3 minute read

Neurobiologische kijk

Pure Child februari 2020 V E R S L A V I N G

A N D E R S

Advertisement

Een neurobiologische kijk op verslaving bij jongeren

22-PURECHILD 02 | 2020 Er is meer en meer convergerend wetenschappelijk bewijs dat we verslaving kunnen definiëren als een neurobiologische gedragsstoornis ten gevolge van verandering in het brein.Het wordt gekenmerkt door een drang tot en het zoeken en innemen van een middel, een verlies aan controle over het inperken van de inname en in toenemende mate emotionele en gedragsmatige ontregeling wanneer het middel niet beschikbaar is of onthouden wordt. Verslaving is het gevolg van een wisselwerking tussen de kenmerken van een individu en zijn specifieke kwetsbaarheid voor verslaving. H et middel (zoals bijvoorbeeld, alcohol, sigaretten, suiker, drugs enz.) dat gebruikt wordt, activeert een depletie (in grote hoeveelheid vrijkomen) van neurotransmitters die zich verspreiden over het brein. Deze depletie geeft een zeer prettig gevoel, werkt tijdelijk euforiserend en pijnstillend (parallel met gedragingen). Bij alle middelen en veel gedragingen komt dopamine in grote hoeveelheden vrij. Deze dopamine depletie is afkomstig van ons beloningscentrum( nucleus accumbens) in ons limbisch systeem. Dit is sterk verbonden met ons dashbord (amygdala) van

ons limbisch systeem waar de visuele signalen gekoppeld worden in de hippocampus die ze opslaat in het geheugen. Na herhaaldelijke inname ontstaat er gewenning en directe effecten op het brein, nl. afname van dopamine receptoren waardoor er sterkere prikkels nodig zijn om hetzelfde effect te bereiken. Daarnaast is er ook nog een zeer sterk psychologisch effect. Er ontstaat letterlijk een interne zucht naar de stof/prikkel en een pathologische drang naar het verkrijgen van het middel en het herhalen van de ervaring. Wanneer onder deze omstandigheden de inhibitie tekortschiet dan is de persoon de controle over dit gedrag kwijt. Neurobiologisch is er dan sprake van onvermogen en niet zoals zo lang is gedacht van onwil. Alle middelen hebben een dopamine depletie effect op ons beloningscentrum maar de verschillende categorieën middelen (nicotine, opiaten, cocaïne, amfetamines, cannabis en alcohol hebben nog invloed op de andere essentiële neurotransmitters.

Neurobiologisch type

Kenmerken van het individu, hoe we zijn, wie we zijn, wordt niet enkel bepaald door de 5% DNA die onze 23000 erfelijke genen zijn, maar wordt meebepaald door ons volledige potentieel aan DNA. De overig 95% wordt meebepaald en beïnvloed door het microbioom en door het epigenoom. Heel het geheel bepaald dus ook hoe we neurobiologisch zijn en hoe we omgaan met de neuroplasticiteit van ons brein. Naast de recente visie waarin middelengebruik gezien dient te worden als een neurobiologische ontwikkelingsstoornis, tonen moderne beeldvorming en nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen grote neurobiologische verschillen tussen mensen onderling. Het is dan ook zinvol om ontwikkelingsstoornissen te zien als een voortdurende wisselwerking tussen gen en omgeving.

Hierin onderscheiden zich twee groepen, enerzijds zijn er genetische factoren die de kwetsbaarheid, gevoeligheid voor verslaving vergroten ( ADD, ADHD, ASS, Asperger syndroom, HSP,OCD, impulsiviteit-compulsiviteit,… )en anderzijds vroeg ingrijpende live-events ( verwaarlozing, mishandeling, misbruik..) en huidige stress ( leerproblemen, uitval op school, PTSS…). Beide kwetsbaarheden zorgen voor een verlaagde gevoeligheid en ontregeling van het dopaminesysteem doch dienen anders behandeld te worden.

Verder is het ook zinvol te kijken naar het tegelijkertijd aanwezig zijn van verschillende genetische factoren ( aandoeningen/stoornissen) vb. samengaan van autisme en ADHD. In de praktijk zie je dat de zogeheten klinische stoornissen (etiketjes) uit de DSM veel complexer zijn en voldoen de gedragskenmerken vaak aan de criteria van meerdere bijzonderheden/ stoornissen. Soortgelijke verstoringen van executieve functies of op een ander niveau van dopaminereceptordichtheid kunnen een rol spelen in uiteenlopende stoornissen/vormen van neurobiologisch anders zijn zoals ADHD,ADD, ASS, Asperger… en verslaving. Bemerk verder ook dat de relatie tussen de verschillende stoornissen niet statisch is en dat er ook een dynamische wisselwerking is tussen gen en omgeving.

Therapie en nazorg

Als ervaringsdeskundige met bovenstaande visie indachtig en de wetenschap dat er te weinig clinici, therapeuten zich rekenschap geven van de sterke risico’s op verslaving bij kinderen/jongeren met gedragsproblemen, ADHD, ADD, ASS, Asperger, HSP enz. is het belangrijk te realiseren dat deze jongeren sneller verslaafd raken omwille van hun neurobiologisch anders zijn, zeg maar omwille van hun persoonlijkheid. Bijgevolg hebben deze jongeren dan ook het meeste baat bij een betrouwbare gezondheidsanalyse, een integratieve persoonlijke therapie en nazorg die gebruikt maakt van een scala aan therapievormen, psycho-educatie, suppletie met voedingssupplementen en biofeedback. 

Axel Wellens www.zenscan.be

This article is from: