1 ‘Wilt u mijn hond kussen?’ vroeg een jonge vrouw aan Barnabas Holee, toen hij na een spetterend optreden in Surhuisterveen de kerk uit liep. Het meisje was uit de haag van enthousiastelingen gestapt, die hem steevast na zijn diensten stonden op te wachten. Fans zou je ze kunnen noemen. Ze maakten foto’s, vroegen om handtekeningen, deden ontboezemingen van allerlei aard, en meer nog dan al die andere dingen zochten zij warmte in dat kortstondig contact. Aandacht van Barnabas Holee, Gods heraut, deed hen het eigen leven met alle misère en teleurstelling, de alledaagsheid ook, even vergeten. En dan maakte het nog weinig uit of het de misère in een eigen leven betrof of die van een hond. ‘Maar natuurlijk,’ antwoordde Barnabas, zijn stem was van een buitengewoon charmante lichtheid. Zojuist had hij opnieuw de sterren van de hemel gepreekt, de adrenaline raasde door zijn lichaam. Gretig bekeek hij de jonge dame, die met de hond in haar armen voor hem stond. Hij zou zich eens moeten verdiepen in de wereld van honden. De rassen kennen, zodat hij op dit soort momenten kon vragen of het inderdaad een bepaalde soort betrof. Een chihuahua of een pekinees. Geen idee had hij nu. Een hond was het, klein, maar wel met een ontvankelijk bazinnetje, en daarin schuilde de motivatie voor die gretige blik. Barnabas keek niet zoals andere mannen gretig zouden kijken naar deze jonge schoonheid. De gretigheid van Barnabas Holee werd veroorzaakt door zendingsdrang, een niet te negeren behoefte de liefde van Jezus te delen. Met iedereen, maar met vrouwen bij voorkeur fysiek. Er ging een tinteling door zijn lichaam bij de gedachte daaraan.
11
Relishow_137x213.indd 11
18-10-11 13:26