6 minute read

ONTWERP KB’S BINNENLUCHTKWALITEIT BAART GEVISEERDE SECTOREN ZORGEN

GEZAMENLIJK BRIEF VAN UNIZO EN SECTORFEDERATIES AAN MINISTER VAN GEZONDHEID FRANK VANDENBROUCKE (VOORUIT)

BRUSSEL– Op 1 december 2022 verscheen de wet van 6 november 2022 betreffende de verbetering van de binnenluchtkwaliteit van publiek toegankelijke plaatsen in het Belgisch Staatsblad. Deze wet vormt het juridisch kader voor een verstrengd beleid inzake binnenluchtkwaliteit. De wet legt de belangrijkste principes vast, maar is op veel vlakken nog onduidelijk en laat veel ruimte voor interpretatie. De concrete verplichtingen en de uitvoeringsmodaliteiten moeten dus nog via koninklijke besluiten verder uitgewerkt worden. Federaal minister van Gezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) werkt aan een ontwerp. De deelstaten worden hierover ook nog geraadpleegd. Ondertussen loopt het overleg met de betrokken sectoren niet zoals verhoopt. Een (tweede) gezamenlijk schrijven van UNIZO en een aantal sectorfederaties vraagt de minister om werk te maken van een beter overlegtraject dat moet uitmonden in een voor ondernemers haalbaar kader.

Advertisement

Het nieuwe wetgevende kader bestaat uit verschillende bouwstenen die we hier even kort uiteenzetten.

De Norm En Het Plaatsen Van Een Luchtkwaliteitsmeter

Ten eerste worden er twee indicatieve en niet-bindende referentieniveaus voor binnenluchtkwaliteit vastgelegd. Deze luchtkwaliteitsnormen zijn richtinggevend en dus niet verplicht.

• Niveau A, gekenmerkt door: een minimum ventilatie- en/of zuiveringsdebiet van 40 m3/u per aanwezige persoon, waarvan ten minste 25 m3/u per aanwezige persoon verse buitenlucht is; de CO 2-concentratie in de lokalen is lager dan 900 ppm.

• Niveau B, gekenmerkt door: een minimum ventilatiedebiet van 25 m3/u per aanwezige persoon; de CO 2-concentratie in de lokalen is lager dan 1.200 ppm.

De aanwezigheid van een luchtkwaliteitsmeter, die de CO2-concentratie meet in elke publiek toegankelijke ruimte, wordt wel verplicht.

De Risicoanalyse En Het Actieplan

Elke uitbater van een publieke ruimte zal ook een risicoanalyse moeten uitvoeren. In die analyse worden alle factoren opgenomen die een invloed hebben op de luchtkwaliteit, zoals aanwezigheid van ventilatie of mogelijke vervuilbronnen. Als uit de risicoanalyse blijkt dat de binnenluchtkwaliteit niet gegarandeerd is, dan moet de uitbater een bijkomend actieplan opstellen.

De luchtkwaliteitsmeter, de risicoanalyse en het actieplan moeten 12 maanden na de inwerkingtreding van de wet aanwezig zijn in de horecasector, de gebouwen van de sportsector en de gebouwen van de cultuuren evenementensector met inbegrip van de bioscopen. Voor andere sectoren en de gebouwen in de publieke sector, die ook vallen onder de wet, zal nog een tijdslijn bepaald worden.

Certificering En Labeling

Vanaf 1 januari 2025 komen er ook onderstaande verplichtingen bij:

• Een certificering aanvragen.

• Het toegekende label dat bij de certificering hoort, afficheren.

• De plaats blijven uitbaten met dezelfde of minstens gelijkwaardige toestellen als op het moment van het behalen van het label.

Sectorale Zorgen

Met het oog op de verdere bespreking van de aangekondigde KB’s, wenst UNIZO, samen met de betrokken sectororganisaties, enkele zaken op te merken aan de bevoegde minister.

In eerste instantie stellen UNIZO en de aangesloten sectorfederaties de meerwaarde van een Belgisch wettelijk kader inzake binnenluchtkwaliteit in vraag. Deze nieuwe Belgische regelgeving is immers uniek in Europa. Is onze luchtkwaliteit dan inferieur? We betwijfelen het, maar het zijn wel onze ondernemingen die binnenkort verplicht worden om een luchtkwaliteitsmeter aan te schaffen, een risicoanalyse en bijhorend actieplan op te maken en labels uit te hangen.

