Sparren met de Omgevingswet - Samenwerking tussen ruimte, veiligheid en gezondheid

Page 1

Sparren met de Omgevingswet Samenwerking tussen ruimte, veiligheid en gezondheid

1


2


Sparren met de Omgevingswet Samenwerking tussen ruimte, veiligheid en gezondheid

3


Samen in de startblokken De inwerkingtreding van de Omgevingswet komt steeds dichterbij. Het voelt als ‘overmorgen’, terwijl er nog zo veel te doen is. En, hoe is dit voor u? Bent u al klaar voor de invoering van de nieuwe wet? Is uw organisatie al helemaal voorbereid? Weet u wat deze verandering betekent voor uw partners en de onderlinge samenwerking? Om samen klaar te zijn is dit voorbeelden boek ontwikkeld. Een hulpmiddel om beter voorbereid aan de start te verschijnen. In 2018 heeft het Programma Modernisering Omgevingsveiligheid van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zes regiosessies georganiseerd. In de zes regiosessies ‘Omgevingswet: Veiligheid en Gezondheid integraal afwegen’ is ingegaan op de veranderende rol die de Omgevingswet vraagt van bevoegde gezagen, omgevingsdiensten, gezondheidsdiensten en veiligheidsregio’s. De Omgevingswet vraagt bij het opstellen van een Omgevingsvisie of een Omgevingsplan van alle betrokkenen om vroeg met elkaar in contact te treden, om zo samen tot een integrale afweging te komen. Deze verandering vraagt vaak om aanvullende vaardigheden bij zowel bevoegd gezag als de adviserende dienst, zoals netwerken en coalities sluiten. Dat is de enige manier waarop omgevingsveiligheid en gezondheid op zo’n manier in een Omgevingsvisie en Omgevingsplan worden opgenomen, dat veiligheid en gezondheid als ontwerpparameters mee worden genomen. Vanzelfsprekend blijft de vakspecialist, die een kei is in het adviseren over en toetsen van de wet noodzakelijk. In de regiosessies is hieraan gewerkt door drie vaardigheden te belichten: luisteren, meedenken en coalities sluiten. 4


De zes regiosessies vonden plaats in Almere, Assen, Deventer, Rotterdam, Tilburg en Venlo. En hier kwamen veel goede voorbeelden, mooie verhalen en do’s en don’ts uit. Eén ding werd duidelijk: we kunnen het niet alleen. Ook al lijken de gevolgen van de Omgevingswet misschien nog niet allemaal helder, samen zoeken naar de juiste weg is de enige manier om een goede voorbereiding te treffen en straks tot een integrale afweging te komen. Succesvolle en creatieve voorbeelden van samenwerking in het land zijn in dit boek verzameld. Maar, samenwerken doen we toch al? Want we weten elkaar toch te vinden? In de meeste regio’s weten mensen elkaar inderdaad te vinden. Maar uit de regiosessies blijkt bijvoorbeeld dat adviseurs nog niet volledig op de hoogte zijn dan wel niet op de hoogte worden gebracht van ontwikkelingen binnen een gemeente of provincie. Ook is niet helemaal duidelijk waar de omgevingsdienst, veiligheidsregio en gezondheidsdienst zich écht zorgen om maakt en waar zij prioriteit aan wil geven. Is dat nodig? En hoe kom je daar dan achter? In dit boekje wordt ingegaan op die vragen. Middels de volgende vier hoofdstukken worden uiteenlopende voorbeelden uit de regio’s gegeven: • • • •

Bestaat de optimale samenwerking? De urgentie van de rolverandering Netwerken is een kwestie van doen! Houd rekening met verschillen

Ik hoop dat dit boekje u zal helpen in voorbereiding op de Omgevingswet en u op ideeën zal brengen om uw partner nog beter te leren kennen. Veel leesplezier en succes toegewenst.

Ingeborg Absil Afdelingshoofd Omgevingsveiligheid Directie Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s Ministerie Infrastructuur en Waterstaat 5


Veiligheid in geval van nood en schoonheid voor elke dag Ruim twintig jaar geleden stond onze voormalige koningin Beatrix met rubberen laarzen in het overstromingsgebied in Limburg. Het hoge water in 1993 en 1995 gaf urgentie aan de plannen om het rivierengebied veiliger te maken. Dijkversterkingsplannen waren er al sinds de jaren zeventig, maar de weerstand daartegen was er al even lang. De oplossing om ruimte te geven aan rivieren betekent aan de andere kant dat er ook ergens ruimte moet worden ingeleverd. Met het Rijksprogramma ‘Ruimte voor de Rivier’ hebben we laten zien wat een integrale manier van werken kan opleveren. En ik hoop dat dit inspiratie biedt aan de wereld van veiligheid, gezondheid en ruimte met de komst van de Omgevingswet. Ruimte voor de Rivier betekende een grote stap voorwaarts bij de integrale benadering van het rivierengebied. Waterveiligheid leidde decennia geleden alleen tot dijkversterkingen met weinig oog voor bewoners, monumenten en landschap. De filosofie van Ruimte voor de Rivier was: voorkomen dat de hoogwaterstanden steeds verder stijgen met inachtneming van de omgeving, letterlijk en figuurlijk. Het accent verschoof daardoor van dijkverbetering naar rivierverruiming met grote ruimtelijke impact. Dit klinkt als een groot risico, echter bood de ruimtelijke benadering juist kansen om het gebied gezamenlijk te herinrichten en recht te doen aan het bijzondere rivierenlandschap. Dit leverde een veel integraler manier van kijken op.

6


De verantwoordelijk Hoofd Ingenieur Directeur van Rijkswaterstaat verwoordde het als volgt: “Het programmadoel stond altijd voorop en daarbij probeerden we andere mensen mee te krijgen. Dat werkt niet als je je eigen doel bovenaan zet. Het werkt beter om iets te vinden waar de ander mee naar huis kan gaan; ik noem dat common ground vinden.” Bij Ruimte voor de Rivier lag sterk de nadruk op participatie en samenwerking tussen betrokkenen van verschillende niveaus (Rijk, provincie, waterschap, gemeente, maar ook burgers en bedrijven). We hebben geleerd dat je een vraagstuk groter moet maken omdat je dan samen met allerlei (nieuwe) stakeholders tot een beter resultaat kunt komen. Door onze opgave te koppelen aan een fijne leefomgeving, recreatie, gezondheid of economische ontwikkeling ontstonden lokale initiatieven, die we waar mogelijk hebben omarmd en ondersteund. Er ontstond ook meer begrip voor de maatregelen die genomen moesten worden. Het resultaat van de ingrepen van Ruimte voor de Rivier is: veiligheid in geval van nood en schoonheid voor elke dag. En dat laatste ervaren mensen dagelijks. Was dit bij Ruimte voor de Rivier allemaal van tevoren helemaal uitgedacht? Zeker niet. We moesten steeds samen de volgende stap zetten, met als vast uitgangspunt een gezamenlijke open blik, gericht op verhoging van de waterveiligheid én de ruimtelijke kwaliteit. Daarmee is bij Ruimte voor de Rivier gewerkt in de geest van de Omgevingswet, voordat daar nog sprake van was. Alle overheidslagen hebben laten zien wat samen bereikt kan worden. De Omgevingswet ondersteunt integraal werken door een wettelijk stelsel met een eenduidige set aan instrumenten, maar het is veel meer dan een juridische oefening. Ketenpartners moeten anders gaan denken en werken. Het nieuwe stelsel stelt de betrokken partijen nog beter in staat om in te spelen op belangrijke maatschappelijke opgaven, zoals het klimaatbestendig houden van Nederland en in te spelen op de dynamiek in de leefomgeving. Laat u inspireren door Ruimte voor de Rivier en zoek verbinding met de ander!

Anne-Geer de Groot Ruimte voor de Rivier Ministerie Infrastructuur en Waterstaat 7


Inhoud De Omgevingswet gaat over de fysieke leefomgeving, gezondheid ĂŠn veiligheid. Dit vraagt om ketensamenwerking tussen verschillende werelden. Tijdens de Regiosessie Omgevingswet: Veiligheid en gezondheid integraal afwegen, stond die samenwerking centraal. We gingen in op de rolverandering die dat vraagt van alle partijen. Daarbij leerden we vier belangrijke lessen.

LES 1

p. 10

p. 22

BESTAAT DE OPTIMALE SAMENWERKING?

URGENTIE VAN ROLVERANDERING

Tijdens de Regiosessies gingen we op zoek naar

De Omgevingswet staat voor de deur. Het

hoe je met alle ketenpartners binnen veilig-

is nu de tijd voor professionals in veiligheid,

heid, gezondheid en ruimte invulling geeft aan

gezondheid en ruimte om zichzelf en hun orga-

integrale samenwerking. Maar elke ketenpartner

nisaties voor te bereiden op de veranderende

heeft eigen belangen. Voor ruimtelijke profes-

rol die de wet vraagt. Voor veiligheid- en

sionals zijn veiligheid en gezondheid slechts

gezondheidsexperts hebben de mogelijkheid

een klein deel van het grotere inrichtings-

om zich sterker te profileren en hun meer-

vraagstuk. Hoe kom je dan tot gezamenlijke

waarde te laten zien aan andere ketenpartners.

belangen en prioriteiten? Waar de omgevings-

Zij blijven de experts. Onder de Omgevingswet

veiligheidsadviseur door zijn/haar veiligheids-

gaan zij van een controlerende naar een ad-

bril zal kijken, hebben bijvoorbeeld ruimtelijke

viserende rol. Die verandering creĂŤert kansen

professionals een heel ander perspectief op

om meer aandacht te vragen voor veiligheid

een Omgevingsplan. Als professionals zich

en gezondheid in Omgevingsplannen. Bij alle

daarvan bewust zijn, kunnen zij zich verplaatsen

kansen geldt: je moet ze pakken.

in de belevingswereld van de ander. Dan zullen ze samen tot betere oplossingen komen. 8

LES 2


LES 3

p. 34

LES 4

p. 40

NETWERKEN IS EEN KWESTIE VAN DOEN

HOUD REKENING MET VERSCHILLEN

Professionals zijn op zoek naar kennis en in-

Waar verschillende werelden samen komen,

formatie over de Omgevingswet. Kennis is niet

worden kennis- en cultuurverschillen zichtbaar.

de essentie van de Omgevingswet. Het draait

De werelden van veiligheid, gezondheid en

om samenwerken en daarmee om netwerken.

ruimte hebben elk hun eigen werkcultuur, vak-

De basics van netwerken zijn niet ingewikkeld:

jargon en kennisniveaus, ook met betrekking

het is een kwestie van doen. Zoek iemand op

tot de Omgevingswet. Tussen de regio’s zijn

via LinkedIn en maak een connectie; verdiep

er cultuurverschillen: hoe mensen met elkaar

je in de organisatie van de ander en zoek naar

communiceren, wat wel of niet sociaal wense-

de juiste mensen; maak een praatje met de

lijk is en wat professionals onder samenwerken

professionals die je tijdens een bijeenkomst

verstaan binnen het lokale netwerk. Daarnaast

ontmoet en onderzoek wat jullie voor elkaar

heb je nog verschillen tussen mensen: bruggen-

kunnen betekenen. Netwerken is leuk omdat

bouwers en deskundigen op één specifiek

het je nieuwe inzichten oplevert. Daarmee ver-

vakgebied; voorlopers en volgers; introvert en

dien je de tijd die je erin investeert weer terug.

extravert. Hoe een professional wil samenwerken zal dus verschillen van persoon tot persoon. Mind the gap! 9


LES 1 Bestaat de optimale samenwerking?

Niet denken maar durven

Facts & Figures Naam: Partners: Locatie: Looptijd:

10

Durftank en de Brabant Pioniers Omgevingsvisie Noord-Brabant Provincie Noord-Brabant (initiator), diverse adviesbureaus voor ruimte, veiligheid, gezondheid en milieu. Provincie Noord-Brabant Start Durftank in 2016 tot 2017, 10 bijeenkomsten per jaar


De provincie Noord-Brabant riep een ‘Durftank’ in het leven voor het ontwikkelen van de Omgevingsvisie. Daaraan namen experts deel met een breed scala aan kennis van gezondheid, veiligheid, milieu, natuur en ruimte. Een invulling van de participatie-eis en tegelijk een oefening in integraal samenwerking tussen de werelden van ruimte, veiligheid, gezondheid en milieu. Peter Struijk, projectleider van de Brabantse Omgevingsvisie van de provincie Noord-Brabant en Durftank-deelnemer Gerard-Jan Brummer (bestuurssecretaris bij Stichting Innovatie voor Veiligheid) vertellen over de Brabantse aanpak. WAT MAAKT DE ‘BRABANTSE AANPAK’ BIJZONDER? Struijk: ‘We wilden niet dat we hier in de toren van alles zouden verzinnen om dat vervolgens over Brabant uit te spreiden. Die tijd is geweest, dat kan echt niet meer. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Je loopt snel weer in je eigen groeven. Met de Durftank (met professionals) en Brabant Pioniers (met burgers) hebben we dat op een nieuwe manier aangepakt. Ons plan van aanpak voor de Omgevingsvisie bestond uit: dromen, den-

ken, durven en doen. We zaten destijds in de denkfase en we concludeerde met elkaar dat er vooruitlopend op de durffase een denktank nodig was met lef. Vandaar dus geen denktank maar een Durftank.’ Brummer: ‘Ik vind die bottom-up werkwijze bijzonder: de ambitie van de provincie om niet vanachter het bureau de Omgevingsvisie te schrijven, maar samen met experts uit het werkveld van de leefomgeving en met burgers.’ PARTICIPATIE IS EEN BELANGRIJKE PIJLER VAN DE OMGEVINGSWET. WAS HET NIET LOGISCH OM DAT TE DOEN? Struijk: ‘Ja en nee, want participatie is makkelijker op papier dan in de praktijk. Als provincie zochten we naar innovatieve methodes om de klus van de Brabantse Omgevingsvisie aan te pakken en om in gesprek te komen met professionals in het werkveld. Vanuit de advieswereld wilden er veel mensen bij betrokken zijn, maar met wie moet je dan in zee gaan? We zijn begonnen met een stuk of vijftien bevlogen professionals. Vervolgens zijn we een contract met ze aangegaan – door het formeel maken, kreeg de samenwerking extra gewicht. Met als 11


resultaat dat elk Durftank-lid het dubbele aantal uren in het project heeft gestoken. Zoveel betrokkenheid had ik in eerste instantie niet verwacht.’ Brummer: ‘Alle Durftank-deelnemers waren enthousiast over de Omgevingswet. De verklaarde tegenstanders zaten er niet bij. Om innovatief te werken en stappen te maken was het voor dit project logisch om dat samen met de enthousiaste koplopers te doen.’

"Het is te makkelijk om te denken dat het samenbrengen van mensen genoeg is om de samenwerking vanzelf te laten lopen." Struijk: ‘Door met deze Durftank mee te doen kregen de adviseurs de kans om ‘vooraan’ bij het proces van de totstandkoming van de Omgevingsvisie te zitten en om samen dingen uit te proberen en te leren van elkaar. Als provincie konden wij gebruik maken van al hun kennis, ervaringen en hun netwerk. Zo kon iedereen voor weinig lesgeld veel van elkaar leren.’ 12

WIE HEBBEN AAN DE DURFTANK DEELGENOMEN? Struijk: ‘In de Durftank zaten niet de partijen waar we normaal gesproken mee samenwerken. De groep bestond uit opdrachtnemers uit de advieswereld, met name de kleinere bureaus, niet de bekende namen. Er zat een variatie aan kennis aan tafel: veiligheid, gezondheid, milieu, natuur, ruimte en architectuur. Daardoor konden we vanuit verschillende perspectieven naar de leefomgeving kijken. Aansluitend op de Durftank hebben we in de volgende fase ‘de Brabant Pioniers’ geïntroduceerd. In die nieuwe fase zijn we het gesprek aangegaan met de Brabantse burger. Dat deden we met een gemêleerde groep van twintig mensen: van studenten tot pensionado’s, woonachtig van het noordelijke tot het zuidelijk deel van onze provincie en van Oost- tot West-Brabant. Die Brabant Pioniers hebben we gevraagd kritisch te reflecteren op het proces van de Omgevingsvisie en mee te doen, mee te denken en mee te schrijven aan de visie. Hun doel was om ons uit de geijkte patronen te halen als we daarin zouden verzanden. Om ons op de ongebaande paden te krijgen en constant de vernieuwing te blijven zoeken.’


HOE LAAT JE DIE SAMENWERKING TUSSEN VERSCHILLENDE PROFESSIONELE WERELDEN EN OOK NOG EENS MET VERSCHILLENDE KENNISNIVEAUS GOED FUNCTIONEREN? Struijk: ‘Het begint al met de vraag wat de maatschappelijke opgaven zijn waar we voor staan. En wat nemen we op in onze nieuwe Omgevingsvisie? Iedereen had daar verschillende ideeën en beelden bij. Met de Durftank-deelnemers hebben we uitgangspunten vastgelegd. Die hebben we in focusteams voorgelegd aan de Brabant Pioniers. Elk focusteams bestond uit professionals en burgers die veel wisten over een bepaald thema, maar vanuit verschillende invalshoeken. Zo’n samenwerking is makkelijker gezegd dan gedaan. Het voelde voor de professionals soms ongemakkelijk om iets te moeten met de reactie van de Brabant Pioniers. Als expert denk je het beste te weten hoe het moet. Dan is het niet fijn als iemand van buiten het werkveld zegt dat je idee niet goed is. Ook dat is onderdeel van participatie. We hebben steeds geprobeerd om in te leven in elkaars belangen en te zoeken naar gezamenlijke belangen. Het was niet eenvoudig om met mensen van verschillende pluimages tot één resultaat te komen. Verbindende thema’s zoals gezond-

heid of duurzaamheid zijn ontzettend moeilijk. Die zijn ongrijpbaar, maar hebben tegelijkertijd overal mee te maken. En dan kan de toon van hoe je het uiteindelijk op papier vastlegt helemaal verkeerd aanslaan bij een groep als bijvoorbeeld de Brabant Pioniers. Dat maakt het proces ingewikkeld en tegelijk leerzaam.’ Brummer: ‘Persoonlijk heb ik veel geleerd van de milieubewegingen die aan tafel zaten. De verschillen tussen visies leidden tot flinke discussies, maar uiteindelijk zoek je naar een gemeenschappelijke deler voor het ruimtelijke beleid. Iedereen wil een veilige en gezonde leefomgeving. Op strategisch niveau en in abstracte formuleringen kun je het wel eens worden. Op planniveau wordt het spannend. Want wat goed is voor het ene vraagstuk heeft ook gevolgen voor iets anders, en dan komt het er echt op aan.’ HOE KOMEN DE THEMA’S VEILIGHEID EN GEZONDHEID TERUG IN DE BRABANTSE OMGEVINGSVISIE? Struijk: ‘Vanuit de Omgevingswet zijn veiligheid en gezondheid verplichte onderwerpen in de Omgevingsvisie. Wij hebben ze niet als aparte hoofdstukken opgenomen in de visie. 13


Wij zagen ze als verbindende thema’s, die als satéprikkers door de hele visie heen zijn verweven.’ Brummer: ‘Het verbaast mij eerlijk gezegd dat veiligheid in combinatie met gezondheid zo centraal staat in de Brabantse Omgevingsvisie. Het werkveld spreekt al snel in beperkte zin over veiligheid (externe veiligheid met onder andere gevaarlijke stoffen). Het brede begrip waarbij ook gezondheid, natuur, water en ruimtelijke aspecten worden meegenomen, komt moeilijker tot stand. Degenen die de Omgevingsvisie uiteindelijk op papier hebben gezet, hadden door waar het om draait. De uitdaging is om het brede begrip van veiligheid ook te praktiseren, want we kunnen doorgaan met werken op de oude manier, weliswaar in een nieuw jasje, of we gaan écht samenwerken.’ WAT IS ER VOOR NODIG OM DIE NIEUWE SAMENWERKING TE STIMULEREN? Struijk: ‘Het belangrijkste is dat je het lef hebt om dingen te proberen. En dan zal het best weleens flink kunnen schuren en heel ongemakkelijk zijn, maar leer daar van. Blijf dit lef vooral tonen.’ 14

Brummer: ‘Dat is niet eenvoudig. Volgens mij vraagt het om een cultuuromslag. Je zult maar tientallen jaren als expert naar eer en geweten hebben gewerkt en dan moet je nu opeens veel breder kijken en meedenken over vraagstukken die voor je gevoel weinig raakvlakken hebben met je kerntaak. Daarom moet je in de aanloop naar de invoering van de Omgevingswet leren om samen te werken met actoren die niet voor de hand liggen. Dat kun je oefenen. Straks moet iemand van de veiligheidsregio in een veel eerder stadium meedenken in de planvorming. Het voordeel is dat je al in de ontwerpfase kunt aanpassen aan de veiligheidsnormen en niet achteraf allerlei gedoe hebt. Tegelijk is dit een nieuwe rol voor de veiligheidsregio en voor bijvoorbeeld de architect of ruimtelijke ontwikkelaar. Die twee werelden moeten aan elkaar wennen, want het kan heel bedreigend zijn als een ‘vreemde’ opeens iets vindt van jouw vakgebied. Maar je bent straks elkaars collega’s, dus dan is het handig als je nu al aan die relatie werkt.’ HOE HEBBEN JULLIE BINNEN DE DURFTANK EEN OPTIMALE SAMENWERKING GECREËERD? Brummer: ‘Door met professionals met verschillende belangen in gesprek te gaan en de


ideeën achter de belangen te horen, ontstaat er begrip voor elkaar. Binnen de Durftank konden we open gesprekken voeren, omdat politiek geen rol speelde. Dat heeft eraan bijgedragen dat er uiteindelijk een breed gedragen visie lag.’

