Samenwerken met sportverenigingen voor een vitale samenleving: grijp die kans! Hoe sportverenigingen en zorginstellingen elkaar kunnen versterken in het veranderende sociale landschap (en waarom dit nog nauwelijks gebeurt) Drs. Sanne Scholten Drs. Penny Nugteren
HULPVERLENERS DIE DE KRACHT VAN DE SPORTVERENIGING INZETTEN, KIEZEN VOOR EEN BETERE GEZONDHEID EN EEN SOCIAAL NETWERK VOOR HUN CLIËNTEN Samenwerking tussen sociale- en sportsector vraagt een toenadering van beide kanten maar levert grote winstpunten op de voor de toekomst Gemeenten staan vanaf 2015 voor enkele enorme veranderingen: • De invoering van de Participatiewet, waardoor onder andere de sociale werkvoorziening per 1 januari 2015 wordt afgesloten voor nieuwe werknemers. • De overheveling van Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), waarmee gemeenten verantwoordelijk worden voor de langdurige zorg voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten. • De overheveling van de jeugdzorg, waardoor de gemeente verantwoordelijk wordt voor het overgrote deel van de zorg voor jeugd.
Key issues 1. De herinrichting van het sociale domein vraagt om het meer en beter inzetten van bestaande sociale netwerken. 2. Samenwerking met sportverenigingen biedt kansen op minder dure interventies en betere resultaten. 3. Om deze kansen te verzilveren hebben professionals in de zorg- en welzijnssector een cruciale rol. Zij kunnen sport als middel structureel opnemen in hun werkprocessen en hun cliënten wijzen op de (lokale) mogelijkheden van sporten en bewegen.
Met deze transities is circa 8 miljard euro gemoeid, een bedrag dat bijna 50 procent is van de huidige omvang van het Gemeentefonds. Binnen deze ontwikkeling gaan er taken vanuit het rijk naar de gemeenten. Dit gebeurt vanuit de gedachte dat lokale partijen in samenwerking met elkaar betere ondersteuning kunnen geven aan mensen die zorg of ondersteuning nodig hebben. Daarnaast is er vanuit ‘het beleid’ meer nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van burgers en hun eigen sociale netwerken. De verwachting is dat hierdoor problemen enerzijds in een eerder stadium worden ontdekt en anderzijds ook eerder verholpen kunnen worden. De kosten voor zwaardere vormen van zorg kunnen daarmee meer worden voorkomen. De decentralisaties gaan gepaard met grote kortingen door het Rijk, waardoor de gemeenten de taken met aanzienlijk minder middelen moeten uitvoeren. De gedachte is dat deze taken door de gemeente goedkoper uitgevoerd kunnen worden, doordat het mogelijk is meer gebruik te maken van de mogelijkheden en verantwoordelijkheden die mensen en hun netwerk zelf kunnen nemen. Ook kunnen sportverenigingen hierin een belangrijke rol vervullen, maar de samenwerking tussen de sport- en zorgsector verloopt nog moeizaam en is allerminst vanzelfsprekend.
3
KEY ISSUE 1: DE HERINRICHTING VAN HET SOCIALE DOMEIN VRAAGT OM HET MEER EN BETER INZETTEN VAN BESTAANDE SOCIALE NETWERKEN.
De drie decentralisaties hebben een gemeenschappelijk uitgangspunt: eigen verantwoordelijkheid en mogelijkheden van mensen komen meer centraal te staan. De decentralisaties gaan gepaard met forse bezuinigingen, die gemeenten en zorgaanbieders voor grote uitdagingen plaatsen. Mensen zullen meer gebruik moeten maken van het eigen sociale netwerk en minder vanzelfsprekend een beroep kunnen doen op zorg.
De sportvereniging: lokale burgerkracht van oudsher Sportverenigingen zijn in Nederland van oudsher ontstaan rondom de kernbegrippen gezondheid, het streven naar prestaties en sportiviteit, het tonen van volharding, het hanteren van goede omgangsvormen en natuurlijk ontmoeting en plezier. Het zijn juist die waarden die belangrijk zijn in de discussie rondom de decentralisaties in de zorg. En er is nog iets kenmerkend aan sportverenigingen. Daar waar bij branches als kinderopvang, culturele vorming en het welzijnswerk de afgelopen decennia een professionaliseringsslag heeft plaatsgevonden, draaien de meeste sportverenigingen nog volledig op vrijwilligers. De decentralisaties zetten in op meer burgerkracht. Dit is bij sportverenigingen in hoge mate aanwezig.
Waarom zou een vereniging dit willen? Vaak wordt gedacht dat meer maatschappelijk inzet door sportverenigingen is ingegeven door de overheid. En dat de sportverenigingen hiermee worden ‘opgezadeld’. Onze ervaring in Rotterdam leert dat er op dit moment een voorhoede van sportverenigingen is die intrinsiek gemotiveerd is om een bijdrage te leveren aan sociale vraagstukken en het welzijn van mensen in hun wijk. Om haar maatschappelijke ambitie duurzaam vorm te kunnen geven, is het belangrijk dat een club het eigenbelang koppelt aan die ambitie: de maatschappelijke inzet moet een winwin-situatie opleveren, anders is deze niet levensvatbaar.
4
De winst voor de vereniging zit vaak in de aanwas van nieuwe leden uit nieuwe doelgroepen. Extra inkomsten voor de vereniging dus. Verder kan de vereniging meer en andere vrijwilligers activeren door in te zetten op specifieke onderwerpen als zorg, duurzaamheid en jeugd. Uit ervaring van clubs blijkt dat er leden zijn die geen behoefte hebben aan traditionele vrijwilligerstaken, zoals een bardienst draaien. Zij zijn echter wel bereid hun specifieke kennis of netwerk in te zetten voor de vereniging of bijvoorbeeld als begeleider van kinderen met een beperking op te treden. Hierdoor groeit de trots op de vereniging van deze leden en voelen ze zich meer verbonden. Een belangrijk neveneffect kan zijn dat de vereniging zich in de kijker speelt van de lokale overheid. Door in te spelen op beleidsdoelstellingen van de gemeente, wordt de vereniging een volwaardige partner. Een andere mogelijke winst voor verenigingen die maatschappelijke activiteiten ontplooien is het ontstaan van samenwerkingsverbanden met maatschappelijke instellingen. Steeds vaker gaan dergelijke samenwerkingsverbanden gepaard met een financiële impuls. Ook kunnen maatschappelijke activiteiten verenigingen helpen bij het aantrekken van nieuwe sponsoren.
‘Samenwerking met sportverenigingen is een kans om meer vanuit de eigen kracht van het gezin te werken en niet meteen te therapeutiseren’ Rigtje Smit, gezinstherapeut
KEY ISSUE 2: SAMENWERKING MET SPORTVERENIGINGEN BIEDT KANSEN OP MINDER DURE INTERVENTIES EN BETERE RESULTATEN.
Meerwaarde sport: meer dan gezondheidswinst Sporten is gezond en sporten bij een sportvereniging levert niet alleen meer beweging voor de persoon in kwestie. Er komt steeds meer wetenschappelijk1 bewijs dat de meerwaarde van sport verder gaat dan puur gezondheidswinst. Voorbeelden hiervan zijn: • Senioren die blijven bewegen, winnen gezonde levensjaren en verbeteren hun geheugen en concentratievermogen. • Mensen die voldoen aan de beweegnorm2 voelen zich gezonder en hebben minder last van acute en chronische gezondheidsaandoeningen. Ook verkleint bij hen de kans op kanker. • Sporten bij een sportvereniging geeft zelfvertrouwen om ook weer op andere terreinen in de samenleving mee te gaan doen. • Met sporten en bewegen kunnen sociale emotionele klachten als angst in interactie met anderen en depressie worden voorkomen. • Sporten kan voorkomen dat ouderen in een sociaal isolement terechtkomen. • Kinderen ontwikkelen door te sporten impulscontrole, concentratievermogen en motorische vaardigheden. • Indien de juiste sociale context bij een vereniging aanwezig is, draagt sporten en bewegen ook bij aan betere schoolprestaties en het verminderen van gedragsproblemen.