De veelheid aan wet- en regelgeving weegt vandaag al op Belgische ondernemingen. Bij de evaluatie van de invoering van de Europese Small Business Act (SBA), oordeelde de Europese Commissie in 2018 dat de administratieve last en procedures voor Belgische ondernemingen te zwaar en complex zijn. Het kan niet zijn dat door toenemende regelgeving en procedures de Belgische concurrentiepositie (verder) wordt aangetast. UNIZO stelt daarom voor om op een Europees niveau verder te werken. Een uitgebreide impactanalyse op Europees niveau, met inschatting van de gevolgen op nationaal niveau, is daarbij noodzakelijk.

Aansluitend bij het vorige punt merkt UNIZO op hoe belastend het vandaag al is voor bedrijven om te voldoen aan de administratieve vereisten van de overheid. Het voorleggen van bewijzen, behalen van vergunningen, rapporteren naar de overheid enzoverder is een van de meest veeleisende aspecten van ondernemerschap. Dat blijkt ook duidelijk uit UNIZO-enquêtes. Administratieve lasten zijn voor ondernemers hun op een na grootste bezorgdheid. Een vijfde van hen geeft aan dat dit de belangrijkste reden is waarom ze niet meer zouden starten als ondernemer. Het uitgangspunt van de wetgever moet dan ook administratieve vereenvoudiging zijn, maar met deze wetgeving worden er net bijkomende lasten gecreëerd.

UNIZO benadrukt dat binnenlucht enkel structureel kan verbeteren indien er een effectief en realistisch (Europees) kader wordt uitgewerkt. Daarbij is verder onderzoek over luchtverontreiniging en schadelijke stoffen noodzakelijk. Ook op het vlak van luchtkwaliteitsmeters is eerst verdere opbouw van kennis nodig. Technici en wetenschappers bevestigen dat een CO2-meter pas tweedelijnsinformatie bezorgt en dus niet rechtstreeks verband houdt met de binnenluchtkwaliteit. Luchtzuivering heeft ook geen invloed op CO2, de meting ervan is te weinig relevant. De voorgestelde maatregelen zijn dus onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd. UNIZO beklemtoont dat eventuele wetgeving omtrent deze problematiek zich dient te baseren op gedegen wetenschappelijk onderzoek. Enkel wanneer de nieuwste kennis en technologieën in een (Europees) regelgevend kader geïntegreerd worden, zal de binnenluchtkwaliteit (in heel Europa) kunnen verbeteren.

Wat het richtinggevend karakter van de normen betreft, kan dit nooit een voorbode zijn op een verplichting op lange termijn. UNIZO benadrukt dat het voldoen aan de opgelegde normen in de praktijk onhaalbaar is en vreest dan ook dat ondernemingen binnenkort zullen aankijken tegen torenhoge investeringen. Voor UNIZO kan het dus niet het opzet zijn dat er via een omweg extra verplichtingen en bijkomende investeringen worden opgelegd. Hierbij zijn verschillende opmerkingen te maken: momenteel van de uitbater enkel verwacht om zich van een risicoanalyse en actieplan te voorzien. Maar wat indien er uit de risicoanalyse blijkt dat investeringen aangewezen zijn? Het kan niet zijn dat de uitbater voor eventuele bijkomende investeringen moet instaan. Verduidelijking van de wetgeving op dit punt dringt zich op.

UNIZO zou dan ook graag een financieringsen investeringsplan zien, dat rekening houdt met de financiële draagkracht van zelfstandige ondernemers en KMO’s, vooraleer er verdere stappen kunnen genomen worden.

• Er mag geen onderscheid gemaakt worden tussen publiek en privaat. De wetgever zou in een eerste fase al minstens duidelijkheid moeten scheppen over de betaalbaarheid en financiering van de publieke infrastructuur.

• Een duur ventilatiesysteem is, zeker op piekmomenten, ook geen garantie op succes.