"We kunnen doorgaan met werken op de oude manier, weliswaar in een nieuw jasje, of we gaan écht samenwerken." Struijk: ‘De samenwerking was heel positief, hoewel het natuurlijk ook regelmatig knetterde. Iedereen ging vanuit zijn of haar passie en expertise het gesprek aan. De Brabant Pioniers zorgden vanuit hun praktijk en visie voor nog meer scherpte. Doordat we elkaar regelmatig spraken, begrepen de deelnemers elkaar steeds beter. De discussie om tot een integrale visie te komen was uiteraard bij ons heel welkom. Je moet zoeken naar de gemeenschappelijke waarden voor het ruimtelijke beleid. Iedereen wil een gezond, veilig en duurzame leefom-

geving, maar maak het eens concreet. Als procesbegeleider moet je gespreksdeelnemers dan vanuit hun eigen belang steeds weer laten kijken naar het gemeenschappelijke belang: hoe past jouw persoonlijke belang in dat plaatje? En kunnen anderen daarop aanhaken? Dat moet je continu herhalen. Simpel gezegd was het proces bedoeld om tot een vastgestelde Omgevingsvisie te komen. Die is inmiddels vastgesteld, dus daarmee hebben we ons doel bereikt. Hoewel we de weg er naartoe minstens zo belangrijk vinden. Het proces is moeilijk meetbaar, maar we hebben wel van verschillende partijen en ons bestuur complimenten gekregen hoe we het hebben aangepakt. Bijvoorbeeld over hoe we oprecht hebben geprobeerd om beter in contact te komen met de Brabander die je normaal niet aan tafel hebt. Daar ben ik trots op, dat we daarin zijn geslaagd.’ EN HOE NU VERDER? Struijk: ‘We zitten nu in een nieuwe fase, waarin we met de vastgestelde visie in de hand werken aan verschillende praktijktesten. Waar werken we goed samen, wat leren we hiervan en waar kan het nog beter, waar kunnen we elkaar helpen? Met de Omgevingsvisie als eindproduct begint het eigenlijk pas.’ 15


LES 1

Bestaat de optimale samenwerking?

Maak veiligheid simpel Facts & Figures Naam: Partners: Locatie: Looptijd:

16

Externe Veiligheidsoverleg Amsterdam (EVA) Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland, Gemeente Amsterdam, Port of Amsterdam, Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, provincie Noord-Holland, Rijkswaterstaat Regio Noordzeekanaalgebied Start EVA in 2009, uitgegroeid tot wekelijks overleg


Hun informele aanpak is in de veiligheidswereld onorthodox, maar voor de Amsterdamse professionals is hun ‘EVA-overleg’ (Externe Veiligheidsoverleg Amsterdam) van essentieel belang om optimaal samen te werken op het gebied van ruimtelijke vraagstukken voor een veilig en leefbaar Amsterdam. Cees Mars (adviseur externe veiligheid bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied) en Ferry El-Aaïdi (adviseur industriële en externe veiligheid bij de Brandweer AmsterdamAmstelland) delen hoe zij veiligheid samen met ketenpartners praktisch vertalen naar adviezen voor een betere leefomgeving. ‘EVA’ IS EEN FENOMEEN IN AMSTERDAM - EN MOGELIJK OOK BUITEN DE WERKREGIO. WAT IS HET EVA? Mars: ‘Ach, we proberen gewoon ons werk zo goed mogelijk te doen. En daarbij hebben we een samenwerkingsvorm gevonden die hier erg goed werkt. Feitelijk bestaat het EVA helemaal niet. We hebben geen formele organisatie, er is niets vastgelegd in statuten of formele afspraken en onze adviezen hebben geen enkele formele status. Het bestaat alleen voor de mensen die aan de overlegtafel zitten.’

El-Aaïdi: ‘Deze manier past bij de werkcultuur in Amsterdam. Projectontwikkeling gaat hier snel. We werken daarbij niet in een lineair proces waarin de ene stap de andere opvolgt, maar schaken gelijktijdig op verschillende borden en op verschillende niveaus. Dat maakt dat we met alle partijen sneller van idee naar uitvoering komen. Als je in dat proces van alles wil formaliseren, dan mis je de boot. Dan wordt ons veiligheidsbelang mogelijk niet zó mee genomen in de planvorming zoals wij dat graag willen.’ WAT IS IN JULLIE WERKGEBIED AMSTERDAM DE ROL VAN HET EVA? El-Aaïdi: ‘Iedereen die aan tafel zit, is zich bewust van de opgave waar Amsterdam voor staat. Er moeten meer woningen bij, ook op plekken waar dat qua veiligheid ingewikkelder is. Ook het havengebied blijft zich steeds vernieuwen. Dus het heeft geen zin om hier op z’n ‘brandweers’ te zeggen: “Het kan niet, zoek maar een andere oplossing”. We moeten samenwerken om de opgave zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij dealen met de feiten.’ Mars: ‘Het EVA is tien jaar geleden begonnen met een stedenbouwkundige van de gemeente 17


Amsterdam die een aantal veiligheidsadviseurs om advies vroeg voor nieuwe ontwikkelplannen. Nu is het veel breder, het gaat echt om omgevingsveiligheid en leefbaarheid. Inmiddels zijn ook het havenbedrijf, Rijkswaterstaat en de provincie betrokken. Daardoor zitten er allerlei expertises en belangen rondom veiligheid en leefbaarheid aan tafel – de GGD momenteel nog niet, maar we zijn wel met hen in gesprek. Als wij een casus bespreken dan sparren we met elkaar en maken met al die

"Samenwerking moet inhoudelijk een meerwaarde hebben en je dagelijkse werk versterken." kennis en expertise een totaalbeeld van het ruimtelijke vraagstuk. Vervolgens bepalen we wie er actie neemt en welke actie we nemen. Meestal bestaat dat uit bestuurders informeren wat hun afwegingsruimte is. De uiteindelijke beslissing over een plan nemen zij. Als het nodig is dan schalen we op, en dan rapporteren we naar bijvoorbeeld een leidinggevende.’

18

El-Aaïdi: ‘Dat het overleg geen bindend advies geeft, betekent overigens niet dat het EVA geen invloed heeft. Integendeel. De partners die aan tafel zitten, brengen onze visies op plannen weer in bij formele overlegorganen. Dan wordt er wel degelijk iets mee gedaan. Onze ervaring is dat onze adviezen meestal worden overgenomen, omdat het een integraal beeld geeft en we verschillende belangen afwegen. Dat geeft bestuurders inzicht in de plansituatie en maakt de bestuurlijke afweging voor hen eenvoudiger.’ WAT LEVERT HET INFORMELE OVERLEG VAN EVA VOOR DE KETENPARTNERS OP? El-Aaïdi: ‘Dat we met al die verschillende kennis en belangen tegelijk aan tafel zitten en niet gebonden zijn door formele procedures. Wij kunnen vrij met elkaar praten. Doordat we niet aan procedures vastzitten, behalen we tijdwinst. We schrijven dus ook geen uitvoerige adviesstukken en vragen dat ook niet van anderen.’ Mars: ‘In een halfuurtje overleggen over een casus haal ik meer kennis op dan wanneer ik een adviesrapport krijg van een expert vol met technisch vakjargon. Ik vind het belangrijk om me open te stellen voor informatie van ande-


ren, want dan wordt het advies beter. In deze informele setting kunnen we het praktisch en simpel houden. Ik weet na al die jaren ook precies wat een partner zoals het havenbedrijf wil, dus ik kan mijn advies ook laten aansluiten op hun behoeftes. Dat versnelt het proces.’ HOE ORGANISEREN JULLIE ZO’N INFORMELE STRUCTUUR? Mars: ‘Het enige wat we organiseren is het praktische: we hebben vaste vergadermomenten en iemand stuurt per mail de agenda en de actiepunten. We houden het graag simpel en omdat iedereen het zo wil, werkt het ook. Aanvragen voor adviezen komen vaak ook informeel bij één van de partners binnen. Meestal heeft iemand gehoord over een nieuw ontwikkelinitiatief en wil dat graag met de groep bespreken omdat hij of zij twijfels heeft bij het plan. Maar we investeren ook in onze onderlinge band, door af en toe een uitje te organiseren en elkaar in een andere setting te spreken.’ El-Aaïdi: ‘Door het simpel te houden zijn we er ook niet teveel tijd aan kwijt. Samenwerking moet inhoudelijk een meerwaarde hebben en je dagelijkse werk versterken. De balans tijd meerwaarde moet wel in evenwicht blijven.’

ZOVEEL MENSEN, ZOVEEL WENSEN… HOE KOMEN JULLIE TOT EEN INTEGRAAL ADVIES EN WAT MAAKT DAT HET ADVIES WORDT OVERGENOMEN DOOR BESLUITVORMERS? El-Aaïdi: ‘We hebben als partners één doel, en dat is om onze leefomgeving veilig en leefbaar te houden voor de burgers. Elke partner zit aan tafel met een ander belang, maar we begrijpen allemaal de maatschappelijke verantwoordelijkheid die we hebben. Door met die blik naar vraagstukken te kijken, kunnen we samen tot een integraal advies komen. We bespreken de belangen en bekijken verschillende scenario’s. Ik denk dat het dan helpt dat niemand van ons formeel de verantwoordelijkheid draagt. Wat overigens niet betekent dat we verantwoordelijkheid uit de weggaan. Meestal kunnen wij in een vroeg stadium al onze ideeën delen over een plan. Op dat moment is er nog geen sprake van verantwoordelijkheden. Wij zijn simpelweg een groep experts die hun mening geven. Zo zien besluitvormers dat ook, en die maken dankbaar gebruik van onze expertise.’ MOET JE VEILIGHEID SIMPEL EN PRAKTISCH – WILLEN – MAKEN? El-Aaïdi: ‘Dat kan prima. Praten over risico’s maakt mensen van buiten ons vakgebied vaak 19


bang. Wij hebben een methode ontwikkeld waarmee we het goed kunnen uitleggen, ook naar niet-vakgenoten zoals bestuurders die uiteindelijk de afwegingen moeten maken. Dat maakt ook dat zij sneller ons advies overnemen. Bij elk nieuw ontwikkelinitiatief doorlopen we een aantal stappen: wat kan er gebeuren; we berekenen de kans dat het gebeurt; en bekijken wat de impact is van een incident op verschillende domeinen (zie kader). Vervolgens geven we advies over maatregelen die al in de ontwerpfase kunnen worden meegenomen. De analyse is praktisch en voor iedereen te begrijpen. We hebben dit nu voor verschillende projecten in Amsterdam gedaan en we zien de aanbevelingen terug in de plannen.’ WAT KUNNEN ANDERE PROFESSIONALS VAN JULLIE AANPAK LEREN? Mars: ‘Het is een kwestie van gewoon doen en je niet laten verlammen door allerlei procedures.’ El-Aaïdi: ‘En wees niet bang om een onbekend traject in te gaan. Zolang je maar samen met je netwerkpartners gelooft dat wat je doet, bijdraagt aan een betere leefomgeving.’

20

RISICO’S IN KAART VOOR SLOTERDIJK CENTRUM In Sloterdijk Centrum wordt volop binnenstedelijk ontwikkeld. In 2040 telt dit gebied naar verwachting 7.410 woningen, 15.515 arbeidsplaatsen, 5 scholen, 5 zorgcentra en 14.820 m2 aan sportterreinen. Het is ook een plek met verschillende aandachtsgebieden: rondom het spoor, de snelweg en ondergronds met een buisleiding die door het gebied loopt. De complexiteit van de opgave vraagt extra aandacht voor veiligheid. De gemeente Amsterdam heeft daarom een veiligheidsrisicoanalyse laten uitvoeren door enkele partners uit het EVA, waaronder Brandweer Amsterdam-Amstelland en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Zij hebben voor het gebied een inventarisatie gemaakt van de mogelijke risico’s, waaronder wateroverlast door extreme neerslag, een fakkelbrand door een beschadigde hogedruk aardgasleiding en een brand in de buurtbatterij waar de e-bussen opladen op het busstation van Station Sloterdijk. Voor elk van de incidenten is een analyse gemaakt van de impact, waarbij is gekeken naar het veiligheidsbelang op territoriaal, lichamelijk, economisch, ecologisch, sociaal-politiek vlak en op het gebied van cultureel erfgoed. En er is gekeken naar hoe waarschijnlijk


het is dat een dergelijk incident gebeurt. Aanvullend op de analyse werden beheersmaatregelen gegeven die de kans en de impact van een incident kunnen beperken of verminderen, en die al in de ontwerpfase kunnen worden meegenomen. Martijn ter Hoeve, werkzaam bij de gemeente Amsterdam, is als projectmanager verantwoordelijk voor de transformatie van het gebied: ‘Samen met ketenpartners hebben we in een visietraject gekeken wat nodig is om de bouwopgave veilig te realiseren. Parallel daaraan hebben we ontwikkelaars al vroegtijdig meegenomen in de adviezen die uit de risicoanalyse kwamen. Zo konden zij in het ontwerp al rekening konden houden met veiligheidsvraagstukken.’ KOST HET NIET VEEL TIJD OM ALLERLEI PARTIJEN GELIJKTIJDIG BIJ HET TRAJECT TE BETREKKEN? Ter Hoeve: ‘Samenwerken is onderhandelen. Het gaat om vertrouwen en het kweken van goodwill bij je ketenpartners. Dan krijg je meer voor elkaar. We werken graag pragmatisch en voeren het gesprek als mensen minder enthousiast zijn over plannen. Door de planvorming op deze manier aan te pakken, kunnen we dat gesprek transparanter voeren en

risico’s slimmer en creatiever aanpakken. Uiteindelijk gaat dat sneller dan reguliere procedures volgen. Ik zie ook dat omgevingsveiligheid meer prioriteit heeft gekregen. Ontwikkelaars en architecten zijn door de risicoanalyse bewuster van de omgeving waar ze aan werken. Als gemeente kunnen we duidelijke randvoorwaarden geven voor het ontwerp.’ WAT IS DE MEERWAARDE OM HET OP DEZE MANIER AAN TE PAKKEN? Ter Hoeve: ‘Het resultaat van deze aanpak is dat de besluitvorming voor het bestemmingsplan en de vergunningverlening veel sneller is verlopen, omdat we veiligheidsvraagstukken al in het ontwerp hebben opgelost. Daarmee hebben we direct een andere grote winst, namelijk dat het gebied veiliger is dan we vooraf voor ogen hadden en kostenefficiënter omdat we achteraf geen aanpassingen hoeven te maken. Dat bewijst de absolute meerwaarde van de samenwerking.’

"Wees niet bang om een onbekend traject in te gaan."

21


LES 2

Urgentie van rolverandering

Samenwerking begint aan de top Facts & Figures Naam: Partners: Locatie: Looptijd: 22

Intentieverklaring Samenwerking Implementatie Omgevingswet DCMR Milieudienst Rijnmond, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en de GGD Rotterdam-Rijnmond. Regio Rotterdam-Rijnmond Ondertekend op 13 februari 2017


Als je stappen wil maken in integrale samenwerking, dan moet je dit ook op het hoogste niveau laten zien, vinden ze in Rotterdam-Rijnmond. ‘Je moet samenwerking borgen en samen onderzoeken hoe het werkt, anders blijft het bij alleen maar praten,’ licht Saskia Baas van GGD Rotterdam-Rijnmond toe. Daarom tekenden de drie uitvoeringsdiensten DCMR Milieudienst Rijnmond, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en de GGD Rotterdam-Rijnmond begin 2017 de intentieverklaring ‘Samenwerking Implementatie Omgevingswet’. Maar met alleen een handtekening onder een intentieverklaring kom je er niet. Annemarie van Daalen (directeur Risico& Crisisbeheersing bij de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond), Paul van Ruiten (directielid Account & Omgeving bij de DCMR Milieudienst Rijnmond) en Saskia Baas (directeur Publieke Gezondheid, Welzijn en Zorg bij de GGD Rotterdam-Rijnmond) vertellen hoe zij werken aan samenwerking tussen alle partijen. WAT WAS DE AANLEIDING OM EEN INTENTIEVERKLARING OP TE STELLEN? Van Daalen: ‘Samenwerking tussen GGD, DCMR en Veiligheidsregio is niets nieuws. Maar we hadden het gevoel dat we het moesten borgen.

Daardoor werd het initiatief om de voorbereidingen van de organisaties op de Omgevingswet samen te doen, snel en gemakkelijk opgepakt.’ Van Ruiten: ‘Tegelijkertijd gaven ook de bestuurders, dat zijn de wethouders van de verschillende gemeentes in de regio, ons de opdracht met elkaar samen te werken in het kader van de Omgevingswet, omdat alle drie organisaties ermee te maken krijgen. Toen is besloten om de samenwerking te borgen met een intentieverklaring. Door het in een verklaring vast te leggen, geef je het signaal aan de interne organisaties we vol moeten inzetten op samenwerking.’ Baas: ‘Wij komen elkaar als drie organisaties natuurlijk veel tegen in overleggen. En de Omgevingswet was daar steeds onderwerp van gesprek. We maakten ons zorgen dat vraagstukken rondom de implementatie van de Omgevingswet wel vaak werden besproken, echter dat er geen acties werden ondernomen om samen op te trekken in de voorbereidingen voor de Omgevingswet en de verbinding te maken tussen de werelden van veiligheid, gezondheid en ruimte. Mensen gaan denken dat de ander het wel doet of je gaat werk dubbel doen.’ 23


MAAR HEEFT NIET IEDEREEN DE INTENTIE OM SAMEN TE WERKEN? Van Daalen: ‘Dat klopt, met alleen een handtekening wordt het geen succesverhaal. Wij als directeuren hebben aan de voorkant gezegd dat we elkaar meenemen in de Omgevingswet-initiatieven die we oppakken. En dan kun je vol enthousiasme je handtekening ergens onder zetten, maar het kost echt energie om dat over te brengen richting de werkvloer.

"Je kunt vol enthousiasme je handtekening ergens onder zetten, maar het kost energie om dat over te brengen richting de werkvloer." HOE MAKEN JULLIE DE SAMENWERKING DAN CONCREET? Van Ruiten: ‘We hebben grote stappen gezet met 3x5 bijeenkomsten, waarin we met vijftien mensen van de drie verschillende organisaties een casus doornemen. Door die casussen leer je in de huid van de ander te kruipen en probeer je vanuit hun blikveld te kijken naar de situatie die er 24

speelt, en wat je er vanuit je eigen domein aan bij kunt dragen. Als je dit wil… wat dan? In scenario’s denken is geen doel op zich, het is een manier om integraal te leren werken en de onbekende toekomst behapbaar te maken.’ Van Daalen: ‘Er lopen nu een paar pilots bij gemeentes waar we bij betrokken zijn. Daarin oefenen we met Omgevingsplannen vormgeven, de filosofie van de Omgevingswet toepassen. Als we alle drie aan tafel zitten, dan kunnen we samen tot een goed gezamenlijk advies komen. Het lastige is wel dat je bij elke pilot steeds weer met andere medewerkers van gemeentes te maken hebt. En we hebben ook gehad dat GGD al betrokken was bij een pilot en een aantal vergaderingen had bijgewoond, en toen kwamen wij er als Veiligheidsregio achter dat er een pilot was waar wij niet vertegenwoordigd waren. Er moet dan toch iemand bedenken om ons uit te nodigen. Ook als er slechts één of twee van de partijen aan tafel zitten, bijvoorbeeld omdat iemand ziek is of gebrek aan tijd, dan is het nog zoeken naar wat het advies zou kunnen zijn van de ontbrekende partners. Dat we elkaars belangen kunnen vertegenwoordigen.’ Baas: ‘Er is veel energie gestoken in het informeren van de medewerkers over de veranderingen met


de Omgevingswet. Die fase, waarin iedereen vooral aan het uitzoeken was waar het precies over gaat en wat de rol is van de ander, is inmiddels wel afgerond. De vervolgstap is onderzoeken hoe we samen met gemeentes vraagstukken kunnen oppakken. Door casussen te bespreken leren we hoe je niet alleen rekening houdt met de verschillende invalshoeken tussen de organisaties, maar ook met de verschillende afdelingen binnen zo’n organisatie. Vanuit die invalshoeken leer je elkaar en ook elkaars randvoorwaarden beter kennen.’ Van Ruiten: ‘We moeten ons steeds de vraag stellen: wat is er nieuw? De norm blijft voor een groot deel gewoon de norm. Straks wordt niet alles opnieuw bepaald op gemeenteniveau. Wat er wél gaat veranderen, dat moeten we verkennen. Dat willen we in de volgende fase onderzoeken. Wat nog niet is ingevuld moeten we met elkaar invullen. Er ontstaat met de komst van de Omgevingswet op lokaal niveau wel meer autonomie en flexibiliteit.’ JULLIE HEBBEN SAMENWERKING TOP-DOWN GEORGANISEERD – HOE LANDT DAT IN DE ORGANISATIES? Van Daalen: ‘De directie, programmamanagers en projectleiders van de drie diensten spreken elkaar regelmatig. Maar de uitvoerende medewerkers

ontmoeten nog elkaar te weinig. Ook zij moeten beseffen dat als ze een initiatief nemen, ze de andere organisaties daarin meenemen. Dat mist nog wel eens. Dat moeten we gaan organiseren.’ Van Ruiten: ‘Het is inderdaad nog geen vanzelfsprekendheid dat de collega’s van de uitvoerende laag van de organisaties elkaar opzoeken. Dat moet het wel worden. Gelukkig hebben we nog tijd en genoeg pilots om daar automatisme in te krijgen.’ Van Daalen: ‘We dachten dat dit eenvoudiger zou zijn om te organiseren. Het ideale plaatje is dat we samen optrekken. Dat betekent dat als één organisatie initiatief neemt voor bijvoorbeeld het organiseren van een bijeenkomst, de andere organisaties daarbij worden betrokken. Nu zitten we toch nog vaak als toehoorder in de zaal. Zo dachten we aanvankelijk dat het voor ons als Veiligheidsregio heel makkelijk zou zijn om de samenwerking met bijvoorbeeld de DCMR vorm te geven. Voor vergunningverlening adviseren we daar al meer dan dertig jaar. Ik merkte echter al snel dat we geen contact hadden met de professionals die daar betrokken zijn bij de voorbereidingen op de Omgevingswet. Op veel onderwerpen zoeken we naar samenwerking, maar het besef moet nog groeien dat op álle fronten tijdig aan 25


elkaar gedacht wordt. Dit is vooral een proces van kennen en gekend worden, vaker samen een kopje koffie drinken.’ Van Ruiten: ‘We moeten voor ogen houden dat we allemaal een stukje van de puzzel hebben voor een integrale oplossing. Het besef dat je allemaal kunt bijdragen en dat je elkaar nodig hebt. Door de gesprekken en door samenwerking leer je elkaar te vinden, begrijp je ook waarom de verschillende partijen iets belangrijk vinden. Dan kun je daar dus in vroeg stadium rekening mee houden. Het is vaak geen kwestie van onwil dat dingen niet integraal meegenomen zijn, maar een kwestie van onbekendheid met de verschillende belangen. We leren steeds beter hoe je je organisatiebelangen in projecten en ontwikkelingen op een goede manier behartigd. Deze samenwerking en integrale benadering is voor ons noodzaak om ons werk op een goede manier te doen.’ WAT BETEKENT HET ALS JE ‘INTEGRAAL’ ADVIES GEEFT? Van Daalen: ‘Integraal betekent niet dat we één organisatie zijn. De doelstelling moet zijn dat we alle drie voor een veilige en gezonde leefomgeving staan, vanuit onze eigen invalshoek. Het 26

helpt wel als we één boodschap hebben naar de buitenwereld. Tegelijk moeten gemeenten niet het gevoel krijgen dat als ze bijvoorbeeld de DCMR als loket kiezen dat de rest dan ook wordt geregeld.’ Baas: ‘Integraal betekent ook dat iedereen er wat van moet vinden. Dat neemt over het algemeen best wat tijd in beslag. En hoe weeg je belangen tegen elkaar af, welk belang weegt het zwaarst? De Omgevingswet vraagt dat we meer nadenken over wat we als samenleving acceptabel vinden en wat niet. Een advies wordt vanzelf integraal als je rekening houdt met de belangen van de andere spelers. Dat gaat nu nog niet vanzelf, dat zullen we moeten leren in de vervolgfase door te oefenen aan de hand van casussen.’ WAT BETEKENT HET VOOR DE ONTVANGENDE PARTIJ, DE GEMEENTE? Van Ruiten: ‘Bij de advies-ontvangende gemeenten is ook meer samenhang noodzakelijk. Nu zit veiligheid in een portefeuille van de ene wethouder, gezondheid ligt weer bij een andere wethouder en milieu en handhaving weer bij iemand anders. Al die verschillende bestuurders beleven samenwerking anders en kijken ook anders naar ons integrale advies.’


Van Daalen: ‘Bij gemeentes zie je inderdaad veel variatie. Veel zijn vooral bezig met hoe ze het onderdeel burgerparticipatie gaan invullen. Zij denken niet na over wie hun adviseurs zijn op het gebied van bijvoorbeeld veiligheid en gezondheid. Andere gemeentes zijn daar meer mee bezig en daar zie ik ook dat we nu al in vroeg stadium worden uitgenodigd om mee te denken in plannen. Gemeentes hebben tot 2029 de tijd om de Omgevingswet te implementeren, die hebben dus niet zo’n haast. Voor ons als uitvoerende diensten is dat lastig, want wij wachten tot gemeentes echt iets gaan doen.’ Baas: ‘Elke gemeente snapt de principes van de Omgevingswet en ze weten dat ze er iets mee moeten en dat ze daarvoor de ketenpartners nodig hebben. Voor gemeentes wordt het handelingskader steeds relevanter: hoe betrek je de ketenpartners in een Omgevingsplan. Door samen met gemeentes pilots te organiseren, willen wij de gemeentes laten zien wat onze meerwaarde is en hoe onze adviezen kunnen bijdragen aan een integrale oplossing. Dat is ons gezamenlijk belang, zodat de juiste beslissingen worden genomen.’

HOE KIJKEN JULLIE NAAR DE WEG DIE JULLIE VAN DE INTENTIEVERKLARING TOT NU HEBBEN AFGELEGD? Van Daalen: ‘Ik ben blij dat de intentieverklaring er is, maar het is hard werken om het in te vullen.’ Van Ruiten: ‘Tot nu toe hebben we vooral elkaar geïnformeerd. Nu moeten we in pilots met gemeentes echt vraagstukken gaan oplossen. Dan gaan we de samenwerking in de praktijk oefenen. Het ongemakkelijke aan dit samenwerkingstraject is dat we niet precies weten hoe de weg eruit ziet die we afleggen naar de ideale situatie, waar we met drie organisaties één integraal advies geven. Het succes zit erin dat we die onzekerheid omarmen en samen leren en verkennen. Dat is volgens mij de grootste waarde die we bereikt hebben de afgelopen tijd.’ Baas: ‘We zijn het er inderdaad over eens dat we vanuit verschillende invalshoeken naar vraagstukken gekeken moet worden, maar hoe je dat met al die organisaties organiseert, dat is een puzzel. We moeten samen nadenken over hoe groot of klein we het maken en tegelijk moet het ook werkbaar zijn. Anders blijft het bij alleen maar samen praten.’

27


LES 2 Urgentie van rolverandering

Samen koppelkansen ontdekken

Facts & Figures Naam: Verkenning implementatie Omgevingswet Partners: Veiligheidsregio Zeeland, GGD Zeeland en Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland Locatie: Provincie Zeeland Looptijd: Verkenning is begonnen in het najaar van 2017 28


Ruim anderhalf jaar geleden besloten ze de koppen bij elkaar te steken om als adviserende partijen gezamenlijk naar buiten te kunnen treden. Hoe bereiden de Veiligheidsregio, de GGD en de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) in Zeeland zich voor op de komst van de Omgevingswet? Volgens Niels Damman (jurist bij de RUD Zeeland) en Han Clarijs en Henk van Dalfsen (beiden specialist omgevingsveiligheid bij de Veiligheidsregio Zeeland) is het belangrijk om op zoek te gaan naar ‘koppelkansen’ in plaats van beperkingen. HOE IS BIJ JULLIE HET BEWUSTZIJN ONTSTAAN DAT DE KOMST VAN DE OMGEVINGSWET EEN NIEUW SOORT SAMENWERKING VRAAGT? Damman: ‘In Zeeland kennen we een Zeeuwsbreed overleg, waarin wij als adviserende partijen ontdekten dat we met de Omgevingswet voor dezelfde taken en problemen komen te staan. We werden ons bewust van het belang om zo vroeg mogelijk in de besluitvorming te komen. Toen hebben we afgesproken om samen te kijken naar hoe we dat kunnen vormgeven. Gaandeweg werd die samenwerking steeds beter. We hebben toen gemeenteraden in Zeeland samen presentaties gegeven. Daar

kwamen we tot de ontdekking dat het niet alleen goed is om gezamenlijk dat proces vorm te geven, maar om ook te kijken of we één integraal advies kunnen gaan geven. Daarbij zullen wij vanuit de RUD door een milieubril naar de adviezen van de Veiligheidsregio en de GGD kijken en andersom.’ Clarijs: ‘Een voordeel van Zeeland is dat voor alle partijen geldt dat de grenzen van de werkregio tegelijkertijd ook de provinciegrenzen zijn. Dat werkt makkelijk. In de rest van Nederland zie je dat de grenzen van de Veiligheidsregio bijvoorbeeld anders zijn dan van de Omgevingsdienst. Omdat de organisaties ook niet zo groot zijn (in vergelijking met grotere regio’s) weten we elkaar snel te vinden en we hebben het voordeel dat we kunnen afstemmen over hetzelfde gebied.’ HOE GAAT DIE SAMENWERKING IN DE PRAKTIJK? Van Dalfsen: ‘In het begin was het nog een bee tje aftasten. Je moet erachter komen wat de GGD en RUD precies doen. Als je elkaar vaker ziet en beter leert kennen, gaat het samenwerken steeds makkelijker. Dan weet je hoe de organisatie werkt en wat je aan elkaar hebt.’ 29


Clarijs: ‘We leren ook veel van elkaars informatiebronnen. Elke dienst heeft haar eigen brancheorganisatie die handleidingen produceert om te helpen bij de implementatie van de Omgevingswet. En iedereen heeft zijn eigen, lokale gegevens over het gebied. Dus het heeft meerwaarde om die informatie als dat kan te delen en te gebruiken bij de advisering.’

"Voor samenwerken zijn zeker andere competenties nodig."

30

In het begin dachten we dat we allemaal op dezelfde manier zouden moeten gaan adviseren. Maar dat belang bleek nog groter te zijn, namelijk door een gezamenlijk advies te geven. En dat is helemaal in lijn met de Omgevingswet. Voor de toekomst is het wenselijk dat er voor overheden één loket komt voor advies over omgevingsveiligheid en gezondheid. In het Zeeuwse is de intentie dat de RUD dit advies gaat coördineren.’

Van Dalfsen: ‘Wij sluiten nu aan bij pilots met Omgevingsvisies in Zeeland. Dan zitten we met z’n drieën aan tafel. Bij een aantal projecten hebben we de adviezen met elkaar afgestemd. Toch is één advies geven namens die partijen lastiger dan gedacht; je hebt toch je eigen invalshoek. We stemmen wel veel af, kennen elkaars adviezen en verwijzen in adviezen naar elkaar.’

Clarijs: ‘Daarnaast is het draagvlak vanuit de bestuurders en het management essentieel. De Veiligheidsregio, GGD en RUD zijn drie van elkaar onafhankelijke adviesorganen met een eigen bestuur. Bij de Veiligheidsregio zijn onze bestuurders de burgemeesters van de gemeenten, maar bij de andere partners zijn dat onder andere de wethouders. Die verschillende aansturingsmogelijkheden maken het nog weleens lastig om integraal te adviseren. De mandatering is overal anders geregeld.’

WAT ZIJN VOLGENS JULLIE INGREDIËNTEN OM EEN SAMENWERKING SUCCESVOL TE MAKEN? Damman: ‘In de eerste plaats moet je een gedeeld gemeenschappelijk belang hebben.

Damman: ‘Je moet het daarom eens worden over hoe je de samenwerking precies gaat vastleggen. Dat kan bijvoorbeeld met een intentieovereenkomst of een plan van aanpak. De ene organisatie is informeler ingericht dan


de ander. Bij de RUD leggen we veel verantwoording af over onze uren, maar de GGD en de Veiligheidsregio werken met zelfsturende teams. Zo’n organisatie steekt dan heel anders in elkaar. Je moet dan opletten dat iedereen even hard blijft lopen en dat de een niet veel verder is dan de ander. Je moet er ook voor zorgen dat iedereen genoeg tijd heeft om de gezamenlijke ambities waar te maken.’

toezicht en handhaving van milieuregels onze core business is. De Omgevingswet komt in plaats van de Wabo, dus voor ons wordt eigenlijk alles samengevoegd.’

Van Dalfsen: ‘De stappen die je maakt gaan dan soms langzamer dan je wilt. Wat helpt, is hoe we ons naar buiten toe presenteren. We doen nu bijvoorbeeld workshops bij raadsbijeenkomsten, waar we gezamenlijk een presentatie geven en een casus behandelen. Dan laten we zien dat we met z’n drieën bereikbaar zijn. We gaan samen naar overleggen toe en trekken daarin samen op. Dat doen we om aan elkaar te wennen en die integrale manier van werken eigen te maken en om aan andere mensen te laten zien dat we nu op deze manier samenwerken. Dat werkt dan twee kanten op.’

Clarijs: ‘Bij de Veiligheidsregio is het meer gericht op specifieke afdelingen. Als je de veiligheidsketen bekijkt, zijn wij voornamelijk bezig met proactie (het analyseren van risico’s en adviseren op ruimtelijke plannen) en preventie (als er gebouwd gaat worden). De collega’s die bezig zijn met vergunningen en plannen moeten worden bijgeschoold om meer integraal te gaan denken.'

GELDT DAT ALLEEN VOOR JULLIE OF OOK VOOR JULLIE COLLEGA’S? Damman: ‘Bij de RUD is bijna iedereen erbij betrokken. Dat komt doordat vergunningen,

"Eén advies geven namens drie partijen is lastiger dan gedacht."

HOE KRIJG JE AL DIE COLLEGA’S WARM VOOR ZO’N VERANDERING? Damman: ‘Door er voortdurend de aandacht voor te vragen en door mensen er concreet mee te laten werken. We moeten onze mensen voorbereiden op een andere werkhouding. De inhoudelijke vakmensen van de verschillende organisaties leren elkaar nu kennen en krijgen zo 31


32

inzicht in elkaars werkzaamheden en expertise. Als je nu begint met scholing dan is dat te vroeg.

Bovendien vraagt de Omgevingswet om meer participatie aan de voorkant. Dat moet je kunnen organiseren.

VEREIST DE OMGEVINGSWET ANDERE COMPETENTIES VAN PROFESSIONALS? Damman: ‘Omdat de Omgevingswet nog niet van kracht is, zijn de vakmensen er nog niet écht mee bezig. Voor hen gaat de wet wel tot veranderingen leiden. Ze gaan minder achter hun bureau zitten toetsen maar veel meer samenwerken. Voor dat samenwerken zijn zeker andere competenties nodig.’

INTEGRAAL ADVIES VRAAGT DAT JE MET ELKAAR OP ÉÉN LIJN ZIT. ZIJN JULLIE ZO EENSGEZIND OF HEBBEN JULLIE OOK WEL TEGENSTRIJDIGE BELANGEN? Damman: ‘We hebben nog geen tegenstrijdige belangen ontdekt. We ontdekken juist dat we dingen gemeenschappelijk hebben. Hoewel we nog veel moeten leren en ontdekken, want een integraal advies hebben we nog niet gegeven.’

Van Dalfsen: ‘Het vraagt vooral andere competenties voor collega’s die erg regelgericht zijn. Met de Omgevingswet kun je niet altijd meer afgaan op wat vastligt in een bouwbesluit, wet of regelgeving. De nieuwe samenwerking vraagt dat we proactief met de gemeente meedenken en soms andere partijen moeten overtuigen van onze meerwaarde en ons advies. Bij een integraal advies moet je namelijk meerdere belangen afwegen. Daar moeten onze eigen mensen op worden voorbereid. Door scholing en door te investeren in het ontwikkelen van bepaalde competenties, zoals klantgerichtheid, politieke sensitiviteit, innovatie en creativiteit.

Van Dalfsen: ‘Tot nu toe hebben we inderdaad meer te maken gehad met ‘koppelkansen’ dan met beperkingen van bepaalde belangen. Als iets bijvoorbeeld voor zowel veiligheid als gezondheid een positieve maatregel is, dan heeft dat voor een gebied heel veel meerwaarde. Daar willen we in de toekomst naar op zoek gaan, naar 1+1=3.’ Clarijs: ‘Je zult ook begrip moeten hebben voor het feit dat ons advies als Veiligheidsregio niet altijd opgevolgd zal worden. Simpelweg omdat er meer belangen zijn dan alleen het veiligheidsbelang.’


33


LES 3 Netwerken is een kwestie van doen

Samen werken aan samenwerken

Facts & Figures Naam: Partners: Locatie: Looptijd: 34

Omgevingstafel IJsselland & Pilot Omgevingstafel Dalfsen Provincie Overijssel, de gemeenten Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland, Zwolle en de provincie Overijssel, GGD IJsselland, Omgevingsdienst IJsselland, Veiligheidsregio IJsselland, Waterschap Drents Overijsselse Delta en Rijkswaterstaat. Werkregio IJsselland, Overijssel Start Omgevingstafel IJsselland begin 2018, start Pilot Omgevingstafel Dalfsen in december 2018. De Omgevingstafels komen om de maand bijeen.


‘Zelfs als ik niet aan tafel zit, wordt er aan de thema’s gezondheid beschermen en bevorderen gedacht,’ vertelt Marije van Hal, van de GGD IJsselland, vol vertrouwen. Ze is één van de zeventien ketenpartners van de Omgevingstafel IJsselland. Vijf netwerkpartners vertellen hoe zij de omgevingstafel tot een slim netwerk maken en welke lessen zij onderweg hebben geleerd: Jurjen Bos (juridisch adviseur bij de Omgevingsdienst IJsselland), Esther Eggink (juridisch adviseur Eenheid Ruimte en Bereikbaarheid bij de provincie Overijssel), Marije van Hal (adviseur gezonde leefomgeving bij de GGD IJsselland) en Hubert Weitenberg (teamleider risicobeheersing bij de Veiligheidsregio IJsselland). IDEEËN VOOR SAMENWERKING STRANDEN MAKKELIJK IN STILTE . HOE HEBBEN JULLIE HET UITGEWERKT TOT EEN ACTIEF NETWERK? Bos: ‘Begin 2018 zijn we met een paar mensen van de provincie Overijssel, de Veiligheidsregio IJsselland, de GGD IJsselland en de Omgevingsdienst IJsselland gaan nadenken over hoe we kunnen samenwerken aan de implementatie en uitvoering van de Omgevingswet. Dit leidde tot allerhande initiatieven. Zo hebben we bijvoorbeeld gezamenlijk workshops georganiseerd voor de nieuwe gemeenteraden om te vertellen wie we zijn en wat

we voor hen kunnen betekenen. Door samen naar buiten te treden, hebben we onze band versterkt en de basis gelegd voor de samenwerking.’ Eggink: ‘In eerste instantie hebben we geprobeerd om die samenwerking decentraal te laten ontstaan, in het werkveld. Al snel merkten we dat je een ‘kartrekker’ nodig hebt, iemand die zich verantwoordelijk voelt om mensen bij elkaar te roepen. We liepen tegen beperkte tijd, de capaciteit van de organisaties en beperkte financiële middelen aan. De provincie heeft uiteindelijk de regierol opgepakt, omdat wij als grote organisatie wel uren, mensen en financiën konden vrijmaken. Als provincie overzien we waar elke gemeente staat qua voorbereiding op de Omgevingswet en kunnen we makkelijker organisaties verbinden omdat wij een algemener belang hebben.’ Weitenberg: ‘En daarna zijn we gewoon gaan polsen bij netwerkpartners wie nog meer wilden aanhaken bij ons ‘clubje’. Hier in de regio weten we elkaar te vinden, maar je zag dat er verschillende netwerken naast elkaar bestonden. We moesten dus wel opzoek naar de juiste mensen. Daarbij hebben we steeds gezocht naar mensen die een intrinsieke motivatie hadden om mee te doen. Een netwerk moet je energie geven in je werk, anders wordt het niks.’ 35


Van Hal: ‘Daarbij is nú het moment om met z’n allen te definiëren wat een gezonde en veilige leefomgeving is. Iedereen is met de komst van de Omgevingswet aan het zoeken, dus je moet nu mee zoeken.’

"Geef jezelf tijd om hiermee te experimenteren. Ga ervoor!" HOE ZORG JE DAT DE SAMENWERKING IETS OPLEVERT VOOR IEDEREEN? Eggink: ‘Dankzij de Omgevingstafel weten de ketenpartners al in de voorfase af van een initiatief. De ketenpartners kunnen dus al in een vroeg stadium meedenken en hun belang inbrengen in een plan. Het levert meer oplossingsrichtingen op en het resultaat is een beter initiatief voor iedereen. Er is ook een snellere doorlooptijd van een initiatief, omdat er niet achteraf allerlei aanpassingen gemaakt hoeven worden.’ Weitenberg: ‘Samenwerken kan alleen een succes worden als je elkaars belang kent.’ Bos: ‘Door dan met elkaar in gesprek te gaan krijg je meer inzicht in de belangen van andere orga36

nisaties. Ik merk dat hoe beter we elkaar leren kennen, hoe makkelijker het is om met elkaar mee te denken.’ WELKE STAPPEN NEEM JE DAN HEEL PRAKTISCH? Weitenberg: ‘We hebben een WhatsApp-groep opgezet waarin we snel dingen kunnen delen en snel kunnen schakelen. Je moet successen, hoe klein ook, communiceren. Zo zorg je ervoor dat mensen enthousiast blijven en zien dat het wat oplevert. Hou het leuk, is mijn belangrijkste advies. Door creatief naar vraagstukken te kijken en zonder allerlei administratieve rondslomp.’ Bos: ‘We hebben nu elke maand een overleg. De ene maand ontmoet de regiegroep Omgevingstafel IJsselland elkaar – dat zijn de enthousiaste voorlopers die nieuwe ideeën bedenken voor het samenwerkingsverband. De andere maand komt de Omgevingstafel ‘Kennis delen’ bij elkaar, waar steeds met een wisselende samenstelling van professionals casussen worden besproken. De professionals die meedoen zijn de mensen met de juiste kennis voor de casus. Door die aanpak worden dus veel mensen van de ketenpartners betrokken bij de Omgevingstafel.’ Van Hal: ‘Je moet klein beginnen en niet met te


grootse afspraken. Je hebt ook mensen nodig die het leuk vinden om te pionieren. Toen we hier aan begonnen wisten we niet wat de opgave precies was, hoe het traject zou lopen en het einddoel was ook niet duidelijk. En het is nog steeds een onbekende weg, maar het is ontzettend leerzaam.’ DE OMGEVINGSTAFEL VRAAGT EEN BEHOORLIJKE TIJDSINVESTERING VOOR DE KETENPARTNERS. Weitenberg: ‘Dat klopt en iedere organisatie heeft te maken met beperkte capaciteit. In onze werkregio hebben we elf gemeenten. We communiceren ook naar hen, dat niet iedereen overal aanwezig kan zijn. Daarom is het belangrijk dat we elkaars belangen kennen. We kunnen zo gezamenlijk meedenken over een initiatief, zonder te eisen dat je overal altijd aanwezig bent.’ Van Hal: ‘We hebben in het begin ook aan iedereen gevraagd wat ze zelf willen bijdragen. Ketenpartners kiezen dus zelf waar ze op inzetten en wat ze uit de samenwerking willen halen.’ Bos: ‘Als je iets wil bereiken dan moet je er energie insteken. Daarbij zijn tijd en werkdruk wel aandachtspunten. We werken nu aan een goede procesvoering om de inspanning die we van part-

ners voor de Omgevingstafel vragen, zo minimaal mogelijk te maken.’ Eggink: ‘Daar hebben wij als provincie een belangrijke rol in. Wij plannen de overleggen in, zorgen dat de casussen tijdig worden rondgestuurd en dat de juiste experts mensen voor een casus aan tafel zitten. Dat laatste is belangrijk voor het proces, want als iemand aan tafel hebt die een beetje ergens iets vanaf weet, dan krijg je ook antwoorden die een beetje kloppen. Wij zorgen dat er voor elk overleg professionals aansluiten met de juiste kennis van zaken.’ HOE ZORG JE DAT DE SAMENWERKING RONDOM DE OMGEVINGSTAFEL OOK BINNEN DE ORGANISATIES GAAT LEVEN EN NIET BIJ ÉÉN ACTIEVE MEDEWERKER BLIJFT? Van Hal: ‘In het begin hing het aan ons als individuele personen binnen onze organisaties. We waren zoekende en ja, het was veel werk. Ik zie het bij mijn eigen organisatie, de GGD IJsselland, dat onze medewerkers in verkokerde afdelingen werkten. Daarbij is de leefomgeving als ruimtelijk domein een redelijk nieuw onderwerp om ons mee bezig te houden. We zijn met de afdelingen Preventie en Bestrijding om tafel gaan zitten en hebben een ‘praatplaat’ gemaakt van hoe wij als GGD 37


