3 minute read

Fijn dood hout: afval of waardevolle biotoop?

Na beheerwerken in het bos blijft er steeds takhout achter. Bij fijnbetakte bomen met een kleine kruin valt dit nogal mee, maar bij kromme grove dennen of laag- en dikvertakte bomen kan het om een flinke hoeveelheid gaan. We krijgen steeds meer vragen van mensen die houden van een opgeruimd bos of die bezorgd zijn over een verbraming in takkenhopen. We gingen te rade bij het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), dat een uitgebreide literatuurstudie deed over de mogelijke ecologische consequenties van een verhoogde biomassa-oogst in bossen. Men ging er op zoek naar de gevolgen, vooral voor de bodem, de productiviteit en de biodiversiteit. Het positieve effect van fijne takken op de bosbodem wordt in het volgende nummer besproken.

Inmiddels is algemeen geweten dat dood hout belangrijk is voor de biodiversiteit in bossen: ruim een derde van alle bossoorten is afhankelijk van dood hout als voedsel of schuilplaats. Heel wat studies toonden het uitzonderlijke belang aan van zwaar, liggend en staand dood hout. De laatste jaren gaat er dan ook veel aandacht naar dik, dood hout. Fijn hout krijgt doorgaans veel minder aandacht. Hetzelfde geldt voor de stobben van gekapte bomen. Onterecht, zo bleek uit de literatuurstudie van INBO.

Veel kleintjes maken een grote hoop

Afhankelijk van de beheerdoelstelling blijft het kruinhout na exploitaties door Bosgroep Limburg meestal op het perceel achter. Als je de volgende keer dus een bosexploitatie ziet, zie het takhout dan niet als ‘rommel’ die achterblijft, maar als een erg kostbare grondstof of schuilplaats voor verschillende dieren, insecten, schimmels en zwammen. Het verhoogt de biodiversiteit van het bos én dus ook van jouw leefomgeving!

Een berekening op basis van de Vlaamse bosinventaris, gedetailleerde metingen en extrapolaties in de bosreservaten toonden aan dat de fractie met een omtrek van 0 tot 20 cm (die normaal gesproken nooit opgemeten wordt) in een gemiddeld bos 3 tot 4 kubieke meter per hectare inneemt. Ongeveer een derde van het liggende, dode hout bestaat uit fijn hout. Het volume van de fractie tot 20 cm is op bosniveau bijna even groot als die van het dood hout met een omtrek van 20 tot 60 cm. Geen verwaarloosbaar aandeel, dus! Een beleid waarbij meer exploitatieresten worden geruimd als biomassa voor groene energie zou dus een belangrijke impact hebben op de voorraad dood hout en de doelstelling van minstens 4% dood hout in elk bosbestand in het gedrang brengen.

Fijn takhout, een fijne biotoop

Fijn takhout is veel soortenrijker dan algemeen aangenomen. Zweeds en Frans onderzoek naar de keverfauna in exploitatieresten (max. 15 cm dik) toonde aan dat deze fauna vrij soortenrijk was, met nogal wat zeldzame en rodelijstsoorten. Bovendien werden soorten gevonden die enkel in fijn en niet in dik dood hout voorkomen. Dit was nog explicieter zo voor hout verterende paddenstoelen. Bij een onderzoek op dood eikenhout in Zuid-Zweden werden meer dan 400 soorten zwammen gevonden, waarvan ruim 170 soorten exclusief op fijn hout (met een diameter van maximaal 10 cm) voorkwamen, tegenover 61 soorten op zwaar, dood hout. Voor de groep van de bekerzwammen was ruim driekwart van de soorten enkel in fijn hout te vinden.

Ook andere onderzoeken rond paddenstoelen komen tot dezelfde conclusie: per houtfragment zijn de dikke stukken soortenrijker dan de fijne takjes, maar verrekend per volume-eenheid is de soortenrijkdom heel vergelijkbaar en mogelijk zelfs hoger in fijn hout. Nog belangrijker: beide sortimenten (dun en dik) hebben een unieke soortensamenstelling, met een belangrijk aandeel exclusieve soorten. Ze zijn dus complementair en even noodzakelijk voor het behoud van de biodiversiteit.

Zowel het kever- als zwammenonderzoek toonden overigens aan dat met name zonbeschenen takhout van eik een heel rijke en gespecialiseerde biodiversiteit herbergt. In oude loofbossen is het dan ook aangewezen om zonbeschenen takkenhopen te behouden. Ze vormen (letterlijk en figuurlijk) een hotspot voor aan dood hout gebonden soorten.

Takken als schuiloord

Fijn takhout vormt, zeker in de vorm van een kruin of takkenhoop, een belangrijke schuilplaats tegen predatoren of barre weersomstandigheden (hitte, droogte, koude), ook voor soorten die niet rechtstreeks van het dode hout afhankelijk zijn. Denk maar aan vogels die op de grond broeden, knaagdieren, marterachtigen, amfibieën, reptielen en allerlei ongewervelden. Het opstapelen van kroonresten in takkenhopen kan de biodiversiteit dus absoluut ten goede komen, terwijl het de bosbestanden toegankelijk houdt voor toekomstig beheer.

Niet tobben over stobben

Stronken van omgehakte bomen hebben niet enkel een bovengronds gedeelte waar heel wat soorten van profiteren, het ondergrondse deel is minstens tien keer zo groot. Dit ondergrondse, dode hout is gebonden aan een heel specifieke biodiversiteit. Bovendien vormen stobben in heel wat bossen de enige bron van zwaar, dood hout. Soorten die enkel op dit sortiment voorkomen, zoals bepaalde zwammen en kevers, vinden hier vaak hun enige toevluchtsoord. Zolang het behoud van voldoende dik, dood hout geen algemene praktijk is, blijven deze stobben dus belangrijke oases voor vaak zeldzame soorten.

De biefstukzwam is een typische paddenstoel van dik, dood hout, vooral van eik. Soms vind je hem ook terug op eikenstobben, zoals hier in een dreef in Maldegem.

This article is from: