers Gerrit Jan Logt, MA Anne Doeleman, MA Cartoons Auke Herrema Redactieadres Redactie MIT Postbus 545 3900 GH Houten E-mail: redactie@mit-online.nl. MIT kent een onafhankelijke redactie. Aanmelden De doelgroep van MIT (chirurgen, anes­ thesiologen, cardiologen, radiologen, nucleair geneeskundigen, ­traumatologen, technisch geneeskundigen, gastro-enterologen, radiotherapeuten, intensivisten, orthopeden, urologen, beleidsmedewerkers in ziekenhuizen en assisterenden in en rond het OK-centrum en de IC) komt in

TM: Handelsmerk General Electric Company Carestation 650.indd 1

11/17/2016 4:09:57 PM

Laura Bogaers, medewerker mediaorder Telefoon: 030-63 55 070. Fax: 030-63 55 069 E-mail: adverteren@mit-online.nl © 2016 Albion Press BV. Alle rechten voor­ behouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een ­geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatie- of andere werken (artikel 16 Auteurswet 1912), in welke vorm dan ook, dient men zich tot de samenstellers/ uitgever te wenden.


PRAKTIJKGERICHTE NASCHOLING OVER INTERDISCIPLINAIRE VASCULAIRE GENEESKUNDE

Nascholen over interdisciplinaire vasculaire geneeskunde, waar en wanneer u wilt

Geaccrediteerd voor 16 punten

PRAKTIJKGERICHTE NASCHOLING OVER INTERDISCIPLINAIRE VASCULAIRE GENEESKUNDE Jaargang 1 - nummer 4 - december 2016

Praktijkgericht Onafhankelijk Geaccrediteerd

Thema: Lipiden Familiaire hypercholesterolemie: opsporing en behandeling Cholesterolverlagende therapie: overzicht huidige en nieuwe middelen Vetstofwisseling bij reumatoïde artritis Lipidenprofiel: wel of niet nuchter laten prikken Urinezuurverlagende therapie www.focusvasculair.nl

Abonneer nu op www.focusvasculair.nl

TIJDELIJKE INTRODUCTIEKORTING: € 299,- € 199,- PER JAAR


6 Interview

MEDISCHE INNOVATIE EN TECHNOLOGIE DECEMBER 2016

Interview met prof. dr. Albert Dahan, hoogleraar Anesthesiologie (LUMC)

“ Als perioperatief specialisten moeten we meer samenwerken”

TEKST: MARIEKE EPPING / FOTO’S: MEREL WAAGMEESTER

“Wist je dat er jaarlijks zestienduizend Amerikanen sterven door misbruik van voorgeschreven opiaten?” Deze schokkende cijfers zijn prof. dr. Albert Dahan een doorn in het oog. Als een van de weinigen in Nederland richt de hoogleraar (LUMC) zich met zijn onderzoeksgroep op de (patho)fysiologie van ademregulatie. Op het snijvlak van de anesthesie en andere specialismen ontstaan de boeiendste onder­ zoeken, vindt hij. Exclusief voor MIT gaf Dahan een bevlogen interview over de combinatie van alcohol en opiaten, onderzoek doen met de farmaceutische industrie en het belang van samenwerken tussen alle perioperatieve specialisten.

Hoe ontstond uw interesse in de regulatie van ademhaling?

Na mijn geneeskundeopleiding wilde ik graag een technisch vak uit gaan oefenen: radiologie, anesthesiologie of intensive care. De technische kant van de geneeskunde vind ik leuk, en het bood de mogelijkheid om ook in andere landen aan de slag te gaan. Ik kon bij de anesthesiologie een promotieonderzoek gaan doen en heb nooit spijt gehad van die keuze. De anesthesiologie is een heel divers en dynamisch vak. Ik sta op de OK om anesthesie te geven, maar we hebben ook patiënten liggen op onze PACU (Post Anesthesia Care Unit, red.), zijn bezig met postoperatieve pijn bij patiënten en betrokken bij de traumaopvang. Daarnaast be-

steed ik een groot deel van mijn tijd aan onderzoek. In mijn promotieonderzoek richtte ik mij al op regulatie van de ademhaling. De link tussen ademregulatie en anesthesie is zeer duidelijk: zodra je iemand een opiaat geeft, neemt zijn ademhaling af. Dat heeft verregaande consequenties. Zo worden regulier voorgeschreven opiaten in de VS door patiënten ontzettend vaak misbruikt. Mensen nemen te veel in, of delen hun medicijnen uit aan vrienden of familieleden. Jaarlijks overlijden zestienduizend Amerikanen door reguliere opiaten: ze krijgen een ademdepressie door een te hoge dosis en overlijden. Dat zijn meer sterfgevallen dan door illegale ­opiaten.

Is een groot deel van die sterfte niet te verklaren door de combinatie van opiaten en andere middelen?

Dat speelt zeker mee. Er zijn veel mensen die – je verzint het niet – hun pijnstiller innemen met bijvoorbeeld een glas whisky! Recent hebben wij een gecontroleerde trial uitgevoerd om te achterhalen hoezeer alcohol de ademdepressies door opiaten kan versterken, zowel bij jongeren als ouderen (70 jaar of ouder). Ook zonder enig middel hebben mensen soms een adempauze: als je hoest, of schrikt, stokt de ademhaling kortdurend. De frequentie van deze apneus gaat al iets omhoog als je alcohol hebt gedronken. Gecombineerd met oxycodon, de meest voorgeschreven orale opiaat, steeg de frequen-

tie schrikbarend. Bij 60 procent van de oudere proefpersonen nam het aantal apneus zelfs toe tot een gevaarlijke frequentie. De sterke interactie tussen deze middelen is belangrijk om op het netvlies te hebben.

Is iedere zorgprofessional die met opiaten werkt van deze risico’s op de hoogte?

Men houdt zich goed aan alle richtlijnen op dit gebied, dus er wordt absoluut veilig gewerkt. Maar voor het echte begrip van de materie is meer educatie nodig. Sedatie en anesthesie worden steeds vaker door niet-anesthesiologen gegeven. Denk aan een opiaat als fentanyl: dat wordt regelmatig voorgeschreven door andere specialisten dan de anesthesioloog.

“Er heeft een cultuur­ omslag plaats­ gevonden op de OK”

Daarom geven wij bijvoorbeeld een cursus ‘Sedatie voor niet-anesthesiologen’. Ook hebben we in dit ziekenhuis sedationisten opgeleid. Zij kunnen zelfstandig een sedatie met propofol-remifentanil uitvoeren voor bijvoorbeeld een scopie. Er is zo vaak pijnstilling of sedatie nodig, de anesthesioloog wordt als het ware overvraagd. Gelukkig wordt in Nederland verstandiger en veiliger met opiaten omgegaan door artsen dan in bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Daar heb je echte ‘pill mills’, waar huisartsen enorme hoeveelheden opiaten bijna achteloos voorschrijven. Hoewel in ons land toch ook 1 op de 17 mensen een opiaat gebruikt voor langdurige pijn, zien wij weinig gerelateerde problemen.

De anesthesiologie is nauw verbonden met de chirurgie. Hoe gaat die samenwerking in de praktijk?

Voor, tijdens en na de operatie is er heel nauw contact met de chirurg. Het duidelijkst is dat op de OK,

Lees verder op pagina 8



8 Interview Vervolg van pagina 6

waar we natuurlijk altijd beginnen met de time out. Ik noem dat het moment van bezinning, waarop de anesthesioloog, de chirurg en de rest van het OK-team nauwkeurig de patiënt, de ingreep en mogelijke complexiteit doorspreken. Ook gedurende de operatie is er voortdurend contact. Dat is sterk verbeterd sinds ik begon als anesthesioloog, er heeft echt een cultuuromslag plaatsgevonden.

Waardoor is die cultuuromslag veroorzaakt?

Doordat het belang van goede communicatie bewezen is. Uit onderzoek is gebleken dat door veel communiceren op een OK en door te werken als één team de operatie beter verloopt en de patiënt een betere uitkomst heeft. Daarnaast is er nu regelgeving die dit bevordert,

MEDISCHE INNOVATIE EN TECHNOLOGIE DECEMBER 2016

met de neurochirurgie en algemene chirurgie op het gebied van pijn. Uiteindelijk willen we allemaal hetzelfde: beter voor onze patiënten kunnen zorgen.

Recent schreef u met uw collega professor Aarts een artikel in het NTvG waarin inhalatieanesthesie werd afgezet tegen injectieanesthe­ sie. Welke methode heeft de voorkeur?

Eigenlijk zijn er twee scholen in de anesthesiologie: die met een voorkeur voor inhalatie en die met een voorkeur voor infusie (injectie). Met de inhalatiemethode ben ik – en veel van mijn collega’s – opgeleid. Heel vroeger gebeurde dat met ether en lachgas, maar die middelen worden nog amper gebruikt. Hier werken we nu met sevofluraan als inhalatieanestheticum. Sinds een jaar of dertig is er ook de mogelijkheid tot algehele anesthesie via een infuus, meestal met propofol. Het grote voordeel van dit

“Je moet de ­anesthesie altijd ­titreren naar effect” zoals het houden van een time out voor de ingreep. Hierbij wordt benadrukt dat het belangrijk is geen hiërarchie te hebben, of dat deze zeer laagdrempelig moet zijn. Iedereen op de OK moet het kunnen zeggen als er iets misgaat. Dat hebben we in de geneeskunde geleerd van de vliegramp op ­ Tenerife in 1977. Een junior-boordwerktuigdeskundige merkte dat het fout ging, maar durfde dat niet te zeggen. Met als gevolg de grootste vliegtuigramp ooit. Als een coassistent zoiets niet durft te benoemen, is niemand daarbij gebaat: jij als arts niet en de patiënt al helemaal niet. De toegenomen communicatie werkt ook door op andere gebieden. Een uroloog met wie ik regelmatig op OK sta wilde meer spierverslapping geven dan ik gewend was te geven, dus zijn we een onderzoek gestart. Daaruit bleek dat het niet zo zat als ik dacht: meer spierverslapping leidde juist tot een kwalitatief beter operatieveld. Vakoverstijgend kun je van elkaar leren en waar twee vakgebieden elkaar raken, ontstaan de interessantste onderzoeksvragen.

Vinden specialisten uit aan­ grenzende vakgebieden elkaar voldoende?

Ik vind dat we als perioperatief specialisten meer moeten samenwerken op onderzoeksgebied. Daar worden we zelf beter van én het komt de kwaliteit van zorg en patiëntuitkomst ten goede. Ik spreek als voorzitter van de commissie medische ethiek allerlei specialisten en proef steeds meer de wil tot samenwerken. In de praktijk weten we elkaar beter te vinden, zoals het onderzoek met de urologie dat ik noemde, maar ook bijvoorbeeld

middel is dat het goed te sturen is. De toediening kan computergestuurd met target controlled infusion, waarbij het target de concentratie in het bloed is. Daarnaast kunnen EEG-metingen direct gekoppeld worden aan de toediening van propofol. Ikzelf was lange tijd een sevofluraan-adept, maar zie tegenwoordig veel voordelen in propofol. Ons artikel was een commentaar op een meta-analyse door Uhlig et al. naar pulmonale complicaties bij inhalatieanesthesie versus injectieanesthesie. De conclusie was dat bij inhalatieanesthesie minder pulmonale complicaties voor­ kwamen bij patiënten die een cardiale ingreep ondergingen. Sommige van de meegenomen studies waren echter wel dertig jaar oud, waarbij anesthetica werden toegepast die nu niet meer gebruikt worden. Er werd een heel heterogene groep middelen vergeleken, zonder te kijken naar verschillen per ingreep of er rekening mee te houden dat patiënten veel minder last hebben van misselijkheid en braken na anesthesie met propofol. Wij vonden daarom dat op basis van deze analyse de conclusie niet kon zijn dat inhalatieanesthesie de voorkeur heeft.

Worden er nog regelmatig nieuwe anesthetica ontwik­ keld, en welke rol speelt de far­ maceutische industrie daarbij?

Zeker. Farmaceuten ontwikkelen bijvoorbeeld regelmatig nieuwe opiaten, waarna wij het middel in onderzoek nemen. In onze onderzoeksgroep is denk ik 40% van het onderzoek een samenwerking met de industrie. Zo hebben we recent onderzoek gedaan naar een nieuw ontwikkelde opiaat die niet alleen op de mu-receptor zou werken,

maar ook op een tweede opiaatreceptor. Die tweede receptor, de kappa-receptor, zou ademdepressies tegengaan zonder de pijnstillende werking te verminderen. Dat was althans de claim van de fabrikant, maar in ons onderzoek hebben wij dat niet terug kunnen vinden. In dergelijke situaties, want die komen vaker voor, merk je dat de fabrikant met je in discussie gaat en misschien probeert de publicatie tegen te gaan. Daarom leggen we voor aanvang van een dergelijk onderzoek altijd vast dat de resultaten worden gepubliceerd, ongeacht de uitkomst. Als een fabrikant daar niet akkoord mee gaat, werken wij niet mee.

De meeste anesthesiologen zullen voor hun informatie­ voorziening over farmaca afhankelijk zijn van de fabri­ kant. Is die informatie niet te gekleurd?

Idealiter verstrekt de industrie correcte en kritische informatie over middelen. Maar eigenlijk moet je als anesthesioloog vooral zelf goed (literatuur)onderzoek doen. Als je zoals ik dagelijks bezig bent met wetenschappelijk onderzoek in de anesthesiologie, is dat niet zo’n probleem. Lang niet elke anesthesioloog doet echter (veel) onderzoek en dan is het een flinke opgave om de juiste informatie uit alle wetenschappelijke papers

“Preoperatieve screening is sterk ­verbeterd”

te halen. Commentaren op artikelen kunnen nog helpen, maar ook daaruit moet een conclusie getrokken worden. Alleen al qua tijd is dit voor veel vakgenoten niet haalbaar. Daarom is het belangrijk om in contact te blijven met collega’s die wel in het onderzoek zitten en kennis met hen uit te wisselen, of vakgenoten te vragen naar hun ervaringen met het desbetreffende middel. (lachend:) Ze mogen mij ook altijd mailen!

Als u terugkijkt op de afgelo­ pen tien jaar, wat is de groot­ ste verandering geweest in de uitoefening van uw vak?

De manier waarop ik anesthesie geef is geheel veranderd. Ik ben veel selectiever in wat ik toedien, waardoor de kwaliteit van de anesthesie hoger is. Je titreert naar effect van de anesthesie, bij elke patiënt is de toediening maatwerk. Daarnaast worden patiënten veel beter preoperatief gescreend, waardoor we beter weten waar we postoperatief op moeten letten. Vanuit die preoperatieve screening kan een patiënt direct door naar OK, maar


MEDISCHE INNOVATIE EN TECHNOLOGIE DECEMBER 2016

Interview/Binnenlands nieuws 9

Percutane hartpomp is ‘backup-hart’ “Schat de bij­ werkingen op waarde tijdens dotteren voor de patiënt” we kunnen ook een ander traject ingaan als er tests moeten worden gedaan of een onderliggend ziekte­ beeld moet worden uitgezocht of behandeld. Ondanks dat de patiënten die we opereren veel ouder en zwakker zijn dan tien jaar geleden, is het nog net zo veilig om anesthesie te krijgen. Daaruit blijkt wel dat we nu beter te werk gaan!

Waaruit bestaat die preopera­ tieve screening? Worden daar bijvoorbeeld ook genetische factoren in meegenomen?

Al zou ik het graag willen, geno­ typering maakt geen deel uit van de screening. Toen ik begon als hoogleraar had ik wel gedacht dat dit het helemaal zou worden. Maar er zijn zoveel verschillende genen voor pijn of die te maken hebben met sedatie, er zijn zoveel andere factoren die een rol spelen, er is kortom zoveel interpersoonlijke variabiliteit in de effectiviteit van anesthesie, dat er geen conclusies zijn te trekken. Als ik het genotype van een patiënt weet, weet ik ­eigenlijk nog helemaal niks. Er is slechts één ‘genetische factor’ waarvan bekend is dat deze de anesthesie beïnvloedt. Anesthesiologen weten al heel lang dat anesthesie bij roodharigen een ander effect heeft dan bij blonde of bruinharige mensen. Dit heeft te maken met het hormoon melanocortine, wat fungeert als een soort ‘ontwaak-hormoon’. Roodharigen hebben een minder goed werkende receptor voor dit hormoon, waardoor een negatieve feedbackloop ontstaat en zij meer melanocortine aanmaken. Zij blijven hierdoor wakkerder en hebben dus meer slaapmiddel nodig. Maar diezelfde receptor speelt ook een rol in de pijnsignalering, waardoor ze minder gevoelig zijn voor pijn en minder opiaten nodig hebben. Dit benadrukt maar weer eens dat je de anesthesie altijd moet titreren

naar effect, het is niet een recept dat je kunt volgen.

Welke grote uitdagingen ­liggen er nog in de anesthe­ siologie?

Er wordt wel gezegd dat de anesthesiologie nu zó veilig is – veiliger dan rijden in een auto – dat daarin de winst niet meer zit. Maar wat betreft langetermijngevolgen van anesthesie zijn nog veel zaken onderbelicht. Hoe lang duurt het bijvoorbeeld voordat iemand weer aan het werk kan, of wat zijn de effecten van anesthesie op het geheugen en de cognitie op lange duur? Er zijn vermoedens dat anesthesie bij de oudere patiënt op de lange termijn geheugenklachten kan geven. Op dat kennisgebied valt nog veel te winnen. Ook anderszins kan de patient outcome nog verbeterd worden. Kan bijvoorbeeld postoperatieve pijn worden verminderd door anesthesie anders toe te dienen of andere middelen te gebruiken? Het is daarnaast belangrijk om bijwerkingen van anesthesie op waarde te schatten. Als artsen vinden wij ademdepressies heel zorgelijk, maar een patiënt heeft daar misschien minder ongemak van dan wanneer hij na een ingreep lang misselijk is. Die bijwerkingen zijn niet minder belangrijk. Stel, een oudere patiënt wordt wakker, is duizelig, valt en breekt een heup. Dat vind ik niet minder erg dan een ademdepressie. Al die factoren moeten we meenemen in de beoordeling van middelen en verbetering van ons vak. Het gaat in de ontwikkeling van de anesthesiologie niet veel meer om het testen van individuele middelen, maar meer om verbetering in concepten als patiëntuitkomst, fitheid na de operatie, sneller naar huis kunnen etc. Daar moeten we samen met andere perioperatieve specialisten aan werken. ●

SLIEDRECHT Bij patiënten met een zeer slechte hartfunctie die gedotterd worden, bestaat het risico dat het hart tijdens de ingreep geheel stilvalt. Een nieuw ontwikkelde percutane hartpomp kan als ‘backup hart’ worden ingezet: als het hart stilvalt, neemt het pompje buiten het lichaam de hartfunctie over. Het Albert Schweitzer Ziekenhuis en het ErasmusMC ­ hebben als eerste Nederlandse ­ziekenhuizen – met succes – met het pompje g­ewerkt. De HeartMate PHP, zoals de pomp heet, drijft een rotortje aan dat via de liesslagader in het hart is gebracht. De zuigkracht van het rotortje kan tijdelijk de pompkracht van het hart vervangen, legt interventiecardioloog Sander IJsselmuiden van het Albert Schweitzer Ziekenhuis uit. Het grote voordeel van deze back-upfunctie: het geeft de behandelaars tijd. “Als het hart stopt, heb je eigenlijk geen tijd om het probleem op te lossen”, verduidelijkt IJsselmuiden. “En zelfs als dit lukt, dan kan toch een levensbedreigende bloeddrukdaling optreden: een cardiogene shock, waarbij onherstelbare hersenscha-

“Uitkomst voor patiënten met zeer slechte hartfunctie”

de optreedt. Dan staan we met de rug tegen de muur. Maar met de pomp is er volop tijd om het probleem te ontdekken en verhelpen.” Het plaatsen van de pomp gebeurt op de behandeltafel in het catheterisatielab. Hiervoor wordt een slang in de slagader gebracht, met aan het uiteinde een stent. Deze ontvouwt zich in de aorta­ klep. Midden in de stent zit een snel draaiend rotortje, dat tot 18.000 toeren per minuut maakt en daarmee wel vijf liter bloed per minuut kan verplaatsen. Zolang het hart zelf klopt, werkt het rotortje gewoon met het hart mee. Valt het hart stil, dan neemt het systeem het over en zorgt ervoor dat alle organen en weefsels zuurstof blijven krijgen. Indien nodig en zinvol, kan dit gedurende meerdere uren. Interventiecardioloog IJsselmuiden werkte samen met hoogleraar

De pomp wordt geplaatst op dezelfde tafel als waarop de dotterbehandeling aansluitend plaatsvindt.

cardiologie Robert-Jan van Geuns van het Erasmus MC om de pomp te plaatsen bij een 68-jarige patiënte. IJsselmuiden: “Deze patiënte had een bijna afgesloten linker kransslagvat en moest daarvoor gedotterd worden. Maar de pompfunctie van haar hart was zo slecht, dat dit een hoogrisico-ingreep was. Daarom kwam zij in aanmerking voor de pomp.” Het Albert ­ Schweitzer Ziekenhuis is daarmee – na het ErasmusMC – het tweede ziekenhuis dat met de Heartmate werkt. Zowel het plaatsen van de pomp, als het dotteren, als het naderhand verwijderen van de pomp verliep probleemloos. De patiënt was de gehele tijd bij kennis. IJsselmuiden is na deze eerste ervaring zeer positief. “Mijn verwachting is dat iedere patiënt die na een hartstilstand een goede kans maakt, voor plaatsing van deze pomp in aanmerking komt. De HeartMate PHP

gaat dan zeker levens redden. Het is een heel mooie en zinvolle uitbreiding van onze zorg aan a ­ cute hart­ patiënten.” Er is nóg een grote categorie patiënten die profijt van de pomp kan hebben. IJsselmuiden: “Voorlopig plaatsen wij de pomp alleen in de preventieve sfeer. Maar in de toekomst kunnen we dit ook in acute situaties gaan doen, bijvoorbeeld bij patiënten die na een reanimatie of met een acute hartspierziekte binnenkomen.” De pomp kan behandelaren ook in die gevallen meer tijd geven om een plan te maken, of de patiënt te verplaatsen naar een gespecialiseerd thoraxcentrum. Hiervoor moet echter eerst meer ervaring met het plaatsen van de pomp worden opgedaan, zodat dit snel genoeg kan voor een dergelijke acute situatie. (bron: Albert Schweitzer Ziekenhuis) ●

Interventiecardioloog Sander IJsselmuiden (midden).

Ook specialist in loondienst uitgezonderd van normering topinkomens DEN HAAG Medisch specialisten worden uitgezonderd van de Wet Normering Topinkomens (WNT), ook wanneer zij in loondienst treden bij een ziekenhuis. Vanaf ­ 2017 wordt de WNT uitgebreid naar alle functies binnen semi­publieke organisaties, maar medisch specialisten in loondienst zullen hier niet onder gaan vallen, bevestigt het ministerie van VWS. De wet die topinkomens in publieke functies aan banden moet

leggen, wordt voor de periode 2017-2018 op verschillende punten gewijzigd. Zo zal de maximale bezoldiging van topfunctionarissen worden verhoogd van 179 duizend euro naar 181 duizend euro. Ook andere werknemers in de semipublieke sector krijgen dit maximum opgelegd. De uitbreiding van het bereik van de WNT naar de semipublieke sector én breder dan alleen topfunctionarissen werd in april al aangekondigd door mi-

nister Plasterk van Binnenlandse ­Zaken. Dat medisch specialisten worden uitgezonderd van de normering, ook als zij in loondienst zijn, ligt in lijn met de wens van het kabinet om meer specialisten in dienst van ziekenhuizen te zien. Met de parlementaire verkiezingen in aantocht liet D66 onlangs al ­weten hier ook achter te staan. (bron: Skipr) ●


10 klinisch

MEDISCHE INNOVATIE EN TECHNOLOGIE DECEMBER 2016

Een kind met een femurfractuur Was het een ongelukje?

DR. E.M. HOYTEMA VAN KONIJNENBURG, ARTS-ASSISTENT, AFDELING KINDERGENEESKUNDE, EMMA KINDERZIEKENHUIS – ACADEMISCH MEDISCH ­CENTRUM AMSTERDAM T.F. VROLIJK-BOSSCHAART, PROMOVENDA, AFDELING KINDERGENEESKUNDE, EMMA KINDERZIEKENHUIS – ACADEMISCH MEDISCH CENTRUM AMSTERDAM DR. R. BAKX, KINDERCHIRURG, AFDELING KINDERCHIRURGIE, EMMA KINDERZIEKENHUIS – ACADEMISCH MEDISCH CENTRUM AMSTERDAM PROF. DR. R.R. VAN RIJN, KINDERRADIOLOOG, AFDELING RADIOLOGIE, ACADEMISCH MEDISCH CENTRUM AMSTERDAM

Oorspronkelijk verschenen als artikel en e-learning in Imago, praktische nascholing over radiologie en nucleaire geneeskunde, editie 2 van 2016.

Inleiding

Fracturen op de kinderleeftijd vormen een belangrijke reden voor bezoek aan een spoedeisende hulp (SEH). Volgens het Letsel Informatie Systeem leidden ongevallen (privé, verkeer en sport) bij kinderen van 0 tot en met 4 jaar in 2012 tot 44.000 behandelingen op een SEH, 9.000 ziekenhuisopnamen en 36 sterfgevallen. Voor alle kinderen tot de leeftijd van 18 jaar waren er, volgens dezelfde bron, in 2013 200.000 behandelingen op een SEH en 23.000 ziekenhuisopnamen. Fracturen komen met name voor bij jongens op de leeftijd van 10-14 jaar.1 Bij hen is een ongeval in het overgrote deel van de gevallen de oorzaak van de fractuur.2 In dit artikel richten wij ons op die kinderen bij wie de vraag gesteld dient te worden of een fractuur het gevolg is van een ongeval of van toegebracht letsel. Hoe jonger de patiënt is, hoe hoger het risico dat het letsel het gevolg van kindermishandeling is.3,4 Kindermishandeling is in Nederland in de Jeugdwet (2015) gedefinieerd als ‘elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van ­fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minder­jarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van ­fysiek of psychisch letsel’.5 Hoewel kindermishandeling een wereldwijd probleem is, is het vaststellen van de exacte omvang moeilijk.6,7 Onderzoek in Nederland komt uit op een totaal aantal gevallen van 100.000 tot 170.000. Naar schatting overlijden jaarlijks 40 kinderen aan de gevolgen van kindermishandeling.8 Kindermishandeling is derhalve

het belangrijkste probleem in de gezondheidszorg op de kinderleeftijd met acute gevolgen voor het aangedane kind.9 Baanbrekend onderzoek van Fellitti, in de Adverse Childhoods Experience (ACE)-studie, heeft aangetoond dat kinderen die het slachtoffer zijn van kindermishandeling op latere leeftijd een verhoogd risico hebben op een scala aan sociale, lichamelijke en psychische gezondheidsproblemen.10 De incidentie van het probleem en de ernstige korte- en langetermijngevolgen maken het noodzakelijk dat zorgprofessionals, waaronder ook radiologen, alert zijn op mogelijke gevallen van kindermishandeling. Tijdige detectie maakt het mogelijk om de juiste behandeling en interventie in zetten, om erger te voorkomen en de gevolgen te beperken.6,9,11-13 Onderzoek heeft aangetoond dat kindermishandeling een repetitief karakter heeft.12 In een Nederlands onderzoek bleek dat bij een groep kinderen met ernstig toegebracht schedel-hersenletsel er in 80% van de gevallen eerdere aanwijzingen waren voor mogelijke kindermishandeling.14 De SEH vormt een unieke locatie waar (fysieke) kindermishandeling gedetecteerd kan worden. Daarom is op alle SEH’s in Nederland screening middels het zogenoemde SPUTOVAMO-formulier, of afgeleiden daarvan, verplicht gesteld.15 Naast deze screening is sinds 1 juli 2013 ook de kindcheck verplicht. Dit houdt in dat als iemand die zorg draagt voor kinderen zich meldt op een SEH vanwege relationeel geweld, tentamen suïcide, middelenmisbruik of andere ernstige risicofactoren voor kindermishandeling (zie tabel 1), de zorgverlener ook moet zorgen dat de opvoedingssituatie van de kinderen veilig is.16  Hoewel er al veel radiologische artikelen zijn geschreven over diagnostiek van kindermishandeling, ligt de focus vaak op de fracturen met een hoge voorafkans op kindermishandeling, zoals fracturen bij niet-mobiele kinderen, posterieure ribfracturen en metafysaire hoekfracturen. In dit artikel zullen

Tabel 1. Vaak gerapporteerde risicofactoren op kindermishandeling.8,21,22,23

Ouders

Kind

Familie, sociale ­omgeving

zeer lage opleiding

handicap

drie of meer kinderen in het gezin

werkloosheid

ontwikkelings­ achterstand

niet-verwante ouder in het gezin

middelenmisbruik

tweeling

sociale isolatie

psychiatrische problemen

chronische ziekte

achterstandsbuurt

relationeel geweld alleenstaande ouder laag inkomen zelf slachtoffer zijn van kindermishandeling

we aan de hand van drie casus de soms lastige differentiaaldiagnostiek van fracturen op de kinderleeftijd met een minder hoge voorafkans op kindermishandeling bespreken. Hoewel kindermishandeling, zoals hierboven beschreven, een breed spectrum beslaat, zal in het vervolg van dit stuk alleen fysieke kindermishandeling worden bedoeld als er gesproken wordt over kindermishandeling.

