5 minute read
Wat wij zagen
RECENSIE HANNA BERVOETS
De wereld: plat of rond?
Advertisement
Op de voorkant van het Boekenweekgeschenk van 2021, getiteld Wat wij zagen, staat een partij kantoorgebouwen. Gehuld in avondlicht, aan de kleuren te zien, maar verder loopt er geen levende ziel. Het is alvast een hint naar een belangrijk thema van het geschenk: menselijkheid.
MIREILLE BREGMAN
In het geschenk begint Hanna Bervoets met een typische ramptoeristische vraag: ‘En wat zag je dan allemaal?’ De vraag wordt door een advocaat aan Kayleigh gesteld, een jonge vrouw die als content moderator bij een niet nader te noemen mediabedrijf werkt. Ook al is het verhaal van Wat wij zagen al een jaar geleden afgemaakt, het is nog steeds actueel en je kunt er duidelijk verwijzingen naar onderzoeken naar bijvoorbeeld Facebook in lezen. Het thema van de Boekenweek is dit jaar ‘Tweestrijd’. Een onderwerp dat bij uitstek bij Hanna Bervoets lijkt te passen, gezien haar eerder uitgegeven romans als Alles wat er was, Ivanov en Welkom in het rijk der zieken. Maatschappelijke vraagstukken en kwesties als loyaliteit, kruisingsexperimenten en chronisch ziek zijn schuwt de auteur niet. Ook in het Boekenweekgeschenk staat stevige inhoud die goed uitgewerkt wordt, wat best knap is voor een novelle. Terug naar Kayleigh. In het begin van Wat wij zagen is het duidelijk dat ze niet meer bij het bedrijf werkt en dat enkele oud-collega’s een rechtszaak hebben aangespannen vanwege ‘duizenden choquerende beelden die op ons afgevuurd werden die de draden in onze hoofden vrijwel meteen deden doorbranden’. Maar Kayleigh betwist dat, want ze stelt dat ze wist waar ze aan begon. Ze vertelt over waarom ze op de functie solliciteerde (wie doet dat in hemelsnaam?) en de werkomstandigheden (vijfhonderd tickets per dag afhandelen, twee keer per dag een korte pauze). Bervoets creëert een jonge vrouw die oprecht overkomt, omdat ze Kayleigh een achtergrond geeft die verklaart hoe ze de eerste werkweken doorkwam. Ook trapt ze gelukkig niet in de valkuil van een hoofdpersoon die het na een paar weken niet meer ziet zitten en depressief van het werk wegblijft, dat zou in dit geval het verhaal saaier maken. Daarmee komen we bij een ander relevant onderwerp: menselijke interactie en de vorming van je referentiekader. Want hoe hield Kayleigh het vol? Ze beschrijft intense (vriendschappelijke) relaties op de werkvloer, waaronder haar eigen relatie met Sigrid. Aan de andere kant blijven de scènes met collega’s in de bar na het werk misschien wat vlak, je komt niet veel over de anderen te weten. Toch is dat vermoedelijk niet alleen aan Bervoets te wijten, want is dit niet inherent aan het type werk? Doordat de moderators op internet al zoveel filmpjes en berichten van mensen in hetzelfde taalgebied zien, hebben ze misschien niet eens zoveel behoefte aan verdieping van de ziel van de personen om zich heen.
De regels voor het tonen van video’s kent Kayleigh een tijd na haar werk nog steeds: ‘een vrouw die van haar scootmobiel wordt gereden, mag dat? Niet als je bloed ziet. Wel als de situatie overduidelijk komisch is. Niet als er sadisme in het spel is.’ En zo gaat het nog even door. De zinnen laten zien dat vele beelden multiinterpretabel zijn en ook dat de moderators alle regels tegen elkaar moeten afwegen voordat ze een filmpje verwijderen of laten staan. Ik mag hopen dat een moderator die met zijn werk is gestopt, dit continue analyseren op een gegeven moment los kan laten. Voor velen is Kayleighs verhaal de werkelijkheid. ‘Kent u de flat earth theory? (…) De aanhangers zijn met velen, het is een miljoenenbeweging. Ze verspreiden hun ideeën via fora en chatgroepen en hebben inmiddels ruim vijfenvijftig miljoen filmpjes op hun naam staan.’ Achterin geeft Bervoets tips om verder te lezen, waarbij opvalt dat vooral de laatste drie jaren onderzoeken naar Facebook en soortgelijke platformen zijn verschenen. Er lijkt meer aandacht te komen voor de mensen die zo’n bedrijf draaiende houden. Ik zie Wat wij zagen als een maatschappelijk geëngageerd verhaal dat potentieel langer beklijft dan eender welk ander Boekenweekgeschenk. Enerzijds is het een goede inkomer in Bervoets’ oeuvre, anderzijds een mooie aanvulling naast haar boeken in de kast.
KLAAS HENDRIK SLUMP
COLUMN
Boeken in een doosje
LEX JANSEN
In deze maanden waarin zoveel werd afgelast, uitgesteld, of digitaal vertaald pas ik me aan en weet ik dat dingen missen onvermijdelijk is. Nooit eerder heb ik me zo goed gerealiseerd dat er gradaties zijn in missen. Een vakantie op Corsica scoort lager dan een bezoek van een goede vriend, een middagje op een zonnig terras scoort hoger dan een bezoek aan de bioscoop. Vanzelfsprekend is dit voor iedereen anders, maar een mis-lijstje kan elk van ons zonder problemen maken. Of ik er nu heen ging of niet, op de jaarkalender van vóór corona was de Beurs van Bijzondere Uitgevers altijd een vast moment. De laatste keer dat een stroom boekenmensen op het Leidseplein uit de trams stapte om naar Paradiso te gaan is al bijna anderhalf jaar geleden. Er waren zoveel deelnemers aan de beurs dat zowel de grote, als de kleine zaal, het eerste als het tweede balkon volledig bezet waren. Ik herinner me de eerste keer dat we naar de Beurs gingen. We woonden op de Leidsegracht, de Weteringschans was bij ons om de hoek. Vanuit antiquariaten in Utrecht, Amsterdam, Parijs, Londen en New York hadden we al een mooie verzameling bijzondere boeken naar ons huis gesleept, maar nu werd het tijd voor iets anders! Uren hebben we er rondgedwaald; met tassen vol boeken gingen we uiteindelijk weer naar huis. Nergens dan op deze beurs zie je beter dat het begrip ‘boek’ breder is dan een x-aantal pagina’s tussen een omslag. Die middag heb ik voor het eerst in mijn leven een leporello gekocht. Het boekje kon je als een harmonica uitvouwen en bood – helemaal uitgevouwen – zeker anderhalve meter lang gedichten en bijpassende illustraties. Het schijnt dat bij de eerste opvoeringen van Mozarts opera Don Giovanni de bediende een lijst maakte van alle minnaressen van zijn meester, waarbij iedere schoonheid haar eigen pagina kreeg toebedeeld. Het harmonicaboekje dat zo ontstond liet het publiek duidelijk zien om welke aantallen het hier ging! De bediende heette Leporello, vandaar de naam die we nu nog steeds aan een dergelijke uitgave geven. Extreem grote boeken naast een tekst op een graankorrel, papyrusrollen en drukwerk op vilt: het was er allemaal. Bij één van de standjes lagen luciferdoosjes, die beplakt waren met de afbeelding van een omslag. Schoof je zo’n doosje open dan vond je een mini-boekje met hetzelfde omslag. Tot mijn verbazing kon je de teksten op de pagina’s eigenlijk heel goed lezen. Ik heb het doosje dat ik toen kocht nog steeds ergens in een laatje. Het zal niet moeilijk te raden zijn waar ik nu zin in heb. Met het schrijven van deze column is een bezoekje aan de komende Beurs van Bijzondere Uitgevers spectaculair gestegen op mijn mis-lijstje.