De plus van de vereniging: sociale binding De opkomst en spectaculaire groei van fitness en van ongeorganiseerd sporten (onder andere hardlopen en wielrennen), leken in de jaren ’90 verenigingen overbodig te maken. Bovendien werd het steeds lastiger om vrijwilligers te binden aan de vereniging. Een toekomstscenario waarin helemaal werd overgegaan op ongeorganiseerd of commercieel sporten en bewegen, leek een reële optie.
andere woorden: hoe meer sociale binding, hoe langer mensen blijven sporten. Sociale binding is weliswaar niet de belangrijkste beïnvloedende factor bij het gaan en blijven sporten (dat is gezondheidsperceptie), maar het is wel de enige factor die de sportaanbieder direct kan beïnvloeden. De sociale binding bij verenigingen is significant hoger dan bij individueel sporten of sporten bij een sportschool. Als we de (sport)participatie van kwetsbare groepen willen verhogen, is het zinvol om in te zetten op sociale binding. De vereniging biedt daarvoor de beste voedingsbodem. Die sociale binding binnen de sport is echter niet alleen relevant voor het stimuleren van de sportdeelname van mensen. Als samenleving streven we naar participatie in de breedste zin van het woord. De vereniging is onderdeel van het sociale netwerk van haar leden.
1
e waarde van Sport – prognose van het D maatschappelijke rendement van het programma “Sportplus- 30 clubs helpen Rotterdam vooruit, Verwey-Jonker instituut, oktober 2011.
2
eze norm definieert een minimaal niveau D van bewegen dat nodig is om gezondheidswinst te behalen. Voor volwassenen komt dit neer op dagelijks een halfuur matig intensief bewegen, gedurende minimaal 5 dagen per week.
3
Boeien en Binden - de invloed van sociale binding op sportparticipatie, Insites Consulting 2011.
‘De samenhang van welzijn, preventie, zorg en sport leidt tot meer efficiency als je dit strategisch aanpakt: beschouw de samenwerking met een sportvereniging als interventie en laat een hulpverlener de supervisie uitvoeren, waardoor minder dure tijd nodig is’ Marco Florijn, voormalig wethouder werk, inkomen, zorg en bestuur, gemeente Rotterdam
Laagdrempelig sporten blijkt vaak laagdrempelig afhaken te zijn. Uit onderzoek van Insites uit 20113 blijkt dat sociale binding en sportparticipatie samenhangen. Met
5
Voor mensen met een beperkt netwerk is de vereniging een prachtige aanvulling. Voor mensen met een ‘fout’ netwerk, zoals jongeren die in of op het randje van het criminele circuit zitten, is de vereniging een alternatief sociaal milieu. Bovendien krijg je bij de vereniging de kans om maatschappelijke ervaring op te doen, als lid van een commissie, als trainer of in een bestuurlijke functie.
Sport als middel Sporten of bewegen bij een sportvereniging kan worden ingezet als middel voor kwetsbare doelgroepen zonder dat de betreffende persoon direct in het hulpverleningscircuit terechtkomt. Dit sluit aan bij de gedachte dat bijvoorbeeld de jeugdzorg moet ontmedicaliseren. Bewegen heeft vaak een positief effect op de fysieke en mentale ontwikkeling van het kind en maakt onderdeel uit van het ‘normale’ sociale leven. De professional kan bijvoorbeeld een rol spelen bij het contact leggen met de trainer van de sportvereniging en houdt de vorderingen in de gaten. Mogelijk zijn ook minder dure uren van de zorgprofessional nodig door gebruik te maken van de kracht van bewegen en het sociale netwerk van de sportvereniging. Daarbij moet worden
6
aangemerkt dat de sport niet altijd automatisch voorziet in een positieve sociale binding. Een positief en veilig klimaat bij verenigingen is niet iets dat vanzelf ontstaat, maar iets waaraan gewerkt moet worden. In Rotterdam wordt door Rotterdam Sportsupport al enkele jaren gewerkt met pedagogisch adviseurs bij sportverenigingen en landelijk zet men met de aanpak Veilig Sportklimaat in op de verbetering van gedrag binnen de sport. Dit thema krijgt bij steeds meer sportverenigingen aandacht, wat ten goede komt aan de bestaande leden en bezoekers van de vereniging én aan nieuwe, meer kwetsbare doelgroepen.
‘Hoeveel beter is het voor een kind als het kan zeggen dat het naar de voetbaltraining gaat in plaats van naar een training sociale vaardigheid of naar de diëtist?’ Harry Schaarman, adviseur sport en zorg, FlexusJeugdplein
Drie voorbeelden van projecten bij sportverenigingen Het aanbieden van beweegaanbod voor chronisch zieken of ouderen. Dit kan een andere sport zijn dan het huidige sportaanbod van de vereniging en wordt meestal niet in competitieverband georganiseerd (bijvoorbeeld Kombifit bij een korfbalvereniging).
CreĂŤren van plaatsen voor dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking. Deelnemers voeren klusjes uit op de vereniging en komen ook sporten op de vereniging.
Sport als onderdeel van een lifestyleprogramma om weer te kunnen participeren op de arbeidsmarkt. In Rotterdam is het programma ‘Bewegen naar Werk’ hier een goed voorbeeld van. Langdurig werklozen krijgen als onderdeel van een re-integratieprogramma een beweegaanbod dat samen met sportverenigingen wordt georganiseerd.
7
KEY ISSUE 3: OM DEZE KANSEN TE VERZILVEREN HEBBEN PROFESSIONALS IN DE ZORG- EN WELZIJNSSECTOR EEN CRUCIALE ROL. ZIJ KUNNEN SPORT ALS MIDDEL STRUCTUREEL OPNEMEN IN HUN WERKPROCESSEN EN HUN CLIËNTEN WIJZEN OP DE (LOKALE) MOGELIJKHEDEN VAN SPORT EN BEWEGEN. De sportsector en in het bijzonder sportverenigingen bieden kansen als het gaat om het fitter, vitaler en zelfstandiger maken van bijzondere doelgroepen. De sportparticipatie van deze doelgroepen is vaak nog beperkt en te weinig zorg- en welzijnsorganisaties stimuleren hun cliënten om te gaan sporten. Als er bij deze instanties wel aan sport wordt gedacht, wordt vaak een zwaar eisenpakket bij de sportvereniging neergelegd om de deelname van de doelgroep mogelijk te maken. Als verenigingen daar niet aan voldoen, wordt er ofwel niet gesport of de zorgorganisatie organiseert de sport binnen de eigen instelling. Wij ontkennen niet dat de sport vaak nog een ontwikkeling moet doormaken om deze kwetsbare personen te ontvangen. Overheden zetten zich in toenemende mate in om sportverenigingen - die wel willen maar nog niet helemaal kunnen - te ondersteunen bij deze ontwikkeling. In Den Haag doet de gemeente dat onder de noemer Buurthuis van de Toekomst. Sportverenigingen krijgen een bijdrage voor het aanpassen van de accommodatie voor meer en andere doelgroepen uit de wijk. Daarnaast worden ze organisatorisch ondersteund. In Rotterdam krijgen clubs ondersteuning van een adviseur in het kader van het Sportplusprogramma. In Enschede werken ze met de Vitale Sportvereniging. Ook NOC*NSF steunt deze ontwikkeling met het Open Club Concept. Gezien de aantoonbare bijdrage die de sportvereniging voor kwetsbare doelgroepen heeft, loont het voor zorg- en welzijnsorganisaties om te investeren in de samenwerking met sportverenigingen. Hiervoor zijn volgens ons de volgende zaken van belang.
8
1. Zet de (voor)oordelen overboord en leer elkaar kennen
“DAAR WERKEN ALLEEN VRIJWILLIGERS, DAAR IS GEEN KWALITEIT”
Om beter samen te werken, moeten de zorgen welzijnssector en de sport elkaar beter leren kennen. Zorg- en welzijnsprofessionals hebben vaak een beperkt beeld van de sportsector. Zomaar wat (voor)oordelen over sportverenigingen: • Daar is iedereen super sportief, daar past mijn cliënt/patiënt niet tussen • Daar werken alleen vrijwilligers, daar is geen kwaliteit • Daar moet je meedoen aan wedstrijden • Daar moet je achter de bar staan
Vanwege het vrijwillige karakter van sportverenigingen plaatsen professionals soms vraagtekens bij de stabiliteit en kwaliteit van de organisatie. Ze vragen zich af of ze wel kunnen samenwerken met een organisatie die volledig wordt gerund door vrijwilligers en of de vrijwilligers hun doelgroep wel kunnen begeleiden tijdens het sporten.
Dergelijke beelden behoeven nuancering. Omdat ze niet meer kloppen of omdat ze nooit waar zijn geweest. We zien steeds meer verenigingen die afscheid nemen van het beeld van de ‘traditionele’ vereniging. Deze verenigingen bieden andere sporten aan omdat ze ‘een gat in de markt’ zien. Ze bieden een aangepaste versie van hun sport aan om oudere leden te behouden, mensen met een beperking aan te trekken of jonge kinderen eerder aan zich te kunnen binden. En in het clubhuis of de kantine is er niet alleen meer een derde helft, maar ook een kaartavond of een huiswerkklas. Of de plaatselijke fysiotherapeut werkt er een dagdeel. De opstart van dergelijke ontwikkelingen worden soms ook nog eens financieel ondersteund, met de Sportimpuls (de subsidieregeling van ZonMw), door het Oranjefonds of via een lokale subsidieregeling.
Sportverenigingen zijn er omdat een groep mensen een sport wil beoefenen en daarvoor een organisatie wil oprichten en draaiend houden. Dat was vroeger zo en dat is nog steeds de basis. Dat die basis sterk is, moge duidelijk zijn: veel verenigingen draaien inmiddels 100 tot 150 jaar. Op vrijwilligers. Al die tijd draaide het om samen trainen, om wedstrijden, om gezelligheid, om organiseren en besturen. Het werken met vrijwilligers vraagt wel een andere benadering. Dit betekent over het algemeen andere werktijden (avonden en weekenden) dan voor de meeste professionals gebruikelijk is. Maar ook een ander tempo. Hoewel…. Je moet de verenigingen de kost geven die teleurgesteld zijn over de lage snelheid van de gemiddelde professionele organisatie.
2. Organiseer samenwerking op alle niveaus ‘We moeten zorgen dat verbindingen ontstaan, organisaties moeten met elkaar in contact komen.’ Een veelgehoorde kreet die wel klopt, maar na een eerste ontmoeting begint het pas. Samenwerking is mensenwerk, dus het eerste contact tussen personen is van groot belang. Maar die contacten moeten op alle niveaus geregeld zijn: directies en besturen moeten elkaar kennen en achter de ambities staan, maar ook op de werkvloer moeten er samenwerkingsverbanden tussen mensen ontstaan. Het partnership werkt het best als je elkaar versterkt: benut elkaars kracht, neem elkaars rol niet over en ondersteun de ander met jouw kennis en expertise. Wil je binnen een zorgorganisatie sport organiseren? Laat dit dan over aan je sportpartner. Heeft de sportpartner (te) weinig kennis van jouw specifieke doelgroep? Draag jouw kennis dan over of blijf op de achtergrond beschikbaar als vraagbaak. Het denken over sport als interventie moet ook zijn weg vinden naar de wijk- of buurtteams die op dit moment op veel
plaatsen worden gevormd. Gemeenten zouden er goed aan doen zorg- en welzijnsinstellingen te stimuleren sporten en bewegen op te nemen in het aanbod richting cliënten door hier iets over op te nemen in de aanbestedingscriteria of de opdrachtformulering. Als dit niet gebeurt is de kans groot dat binnen de instellingen het inzetten van sport en bewegen iets extra’s blijft omdat er geen prestatie-indicatoren en dus geld en uren aan zijn gekoppeld. Dan is sporten leuk voor erbij of afhankelijk van de inzet van een paar ‘sportminded’ zorgprofessionals. Dit terwijl er sociaal en economisch zaken gedaan kunnen worden die lonen.
3. Ga aan de slag En dan: ga het gewoon doen! Het hoeft niet altijd groots en meeslepend: ga op één locatie, met één groep aan de slag en leer daarvan. Voel je vrij om je kwetsbaar op te stellen en fouten te maken gedurende de ontdekkingstocht waarin verschillende werelden elkaar gaan vinden. Vanuit die ervaringen kun je gaan opschalen naar je hele stad, naar andere dorpen of naar nieuwe doelgroepen.
‘We kunnen nog veel meer winnen met sport. Door niet alleen te doen wat verenigingen al jaren doen, maar door goed te luisteren naar de behoeften van alle mensen die al op en rond de club actief zijn. Leden, ouders van jeugdleden, buurtbewoners, nabijgelegen scholen, ZZP’ers, bedrijven: het zijn allemaal kansrijke doelgroepen die de sportvereniging iets kunnen geven, waardoor de club nog meer relevantie en bestaansrecht krijgt binnen haar omgeving.’ Richard Kaper, manager sportparticipatie, NOC*NSF
9
Healthy Alliance framework: HALL
Institutionele factoren - Beleid - Visie - Financiering
P
R
Samenwerking zorg en preventie
W
O
Persoonlijke factoren - Houding en overtuiging - Self-efficacy - Sociale identiteit - Relaties
E
Organisatie van het samenwerkingsverband Flexibele tijdsplanning | Gedeelde doelen Rollen en verantwoordelijkheden | Vaardigheden Communicatiestructuur | Zichtbaarheid Management
Koelen et al. 2012
‘We moeten een stap naar voren doen en de sportvereniging opzoeken. Zo komen we beter in contact met wijkbewoners die ons niet zelf benaderen, maar wel hulp kunnen gebruiken.’ Tanja Jagtenberg, projectmanager Zorg en Welzijn
10
Gemeenten, zorg- en welzijnsinstellingen en sportorganisaties zijn niet gewend om met elkaar samen te werken en samenwerking wordt niet altijd beloond. Gezondheids- en welzijnsproblemen zijn doorgaans complexe kwesties waaraan verschillende factoren ten grondslag liggen. Het HALL raamwerk4 noemt drie componenten en de bijbehorende factoren voor succesvolle samenwerking. De factoren in de eerste twee componenten hebben betrekking op de afzonderlijke betrokkenen en hebben invloed op het al dan niet tot stand komen van de samenwerking. De factoren in de derde component hebben betrekking op de betrokkenen samen en spelen een rol zodra er sprake is van samenwerking. Het HALL raamwerk kan worden gebruikt voor het begrijpen van bevorderende en belemmerende factoren in de samenwerking tussen sportverenigingen en maatschappelijke organisaties. Koelen, M. A., Vaandrager, L., & Wagemakers, A. (2012). The healthy alliances (HALL) framework: prerequisites for success. Family Practice 29(1), 132-138. 4
CONCLUSIE SAMENWERKING TUSSEN ZORGAANBIEDERS EN SPORTVERENIGINGEN BIEDT GROTE KANSEN MAAR VRAAGT INZET VAN BEIDE KANTEN
De waarden waarop sportverenigingen van oudsher zijn gestoeld, sluiten helemaal aan bij de uitgangspunten van de huidige decentralisaties en transities: dichtbij mensen, sterk gestoeld op eigen kracht van mensen en sociale netwerken. Als één van de weinige sectoren in Nederland, is de sport nog vrijwel geheel met vrijwilligers georganiseerd. Door de sportvereniging als interventie in te zetten zijn minder dure uren van zorgprofessionals nodig. Sporten bij een sportvereniging kan een gezondere, duurzamere en efficiëntere oplossing zijn voor gezondheidsproblemen en sociale vraagstukken dan medicatieve of therapeutische behandelingen. Van blijven sporten gaat vervolgens ook een preventieve werking uit voor nieuwe gezondheidsproblemen. Sporten bij een sportvereniging draagt niet alleen bij aan de gezondheidswinst van kwetsbare doelgroepen. Sporten bij een sportvereniging geeft vaak zelfvertrouwen om ook weer op andere terreinen mee te gaan doen, voorkomt dat ouderen in een sociaal isolement terechtkomen en helpt met het verminderen van gedragsproblemen van kinderen. Genoeg redenen dus om te veronderstellen dat investeren in sport en bewegen loont zeker ook ten opzichte van de bespaarde curatieve kosten.
Over de schrijvers Drs. Penny Nugteren is eigenaar van adviesbureau Penderfields dat zich richt op nieuwe samenwerkingsverbanden tussen overheid, burgers en bedrijfsleven. Van 1999 tot 2007 was zij senior adviseur bij Bestuur en Management Consultants (BMC) en adviseerde vele gemeenten over de uitvoering van hun sport- en welzijnsbeleid. Vanaf november 2012 is zij werkzaam voor Rotterdam Sportsupport, onder meer als coördinator van het Sportplusprogramma. Drs. Sanne Scholten is als adviseur strategie en beleid werkzaam bij Rotterdam Sportsupport. Zij was verantwoordelijk voor de vormgeving van het Sportplusprogramma en richt zich ook nu nog vooral op de verbinding van sport met andere sectoren. Zij is tevens gemeenteraadslid voor D66 in Utrecht en is onder andere woordvoerder sport. Van 2003 tot 2010 was zij senior adviseur bij Bestuur en Management Consultants (BMC) op het terrein van cultuurbeleid, sportbeleid en sociaal beleid. Zij werkte daarin onder andere mee aan de invoering van de Wmo in enkele gemeenten.
Deze kansen verzilveren vraagt een investering van beide kanten. Zorg- en welzijnsorganisaties moeten vanuit een duidelijke visie met de sport samenwerken: wat willen zij zelf bereiken? En wat heeft de sportvereniging er dan aan? Daarbij is het verdiepen in elkaar onontbeerlijk: weet welke clubs in je buurt interessant zijn, leer het bestuur kennen. En niet alleen het bestuur/ management moet in de samenwerking geloven, ook de uitvoerders moeten erachter staan. En dan: ga het gewoon doen! Het hoeft niet altijd groots en meeslepend: ga op één locatie, met één groep aan de slag en leer daarvan. Vanuit die ervaringen kun je gaan opschalen naar je hele stad, naar andere dorpen, naar nieuwe doelgroepen.
11
Over Rotterdam Sportsupport
TIEN TIPS VOOR SAMENWERKING MET SPORTVERENIGINGEN
Rotterdam Sportsupport werkt aan een hoogwaardig sportklimaat in Rotterdam. De stad Rotterdam heeft ongeveer 350 sportverenigingen waar ruim 100.000 mensen sporten in circa 80 verschillende sporttakken. De organisatie spant zich in voor vitale sportverenigingen, streeft ernaar sport toegankelijk te maken voor alle Rotterdammers en organiseert steeds nieuwe manieren om sport in te zetten als instrument voor het behalen van andere maatschappelijke doelstellingen.
1. Zorg voor een duidelijk doel voor de samenwerking en maak afspraken over de verdeling van rollen en verantwoordelijkheden.5 2. Zorg dat betrokken partijen hun kernfunctie behouden: de sportvereniging als organisator van de sport en de zorg- of welzijnsorganisatie als hulpverlener.6 3. Leer van succesverhalen, faciliteer het leren en bezoek bestaande initiatieven. 4. Maak iemand binnen de maatschappelijke organisatie verantwoordelijk voor het sportminded maken van medewerkers. Iemand die, met mandaat van de directie, dit met passie kan uitdragen aan zijn of haar collega’s. 5. Benoem per organisatieonderdeel sportambassadeurs die erop toezien dat sporten en bewegen wordt ingezet als onderdeel van het behandelplan of aanbod aan cliënten. 6. Ga waar mogelijk de samenwerking aan met lokale sportserviceorganisaties. Zij kennen de vitale sportverenigingen en de maatschappelijke ambities van het bestuur waardoor je niet zelf op zoek hoeft te gaan. 7. Selecteer verenigingen met een positief pedagogisch klimaat. Steeds meer verenigingen besteden hier aandacht aan. 8. Organiseer de mogelijkheid voor medewerkers om ’s avonds te werken. Sportbestuurders zijn vaak alleen in de avonduren beschikbaar. 9. Organiseer (samen met de lokale overheid) bijeenkomsten zodat sportminded organisaties uit de sociale sector en vitale maatschappelijk gerichte sportverenigingen elkaar leren kennen. 10. Neem initiatief, probeer dingen. Te vaak sneuvelen ideeën op de tekentafel. Start met kleine haalbare afspraken.
Rotterdam Sportsupport is initiator en organisator van het Sportplusprogramma. Rotterdam Sportsupport staat voor de kracht van de sportverenigingen en hun bijdrage aan een beter Rotterdam. De organisatie zet in op een stad waar iedereen sportief en maatschappelijk kan meedoen. Rotterdam Sportsupport brengt werelden bij elkaar en helpt organisaties letterlijk en figuurlijk in beweging te komen.
Voor meer informatie: Penny Nugteren: info@penderfields.com Sanne Scholten: s.scholten@rotterdamsportsupport.nl
Rotterdam Sportsupport Website: www.rotterdamsportsupport.nl E-mail: info@rotterdamsportsupport.nl Facebook: /sportsupport Twitter: @RdSportsupport
12
+ 6 Sportverenigingen in beeld bij de Wmo: De rol van de gemeente bij de samenwerking tussen de sociale sector en sportverenigingen Verwey-Jonker Instituut april 2013. 5
Voor meer informatie: Penny Nugteren: p.nugteren@rotterdamsportsupport.nl Sanne Scholten: s.scholten@rotterdamsportsupport.nl
Rotterdam Sportsupport Website: www.rotterdamsportsupport.nl E-mail: info@rotterdamsportsupport.nl Facebook: /sportsupport Twitter: @RdSportsupport