Casuïstiek CASUS 1 Een drie jaar oude jongen werd gepresenteerd op de SEH vanwege een letsel aan het linkerbeen. Volgens de heteroanamnese, afgenomen bij de ouders, wilde het jongetje niet onder de douche en op het moment dat hij wegrende probeerde vader hem vast te pakken. Hij pakte hem hierbij vast aan zijn rechterbeen waardoor het jongetje struikelde en in zijn val om zijn as draaide. De vader vertelde dat hij een knak hoorde en dat het jongetje meteen pijn had. Het ongeval was waargenomen door de moeder en het zeven jaar oude zusje van het jongetje. De ouders waren direct naar de SEH gekomen, omdat ze dachten dat zijn been gebroken was. Het jongetje had geen medische voorgeschiedenis en ook de medische voorgeschiedenis van zijn zusje was blanco. Ten tijde van de heteroanamnese leken ouders oprecht aangedaan. De ouders zijn getrouwd, moeder werkte en vader was werkloos. Tijdens het top-teenonderzoek, een verplicht onderdeel van het lichamelijk onderzoek bij kinderen op de SEH van het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam, werd een goed verzorgde jongen gezien die behalve pijn aan zijn gezwollen linkerbeen geen andere bevindingen toonde. Een röntgenfoto van zijn linker femur toonde een spiraalfractuur (figuur 1). Op verzoek van de SEH werd de casus besproken in het Transmurale Academische Samenwerking Kindermishandeling (TASK, het team kindermishandeling van het AMC). TASK bestaat uit artsen en verpleegkundigen van het AMC, medewerkers van De Bascule, medewerkers van Veilig Thuis en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. Op basis van de gegevens, met als enige risicofactor de werkloosheid van de vader, werd geoordeeld dat hier sprake was van een accidenteel letsel. Verdere follow-up, anders dan de zorg voor de fractuur, was niet aangewezen.

CASUS 2 Een twee jaar oude jongen werd op de SEH gepresenteerd in verband met een trauma aan het linker-

been. Volgens het verhaal van de moeder had zij hem huilend naast haar fiets in de tuin aangetroffen. Niemand was getuige van het ongeval. Bij lichamelijk onderzoek werd een angstig jongetje gezien dat duidelijk pijn aan zijn linkerbeen had. Bij top-teenonderzoek werden geen hematomen, andere letsels of littekens waargenomen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat bij 80% van de fracturen geen hematomen bij lichamelijk onderzoek worden gezien.17 Een röntgenfoto van het linkerbeen toonde een spiraalfractuur (figuur 2). Gedurende de opname werd aanvullende informatie, onder andere bij Veilig Thuis, ingewonnen. Uit aanvullende gesprekken met de moeder en de oma van het jongetje kwam naar voren dat hij alleen in de tuin aan het spelen was terwijl de moeder en de oma binnen waren. Oma had hem horen huilen en was naar de tuin gelopen en hem daar aangetroffen. Van het jongetje waren geen eerdere incidenten of trauma’s bekend. Verder was hij goed gezond en kwam lichamelijk verzorgd over. De ouders woonden bij oma in, beiden hadden een voltijds baan, waardoor de zorg voor het jongetje op oma neerkwam. Het gezin bleek tot een jaar eerder bekend bij Veilig Thuis vanwege een gevangenisstraf van vader. De casus werd besproken in de vergadering van TASK Amsterdam en de conclusie was dat het niet duidelijk was wat er gebeurd was. Daarnaast bleek dat er sprake was van meerdere risicofactoren in het gezin (zie tabel 1). Aanvullend onderzoek, bestaande uit een skeletstatus, werd aangevraagd om andere letsels aan te tonen dan wel uit te sluiten. De skeletstatus liet naast de bekende fractuur geen afwijkingen zien. Nader overleg met Veilig Thuis leverde geen verdenking op kindermishandeling op, nu noch in het verleden. Beoordeeld werd dat het hier ging om een ongeval en dat verdere maatregelen niet nodig waren. Wel werd met de ouders gesproken over het belang van supervisie bij kinderen op deze jonge leeftijd.

CASUS 3 Een twaalf weken oude zuigeling werd gepresenteerd op de SEH vanwege een gezwollen linkerbeen. Volgens de ouders gaf het jongetje pijn aan bij het verschonen van de luier en sinds de middag leek het been ook wat gezwollen. Volgens de ouders was er geen trauma geweest, ook waren er geen ongevallen sinds de geboorte geweest en was het jongetje altijd gezond geweest. Top-teenonderzoek liet, behalve het gezwollen linkerbovenbeen, geen afwijkingen zien. De röntgenfoto toonde een mid-diafy-

Figuur 1. Röntgenfoto van een drie jaar oude jongen. De opname toont een mid-diafysaire oblique fractuur van het linker femur. Er is geen aanwijzing voor een onderliggende botafwijking.

Figuur 2. Röntgenfoto van een twee jaar oude jongen. De opname toont een oblique mid-diafysaire fractuur van het linker femur.

saire oblique fractuur van het linker femur aan. De fractuur toonde geen tekenen van subperiostale nieuwe botformatie of callusvorming en werd daarom gedateerd als minder dan circa 7 dagen oud (figuur 3).18 Gezien de leeftijd van het kind en het ontbreken van een adequate verklaring voor het letsel werd een skeletstatus gemaakt die een metafysaire hoekfractuur van de distale rechter radius en meerdere posterieure ribfracturen liet zien (figuur 4 en 5). Dit type fracturen is uitermate suggestief voor kindermishandeling. Daarom werd na een uitgebreid onderzoek door TASK Amsterdam de casus doorverwezen naar Veilig Thuis, waarna een juridisch traject volgde. De uitkomst hiervan is onbekend.

Discussie

In de drie beschreven casus is in alle gevallen sprake van een fractuur van het linker femur en toch is de


klinisch 11

MEDISCHE INNOVATIE EN TECHNOLOGIE DECEMBER 2016

Tabel 2. Protocol voor de skeletstatus bij vermoeden op fysieke kindermishandeling (The Royal College of Radiologists and Royal College of Paediatrics and Child Health). In totaal bestaat de skeletstatus uitgevoerd volgens deze richtlijn uit ten minste 21 opnames.

Anatomische locatie

Opname1

Schedel

AP, Lateraal Op klinische indicatie: Towne

Cervicale wervelkolom

Lateraal Op klinische indicatie: AP

Thorax

AP (inclusief claviculae) Oblique (links en rechts) Lateraal

2

Abdomen, lumbale wervelkolom en bekken

AP inclusief beide heupgewrichten Lateraal (wervelkolom)

Bovenste extremiteiten3

AP beide bovenarmen AP beide onderarmen

Onderste extremiteiten3

AP beide bovenbenen AP beide onderbenen

Handen

PA

Voeten

AP

Aanvullende opnamen kunnen worden vervaardigd naar wens van de radioloog. 2 Schedelopnamen dienen te worden gemaakt, ook als reeds een CT van de schedel is vervaardigd. 3 Aanvullende spotopnames van de gewrichten kunnen metafysaire hoekfracturen beter in beeld brengen. 1

uitkomst en het aanvullend onderzoek in deze drie gevallen duidelijk anders. Het is een wijdverbreide gedachte dat een spiraalfractuur van het femur op de kinderleeftijd een indicator voor kindermishandeling is. Dit is echter niet het geval, het type spiraalfractuur zegt weliswaar iets over het traumamechanisme, maar vergroot niet het risico op onderliggende kindermishandeling. Onderzoek heeft aangetoond dat femurfracturen ten gevolge van kindermishandeling met name onder de leeftijd van 1 jaar voorkomen.4,19,20 In een meta-analyse, uitgevoerd door de CORE-INFO-groep, was er een significant verschil in leeftijd tussen de kinderen met een fractuur ten gevolge van mishandeling in vergelijking met accidentele oorzaken, waarbij de laatste groep ouder was. Tevens bleek, iets wat gevoelsmatig al aangenomen kan worden, dat een fractuur bij kinderen die nog niet mobiel zijn, vaker een gevolg van kindermishandeling is.4 Bij kinderen in de leeftijd van 0-18 maanden is de odds ratio dat een femurfractuur het gevolg

is van kindermishandeling ten opzichte van accidenteel 1,8 (95%-betrouwbaarheidsinterval 1,2-2,7).4,20 Indien een radioloog geconfronteerd wordt met een röntgenfoto van een jong kind met een fractuur, dient hij/zij rekening te houden met de mogelijkheid van nietaccidenteel trauma. De radioloog kan door zijn/haar positie in het zorgsysteem een belangrijke rol spelen in de herkenning van kindermishandeling. Het is uiteraard van belang dat dit vermoeden, of in ieder geval de twijfel hierover, direct met de behandelend arts wordt besproken. Dit vermoeden dient ons inziens ook duidelijk in het radiologisch verslag te worden gedocumenteerd. De behandelend arts dient in deze gevallen een gedetailleerde anamnese en lichamelijk onderzoek af te nemen, waarbij naast het actuele probleem ook andere mogelijke medische/sociale problemen, die een verhoogd risico op kindermishandeling met zich meebrengen, in kaart worden gebracht (tabel 1).8,21,22,23 Tenzij er evident sprake is van accidenteel

Figuur 3. Röntgenfoto van een twaalf weken oude jongen. Er is sprake van een proximale dwarse fractuur van het linker femur. Er is geen aanwijzing voor subperiostale nieuwe botformatie of callusvorming.

letsel, verdient het aanbeveling om bij jonge kinderen met letsel te overleggen met de lokale aandachtsfunctionaris kindermishandeling.

Radiologische work-up bij ver­ moeden kindermishandeling

Indien er na het onderzoek door de behandeld arts een vermoeden op kindermishandeling blijft bestaan, of als de mogelijkheid niet uitgesloten kan worden, dan kan afhankelijk van de leeftijd aanvullend radiologisch onderzoek geïndiceerd zijn. Het aanvullend onderzoek wordt bepaald aan de hand van de richtlijn van The Royal College of Radiologists and the Royal College of Paediatrics and Child Health, die in 2014 door de European Society of Paediatric Radiology is overgenomen.24,25 Bij kinderen tussen 0 en 2 jaar oud dient bij een verdenking op fysieke kindermishandeling in alle gevallen een skeletstatus te worden vervaardigd (zie tabel 2), bij kinderen van 2 jaar tot 4 jaar moet dit overwogen worden, ons inziens in een multidisciplinair team kindermishandeling (en deze overwegingen dienen in de status te worden vastgelegd, hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een onduidelijk of wisselende anamnese). Bij kinderen van 4 jaar en ouder is er geen indicatie voor dit onderzoek. Volgens de richtlijn zou na twee weken de skeletstatus herhaald dienen te worden, waarbij de schedelopname vervalt. Door de herhaling van de skeletstatus kunnen eerder niet zichtbare fracturen herkenbaar worden door callusvorming, kunnen verdachte afwijkingen toch normaalvarianten blijken te zijn en kan mogelijk meer worden gezegd over de tijdlijn waarop de fracturen zijn ontstaan. Het is belangrijk dat er over de gang van zaken rondom het maken van de skeletstatus duidelijke afspraken worden gemaakt: wie mag de opnamen maken, wanneer wordt het onderzoek uitgevoerd (in het AMC alleen in hoge uitzondering buiten kantoortijden, bij een significante verdenking op

Figuur 4. Röntgenfoto van de rechterpols van deze jongen toont een evidente metafysaire hoekfractuur van de distale radius (pijl).

kindermishandeling kan het kind immers vanuit veiligheidsoverwegingen niet naar huis), wie bij het onderzoek aanwezig mogen zijn (in het AMC is het standaardbeleid dat ouders, die mogelijk als verdachte gezien worden, niet bij het onderzoek aanwezig zijn, maar dat een verpleegkundige met het kind naar de röntgenafdeling komt), en wanneer het kind de afdeling Radiologie kan verlaten (pas nadat de radioloog alle röntgenfoto’s heeft gezien en het onderzoek als adequaat heeft beoordeeld). Het is aan te raden laboranten onderwijs te geven over kindermishandeling en de mogelijke gevolgen daarvan, zodat zij weten waarom dit onderzoek gedaan wordt en wat het belang van een goed uitgevoerd onderzoek is. Tot slot enkele belangrijke overwegingen: • Bij de overgrote meerderheid van fracturen wordt geen hematoom waargenomen. • Hoewel bepaalde fracturen zoals posterieure ribfracturen en metafysaire hoekfracturen een hoge specificiteit voor kindermishandeling hebben, is er geen fractuur die pathognomonisch is voor kindermishandeling. • Door de invoering van de meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld16 is ook de verslagleggende radioloog gebonden om actie te ondernemen. Het slechts vermelden in het verslag is niet voldoende. Er zal op zijn minst intercollegiaal overleg met de aanvrager moeten plaatsvinden. Indien er een verschil van inzicht bestaat en de radioloog een vermoeden op kindermishandeling blijft houden, dan zal hij/zij zelf contact moeten opnemen met Veilig Thuis. • Indien er lokaal niet voldoende expertise beschikbaar is voor de beoordeling van de casuïstiek of na onderzoek blijven er vragen bestaan, dan is het mogelijk om contact op te nemen met het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling (LECK, www.leck.nu). Hier worden ca-

sus anoniem beoordeeld door een team van kinderartsen, kinderradiologen en forensisch artsen en indien herbeoordeling van radiologisch onderzoek gewenst is, dan kan dit naar referentieradiologen worden verzonden (deze verslaglegging zal echter niet anoniem kunnen plaatsvinden). Dit artikel is gebaseerd op Hoytema van Konijnenburg EM, Vrolijk-Bosschaart TF, Bakx R, Van Rijn RR. Paediatric femur fractures at the emergency department: accidental or not? Br J Radiol 2016 Jan 5:20150822.

Literatuur

4. Kemp AM, Dunstan F, Harrison S, Morris S, Mann M, Rolfe K, et al. Patterns of skeletal fractures in child abuse: systematic review. BMJ 2008;337:a1518. 8. Alink L, van IJzendoorn R, Bakermans-Kranenburg M, Pannebakker F, Vogels T, Euser S. De Tweede Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen (NPM2010). Leiden Attachment Research Program and TNO; 2011. 10. Felitti VJ, Anda RF, Nordenberg D, Williamson DF, Spitz AM, Edwards V, et al. Relationship of childhood abuse and household dysfunction to many of the leading causes of death in adults. The Adverse Childhood Experiences (ACE) Study. Am J Prev Med 1998;14:245-58. 20. CORE INFO. Femoral fractures. Te raadplegen op: http://www.coreinfo.cardiff.ac.uk/reviews/fractures/ which-fractures-are-indicative-ofabuse/femoral-fractures 23. Child Abuse and Neglect: risk and protective factors. Te raadplegen op: http://www.cdc.gov/violenceprevention/childmaltreatment/riskprotectivefactors.html 24. The Royal College of Radiologists, ­Royal College of Paediatrics and Child Health, Health C. Standards for Radiological Investigations of Suspected Non-accidental Injury. 2008. De volledige literatuurlijst is beschikbaar op www.mit-online.nl. ●

Figuur 5. Oblique thoraxopname van deze jongen toont multipele genezende laterale ribfracturen beiderzijds. De fracturen links en rechts tonen verschillende stadia van genezing (callusvorming rechts (pijlen) en remodellering links (pijlpunten)). Uit het radiologisch onderzoek kan geconcludeerd worden dat er sprake is van repetitieve incidenten.


Nieuw: De zekerheid van topklinische nascholing

L

• Onafhankelijk

GS

PUNTEN

AR!

JA P

t Rijk geïllustreerd

• Topredactie van radiologen en nucleair geneeskundigen • Nascholen op uw werkplek, thuis of onderweg

R

O

IN

E

E-

16

G

PRAKTISCHE NASCHOLING OVER RADIOLOGIE EN NUCLEAIRE GENEESKUNDE

NASCH

• Rijk geïllustreerd

IMAGO • SEPTEMBER 2015

• Praktijkgericht

ARNIN LE

kwartaaltijdschrift

jaargang 1 • nummer 1 • september 2015

IN DIT NUMMER

◗ Interview met Ferco Berger ◗ MRI-rectum en rectumcarcinoom ◗ Beeldvorming bij artrose ◗ Sarcoïdachtige reactie ◗ ACR BI-RADS-classificatie ◗ Iteratieve reconstructie ◗ Neonatale claviculafractuur

WWW.IMAGO-NASCHOLING.NL

Geaccrediteerd voor: Radiologen Nucleair geneeskundigen t

Word nu abonnee voor slechts € 295,- per jaar!

Besloten online kenniscentrum www.imago-nascholing.nl

t 16 instructieve e-learnings

per jaar, goed voor 16 nascholingspunten

(€ 18,44 per nascholingspunt)

ABONNEER U NU OP WWW.IMAGO-NASCHOLING.NL


Marktgeluiden 13

MEDISCHE INNOVATIE EN TECHNOLOGIE DECEMBER 2016

Eindhovense productiefaciliteit GE Healthcare voor radiofarmaca bestaat 25 jaar

“ We produceren hier isotopen voor heel Europa” TEKST: MARIEKE EPPING / FOTO’S: GE HEALTHCARE

EINDHOVEN – Het is de farmaceutische tak van GE Healthcare in Nederland: GE Healthcare Life Sciences Core Imaging, oftewel de productiefaciliteit voor radiofarmaca in Eindhoven. Commercieel manager Ton Witsenboer stond als natuurkundige 35 jaar geleden aan de basis van het bedrijf. Samen met vier studiegenoten begon hij met het op de markt brengen van medische isotopen geproduceerd met het cyclotron van de Technische Universiteit Eindhoven. Een kwart eeuw later levert het bedrijf jodium-123 isotopen aan ziekenhuizen in heel Europa en is inmiddels een nieuw cyclotron in gebruik genomen. Samen met MIT blikt Witsenboer terug en vooruit op de nucleaire geneeskunde. Witsenboer en zijn vier collega’s waren misschien wel de allereerste spin off van de Technische Universiteit Eindhoven (toen nog Technische Hogeschool Eindhoven), met de oprichting van Stichting Cygne in 1981. De vijf kwamen van een onderzoeksgroep waar met een cyclotron – een deeltjesversneller voor kernfysisch onderzoek – aan isotopen werd gewerkt, die mogelijk ook een toepassing in de geneeskunde hadden. “Het lukte

“De helft van de ziekenhuizen besteedt de bereiding aan ons uit” ons om radiofarmaca te maken vanuit onze isotopen, die in Nederland nog niet beschikbaar waren ondanks de vraag ernaar,” legt ­Witsenboer uit. Tegelijkertijd wilde de universiteit als bezuiniging eigenlijk het cyclotron afstoten. “Toen ontstond het idee voor Cygne: een bedrijf dat radiofarmaca op de markt ging brengen, en voor de productie daarvan de cyclotronfaciliteiten van de universiteit zou huren. Met die inkomsten kon de deeltjesversneller voor de universiteit behouden blijven.”

Jodium

In 1994 startte Cygne met het produceren van ultrazuiver jodium-123 als basis voor radiofarmaca. Het bedrijf werd overgenomen door het Britse Amersham, dat in 2004 werd ingelijfd door het internationale GE Healthcare. Het bedrijf heet inmiddels ‘GE Healthcare Life Sciences Core Imaging’ en er werken zo’n tweehonderd mensen,

maar nog altijd is de productie van jodium-gebaseerde isotopen de core business. Witsenboer: “We zijn eigenlijk de farmaceutische tak van GE hier in Nederland. We produceren de isotopen op basis van jodium-123 voor heel Europa.” GE heeft ook verschillende contrastmiddelen op de markt voor de radiologie en cardiologie. “De contrastmiddelen en isotopen met een andere basis worden elders in Europa gemaakt.” De Eindhovense productie­ faciliteit staat niet op zichzelf. GE heeft ook nog drie radiofarmacaapotheken: een in het Eindhovense gebouw, een in Leiderdorp en een in Zwolle. Sommige radiofarmaca moeten voor toediening aan de patiënt in het ziekenhuis een laatste bereiding ondergaan. Daar heeft een ziekenhuis een farmaceutisch laboratorium voor nodig waar ook met radioactiviteit mag worden gewerkt. “Dat is een dure faciliteit voor een ziekenhuis, zeker als er niet veel gebruik van wordt gemaakt,” zegt Witsenboer.

Uitbesteden van radiofarmaca

De radiofarmaca-apotheken van GE kunnen die bereiding voor ziekenhuizen overnemen. Ook kunnen er bereidingen worden gemaakt met niet-GE-producten. Door de drie locaties is elk ziekenhuis snel genoeg bereikbaar, zodat ook kortlevende radiofarmaca kunnen worden geproduceerd. GE is de enige producent in Nederland die deze service aan ziekenhuizen biedt. “Het functioneert daarmee precies als een eigen apotheek, maar zonder de hoge kosten die met een dergelijke faciliteit in huis gepaard gaan. De helft van de Nederlandse ziekenhuizen heeft de bereiding van radiofarmaca aan onze apotheken uitbesteed,” licht Witsenboer toe. In andere Europese landen wordt een dergelijk systeem niet gebruikt door GE. “In Groot-Brittannië produceren de grotere ziekenhuizen voor de kleinere ziekenhuizen in de regio. Maar in andere landen produceren de ziekenhuizen hun radiofarmaca gewoon zelf.” Witsenboer wijt het aan de handhaving van regelgeving in Nederland. “Hier wordt heel strikt gelet op het naleven van alle Europese regels en richtlijnen over het werken met radio­ activiteit in een farmaceutisch laboratorium. In andere landen gaat men toch losser met die regels om. Dat maakt het gemak-

kelijker en minder kostbaar een dergelijk lab in het eigen ziekenhuis te hebben.”

Parkinson

Misschien wel het bekendste product dat in Eindhoven gemaakt wordt, is DaTSCAN. Het is een radiofarmacon dat bindt aan de dopamine-reuptake site op dopaminerge neuronen en daardoor bruikbaar is voor het diagnosticeren van de ziekte van Parkinson. “Bij patiënten met Parkinson sterven de dopaminerge neuronen af. Met DaTSCAN is een heel nauwkeurig beeld te vormen of er nog sprake is van een normale hoeveelheid dopaminerge neuronen,” legt Witsenboer uit. “Zo kunnen we al in een vroeg stadium met bijna 100% zekerheid vaststellen of de patiënt Parkinson heeft, of dat de symptomen door iets anders worden veroorzaakt.” DaTSCAN is in E ­ indhoven ontwikkeld, in samenwerking met de TU Eindhoven en het AMC Amsterdam. Inmiddels wordt geen onderzoek meer gedaan naar nieuwe middelen. Witsenboer: “De ontwikkeling van nieuwe radiofarmaca gebeurt in Engeland. Zodra een werkzame nieuwe stof ontdekt is, ontwikkelen wij wel de productiemethode tot een efficiënt systeem op grote(re) schaal en alles wat bij de logistiek en verkoop komt ­kijken.” Ondanks dat research and development niet meer in Eindhoven zit, houdt Witsenboer zicht op waar GE aan werkt en aan welke middelen nog behoefte is binnen de nucleaire geneeskunde. “Een radiofarmacon waarmee de doorbloeding van de hartspier ook bij patiënten met een slechte hartfunctie goed in beeld gebracht kan worden bijvoorbeeld. De middelen die nu beschikbaar zijn, lopen op een gegeven moment tegen een limitering op wanneer de hartfunctie te zwak is. Hiervoor zoeken wij, en onze concurrenten,

dus naarstig naar een oplossing.” Ook het aantonen van bijvoorbeeld prostaatcarcinoomrecidieven, zodat eerder met een behandeling kan worden gestart, is een dergelijk hot topic binnen de radiofarmacologie, volgens Witsenboer. “Als daar een goed radiofarmacon voor gevonden wordt, zal dat ongetwijfeld ook implicaties hebben voor andere aandoeningen. De ervaring leert

“Er zal altijd een plaats blijven voor SPECT-beeldvorming” ons dat een middel dat het ene type tumor kan aantonen, vaak ook in te zetten is bij een ander type.”

SPECT en PET

Een grotere ontwikkeling is de verschuiving van SPECT naar PET. “Die is al een jaar of tien aan de gang, er worden steeds meer PETmiddelen op de markt gebracht.” Beeldvorming met PET is nauwkeuriger dan met SPECT, en biedt de mogelijkheid om de mate van binding van het radiofarmacon te

kwantificeren. “Daarentegen zijn de benodigde camera’s voor PET duurder, en zijn het vaak zeer kortlevende isotopen, zoals fluor-18. Dat vraagt om lokale productie en snel transport. Dit maakt PET een duurdere techniek.” Witsenboer denkt niet dat PET op den duur alle SPECT-beeldvorming zal gaan vervangen. “Voor DaTSCAN hebben we één fabriek nodig waarmee we heel Europa kunnen voorzien. Zou het een PET-product zijn, dan hadden we misschien wel honderd productielocaties nodig.” De zoektocht naar nauwkeuriger beeldvorming zal zich wel voortzetten. Dat kan ook zitten in het verbeteren van de gebruikte camera’s, zodat zij met een lager radioactief signaal even nauwkeurig meten. “Nucleaire beeldvorming zal nooit uit de geneeskunde verdwijnen, maar het beperken van de stralingsbelasting van de patiënt is altijd een belangrijk doel. In de afgelopen tien jaar is de gemiddelde stralingsdosis die we gebruiken voor bepaalde onderzoeken gehalveerd. Of het nog eens half zo laag kan, durf ik niet te zeggen. Maar dat de daling zich de komende jaren zal voortzetten, is zeker.” ●


14 Industrie/Kalender

“Betrek farma­sector bij nieuw hoofdlijnen­akkoord” DEN HAAG De Vereniging Innovatie Geneesmiddelen (voorheen Nefarma) pleit ervoor dat de ge­ neesmiddelensector in een vroeg stadium meepraat over een nieuw hoofdlijnenakkoord voor medischspecialistische zorg. Het huidige hoofdlijnenakkoord loopt tot en met 2017. Het hoofdlijnenakkoord bevat afspraken tussen het ministerie van VWS, zorgverzekeraars en ziekenhuizen over kostenontwikkeling en kwaliteit. Qua kosten is een maximale volumegroei van 1 procent per jaar afgesproken. De kosten van intramurale geneesmiddelen maken nu geen deel uit van het akkoord. “Voor een compleet en realistisch beeld is het nodig om medicijnkosten er wél bij te tellen,” zegt Jan Oltvoort, senior beleidsadviseur bij de Vereniging.

“Als wij samen om de tafel zitten, kunnen we vooraf afspreken wat een reëel maximum groeipercentage is.” Oltvoort reageert op de wens die Olivier Gerrits, directeur Zorginkoop Zilveren Kruis, uitsprak voor een nieuw hoofdlijnenakkoord, in een recent interview met Zorgvisie. Ook zei Gerrits dat als een geneesmiddel eenmaal op de markt is toegelaten, farmaceutische bedrijven geen onderzoek meer doen naar de effectiviteit van een middel. Maar dat weerspreekt Oltvoort, volgens hem wordt dit onderzoek “volop” uitgevoerd. Hij noemt het melanoomregister als voorbeeld. “Ook bij diverse geneesmiddelen voor longkanker wordt op grote schaal centraal bijgehouden wat zo’n middel doet.” (bron: Skipr/VIG) ●

MEDISCHE INNOVATIE EN TECHNOLOGIE DECEMBER 2016

Cursus- en congreskalender DECEMBER Advanced HazMat Life Support 2016 15 december, OSG Opleidingscentrum, Houten www.osg-vvaa.nl Aortic and Peripheral Surgery 2016 15 t/m 17 december, Ospedale San Raffaele, Milaan (Italië) www.aorticsurgery.it Christmas Stolling symposium 2016 16 december, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam www.amc.nl Intensive Care zonder grenzen 21 december, Koninklijke Industrieele Groote Club, Amsterdam www.interactie.org Prehospitale zorg bij Terrorisme & Grootschalige incidenten 21 december, Emergency Medical School, Uden www.emschool.nl JANUARI 2017 Praktische cursus Perifere Zenuwblokkade 9 januari, Sint Maartenskliniek, Nijmegen www.maartenskliniek.nl Oncoplastische mammachirurgie 11 januari, Skillslab Erasmus MC, Rotterdam www.skillslab.nl 10th International Conference on Acute Cardiac Care 15 t/m 17 januari, David Intercontinental Hotel, Tel Aviv (Israël) www.isas.co.il

Impuls voor medisch-logistieke campus Heerlen HEERLEN/HOOFDDORP Medischtechnologiebedrijf Medtronic gaat een nieuw distributiecentrum van 33.000 m2 bouwen in Heerlen, voor de opslag en distributie van zijn medische hulpmiddelen. Hierdoor kunnen 15.000 verschillende zieken­ huizen in Europa binnen 24 uur worden bereikt. Het nieuwe distributiecentrum is gewijd aan de opslag en distributie van Medtronic’s medische hulpmiddelen zoals als implantaten, chirurgische producten en systemen voor patiëntmonitoring. Het zal gebouwd worden naast de reeds bestaande faciliteit van Medtronic op de medisch-logistieke campus in Heerlen. De bouw levert een 140tal extra arbeidsplaatsen op, bovenop de 1.000 bestaande arbeidsplaatsen van Medtronic in Heerlen. Het logistieke centrum zal worden gerund door CEVA ­Logistics. De nieuwe faciliteit vormt een springplank voor de continue groei van de medisch-logistieke acti-

viteiten die al in de regio worden uitgevoerd. “We streven ernaar om, onder alle omstandigheden, aan al onze klanten en patiënten te leveren en de unieke geografische ligging van deze nieuwe faciliteit kan de verwachte groei in Europa ondervangen. We kijken ernaar uit om onze aanwezigheid in de regio uit te breiden,” aldus Sikko Zoer, Vice President Customer Care en Supply Chain van Medtronic EMEA (Europa, Midden-Oosten en Afrika). Bart Beeks, Executive Vice ­President van CEVA Logistics in de Benelux, vult aan: “Met dit nieuwe distributiecentrum kunnen we hoogwaardige logistieke service bieden, zowel nu als in de toekomst. Daarnaast onderstreept dit onze expertise op het gebied van gezondheidszorg. We zijn trots dat een kwaliteitsgericht bedrijf als Medtronic ons als partner heeft gekozen.” Ook Martin de Beer, wethouder Economische Zaken, Gemeente Heerlen is zeer verheugd over de

Artist impression van het nieuwe distributiecentrum van Medtronic. (BEELD: MEDTRONIC)

FEBRUARI WOG-cursus Gynaecologische oncologie 2-3 februari, Kasteel Vaeshartelt, Maastricht www.scem.nl Vasculair Spreekuur 2017 6 februari, Landgoedhotel Holthurnsche Hof, Berg en Dal www.bureau-prevents.nl Angio Symposium Parkstad 6 februari, Philips Stadion, Eindhoven www.symposiumparkstad.nl International Symposium on Infections in the critically ill patient 8 t/m 10 februari, Sheraton Hotel, Porto, Portugal www.infections-online.es Forensic Awareness: Algemene mishandeling en kindermishandeling 9 februari, Emergency Medical School, Uden www.emschool.nl 7e Bob Huffstadt Flap course – Extremities 9-10 februari, Skills Centrum UMCG, Groningen www.wenckebachinstituut.nl MAART RAMSES Robotics Conference 2017 3-4 maart, Convention Center Maastricht www.ramsesrobotics.nl Inleiding Ziekenhuisfinanciën 7 maart (start), VvAA, Utrecht www.academiemedischspecialisten

Certificate Program Healthcare Management 17 januari (start), Nyenrode Business Universiteit, Breukelen www.zorgvisie.nl

Op het scherpst van de snede - Masterclass Onderhandelen, Overtuigen en Beïnvloeden voor artsen 16-17 maart, Kasteel Engelenburg, Brummen www.brainfeed.nl

Masterclass ’Medische informatie de baas’ 20 januari, NTvG, Amsterdam www.ntvg.nl

Surgical anatomy of the nerves of the leg 24 maart, LUMC, Leiden www.boerhaavenascholing.nl

Heupprothesiologie 21 januari, Radboudumc, Nijmegen www.paoheyendael.nl

Basiscursus duikgeneeskunde deel 1 24-25 maart, De Dijnselburg, Zeist www.scotthaldane.nl

Epidemiologie Collegium Chirurgicum Neerlandicum (CCNe) 23-24 januari, LUMC, Leiden www.boerhaavenascholing.nl Jubileumcongres ‘Beter worden’ 26 januari, NBC Congrescentrum, Nieuwegein www.medirisk.nl

beslissing van Medtronic om substantieel uit te breiden in zijn gemeente. “Dit bevestigt wederom dat Heerlen als locatie voor bedrijven in de medisch-logistieke sector veel te bieden heeft. Deze investering is een belangrijke versterking van het medisch-logistieke cluster

Openingssymposium Oncologisch Centrum UMCG 30 maart, UMCG, Groningen www.wenckebachinstituut.nl Symposium Gedreven Innovatieve Oncologische zorg 31 maart, CWZ/Het Leerhuis, Nijmegen www.cwz.nl

in de regio, waarbij Medtronic haar status als grootste commerciële werkgever in de regio nog eens benadrukt.” De eerste werkzaamheden aan het nieuwe distributiecentrum beginnen naar verwachting medio 2017. ●

Uitgelicht Basiscursus duikgeneeskunde deel 1 Duiken en werken onder overdruk onder­ scheiden zich wezenlijk van sport en activiteiten onder normale atmosferische druk. Bewusteloosheid onder water leidt bijvoorbeeld in de meeste gevallen tot acute verdrinking. Bovendien hebben vele, vaak onschuldige, lichamelijke afwijkingen bijzondere consequenties voor het uitoefenen van de duiksport of voor werken onder overdruk. Deze cursus is de basis voor elke arts die meer wil weten over duik- en hyperbare geneeskunde of die duikkeuringen wil gaan verrichten. U leert de basisprincipes van hyperbare fysica en hyperbare fysiologie, waarbij wordt ingegaan op de invloed van atmosferische en hydrostatische druk op het menselijk lichaam. Een aantal voor de duikgeneeskunde relevante aspecten uit de fysica komt aan de orde en de fenomenen belvorming en decompressie worden behandeld. Er is aandacht voor de oorzaken en preventie van de duikziekten die tijdens de verschillende fasen van een duik kunnen ontstaan. Aan de hand van casuïstiek worden deze problemen verder uitgewerkt. Ook de internationale regels en richtlijnen rondom het duikmedisch onderzoek komen aan bod. Deelnemers met duikbrevet krijgen tevens de kans om allerlei duikapparatuur en -accessoires te proberen, zoals volgelaatsmaskers en droogpakken. De cursus is voor huisartsen en alle medisch specialisten geaccrediteerd met 14 punten; voor bedrijfsartsen 12 punten. Deelnamekosten bedragen 595 euro.

Op het scherpst van de snede Masterclass Onderhandelen, Overtuigen en Beïnvloeden voor artsen

Als arts heeft u dagelijks te maken met discussies over beroepsgerelateerde zaken. De schaalvergroting in de gezondheidszorg zorgt voor tijdgebrek en heeft grote invloed op de manier van discussiëren. Vakgroepen en maatschappen worden steeds groter, waardoor collegae er steeds minder voor over hebben om goed naar elkaar te luisteren. Het toenemende tijdgebrek van de arts zet ook de onderhandelingen met directies en zorgverzekeraars onder druk. Door uw onderhandelings-, overtuigings- en beïnvloedingsvaardigheden te optimaliseren kunt u zowel binnen uw praktijk of maatschap als daarbuiten de beste resultaten behalen. In deze tweedaagse interactieve cursus zal de docent u hand­ reikingen ­bieden en tips geven, maar ook uitdagen en prikkelen om zelf inzicht te krijgen in de do’s en don’ts van het onderhandelingsproces. Het is vaak een grote uitdaging om uw ‘gelijk hebben’ naar ‘gelijk krijgen’ te transponeren. Hoe zorgt u ervoor dat uw voorstel voor een belangrijke kwaliteitsverbetering erdoor komt bij uw maatschap? Hoe overtuigt u degene die hardnekkig blijft volharden in pseudowetenschappelijke argumenten? En hoe kunt u humor als wapen in de onderhandelingsstrijd benutten? De cursus is geaccrediteerd met 12 ABAN-nascholingspunten, kosten voor deelname bedragen 1295 euro inclusief overnachting.

Forensic Awareness: Algemene mishandeling en kindermishandeling

Het herkennen van mishandeling is niet eenvoudig. Mishandeling is vaak onzichtbaar en slachtoffers die mishandeld worden durven hier vaak niet over te praten. Ze schamen zich, ze weten dat de dader erop zal reageren of ze verwachten dat niemand hun verhaal zal geloven. In deze cursus komt aan de orde op welke wijze een mishandeling te herkennen is. Hoe gaat u om met een gevoel dat er iets niet klopt, en wat zijn dan uw rechten en plichten als zorgverlener? Hoe gaat u om met een mogelijke bewijslast en hoe herkent u de diverse letsels die u kunt tegenkomen op de Spoedeisende Hulp of in de huis­ artsenpraktijk? Deze cursusdag is één van de twee modules Forensic ­Awareness, die los van elkaar zijn te volgen. In deze module leert u over wetgeving en meldcodes rondom (kinder)mishandeling, letsels en aannames, letselbeschrijving en -foto­ grafie en de do’s en don’ts bij het vergaren van feiten en bewijsvoering. Ook leert u gesprekstechnieken die u kunt toepassen bij volwassen en kinderen die vermoedelijk slachtoffer zijn van mishandeling. De module is geaccrediteerd door de NVSHA voor 6 punten, kosten voor deelname bedragen 225 euro.


Media 15

MEDISCHE INNOVATIE EN TECHNOLOGIE DECEMBER 2016

Nieuwsflits Virtuele Afgelopen oktober werd in Zürich de eerste Cybathlon ter wereld gehouden. Het toernooi is vergelijkbaar met de Paralympics, maar is behalve een competitie tussen atleten ook een wedstrijd in technologie. Mensen met een onderlichaamverlamming gebruikten gemotoriseerde exoskeletten om een uitdagende hindernisbaan af te leggen, en degenen met een verlamming vanaf de nek raceten door een videospel dat ze bestuurden met hersen-computerinterfaces. Er waren ook gemotoriseerde arm- en protheseraces, fietswedstrijden waarbij de beenspieren van deel­ nemers werden geactiveerd met elektrische simulators, en aan­ gedreven rolstoelraces. WWW.MEDGADGET.COM, 13-10-’16

Een 47-jarige Amerikaan heeft een gat van 2,5 centimeter in zijn slokdarm overgehouden aan het eten van één van de heetste pepers ter wereld, de ‘bhut jolokia’. De man deed mee aan een eetwedstrijd. Na het eten moest hij door flinke buikpijn meerdere malen kokhalzen en overgeven. Dit gebeurde zo vaak, dat er uiteindelijk een gat in zijn slokdarm ontstond. Eenmaal in het ziekenhuis constateerden artsen bij de grote eter het Boerhaave-­ syndroom: een zeldzame en vaak dodelijke medische complicatie door overmatig overgeven. Deze complicatie werd als eerste beschreven door de achttiende eeuwse Nederlandse dokter Herman Boerhaave. Een van zijn patiënten overleed door een scheur in de slokdarm, nadat de man zoveel had gegeten dat hij niet meer kon stoppen met overgeven. De onfortuinlijke Amerikaan overleefde de chilipeper gelukkig, maar lag wel 23 dagen in het ziekenhuis. WWW.AD.NL, 18-10-’16

De Amerikaanse Lynlee Boemer is niet één, maar twee keer geboren. Na zestien weken zwangerschap kreeg haar moeder Margaret te horen dat haar nog ongeboren dochter een grote tumor onder aan haar rug had. Zij en haar man kregen te horen dat ze de zwangerschap het beste konden beëindigen. Op zoek naar een andere oplossing kwamen ze uit bij het team van de Texaanse arts Darrell Cass. Zij verwijderden de tumor door de ongeboren baby heel even uit de buik van de moeder te halen, en daarna weer ‘terug te stoppen’, zodat het kind nog verder kon groeien. Een paar weken later kwam Lynlee voor de tweede keer – en deze keer blijvend – gezond en wel ter wereld. WWW.WTF.NL, 27-10-’16

Een plastisch chirurg in China heeft een operatie verricht waarbij hij delen van een oor in de arm van zijn patiënt heeft geïmplanteerd, om het daar uit te laten groeien tot een volwaardig oor. De patiënt onderging een operatie waarbij een deel van het kraakbeen van zijn ribben is weggehaald, om hieruit de vorm van een oor te kunnen reconstrueren. De replica van het oor is vervolgens in de arm van de man onder de huid gebracht. Als het oor daar ‘volgroeid’ is, wordt het kunstmatig gecreëerde oor weer aan het hoofd van de man bevestigd, aldus zijn chirurg. De 30-jarige patiënt moet een aantal operaties ondergaan, nadat hij bij een auto-ongeluk verminkt is geraakt. Hij zegt zeer gehecht te zijn aan zijn oren en wil de operatie daarom laten uitvoeren. WWW.NU.NL, 10-11-’16

verpleegkundige helpt bij chronisch hartfalen MAASTRICHT Het op afstand begeleiden van patiënten met chronisch hartfalen kan effectiever en gebruiksvriendelijker door inzet van een virtuele verpleegkundige. De inzet van de digitale verpleegkundige ‘Molly’ wordt nu getest door dertig patiënten en hun behandelaars in het Hart+Vaat ­ Centrum van het Maastricht UMC+. Molly moet de patiënt helpen bij het dagelijkse gebruik van de online tool MijnHartfalencoach. Bij telemonitoring wordt enerzijds educatie aangeboden en worden anderzijds de lichaams­functies van een patiënt op afstand gecontroleerd door zorgverleners. Uit Maastrichts onderzoek is al eerder gebleken dat deze digitale zelfhulp bij hartfalen een aantal voordelen oplevert. Zo resulteert het gebruik van telemonitoring in meer ziekte-specifieke kennis en zelfzorg, een vermindering van ziekenhuisopnamen en een lasten­verlichting voor de hartfalenverpleegkundige. De introductie van de digitale verpleegkundige Molly, een zogeheten zorg-avatar, moet de behandeling van patiënten met chronisch hartfalen effectiever maken. Molly ondersteunt patiënten bij het dagelijks gebruik van digitale zelfhulp met het online programma MijnHartfalencoach via hun smartphone of tablet. De virtuele verpleegkundige zal onder meer stimuleren om dagelijks gewicht en bloeddruk te controleren en persoonlijk advies geven over de behandeling. Daarnaast helpt Molly patiënten hun kennis over hun aandoening te vergroten, door hen de kennismodule uit Mijn­ Harfalencoach te laten doorlopen. De antwoorden en reacties van patiënten worden opgeslagen zodat de hartfalen-verpleegkundige in het ziekenhuis mee kan kijken. Deze kan inspelen op actuele symptomen en klachten om verergering van de aandoening te voorkomen. Dertig patiënten en hun artsen testen nu het gebruik van de digitale verpleegkundige. Uit het onderzoek moet blijken of Molly kan bijdragen klachten vroegtijdig te signaleren en hartfalen efficiënter te behandelen. Ook wordt nagegaan of hiermee de nazorg van ­patiënten kan worden verbeterd. Prof. dr. Hans-Peter Brunner La-Rocca, hoogleraar Cardiologie ­ en Klinisch Hartfalen: “Wij verwachten dat onze patiënten zich nog meer op hun gemak zullen voelen door deze op maat gesneden benadering. Wij hopen zo een nog beter inzicht te krijgen in hoe mensen in het dagelijks leven omgaan met hartfalen en wat het effect van onze behandeling is.” In het onderzoeksproject werkt het Maastricht UMC+ samen met het Nederlandse eHealth-bedrijf Sananet, dat MijnHartfalencoach ontwikkelde, en Sense.ly, een producent van intelligente zorg-­ avatars uit Silicon Valley. (bron: MUMC+) ●

Hartstichting lanceert reanimatie-app DEN HAAG Direct reanimeren door omstanders verdubbelt de overlevingskansen van mensen met een hartstilstand. Hun kwaliteit van leven na afloop is over het ­algemeen goed. Ter ondersteuning van directe reanimatie lanceert de Hartstichting een nieuwe reanimatie-app. De afgelopen decennia zijn de kansen op overleving bij een hartstilstand buiten het ziekenhuis

“Oefeningen en instructies voor burgerhulpverleners” flink gestegen. Lag deze midden jaren negentig nog op 9 procent, inmiddels is dit gestegen tot gemiddeld 23 procent, blijkt uit een grootschalig onderzoek van de Hartstichting. De groei van het aantal burgerhulpverleners én hun rol in de hulpverleningsketen ­hebben hiertoe bijgedragen. Om burgerhulpverleners te ondersteunen, is er nu de nieuwe reanimatie-app van de Hartstichting. De app biedt oefeningen en

instructievideo’s, onder meer van borstcompressies en beademing, en informatie over nazorg. Hiermee kunnen burgerhulpverleners hun reanimatiekennis en vaardigheden up to date houden. De app is voor iedereen te gebruiken, maar niet bedoeld ter vervanging van een reanimatiecursus. Floris Italianer, directeur van de Hartstichting: “Dat de overleving de afgelopen jaren zo sterk is verbeterd, is uiterst bemoedigend. We zien dat de overleving in regio’s met een hoge dichtheid aan burger­hulpverleners groter is, omdat er snel wordt gestart met reanimatie.” Het doel van de Hartstichting is om iedereen in Nederland binnen 6 minuten te kunnen helpen bij een hartstilstand. Het afgelopen jaar heeft de stichting ruim 50.000 burgerhulpverleners geworven. Italianer: “Toch zijn we er nog niet. We hebben nog 30.000 burgerhulpverleners nodig om slachtoffers van een hart­ stilstand binnen die cruciale 6 minuten hulp te kunnen bieden. Vooral in de Randstad is de dekking nog onvoldoende. Daar blijven we ons voor inzetten.”

Het menu van de reanimatie-app die de Hartstichting ter ondersteuning van burgerhulpverleners heeft ontwikkeld. (BEELD: HARTSTICHTING)

De reanimatie-app van de Hartstichting is gratis te down­ loaden voor zowel iOS als Android. (bron: Hartstichting) ●

De digitale verpleegkundige Molly, die patiënten met chronisch hartfalen gaat ondersteunen. (BEELD: MUMC+)


Innova IGS 540: het Angiosysteem van GE Healthcare Met zijn 40x40 cm detector, biedt de Innova™ IGS 540 een uitgebreide anatomische dekking voor perifere en abdominale procedures. De Innova IGS 540 biedt de beeldkwaliteit die u nodig heeft en helpt de dosis zo laag mogelijk te houden. Aangedreven door zijn geavanceerde toepassingen, kunt u alle interventionele procedures met vertrouwen plannen, uitvoeren en evalueren: • Flight Plan For Liver begeleidt uw leverembolisaties in drie intuïtieve stappen en markeert automatisch de bloedvaten die naar de tumor leiden • Needle Assist helpt u bij het plannen en navigeren van al uw naaldgeleide procedures door middel van een fusie van de geplande virtuele trajecten op de doorlichtbeelden • Vessel Assist biedt een oplossing voor uw complexe vasculaire procedures.

www.gehealthcare.nl TM: Handelsmerk General Electric Company

GE Healthcare feliciteert het Groene Hart Ziekenhuis met de nieuwe Innova IGS 540.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.