IJsselland naar de leefomgeving kijken, wat we belangrijk vinden en welke koppelkansen we zien. Dat gebruiken we in gesprekken met andere partijen en we passen het waar nodig aan als we tot nieuwe inzichten komen. Dit traject heeft ons geholpen om intern te laten zien wat de winst van samenwerken is. De afdelingen preventie en bestrijding bestaan nog steeds maar we trekken meer samen op.’ Eggink: ‘Verwacht niet dat iedereen direct enthousiast meewerkt. Elke organisatie loopt zijn eigen tijdspad. Daar moet je geduld voor opbrengen naar elkaar. Blijf investeren om iedereen mee te krijgen en blijf je verwachtingen uitspreken van het doel wat je voor ogen hebt. Het moet groeien.’ WAT IS DE WINST VAN DEZE INTEGRALE SAMENWERKING? Weitenberg: ‘Als veiligheids-, milieu- en gezondheidsspecialisten zijn wij straks direct of indirect verantwoordelijk voor de keuze die de Raad maakt over een plan. Wij moeten zorgen dat zij goed geïnformeerd is, zodat B&W of gemeenteraad een afgewogen beslissing kan maken. Door deze samenwerking kunnen we de integrale afweging maken die de Omgevingswet vraagt. De koppeling tussen de diverse domeinen is pure winst voor alle ketenpartners en vooral voor de leefomgeving zelf.’ 38

Eggink: ‘De winst is vooral ook dat we binnen deze samenwerking al in de voorfase van een plan met elkaar standpunten uitwisselen. Het is als een vorm van mediation. We weten nu hoe elke ketenpartner over een onderwerp denkt en welk belang hij heeft. Daar heeft iedereen begrip voor. Als je in de procedurefase van een plan zit dan is er geen ruimte om je in elkaars belangen te verdiepen. Een concrete winst: in de afgelopen maanden is er nog geen enkele negatieve reactie gekomen op nieuwe ontwerp-besluiten. Dat is een direct effect van de integrale afweging waarin wij nu adviseren. Dat ontwerp-besluiten goed worden ontvangen, creëert ook goodwill tussen de besturen.’ Bos: ‘Als de verhoudingen aan tafel goed zijn en je oog hebt voor elkaars belangen, ga je meedenken met elkaar en zijn de mogelijkheden legio!’ Van Hal: ‘Je krijgt inzicht in elkaars belangen en kunt dus al van te voren rekeninghouden met het belang van een andere ketenpartner. We hebben allemaal belang bij een gezonde en veilige leefomgeving. Dat maakt deze integrale samenwerking zo belangrijk. Mijn advies is: geef jezelf tijd om hiermee te experimenteren. Ga ervoor!’


PILOT OMGEVINGSTAFEL DALFSEN De gemeente Dalfsen wil weten wat de Omgevingswet gaat veranderen in hun samenwerking met ketenpartners, de dienstverlening van de gemeente en de besluitvorming. De gemeente zoekt daarom nauwe samenwerking met de ketenpartners van de Omgevingstafel IJsselland. Eind 2018 is het initiatief ‘pilot Omgevingstafel Dalfsen’ gestart met als doel om nieuwe initiatieven integraal af te stemmen en daarmee het proces te versnellen. Frans van Weeghel (projectleider bij de gemeente Dalfsen) begeleidt de Omgevingstafel Dalfsen en vertelt hoe ze dat in Dalfsen aanpakken. ‘Elke twee maanden zitten we met z’n allen aan tafel en behandelen we verschillende casussen. Die hebben we van tevoren voorbereid, zodat we direct de diepte in kunnen tijdens het bespreken. Het voordeel van deze Omgevingstafel is dat een initiatiefnemer voor een nieuw ontwikkelproject of burgerinitiatief bij ons al in de planvormingsfase aan tafel zit met alle ketenpartners. Hun inbreng versnelt het proces om van initiatief naar ontwerp en besluitvorming te komen.’ ‘Om de besprekingen soepel te laten verlopen is het belangrijk om het proces aan de voorkant goed te organiseren. Informatiestukken moeten op tijd worden

aangeleverd en helder geschreven zijn. Daarnaast hebben we duidelijke afspraken voor de houding van de keten partners die aan tafel zitten. Zo zorgt elke organisatie dat er een medewerker aanwezig is met de juiste kennis in huis omtrent de casus. We vragen van iedereen goede voorbereiding en om positief mee te denken over vraagstukken.’ ‘Tijdens de omgevingstafels heb je een ‘regisseur’ nodig die het gesprek begeleidt. Mijn rol is om alle belangen op tafel te krijgen. Iedereen mag er iets van vinden, maar je moet geen dingen achterhouden. Deze rol vraagt specifieke competenties. Je bent een mediator tussen partijen, vertaalt soms belangen en zoekt verbindingen. Het vraagt omgevingsbewustzijn en het begrijpen van ruimtelijke processen. En je moet de politieke sensitiviteit begrijpen van organisaties. Sommige onderwerpen liggen gevoelig, daar moet je tactisch mee om gaan.’ ‘Dit is voor ons een leerproces. Na elke sessie kijken we hoe we het proces en inhoudelijke integrale advies kunnen verbeteren. Maar uiteindelijk moet je het gewoon uitproberen.’

39


LES 4

Houd rekening met verschillen

Limburgse ‘koempel’ als basis voor samenwerking 40


Facts & Figures Naam: Partners: Locatie: Looptijd:

Omgevingswet Praktijktest Chemelot Limburg Samenwerking tussen het Rijk, het Waterschap Limburg, de gemeenten Sittard-Geleen en Beek en Stein, DSM Nederland B.V., Sitech Services B.V., provincie Limburg en de Regionale Uitvoeringsdienst Zuid-Limburg (RUD). Chemelot, Sittard-Geleen Start in 2017

Het chemiepark Chemelot in Zuid-Limburg is een uniek concept met een overkoepelende Wabo-vergunning voor ruim zestig bedrijven. Wat betekent de komst van de Omgevingswet voor deze vergunning en de koepelorganisatie? Om een antwoord te vinden op deze vraag is in 2017 de pilot ‘Omgevingswet Praktijktest Chemelot Limburg’ gestart. Hiermee is onderzocht of de overkoepelende vergunning (vaak omschreven als koepelvergunning) toekomstbestendig is. Aan de vier uitgevoerde praktijktesten hebben twintig organisaties deelgenomen, zoals de GGD Zuid-Limburg en de Veiligheidsregio Zuid-Limburg. Om de praktijktesten soepel te laten verlopen, was het volgens Bert Achten (procesleider vanuit provincie Limburg), Jan Weerts (projectleider vergunningen, Regionale Uitvoeringsdienst Zuid-Limburg) en Denise Bakker (manager business unit environmental permiting bij Sitech Services B.V.) essentieel om rekening te houden met de verschillen tussen al deze organisaties.

41


HOE IS DEZE SAMENWERKING ONTSTAAN? Achten: ‘Toen duidelijk werd dat de Omgevingswet er zou komen, was het voor ons niet duidelijk of de koepelvergunning behouden kon blijven. We hebben toen alle partijen bij elkaar gezet die ertoe doen, zowel vanuit de overheid als het bedrijfsleven. Aan de hand van een aantal casussen zijn we gaan toetsen of de koepelvergunning kon blijven. We wilden de voordelen van dat concept namelijk graag behouden.’

"Een samenwerking begeleiden is eigenlijk niet anders dan het trainen van een voetbalteam." Bakker: ‘Van oudsher is dit bedrijventerrein er omdat er steenkool lag in Zuid-Nederland. Het was een belangrijke regio voor mijnbouw. Vanuit die mijnbouw is de chemische industrie ontstaan. Het is in deze regio altijd belangrijk geweest om samen te werken. Het Limburgse ‘koempel’ is een ander woord voor mijnwerker, en is verwant met ‘kompaan’, dat vriend of kameraad betekent. Als je de letter ‘m’ 42

weghaalt uit koempel, staat er koepel. En dat staat eigenlijk symbool voor het koepelconstruct dat wij hier hebben, dat ons als het ware dwingt om met elkaar samen te werken. Dat niet alleen de bedrijven op Chemelot hebben samengewerkt, maar ook de overheden en andere belanghebbenden, maakt het zo mooi. Het was echt een gezamenlijk project.’ DE PRAKTIJKTEST IS EEN SAMENWERKING VAN TWINTIG ACTOREN. WAT GEBEURT ER ALS JE DIE BIJ ELKAAR AAN TAFEL ZET? Weerts: ‘Wat in het begin direct opviel, was dat iedereen een andere achtergrond heeft. Vooral in de voorkennis zaten grote verschillen. Het werd meteen duidelijk hoe belangrijk het is dat de basisinformatie bij iedereen goed bekend is voordat je aan de slag gaat. Het Ministerie heeft daar een grote rol in vervuld.’ Bakker: ‘Binnen de organisatie (Sitech) wilden wij bijvoorbeeld ons kennisniveau bijspijkeren over de Omgevingswet, daarom hebben we een jurist uitgenodigd om ons in een dag alles te vertellen over wat de Omgevingswet vanuit juridisch oogpunt gaat betekenen voor ons. Dat heeft ons erg geholpen om aan de praktijktesttafel mee te kunnen praten.’


Weerts: ‘Los van die basiskennis is het belangrijk dat je mensen bij elkaar hebt die nieuwsgierig zijn, en bereid zijn tot een open en eerlijk groepsproces. Iemands instelling speelt daarbij een grote rol. De groepen moeten ook niet te groot worden, het liefst zo’n tien tot twaalf mensen. Anders is de individuele inbreng te klein en heb je te weinig interactie.’ MET WELKE VERSCHILLEN KRIJG JE VERDER TE MAKEN? Achten: ‘Iedere instantie heeft een eigen cultuur, maar er spelen ook verschillende belangen of deelbelangen. Die moet je kennen en respecteren. Ik ben van mening dat als je die belangen bespreekbaar maakt, dat de andere stakeholders aan tafel zich dan beter kunnen inleven in de positie van de ander. Daarom hebben we veel geïnvesteerd in het groepsproces. Om zo meer inzicht in elkaars belangen te krijgen, en begrip en samenwerking te stimuleren.’ Bakker: ‘Met sommige partijen zoals de RUD werkte ik al veel samen, met andere minder. Het gesprek verliep vanaf het begin al vrij soepel, maar je groeit dichter naar elkaar toe naarmate je meer samenwerkt. Gaandeweg

leer je elkaars taal beter spreken en kom je op een gelijker kennisniveau.’ HOE IS DE KEUZE GEMAAKT OM EEN ONAFHANKELIJKE PROCESLEIDER AAN TE STELLEN? Weerts: ‘Omdat een samenwerking met zo veel organisaties complex is, is er uiteindelijk door de groep besloten een onafhankelijke procesleider aan te stellen. Dat is toen Bert Achten van de provincie Limburg geworden.’ Bakker: ‘De procesleider heeft een belangrijke rol gespeeld in het begrip krijgen voor elkaar. Hij is van de provincie, maar werd zo gepositioneerd dat hij eigenlijk van iedereen was. Iedereen zat gelijkwaardig aan tafel.’ WAS DE PROVINCIE DE MEEST LOGISCHE OPTIE OM EEN PROCESLEIDER TE LEVEREN? Bakker: ‘Voor mij was het logisch dat dat iemand van de provincie zou zijn. Of in ieder geval van een overheid. Omdat de Omgevingswet toch primair iets is van de overheden, is het niet direct logisch om het bedrijfsleven zo’n project te laten trekken. Er is gekeken wie hiervoor geschikt zou zijn, en daar kwam Bert Achten uit. Het was een pragmatische keuze. Iemand van de RUD of de gemeente had bijvoorbeeld ook gekund.’ 43


Weerts: ‘In dit geval was het een logische keuze, omdat de provincie het meest integrale overzicht heeft. De gemeentes hier zijn kleiner en hebben niet altijd iemand in huis die zo’n complex proces kan begeleiden. In theorie zou het ook iemand van een gemeente kunnen zijn.’ WAT ZIJN KWALITEITEN DIE EEN ONAFHANKELIJKE PROCESLEIDER MOET HEBBEN? Weerts: ‘Wat natuurlijk belangrijk is, is verbindend vermogen. Het vermogen om veel verschillende partijen en achtergronden op elkaar te laten aansluiten. Minstens zo belangrijk is efficiëntie. Om niet te verzanden in het polderen is slag- en daadkracht nodig.’ Achten: ‘Verbindend leiderschap is cruciaal. Je moet oog en oor hebben voor het totale proces, maar ook resultaatgericht zijn. En een derde aspect is: je moet bewust onderdeel zijn van een geheel. Ik zeg altijd: sámen maken we het tot één succes. Het is eigenlijk niet anders dan het trainen van een voetbalteam.’ Bakker: ‘Een goede procesleider houdt altijd het einddoel voor ogen. Het is makkelijk om op details te gaan zitten, maar je moet wel de grote lijnen in gedachten houden. Daarnaast moet 44

deze persoon de vergadering goed structureren en iedereen op hetzelfde informatieniveau houden.’ TWINTIG PARTIJEN MET ELK EEN EIGEN BELANG, EXPERTISE EN VAKJARGON. HOE ZORG JE DAT AL DIE EXPERTS ELKAAR BEGRIJPEN EN DEZELFDE ‘TAAL’ SPREKEN? Achten: ‘Iedereen praat vanuit zijn eigen context. Als procesleider moet je dus steeds achterhalen wat zegt iemand, wat is de vraag achter de vraag, en hoe vatten de luisteraars de vraag op? Je bent dus continu aan het vertalen.’ Weerts: ‘Je moet ruimte geven aan mensen om uit te leggen wat ze ergens precies mee bedoelen. Daarom hebben we ook veel visueel gewerkt, met flip-overs, kaarten en foto’s. Dat is makkelijker praten.’ Bakker: ‘Gedurende het proces kwamen we tot steeds meer wederzijds begrip. Ik weet niet of het per se met taal te maken heeft. Dit kan bijvoorbeeld ook gaan over de manier waarop iemand ergens resultaten mee wil behalen. De manier waarop dat in het bedrijfsleven gebeurt is anders dan bij een overheid. In het bedrijfsleven heerst een zakelijke taal: zonder geld kun


je niks. Bij de overheid spelen meer verschillende belangen. De combinatie van die twee ‘talen’ is in deze samenwerking heel waardevol geweest.’ HET MINISTERIE VAN I&W HAMERT EROP DAT ORGANISATIES GEMEENSCHAPPELIJKE BELANGEN MOETEN ZOEKEN EN DAARIN SAMEN MOETEN OPTREKKEN. WAT IS DE TRUC OM DAT TE STIMULEREN MET TWINTIG PARTIJEN AAN TAFEL? Bakker: ‘De truc zat hem er in dat we niet aan het begin hebben gezegd dat er per se een gemeenschappelijk belang moest zijn. Chemelot is dusdanig complex, dat we aan de hand van die vier fictieve casussen hebben gekeken wat er met de nieuwe Omgevingswet gaat veranderen. Wat wordt moeilijker of juist makkelijker? Niet alle partijen zaten op één lijn. Want om eerlijk te zijn: natuurlijk hebben we als bedrijf soms andere belangen dan de gemeente.’

de randvoorwaarden. We hebben gekozen voor een neutrale locatie, niet bij een van de actoren in huis. We hebben het zo comfortabel mogelijk gemaakt. Iedereens persoonlijke instelling is namelijk ook belangrijk. Het is een gelegenheid om te netwerken en dat is voor iedereen van wezenlijk belang, al helemaal met de nieuwe Omgevingswet.’ Achten: ‘Door de organisaties naar hun belangen te vragen, begrijp je hen beter. Samen zijn we sterker dan ieder voor zich. Daarvoor moet je continu in dialoog zijn met elkaar; van medewerkers tot directie en bestuurders. Wij vonden die koepelvergunning met z’n allen heel belangrijk, die wilden we graag behouden. Natuurlijk heb je soms te maken met tegenwind, maar zonder wind kun je ook niet zeilen.’

Weerts: ‘Met zo veel belangen aan tafel is het allerbelangrijkste om iedereen serieus te nemen. Iedereen heeft andere belangen, dus die moet je op tafel krijgen. We hebben ook aan hele andere aspecten gedacht, eigenlijk 45


Achtergrond van de Regiosessies Omgevingswet: Veiligheid en gezondheid integraal afwegen.

Samen voorbereiden op de veranderende rol Het Kennislab voor Urbanisme organiseerde in 2018 voor het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zes bijeenkomsten met als titel ‘Regiosessie Omgevingswet: veiligheid en gezondheid integraal afwegen’. Met deze sessies wilde het Ministerie professionals die vanuit de Omgevingswet te maken krijgen met een rolverandering daarop voorbereiden. De sessies vonden verspreid over het land plaats. DEELNEMERS Ruim 350 professionals hebben deelgenomen aan de Regiosessies. De helft van de deelnemers bestond uit veiligheidsadviseurs (bij Veiligheidsregio, Omgevingsdiensten en gemeenten), een derde uit ruimtelijke ontwikkeling specialisten (bij gemeenten en adviesbureaus) en tien procent waren gezondheidsadviseurs (bij GGD/GHOR en gemeenten). De overige tien procent bestond uit professionals uit het bedrijfsleven, van ander overheden zoals provincies, ministeries en (infra)netwerkbeheerders. NIEUWE VAARDIGHEDEN Doel van de Regiosessies was om de werelden van veiligheid, gezondheid en ruimte actief met elkaar in contact te brengen, zodat de professionals zich bewust worden wat er van hen (vanuit verschillende rollen) wordt verwacht met de komst van de Omgevingswet. De veranderende rol vraagt van zowel omgevingsveiligheid- als gezondheidsspecialisten nieuwe vaardigheden (en in mindere mate ook van de ruimtelijke professional). Tijdens de Regiosessies hebben we gefocust op drie kernvaardigheden: 46

• Luisteren In plaats van zenden moet de veiligheids-/ gezondheidsdeskundige luisteren naar de ander en dit vertalen naar zijn of haar eigen praktijk. • Meedenken De veiligheids-/gezondheidsdeskundige moet vanuit zijn of haar adviserende rol al in een vroeg stadium meedenken met (nieuwe) plannen en samen met ruimtelijke ordening specialisten werken aan een ontwerp waarin veiligheid en leefbaarheid zijn geborgd. • Coalities sluiten De veiligheids-/gezondheidsdeskundige moet in staat zijn om prioriteiten te stellen en koppelingen te kunnen maken met de prioriteiten en belangen van andere stakeholders, en in staat zijn daarvoor coalities te vormen. NIEUWE ROL In de zes Regiosessies gingen we opzoek naar handvatten die professionals helpen bij het inrichten van die nieuwe rol. In de praktijk gaat integraal werken niet alleen om de inhoud, de gedeelde belangen, maar

juist ook om sociale- en netwerkvaardigheden en competenties. Tijdens de Regiosessies hebben we in een workshop geoefend met het voeren van gesprekken rondom een ontwerpvraagstuk. We hebben daar zes praktische adviezen uitgehaald: 1. Wie neemt initiatief voor een gesprek met verschillende partijen? Die verantwoordelijkheid ligt niet alleen bij de ruimtelijke ontwikkelaar die het Omgevingsplan maakt, als veiligheid- en/of gezondheidsexpert kun je dat initiatief óók nemen. 2. Kijk of je nog iemand mist aan de gesprekstafel. Welke netwerkpartner/stakeholder heeft ook belang bij dit project? 3. Laat in een gesprek zien wat je meerwaarde is, als specialist en als organisatie. Dan weet de ander wat hij van je kan verwachten en met welke vragen hij/zij bij je terecht kan. 4. Heb je zorgen over een onderwerp of project? Spreek die zorgen uit! Ook als een probleem aan de kant wordt geschoven, zorg dan dat het weer op de gesprekstafel komt.


5. Bied aan mee te denken over het ontwerp van een plan of de inrichting ervan. 6. Eindig een gesprek altijd met een vervolgactie, bijvoorbeeld: ik stuur jou een advies voor een oplossing voor [probleem x] en we spreken elkaar volgende week weer om het in te passen in het ontwerp. Op verschillende plekken in het land zien we dat professionals uit de wereld van veiligheid, gezondheid en ruimte bezig zijn om zich voor te bereiden op de komst van de Omgevingswet. Tijdens de Regiosessies hebben we hen leren kennen en zijn we samen tot de conclusie gekomen dat samenwerken niet vanzelf gaat, maar dat het tegelijk ook gewoon een kwestie van doen is. Maak ruimte om te experimenteren met de Omgevingswet en zoek professionals op die het leuk vinden om dat te doen. Experimenteer met de ‘koplopers’, zoek samenwerking met ‘bruggenbouwers’ en vraag ‘specialisten’ om op hun specifieke vakgebied advies te geven. Op die manier is er binnen de Omgevingswet voor iedereen een rol die bij hem/haar past. In dit boekje hebben we een selectie van voorbeelden van integrale samenwerking uitgelicht, om van hen te leren en inspiratie op te doen hoe je gezamenlijk kunt werken aan een veiliger en leefbaarder Nederland.

COLOFON Redactie Elien Hoogendoorn (ELBA\REC), Wendolijn Beukers (Kennislab voor Urbanisme) Art direction Robert Ellents (ELBA\REC) Met dank aan Aan de totstandkoming van dit boek werkten mee: Bert Achten (provincie Limburg), Saskia Baas (GGD Rotterdam-Rijnmond), Denise Bakker (Sitech Services B.V.), Jurjen Bos (Omgevingsdienst IJsselland), Gerard-Jan Brummer (Stichting Innovatie voor Veiligheid), Han Clarijs (Veiligheidsregio Zeeland), Annemarie van Daalen (Veiligheidsregio RotterdamRijnmond), Niels Damman (RUD Zeeland), Henk van Dalfsen (Veiligheidsregio Zeeland) Esther Eggink (provincie Overijssel), Ferry El-Aaïdi (Brandweer Amsterdam-Amstelland), Anne-Geer de Groot (Ruimte voor de Rivier, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat), Marije van Hal (GGD IJsselland), Cees Mars (Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied), Paul van Ruiten (DCMR Milieudienst Rijnmond), Peter Struijk (provincie Noord-Brabant), Jan Weerts (RUD Zuid-Limburg), Hubert Weitenberg (Veiligheidsregio IJsselland).

© Juli 2019 Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed. Voor onvolledige en/of onjuiste informatie aanvaarden de auteurs, redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen. In samenwerking met Kennislab voor Urbanisme op verzoek van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Projectleiding Wendolijn Beukers hoofdlaborant Kennislab voor Urbanisme T: 033 87 00 100 E: w.beukers@kennislabvoorurbanisme.nl www.kennislabvoorurbanisme.nl

47


DIT IS EEN UITGAVE VAN: Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat Directie Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s Rijnstraat 8 | 2515 XP Den Haag Postbus 20901 | 2500 EX Den Haag E: omgevingsveiligheid@minienw.nl 48


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.