• Een verwijzing naar de normen opgenomen in de Codex Welzijn op het Werk, gaat niet op omdat deze normen inzake binnenluchtkwaliteit van werklokalen zich verspreiden over een tijdspanne van acht uur.

• De problematiek combinatie energie, luchtzuivering, ventilatie en (on)gezonde buitenlucht vraagt meer voorafgaande aandacht en onderzoek.

• Het risico op verschillende benadering door de verschillende deelstaten dient opgemerkt te worden.

UNIZO stelt vast dat er opnieuw inspanningen worden gevraagd aan sectoren die ter verbetering van de binnenluchtkwaliteit al veel hebben geïnvesteerd inzake tijd, middelen en inzet. Deze sectoren zijn bovendien voor hun inkomsten afhankelijk van bezoekers. Het direct ter beschikkingstellen van de meetwaarden van de luchtkwaliteitsmeter is wetenschappelijk te weinig relevant en zal een foute interpretatie bezorgen aan de lezer. Dit zal een contraproductief effect hebben op het publiek. UNIZO is dan ook gekant tegen deze verplichting. Indien de regering alsnog deze plannen verderzet, geef uitbaters dan minstens de keuze om bezoekers te informeren over ofwel de meetwaarden van de luchtkwaliteitsmeter dan wel via het beschikbaar stellen van de risicoanalyse en het actieplan.

Lees alle pagina’s van ons vakblad als RECREAD-lid! Ontdek al onze ledenvoordelen via www.recread.be

Of contacteer ons: dirk.metsu@recread.be

• Financieel is de aankoop van dure ventilatiesystemen allesbehalve evident. En al zeker niet voor de kleinere ondernemingen. Dergelijke zware investeringen kunnen enkel plaatsvinden als duidelijk is hoe de overheid dit zal financieren. De leden kunnen deze kosten niet zelf ophoesten.

Aansluitend mogen ook voor het uitwerken en opstellen van de risicoanalyse en het actieplan geen bijkomende facturen worden gecreëerd. In de praktijk betekent het vervullen van administratieve lasten een grote kost. Er is immers de productiviteitskost van het besteden van bijvoorbeeld één uur aan administratieve lasten. Maar in de praktijk komt het ook vaak voor dat ondernemers, wegens complexiteit, zich noodgedwongen moeten beroepen op externen. UNIZO benadrukt dat, wanneer verplicht, het essentieel is dat eigenaars de risicoanalyse en het actieplan zelf kunnen nakomen en hiervoor alleszins geen externe personen en/of diensten moeten inschakelen. UNIZO vraagt ook duidelijkheid over de contractuele verplichtingen uitbater-eigenaar-organisator. Er wordt

Samengevat

UNIZO ondersteunt de doelstelling om de binnenluchtkwaliteit te verbeteren, maar heeft nog veel vragen en opmerkingen bij het voorliggende wetgevend kader. We betreuren dat er niet werd gekozen voor een aanpak op Europees niveau. Het ontbreken van Europese regelgeving, en Belgische ondernemingen allerlei (administratieve) verplichtingen opleggen, brengt onze ondernemingen in een nadelige (concurrentie)positie. Ook het resultaat van enkel Belgische wetgeving is marginaal. Desondanks bevestigen de UNIZO-sectoren hun wil om betrokken actoren en partners te zijn bij het verder uitwerken van deze wetgeving. Binnenluchtkwaliteit kan immers enkel structureel verbeteren wanneer er in overleg met de sectoren een haalbaar en betaalbaar kader wordt uitgewerkt, waarbij als uitgangspunt de (administratieve) overlast zo veel mogelijk wordt beperkt.

Tot slot staat UNIZO uitermate negatief tegen het uithangen van een label. De leden van UNIZO zijn expert in het communiceren met hun klanten. Laat de leden dan ook communiceren op hun expert-wijze met hun doelgroep. Een label aan de gevel is geen adequate manier om aan te tonen dat voldaan is aan de wetgeving. In tegendeel, het zal stigmatiserend werken bij de ondernemers onderling. Het aanvragen, bekomen en uithangen van het luchtkwaliteitslabel is bovendien weer een schoolvoorbeeld van de zoveelste extra administratieve last die men creëert voor ondernemingen. Dit willen we niet.

This article is from: